Beleidsplan (hoog)begaafdheid/Plusklas
Status
:
Besluitvorming instemming/ advies
Datum
:
laatste aanpassingen: 29 april 2015
Doel
:
beleid vaststellen op het gebied van (hoog)begaafdheid/ Plusklas
Directieberaad :
9 april 2015 eerste aanbieding directieberaad daarna aangepast
(G)MR
ingestemd d.d. 2 juni 2015
:
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
1
Beleidsplan (hoog)begaafdheid* van Stichting LiMa Inleiding In september 2014 is de kenniskring (hoog)begaafdheid/ Plusklas van Stichting LiMa gestart met de opdracht om het vigerende, in februari 2012 vastgestelde beleidsplan (hoog)begaafdheid van het inmiddels opgeheven samenwerkingsverband Lichtenvoorde, te actualiseren. De behoefte aan een hernieuwd plan en een nadere concretisering daarvan, ontstond vanuit voortschrijdend inzicht, landelijke ontwikkelingen op het gebied van Talentstimulering (zie “Bestuursakkoord voor de sector primair onderwijs”, versie 10 juli 2014), meer kennis van de doelgroep, ervaringen vanuit de scholen in de voorbije jaren en naar aanleiding van gesprekken met ouders van (hoog)begaafde kinderen. Voorheen was de visie dat we als scholen binnen het samenwerkingsverband géén aparte bovenschoolse voorziening voor (hoog)begaafde kinderen wilden creëren (vanuit het oogpunt van zo min mogelijk segregatie). Het afgelopen jaar kwam men tot de conclusie dat een voorziening als een bovenschoolse Plusklas mogelijk een waardevolle bijdrage kan leveren aan het tegemoet komen aan de onderwijsbehoeften van deze kinderen. In het voorliggende plan beschrijven we eerst de algemene visie op (hoog)begaafdheid (H1), een beschrijving van de doelgroep (H2) en de rol die scholen en ouders spelen (H3). Daar op volgend bespreken we hoe (hoog)begaafdheid past in de HGW-route en de cyclus van zorg (H4), gevolgd door een uitgebreide beschrijving van de Plusklas (H5). Het een na laatste hoofdstuk gaat over de inbedding in/ de samenhang met het samenwerkingsverband Oost Achterhoek (H6). Tot slot volgt een financieel hoofdstuk, want zonder geld, geen beleid (H7).
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
2
Inhoudsopgave 1.
Visie op (hoog)begaafdheid ............................................................................................................ 4
2.
Beschrijving van de doelgroep ........................................................................................................ 6
3.
Rol en verantwoordelijkheden van St. LiMa scholen en ouders ..................................................... 9 3.1
Rol en verantwoordelijkheid van de school ............................................................................ 9
3.2
Rol en verantwoordelijkheid van de ouders ........................................................................... 9
4.
(hoog)begaafdheid - Handelingsgericht Werken (HGW) – de Zorgroute ..................................... 10
5.
Plusklas .......................................................................................................................................... 12 5.1
Inleiding ................................................................................................................................. 12
5.2
Visie en doelstelling van de bovenschoolse Plusklas ............................................................ 12
5.3
Plusklas: voor wie? ................................................................................................................ 13
5.4
Plusklas praktisch .................................................................................................................. 14
5.4.1
Procedure ...................................................................................................................... 14
5.4.2
Tijd(stip)/ Locatie/ Inrichting/ materiaal ....................................................................... 15
5.4.3
De Plusklas leerkracht: rol, competenties, taken .......................................................... 15
5.5
Rol van de verwijzende scholen ............................................................................................ 16
5.6
Rol van de ouders .................................................................................................................. 16
5.7
Rol van het kind ..................................................................................................................... 16
6.
Samenwerkingsverband Oost Achterhoek .................................................................................... 17
7.
Financiële paragraaf ...................................................................................................................... 17
Bijlage 1: Signalering ............................................................................................................................. 18 Bijlage 2. Recente definiëring van het begrip hoogbegaafdheid .......................................................... 19 Bijlage 3: Profielen hoogbegaafdheid ................................................................................................... 23 Bijlage 4: Intelligent of hoogbegaafd?................................................................................................... 26 Bijlage 5: Zorgroute ............................................................................................................................... 27 Bijlage 6: Profielschets Plusklas Leerkracht........................................................................................... 28 Bijlage 7: DVL - doelen en vaardighedenlijst ......................................................................................... 29
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
3
1.
Visie op (hoog)begaafdheid
De scholen van Stichting LiMa onderschrijven allemaal de visie zoals we die in Samenwerkingsverband Oost Achterhoek geformuleerd hebben: “Ieder kind heeft het recht zich zo optimaal mogelijk te ontwikkelen in een zo normaal en thuisnabij mogelijke setting waarin vanuit pedagogisch optimisme en vertrouwen in de ontwikkelingskracht van kinderen wordt gedacht en handelingsgericht wordt gewerkt.” Daarnaast hanteert Stichting LiMa de slogan: “Jij en ik, samen zijn we meer” Het bestuur ondersteunt scholen om de ontwikkelingslijn van kinderen zo min mogelijk onderbroken te laten zijn. Daarom moeten wij onszelf, onze leerkrachten, onderwijsondersteuners, directies en organisatie dusdanig toerusten dat “zo optimaal mogelijk ontwikkelen” een zo groot mogelijke kans van slagen heeft, “samen met de kinderen in de buurt”. Dat geldt ook voor begaafde kinderen. Kinderen uit deze doelgroep kennen hun eigen kwaliteiten en beperkingen en verdienen een eigen aanpak. Bij het voornemen om alle kinderen een zo min mogelijk onderbroken ontwikkeling te laten doorlopen, past tevens de visie dat kinderen zoveel mogelijk in de eigen omgeving van de juiste en meest adequate hulp voorzien moeten kunnen worden. Dat betekent dat Stichting LiMa zich er op richt de zorg zoveel mogelijk naar de kinderen te brengen in plaats van de kinderen naar de zorg: “Jij en ik, samen zijn we meer, in een zo thuis nabij mogelijke omgeving.“ Scholen worden geacht (hoog)begaafde kinderen goed onderwijs te kunnen bieden. De principes van adaptief onderwijs, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de specifieke mogelijkheden en behoeften van het kind, blijven overeind. Daarbij moeten de mogelijkheden van de school en van de leraar worden afgestemd op die van de kinderen. Dat er een grens zit aan die mogelijkheden is bekend. Begaafde kinderen met een specifieke hulpvraag, vragen, soms tijdelijk, om een specifieke aanpak die niet elke school bieden kan. Het inrichten van een aparte voorziening als een bovenschoolse Plusklas (voor de leesbaarheid van dit beleidsstuk laten we voortaan het woordje “bovenschoolse” weg) komt dan in zicht. De hierboven genoemde grens wordt, zoals bij alle kinderen met speciale onderwijsbehoeften, voornamelijk bepaald in samenspraak met ouders en school en, waar mogelijk, het kind. We benadrukken dat we niet streven naar meer specialisme en segregatie. Een Plusklas is geen doel op zich. Scholen binnen Stichting LiMa ambiëren allen het begaafde kind binnen de eigen poorten te kunnen bieden wat ze nodig hebben. De scholen van Stichting LiMa werken handelingsgericht. Bij het handelingsgericht werken wordt er gekeken naar de zorg en hulp die kinderen nodig hebben op onderwijsgebied. Dit handelingsgericht werken kijkt naar de onderwijsbehoeften en de leerstijl van het kind.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
4
(Hoog)begaafde kinderen dienen op waarde geschat te worden en dus een onderwijsaanbod op maat te krijgen. “Goede leerlingen verdienen een kans om meer te kunnen bereiken. En leerlingen worden als zorgleerlingen beschouwd en krijgen ook de status van zorg-leerling”( Van der Pas –Jacobs, 2008) Het is van belang (hoog)begaafde kinderen passend en uitdagend onderwijs te bieden, zodat deze kinderen optimaal hun talent kunnen ontwikkelen. Bij het vaststellen van passende begeleiding en leerstof moet gekeken worden naar de onderwijs behoeften, stimulerende factoren en de belemmerende factoren van de individuele kinderen. Deze begeleiding zal geboden worden binnen de groep, maar soms ook buiten de groep, bijvoorbeeld in een verrijkingsgroep of in uitzonderlijke gevallen in een bovenschoolse Plusklas. Visie op het begeleiden van begaafde kinderen: Het is van belang begaafde kinderen passend en uitdagend onderwijs te bieden, zodat deze kinderen optimaal hun talent kunnen ontwikkelen. Als definitie van leren hanteren wij niet voor niets: “elk kind heeft het recht om iedere dag te leren!”. Er is sprake van uitdagende leerstof wanneer de stof moeilijk genoeg is voor de kinderen en ze moeite moeten doen om tot oplossingen te komen. Een lerend kind stelt vragen, maakt fouten en vraagt om hulp. Ze zullen er soms ook niet (alleen) uitkomen. Bij het vaststellen van passende begeleiding en leerstof moet gekeken worden naar de behoeften van de individuele kinderen, waarbij soms begeleiding geboden zal worden binnen de groep, maar soms ook buiten de groep, bijvoorbeeld in een verrijkingsgroep. Hierbij is de deskundigheid van de leerkracht van groot belang, zowel wat betreft het signaleren als het begeleiden van deze kinderen. Daarom moet er ook voortdurend aandacht zijn voor scholing.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
5
2.
