KUNSTZINNIGE VORMING – MUZIEK EN BEWEGEN
Kerndoel 1: De leerlingen leren liederen uit de eigen en andere culturen alleen en in groepsverband zingen. 1.1. 1.2.
Zingen Zingen: bandje
Kerndoel 2: De leerlingen leren bewegen op een gespeeld ritme, op actuele of op meer traditionele muziek, waarbij ze hun beweging kunnen aanpassen aan de maat van de muziek, speelliederen uitvoeren en ervaringen, gevoelens, situaties en gebeurtenissen alleen en met elkaar, in beweging en dans weergeven. 2.1.
Bewegen op muziek
Kerndoel 3: De leerlingen kunnen luisterend muziek beleven en genieten, onderscheiden en benoemen. Ze kunnen dit verbaal, beeldend of met bewegingen duidelijk maken. 3.1.
Muziek beleven, beluisteren, onderscheiden en benoemen
Kerndoel 4: De leerlingen kunnen (begeleidingsritmes) spelen op (school)instrumenten. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
(Ritmisch) muziek maken met instrumenten Drummen: bandje Drummen: drumgroep Keyboard: bandje Keyboard: keyboardgroep Percussie: bandje
Kerndoel: 5. De leerlingen kunnen een muziekstuk maken en uitvoeren op basis van een gegeven melodie, een ritme, een sfeer of stemming. 5.1.
Muziekstuk maken
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
1/12
Kerndoel 1: De leerlingen leren liederen uit de eigen en andere culturen alleen en in groepsverband zingen. Niveau 1.1. Zingen
1 - Zingt klanken uit een liedje na - Beleeft plezier aan het samen zingen
2 - Zingt eenvoudige woorden mee uit een liedje
3 4 - Zingt korte zinnen (2 tot 3 woorden) - Zingt een kort en éénstemmig liedje mee uit een liedje mee - Zingt kinderliedjes uit andere culturen na, doet de woorden qua klank na (Marokkaans, Turks, Surinaams)
5 - Zingt liedjes met een omvang van vijf tonen (klinkt vrij zuiver binnen deze tonen) - Zingt zelf een bekend refrein wanneer alleen de startzin wordt voorgezongen
6 - Zingt een eenvoudig lied mee bestaande uit meer coupletten - Zingt zelf een bekend couplet wanneer alleen de startzin wordt voorgezongen - Zet op het juiste moment in als de leerkracht een startsein geeft
7 - Zingt uit het hoofd een eenvoudig lied bestaande uit meer coupletten (kent de melodie en tekst uit het hoofd) - Bedenkt andere woorden in een tekst bij een goedgekend lied (springen i.p.v. klappen)
9 - Zingt liedjes met meerdere coupletten mee die moeilijk zijn qua tekst en ritme - Kent de termen piano en forte en kan dit ook toepassen bij het zingen
10 - Zingt Engels- en anderstalige liedjes - Zingt liedjes met meerdere coupletten uit het hoofd die moeilijk zijn qua tekst en ritme - Neemt een voorgespeelde toon vocaal over - Hoort het verschil tussen couplet en refrein
11 - Neemt een voorgespeelde melodie bestaande uit 5 tonen vocaal over - Blijft een eigen partij zingen met een groepje leerlingen terwijl er doorheen gezongen wordt - Hoort het verschil tussen intro, couplet, refrein, tussenstuk/solo en de bridge
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
8 - Zingt liedjes met een omvang van meer dan vijf tonen (zuiver stembereik) - Neemt een voorgezongen toon over - Zingt harder als de leerkracht zijn handen omhoog beweegt of uit elkaar - Zingt zachter bij omlaag of naar elkaar toe bewegen
12 - Zingt alleen of met een andere leerling en eigen stem bij een canon - Zingt samen met een groep leerlingen een eenvoudige tweede stem bij een lied - Zingt een liedrepertoire van tenminste 10 liederen uit het hoofd - Kan de verschillende stemgroepen (sopraan, alt, tenor, bas) benoemen - Kent de termen crescendo en decrescendo en kan dit ook toepassen bij het zingen
2/12
Niveau 1.2. Zingen:
1
2
3
4
