8
Saskia Weelink
Polderpolka In Lelystad, van waaruit dit artikel over bewegen en muziek is geschreven, is het bewegingsonderwijs op de volgende manier georganiseerd. Wij zijn een vakgroep bestaande uit dertien personen. In het reguliere basisonderwijs geeft bijna iedere vakleerkracht alle groepen een keer in de week les en de andere keer wordt door de groepsleerkracht verzorgd. De kinderen krijgen nl. twee keer per week bewegingsonderwijs. Voor het speciaal onderwijs geldt dit ook maar dan worden beide lessen gegeven door de vakleerkracht. Een uitzondering vormt helaas het bijzonder onderwijs, daar wordt slechts op een enkele school door een vakleerkracht lesgegeven. Jaarlijks vormen we werkgroepjes binnen onze vakgroep. Een daarvan is de lesvoorbereidingsgroep. Zij bereidt per keer een periode voor. Een periode duurt vier weken . In totaal worden er tien periodes voorbereid . Wij delen onze lessen in naar de verschillende bouwen die er zijn , te weten ; voorbouw (groep 1/2) , onderbouw (groep 3/4) , middenbouw (groep 5/6) en bovenbouw (groep 7/8) . De acht onderdelen die je per periode hebt zijn deels spel, deels toestelonderdelen. In twee van de tien periodes wordt ritme en bewegen voorbereid. Dit komt neer op vier lessen ritme en bewegen per jaar. Wij zijn ons ervan bewust dat dit niet veel is, maar als je de jaarplanning ziet, blijkt dit toch in een redelijke verhouding te staan tot de andere onderdelen van het vak bewegingsonderwijs voor de basisschool. Gelukkig dragen de groepsleerkrachten ook hun steentje bij voor wat betreft bewegen en muziek. Naast de lessen die zij geven in bewegen en muziek doen zij ook kinderzangspelletjes, volksdansen en dansexpressie met de kinderen .
Het hoofdprobleem kan worden onderverdeeld in vie r dominante bewegingsproblemen die we hieronder zullen opsommen en aan de hand van een voorbeeld zullen toelichten . a. Tempo-onderkenning; groep 1 Vm 4 Het verschil tussen langzaam en snel. Voorbeeld: sommige muziek nodigt uit tot gaan (wandelen) en andere muziek nodigt uit tot lopen (hardlopen). b. Herhalingonderkenning: groep 1 Vm 4 Het herkennen van afgepaste stukjes muziek. Voorbeeld: de lengte van een liedje of de lengte van een klap ritme. c. Onderkenning van het gezamelijke tempo : groep 3 Vm8 Met z'n allen tegelijk in hetzelfde tempo bewegen. Voorbeeld : Alle voetpassen klinken gelijk op, als je de muziek uitzet hoor je alle kinderen tegelijk lopenlgaanlh uppelen. d. Onderkenning van het gezamelijke tempo en de herhaling. Alle kinderen bewegen in hetzelfde tempo ; de herhaling in de muziek moeten ze leren herkennen . Voorbeeld : elke 8 tellen vertrekt er iemand in galop naar de overkant.
Nu terug naar het thema: bewegen en muziek. Het hoofdprobleem Bij ritme en bewegen voor 4-12 jarigen gaat het erom het tempo van de muziek en het tempo van het bewegen samen te laten vallen . Het tempo van de muziek is het ritme van de accenten die je in de muziek hoort; ook wel het muzikale ritme . Het tempo van het bewegen is het ritme dat je hoort door de voeten op de vloer; ook wel het bewegingsritme.
Wij willen dus binnen 8 jaar Ritme en Bewegenonderwijs de kinderen leren de passen van het bewegingsritme samen te laten vallen met de accenten van het muzikale ritme (in de maat) . Naast deze tempoonderkenning willen we de kinderen ook leren, de herhaling binnen de muziek te horen en daarop te bewegen (herhalingonderkenning) .