Beschrijving van de doelgroep
Intelligentie Quotiënt Wanneer we omschrijven wat (hoog)begaafdheid is, ontkom je er niet aan om de termen “intelligentie” en “quotiënt” te noemen. Het gemiddelde intelligentiequotiënt (IQ) ligt tussen de 85 en 115 (ongeveer 68% van de bevolking). Een IQ van tussen de 115 en 130 (ongeveer 14% van de bevolking) is een score op meerbegaafd niveau en een IQ van boven de 130 (ongeveer 2% van de bevolking) is een score op hoogbegaafdheidsniveau. Bij kleuters wordt gesproken van een ontwikkelingsvoorsprong en nog niet zozeer in termen van meer- of hoogbegaafdheid. Na enige jaren zal blijken of deze voorsprong blijvend is en gaat wijzen in de richting van een van beide. Een en ander is weergegeven in figuur 1.1.
Wanneer we bovenstaande grafiek in perspectief plaatsen, spreken we binnen Stichting LiMa over de volgende aantallen meer- en hoogbegaafde kinderen: Teldatum
1-10-2014
Onderbouw Bovenbouw
764 944
Meerbegaafde kinderen: 13,6 % 104 kinderen 128 kinderen
Totaal
1708
132 kinderen
Hoogbegaafde kinderen: 2,3 % 18 kinderen 22 kinderen 40 kinderen
Hoogbegaafdheid: meerdere definities mogelijk Er zijn veel verschillende definities van hoogbegaafdheid. Meestal wordt iemand die hoogbegaafd is gezien als iemand met een heel hoog IQ. Soms wordt onder hoogbegaafdheid meer verstaan: iemand is niet alleen heel pienter, maar is ook heel creatief en kan goed praktische problemen oplossen. Hoogbegaafde kinderen zijn in meerdere opzichten “anders” dan andere kinderen. Ze zitten anders in elkaar en hebben daarom andere dingen nodig om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Tessa Kieboom spreekt van een ander “zijns-luik”. Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
6
Profielen van hoogbegaafde leerlingen Omdat elk ((hoog)begaafd) kind anders is zijn, ter illustratie, de beschrijvingen die Betts & Neihart (2010) in profielen opgetekend hebben in dit hoofdstuk opgenomen. De gedetailleerde uitwerking in kenmerken per profiel, zijn in bijlage 3 terug te vinden. De auteurs hebben een indeling gemaakt van profielen van hoogbegaafde leerlingen. Deze indeling is gebaseerd op jarenlange praktijkervaring in begeleiding van hoogbegaafde leerlingen in het onderwijs. In hun omschrijving geven Betts & Neihart niet alleen aan welk gedrag kenmerkend is voor de betreffende categorie, maar ook welke begeleiding van school uit gegeven zou moeten worden. Zij komen tot zes typische profielen: Profiel I De succesvolle leerling. Deze leerling werkt hard en levert goede prestaties. Herkenning kan dan ook makkelijk plaatsvinden met prestatietests en andere standaardinstrumenten. Profiel II De uitdagende leerling. Deze leerling vertoont irritant gedrag en kan in de klas behoorlijk lastig zijn. Het herkennen moet meer indirect gebeuren, omdat de scores op standaardinstrumenten onvoorspelbaar uit zullen komen. Profiel III De onderduikende leerling. Deze leerling zoekt het sociale verkeer als een vluchtweg. Bij de groep horen is een belangrijke doelstelling. Profiel IV De drop-out. Deze leerling is behoorlijk ver van het goede spoor geraakt en heeft een vrij intensieve begeleiding nodig om aan het onderwijsproces deel te kunnen (blijven) nemen. De uiteenlopende resultaten laten zien dat deze leerling wel meer kan, maar dat het onregelmatig getoond wordt. Profiel V De leerling met leer- en/of gedragsproblemen Deze leerling valt ook op door inconsistenties. Hier blijkt echter ook in het intelligentieprofiel sprake te zijn van grote schommelingen. Deze leerling is mogelijk partieel begaafd (een significant verschil tussen V(erbaal)IQ en P(erformaal)IQ). Profiel VI De zelfstandige leerling. Deze leerling is het meest evenwichtig van allemaal en herkent men gemakkelijk. Het is voor deze leerling vooral belangrijk dat een aantal belemmeringen uit de weg worden geruimd, zodat hij/zij zich optimaal kan ontwikkelen. Deze hoogbegaafde leerlingen hebben verschillende vormen van ondersteuning nodig vanuit school. Versnelling en verrijking in verschillende vormen horen daarbij. Ook het contact met Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
7
ontwikkelingsgelijken (intellectuele peers) kan een positief effect hebben. Deze kinderen hebben eerder behoefte aan het leren van leer-vaardigheden, het versterken van hun zelfbeeld, goede informatie over school- en beroepskeuze en een goede diagnostisering. Misschien wel het belangrijkste voor deze groep is het ontwikkelen van een vertrouwensband met een persoonlijke mentor. Deze mentor heeft in eerst instantie de taak om individuele projecten te begeleiden, maar speelt daarnaast een belangrijke rol in het ontwikkelen van zelfvertrouwen. De leerkracht als coach! Belangrijk is verder nog te vermelden dat een kind niet een profiel 'voor het leven' heeft. Door interne en externe oorzaken kan hij of zij van het ene type in het andere type veranderen. Het kind kan in negatieve of in positieve zin veranderen. De manier waarop men hem of haar begeleidt dient als gevolg daarvan (en indien nodig) aangepast te worden. De groep “onderpresteerders” wordt niet als apart profiel door Betts & Neihart weergegeven, maar is mogelijk wel te herkennen “tussen de profielen door”. In feite zijn van de zes profielen er vijf van onderpresteerders. Deze groep spreekt dusdanig tot de verbeelding dat we hier nog een summiere beschrijving toevoegen. Onderpresteerders Hoogbegaafde kinderen die niet of onjuist in hun ontwikkeling gestimuleerd worden gaan soms onderpresteren en dat kan verschillende oorzaken hebben. Het is een hele kunst te ontdekken waaraan het ligt. Eén van de oorzaken van onderpresteren is dat hoogbegaafde leerlingen nooit echt geleerd hebben om te leren. Moeten andere kinderen de rijtjes in hun hoofden stampen, de hoogbegaafde leerling bekijkt slechts een keer een pagina en de topografie zit in zijn/haar hoofd. Op de basisschool heeft dit altijd nog tot goede cijfers geleid, eenmaal in het voortgezet onderwijs blijkt deze vorm van ‘leren' niet meer voldoende te zijn. Sterker nog, het hoogbegaafde kind heeft nooit geleerd om te leren. De leraar en de ouders zullen het kind aansporen beter zijn/haar best te doen maar dit heeft een averechts effect. Het kind kan faalangst krijgen of depressief raken en kan uiteindelijk afhaken.
Intelligent of hoogbegaafd? Meer dan eens wordt een intelligent kind vanwege goede schoolscores verward met een (hoog)begaafd kind dat wellicht minder goede schoolscores heeft. De verschillen zijn echter groot als je kijkt naar de achtergrond waarin de scores tot stand zijn gekomen. In bijlage 4 is een opsomming van deze verschillen in een tabel opgenomen.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
8
3.
Rol en verantwoordelijkheden van St. LiMa scholen en ouders
Elke school kent, zoals uit de grafiek 1.1 in hoofdstuk 2 te lezen is, waarschijnlijk kinderen die meer begaafd zijn. Deze wetenschap heeft consequenties, brengt verantwoordelijkheden en verplichtingen met zich mee. Eén daarvan is het op tijd signaleren van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong, zodat je aan de onderwijsbehoeften van het kind tegemoet kunt komen en talent kunt laten (op)bloeien. Daarvoor moet je als leerkracht en team kennis in huis hebben. In dit hoofdstuk beschrijven we wat het voor een school betekent dat er (hoog)begaafde kinderen onder hun verantwoordelijkheid vallen (waar de school een opdracht heeft richting talentontwikkeling) en stippen we de rol van de ouders aan, als belangrijke partner in signalering en begrijpen van het kind. In hoofdstuk 5: “Plusklas”, wordt de verantwoordelijkheid van zowel de school als ouders beschreven wanneer beide er voor kiezen een kind in de Plusklas te plaatsen. Het is van belang om hierbij aan te tekenen dat een commissie de finale beslissing over plaatsing in de Plusklas neemt.