5
6
7
8 - Is zich bewust van de spullen die nodig zijn voor het zingen in een band (microfoon, kabel, versterker) - Neemt een toon zuiver over - Zingt een eenvoudige melodie zuiver na - Zet het zingen op het juiste moment in (meestal na het intro van de instrumentalisten) - Neemt met het zingen het door de band gespeelde tempo aan
11 - Luistert naar de andere bandleden en past de zang aan aan het ritme, en tempo en het volume (coupletten vertellend, zacht, refreinen sterker en met uithalen)
12 - Kan het instrumentarium van de hele band (ook drums, percussie en keyboard/basgitaar) zelfstandig op- en afbouwen - Blijft een eigen partij zingen terwijl er doorheen gezongen wordt door iemand anders - Zingt met expressie (gaat na waar het nummer over gaat en laat in de stem, mimiek en uitstraling zien dat de betekenis begrepen wordt en draagt deze uit) - Zingt nummers uit een breed repertoire met afwisseling in tempo, sterkte, toonhoogte, sfeer en taal.
Bandje (Mozarthof)
9 - Zingt liedjes met meerdere coupletten mee die moeilijk zijn qua tekst en ritme - Helpt de medebandleden met het klaarzetten van het instrumentarium
10 - Zingt Engels- of anderstalige liedjes - Zingt liedjes met meerdere coupletten uit het hoofd die moeilijk zijn qua tekst en ritme - Bouwt het instrumentarium op en ruimt zelfstandig op
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
3/12
Kerndoel 2: De leerlingen leren bewegen op een gespeeld ritme, op actuele of op meer traditionele muziek, waarbij ze hun beweging kunnen aanpassen aan de maat van de muziek, speelliederen uitvoeren en ervaringen, gevoelens, situaties en gebeurtenissen alleen en met elkaar, in beweging en dans weergeven. Niveau 2.1. Bewegen op muziek
1 - Beweegt ongericht met het lichaam op de muziek - Richt zijn aandacht op de muziek gedurende enkele seconden
2 3 - Voert twee grof motorische - Reageert met bewegingen op handelingen uit in een liedje vrolijke muziek (handen in de lucht, stampen met - Voert één grof motorische handeling uit in een liedje (handen in de lucht de voeten) steken) - Imiteert gekoppelde beweging en klank (omhooggaand geluid = handen omhoog)
4 - Marcheert achter de leerkracht aan op tempomuziek (tweekwartsmaat) - Staat stil als de muziek stopt - Danst met verschillende materialen en attributen als hoepels en lintjes - Voert een bekende handeling zelfstandig uit bij een herkenbaar liedje (zo doet een vogel…)
5 - Doet de stoelendans - Beweegt met de leerkracht mee in een langzaam of snel tempo - Begint aan het begin en stopt aan het eind van een lied met bewegen - Beweegt met de leerkracht mee bij een geleidelijk sneller of langzamer wordende maat
6 - Doet mee met een reeks eenvoudige bewegingen in stilstaande kring (volksdans)
8 - Stapt op een door een instrument eenvoudig ostinaat ritme (lang achter elkaar herhaald ritme) - Imiteert eenvoudige danspassen van andere leerlingen - Houdt bewegingen tijdens muziek vol
9 - Springt/ huppelt/ danst geïnspireerd door videoclips bij popmuziek
10 - Stapt op gevarieerde ritmes die door een instrument wordt gespeeld (fluitmelodie, piano)
- Reageert met een eigen beweging op de beweging van anderen - Bedenkt eigen bewegingen passend bij de gedraaide muziek
- Varieert met bewegingen tijdens muziek - Corrigeert eigen bewegingen (toch naar links stappen) - Imiteert de dansbewegingen uit videoclips
7 - Loopt op verschillende aangegeven stampritmes - Beweegt zijn armen los van zijn benen op muziek en omgekeerd - Beweegt anders bij een tempowisseling in de muziek (snellere bewegingen als ritme versnelt) - Herkent herhaling (beweegt alleen bij het refrein en staat stil tijdens coupletten)
