PraktijkOpleidingsPlan Operatiekamercentra Erasmus MC
Van de opleiding tot operatieassistenten en anesthesiemedewerkers September 2005
Inhoudsopgave
blz
Voorwoord
3
Inleiding
5
1.
Plaats en doelstelling
6
1.1
Visie op opleiden en begeleiden binnen het OKC
6
1.2
Het Erasmus MC en de verschillende locaties
7
1.2.1 Het OK-H gebouw
8
1.2.2 Ingrepencentrum Erasmus MC-Sophia
10
1.2.3 Erasmus MC-Daniel den Hoed
12
1.2.4 OK Thoraxcentrum
14
2.
Organisatie praktijkopleiding
16
2.1
Inleiding
16
2.2
Betekenis van de visie op opleiden en begeleiden
19
2.2.1 Het opleidingsbureau
19
2.2.2 De praktijkopleider
19
2.2.3 Het mentorschap
20
2.2.4 De werkbegeleiders
21
2.2.5 De unithoofden
22
2.2.6 De student
23
2.2.7 Het leerklimaat
23
2.3
Opbouw van de opleiding in modules
24
2.4
Stages en stageperioden
24
2.5
Studievorderingenbeleid
25
2.5.1 Toetsing
26
2.5.2 Gespreksmomenten
26
2.5.3 Het praktijkopleidingsboek (POB)
30
Opbouw opleiding
31
2.6.1 Anesthesiemedewerker
31
2.6.2 Operatieassistent
31
Werving en selectie
32
2.6
3.
Bijlagen: 5
33
2
VOORWOORD In de Regeling Opleiding Operatieassistenten en Anesthesiemedewerkers van het Centraal Orgaan Ziekenhuizen, het CZO per september 2002, staan in hoofdstuk 1 bij punt 3 de erkenningscriteria voor ziekenhuizen die een praktijkopleiding voor operatieassistenten en anesthesiemedewerkers hebben. Punt 3d vermeldt het volgende. “Het ziekenhuis stelt een praktijkopleidingsplan op, dat is afgestemd op het in regionaal verband ontwikkelde leerplan. Het praktijkopleidingsplan maakt ook deel uit van het studievorderingenbeleid en moet daarom aan de centrale toetsingscommissie worden voorgelegd”. In dit PraktijkOpleidingsPlan (POP) worden plaats en doelstelling van de verschillende onderdelen van de praktische opleiding verduidelijkt, hoe de praktische opleiding is gestructureerd, zowel betreffende de (oriënterende) stages als de (verplichte) praktijkleerperioden, de mate waarin en de wijze waarop werkbegeleiding en praktijkbegeleiding plaatsvindt, evenals de beoordeling van de student tijdens de praktische opleiding en de hantering van het PraktijkOpleidingsBoek (POB) tijdens de opleiding. De studenten volgen de theorieopleiding aan de regionale opleiding tot operatieassistenten en anesthesiemedewerkers in het Opleidingsinstituut Erasmus MC. Deze regionale opleiding heeft conform de regeling CZO september 2002 het leerplan voor deze opleiding vastgesteld en ingevuld in de vorm van een PraktijkOpleidingsBoek (POB). Samen vormen het POB en het POP het leerplan. In het Erasmus MC zijn er op verschillende locaties operatieafdelingen waar de studenten operatieassistenten en anesthesiemedewerkers hun opleiding volgen, namelijk: OK H-gebouw, Ingrepencentrum Erasmus MC-Sophia, OK Erasmus MCDaniel den Hoed en OK Thoraxcentrum. Daar waar “hij” of “zij” geschreven staat, kan uiteraard ook “zijn” of “ haar” gelezen worden. Onze dank gaat uit naar een ieder die tijdens het proces van het schrijven van dit plan heeft meegedacht en gediscussieerd. Opleidingsbureau Cluster 17 Edith Spierings, Annelies Gielen en Isabel de Oliveira Canito Coördinatoren Opleiding Adressen Erasmus MC
3
OK H-gebouw
Ingrepencentrum
OK-Thorax
Erasmus MC-Sophia
Dr. Molewaterplein 40 Postbus 2040 3000 CA Rotterdam
Dr. Molewaterplein 60 Postbus 2060 3000 CB Rotterdam
OK Erasmus MC Daniël den Hoed Groene Hilledijk301 Postbus 5201 3008 AE Rotterdam
4
INLEIDING De opleiding tot operatieassistent en anesthesiemedewerker is een inservice-opleiding met een duur van drie jaar. De student krijgt gedurende de opleiding theorie en praktijk aangeboden, om te worden opgeleid tot een beginnend beroepsbeoefenaar. Het opleidingsinstituut is verantwoordelijk voor het theoretische gedeelte en geeft door middel van het PraktijkOpleidingsBoek (POB) sturing aan de praktische opleiding van de individuele student. De operatieafdelingen zijn verantwoordelijk voor de praktijkopleiding en geven hier door middel van een PraktijkOpleidingsPlan (POP) structuur aan. Het doel van dit POP is alle betrokkenen te informeren over de opbouw, planning, richtlijnen en visie over opleiden en begeleiden op de operatiekamercomplexen met betrekking tot de praktijkopleiding operatieassistenten en anesthesiemedewerkers. De verantwoordelijkheid van de individuele student met betrekking tot de eigen opleiding staat centraal. Het POP is gerelateerd aan de leerdoelen uit het POB, gekoppeld aan de verschillende modules, met als doel: kwaliteitsbewaking van het leerproces integratie bevorderen van praktijk en theorie continuïteit bevorderen van het leerproces uniformiteit in het totale leerproces bewerkstelligen werken aan een zo groot mogelijke zelfstandigheid van de studenten garanderen van een objectieve evaluatie en beoordeling van het leerproces Het betreft een POP voor zowel operatieassistenten als anesthesiemedewerkers omdat de basis, visie en uitgangspunten met betrekking tot opleiden voor beide studierichtingen gelijk zijn. De opbouw, specifiek gekoppeld aan de modules, is verschillend en zal daarom ook apart worden benoemd. De praktijk stelt de eis dat de opleiding moet leiden tot een flexibele, zelfstandige en verantwoordelijke beroepsbeoefenaar. Tijdens zijn opleiding moet de student leren inzetbaar te zijn op alle specialismen. De eindtermen van de opleiding garanderen een competent niveau. De niveau’s “bekwaam”en “expert”zullen nadiplomering aandacht eisen van beroepsbeoefenaar en werkgever. De school en praktijk zorgen samen voor een goede aansluiting van theorie en praktijk. Dit vereist een goede samenwerking tussen de praktijk en opleiders. Om dit doel te kunnen realiseren zijn er verschillende soorten overlegsituaties en werkbesprekingen. Door structurering binnen de praktijkopleiding ontstaat uniformiteit, zodat op alle locaties ook dezelfde voorwaarden en condities aanwezig zijn. Deze uniformiteit is noodzakelijk om de doelstellingen, de kwaliteit en de continuïteit van de opleiding te waarborgen.
5
1.
PLAATS EN DOELSTELLING
1.1
Visie op opleiden en begeleiden binnen het OKC
De visie van het Erasmus MC op kwaliteit is: Samen streven naar voortdurende verbetering! Onze visie op opleiden sluit hierbij aan en luidt: De medewerkers van de OKC’s van het Erasmus MC zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van opleiden, waarbij de student zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen leerproces. Het Erasmus MC heeft een meervoudige taak, te weten: patiëntenzorg, onderwijs, opleiding en onderzoek. De werkzaamheden die hieruit voortvloeien vragen om professioneel opgeleide beroepsbeoefenaren in relatie tot de negen taakgebieden. Het beroepsprofiel van de CZO (Centraal Orgaan Ziekenhuizen) uit 1995 beschrijft de negen taakgebieden van de anesthesiemedewerker en operatieassistent: verlenen van zorg bij anesthesie en of chirurgische ingrepen samenwerken met andere zorgverleners geven van voorlichting beheren van materialen en middelen geven van onderwijs verrichten van onderzoek evalueren van beroepsmatig handelen ontwikkelen van kennis en kunde ontwikkelen van eigen beroep In toenemende mate wordt in het Erasmus MC van operatieassistenten en anesthesiemedewerkers gevraagd dat zij voldoende toegerust zijn om adequaat antwoord te kunnen geven op de veranderende medische en technologische aspecten op de OK. Dit vraagt een specifieke deskundigheid, ervaring en attitude van de werkbegeleiders en mentoren. Het begeleiden van de student operatieassistent en anesthesiemedewerker bestaat uit het ondersteunen van de individuele student bij het verwezenlijken van de doelen zonder verantwoordelijkheid uit handen te nemen. Dat wil zeggen dat de student zelf de grootst mogelijke verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces moet dragen. Duidelijkheid, veiligheid en voldoende ruimte voor eigen inbreng van de student in het totale praktijkleerproces zijn kernpunten die wij vanuit onze visie nastreven. Omdat de student dit bewust en zelfstandig functioneren tijdens de opleiding zal moeten leren, is individuele begeleiding aansluitend bij de behoeften en kennis van de student essentieel. Inventariseren van eerder verworven kennis en vaardigheden en het bepalen van de leerstijl is van belang voor het vaststellen van de beginsituatie van de student.
6
1.2
Het Erasmus MC en de verschillende locaties
Het Erasmus MC is een universitair medisch centrum, waar nieuwe kennis wordt ontwikkeld en overgedragen aan toekomstige professionals. Het terrein van deze kennis is zeer breed en strekt zich uit van ziekte tot gezondheid en van individuele tot maatschappelijke gezondheidszorg. Als grootste universitair medisch centrum van Nederland schept het Erasmus MC in Nederland bijzondere kansen voor onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg. Binnen het ziekenhuis is de kerntaak de gezondheidszorg en binnen de faculteit zijn dit onderwijs en onderzoek. De missieomschrijving luidt als volgt: Het Erasmus MC is een innoverend centrum voor hoogwaardige ontwikkeling, opleiding en zorg op het gebied van ziekte en gezondheid. De visie op kwaliteit luidt als volgt: Samen streven naar voortdurende verbetering. Het Erasmus MC heeft nog een aantal bijzondere functies. Het Erasmus MC: is een multitransplantatiecentrum is een traumacentrum en beschikt over een traumahelikopter heeft een IVF-kliniek is een centrumziekenhuis bij de behandeling van AIDS is geautoriseerd voor de uitvoering van bijzondere Neurologie heeft een uitgebreide licentie voor Neonatologie heeft een vergunning voor thuisbeademing is bevoegd voor het uitvoeren van beenmergtransplantaties heeft een pijnkenniscentrum heeft een thoraxcentrum met een landelijke hartkleppenbank is kenniscentrum voor arbeidsrelevante aandoeningen Het Erasmus MC heeft operatiekamercentra op vier verschillende locaties: het OK Hgebouw voorheen het Dijkzigt ziekenhuis, Ingrepencentrum Erasmus MC-Sophia, voorheen Sophia Kinderziekenhuis, OK Erasmus MC-Daniël den Hoed, voorheen Daniël den Hoed kliniek en OK Thoraxcentrum, voorheen Thoraxcentrum.