3.1
Rol en verantwoordelijkheid van de school
Er wordt van de stichting LiMa basisscholen verwacht dat zij bij hun beleid op het gebied van (hoog)begaafdheid HGW gericht werken en de 1-Zorgroute hanteren. Aanvullend daarop zullen scholen aan de volgende criteria moeten voldoen: Zowel bij de aanmeldingsprocedure op de basisschool als bij het intake gesprek in groep 1, brengt de school ontwikkelingsvoorsprong ter sprake (aardig om te doen: menstekening toevoegen). Scholen werken met een signaleringsprotocol. Waarbij de groepssignalering plaatsvindt bij het begin van de groepen 1 en 3 en bij eind groep 5 Scholen voeren gesprekken met zowel ouders als kinderen. Scholen werken met compacten en verrijken (altijd in combinatie!). Scholen bieden verrijkingsmateriaal aan dat tegemoet komt aan de onderwijsbehoeften van de kinderen. Scholen hebben een doorlopende leerlijn (hoog)begaafdheid. Scholen zijn bekend met verschillende leer- en denkstijlen. Scholen blijven hun deskundigheid ontwikkelen.
3.2
Rol en verantwoordelijkheid van de ouders
Op het gebied van (hoog)begaafdheid is het belangrijk dat de ouders samen met de school het kind zo goed mogelijk begeleiden. Van ouders wordt gevraagd dat zij: Gegevens aanleveren of hun vermoeden uitspreken bij aanmelding en tijdens het intakegesprek van hun kind op school. Hun kennis en ervaringen op het gebied van hoogbegaafdheid delen met school. Gesprekken voeren met de leerkrachten en mogelijke interne en externe begeleiders . Betrokken zijn.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
9
4. (hoog)begaafdheid - Handelingsgericht Werken (HGW) – de Zorgroute Begaafdheid binnen HGW Omdat alle schoolteams geschoold zijn in HGW wordt de signalering en aanpak rondom begaafde kinderen vormgegeven aan de hand van de Zorgroute. Hieronder worden de verschillende fases van HGW met de daarbij horende stappen chronologisch weergegeven. De consequenties voor de signalering en de gewenste vervolgactiviteiten met betrekking tot begaafde kinderen worden per fase/stap besproken. Daarna volgt een schematische weergave van de inbedding van het (hoog)begaafde kind in de Zorgroute. Fase 1 Waarnemen: Stap 1: gegevens verzamelen: De leerkracht verzamelt de kind-gegevens in het groepsoverzicht (HGW) van de school. Dit zijn gegevens uit het dossier, toetsen, observaties, gesprekken met ouders en kind enz. Zowel de positieve als belemmerende kindkenmerken worden vermeld. Stap 2: signalering: De leerkracht signaleert het kind dat meer uitdaging nodig heeft. De leerkracht kan hierbij gebruik maken van signaleringslijsten (bijvoorbeeld SIDI 3 of DDH) of eigen kijkwijzer van school. Fase 2 Begrijpen: Stap 3: benoemen van onderwijsbehoeften: Algemene onderwijsbehoeften van deze kinderen, waar specifiek het accent op kan liggen kunnen zijn op pedagogisch vlak: contact met medekinderen op hetzelfde denkniveau/ ontwikkelingsniveau op sociaal emotioneel gebied op didactisch vlak: uitdagende omgeving. Ruimte om de informatie van deze omgeving te gebruiken leren afbakenen van een thema/ kaderen van het overzicht korte uitleg van de opdracht, eenmalig. het doel van de opdracht/handeling moet duidelijk vermeld worden zijn vragen serieus nemen herhalingen van oefeningen voorkomen (moeite met routinematig werk) de ruimte krijgen om zelfstandig zonder ondersteuning van leerkracht eigen creativiteit/strategie te kunnen gebruiken en tot een oplossing te komen. Controle en evalueren met de kinderen De leerkracht omschrijft welk doel zij de komende periode wil bereiken en wat het kind nodig heeft om dit doel te bereiken (zie bijlage 7: doelen en vaardighedenlijst van de SLO). Doelen op het gebied van (hoog)begaafdheid kunnen liggen op het gebied van: leren leren. Kinderen uitdagen zich oplossingsstrategieën eigen te maken en toe te kunnen passen. Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
10
planmatig werken met mogelijke onderwijsbehoefte: specifieke kaders stellen m.b.t. een thema. afstemmen op anderen/ coöperatief leren/omgaan met vriendschappen. Mogelijke onderwijsbehoeften: leren luisteren naar de ander. In begrijpelijke taal met kinderen kunnen communiceren. aanspreken en ontwikkelen van talenten. Bij een talentalent kan een mogelijke onderwijsbehoefte zijn: aanbieden van verschillende talen.
Stap 4: clusteren van kinderen met vergelijkbare onderwijsbehoeften: Mogelijke clusteringen binnen de groep: compacting van de basisstof en aanbieden van verbredings- en/ of verrijkingsstof op één of meerdere vakgebieden als onderdeel van een groepsplan. Mogelijke clusteringen buiten de groep en binnen de school: verrijkingsgroep/plusklas. Een verrijkingsgroep eist van een leerkracht specifieke kennis en vaardigheden. Mogelijke clusteringen buiten de groep, buiten de school. De bovenschoolse Plusklas (zie H5) Fase 3 Plannen: Tijdens de groepsbespreking bespreekt de leerkracht met de IB-er/ bouwcoördinator de groepsplannen. Hierbij komen de onderwijsbehoeften, de doelen, de aanpak en de organisatie aan de orde. Bij onduidelijkheden, zoals…. de gesignaleerde kinderen waarvan de onderwijsbehoeften onduidelijk zijn de ondersteuningsvragen van de leerkracht waar de school geen antwoord op heeft worden na overleg met de ouders besproken in het zorgteam. In het zorgteam zitten de orthopedagoog met hoogbegaafdheidsexpertise, de IB-er en de leerkracht, (jeugdverpleegkundige en/of maatschappelijk werker afhankelijk van de door school gemaakte keuzes en financiering van deze functies). Zij kunnen de externe begeleider van het SWV uitnodigen in het zorgteam plaats te nemen. Het zorgteam kan beslissen tot nader onderzoek. We spreken dan van diagnosticeren. Het zorgteam kan een plaatsing in een (bovenschoolse) plusklas adviseren. Indien de aanpassingen nog onvoldoende zijn kan het zorgteam overwegen een kind te laten versnellen. De Versnellingswenselijkheidslijst van de SLO (zoek op www.talentstimuleren.nl of volg deze link) en de Versnellingswijzer van “School aan Zet” (zoek op “School aan Zet”: versnellingswijzer of volg deze link) kunnen hier behulpzaam zijn. Fase 4 realiseren: Dit is de uitvoeringsfase. Een mogelijk hulpmiddel kunnen uitdagende materialen zijn Contacten met het V.O. over samenwerking Aan het eind van de uitvoeringsfase wordt het groepsplan tijdens de groepsbespreking geëvalueerd.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
11
5.
Plusklas
5.1
Inleiding
Bij het begin van dit beleidsplan is aangegeven dat nieuwe inzichten er toe hebben geleid dat het opzetten van een bovenschoolse Plusklas in heroverweging is genomen. De gezamenlijke directeuren binnen stichting LiMa hebben besloten om een deel van de ondersteuningsmiddelen uit het Samenwerkingsverband Oost Achterhoek, te gaan gebruiken om de Plusklas in te richten en te bemensen. In dit hoofdstuk ziet u hiervan de eerste versie, in de wetenschap dat in de toekomst de hier opgetekende opzet met zekerheid herzien zal worden. Met het starten van de Plusklas realiseert het directieberaad zich dat er ervaring opgedaan moet worden in de wijze waarop welke instructie gegeven kan worden, hoe de juiste interactie met (hoog)begaafde kinderen tot stand komt en hoe het klassenmanagement in de Plusklas geregeld moet worden. Medewerkers zullen zich hierin verder moeten bekwamen en contacten met regionale initiatieven zullen gelegd moeten worden.