11 - Doet mee aan een volksdans in de kring met wisselende partners - Danst passend bij diverse soorten muziek (house, hardrock, slow) - Voert verschillende dansjes op dezelfde muziek uit
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
12 - Zingt en danst tegelijk op een eenvoudig liedje - Reageert adequaat op muzikale veranderingen betreffende klank, vorm en betekenis (sneller dansen op hoger tempo en sterkere klanken in de muziek) - Leert anderen een dans(je) aan
4/12
Kerndoel 3: De leerlingen kunnen luisterend muziek beleven en genieten, onderscheiden en benoemen. Ze kunnen dit verbaal, beeldend of met bewegingen duidelijk maken. Niveau 3.1. Muziek beleven, beluisteren, onderscheiden en benoemen
1 - reageert bij muziek-activiteiten
2 - onderscheidt fysiek snel en langzaam
5 - benoemt dat een toon zeer sterk of zeer zacht is - benoemt dat een klank lang of kort is - benoemt of hij bepaalde muziek vrolijk of droevig vindt
6 - wijst een picto aan bij verschillende stemmingen in muziek (blijdschap, boosheid, droefheid, schrik, angst, romantiek, dreiging en ontspanning) - benoemt of hij iets dichterbij hoort komen of verder weg hoort gaan bij het horen van muziek (crescendo en decrescendo) - benoemt of een toon harder of zachter is dan een andere toon - geeft aan of een toon hoog of laag is met beweging (hoog = armen omhoog, laag = armen omlaag) - klapt op de maat mee die wordt voorgeklapt - wijst vijf verschillende orffinstrumenten aan wanneer deze genoemd worden (bv xylofoon, tamboerijn)
9 - benoemt of een stem hoog of laag klinkt - benoemt welk verschil hij hoort in een muziekstukje qua sterkere en zachtere klanken - benoemt welk verschil hij hoort in een muziekstukje qua tempoverandering
3 - onderscheidt sterk en zacht
7 - benoemt bij welke gelegenheden bepaalde muziek past (verjaardag-, trouw-, disco-, kerst- en kerkmuziek) - wijst aan op plaatjes wat door muziek wordt uitgebeeld (eng bos bij spannende muziek) - benoemt of een toon hoger of lager is dan een andere toon - benoemt vijf orff-instrumenten wanneer de leerkracht deze aanwijst (pauk, trom, xylofoon, klokkenspel, triangel, ratel, bekken, schellenraam, tamboerijn) - benoemt dat een klank langer of korter is dan een andere klank - benoemt dat een klank sneller of langzamer is dan een andere klank - wijst op een plaatje aan welk instrument hij hoort (piano, fluit, trommel, trompet, viool) 10 11 - benoemt verschillende - ordent instrumenten naar hun klank (snaar-, slag-, blaas- en muziekstijlen, hiphop, house, jazz, elektronische instrumenten klassiek onderling) - laat zien dat hij een tweedelige maatsoort herkent (door steeds - benoemt welk verschil hij hoort in een muziekstukje qua verandering alleen de eerste tel te benadrukken van stemmen door een klap) - benoemt welk verschil hij hoort in een muziekstukje qua instrumenten
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
4 - geeft aan welke geluiden hetzelfde zijn (bij gehoorkokers als fotorolletjes gevuld met rijst/ erwten) - geeft aan of een toon hoog of laag is (benoemt of het klinkt als vogeltje = hoog of beer = laag als deze begrippen worden aangeleerd) - onderscheidt lang en kort
8 - kiest de juiste plaatjes bij een geluidenverhaal (tikjes op een trommel hoort bij het plaatje regen, harde slagen bij onweer) - reageert met dansante bewegingen op muzikale betekenissen (boze sfeer, grote passen, armen omlaag, vrolijke sfeer, lichte pasjes, fladderend met de armen) - benoemt sterke contrasten in een muziekstukje (hoog- laag, sterkzacht, lange tonen- korte tonen, snelle en langzame tonen) - wijst de juiste liedprent aan wanneer een lied wordt voorgezongen - ordent snaar- slagblaasinstrumenten op hun uiterlijk
