Jos W.L. Hilkhuijsen
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
Inleiding H e t Stedelijk M u s e u m H e t P r i n s e n h o f te Delft streeft ernaar het onderzoeks- en informatiecentrum te worden op het gebied van Delfts aardewerk. D e belangrijkste b r o n daarvoor zijn de aantekeningen van m r A . H . H . van der B u r g h , die zich i n het gemeentearchief van Delft bevinden ( G A D ) . D e z e rijksarchivaris spitte r o n d 1900 de daar aanwezige 17e- en 18eeeuwse n o t a r i ë l e akten met b e t r e k k i n g tot het Delftse plateelbakkersambacht door. O o k ploos hij systematisch gildeboeken, doop-, huwelijks- en overlijdensakten na. Z i j n notities bevatten een schat aan wetenswaardigheden over plateelbakkerijen, eigenaars, aandeelhouders en werknemers, m a a r ook over de moeilijkheden en zorgen die zo'n bedrijf met zich meebracht. D o o r zijn overlijden k o n V a n der B u r g h zijn monnikenwerk niet afmaken. H e t werk werd i n de j a r e n dertig voortgezet door m e v r o u w P. Beydals, waarnemend archivaris v a n het G A D . In opdracht van het N e d e r l a n d s c h E c o n o m i s c h - H i s t o r i s c h A r c h i e f maakte zij een opzet voor een bronnenpublikatie. H a a r onderzoek k w a m echter niet verder d a n het j a a r 1660 en tot een publikatie is het nooit gekomen. M e t de omvangrijke nalatenschap van beide onderzoekers werd j a r e n l a n g niets gedaan. Slechts enkele auteurs, waaronder C H . de Jonge, putten er gegevens uit voor h u n boeken en artikelen over Delfts aardewerk. 1
I n 1981 n a m de toenmalige museumdirecteur, drs R . - A . Leeuw, de d r a a d weer op. H i j richtte de uit vrijwilligers bestaande Projectgroep Delfts A a r d e w e r k ( P D A ) op, met als doel het materiaal o p n i e u w te ordenen en middels rubrieken toegankelijk te m a k e n voor onderzoek. D a a r a a n wordt n u al veertien j a a r gewerkt en inmiddels is een begin gemaakt met het automatiseren van de gegevens. D e toegankelijkheid van V a n der B u r g h s aantekeningen is n u z o d a n i g vergroot, dat onderzoek naar de bedrijfsgeschiedenis van een bepaald bedrijf, namelijk De Porceleyne Bijl, k o n worden verricht. M e t u i t z o n d e r i n g van De Porceleyne Fles is van een andere Delftse plateelbakkerij nooit de geschiedenis i n detail beschreven. Dergelijk onderzoek z o u echter i n hoge mate k u n n e n bijdragen aan de geschiedenis van deze belangrijke Delftse nijverheidstak. D e keuze viel op De Porceleyne Bijl, omdat de collectie v a n het Stedelijk M u s e u m H e t P r i n s e n h o f tamelijk veel gemerkte stukken van dit bedrijf bevat. Welke gegevens zouden de aantekeningen van V a n der B u r g h i n dit opzicht k u n n e n leveren ten aanzien van bijvoorbeeld de eigenaren, werknemers, eigendomswisselingen, bedrijfsomvang en bedrijfskapitaal? I n dit artikel is getracht op dit soort vragen een antwoord te geven. D e originele akten zijn, met u i t z o n d e r i n g van die gevallen w a a r i n de aantekeningen onduidelijk waren, niet geraadpleegd. D e auteur is
Algemeen D e O N A - n u m m e r s verwijzen naar de notariële akten welke zich bevinden i n het O u d Notarieel Archief ( O N A ) van het gemeentearchief van Delft ( G A D ) . Achter het O N A - n u m m e r staat het Van der Burgh-archiefnummer (Bu). De weggelaten data van de Bu-nummers komen overeen met die van de O N A - n u m m e r s . De afkortingen D , T en B staan respectievelijk voor Doop-, Trouw- en Begrafenisboek. 1 C H . de Jonge, Oud-Nederlandsche majolica en Deljisch aardewerk. Een ontwikkelingsgeschiedenis van omstreeks 15501800 (Amsterdam 1947). 164
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
Afb. 1. Plattegrond van Delft uit 1742 waarop met stippen de plateelbakkerijen zijn aangegeven. Nummer 18 is De Porceleyne Bijl.