5.2
Visie en doelstelling van de bovenschoolse Plusklas
(Hoog)begaafde kinderen die zich, ondanks de preventieve aanpak (de basiszorg) op de basisschool, niet thuis voelen in het reguliere onderwijs lopen nogal eens vast, emotioneel en/ of cognitief. Zij benutten hun vermogen niet en léren dat ook niet. Het kan zijn dat het kind niet meer gemotiveerd is voor school en leren, dat het faalangstig wordt en onder zijn niveau gaat presteren. In de toekomst zullen scholen kinderen die alléén op cognitief vlak problemen ervaren, zelf moeten kunnen voorzien in een passend aanbod. De leerling heeft “leerhonger”, maar is op een dieet gezet en dat willen we niet (meer). In een aantal gevallen kan het beter of noodzakelijk zijn extra begeleiding en/of expertise in te schakelen. Om deze groep (hoog)begaafde kinderen goed te kunnen begeleiden is daarom de bovenschoolse Plusklas ingericht. Deze voorziening biedt passend onderwijs en begeleiding aan deze groep kinderen en staat onder leiding van gespecialiseerde leerkrachten. De Plusklas is in eerste instantie bedoeld voor kinderen die (hoog)begaafd zijn en waarbij de school handelingsverlegenheid ervaart als gevolg van het (hoog)begaafd zijn van het kind. De gedachte dat “het ontmoeten van ontwikkelingsgelijken” een mogelijke bijdrage kan leveren aan de oplossing van het probleem, is hierbij uitgangspunt. De Plusklas is niet bedoeld voor kinderen die (hoog)begaafd zijn en prima op de basisschool functioneren. Wanneer de school en ouders geen handelingsverlegenheid ervaren, komt de school met haar eigen beleid en aanbod m.b.t. (hoog)begaafdheid, volledig tegemoet aan de onderwijsbehoeften van het (hoog)begaafde kind. Opnemen in een aparte setting druist dan in tegen de visie van de stichting LiMa scholen. De Bovenschoolse Plusklas streeft een aantal doelen na: Ontmoeting met ontwikkelingsgelijken: aansluiting vinden en begrepen worden Leren leren: gericht werken aan leerstrategieën, studievaardigheden Leren leven: door peers te ontmoeten een positief zelfbeeld opbouwen Leren denken: aandacht voor hogere denkvaardigheden (analyseren, onderzoeken en evalueren) Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
12
5.3
Plusklas: voor wie?
De Plusklas wordt in eerste instantie ingericht met een groep van maximaal 15 kinderen en bemenst door twee leerkrachten. Kinderen vanaf midden groep 4 kunnen aangemeld worden via de in paragraaf 5.4.1. beschreven procedure: Om voor de Plusklas in aanmerking te komen moeten kinderen aantoonbaar (hoog)begaafd zijn, een ontwikkelingsvoorsprong hebben van minimaal één jaar (LOVS gegevens: dit betekent niet dat we klakkeloos op deze gegevens af gaan want dan zouden we de onderpresteerders wel eens kunnen vergeten!) en problemen ondervinden op een of meerdere niveaus, te weten: a) De inhoud van het leerstof aanbod b) Vaardigheid c) “Zijnsluik” d) Dubbel bijzonder zijn “twice exeptional” Uiteraard dient de school handelingsverlegenheid te ervaren en dit aan kunnen tonen. Ad a) De inhoud van het leerstof aanbod Voor kinderen in de Plusklas geldt dat de leerkracht het totale leerstofaanbod heeft aanpast en er meer leertijd is ingepland voor vakken waarbij het kind een stagnatie laat zien. Met andere woorden gecompacte leerstofaanbod waar het kind sterk in is, waardoor er meer tijd overblijft voor het remediëren van het gestagneerde vak(gebied). Desondanks ondervindt het kind problemen en kan onvoldoende op maat bediend worden. Het kind verveelt zich, heeft uitdaging nodig bijvoorbeeld door uitbreiding met andere vakken, maar misschien ook wel een top-down aanpak. Ad b) Vaardigheid Het kind ondervindt problemen op het gebied van “leren-leren”. Met andere woorden de executieve vaardigheden zijn onderontwikkeld en moeten gestimuleerd worden. Denk hierbij aan: Taakinitiatie, planning en overzicht Aandacht richten en volhouden Emotieregulatie Werkgeheugen Inhibitie Zelfinzicht Cognitieve flexibiliteit Time management Ad c) “Zijnsluik” Hoe kijkt het kind naar zichzelf? Is het kind extreem perfectionistisch, heeft het een groot rechtvaardigheidsgevoel, is het sensitief/gevoelig en kritisch ingesteld waardoor het gevaar ontstaat dat een kind negatieve faalangst ontwikkelt. Ook eenzaamheid en pijn kunnen hier bij horen (het belang van psycho-eductie moet niet onderschat worden). De plaatsing in een Plusklas moet dan wel goed afgewogen worden, omdat het kind in een uitzonderingspositie wordt geplaatst en dat ook als negatief kan ervaren. Ad d) Dubbel bijzonder Er is bij het kind sprake van co morbiditeit, dat wil zeggen (meer) hoogbegaafdheid in combinatie met een leer- en/of gedrag probleem, bijvoorbeeld dyslexie, dyscalculie, ADHD, ADD en/of ASS. Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
13
5.4
Plusklas praktisch
In deze paragraaf worden uitgangspunten beschreven m.b.t. de praktische invulling van de bovenschoolse Plusklas. Omdat we een eerste start maken met dit fenomeen, zijn we ons bewust van het feit dat we op basis van ervaringen en voortschrijdend inzicht in de loop van het proces aanpassingen zullen (moeten) doen in de praktische uitwerking die u hier aantreft.
5.4.1 PROCEDURE Wanneer een kind aantoonbaar (hoog)begaafd is en de school handelingsverlegen, kan de school een beroep doen op de Plusklas. Daarvoor moet de school een aantal stappen doorlopen en aan bepaalde voorwaarden voldoen. Voorwaarden: - School voldoet aan de voorwaarden in paragraaf 3.1 - Het aanmeldingsformulier voor ambulante en externe begeleiding wordt ingevuld en ondertekend opgestuurd naar (nog onduidelijk) (commissie? Plusklas leerkracht? …) - Er wordt een ingevulde screeningslijst meegestuurd - Indien aanwezig wordt een intelligentieonderzoek toegevoegd - De sociaal emotionele ontwikkeling is in kaart gebracht - Ouders en leerkracht schrijven een motivatiebrief voor deelname aan de Plusklas - Handelingsplannen en Cito uitdraai worden toegevoegd - School heeft een HGW formulier opgesteld en de zorgroute doorlopen - De Plusklas medewerker heeft een observatie gedaan en een kindgesprek gehouden Besluitvorming: De beslissing om toegelaten te worden tot de Plusklas wordt genomen door het Zorgteam van de school waar het kind onderwijs geniet. Bij deze bespreking zijn aanwezig: de ouder(s), indien wenselijk en mogelijk het kind, de intern begeleider, de directeur, de leerkracht, de Plusklas medewerker en mogelijk relevante andere betrokkenen. Nadat het Zorgteam een positief besluit heeft uitgesproken over de deelname van een kind aan de Plusklas, worden binnen vier weken het kind met zijn of haar ouders uitgenodigd voor een kennismakingsgesprek. Bezwaar: De mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de beslissing van het Zorgteam is nog niet helemaal helder. We opteren om het ZATT te vragen, in het geval dat partijen van mening verschillen, als onafhankelijk orgaan om advies te vragen. Herziening van het besluit: De eerste acht weken van de Plusklasperiode worden door de Plusklasleerkrachten gebruikt om in te schatten of de bovenschoolse Plusklas voor dit kind op dit moment de juiste plek is. Mochten er – door bijkomende problematiek in de ontwikkeling van een kind, waardoor het kind niet in staat is te participeren in de aangeboden activiteiten of anderen daarin belemmert - redenen zijn om de plaatsing te heroverwegen, zal er door de Plusklasleerkrachten contact opgenomen worden met school en ouders.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
14
5.4.2 TIJD(STIP)/ LOCATIE/ INRICHTING/ MATERIAAL Tijd(stip) Vanuit contacten en overleg met andere bovenschoolse Plusklassen kwam naar voren dat de minimale tijdsduur dat kinderen in een Plusklas ontwikkelingsgelijken ontmoeten, vier uur per week zou moeten zijn. Vanuit het oogpunt van ondersteuning vanuit Plusklas medewerkers in de regio gaat de voorkeur uit naar een dinsdag, woensdag of donderdagmorgen. Daarnaast vinden we dat de kinderen die naar de Plusklas gaan de start en het eind van de week in de eigen groep mee moeten maken. Locatie Het voorstel is om de bovenschoolse Plusklas in te richten in de Ludgerusschool aan de Varsseveldseweg 47 te Lichtenvoorde. Daar is een lokaal aanwezig dat dienst kan doen als Plusklas. Het is tevens “neutraal terrein”, de school hoeft geen leerlingen aan te trekken en past in de rol die het speciaal basisonderwijs binnen Stichting LiMa vervult: complementair zijn aan het basisonderwijs. Inrichting/ materiaal Voor de inrichting van het lokaal zijn de Plusklas leerkrachten verantwoordelijk. Zij zullen gebruik maken van externe expertise en in overleg treden met collega’s van andere Plusklassen. In het financiële hoofdstuk (H 7) wordt het budget voor eerste inrichting opgenomen en een jaarlijks budget voor (verbruiks-)materiaal vastgelegd.