12 - herkent en ordent twee instrumenten naar hun klank in een popgroep of orkest (viool als strijk-, trommel als slag-, piano als toets- en trompet als blaasinstrument) - laat zien dat hij een driedelige maatsoort herkent (door alleen steeds de eerste tel te benadrukken door een klap)
5/12
Kerndoel 4: De leerlingen kunnen begeleidingsritmes spelen op (school)instrumenten. Niveau 1 4.1. Ritmisch muziek - verkent instrumenten door deze te maken met instrumenten bekijken en aan te raken
5 - speelt mee met een eenvoudig ritme met een klankstaaf - speelt op de klankstaaf een ritme met een duidelijk begin en einde
9 - speelt een eenvoudige melodie op klankstaven zonder door zang ondersteund te worden - speelt een begeleidingsritme met afwisseling in sterkte, tempo en ritme
2 3 4 - slaat ongericht op een orff- slaat gericht op een orff-instrument - speelt een kort zelfbedacht stukje instrument als een houtblok, trom of als een houtblok, trom of op een orff-instrument als een tamboerijn, niet in de maat tamboerijn, niet in de maat houtblok, trom of tamboerijn - rammelt met belletjes, niet in de maat 6 - speelt mee met een eenvoudige melodie of ritme met twee klankstaven - speelt een ritme met afwisseling in sterkte - speelt om de beurt (speelt niet zelf steeds door zonder een ander te laten spelen) - luistert naar een ander zonder zelf te spelen
10 - speelt een afgesproken begeleidingsritme op klein slagwerk, trom of tamboerijn - speelt een paar tonen op een keyboard met hulp van kleurenmuziekschrift (kleur per toon)
7 8 - speelt een eenvoudige melodie op - speelt mee met een eenvoudige melodie of ritme met drie klankstaven waarbij hij door zang ondersteund wordt klankstaven - speelt een ritme met afwisseling in - speelt een kort begeleidingsritme met afwisseling in ritme tempo - speelt een eenvoudig ritme met een - speelt een eenvoudig ritme met twee andere leerlingen andere leerling
11 - voert eenvoudig notenschrift en uit met handen (klappen) - speelt een korte melodie op een keyboard met hulp van kleurenmuziekschrift (kleur per toon)
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
12 - voert een eenvoudig (eventueel grafisch) notenschrift uit met instrumenten
6/12
Niveau 4.2. Drummen:
1
2
3
4
5
6
7
8 - Is zich bewust van de spullen die nodig zijn voor het drummen in een band (drumstel, kruk, drumsticks) - speelt een basisritme met kwartnoten op de hi-hat - telt af middels het tikken van de drumsticks tegen elkaar (4x bij een 4/4 maat, 2x2 bij een 2/4 maat (bij het tikken hardop aftellen), 3x bij een ¾ maat) - speelt in doorlopend ritme - sluit het spelen samen met de anderen af op een aangegeven moment
9 - speelt nummers/songs met meerdere coupletten en sluit af op de crash - Helpt de medebandleden met het klaarzetten van het instrumentarium
10 - speelt de coupletten op de hi-hat en de refreinen op de rite - telt af in het juiste tempo en speelt vervolgens ook in dat tempo - speelt op een afgesproken plek in de song een break/fill
11 - houdt goed maat en spoort de andere bandleden aan om in de refreinen wat sterker te spelen/uit te halen
12 - speelt meerdere nummers/songs en weet van alle songs welk tempo, ritme, breaks etc. erbij afgesproken zijn - Kan het instrumentarium van de hele band (ook de microfoon, percussie en keyboard/basgitaar) zelfstandig op- en afbouwen - Drumt nummers uit een breed repertoire met afwisseling in tempo, sterkte en sfeer.