7
1.2.1 Het OK H-gebouw De locatie bestaat uit zestien klinische operatiekamers, een holding, een verkoeverkamer en het dagbehandelingscentrum met drie operatiekamers, een holding, een verkoeverkamer, een ESWL kamer en drie kamers voor poliklinische verrichtingen. Het OKC bevindt zich op de 11e verdieping van het hoofdgebouw. Het dagbehandelingscentrum bevindt zich op de eerste en tweede verdieping aan de zuidkant van het hoofdgebouw. Er zijn vijf units A t/m E, waarvan vier units ten behoeve van de klinische OK ‘s en één unit voor het dagbehandelingscentrum unit E. De vele specialismen zijn ondergebracht in de verschillende units. Unit A
Neurochirurgie, KNO, Oogheelkunde, Dermatologie en Longgeneeskunde
Unit B
Algemene heelkunde, Vaatchirurgie en Anesthesiologie (pijningrepen, röntgen, enzovoort)
Unit C
Orthopedie, Plastische Chirurgie, Kaakchirurgie en Traumatologie
Unit D
Gynaecologie Urologie en Interne Geneeskunde
Unit E
Alle voornoemde specialismen. Het pijnbehandelcentrum van de afdeling Anesthesiologie bevindt zich binnen deze unit.
De doelstelling van het OKC van het OK H-gebouw luidt als volgt: Het opereren en bewaken van patiënten tijdens chirurgische en /of anesthesiologische behandelingen op het OKC met de daartoe vereiste middelen, kwaliteit, opleiding en wetenschap en faciliterend optreden naar de afdelingen die chirurgische en /of anesthesiologische ondersteuning behoeven bij de behandeling van patiënten. Het OK-H gebouw bevindt zich organisatorisch in cluster 17. De unithoofden hebben de directe leiding binnen de units. De coördinatoren opleidingen zijn gevestigd in een opleidingsbureau en hebben de directe leiding over de studenten van beide beroepsgroepen. Zij worden hierbij functioneel aangestuurd door de manager. De eindverantwoording voor het OKC ligt bij het afdelingshoofd.
8
Organogram Cluster 17 Waarbij de afdeling OK is uitgewerkt Raad van Bestuur
Cluster 17 Clustervoorzitter afd. hoofd van een van de 3 afdelingen Manager clusterbureau
Opleidingsbureau Coördinatoren opleidingen Onderdeel van clusterbureau
Clusterbureau Financiële diensten afd. P & O Bedrijfskundige ondersteuning
Studenten OK opleiding Anesthesiemedewerkers Operatieassistenten
IC-afdelingen
IC Neurologie - IC Heelkunde IC Interne Geneeskunde/Beademing
Unit A + C Unithoofd Leidinggevend specialist
Anesthesiemedewerkers Operatieassistenten
Functionele aansturing studenten OK opleiding
Operatiekamercentrum centrumlocatie Afdelingshoofd units A - B - C - D - E
Unit B + D Unithoofd Leidinggevend specialist
Ondersteunende diensten voor alle units Secretariaat Gangmedewerkers
Anesthesiemedewerkers Operatieassistenten
Afd. Anesthesiologie Afdelingshoofd van de 4 locaties Pijnbehandelcentrum, Pijnkenniscentrum Experimentele Anesthesiologie
Unit C + A Unithoofd Leidinggevend specialist
Unit D + B Unithoofd Leidinggevend specialist
Unit E Unithoofd Leidinggevend specialist
Anesthesiemedewerkers Operatieassistenten
Anesthesiemedewerkers Operatieassistenten Recoverymedewerkers
(IC) verpleegkundigen Anesthesiemedewerkers Operatieassistenten Recoverymedewerkers
Functionele aansturing studenten OK opleiding
Functionele aansturing studenten OK opleiding
Functionele aansturing studenten OK opleiding
Functionele aansturing studenten OK opleiding
Kleurverklaring: Grijs = leidinggevend - van donker naar licht in hiërarchie aflopend Blauw = ondersteunend - serviceverlenend - adviserend Geel = werkproces; op niveau van unithoofden uiteraard ook leidinggevend
9
1.2.2 Ingrepencentrum Erasmus MC-Sophia Het betreft hier een kinderziekenhuis. Het OKC bevindt zich op de derde verdieping. Het heeft 11 operatiekamers, waaronder een sectiokamer, een bronchoscopiekamer en een hartcatheterisatiekamer. Buiten het OK-complex zijn de operatieassistenten ook aanwezig op de IC, bij het canuleren en decanuleren van ECMO ‘s. De anesthesiemedewerkers zijn buiten het OK-complex aanwezig bij CT, MRI, Angio’s en maken deel uit van het reanimatieteam. De volgende specialismen worden beoefend: Algemene heelkunde KNO Urologie Kaakchirurgie Tandheelkunde Plastische chirurgie Obstetrie Gastro enterologie Orthopedie Neurochirurgie Oogheelkunde Cardiochirurgie Het OKC bevindt zich in cluster 11. Het unithoofd heeft de directe leiding. Hieronder bevinden zich de coördinatoren anesthesiemedewerkers en operatieassistenten. Het unithoofd is verantwoordelijk voor de praktijkopleiding.
10
Organogram Cluster 11 Waarbij de afdeling OK is uitgewerkt Raad van Bestuur
Cluster 11 Clustervoorzitter/Zorgmanager afd. hoofd van een van de 3 afdelingen Manager clusterbureau
Clusterbureau Financiële diensten afd. P&O Bedrijfskundige ondersteuning
Kinderchirurgische groep
Kinder- en jeugdpsychiatrie Afdelingshoofd
Operatiekamercentrum Sophia Afdelingshoofd
Orthodontie Afdelingshoofd
Unithoofd operatiekamers Leidinggevend specialist Secretariaat Gangmedewerkers Verpleeghulpen
Coördinator operatieassistenten Operatieassistenten
Coördinator anesthesiemedewerkers Anesthesiemedewerkers
Functioneel aansturend studenten OK opleiding
Functioneel aansturend studenten OK opleiding
Kleurverklaring: Grijs = leidinggevend - van donker naar licht in hiërarchie aflopend Blauw = ondersteunend - serviceverlenend - adviserend Geel = werkproces, op niveau van unithoofd uiteraard ook leidinggevend
11
1.2.3 Erasmus MC-Daniel den Hoed Het betreft een kliniek voor oncologische aandoeningen. Het OKC bevindt zich op de derde verdieping. Hier zijn 4 operatiekamers, waarbij in één OK ook wordt bestraald. In deze OK worden de hoog complexe ingrepen gedaan; peroperatief worden de wondoppervlakken bestraald waar niet radicaal is geopereerd. De volgende specialismen worden beoefend: Algemene heelkunde KNO Urologie Kaakchirurgie Plastische chirurgie Gynaecologie Thoraxchirurgie Radiotherapie Het OKC is een onderdeel van de snijdende oncologie groep en bevindt zich in cluster 3. Het unithoofd is verantwoordelijk voor de praktijkopleiding.
12
Organogram Cluster 3 Waarbij de afdeling OK is uitgewerkt Raad van Bestuur
Cluster 3 Clustervoorzitter/Zorgmanager afd. hoofd van een van de 4 afdelingen Manager clusterbureau
Clusterbureau Financiële diensten afd. P & O Bedrijfskundige ondersteuning
Radiotherapie Afdelingshoofd
Operatiekamercentrum Daniël Afdelingshoofd Snijdende Oncologische Groep (SOG)
Pathologie Afdelingshoofd
Audiovisuele Dienst Afdelingshoofd
Unithoofd operatiekamers IC - SOG Leidinggevend specialist
Secretariaat Gangmedewerkers
Coördinator operatiekamers Operatieassistenten
Coördinator operatiekamers Anesthesiemedewerkers
Functioneel aansturend studenten operatieassistenten OK opleiding
Functioneel aansturend studenten anesthesie OK opleiding
Coördinator IC - SOG IC-verpleegkundigen
Kleurverklaring: Grijs = leidinggevend - van donker naar licht in hiërarchie aflopend Blauw = ondersteunend - serviceverlenend - adviserend Geel = werkproces
13
1.2.4 OK-Thoraxcentrum OK-Thoraxcentrum bestaat uit de afdeling cardiologie en thoracale chirurgie. In totaal zijn er zes units die zich direct met patiëntenzorg bezighouden plus de hartkleppenbank en een laboratorium. De OK is een van de units. Hier zijn vier operatiekamers waar hart-, long-, aorta- en transplantatiechirurgie wordt uitgevoerd bij zowel volwassenen als kinderen. De OK bevindt zich op de 4e verdieping van het thoraxcentrum. De OK heeft 38 fte, bestaande uit operatieassistenten, anesthesiemedewerkers, perfusionisten, afdelingsassistenten en een secretaresse. De unitleiding bestaat uit een unithoofd en twee medisch coördinatoren, een thoraxchirurg en een anesthesist. Onder het unithoofd werken de teamcoördinatoren per discipline. Deze hebben geen hiërarchische bevoegdheden en zijn meewerkend. Het OK-Thoraxcentrum bevindt zich organisatorisch in cluster 9.
14
Organogram Cluster 9 Waarbij de afdeling OK is uitgewerkt Raad van Bestuur
Cluster 9 Clustervoorzitter/Zorgmanager afd. hoofd van een van de 4 afdelingen Manager Clusterbureau
Clusterbureau Financiële diensten afd. P & O Bedrijfskundige ondersteuning
Thoraxchirurgie Afdelingshoofd
Cardiologie Afdelingshoofd
Unithoofd operatiekamers Leidinggevend specialist
Secretariaat Afdelingsassistenten
Teamcoördinator van anesthesiemedewerkers Anesthesiemedewerkers
Teamcoördinator van operatieassistenten Operatieassistenten
Functioneel aansturend studenten OK opleiding
Functioneel aansturend studenten OK opleiding
Teamcoördinator perfusionisten Perfusionisten
Kleurverklaring: Grijs = leidinggevend - van donker naar licht in hiërarchie aflopend Blauw = ondersteunend - serviceverlenend - adviserend Geel = werkproces
15
2.