5.4.3 DE PLUSKLAS LEERKRACHT: ROL, COMPETENTIES, TAKEN De rol van de Plusklas leerkracht Leerkrachten zijn over het algemeen gewend om aan de hand van methoden les te geven. De leerkracht die een Plusklas leidt, heeft een andere rol. Deze leerkracht is in staat om zijn handelen af te stemmen op de behoeften van (hoog)begaafde kinderen. De rol van de Plusklas leerkracht kenmerkt zich door verandering: Van een productgerichte benadering naar een procesgerichte benadering Van een sturende rol naar een meer begeleidende, coachende rol Van bepalen van het leerproces naar een meer ondersteunende rol bij het leerproces. Competenties van een Plusklas leerkracht Om deze professionele houding aan te kunnen nemen is het van belang dat de Plusklas leerkracht beschikt over de juiste competenties. Onderwijsbevoegdheid en werkzaam bij stichting LiMa Affiniteit met hoogbegaafde kinderen Scholing gevolgd ( of gaan volgen) op het gebied van hoogbegaafdheid Specifieke competenties om pedagogisch en didactisch handelen af te stemmen op de educatieve behoeften van hoogbegaafde kinderen. Zie bijlage 6; Profielschets van de Plusklas leerkracht en de publicatie “Competentiematrix” uit het boek Begaafd begeleiden van E. van Gerven en I. Hoogenberg-Engbers
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
15
Taken van een Plusklas leerkracht De Plusklas leerkracht is verantwoordelijk voor: De inhoud en de materialen voor de lessen van de Plusklas. Het opstellen, uitvoeren en begeleiden van een plan van aanpak van de kinderen. Vastleggen van de ontwikkeling van de kinderen in een verslag. Er vindt minimaal twee keer per jaar een overleg (voortgangsbespreking) plaats met ouders, de groepsleerkracht en IB-er. De groepsleerkracht is verantwoordelijk voor het toevoegen van de informatie in ParnasSys. Organiseren van informatieavond en kijkochtenden. Evaluatie van de Plusklas in samenwerking met Kenniscentrum Stichting LiMa. Het OPP wordt door de school van herkomst aangeleverd en de Plusklas medewerker sluit hier op aan met een plan van aanpak.
5.5
Rol van de verwijzende scholen
Om in aanmerking te komen voor deelname aan de bovenschoolse Plusklas wordt van de verwijzende school verwacht dat zij aan kunnen tonen dat: Het kind (hoog)begaafd is. Er naast (hoog)begaafdheid sprake is van leer-, sociaal-emotionele- en /of psychosociale problematiek in de ruimste zin (dubbel-bijzonder). Men werkt met compactingsprogramma’s. Men aan kan tonen dat er voldoende verrijkingsstof voor het kind aanwezig is op hun school. Dit verrijkingsmateriaal moet aan de onderwijsbehoeften van het kind tegemoetkomen. Men bereid is om ondersteuning van externen te vragen op het gebied van meer begaafdheid en evt. scholing te volgen. De leerkracht bereid moet zijn om samen met de leerkracht van de boven schoolse Plusklas een individueel handelingsplan te schrijven. Men deel neemt aan voortgangs- of evaluatie gesprekken. Men deel neemt aan info avonden van de Plusklas. Men kind- en oudergesprekken voert. Men bekend is met verschillende leer en denkstijlen. Men op school een doorgaande lijn m.b.t. (hoog)begaafdheid hanteert.
5.6
Rol van de ouders
Om in aanmerking te komen voor deelname aan de bovenschoolse Plusklas wordt verwacht dat : Ouders (in samenwerking met school) kunnen aantonen dat het kind (hoog)begaafd is. Er naast (hoog)begaafdheid sprake is van leer-, sociaal-emotionele- en /of psychosociale problematiek in de ruimste zin. Ouders zich actief en betrokken opstellen bij en bereid zijn om deel te nemen aan alle relevante (voortgangs- of evaluatie) gesprekken. Ouders bereid zijn om hun kind naar de bovenschoolse Plusklas te brengen en op te halen. Ouders mee helpen bij activiteiten .
5.7
Rol van het kind
Het kind gemotiveerd is om actief mee te doen aan de activiteiten in de Plusklas. Het kind bereid is om deel te nemen aan voortgangs- of evaluatie gesprekken.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
16
6.
Samenwerkingsverband Oost Achterhoek
Het samenwerkingsverband Oost Achterhoek kent verschillende besturen die ervaring hebben met het fenomeen Plusklas. Het is in het belang van onze kinderen en de kinderen in het samenwerkingsverband dat we de kennis en ervaring over (hoog)begaafdheid met elkaar delen. Het inrichten van een kennisnetwerk (hoog)begaafdheid ligt in de lijn der verwachting en Stichting LiMa zal zich hierin actief opstellen. In schooljaar 2014-2015 is er een bijeenkomst voor ouders georganiseerd vanuit het samenwerkingsverband. Stichting Lima heeft hierin geparticipeerd en een twintigtal ouders uit stichting LiMa scholen heeft daaraan deelgenomen. De doelstelling van de avond “ouders uitnodigen een eigen netwerk/ouderplatform in te richten” lijkt een vervolg te krijgen. We willen hierin blijven participeren. Omdat de Plusklas gefinancierd wordt uit de middelen van het samenwerkingsverband, zal er jaarlijks verantwoording aan het samenwerkingsverband Oost Achterhoek afgelegd worden over de besteding van de middelen.
7.
Financiële paragraaf
Dit hoofdstuk gaat over de keuzes die we maken m.b.t. de financiering van de uit dit beleidsplan voortvloeiende consequenties. De grootste investering zal de bemensing van de Plusklas betreffen. De Plusklas kent de volgende bekostigingsopzet: Plusklas begroting
15-'16
16-'17
17-'18
18-'19
Vrij roosteren leerkracht 1: LB 15: 6 uur (4 uur contacttijd + 2 uur voorbereidingstijd)
€ 10.500
€ 10.500
€ 10.500
€ 10.500
€ 4.125 € 2.700 € 5.000 € 400 € 600 € 500 € 23.825
€ 4.125 € 1.800 €0 € 400 € 600 € 500 € 17.925
€ 4.125 € 1.800 €0 € 400 € 600 € 500 € 17.925
€ 4.125 € 1.800 €0 € 400 € 600 € 500 € 17.925
Vrij roosteren leerkracht 2: LA 10: 3 uur (2 uur contacttijd + 1 uur voorbereidingstijd) 60 (40) uren ondersteuning door extern deskundige à € 45,Materieel: eerste inrichting Materieel: verbruiksmateriaal Huisvesting Reserve/onvoorzien
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
17
Bijlage 1: Signalering Bij de signalering kan gebruik gemaakt worden van de volgende middelen;
Intakegesprek Kenmerkenlijst (bijlage 1a). Informatie van de ouders en informatie over de voorschoolse periode. School prestaties: - LVS; A score. (vakken……). - methodetoetsen: nauwelijks fouten.