Bandje (Mozarthof)
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
7/12
Niveau 4.3. Drummen:
1
2
3
4
5
6
7
8 - Speelt de mars op het drumstel (snare, base en hi-hat) - Speelt de mars op de djembé - Speelt een kort begeleidingsritme met afwisseling in ritme op de djembé - Speelt een eenvoudig ritme met twee andere leerlingen op de djembé - neemt het aangegeven tempo over - speelt een eenvoudig ritme met een andere leerling - speelt op djembé een ritme met afwisseling in sterkte
9 Speelt de mars met fill op het drumstel - Speelt de mars met fill op djembé - Blijft de eigen partij spelen met een groepje terwijl er doorheen gespeeld wordt - speelt een ritme op de djembé met afwisseling in sterkte, tempo en ritme
10
11 - Speelt een fill bij de wals op djembé - Speelt een fill bij de wals op het drumstel - Speelt het basisritme/de straight met achtstes op de hi-hat - Blijft zelfstandig de eigen partij spelen terwijl er doorheen gespeeld wordt - Speelt het basisritme onderbroken door een break op de high tom. low tom en Floor tom - speelt een ritme op de djembé met syncopen
12 - Speelt in een groep een afgesproken, doorlopend ritme tot de cue waarna een nieuw van tevoren afgesproken ritme gespeeld wordt - Speelt het basisritme met afwisseling van open en gesloten hi-hat (1e en 3e tel open hi-hat, 2e en 4e tel gesloten hi-hat) - Speelt de blues op drumstel met gebruikmaking van de rite - speelt een ritme op de djembé met afwisseling van tempo, sterkte, ritme en maakt daarbij gebruik van syncopen
Drumgroep (Mozarthof)
-
- Speelt de wals op djembé - Speelt de wals op het drumstel - Speelt het ‘basisritme’/straight op het drumstel (met kwarten op de hi-hat) - Speelt het basisritme op de djembé
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
8/12
Niveau 4.4. Keyboard:
1
2
3
4
5
6
7
8 - Speelt majeurakkoorden (zonder verhoogde/verlaagde grondtonen) middels de kleurenmethode m.b.v. de single finger functie van het keyboard. - Neemt het aangegeven tempo over. - Speelt in de maat - Sluit het nummer/de song samen met de andere bandleden af op een door de drummer aangegeven moment. - Kan een nummer/song, bestaande uit 3 akkoorden voordragen tijdens een uitvoering.
9 - Speelt nummers/songs met meerdere coupletten en refreinen. - Kan een nummer/song, bestaande uit 6 akkoorden voordragen tijdens een uitvoering. - Speelt majeurakkoorden (met verhoogde/verlaagde grondtonen) middels de kleurenmethode m.b.v. de single finger functie van het keyboard.
10 - Speelt septiem (7) akkoorden middels de kleurenmethode m.b.v. de single finger functie van het keyboard. - Speelt mineurakkoorden middels de kleurenmethode m.b.v. de single finger functie van het keyboard.
11 - Speelt melodie en akkoorden (middels de kleurenmethode m.b.v. de single finger functie van het keyboard.) - Speelt majeur en mineur akkoorden
12 - Speelt nummers/songs uit een breed repertoire met afwisseling in tempo, sterkte en sfeer kan alle akkoorden spelen; - Kan een nummer/song, bestaande uit verschillende akkoorden voordragen tijdens een uitvoering.