ORGANISATIE PRAKTIJKOPLEIDING
2.1
Inleiding
In 1998 hebben de locaties gezamenlijk besloten de studenten voor de OK opleiding formatief toe te wijzen aan het OK H-gebouw. Als gevolg van het project “Beter Besturen”, is de organisatie van het Erasmus MC gewijzigd, zo ook de organisatie op de OKC’s. In cluster 17, waar de studenten zich formatief bevinden, is gekozen voor de oprichting van een opleidingsbureau. In dit opleidingsbureau werken coördinatoren opleidingen, die daarvoor werkzaam waren als praktijkopleiders. In de nieuwe functie sturen zij alle studenten hiërarchisch aan en zijn niet meer gebonden aan een beroepsgroep. Zij leiden dan ook niet meer inhoudelijk de studenten op, maar coördineren, structureren en organiseren het leer- en begeleidingsproces. Zij vallen hiërarchisch onder het afdelingshoofd van het OK H-gebouw, die de functionele aansturing heeft gedelegeerd aan de manager van dit cluster. Het POP wordt binnen alle locaties toegepast en ondersteund door het OK management. Binnen drie locaties, Ingrepencentrum Erasmus MC-Sophia, OK Erasmus MC-Daniël den Hoed en OK-Thoraxcentrum, is er op het OKC een praktijkopleider aangesteld die als contactpersoon optreedt tussen de locatie en het opleidingsbureau. Deze praktijkopleiders zijn aanspreekpunt voor studenten, werkbegeleiders en leidinggevenden van de eigen locatie. Daarmee zijn zij verantwoordelijk voor de voortgang en uniformiteit van het leerproces van de beide beroepsgroepen op de eigen locatie. De eindverantwoordelijkheid ligt bij het unithoofd die de praktijkopleiders hiërarchisch aanstuurt. De functionele aansturing wat betreft de praktijk- en werkbegeleiding is gedelegeerd aan de coördinatoren van het opleidingsbureau. De opleiding is een inservice-opleiding. Dit houdt in dat de studenten het vak al werkende moeten leren. De opleiding kent drie perioden: de beroepsvoorbereidende periode (het niveau van beginner), de beroepsbegeleidende periode (het niveau van vaardig) en een beroepsverdiepende periode (het niveau van competent). De student doet tijdens zijn opleiding minimaal 3 locaties aan, waarvan het OK Hgebouw en het Ingrepencentrum Erasmus MC-Sophia verplicht zijn in verband met het curriculum. De locaties OK Thoraxcentrum en Erasmus MC-Daniël den Hoed zijn optioneel. De coördinatoren van het opleidingsbureau verzorgen de stageroute, waarin staat aangegeven waar en wanneer de studenten stage lopen. Ook vakanties en cursusweken zijn daarop aangegeven. Er is een stageroute voor elke beroepsgroep en deze staat op intranet onder clusterbureau 17, “Opleidingsbureau” . Op de volgende pagina vindt u het organogram van de organisatie voor de praktijkopleiding. Tevens dient u de overige organogrammen in dit POP hierbij te beschouwen.
16
Toelichting bij dit organogram De afspraken met de Raad van Bestuur ten aanzien van de opleiding betreffende budgettering, productiviteit en formatieplaatsen worden gemaakt door het afdelingshoofd en de manager van cluster 17. Belangrijk is op te merken dat de hiërarchische aansturing van het opleidingsbureau ligt bij het afdelingshoofd van cluster 17. De functionele aansturing heeft het afdelingshoofd gedelegeerd aan de manager van cluster 17. Elke groep functionarissen dient op zijn eigen niveau overleg te hebben over de opleiding en een consensus te bereiken. Deze consensus dient als basis te hebben: de opdracht van de Raad van Bestuur wat betreft het opleiden van operatieassistenten en anesthesiemedewerkers, de gedeelde visie op opleiden en onderliggend praktijkopleidingsplan.
Organigram Opleidingsbureau OK Opleiding Raad van Bestuur
Afdelingshoofd/Zorgmanager OKC DDHK
Afdelingshoofd/Zorgmanager OKC Thorax
Afdelingshoofd/Zorgmanager OKC Sophia
Unithoofd OKC DDHK Leidinggevend specialist
Unithoofd OKC Thorax Leidinggevend specialist
Unithoofd OKC Sophia Leidinggevend specialist
OK medewerkers
OK medewerkers
OK medewerkers
studenten OK opleiding
studenten OK opleiding
studenten OK opleiding
Afdelingshoofd OKC Centrumlocatie Manager cluster 17
Unithoofden OKC Centrumlocatie Leidinggevend specialist
OK medewerkers
studenten OK opleiding
Opleidingsbureau – Coördinatoren opleidingen Hiërarchisch aangestuurd – afdelingshoofd OK-H gebouw Functioneel aangestuurd – manager cluster 17
17
= hiërarchische aansturing = wederzijdse overlegsituaties = functionele aansturing Kleurverklaring vakken conform vorige organogrammen.
18
2.2
Betekenis van de visie op opleiden en begeleiden
Om onze visie op opleiden te kunnen vormgeven is de organisatie en coördinatie van de praktijkbegeleiding aan een opleidingsbureau toegewezen. 2.2.1 Het opleidingsbureau Hierin werken coördinatoren opleidingen die de studenten hiërarchisch aansturen. Zij zijn verantwoordelijk voor het op de juiste manier hanteren van de richtlijnen en afspraken beschreven in het opleidingsreglement en het onderliggende POP. De coördinatoren zijn niet gebonden aan een beroepsgroep. Zij leiden de studenten dan ook niet meer inhoudelijk op, maar coördineren, structureren en organiseren het leer- en begeleidingsproces. De rol van de coördinatoren opleidingen is het bewaken van het leerproces. Hun taak is het zorgdragen voor de organisatie en invulling van het praktijkdeel van de opleiding aan de hand van de opleidingsvisie. Zij zorgen voor een goede afstemming tussen het leren en werken. Tijdens het totale leerproces motiveren en coachen zij de praktijkopleiders, mentoren/werkbegeleiders en studenten op de verschillende locaties. De coördinatoren sturen de praktijkopleiders en mentoren/werkbegeleiders functioneel aan binnen het begeleidingsproces van de studenten. Zij houden de ontwikkelingen van het leerproces van de studenten bij in het PraktijkOpleidingsBoek (POB) en garanderen een objectieve evaluatie en beoordeling van het leerproces. De communicatie over de studenten loopt altijd via het opleidingsbureau. De coördinatoren doen een “opleiding voor coach”, zodat zij binnen de begeleiding van praktijkopleiders, mentoren/werkbegeleiders en studenten coachingstrajecten kunnen aanbieden. Het gemeenschappelijke doel van de praktijkbegeleiding luidt als volgt: We leiden de student op, volgens een gestructureerd plan met tijdsafbakening, tot een zelfbewuste, hoog kwalitatief, zelfstandig functionerende operatieassistent of anesthesiemedewerker op competent niveau. 2.2.2 De praktijkopleider Op het Ingrepencentrum Sophia, OK-Thoraxcentrum en Erasmus MC-Daniël den Hoed, is een praktijkopleider aangesteld die op die locatie aanspreekpunt is voor studenten, werkbegeleiders, leidinggevenden en de coördinatoren opleidingen. Deze praktijkopleiders zijn verantwoordelijk voor de voortgang en de uniformiteit van het leerproces van beide beroepsgroepen op hun locatie. Zij worden functioneel aangestuurd door de coördinatoren opleidingen. De eindverantwoordelijkheid ligt bij het unithoofd die de praktijkopleider hiërarchisch aanstuurt. Zij ondersteunen het POP en de opleidingseisen in woord en gebaar. Zij leiden de verschillende beoordelingsgesprekken en waarborgen daarbij de randvoorwaarden van de beoordeling volgens de structuur beschreven in dit POP. Zij zijn verantwoordelijk voor de registratie en verslaglegging van de vorderingen van de studenten op hun locatie. De coördinatoren zijn eindverantwoordelijk voor deze registratie en verslaglegging. Uiteindelijke beslissingen omtrent het begeleidingstraject 19
worden in overleg met de coördinatoren genomen. De praktijkopleider ontvangt coaching in gesprekstechnieken, conflictbeheersing en specifieke begeleidingsproblemen. Deze coaching wordt aangeboden door de coördinatoren opleidingen. De praktijkopleiders zijn mede verantwoordelijk voor het leerklimaat op hun afdeling. De eindverantwoordelijkheid voor het leerklimaat op de verschillende locaties ligt bij het OKmanagment. Het opleidingsbureau kan hier gevraagd en ongevraagd een adviserende rol in spelen. Naast hun taak als praktijkopleider werken zij ook als werkbegeleider met de verschillende studenten van hun eigen beroepsgroep. De combinatie praktijkopleider/mentor is in deze begeleidingsconstructie niet gewenst omdat dezelfde persoon dan twee conflicterende rollen heeft naar de leerling toe, namelijk die van gespreksleider en beoordelaar. Een van de werkbegeleiders zal aangewezen worden als mentor van de aangewezen student. De keuze van de mentoren ligt bij de locaties zelf. 2.2.3 Het mentorschap Wij hebben ervoor gekozen om te werken met het mentorschap. Dit houdt in dat iedere student een mentor krijgt toegewezen uit zijn eigen beroepsgroep. Op elke locatie krijgt de student een eigen mentor, dit is op iedere locatie dus een ander persoon. Als de student terugkomt op een locatie, krijgt hij dezelfde mentor toegewezen als voorheen. De mentor zal hem gedurende de periode op die locatie volgen, begeleiden en beoordelen.Uitgangspunt hierbij is dat de mentor zijn student regelmatig opzoekt en contact houdt met alle werkbegeleiders wen de praktijkopleider over de leerprestaties van de betreffende student binnen zijn locatie. De beoordelingsgesprekken worden geleid door de praktijkopleider op de locaties en/of de coördinatoren van het opleidingsbureau. Er is geen onderlinge communicatie tussen de werkbegeleiding van de verschillende locaties. De communicatie over een student verloopt ter alle tijde via de coördinatoren van het opleidingsbureau. Een mentor is een werkbegeleider die zich nauw betrokken voelt bij het opleiden van de student in de praktijk en kwaliteit van opleiden erg belangrijk vindt. Hij heeft een aantal extra taken in het begeleiden van studenten. De unithoofden benaderen de OK medewerkers die in aanmerking komen voor het mentorschap. Dit gebeurt in overleg met de coördinatoren. Op locatie gebeurt dit in overleg tussen de praktijkopleider en het OK-managment. De coördinatoren stellen samen met de praktijkopleiders van de locaties de mentoren, van de desbetreffende locatie, op de hoogte van de opleidingseisen en regels. De mentoren kunnen allemaal de cursus werkbegeleiding volgen. Deze cursus wordt aangeboden door het opleidingsinstituut. De werkbegeleiding ontvangt coaching in gesprekstechnieken, conflictbeheersing en specifieke begeleidingsproblemen. Deze coaching wordt aangeboden door de coördinatoren OK opleiding. In bijlage 1 vindt u een beschrijving van de taken van de mentor. In bijlage 2 vindt u een toelichting van de verschillende gesprekken; de rollen die de betrokkenen daarin spelen en de taken die zij hebben. 20