SIGNALERING BIJ ONDERPRESTEERDERS Een onderscheid wordt gemaakt tussen relatieve onderpresteerders (gemiddeld kind, valt niet op) en absolute onderpresteerders (kinderen met lagere scores dan gemiddeld) - Negatieve kenmerken: opvallend (negatief) gedrag werkhouding: traag werktempo, slechte concentratie, geen vast foutenpatroon neerwaartse lijn onnodige fouten - Positieve kenmerken: ongewone interesses enige voorkennis bij moeilijk werk minder fouten en verbeterde werkhouding creativiteit in denken duidelijk verschil in mondeling en schriftelijk taalgebruik, waarbij het mondeling taalgebruik beduidend beter is. hoog kennis niveau op interesse gebieden - Informatie via ouders over ontdekkingsdrang thuis interesses en activiteiten vroege cognitieve ontwikkeling evt. begaafdheid gezins- en/of familieleden het algemeen functioneren van het kind in de thuissituatie Bij onderpresteerders is het wellicht zinvol de gegevens te laten interpreteren door een deskundige op dit terrein.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
18
Bijlage 2. Recente definiëring van het begrip hoogbegaafdheid Het meest gehanteerde model is dat van Renzulli en Mönks. Volgens Renzulli beschikt een hoogbegaafd kind over buitengewone capaciteiten (een IQ boven 130), een grote motivatie en creativiteit. Volgens Mönks is de houding en de inbreng van het gezin, de school en de vrienden bepalend voor het tot uiting komen van de buitengewone capaciteiten van een kind. Model van Mönks
Een nieuwere opvatting wordt getoond in het model van Heller (1992). Heller neemt wat Renzulli en Mönks brachten samen en voegt er de ideeën van Gardner (theorie van de meervoudige intelligentie) aan toe. Het model van Heller onderscheidt niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken en omgevingskenmerken die een negatieve of positieve invloed kunnen uitoefenen op aanleg en gedrag. Van belang is om zicht te krijgen op hóe deze belemmerende of stimulerende factoren van invloed zijn op het ontwikkelingsproces. Hierdoor ontstaat inzicht in de benodigde ondersteuning en begeleiding die kan bijdragen om het potentieel om te zetten in hiermee overeenstemmende prestaties. De kenmerkende leer- en persoonlijkheidseigenschappen van (hoog)begaafde leerlingen kunnen dan ook zichtbaar blijven of worden.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
19
Zijn model bevat begaafdsheidsfactoren die relatief onafhankelijk van elkaar functioneren: Intellectuele capaciteiten Creativiteit Sociale competentie Praktische intelligentie Artistieke capaciteiten Muzikaliteit Psychomotoriek Mensen kunnen op verschillende gebieden begaafd zijn: Wiskunde Natuurwetenschappelijk inzicht Techniek Abstract denkvermogen Vreemde talen Sociale vaardigheden Kunst en muziek Sport Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
20
De persoonlijkheidsfactoren die deze buitengewone capaciteiten beïnvloeden zijn: Stressgevoeligheid Motivatie Werk- en leerstrategieën Zelfvertrouwen/Faalangst Regulatievaardigheden Als laatste categorie onderscheidt Heller de omgevingsfactoren: Leerhouding binnen het gezin Gezinssituatie/klimaat Kwaliteit van de instructie Schoolklimaat Ingrijpende gebeurtenissen. Deze ervaringen kunnen in verschillende omgevingen plaatsvinden en grote invloed uitoefenen op het wel/niet leveren van prestaties. Conclusie: Het school/klassenklimaat heeft invloed op het tot uiting komen van de buitengewone capaciteiten. Stimulatie en steun van de leerkracht kunnen veel bijdragen aan het welbevinden en de prestaties van hoogbegaafde leerlingen. Kindkenmerken van (hoog)begaafde kinderen: Ze zijn aanzienlijk sneller in het begrijpen en verwerken van nieuwe stof dan gemiddelde kinderen. Ze hebben gemakkelijker inzicht in complexe leerstof. Ze zijn intellectueel nieuwsgierig, ze stellen veel vragen. Ze hebben een zeer goed geheugen. Ze hebben een grote en rijke woordenschat. Ze zijn taakgericht en geconcentreerd, als de motivatie er is of gewekt is. Ze kunnen perfectionistisch zijn, stellen hoge eisen aan zichzelf en vaak ook aan anderen. Ze kunnen zeer creatief denken. Ze zijn in staat om heel jong verbanden te leggen. Ze hebben een zeer groot, bijna overdreven, rechtvaardigheidsgevoel. Ze bekijken de wereld door een heel andere bril dan hun leeftijdsgenoten. Ze experimenteren graag. Ze zijn kritisch ten opzichte van alles, dus ook van regels, gewoonten en tradities. Ze hebben belangstelling voor veel dingen, hebben een brede waaier van interesses. Ze kunnen moeilijk keuzen maken, veel is er interessant en/of belangrijk. Ze zijn gevoelig voor gevoelens en behoeften van anderen, en houden daar meestal rekening mee, ook ten koste van zichzelf. Ze doorzien sociale patronen en herkennen emoties bij anderen. Ze zijn jonger dan anderen gericht op allerlei vragen, ook levensvragen, (Wat gebeurt er als je dood bent? Waarom maken mensen oorlog?) Ze zijn goed in staat/geneigd zichzelf te vermaken en kunnen dat lang volhouden, dit alles bij voldoende interesse en motivatie. Ze nemen initiatief en geven leiding, al dan niet geaccepteerd door leeftijdsgenoten.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
21
Vooral voor (hoog)begaafde kinderen in de onderbouw geldt Dat zij tekenen op hoger niveau dan leeftijdsgenoten, meer details, eerder perspectief, maar een hekel aan inkleuren. Vroeg gericht zijn op cijfers en getallen. Vroeg gericht zijn op letters en woorden, kind vraagt naar letters en leert zichzelf lezen. Interesse hebben in onderwerpen die op deze leeftijd niet gebruikelijk zijn, zoals zaken die in het Jeugdjournaal en Klokhuis aan de orde komen.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
22
Bijlage 3: Profielen hoogbegaafdheid
Profiel I: de succesvolle leerling gedragskenmerken
herkenning
begeleiding van school
• perfectionistisch • goede prestaties • zoek bevestiging van de leerkracht • vermijdt risico • accepterend en conformerend • afhankelijk
• schoolprestaties • prestatietests • intelligentietests • nominatie door leerkracht
• versneld en verrijkt curriculum • ontwikkelen van persoonlijke interesses • vooraf testen, uitsluitend leerstof die nog niet beheerst wordt: leerstof inkorting • contact met ontwikkelingsgelijken • ontwikkeling van vaardigheden voor zelfstandig leren • mentor • begeleiding van school- en beroepsloopbaan
Profiel II: de uitdagende leerling gedragskenmerken
herkenning
begeleiding van school
• corrigeert de leerkracht • stelt regels ter discussie • is eerlijk en direct • grote stemmings- wisselingen • vertoont inconsistente werkwijzen • slechte zelfcontrole • creatief • voorkeur voor activiteit en discussie • komt op voor eigen
• nominatie door medeleerlingen • nominatie door ouders • interviews • geleverde prestaties • nominatie door volwassene buiten het gezin • creativiteitstests
• tolerant klimaat • zoveel mogelijk bij passende leerkracht plaatsen • cognitieve en sociale vaardigheden trainen • directe en heldere communicatie met de leerling • gevoelens toestaan • mentor • zelfwaardering opbouwen • gedrag besturen met
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
23
opvattingen • competitief
contracten • verdieping
Profiel III: de onderduikende leerling gedragskenmerken
herkenning
begeleiding van school
• ontkent begaafdheid • doet niet mee in programma's voor meer begaafde leerlingen • vermijdt uitdaging • zoekt sociale acceptatie • wisselt in vriendschappen
• nominatie door begaafde medeleerlingen • nominatie door ouders • prestatietests • intelligentietests • prestaties
• begaafdheid herkennen en adequaat opvangen • niet participeren in speciale activiteiten toestaan • sexe-rol modellen geven (vooral meisjes) • doorgaan met informeren over opleidings- en beroepsmogelijkheden
Profiel IV: de drop-out gedragskenmerken
herkenning
begeleiding van school
• neemt onregelmatig deel aan onderwijs • maakt taken niet af • zoekt buitenschoolse uitdaging • verwaarloost zichzelf • isoleert zichzelf • creatief • bekritiseert zichzelf en anderen • werkt inconsistent • verstoort, reageert af • presteert gemiddeld of minder • defensief
• analyse van verzameld werk • informatie van leerkrachten uit het verleden • discrepantie tussen intelligentiescore en geleverde prestaties • inconsistenties is prestaties • creativiteitstests • nominatie door begaafde medeleerlingen • geleverde prestaties in nietschoolse settings
• diagnostisch onderzoek • groepstherapie • niet-traditionele studievaardigheden • verdieping • mentor • niet-traditionele leerervaringen buiten de klas