Wij beseffen dat dit het allereerste begin is van het Ritme en Bewegen-onderwijs maar meer achten wij niet haalbaar binnen deze leeftijdsgroep en binnen de tijd die wij ter beschikking hebben. Welke tempo's zijn er mogelijk. De muziek is bepalend voor je Ritme en Bewegenonderwijs. Het tempo van de muziek geeft aan wat voor leervoorstel je kunt doen. Het is belangrijk dat je muziek kiest die heel duidelijk is ( de accenten van het muzikale ritme, oftewel de beat, moeten goed te horen zijn).
Wij kiezen voor de volgende drie tempo's: a. Het lopen (looppas) Binnen dit tempo hoor je in de muziek ongeveer 180 accenten per minuut, er worden dus ook
9
ongeveer 1!:l0 passen per minuut gemaakt. Voorbeeld: Rock and Roil muziek. b. Het huppelen of de galop Binnen dit tempo hoor je in de muziek ongeveer 120 accenten per minuut, dus ook passen per minuut. Voorbeeld: Samba-achtige muziek. c. Het gaan (wandelen of ~ajorette-tempo) Hier hoor je 95-100 accenten per minuut, dus ook 95-100 passen per minuut. Voorbeeld: Soul-achtige muziek. De muziek geeft dus aan of je gaat lopen,huppelen of gaan. Je kiest steeds voor 1 van deze tempo's; binnen zo'n tempo kun je kiezen tussen 1 van de 4 dominante bewegingsproblemen: a. tempo-onderkenning; b. herhaling-onderkenning; c. onderkenning van het gezamelijke tempo; d. onderkenning van het gezamelijke tempo en de herhaling. Hiervoor heb je verschillende arrangementen ter beschikking. Welke arrangementen zijn er mogelijk. Het arrangement binnen het Ritme en Bewegen is eigenlijk: hoe stel je de kinderen op? Laat je ze vrij door de zaal lopen of stel je ze op in rijtjes, een vierkant of een kring? Je kunt door arrangementwijzigingen het bewegen spannend houden. Voorbeeld : om de 8 tellen in groepjes naar de overkant lopen is heel leuk, maar niet de hele les. Je kunt nu het arrangement wijzigen, bijvoorbeeld zo dat de kinderen in een vierkant staan. Het leervoorstel wordt dan: na 8 tellen lopen de nummers 1 van groepje A en C naar de overkant en sluiten achteraan het rijtje aan; 8 tellen later starten de nummers 1 van groepje B en 0; 8 teIlen later de nummers 2 van A en C, enz. enz. Het gaat nog steeds om de herkenning van het gezamelijk tempo en de herhaling, maar het arrangement is spannender. Welke vOlgorde kies je Binnen het Ritme en Bewegen kun je op bepaalde aspecten een volgorde aangeven. a. Kinderen moeten eerst het verschil tussen langzaam en snel kennen voor ze met z'n allen precies in hetzelfde tempo kunnen gaan lopen. b. Het is makkelijker om aan het eind van een liedje stil te gaan staan op de plaats waar je bent, dan om aan het eind van een liedje te zorgen dat je terug bent in de kring. c. Het eind van een liedje is makkelijker te horen dan het eind van een klap ritme . Zo zou je nog verschillende voorbeelden kunnen geven.