zich ervan bewust dat dit tot onvolkomenheden kan leiden, omdat de kans altijd aanwezig blijft dat V a n der B u r g h de gegevens verkeerd overgenomen of g e ï n t e r p r e t e e r d heeft. Ten aanzien v a n De Porceleyne Bijl zijn daar echter geen ernstige aanwijzingen voor aangetroffen. W e l is geconstateerd dat er hiaten zijn. Ten slotte heeft V a n der B u r g h niet alle n o t a r i ë l e akten doorgelopen, terwijl hij ook andere b r o n n e n niet heeft geraadpleegd. H e t onderhavige onderzoeksresultaat moet d a n ook worden gezien als een proeve van het bewerken van de V a n der Burgh-notities en draagt een v o o r l o p i g karakter.
Historische achtergrond D e Europese v r a a g naar porselein was sedert de V O C - i n v o e r i n 1602 groot. H e t Chinese porselein was onmiddellijk geliefd vanwege de tot de verbeelding sprekende oosterse decoraties en voorstellingen, de blauwwitte uitvoering, de fijnheid van v o r m en materiaal en de harde scherf. H e t was echter alleen betaalbaar voor welgestelden. In de bestaande majolicaproduktie n a m m e n deze oosterse decoraties over. V a n a f 1634 k w a m i n C h i n a door interne politieke onrust de porseleinindustrie zo goed als stil te liggen en de export stag165
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
neerde. D o o r d a t de Europese v r a a g groot bleef, ontstond een gat i n de m a r k t , dat door de Noordnederlandse aardewerkindustrie met succes opgevuld werd met imitatie-porselein: de 'Delftse faience'. Faience is een aardewerksoort dat, anders d a n majolica, aan beide zijden met ondoorzichtige witte t i n g l a z u u r is bedekt, vervolgens is beschilderd en ten slotte met een doorzichtige l o o d g l a z u u r l a a g is afgedekt. H o e w e l de mooiste stukken Delfts het uiterlijk en de fijnheid v a n het porselein dicht benaderen, kregen ze nooit de h a r d h e i d van dat materiaal.
2
D e porseleinimport k w a m pas weer op gang n a 1662. E r verscheen - mede onder J a p a n se invloed - naast het b l a u w ook m e e r k l e u r i g porselein op de m a r k t . O o k dit w e r d door de Delftse plateelbakkers met groot succes g e ï m i t e e r d . D e kwaliteit v a n het Delfts aardewerk bereikte tussen 1680 en 1710 een ongekende hoogte. I n de 18e eeuw vervielen de plateelbakkerijen echter. D e moeilijkheden met de afzet ontstonden n a ongeveer 1720 vanwege het grote succes v a n het Saksisch porselein. T u s s e n 1730 en 1740 brachten ook F r a n k r i j k , Z w e d e n en E n g e l a n d n i e u w aardewerk en porselein op de m a r k t en zij trachtten de i n v o e r v a n Delfts aardewerk te weren door hoge i n v o e r p r i j z e n te hanteren. D a a r mee was de internationale concurrentie v o o r de Delftse plateelbakkerijen compleet. R o n d 1740 w e r d duidelijk dat Delft de concurrentieslag had v e r l o r e n , v o o r a l toen de invoer uit C h i n a en J a p a n z i c h goed herstelde, de prijzen v a n het oosters porselein sterk daalden 3
en E n g e l a n d met een degelijk steengoed op de m a r k t k w a m . K r a m p a c h t i g poogden de Delftse plateelbakkers met de imitatie h i e r v a n het hoofd boven water te h o u d e n . D e verscheidenheid aan faience n a m weliswaar toe, m a a r de kwaliteit n a m af. R o n d 1750 was er n o g een korte opleving, m a a r aan het eind v a n de eeuw resteerden n o g slechts enkele bedrijven. Delft, dat z i c h tot het c e n t r u m van de produktie ontwikkelde, telde i n 1634 zeven plateelbakkerijen; i n 1657 waren dat er achttien, i n 1661 27 en i n 1690 34. N a 1700 werden n o g eens vijf plateelbakkerijen opgericht. In totaal heeft Delft daarmee minstens 39 aardewerkfabrieken b i n n e n haar stadswallen gehad.