2.2.4 De werkbegeleiders “De praktijk is een krachtige leeromgeving”. Uit de vele literatuur betreffende het leren op de werkplek, is gebleken dat opleiders een zelfde uitgangspunt hebben: van onbekwaam naar bekwaam maken. Dit impliceert een goede begeleiding en een grote betrokkenheid bij de opleiding van de studenten door gediplomeerde collega’s (werkbegeleiders). In de taak-/functieomschrijving van de operatieassistenten en anesthesiemedewerkers is beschreven dat men een opleidingsverantwoordelijkheid bezit. Wij gaan er dan ook vanuit dat iedere gediplomeerde werkbegeleidingstaken uitvoert. In bijlage 3 is het gedeelte uit de functieomschrijving opgenomen van de operatieassistenten en anesthesiemedewerkers waarin deze taak staat beschreven. De mentoren/werkbegeleiders helpen de studenten de tussentermen te bereiken van de verschillende modules. Deze tussentermen hebben betrekking op de vereiste kennis, het vaardigheidsniveau en de beroepshouding van de student. Samen met de persoonlijke mogelijkheden van de student heten dit competenties. De toetsing van deze competenties is beschreven in de productieve praktijktoetsen uit het PraktijkOpleidingsBoek (POB). De beroepscompetenties staan centraal en zijn uitgangspunt voor de theorie en praktijk. De student zal tijdens zijn opleiding in toenemende mate verantwoordelijk zijn voor zijn leren, handelen en zelfstandig functioneren. De werkbegeleiders hebben als doel het praktijkleerproces te optimaliseren, waardoor de student gedurende de opleiding op niveau van de tussentermen kan functioneren. Aan het eind van de opleiding oefent de student op niveau van de eindtermen het beroep uit als zelfstandig beroepsbeoefenaar. De werkbegeleiders dienen er dan ook op gericht te zijn leersituaties te creëren in de concrete beroepsuitoefening, waarin de complexiteit en zelfstandigheid in oplopende mate aanwezig dienen te zijn. Dit heeft als gevolg dat de student in toenemende mate zelfstandigheid en verantwoordelijkheid ontwikkelt. Gebruik wordt gemaakt van vaardigheidsonderwijs volgens de domeinen van Romiszowski. Voor alle werkbegeleiders ligt hier een taak: zorgdragen voor een goede afstemming in de praktijk tussen leren en werken en andere collega’s motiveren om van de student een goede collega te maken. In het Erasmus MC met zijn uitgebreide mogelijkheden mag ook plaats zijn voor begrip voor de student die wij daar laten leren: brede mogelijkheden die zorgen voor verdieping en verbreding van kennis, maar niet voor routine. Het gebruik van protocollenboeken bij de verschillende afdelingen kan voor de student van onschatbare waarde zijn. Zij lopen immers stage op verschillende OKC’s. De kennis die nodig is om de hierboven beschreven werkzaamheden uit te kunnen voeren, wordt door middel van cursussen aangeleerd, zoals de werkbegeleiderscursus. Alle werkbegeleiders hebben de cursus gevolgd of gaan deze cursus nog volgen. Vanuit het opleidingsbureau worden de werkbegeleiders functioneel aangestuurd door de coördinatoren.
21
2.2.5 De unithoofden Om onze visie op opleiden te kunnen realiseren zullen in de praktijksituatie randvoorwaarden gesteld moeten worden, om de student de gelegenheid te geven te kunnen leren. Het scheppen van deze randvoorwaarden is een verantwoordelijkheid van de unithoofden van de betrokken OKC’s. Welke voorwaarden zijn nodig om de werkbegeleiding te garanderen? 1.
De unithoofden ondersteunen het onderhavige POP in woord en gebaar.
2.
De unithoofden benaderen de werkbegeleiders met de vraag mentor te willen worden in overleg met de coördinatoren en praktijkopleiders. De eisen die worden gesteld aan de mentoren staan in bijlage 2.
3.
De student heeft de dubbelrol van student/werknemer. In het begin van de opleiding zal de student in de praktijk meer student zijn, tegen het eind van de opleiding zal de student meer werknemer zijn. De student zal zich al werkend bekwamen als beginnend beroepsbeoefenaar. De meetelling op de formatie is dan ook in het eerste jaar 0%, in de eerste helft van het tweede jaar 0%, in de tweede helft van het tweede jaar 25%, in de eerste helft van het derde jaar 50%, en in de tweede helft van het derde jaar 75%.
4.
De mentor/werkbegeleider heeft een aantal extra taken. Deze taken vergen tijd en horen bij zijn beroepsuitoefening. De opleidingsverantwoordelijkheid van OK medewerkers staan expliciet vermeld in de functieomschrijvingen.
5.
Op de locaties dient een gespreksruimte aanwezig te zijn, zodat gesprekken ongestoord kunnen plaatsvinden. Daar dient tevens een computer te staan die is aangesloten op het intranet. Op deze manier kunnen de praktijkopleiders en coördinatoren opleidingen de gesprekken ter plekke uitwerken, maar ook eventueel gegevens opzoeken die nodig zijn bij het voeren van het gesprek.
6.
De praktijkopleiders, mentoren/werkbegeleiders krijgen coaching van de coördinatoren, onderdeel hiervan zijn de mentorengesprekken. Een planning dienaangaande dient te worden ondersteund in tijd.
7.
De praktijkopleiders op de locaties dienen tijd te krijgen om hun taak te kunnen uitvoeren. Vanuit de regeling van het CZO, wordt gesteld dat de praktijkopleiders minimaal twee uren per week aan iedere student dient te besteden. Zij dienen voor die tijd uitgepland te zijn. De tijd dient structureel te zijn en moet niet afhankelijk zijn van de voortgang van het OK programma.
8.
Ten behoeve van de eindexamengesprekken stellen de unithoofden desgevraagd een OK medewerker ter beschikking die in de rol van inhoudsdeskundige deelneemt aan deze gesprekken.
22
2.2.6 De student Wij gaan er vanuit dat de studenten in toenemende mate zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen leerproces en studie. Wij bieden echter wel ondersteuning daar waar de studenten zelf aangeven hulp nodig te hebben, of wanneer wij signaleren dat hulp noodzakelijk is. Van de student mag worden verwacht dat hij in toenemende mate de communicatie tussen de werkbegeleiders, zijn mentor en praktijkopleiders of coördinatoren opleidingen stuurt. Hij dient hierin de spil te worden. De continuïteit van het leerproces wordt hierdoor versterkt, evenals de betrokkenheid van de student bij de afdeling. 2.2.7 Het leerklimaat Randvoorwaarden voor een goed leerklimaat zijn: een eenduidige visie op opleiden op de vier locaties de ondersteuning van de opleidingsvisie in woord en gebaar door alle bij de opleiding betrokken functionarissen de coördinatie van het opleidingsproces in de praktijk door de praktijkopleiders en coördinatoren opleidingen een terugkerend overleg tussen de unithoofden en de coördinatoren opleidingen. De coördinatoren geven hierin gevraagd en ongevraagd advies over de voorwaarden voor een gunstig leerklimaat een goede, praktische vertaling van het POB naar de werkplek. Dit betekent dat de unithoofden inzicht dienen te geven in de (on-)mogelijkheden van hun locatie, maar tevens bereid zijn deze mogelijkheden uit te breiden een goede stageroute voor iedereen inzichtelijk op het intranet de functionele aansturing van de praktijkopleiders, mentoren en werkbegeleiders op alle locaties door de coördinatoren een goede coaching van de praktijkopleiders en mentoren/werkbegeleiders door de coördinatoren een grote betrokkenheid bij de opleiding van toekomstige collega’s door werkbegeleiders op de werkplek een zelfstandige leerhouding van de student een terugkerend overleg met het opleidingsinstituut in Erasmus MC verband en regionaal verband een voor iedereen inzichtelijke proceduremap op het intranet, zodat alle betrokkenen op de hoogte zijn van de gemaakte afspraken en procedures een regelmatig terugkerend leerlingoverleg. De uitgangspunten hiervoor staan beschreven in de proceduremap het POP welke op het intranet staat
23
2.3
Opbouw van de opleiding in modules
Het leerproces wordt gekenmerkt door een toenemende mate van complexiteit en zelfstandigheid van de werkzaamheden. De complexiteit wordt gevormd door de patiënt, operatietechniek, anesthesietechniek en omgevingsfactoren. Als rode draad door de opleiding loopt het oplossen van problemen door middel van het 7-stappenplan en reflectie op het eigen handelen. De opleiding bestaat uit modules, verspreid over de leerjaren. Deze modules bestaan uit: Kennis Reproductieve vaardigheidstoets Stageopdrachten Praktijkleeropdrachten Productieve vaardigheidstoets Beoordelingsgesprekken 2.4
Stages en stageperioden
Verplichte stages opleiding anesthesiemedewerker BVP, module 1, 2 , 3 en 4 verpleegstage van 2 dagen functieafdelingen (+ verslag) 4 dagen: -
röntgenafdeling
-
endoscopiekamer
-
long- en hartfunctie
-
AKC lab
afdeling chirurgie, 2 weken Module 5 verpleegafdeling, 2 weken Module 6 of 7 IC-afdeling, 2 weken (+ verslag) SEH, 2 weken (+ verslag) Verspreid over de gehele opleidingsduur, vanaf module 5: recovery, 60 dagen. Facultatief
24
pijnpolikliniek polikliniek anesthesiologie Verplichte stages opleiding operatieassistent BVP, module 1, 2, 3 en 4 verpleegstage van 2 dagen functieafdelingen (+ verslag) 4 dagen: -
röntgenafdeling
-
endoscopiekamer
-
long- en hartfunctie
-
AKC lab
centrale sterilisatie, 1 dag gipskamer, 1 dag (+verslag PA laboratorium, 1 dag (+verslag) Module 5/6 afdeling centrale sterilisatie algemeen, 1 week (+ verslag) Module 7 afdeling centrale sterilisatie specifieke netten, 1 week afdeling anesthesie en recovery, 2 weken (+ verslag) verpleegafdeling, 2 keer een week, waaronder algemene chirurgie, orthopedie, gynaecologie en eventueel dagverpleging (+ verslag) Module 8 SEH 1 week (+ verslag) Voor doelstellingen en richtlijnen bij het schrijven van een stageverslag is de stagehandleiding te raadplegen van het opleidingsinstituut. 2.5
Studievorderingenbeleid
De student in de beroepsvoorbereidende periode (BVP) heeft een leerovereenkomst met het Erasmus MC. De student die met een voldoende de theorie van de BVP afsluit, wordt na een voldoende beoordeling door het praktijkveld aangenomen voor de duur van de opleiding. De student krijgt dan de zogenaamde arbeidsleerovereenkomst en wordt hij voor de duur van de opleiding aangenomen.