Er zijn twee algemene regels: 1. Van eenvoudig naar complex (met hoe meer dingen je rekening moet houden, des te moeilijker het is) - in een bepaald tempo lopen - in een bepaald tempo lopen en op tijd vertrekken of stoppen - in een bepaald tempo lopen, op tijd vertrekken en op tijd stoppen - in een bepaald tempo lopen, op tijd vertrekken , op tijd stoppen op een vaste plaats - in een bepaald tempo lopen, om de 8 tellen vertrekken , 4 passen naar voren, 4 passen zijwaarts, 4 passen naar achteren, 4 passen zijwaarts en stoppen . 2. Van muziek die duidelijk is (geeft duidelijk de accenten en herhalingen aan) naar muziek die qua ritme moeilijker te volgen is. Een verdere uitwerking komt in het praktijkgedeelte. Belangrijke tips: - goede, duidelijke muziek gebruiken - zelf meedoen - duidelijk het tempo aangeven (bijvoorbeeld door meeklappen) - duidelijk de herhaling aangeven (bijvoorbeeld door meetellen). Groep 3/4: vier lessen. Hieronder volgen 4 mogelijke lessen Ritme en Bewegen, die geschikt zijn voor 6/7/8-jarigen. Afhankelijk van de interesse van de groep en de eigen vaardigheid van de lesgever kan een deel van de les of de hele les gedanst worden . De kinderen vinden het vaak prettig om meerdere keren hetzelfde muziekje te horen. De herkenning wordt groter en daarmee ook de eigen succesbeleving . Herhaling van de lesstof uit groep 1/2 kan dus een goede start zijn.
Hoofdprobleem: a. Tempo-onderkenning (het verschil tussen snel en langzaam) b. Herhaling-onderkenning (het herkennen van afgepaste stukjes muziek) Tempo: a. Binnen het hoofdprobleem 'tempo-onderkenning' worden alle 3 tempo's gebruikt, om de contrasten goed duidelijk te maken voor de kinderen. Lopen (looppas) wordt gecombineerd met huppelen en/of gaan (wandelen). b. Binnen het hoofdprobleem 'herhaling-onderkenning' kiezen wij voor het huppelen . Er wordt veelal gebruikt gemaakt van korte kinderliedjes, die uitnodigen om te huppelen. Mocht een kind het huppelen niet beheersen, dan is een galOp ook prima.
10 Les 1 Tempo-onderkenning 1. Snel/langzaam op eigen muziek Arrangement : de kinderen staan vrij door de zaal Muziek : zelf muziek maken m.b.v. trommel, tamboerijn, etc. waarin snelle en langzame stukjes zitten. Ook hard en zacht kan geinterpreteerd worden. Leervoorstel : luister naar de muziek; bij snelle tikken hardlopen, bij langzamere tikken huppelen en bij hele langzame tikken wandelen. Opmerking : het is handig de kinderen van te voren de verschillende tempo's te laten horen. 2. Snel! langzaam op muziek (bandje) Arrangement : de kinderen staan vrij door de zaal Muziek : afwisselend snel en langzaam, bijvoorbeeld 'de muis en de olifant', 'de eendjes', 'het paard ' (Benny Vreeden Productions). Leervoorstel: luister goed naar de muziek en beweeg op wat je hoort. Arrangementsverandering : de kinderen staan in de kring en krijgen elk een 'rol '; huppelaar, wandelaar of renner. Leervoorstel: luister goed naar de muziek en beweeg als 'jouw' muziek aan de beurt is. Ben je niet aan de beurt dan blijf je op de plek staan. Steeds weer terugkomen in de kring . les 2 Tempo-onderkenning en herhaling-onderkenning 1. Snel/langzaam op muziek (bandje) Herhaling van onderdeel 2 uit les 1; vrij door de zaal, afwisselende tempo's. 2. Op tijd stilstaan Arrangement : de halve groep staat bij de leerkracht en de andere helft loopt vrij door de zaal Muziek : alle korte kinderliedjes zijn geschikt, de kinderen moeten goed weten wanneer het liedje afgelopen is. Leervoorstel : met de halve groep het liedje zingen, de andere helft huppelt vrij door de zaal. Je moet ervoor zorgen dat je aan het eind van het liedje stilstaat. Nu worden de rollen omgedraaid. Opmerkingen : - voor de duidelijkheid kun je tussen de wisselingen een keer met z'n allen het lied zingen. - meeklappen geeft ook duidelijkheid Uitbouw : - op tijd stilstaan wordt veranderd in op tijd terugzijn(bij de leerkracht) - het liedje 2/3 keer zingen, waardoor de kinderen verder van de leerkracht weg kunnen huppelen (=risico).