Bandje (Mozarthof)
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
9/12
Niveau 4.5. Keyboard:
1
2
3
4
5
6
7
8 - Speelt een eenvoudige melodie op het keyboard m.b.v. de kleurenmethode met alle vingers van de rechterhand - Speelt eenvoudige majeurakkoorden middels de kleurenmethode m.b.v. de single finger functie van het keyboard
9 - Speelt een eenvoudige melodie op het keyboard m.b.v de kleurenmethode met alle vingers van de linkerhand - Speelt melodie en akkoorden (middels de kleurenmethode m.b.v. de single finger functie van het keyboard)
10 - Speelt melodie en akkoorden (middels de kleurenmethode m.b.v. de single finger functie van het keyboard) en speelt daarbij goed in de maat - Speelt een eenvoudige melodie op zowel de witte als de zwarte toetsen van het keyboard (voortekens) m.b.v. de kleurenmethode
11 - Speelt melodie en akkoorden m.b.v. de kleurenmethode - Speelt een tweestemmige melodie met twee handen en de kleurenmethode
12 - Speelt een eenvoudige melodie op het keyboard m.b.v. het traditionele notensysteem
Keyboardgroep (Mozarthof)
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
10/12
Niveau 4.6. Percussie:
1
2
3
4
5
6
7
8 - Neemt het door de drummer aangegeven tempo over. - Speelt een marsritme op djembé. - Geeft alle tellen van de maat een accent met shaker. - Sluit samen met de anderen af op een aangegeven moment. - Kan een nummer/song, voordragen tijdens een uitvoering.
Bandje (Mozarthof)
9 - Speelt een basisritme op de djembé. - Speelt achtste noten met de shaker. - Speelt de afterbeat op de beatring. - Wisselt twee instrumenten af in een nummer/song.
10 - Speelt achtste noten (4/4 maat) op de beatring met een accent (klap tegen hand) op de 2e en 4e tel. - Wisselt van ritme tijdens een nummer/song (op een vooraf aangegeven wijze).
11 - Blijft een eigen ritme spelen terwijl er een ander ritme op een percussie instrument doorheen gespeeld wordt.
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
12 - Voert meerdere nummers/songs uit tijdens een uitvoering met publiek en weet van alle songs welk tempo, ritme, breaks etc. erbij afgesproken zijn en met welke instrumenten er gespeeld moet worden. - Speelt nummers uit een breed repertoire met afwisseling in tempo, sterkte en sfeer.
11/12
Kerndoel: 5. De leerlingen kunnen een muziekstuk maken en uitvoeren op basis van een gegeven melodie, een ritme, een sfeer of stemming. Niveau 5.1. Muziekstuk maken
9 - Kiest bij een soort geluid een passend instrument (weet wat hij bij welk soort geluid nodig heeft, denk aan een geluidenverhaal) - Kiest passende instrumenten om dieren uit te beelden (grote trom bij beer, fluit bij vogel)
10 - Speelt een eenvoudige melodie samen met een andere leerling
11 - Begeleidt een gezongen liedje op een slaginstrument of met een paar tonen (op bijvoorbeeld een keyboard, eventueel met kleurenmuziekschrift) - Speelt een eenvoudige melodie met een groepje leerlingen
Mozarthof school voor ZML Leerlijn Muziek en bewegen dd 30-06-2009
8 - Kiest instrument(en) bij een gegeven sfeer (trommels – spanning, harp – rustige sfeer) - Laat een droevige muzikale sfeer horen en een vrolijke muzikale sfeer (lange tonen bij droevige sfeer en korte tonen bij vrolijke sfeer) 12 - Begeleidt een gezongen liedje met een eenvoudige gegeven melodie (op bijvoorbeeld een keyboard, eventueel met kleurenmuziekschrift) - Houdt met een subgroepje een ritme vast als andere groepjes een tegenpartij spelen
12/12