25
2.5.1 Toetsing Na de BVP dient elke module te worden afgesloten met een voldoende voor het theoriegedeelte en het praktijkgedeelte. Voor de toetsing wordt gebruikt gemaakt van kennistoetsen en reproductieve (opleidingsinstituut) en productieve (praktijkveld) vaardigheidstoetsen. De reproductieve vaardigheidstoetsen worden afgenomen op het opleidingsinstituut in het Skillslab. Deze toetsen zijn gemaakt op basis van een uitgebreide handelingsanalyse van alle in het beroep voorkomende handelingen. In het praktijkveld komen alle praktische situaties aan de orde, die niet gecontroleerd kunnen worden zoals in een Skillslab. Men kan op deze manier zien of de student in de praktijk ook voldoet aan de eisen. Afronding van een module houdt in dat de theorie en reproductieve vaardigheden met een voldoende zijn afgesloten; de praktijkleeropdrachten zijn behaald; de productieve praktijktoets met een voldoende is beoordeeld; eventuele verslagen door de opleider zijn goedgekeurd; de stages zijn doorlopen en met een verslag zijn afgerond. In de praktijk mag de student echter wel met een volgende module starten, wanneer de voorgaande module nog niet geheel is afgerond. In overleg met de mentor wordt bepaald of het niveau van de vaardigheden voldoen aan de tussentermen en de niet behaalde praktijkleeropdrachten mee kunnen worden genomen naar de volgende module. De student mag slechts één module achterlopen. Deze module moet altijd binnen drie maanden definitief worden afgesloten, anders volgt terugplaatsing. De student is zelf verantwoordelijk voor het halen van deze termijn. Bij eventuele onvoldoendes in de theorie heeft de student recht op een herkansing. Is deze dan weer onvoldoende dan kan de student niet door naar de volgende module en wordt teruggeplaatst. Dit mag maar één keer per module. De CZO stelt dat de studenten vier jaar de tijd hebben om hun opleiding af te ronden. Bij twee onvoldoende eindbeoordelingen van dezelfde module in de praktijk, moet een student met de opleiding stoppen. In bijlage 4 zijn selectiecriteria weergegeven, waarop wij de student in zijn beroepsvoorbereidende periode beoordelen. Deze criteria vinden hun oorsprong in de selectievragenlijst van de werving en selectie van studenten OK opleiding. 2.5.2 Gespreksmomenten De student heeft in elke module recht op drie officiële gespreksmomenten, het introductiegesprek, het tussenbeoordelingsgesprek en het eindbeoordelingsgesprek. Bij de gespreksformulieren zit een checklist waarin staat hoe de punten geïnterpreteerd moeten worden. Deze zijn te vinden als bijlage 5. De gesprekken vinden plaats onder leiding van de coördinator van het opleidingsbureau of de praktijkopleider op locatie, die als gespreksleider fungeert, met de mentor van de student en de student zelf. In bijlage 2 kunt u lezen wat de verschillende taken van de gesprekspartners zijn.
26
Een overzicht van de bestaande gesprekken: 1. introductiegesprek 2. voortgangsgesprek 3. tussenbeoordelingsgesprek 4. eindbeoordelingsgesprek In bijlage 5 vindt u een voorbeeld van de gespreksformulieren en een uitwerking van de gebruikte begrippen. Ad. 1 Het introductiegesprek De student is op zijn 1e dag wegwijs gemaakt binnen de afdeling en voorgesteld aan de leiding en de aanwezige collega's. Verder wordt alles doorgenomen betreffende de afdelingsregels. Het dient als aanbeveling dit te laten plaatsvinden door de mentor van de student. Als dit niet mogelijk is, kan een collega werkbegeleider dit overnemen. De stageroute, waarin beschreven is waar alle studenten zich bevinden, is voor iedereen in te zien op het intranet bij cluster 17 “Opleidingsbureau”. Het introductiegesprek wordt gehouden in de tweede week van de module. Tijdens dit gesprek wordt het door de student gemaakte werkplan voor de hele module doorgenomen en kan hij aangeven wat zijn ervaringen zijn geweest tijdens de laatste module, welke praktijkleerdoelen hij nog moet behalen en welke doelen hij zich voor de komende periode heeft gesteld. In het werkplan moet de student aangeven wat hij moet leren, hoe hij dit wil gaan bereiken en welk tijdspad hij hierop zet. De student dient rekening te houden met de mogelijkheden van de verschillende locaties waar hij zich tijdens de betreffende module zal bevinden. Persoonlijke leerdoelen maken ook deel uit van zijn werkplan. Belangrijk is dat tijdens dit gesprek de verwachtingen tussen student, mentor praktijkopleider en/of coördinator worden uitgesproken en er afspraken worden gemaakt om de periode zo goed mogelijk te doen verlopen. Tijdens het gesprek wordt de behoefte aan begeleiding en de intensiteit van deze begeleiding voor de student vastgesteld. De leerstijl van de student wordt besproken en meegenomen in de wijze van begeleiden. Geïnventariseerd worden de eerder verworven competenties van de student. Als de student tijdens zijn module van locatie wisselt dient hij zelf zijn werkplan voor te leggen aan zijn mentor en deze te bespreken. Bij vragen kan de mentor altijd contact opnemen met de praktijkopleider van zijn locatie of de coördinatoren van het opleidingsbureau. Ad. 2 Het voortgangsgesprek Het voortgangsgesprek wordt in principe niet gevoerd, tenzij zich problemen voordoen in het leerproces van de student. Het kan dan tijdens een stage worden gebruikt om de vorderingen duidelijk op papier te zetten en aangepaste leerdoelen te benoemen. Het
27
gemaakte werkplan kan dan worden bijgesteld. Een voortgangsgesprek kan tijdens de stageperiode meerdere malen gevoerd worden, op aanvraag van alle partijen. Bij het niet goed functioneren van de student kunnen er consequenties aan de voortgang van de opleiding worden verbonden. Er wordt dan een afspraak gemaakt voor een extra tussenbeoordelingsgesprek. Ad. 3 Het tussenbeoordelingsgesprek De tussenbeoordeling wordt gepland in het midden van de module. Een tussenbeoordeling dient ook plaats te vinden als een stageperiode wordt afgesloten op een van de locaties en de student verder gaat in dezelfde module op een andere locatie. Dit in verband met een sluitende overdracht naar elkaar toe. Dit hoeft in een dergelijke situatie niet perse samen te vallen met het midden van een module. De communicatie tussen de verschillende locaties is de verantwoordelijkheid van de coördinatoren. Het ligt niet in de bedoeling dat mentoren van de verschillende locaties met elkaar overleg hebben. Bij een negatieve tussenbeoordeling wordt de student tussentijds nog een keer beoordeeld om te zien of er vorderingen zijn ten aanzien van diens functioneren. Afspraken dienen tijdens deze gesprekken met de student en diens mentor schriftelijk te worden vastgelegd. Indien nodig wordt er overgegaan op een speciaal begeleidingstraject met verschillende evaluatiemomenten. Ad. 4 Het eindbeoordelingsgesprek Het eindbeoordelingsgesprek wordt gehouden aan het eind van een module. Het is bedoeld als afsluiting van deze module. In principe moeten alle praktijkleeropdrachten zijn afgetekend en ook alle praktijktoetsen volledig zijn afgetekend. De tussenbeoordelingen van alle locaties hebben invloed op deze beoordeling. Bij een onvoldoende eindbeoordeling gaat de student niet over naar de volgende module. De student mag tijdens zijn opleiding maar één keer dezelfde module overdoen. De CZO heeft bepaald dat de opleiding in maximaal vier jaar dient te worden behaald. Gespreksverslagen Van de gesprekken wordt een verslag gemaakt door de bij het gesprek aanwezige praktijkopleider op locatie of coördinator van het opleidingsbureau, welke door de aanwezigen getekend moet worden. Deze verslagen moeten op een uniforme manier met behulp van de digitale gespreksformulieren, verzorgd door het opleidingsbureau, worden gemaakt. De student verzamelt deze handtekeningen en kopieert de formulieren voor de coördinator. Het origineel is voor de student . Op het opleidingsbureau wordt een papieren en digitale file bijgehouden van elke student. De digitale afsluiting van de module gaat naar het opleidingsinstituut en deze worden daar centraal bewaard tot 5 jaar na diplomering.
28
Afsluiting van de opleiding Aan het einde van de beroepsbegeleidende periode dient de student een raamwerk voor een studie te hebben ingeleverd bij zijn groepsdocent en coördinator. De studie en het eindgesprek gelden samen als afsluiting van de opleiding. Voor het schrijven van de studie en het doen van een eindgesprek zijn aparte richtlijnen geschreven, die de student van zijn groepsdocent krijgt overhandigd. De coördinatoren opleidingen zorgen voor verspreiding van de richtlijnen voor het schrijven van de studie onder de mentoren, zodat zij in staat zijn de studie te kunnen begeleiden. Belangrijk is hier te noemen dat de werkbegeleiding een grote rol speelt bij de begeleiding van de studie en het voeren van eindexamengesprekken. De rol bij het begeleiden van de studie is die van ondersteuning, stimulans en coaching. Maakt het onderwerp deel uit van het kennisgebied van de mentor, dan kan deze ook fungeren als inhoudsdeskundige. De student heeft naast studiebegeleiding van de mentor ook begeleiding van een opleider van het opleidingsinstituut. De coördinatoren hebben de rol van leidinggevende in de begeleiding en beoordeling van de studie. Voor het eindexamengesprek is het van belang de rollen van de gesprekscommissie op een adequaat en kwalitatief hoog niveau in te vullen. De richtlijnen voor de eindgesprekken zijn vanaf de eindexamengroep van 2004 gewijzigd. De gesprekscommissie bestaat uit een opleider van het opleidingsinstituut (die tevens gespreksleider is), een deskundige uit het vakgebied van een ander ziekenhuis en een deskundige uit het vakgebied uit het ziekenhuis waar de student werkzaam is. Dit betekent dat de werkbegeleiders die kunnen worden beschouwd als specialismeoudsten hierin deelnemen. Zij zijn degenen die kunnen worden beschouwd als deskundige op het vakgebied. Zij maken de eindexamencasussen voor de kandidaten en zijn tijdens het eindgesprek inhoudsdeskundige. De training in gesprekstechnieken nodig voor het voeren van eindgesprekken en de oefening van deze gesprekken met de eindexamenkandidaten wordt verzorgd door het opleidingsinstituut. De coördinatoren opleidingen zijn eindverantwoordelijk voor de coördinatie van dit proces in overleg met het Opleidingsinstituut.