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
24
Profiel V: de leerling met leer- en/of gedragsproblemen gedragskenmerken
herkenning
begeleiding van school
• werkt inconsistent • presteert gemiddeld of minder • verstoort, reageert af
• sterk uiteenlopende resultaten op onderdelen van een intelligentietest • herkenning door relevante anderen • herkenning door leerkracht met ervaring met onderpresteerders • interview • wijze van presteren
• plaatsing in programma voor begaafden • voorzien van benodigde bronnen • niet-traditionele leerervaringen • begin met onderzoek en ontdekkingen • tijd met ontwikkelingsgelijken doorbrengen (niet persé leeftijdgenoten) • individuele begeleiding
Profiel VI: de zelfstandige leerling gedragskenmerken
herkenning
begeleiding van school
• goede sociale vaardigheden • werkt zelfstandig • ontwikkelt eigen doelen • doet mee • werkt zonder bevestiging • werkt enthousiast voor passies • creatief • komt op voor eigen opvattingen • neemt risico
• bereikte schoolresultaten • produkten • prestatietests • interviews • nominatie door leerkracht, klasgenoot, ouders, zichzelf • intelligentietests • creativiteitstests
• ontwikkelen van een langetermijn plan voor studie • versneld en verrijkt curriculum • belemmeringen in tijd en plaats wegnemen • vooraf testen, uitsluitend leerstof die nog niet beheerst wordt: leerstof inkorting • mentor • begeleiding van school- en beroepsloopbaan. • vervroegde toelating tot vervolgopleiding
Overgenomen uit Betts, G.T. & Neihart, M. (1988). Profiles of the Gifted and Talented. Gifted Child Quarterly, 32(2), 248-253. © vertaling: CBO-KUN.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
25
Bijlage 4: Intelligent of hoogbegaafd? Intelligente leerling
(hoog)begaafde leerling
Kent de antwoorden
Heeft altijd vragen
Is ervaren in het van buiten leren
Is een groot gisser (probeert af te leiden uit de context)
Is geïnteresseerd in objecten
Is een zeer nieuwsgierig onderzoeker
Is gefocust en oplettend in de klas
Is diep mentaal en fysiek betrokken, soms afwezig hierdoor, wegdromend
Houdt van simpele logica
Drijft op complexiteit
Houdt van woorden
Gebruikt vaak ongewoon complex vocabulaire
Heeft goede ideeën
Heeft flitsende, gekke, onnozele en vreemde ideeën
Werkt hard
Hangt wat rond en probeert uit/test uit
Beantwoordt de vragen
Discussieert in detail, is kritisch, bewerkt stellingen
Presteert bovengemiddeld in de klas
Kan bovengemiddeld, maar ook gemiddeld of benedengemiddeld presteren
Hoort bij de top van een groep
Vaak een eenling
Luistert met interesse
Laat sterke gevoelens en opinies zien
Leert gemakkelijk
Weet het vaak al
Heeft 6 a 8 herhalingen nodig voor meesterschap
Meesterschap na 1 a 2 repetities
Begrijpt ideeën
Ontwikkelt en bewerkt ideeën
Geniet van leeftijdgenoten
Prefereert vaak ouder gezelschap
Begrijpt de bedoeling of betekenis
Onderzoekt de toepassingen
Maakt zijn werk af
Start projecten
Kopieert nauwkeurig
Creëert nieuwe projecten
Houdt van school
Geniet van leren
Technicus
Uitvinder
Is tevreden over eigen leren/kunnen
Is hoogst zelfkritisch
Bron: Hoving-Huizing, 2008
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
26
Bijlage 5: Zorgroute Zorgroute PLUSKLAS LEERLINGEN Kenniscentrum Stichting LiMa Basispakket: ondersteuning op en door de school Stap 1 Leerkra cht i n de groep obs erveert, s i gna l eert en werkt ha ndel i ngs geri cht. Leerkra cht overl egt met col l ega ’s
Stap 2 Leerkra cht overl egt met i b'er ti jdens groeps bes preki ng en werkoverl eg en de i b'er heeft overl eg met ges peci a l i s eerde l eerkra cht Meerbega a fdhei d. Eventueel extra zorg bi nnen de s chool .
Leerkra cht i n ges prek met ouders over de ontwi kkel i ng va n hun zoon of dochter. Leerkra cht i nformeert ouders over HGW en wi s s el t erva ri ngen ui t. De experti s e va n de ouders wordt Leerkra cht i n ges prek met ouders , del en zorgen, ui twi s s el en erva ri ngen, a fs temmen a a npa k.
Stap 3 Leerkra cht voert ki ndges prek. Leerkra cht vul t s ta rt HGW formul i er i n. Leerkra cht overl egt met col l ega ’s ti jdens l eerl i ngbes preki ng i n bouwverga deri ng. Da a rna wordt het HGW-formul i er a a ngevul d met ti ps en a dvi ezen wa a r de l eerkra cht mee verder ga a t.
Schoolnabij: inschakelen expertise Stap 4 Leerkra cht overl egt i n zorgtea m (i b’er, di recteur, s chool ma a ts cha ppel i jk werker, orthopeda goog, s chool a rts , Eb-er
Ouders a l s pa rtner i n onders teuni ng betrekken bi j ges prek en toes temmi ng regel en.
Eva l ueren/ra pporteren va n de i nzet va n de experti s e bui ten de s chool .
Bovenschoolse en externe ondersteuning: Meerbegaafdheid Stap 5 Aa nmel di ngs procedure Pl us kl a s Toel a ti ng Pl us kl a s bes l ui t
School s teunt ouders bi j keuze vervol g. Opti es : Ki nd bl i jft op s chool Pl us kl a s
Vervolg: onderwijs- en zorg op maat Stap 6 Onders teuni ng/a a npa s s i ng i n regul i ere . s te onderwi js vorm bui ten regul i ere s chool ngepa Aa s chool Pl us kl a s
Proces eva l ua ti e met de ouders en de s chool wa a r het ki nd zi t. Informa ti ea vond Eva l ua ti eges prekken Eva l ua ti evers l a g
Afs temmi ng s chool en ges peci a l i s eerde l eerkra cht Pl us kl a s Ha ndel i ngs pl a n Pl a n va n a a npa k
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
27
Bijlage 6: Profielschets Plusklas Leerkracht Algemeen
bezit goede communicatieve en sociale vaardigheden; bezit overtuigingskracht om invulling aan de functie te geven; heeft een duidelijke visie op onderwijs aan hoogbegaafden en kan deze visie uitdragen en in overleg met anderen gestalte geven. Onderhoudt een open relatie met ouders.
t.a.v. Specialisme
heeft affiniteit met de (hoogbegaafde) kinderen heeft theoretische kennis over hoogbegaafdheid (persoonlijkheids- en leereigenschappen) bezit kennis over de onderwijskundige en pedagogische gevolgen van HB Weet van verschillende processen binnen de sociale vaardigheidsontwikkeling en herkennen bij de kinderen Is creatief in het ontwikkelen van nieuwe lesinhouden Is meer begeleider en stimulator (coach) van leerprocessen dan overdrager van kennis Straalt open houding uit naar de kinderen waardoor ze zich welkom weten Kan goed luisteren naar wat kinderen vertellen creëert een veilige omgeving voor de kinderen is tolerant, maar weet ook grenzen te stellen reikt informatie aan en structureert zodat de kinderen geprikkeld worden er iets mee te doen luistert actief om het leerproces zowel op sociaal-emotioneel als cognitief gebied te stimuleren en te evalueren bemiddelt bij conflicten leert de kinderen hoe zij problemen kunnen oplossen, zodat ze zelf invloed hebben op hun omgeving heeft gevoel voor humor Accepteert dat kinderen slimmer kunnen zijn dan hij/zijzelf
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
28
Bijlage 7: DVL - doelen en vaardighedenlijst DVL: DOELEN EN VAARDIGHEDEN LIJST - VERSIE 2010 (SLO, maart 2010, J. te Boekhorst-Reuver) LEREN LEREN Werkhouding
Werken volgens plan
Ik geef aan wat ik wil leren en waaraan ik wil werken
Ik formuleer leerdoelen voor mezelf
Ik zet me in voor taken die ik moet uitvoeren
Ik verken een onderwerp voor ik ermee aan
Ik zet door wanneer iets niet direct lukt Ik houd mijn aandacht er goed bij als dat nodig is Ik werk zelfstandig als dat nodig is Ik zorg dat mijn werk er netjes en verzorgd uitziet Ik vraag op tijd hulp als ik ergens zelf niet uit kom Ik waardeer het leerproces ook als het resultaat tegenvalt
de slag ga Ik weet welke stappen ik moet zetten en hoe ik deze moet uitvoeren Ik zorg dat ik het belangrijkste af heb voor de tijd om is Ik houd me aan mijn planning en stel deze bij als dat nodig is Ik kijk achteraf of mijn planning goed was en wat beter kan
Manieren van leren Ik weet welke manieren van leren er zijn en welke manier mijn voorkeur heeft Ik zet de meest geschikte manier van leren in Ik verzamel geschikte informatie op verschillende manieren Ik bewaar informatie om het later te kunnen gebruiken Ik laat zien wat ik geleerd heb Ik licht mijn antwoorden toe en laat zo zien dat ik het begrijp Ik controleer of mijn leervraag voldoende beantwoord is
LEREN DENKEN Analytisch denken Ik herken verschillen en overeenkomsten tussen dingen Ik zie het verband tussen waardoor iets komt (de oorzaak) en het gevolg ervan Ik zie de relatie tussen verschillende onderdelen binnen het grote geheel Ik maak ingewikkelde problemen gemakkelijker door ze op te delen in kleinere problemen