les 3 Herhalingonderkenning 1. De kring Arrangement : de kinderen staan opgesteld in een kring , ze hebben om en om een lintje om. Muziek : liedje met huppeltempo (bandje) bijvoorbeeld Hans en Hans van Herman van Veen. Leerkracht geeft m.b.V. blokken aan wanneer de nieuwe 16 tellen beginnen (op de 15e tel tegen elkaar tikken). Leervoorstel: de kinderen met het lintje blijven op hun plek en klappen mee met de muziek. De kinderen zonder lintje huppelen door de zaal en zorgen dat ze op tijd terug zijn in de kring. Nu draaien de rollen om. Opmerking : laat eerst de muziek horen en tel mee om te laten horen hoe lang 16 tellen duren. 2. De hoepels Arrangement : per tweetal 1 hoepel verspreid door de zaal Muziek : liedjes met huppeltempo (bandje) , bijv. Lambada van Kaoma of Le Printemps van Michel Fugain . Leervoorstel: nummer 1 gaat in de hoepel staan en klapt het liedje mee. Nummer 2 huppelt door de zaal en zorgt dat hij/zij aan het eind van d 16 tellen terug is in de hoepel. Rollen omdraaien. Uitbouw : - nummer 2 start direct na nummer 1, enz. - 16 tellen veranderen in 32 of 8. les 4 Herhalingonderkenning van individueel naar in groepjes 1. Herhaling van onderdeel 1 of 2 uit les 3; de kring of de hoepels. 2. De treintjes Arrangement : de kinderen staan in rijtjes van 5 à 6 achter elkaar aan de korte kant van de zaal. Muziek : alle korte kinderlied jes zijn geschikt (zingen) Leervoorstel : het kind vooraan de rij is de locomotief en bepaalt waar de trein 'heenhuppelt'. De rest volgt. Aan het eind van het liedje staat de trein stil. Opmerkingen : - regelmatig de locomotief vervangen - er mag niet gebotst worden 3. Keuze De kinderen kiezen zelf wat zij graag nog een keer wiJlen doen uit de voorgaande lessen.
11 Voor een uitgtlbreide uitwerking van de praktijklessen voor alle groepen verwijzen wij naar het boek; '8ewegen: werkboek bewegingsonderwijs voor basis- en speciaal onderwijs' van de vakgroep b.o. te Lelystad.
Dit boek is te verkrijgen bij: 8.0.T. Postbus 2375, 8203 AH Lelystad voor f55 ,-. Er is ook een extra bijlage voor speellokalen voor f 7,50.
' -- - - - - -- - - - ----_._---------
Chert Hento
12
Bewegen en muziek in een Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis (APZ) In het kader van dit thema-nummer heeft de redaktie mij gevraagd om een bijdrage te leveren. Middels het schrijven van dit artikel over bewegen en muziek in het APZ-Brinkgreven hoop ik aan die vraag te voldoen. Het volgende: Mevrouw. A. werd op een gegeven moment in het behandelteam, van de sektor waar ik werkte , besproken. Ze was 69 jaar en is sinds elf jaar weduwe. Klinische opname vOlgde nadat ze thuis niet verder kwam dan bedrust. Ze verwaarloosde zichzelf en haar kinderen konden geen kant meer met haar op. Mevrouw komt uit een sjiek milieu. De diagnose luidt depressie in engere zin met 'gemengde trekken' (theatrale, afhankelijke). Volgens de dokter is er ook sprake van een onderliggende borderline-problematiek. Dit uit zich in het feit dat ze alle medewerkers tegen elkaar opzet. Tegen de verpleegkundige klaagt ze over de dokter, bij de dokter klaagt ze over de bewegingstherapeut en bij deze over de verpleegkundige. Splitten noemen ze dat. Ze wil echter wel beter worden en hoopt derhalve op een intensieve behandeling. Er worden met mevrouw afspraken gemaakt over het te volgen therapieprogramma en daar wordt