29
2.5.3 Het praktijkopleidingsboek (POB) De studievorderingen worden geregistreerd in het POB. Het opleidingsinstituut registreert het theoretische deel en de coördinator registreert het praktische deel van de opleiding. Beiden houden elkaar op de hoogte van de vorderingen van de student. Het POB is tijdens de opleiding eigendom van het Erasmus MC. De student is verantwoordelijk voor het bijhouden van de registratiegegevens. Bij diplomering wordt het POB eigendom van de student. De ziektedagen en onderbrekingsdagen van de studenten worden ook in het POB geregistreerd. Er is een maximum aan het aantal dagen dat een student ziek mag zijn. Dit is zestig dagen per drie jaar. De registratie vindt centraal plaats bij de bedrijfsgeneeskundige dienst van cluster 17. De coördinatoren zijn verantwoordelijk voor de ziektebegeleiding van de studenten en nemen deel aan het Sociaal Medisch Overleg van cluster 17. De communicatie over de student tijdens ziekte wordt gevoerd door het Opleidingsbureau. Melding van ziekte vindt plaats door de student bij het Opleidingsbureau en de locatie waar hij werkzaam is. Bij ziekte op school dient de student dit tevens door te geven aan het Opleidingsbureau. De gespreksverslagen van de beoordelingsgesprekken geven een verantwoording van de beoordeling in de praktijk. Samen met de formulieren uit het POB is dit de officiële weergave van de toetsing van de praktijkopleiding van de student.
30
2.5.4 Opbouw opleiding 2.6.1. Anesthesiemedewerker Opleidingsfasen, startmoment september 1. Beroepsvoorbereidende periode (=BVP) - 6 maanden - module 1 t/m 4 2. Beroepsbegeleidende periode - 18 maanden - module 5 en 6 3. Beroepsverdiepende periode -12 maanden - module 7 2.6.2 Operatieassistent Opleidingsfasen, startmoment september en april (n.b. de aprilgroep is per 2005 niet meer opgestart) 1.
Beroepsvoorbereidende periode (=BVP) - 6 maanden - module 1 t/m 4
2.
Beroepsbegeleidende periode - 24 maanden - module 5 t/m 9: o Module 5 - + 2 maanden o Module 6 – + 4 maanden o Module 7 – + 6 maanden o Module 8 – + 6 maanden o Module 9 – + 6 maanden
3.
Beroepsverdiepende periode - 6 maanden -module 10 en 11
31
3.
WERVING EN SELECTIE
Om de werving en selectie van onze studenten te professionaliseren en structureren is in nauwe samenwerking met de afdeling P & O van cluster 17 een werving- en selectieprocedure tot stand gekomen. Als basis heeft gediend een eerder ontwikkelde procedure van de groep praktijkopleiders van het Erasmus MC in 2001. De procedure is aangepast aan nieuwe eisen; te denken valt aan de door ons verwachte persoonlijke mogelijkheden van onze studenten, die samen met de aan te leren kennis, vaardigheden en attituden, competenties gaan heten. Tevens zijn wij de mening toegedaan dat werkbegeleiders betrokken dienen te worden bij dit proces. Juist vanuit de grote verantwoordelijkheid die zij hebben in het opleidingsproces, is het gerechtvaardigd dat deze directe medezeggenschap hebben over de mogelijke kandidaten. Zij participeren dan ook in de sollicitatiegesprekken De sollicitant wordt na een gesprek geëvalueerd door de gesprekspartners. Bij een positieve evaluatie wordt de kandidaat uitgenodigd een dag mee te lopen op het OKC van het OK H-gebouw. Ook na deze “meeloopdag” wordt de kandidaat geëvalueerd door de begeleider en een coördinator van het opleidingsbureau. Beide evaluaties worden afgewogen door de selectiecommissie. In overleg met de unithoofden van de verschillende locaties worden hun medewerkers voor de sollicitatiegesprekken vrij gepland. Wij hebben als bijlage 4 de beschrijving van de “werving- en selectieprocedure” toegevoegd.
32
Bijlagen
33
Bijlage 1 Mentorentaken Beschrijving van de mentor en zijn taken
Een mentor is een werkbegeleider die zich nauw betrokken voelt bij het opleiden van de student in de praktijk en kwaliteit van opleiden erg belangrijk vindt. De unithoofden benaderen de werkbegeleiders die in aanmerking komen voor het mentorschap.. Dit gebeurt in overleg met de coördinatoren. De mentoren ontvangen op opleidingsgebied functionele aansturing van de coördinatoren van het opleidingsbureau. Het betreffende unithoofd blijft hiërarchisch verantwoordelijk voor de mentor. De mentoren worden op de hoogte gesteld van de opleidingseisen en regels en volgen allemaal de cursus werkbegeleiding. Taken
Algemeen, de mentor: - volgt en begeleidt de student gedurende de periode op zijn locatie - is op de hoogte van het curriculum van de opleiding en de fase waarin de student zich bevindt - is op de hoogte van de vorderingen van en de gemaakte afspraken met zijn student die zijn geregistreerd in het POB - is aanspreekpunt voor de student - geeft feedback op functioneren - verwacht en zoekt informatie over zijn student van zijn collega’s - volgt het leerproces en biedt hierin continuïteit aan de student - heeft regelmatig contact met de coördinatoren Gesprekken: - is aanwezig bij de beoordelingsgesprekken en is in staat een beoordeling te geven over zijn student, mede gebaseerd op de informatie van zijn collega’s - bereidt zich samen met de student voor op de beoordelingsgesprekken door middel van een beoordeling van de praktijkleeropdrachten en het afnemen van de praktijktoets Studie: - kent het raamwerk van de student - bewaakt het tijdspad - leest mee - neemt steekproeven uit de literatuurlijst - kan als inhoudsdeskundige een beoordeling geven over de studie; dit hangt uiteraard af van het onderwerp Eisen - minimaal 1 jaar gediplomeerd - affiniteit met opleiden - voorbeeldrol kunnen vervullen - empatisch vermogen bezitten - communicatief vaardig zijn - heeft werkbegeleiderscursus gevolgd - weet wat de taken van een mentor zijn
34
-
krijgt functionele aansturing van de coördinator OK-opleiding
Bijlage 2 Checklist gesprekken OK- opleiding Introductiegesprek Aanleiding
start van een nieuwe module
Tijdstip 2e week van de module; in de stageroute zijn gespreksweken aangegeven door middel van gekleurde balken. De student plant de afspraak met mentor en coördinator. Voorbereiding door de student - Werkplan maken. De student laat deze voor het gesprek lezen door coördinator en mentor - In het werkplan: 1. Wat moet ik leren? Hoe ga ik dat doen en in welke tijd? Wie en wat heb ik daarvoor nodig? 2. Wat moet ik nog leren uit de vorige module? 3. Persoonlijke leerdoelen 4. Vanaf module 7 bij de operatieassistent en vanaf module 5 bij de anesthesiemedewerker: lijst met ingrepen gerelateerd aan de complexiteit van de module 5. Voor beide opleidingen moet er een registratie plaatsvinden van ingrepen per module. Hiervoor is een formulier aanwezig in het POB -
De student vult de gespreksformulieren in. De coördinator werkt deze formulieren uit na afloop van het gesprek. De originele formulieren zijn voor in het POB, de kopieën komen in de studentenfile en worden bij beoordelingen aan het Opleidingsinstituut gezonden. Als de student naar een andere locatie gaat wordt ook daar een kopie naar toe gezonden. Dit verzorgt de coördinator.
Tijdens gesprek: - Leerstijl student bespreken - Werkplan bespreken, met name haalbaarheid, locatiegebonden (on)mogelijkheden en logica in opbouw - Praktijkleeropdrachten en productieve toetsen vorige module - Persoonlijke leerdoelen en de vorderingen daarin - Ingrepenlijst bespreken - Uitspreken van de wederzijdse verwachtingen, zoals het zelf verantwoording dragen voor het leerproces, bewust en actief omgaan met de opleiding - Afspraken maken over het verloop van de stage, behoefte aan begeleiding - De student maakt voor elke module een werkmap met daarin: 1. Kopie praktijkleeropdrachten 2. Kopie productieve praktijktoets 3. Kopie van het werkplan
35
-
4. Feedbackformulieren 5. Lijst met ingrepen Afspraken worden gemaakt voor de weken waarin de tussen- en eindbeoordeling worden gedaan
Voortgangsgesprek Dit gesprek kan meerdere malen gevoerd worden, op aanvraag van de student of de mentor/coördinator. Aanleiding Als er problemen zijn, kan er gekozen worden voor een voortgangsgesprek. Bij niet goed functioneren van de student kunnen er consequenties voor de voortgang van de opleiding aan verbonden worden. Er wordt dan een afspraak gemaakt voor een extra tussenbeoordeling. De voorbereiding en de procedure zijn dezelfde als bij een tussenbeoordeling. Resultaat kan zijn bijstellen van het werkplan en/of de stageroute.