Creatief denken Ik ontdek nieuwe vragen of problemen Ik bedenk meerdere oplossingen voor een vraag of probleem Ik bedenk originele oplossingen voor een vraag of probleem Ik bedenk hoe ik bestaande ideeën
Kritisch denken Ik ga na of mijn veronderstellingen kloppen Ik controleer of nieuwe informatie klopt en overeenkomt met informatie die ik al heb Ik onderscheid feiten van meningen en betrouwbare van niet betrouwbare bronnen Ik neem bij het vormen van mijn mening verschillende perspectieven mee
in een nieuwe situatie kan toepassen
Ik gebruik criteria om een mening te vormen
Ik zet ideeën om in praktische oplossingen
Ik onderbouw mijn mening met argumenten
Ik neem afstand van een probleem om het
Ik vraag door tot ik het echt begrijp
even op me in te laten werken
Ik kies uit verschillende oplossingen de meest geschikte
LEREN VOOR HET LEVEN Inzicht in jezelf Ik ben trots op mijzelf en mijn werk Ik weet waar ik goed en minder goed in ben
Omgaan met anderen Ik blijf mijzelf in een groep: anderen kunnen aan mij zien en van mij horen wat ik ergens van vind en hoe ik me voel Ik houd rekening met de regels die voor de groep belangrijk zijn
Ik maak gebruik van mijn sterke kanten en blijf ook werken aan dat waar ik minder goed in ben
Ik werk samen met anderen als we samen meer kunnen bereiken dan alleen
Ik doe de dingen zo goed mogelijk maar stel mijn eisen/doelen niet té hoog
Ik maak anderen enthousiast om samen ergens een succes van te maken
Ik vind het niet erg als ik niet meteen weet hoe iets moet of als iets niet meteen lukt
Ik verdeel de taken samen met anderen op een manier die voor iedereen goed werkt
Ik ga goed om met kritiek en flexibel met tegenslagen en begrijp dat ik hier iets van kan leren
Ik ben in staat in samenwerking met anderen verschillende rollen en taken te vervullen Ik zie en begrijp goed hoe anderen ergens tegenaan kijken vanuit hun beleving
Ik weet wat ik wil en kies daar ook voor Ik luister goed naar de ideeën van anderen en verdedig mijn eigen ideeën Ik geef kritiek op een manier zodat de ander er ook iets aan heeft Ik presenteer de resultaten van mijn werk aan anderen op een manier die past bij mij én bij het doel van dat moment
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
29
Op veel basisscholen wordt gewerkt aan het vormgeven van verrijkingsonderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen, bijvoorbeeld in verrijkingsgroepen. Met de DVL: Doelen en Vaardigheden Lijst wil SLO scholen een handreiking bieden betreffende de vormgeving van het verrijkingsonderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen. De in deze lijst genoemde doelen laten op hoofdlijnen zien waar het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen zich op zou moeten richten. De doelen in deze lijst zijn daarom geordend in drie domeinen: leren leren, leren denken en leren (voor het) leven. De beschreven doelen zijn verschillend van gewicht. Ze zijn niet van vergelijkbaar niveau, maar wel allemaal belangrijk. Het werken aan doelen op al deze domeinen waarborgt een breed onderwijsaanbod waarmee recht wordt gedaan aan de specifieke leerbehoeften van (hoog)begaafde leerlingen. Bij het LEREN LEREN gaat het om het ontwikkelen van inzichten en vaardigheden die wezenlijk zijn voor het verwerven en toepassen van kennis. In dat proces zijn taakgerichtheid, doorzettingsvermogen en motivatie (kortom een goede werkhouding) van groot belang. In feite draait het hier om een drang tot permanent verder willen leren en ook plezier beleven aan het leren van nieuwe dingen. Daarbij is het uiteraard belangrijk dat je leerdoelen voor jezelf kunt formuleren en in staat bent een goede werkverdeling te maken in de tijd (kunt werken volgens plan) maar ook dat je in staat bent verschillende leerstrategieën (manieren van leren) in te zetten om informatie te verwerven en op te slaan, zodat later getoond kan worden wat geleerd is. Ook het kunnen reflecteren op het eigen leergedrag is van wezenlijk belang, want er valt zo ontzettend veel te leren, ook (of juist) als het niet helemaal zo gegaan is als je had verwacht. Bij het LEREN DENKEN gaat het om het ontwikkelen van en reflecteren op hogere denkvaardigheden. Hierbij gaat het om verschillende typen hogere denkvaardigheden, zoals het analytisch denken (waarbij het onder andere draait om het bepalen van de verhoudingen van verschillende delen ten opzichte van elkaar of ten opzichte van het grotere geheel), het creatief denken (waarbij het flexibel kunnen inspelen op nieuwe omstandigheden vraagt om een grote vindingrijkheid bij het ontdekken van nieuwe problemen en het oplossen ervan) en het kritisch denken (waarbij het onder andere gaat om het controleren van veronderstellingen en informatie, het vormen van een mening, het kunnen onderbouwen van die mening met argumenten en het kiezen van de meest geschikte oplossing). Bij het LEREN (VOOR HET) LEVEN gaat het om het ontwikkelen van kennis, houding en vaardigheden op het intra persoonlijke en interpersoonlijke gebied. Inzicht in jezelf vormt de basis voor het leren (voor het) leven. Een positief zelfconcept, weten wat je sterke en minder sterke kanten zijn en daar op een goede manier mee om kunnen gaan (door bijvoorbeeld gepaste doelen te stellen, opbouwende kritiek en de consequenties van je keuzes te accepteren) zijn voorwaarden om jezelf in de tijd te kunnen blijven ontwikkelen. Daarnaast leidt een beter inzicht in jezelf tot een betere communicatie en meer bevredigende relaties met anderen. Goed kunnen omgaan met anderen betekent namelijk niet alleen dat je kunt leren van en met anderen, maar vooral ook dat je beseft welke rol je daar zelf in vervult en op welke manier het mogelijk is jezelf te blijven en dat te doen wat bij je past. De omschreven doelen zijn alle lange termijn doelen. Het zijn dus streefdoelen, die niet in één les of leeractiviteit gehaald kunnen worden. Wel zou het zo moeten zijn, dat elke les of leeractiviteit een bijdrage levert aan de verdere ontwikkeling van één of een combinatie van deze doelen. Het zijn ankerpunten die leerkrachten houvast bieden bij het maken van inhoudelijke keuzen en uitwerkingen. Dergelijke lange termijn doelen gaan uit van een cyclisch niveau, wat betekent dat over alle leerjaren heen aan dezelfde doelen en vaardigheden wordt gewerkt. De opbouw zit hem meer in de complexiteit van inhouden en activiteiten (die worden moeilijker en abstracter) en in de mate van sturing door de leerling zelf (de leerling wordt steeds meer zelf verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces). Lange termijn doelen zijn vaak te algemeen, te vaag, te weinig operationeel en te weinig bruikbaar om daaruit leeractiviteiten voor (hoog)begaafden af te leiden. Wanneer doelen concreter geformuleerd worden ontstaat er duidelijkheid voor de leerkracht en de leerlingen, wordt er gerichter lesgegeven, kan er beter begeleid Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
30
worden en kan er beter geëvalueerd worden. Vandaar dat in de DVL de algemene lange termijn doelen vertaald zijn in meer concrete, zo mogelijk observeerbare leerling gedragingen. Het zo concreet formuleren van deze subdoelen vormt een risico: de ruimte voor eigen ideeën van de leerlingen en leerkrachten in het onderwijs zou wel eens zeer krap kunnen worden. Daarmee zou het onderwijs kunnen verschralen. Originaliteit, inspelen op onverwachte gebeurtenissen en levensecht onderwijs konden er wel eens onmogelijk door worden. Door het gezamenlijk (door leerkracht en leerling) formuleren van doelen en het in gezamenlijk overleg met alle betrokkenen tijdig evalueren en bijstellen van deze doelen is het mogelijk dit risico te vermijden. Bij de DVL worden daarom enkele handreikingen geboden ter ondersteuning van dit proces.
De toelichtingen bij de doelbeschrijving geven aan waarom een bepaald doel belangrijk is.
De aanbevelingen met betrekking tot de inzet van de DVL bieden mogelijkheden om individuele leerlingen beter te volgen, vast te stellen aan welke doelen gewerkt zou moeten worden en te reflecteren op dat waaraan wordt gewerkt.
De gegeven voorbeeldlessen zijn voornamelijk bedoeld als inspiratiebron. De beschrijvingen maken inzichtelijk hoe lange termijn doelen vertaald kunnen worden naar concrete lesdoelen. De beschreven leeractiviteiten zijn niet volledig, maar exemplarisch. Aan de hand van deze uitwerkingen kunnen scholen zelf aan de slag met het maken van eigen uitwerkingen.
Beleidsplan (hoog)begaafdheid stichting LiMa
31