een bepaalde tijd niet aan getornd. De dokter verzorgt de medicatie en aan de therapieën wordt gevraagd om uit te zoeken wat voor leven mevrouw had voor haar opname en wat ze na haar ontslag weer zou kunnen gaan doen. Vraag aan de bewegingstherapeut is om te kijken of mevrouw depressief is of dat er sprake is van een onderliggende persoonlijkheidsstoornis. Ik ben met mevrouw gaan stijldansen ..... . Eventjes tot zover! Vanuit de psychiatrie geschreven is wat mij betreft over het kiezen van een aktiviteit het volgende in ieder geval te zeggen. - je doet een aktiviteit omdat de deelnemer(s) het leuk vind(t)(en) - je doet een aktiviteit omdat de deelnemers er kennis mee willen maken - je doet een aktiviteit omdat je als therapeut aan wilt sluiten bij dat wat bekend is bij de deelnemer of - je doet een aktiviteit juist omdat de deelnemer er onbekend mee is. Wat opvalt is dat de deelnemer in geen van de gevallen wordt overgeslagen in het bepalen van de keuze. Anders dan in het bewegingsonderwijs, waar de lesgever min of meer bepaalt in welke betekenisgebieden hij/zij zijn/haar leerlingen in introduceert, wordt in een beïnvloedingsmilieu zoals een APZ de keuze bepaald door de fascinaties van de patiënt en de vakmatigheid van de therapeut.
De vraag van de redaktie aan mij was: "Wat doen jullie met bewegen en muziek in de psychiatrie?" Welnu , hier volgt een opsomming. Voor het gemak beperk ik de opsomming even tot de afdeling bewegingstherapie van Brinkgreven . 1. Spelen en zingen van jaren '60 liedjes met verlate hippie. 2. Trommelen met eenzaam automutilerend psychotisch meisje. 3. Aerobic met twee meiden. 4. Cursus jazzballet met gemelleerd gezelschap. 5. Piano en klarinet met schizofrene man. 6. Stijldansen met oudere dame. Bij deze opsomming is de vorm van bewegen en/of muziek niet toevallig gekozen. Je kunt de vorm en de deelnemer(s) niet loskoppelen . Ze horen bij elkaar. Zo gaat het bij; ad 1. om een 42-jarige man die de flower-power tijd volop en intens heeft meegemaakt. Hij heeft zich aan de maatschappij daarna niet meer aan kunnen passen toen soft-drugs roken weer wat stiekemer moest en je verwacht werd ook weer te gaan werken. Hij ligt de hele dag op bed en komt voorlopig tot niets. Hij wil geen enkele therapie bezoeken, wel gitaar spelen want dat is geen therapie. ad 2. om een zeer verdrietig , eenzaam meisje dat weinig plezier heeft in het leven. Ze heeft alleen contact met de bewegingstherapeut. Op de vraag of ze tijdens hun contact iets zou willen doen, antwoordde ze: "trommelen ". Ze hebben één maal in de week een afspraak en na een aantal keren heeft ze de "mambo" al aardig onder de knie en leren ze elkaar al iets beter kennen. Vooral na het trommelen verteld ze wat haar leven zo verd rietig maakt. ad 3. om twee meiden die op het punt staan hun leven voorgoed buiten de muren van het APZ voort te zetten . Ze willen "buiten " graag een leuke hobby hebben. Ze zijn samen met de medewerkster bewegingstherapie aan het onderzoeken geweest wat je moet weten/kunnen om in te stromen in een clubje in de stad. Het wordt in een cursusvorm aangeboden. Cursusonderdelen zijn o.a.; - minstens 1 oefening technisch en conditioneel volhouden, - welke kleding draag je, - omkleden met anderen en eventueel douchen , - kun je er zelf naar toe, - kun je er wekelijks naar toe, - kijkje nemen bij de club.