36
Tussenbeoordeling Aanleiding
halverwege de module bij wisseling van locatie
Tijdstip Halverwege de module of bij wisseling van locatie, in de gespreksweken. In de stageroute zijn gespreksweken aangegeven door middel van gekleurde balken. De student plant de afspraak met mentor en coördinator. De afspraken uit het introductiegesprek worden hierbij opgevolgd. Voorbereiding Student: - Initiatief voor plannen van gesprek - Werkmap overleggen aan mentor, zodat deze weet waar de informatie te halen is. Feedbackformulieren moeten wekelijks worden bijgehouden en ondertekend door de mentor. - Invullen tussenbeoordelingsformulier Mentor: - Werkmap bekijken en op basis hiervan informatie halen bij de collega’s over het functioneren van de student, Het functioneren van de student dient besproken te worden aan de hand van de productieve praktijktoets en de feedbackformulieren. Als er uit gesprekken met andere werkbegeleiders blijkt dat negatieve feedback niet wordt geregistreerd, kan de mentor overgaan tot het schrijven van een eigen feedbackformulier, waarop hij deze waarnemingen beschrijft. Deze formulieren maken dan deel uit van de beoordeling - Met de student de praktijkleeropdrachten en productieve praktijktoetsen invullen en bespreken. De invulling van de praktijktoets gebeurt op diagnostische basis Coördinator: - Voorbereiden op het gesprek aan de hand van de vorige gespreksformulieren - Eventueel op aanvraag van de mentor een voorbespreking houden over de vorderingen van de student Tijdens gesprek - Inventarisatie vordering in module aan de hand van praktijkleeropdrachten en productieve praktijktoets. Aftekenen praktijkleeropdrachten en productieve praktijktoets op kopielijsten - Verder invullen van tussenbeoordelingsformulier door coördinator op indicatie van de mentor. - Evalueren van het begeleidingstraject en de rol van de student, mentor en coördinator - Persoonlijke leerdoelen en de vorderingen daarin - Ingrepenlijst bespreken - Uitspreken of de wederzijdse verwachtingen uitkomen, zoals het zelf verantwoording dragen voor het leerproces, bewust en actief omgaan met de opleiding 37
Actie: - Zonodig bijstellen van werkplan en/of de stageroute - Bij een onvoldoende beoordeling moet er tussentijds nog een tussenbeoordelingsgesprek plaatsvinden om de gewenste vorderingen in kaart te brengen. Hiervoor wordt een tijdspad uitgezet - De coördinator werkt de formulieren uit na afloop van het gesprek. De originele formulieren zijn voor in het POB, de kopieën komen in de studentenfile en worden digitaal aan het Opleidingsinstituut gezonden
38
Eindbeoordeling Aanleiding
afsluiten van de module
Tijdstip In de gespreksweken. In de stageroute zijn gespreksweken aangegeven door middel van gekleurde balken. De student plant de afspraak met mentor en coördinator. De afspraken uit het introductiegesprek en het tussenbeoordelingsgesprek worden hierbij opgevolgd. Voorbereiding Student: - Initiatief voor plannen van gesprek - Werkmap overleggen aan mentor, zodat deze weet waar de informatie te halen is - Invullen eindbeoordelingsformulier Mentor: - Werkmap bekijken en op basis hiervan informatie halen bij collega’s over het functioneren van de student, Het functioneren van de student dient besproken te worden aan de hand van de productieve praktijktoets en de feedbackformulieren. Als er uit gesprekken met andere werkbegeleiders blijkt dat negatieve feedback niet wordt geregistreerd, kan de mentor overgaan tot het schrijven van een eigen feedbackformulier, waarop hij deze waarnemingen beschrijft. Deze formulieren maken dan deel uit van de beoordeling - Met de student de praktijkleeropdrachten en productieve praktijktoetsen invullen en bespreken. Tijdens gesprek - Inventarisatie vordering in module aan de hand van praktijkleeropdrachten en productieve praktijktoets. Aftekenen praktijkleeropdrachten en productieve praktijktoets - Evalueren van het begeleidingstraject en de rol van de student, mentor en coördinator - Persoonlijke leerdoelen en de vorderingen daarin - Ingrepenlijst bespreken - Registratie van ingrepen tijdens module bespreken - Uitspreken of de wederzijdse verwachtingen zijn uitgekomen, zoals het zelf verantwoording dragen voor het leerproces, bewust en actief omgaan met de opleiding - Invullen van eindbeoordelingsformulier door coördinator op indicatie van de mentor - Afspraken voor de volgende module Actie - Bij een voldoende beoordeling vervolgt de student de opleiding - Bij een onvoldoende beoordeling gaat de student niet naar de volgende module en wacht een half jaar op de volgende groep. Bij de anesthesiemedewerkers gaat de
39
-
student een jaar terug in opleiding. Richtlijnen van de CZO, regeling 2002, zijn dat een student maximaal 4 jaar over zijn opleiding mag doen. Bij een tweede onvoldoende voor dezelfde module moet de student de opleiding beëindigen De coördinator werkt de formulieren uit na afloop van het gesprek. De originele formulieren zijn voor in het POB, de kopieën komen in de studentenfile en worden digitaal aan het Opleidingsinstituut gezonden.
Bijlage 3
Functieomschrijving anesthesiemedewerker/operatieassistent Relevante omschrijvingen met betrekking tot opleidingsverantwoordelijkheid Anesthesiemedewerkers
2. Resultaatgebieden Onderwijs: • Begeleidt medewerkers van het eigen functieniveau stagiaires, leerlingen, arts assistenten, collega’s uit paramedische disciplines bij de uitvoering van hun werkzaamheden; • Verzorgt klinische lessen m.b.t. eigen praktijk; • Geeft praktijkonderwijs c.q. instructie aan leerlingen, artsen in opleiding en artsassistenten. 4. Contacten Met nieuwe medewerkers, stagiaires en arts-assistenten om hen instructies te geven en te begeleiden; 5. Kennis Kennis van methoden van instructie en begeleiding. 6. Vaardigheden Vaardigheid in het geven van instructies aan en begeleiden van nieuwe medewerkers, stagiaires, leerlingen, arts-assistenten (para-) medische disciplines. Vaardigheid in het geven van klinische lessen.
Operatieassistenten 2. Resultaatgebieden Onderwijs: • Begeleidt de medewerkers van het eigen functieniveau, stagiaires leerlingen, artsassistenten, collega’s uit (para)-medische disciplines bij de uitvoering van hun werkzaamheden; • Verzorgt klinische lessen m.b.t. eigen praktijk; • Geeft praktijkonderwijs en/of instructie aan leerlingen, artsen in opleiding en artsassistenten.
40
4. Contacten Met nieuwe medewerkers, stagiaires en arts-assistenten om instructies te geven en te begeleiden. 5. Kennis Kennis van methoden van instructie en begeleiding. 6. Vaardigheden Vaardigheid in het geven van instructies aan en het begeleiden van nieuwe medewerkers, stagiaires, leerlingen, arts-assistenten, collega's uit (para-)medische disciplines. Vaardigheid in het geven van klinische lessen.
Bijlage 4
Werving- en selectieprocedure
Werving De wervingsprocedure ligt in eerste instantie bij de afdeling P & O van cluster 17. Selectie De brievenselectie op onderstaande onderdelen wordt verricht door een P & O functionaris. De geselecteerde brieven worden voorgelegd aan de coördinatoren van het opleidingsbureau. De coördinatoren maken de uiteindelijke keuze en geven aan wie er uitgenodigd kan worden voor een gesprek. Omschrijving van de doelgroep Opleidingsniveau: HAVO met voorkeur voor de profielen “Natuur en Gezondheid” en “Natuur en Techniek” MBO-opleiding voltooit op niveau 4 VWO met voorkeur voor de profielen “Natuur en Gezondheid” en “Natuur en Techniek” Minimale leeftijd 17 jaar en 7 maanden. Minimale lengte 1.55 m. Bij voorkeur uit de regio. Selectieprocedure De selectieprocedure wordt uitgevoerd door een functionaris van P & O en de coördinatoren van het opleidingsbureau van cluster 17. De organisatie van deze gesprekken wordt geïnitieerd door het opleidingsbureau in samenwerking met de afdeling P & O. Bij de gesprekken nemen ook operatieassistenten en anesthesiemedewerkers deel van alle betrokken OKC’s. De leiding van de respectievelijke locaties plant de deelnemers aan de gesprekken vrij in overleg met de coördinatoren.
41
De continuïteit in de selectieprocedure wordt gewaarborgd door de P & O functionaris, hij is bij elk gesprek aanwezig. De overige leden zullen wisselen. Na ieder sollicitatie dagdeel vindt er een evaluatie plaats. Aan de hand van de evaluatieformulieren worden de voorkeuren uitgesproken. Geschikte kandidaten worden uitgenodigd om een dag mee te lopen op de OK op de centrumlocatie. De procedure voor deze dag is beschreven onder het kopje “Sollicitantendag op de OK”. Aan het einde van alle gesprekken en meeloopdagen, wordt er een algemeen evaluatiemoment georganiseerd door de P & O functionaris, waar de evaluatieformulieren van de gesprekken en de meeloopdagen worden besproken. De uiteindelijke keuze voor de aanname van de kandidaten wordt op dit moment gemaakt. Bij gerede twijfel bij een van de evaluatieformulieren wordt de kandidaat niet aangenomen.
Criteria voor een sollicitatiegesprek duur van het gesprek is maximaal 45 minuten leden van de sollicitatiecommissie worden voorgesteld korte uitleg over de procedure van het gesprek tijdens het gesprek komen alle selectiecriteria uit de vragenlijst aan de orde kandidaat wordt op de hoogte gesteld van de meeloopdag die onderdeel uitmaakt van de selectieprocedure. Tevens wordt uitgelegd wat het doel van deze dag is afsluiten van gesprek na beantwoorden van vragen van kandidaat invullen evaluatieformulieren door de betreffende selectiecommissie De afdeling P & O van cluster 17 verzorgt de uitnodiging voor het sollicitatiegesprek, de uitnodiging voor de meeloopdag wordt verzorgd door de coördinatoren, de aanstellingen afwijzingsbrief welke is voorzien van een telefoonnummer waar de kandidaat terecht kan met vragen, wordt verzorgd door P & O. Bij aanstelling verzorgt de afdeling P & O het arbeidsvoorwaardengesprek en de melding aan het Opleidingsinstituut. Sollicitantendag op de OK Als de kandidaat in het gesprek een positieve indruk heeft gemaakt, volgt de uitnodiging om een dag mee te lopen in de praktijk. Als de kandidaat dit afslaat dan stopt voor hem de procedure. Wij willen graag een kandidaat zien die: initiatiefvol is een handige indruk maakt een zelfstandige houding heeft een sociale indruk maakt In ieder geval een totaalindruk bij zijn begeleider achterlaat: “deze persoon lijkt mij fijn om op te leiden en als collega te hebben”. Doel De gemaakte indruk uit het gesprek bevestigen of weerleggen in de praktijk. 42
Procedure Het is van belang dat alle kandidaten na het sollicitatiegesprek in een kort tijdsbestek een dag meelopen op de OK, zodat gemaakte indrukken met elkaar in verband kunnen worden gebracht. De kandidaat wordt gekoppeld aan een operatieassistent of anesthesiemedewerker, die niet heeft deelgenomen aan het sollicitatiegesprek. Dit om de objectiviteit te waarborgen. De medewerker moet op de hoogte zijn van de selectiecriteria. Onderdeel van deze dag is een rondleiding over de afdeling, die wordt verzorgd door de coördinator of begeleider. Hierbij wordt informatie verschaft over de afdeling en de verschillende aanwezige specialismen. De evaluatie van deze dag bestaat uit twee onderdelen: aan het einde van de dag volgt een evaluatiegesprek met de kandidaat. Dit gesprek wordt gevoerd door de coördinator en de begeleider van de dag, waarin de volgende punten aan de orde komen: Hoe heeft de kandidaat de dag ervaren? Wat waren de verwachtingen van de kandidaat? Zijn deze verwachtingen uitgekomen? Zo niet, waar heeft dat dan aan gelegen? Welke indruk heeft de kandidaat van de afdeling? Wat waren de positieve aspecten van deze dag? Wat heeft de kandidaat gemist op deze dag? Vragenrondje voor begeleider, kandidaat en coördinator/praktijkopleider Het tweede onderdeel bestaat uit het invullen van een evaluatieformulier door de coördinator en de begeleider van die dag. De selectievragenlijst en het evaluatieformulier voor de meeloopdag zijn niet als bijlagen opgenomen. Wij willen voorkomen dat wij kandidaten interviewen die op de hoogte hiervan zijn. Het gesprek kan dan niet meer op objectieve basis worden beoordeeld. Wij gaan er vanuit dat deelnemers aan de gesprekken op een integere wijze omgaan met deze vragenlijsten. Hetzelfde geldt voor de informatie die wij uit de sollicitatiegesprekken verkrijgen.