4
E é n van de n i e u w opgerichte plateelbakkerijen ten tijde van de stagnatie i n de porselemmvoer i n het m i d d e n van de 17e eeuw was De Porceleyne Bijl.
Produktieproces A a n hoeveel werknemers De Porceleyne Bijl i n haar bestaan werk verschafte is met bekend. Volgen we B a k k e r (1787) en Paape (1794) i n h u n beschrijving van de voorkomende functies en werkzaamheden i n plateelbakkerijen, d a n lijkt het gemiddelde aantal werknemers te l i g gen tussen de 20 en 30. V o o r het bereiden v a n de grondstof (een m e n g i n g van R i j n l a n d s e , Schielandse en D o o r nikse klei) waren é é n of twee aardetrappers n o d i g . O p een houten vloer trapten zij blootsvoets de klei tot een grote platte koek. Deze werd door draaiers gevormd tot borden, schotels,
2
De brosheid van het faience leidt tot afschilferen, vooral aan de randen: m tegenstelling tot het porselein waar het glazuur is versmolten met de aarde is de kern van het faience bedekt met een dun laagje glazuur.
3
T h . F. Wijsenbeek-Olthuis, Achter de gevels van Delft. Bezit en bestaan van rijk en arm in een periode van achteruitgang
4
1700-1800 (Hilversum 1987) 67-69. D i t aantal is gebaseerd op bevindingen van de PDA-werkgroep.
166
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
5
schalen en dergelijke. H e t gilde onderscheidde rond-, groot plat( = schotel)-, fijne borden-, slechte ( = eenvoudige) borden- en kleingoed- of theegoeddraaiers. 6
D e zogeheten gevers brachten de g l a z u u r l a a g op de gebakken voorwerpen aan door ze i n een g l a z u u r b a d te dompelen. Verder waren er meerdere schilders i n dienst. Standaarddecoraties werden door leerjongens met behulp van sponsen aangebracht, terwijl de plateelschilder z i c h toelegde op het fijnere werk. E e n eventuele/ree lance i n dienst zijnde goudschilder werkte thuis, waar hij een eigen moffeloventje had staan w a a r i n hij zelf de met gouden andere emaillekleuren beschilderde voorwerpen bakte. D e z e techniek vereiste veel vakkennis en z o r g v u l d i g h e i d . D e goud- en de plateelschilders ontvingen een aanmerkelijk hoger l o o n d a n de andere werklieden. Zoals zo veel ambachtslieden kregen ze stukloon. H o e wel de lonen niet slecht waren, verdiende m e n kennelijk toch weinig. Soms was sprake v a n neveninkomsten, zoals het drijven van een k r o e g . 7
Alles wat met het gereedmaken van de oven en het bakken te m a k e n had, werd verzorgd door een klein- en een grootvuurstoker. H u n taakverdeling is niet echt duidelijk. Vermoedelijk bracht de kleinvuurstoker de oven op temperatuur, terwijl de grootvuurstoker de vereiste temperatuur en het i n de oven staande goed tijdens het bakproces controleerde. Soms was h u n taak gecombineerd met het i n de oven plaatsen en uithalen van voorwerpen. B i j grote bedrijven werd dat laatste door speciale inzetters verricht. H e t i n de oven plaatsen en het stapelen v a n zowel ongebakken als eenmaal gebakken goed moest z o r g v u l d i g en efficiënt gebeuren. Z o k o n m e n i m m e r s m a x i m a a l v a n de o v e n i n h o u d profiteren en een zo hoog mogelijke produktie halen. 8
D e vloerwerkers verrichtten allerlei klussen. Z o ontfermden zij z i c h over het ongebakken goed, brachten het naar de oven en zetten het weg i n de magazijnen; ook pakten zij i n en brachten het n a a r de kopers ter stede of naar de schuiten, die het op h u n beurt verder vervoerden; voorts versjouwden zij aangeleverde grondstoffen, b r a n d h o u t enzovoort. 9