43
Inleiding De volgende selectiecriteria zullen worden gehanteerd bij het beoordelen van de student operatieassistent en anesthesiemedewerker in de BeroepsVoorbereidendePeriode. Deze beoordeling op concreet gedrag wordt gelegd naast de beoordeling van de student die vanuit het PraktijkOpleidingsBoek wordt voorgeschreven. Deze criteria vinden hun oorsprong in de selectievragenlijst die wordt gehanteerd in de sollicitatiegesprekken. Deze selectievragenlijst maakt deel uit van het wervingsplan voor OK-studenten. De vragenlijst is genummerd. De nummers die betrekking hebben op de volgende criteria zijn naast de titel weergegeven. Opvalt dat de nummers 5, 6 en 9 drie maal voorkomen. Dit kan zoveel betekenen dat deze vragen in de sollicitatiegesprekken veel aandacht dienen te krijgen. De onderbeschreven criteria zijn vertaald in concreet gedrag. Wij willen het volgende gedrag zien. 1. Een actieve en zelfstandige student (2, 3, 6 en 10) • De student stelt veel gerichte vragen, maar stelt niet steeds dezelfde vragen en gebruikt eventueel een notitieboekje • De student gaat met nieuwe vragen door op het geleerde en maakt zo een koppeling tussen de theorie en de praktijk • De student neemt het initiatief om vaardigheden uit te voeren in overleg met de werkbegeleider • De student treedt onder begeleiding handelend op tijdens onverwachte situaties, of anders vraagt de student om opdrachten • De student is toont verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces door afspraken te maken om de geleerde vaardigheden te laten toetsen • De student neemt feedback positief op. De student gaat niet in de verdediging, maar vraagt om motivatie en verduidelijking. • De student vraagt om feedback, vult samen met de werkbegeleiders de feedbackformulieren in en communiceert deze naar zijn mentor toe. • De student kan mondeling verwoorden welke productieve toetsen gekoppeld zijn aan de BVP en geeft dagelijks zijn aandachtspunten aan bij de werkbegeleiders • De student bereidt zich door middel van de juiste formulieren en zijn productieve praktijktoets samen met diens mentor voor op zijn gesprek • De student toont eigen initiatief door zelf contact op te nemen met mentor en coördinator voor alle begeleidingsafspraken en werkplannen • De student roept hulp in van de mentor of coördinator bij problemen • De student zorgt voor een communicatief verband tussen alle mensen die de begeleiding verzorgen
2. Een student die belangstelling heeft voor het vakgebied (1, 2, 5, 8, 9, 10) • De student is op de hoogte van de inhoud van zijn POB/POP en laat dit naar voren komen in zijn werkplan • De student maakt volgens afspraak een werkplan en overlegt de haalbaarheid en toepasbaarheid met mentor en coördinator 44
• •
De student stelt zich op de hoogte van de afdelingsregels/protocollen en neemt deze mee in het uitvoeren van de vaardigheden De student informeert zich over personele zaken, zoals ziekmelden, aanvraag vrije dagen, compensatiedagen enz. en gaat met vragen naar de aangewezen persoon.
3. Een student die opgedane kennis integreert in de praktijksituatie en zijn vaardigheden (4, 5, 6, 7) • De student stelt prioriteiten in zijn handelen en komt terug op werkzaamheden die nog onafgemaakt zijn • De student gaat met nieuwe vragen door op het geleerde en maakt zo een koppeling tussen de theorie en de praktijk • De student laat gecorrigeerd gedrag zien aan de hand van de verkregen feedback, vervalt daarbij niet in oude fouten • De student brengt reproductief niveau naar productief niveau • Gaat uit zichzelf onderwijsleergesprekken aan • De student doet bij de werkbegeleiding voorstellen om opdrachten uit te voeren en bespreekt hoe hij dit gaat aanpakken 4. Een student die op het niveau is overeenkomstig het POB (3, 5, 6, 9) • De student toont zijn niveau aan de hand van de feedbacklijsten en praktijktoets • De student kan zijn eigen grenzen bewaken: benoemt waartoe hij in staat is en waartoe niet Waarmee wordt afgesloten is een gedragscode (8, 9) Wij willen een student die laat zien dat hij anderen: patiënten, collega’s, afdelingsleiding, medisch specialisten en andere disciplines op een respectvolle manier bejegent, zodat de ander altijd in zijn waarde wordt gelaten. Hierbij dient men andere culturen en geloofsovertuigingen te respecteren.
45
Bijlage 5 Uitwerking van de begrippen op het tussenbeoordelingsformulier en het eindbeoordelingsformulier 1. Beroepstaken [handelingenschema's] Doeltreffendheid: Datgene dat onder normale omstandigheden als bereikbaar is vastgesteld, onder dagelijkse condities daadwerkelijk wordt bereikt. Hierbij spelen het kunnen stellen van prioriteiten en het doelgericht handelen in onverwachte situaties een rol. Deskundigheid: De beroepsbeoefenaar beschikt over de voor de uitoefening van zijn beroep noodzakelijke kennis en vaardigheden en geeft blijk van het vermogen tot integratie van de theorie in de praktijk Observatievermogen en directe rapportage: Het waarnemen van veranderingen van welke aard dan ook, deze te rapporteren en het ondememen van de noodzakelijke stappen, afhankelijk van de deskundigheid. Begeleiding patiënt en/of familie: Het in kunnen schatten van de hulpvraag van de patiënt en/of familie. Het binnen acceptabele grenzen geven van begrijpelijke relevante informatie en het kunnen onderkennen wanneer gesprekken met andere disciplines noodzakelijk zijn. Kennisoverdracht: Overdracht van relevante beroepsinhoudelijke kennis aan derden. Indicatiestelling: De beroepsbeoefenaar kan bepalen welke hulp nodig is en of diens discipline, deskundigheidsniveau of outillage geëigend is voor de hulpvraag. Veiligheid: De kans op schade als gevolg van beroepsmatig handelen wordt geminimaliseerd. Zorgvuldigheid: De beroepsbeoefenaar past de voor de uitoefening van zijn beroep noodzakelijke kennis en vaardigheden op een juiste wijze toe. Methodisch: Het vermogen om zaken op een planmatige wijze aan te pakken. 2. Zelfstandigheid Zelfstandigheid: De beroepsbeoefenaar kan, voor zover mag worden verwacht op basis van kennis en kunde, datgene doen wat tot zijn of haar taak behoort, rekening houdend met het tijdstip van de opleiding en dient blijk te geven van verantwoordelijkheid. Kan zijn of haar grenzen aangeven ten aanzien van eigen bekwaamheid en bevoegdheid en handelt daarnaar. Besluitvaardigheid: De beroeps beoefenaar kan besluiten nemen, ook in kritieke situaties. Laat beslissingen niet aan anderen over en kan in onverwachte situaties goed improviseren.
46
3. Werktempo De beroepsoefenaar dient over een zodanig werktempo te beschikken, wat gezien de omstandigheden mogelijk of wenselijk is, met inachtneming van het te behalen resultaat. 4. Beroepshouding Respectvolle bejegening: De beroepsbeoefenaar dient de patiënt als gelijkwaardige medemens te beschouwen en diens waardigheid en eigen verantwoordelijkheid tot uitgangspunt te nemen. Informatiebereidheid: De beroepsbeoefenaar dient zowel op eigen initiatief als desgevraagd de voor de patiënt relevante informatie te verstrekken. Vertrouwensrelatie: Het is van groot belang dat de beroepsbeoefenaar en de patiënt elkaar vertrouwen. De beroepsbeoefenaar dient hierbij de geheimhoudingsplicht in acht te nemen en de persoonlijke levenssfeer van de patiënt te eerbiedigen. Samenwerking: De relatie tussen beroepsbeoefenaren onderling en de relatie tussen de beroepsbeoefenaar en de patiënt dient een samenwerkingsrelatie te zijn, in die zin dat zij samen op weg zijn naar het beoogde doel. Initiatief: De beroepsbeoefenaar komt uit eigen beweging tot activiteiten en/of het doen van voorstellen. Extra informatie verzamelen. Aanpassing: De beroepsbeoefenaar dient een flexibele houding te hebben en een bijdrage te leveren aan een goede sfeer. Feedback: Staat open voor kritiek en kan op een efficiënte manier feedback geven aan anderen. 5. Organisatie Planning: [Inzicht in] organiseren van zorg. Continuïteit: De beroepsbeoefenaar draagt zorg voor een goede overdracht van zorg. Doelmatigheid: De inspanningen [geld, middelen, tijd] verhouden zich tot de opbrengsten [baat van zorg]. 6. Coördinatie Overzichtelijkheid: De beroepsbeoefenaar dient zich op het totaal van de werkzaamheden te richten. Integrale zorg: Dat de door verschillende beroepsbeoefenaren verleende zorg op elkaar is afgestemd en een samenhangend aanbod vormt.
47