Behalve genoemde werknemers hadden de plateelbakkers ook n o g twee o f drie leerjongens i n dienst. N o c h Paape n o c h B a k k e r verstrekt i n l i c h t i n g e n over de functies van meesterplateelbakker, w i n k e l h o u d e r (de twee leidende functies van het bedrijf) en meesterplateelschilder. D e eerstgenoemde was eigenaar van het bedrijf en eventueel winkelhouder. H a d hij ook andere zakelijke belangen, d a n liet hij z i c h van de w i n k e l (lees: werkplaats) 'bevrijden' door een w i n kelhouder die doorgaans de meesterknecht was. Zoals we zullen zien was dit bij De Porceleyne Bijl meer regel d a n u i t z o n d e r i n g . D e w i n k e l h o u d e r gaf l e i d i n g aan het bedrijf, verzorgde de administratie en legde v e r a n t w o o r d i n g af aan de eigenaar. 5 6
7 8 9
Gerrit Paape, ' D e plateelbakker of Delftsch aardewerkmaaker', in: Volledige beschrijving van alle konsten, ambachten, handwerken, fabrieken, trafieken, derzelver werkhuize, gereedschappen enz., Twaalfde stuk (Dordrecht 1794) 9. 'Ordonnantie van het St Lucasgilde te Delft tot 1790', G A D O A 1ste afd. nr 1019. Paape ' D e Plateelbakker', 14. Paape onderscheidt de draaiers echter in groot-, rond- en platdraaiers, naargelang zij grote of platte stukken als schotels, kaststellen, vazen, borden en dergelijke draaien. In de boedelinventaris van D e Griekse A uit 1758 ( O N A 2808 13 maart 1762) wordt onderscheid gemaakt tussen kleindraaiersgoed (zoals saucierbakjes, holle kloekkareis, vetjes, koffiekoppen en pimpels), ronddraaiersgoed (zoals olie- en azijnnestjes, tobbetjes [ = botervlootjes], aardbeitestjes, kommen, potten en stellen) en platdraaiersgoed (zoals schotels, borden, dikke borden en rondborden). B[akke]r, De bloei en het verval der platteelbakkerije. In eenen brief aan den verzamelaar medegedeeld(R[ijswij]k 1787), 194; Wijsenbeek-Olthuis, Achter de gevels van Delft, 82. Paape, ' D e Plateelbakker', 50. Paape, ' D e Plateelbakker', 42. Paape rekent de stokers tot de vloerwerkers, blijkens zijn benaming 'hoofdvloerv/erkers'.
167
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
I n een aantal n o t a r i ë l e akten staan de n a m e n genoemd van werknemers van De Porceleyne Bijl (Bijlage III). D e akten zijn van belang, omdat i n de meeste gevallen ook h u n functie als bijvoorbeeld plateeldraaier, stoker of plateelschilder staat vermeld. M e t de werknemers werden meerjarige arbeidsovereenkomsten afgesloten i n de v o r m van notarieel vastgelegde contracten. D a a r i n werd bijvoorbeeld het precieze loon en het aantal verlofdagen vastgesteld. E e r d e r is al vermeld, dat de plateelschilders tegen stukloon werkten. Stokers en aardetrappers daarentegen kregen een vast salaris. H u n l o o n en ook dat van de leerjongens varieerde aanzienlijk en bleek vooral op leeftijd en ervaring te zijn gebaseerd. Tussen werknemer en werkgever bestonden daarover i n d i v i d u e l e a f s p r a k e n . Z o sloot bijvoorbeeld i n 1661 J a n Reinierse N o b e l een contract af, w a a r i n sprake was van een leertijd van twee j a a r en het loon. N o b e l z o u i n die periode het draaien van 'allerhande platielwerck' leren. Z i j n l o o n bedroeg het eerste halfjaar 12 stuivers per week en het daarop volgende halfjaar drie gulden per week. A l s leerloon werd n o g eens 50 gulden voor het eerste en 30 gulden voor het tweedejaar betaald. O o k h a d N o b e l recht op zes tot acht verlofdagen. I n 1663 tekende A n t o n i A b r a m s z van der Eist als plateelovenstoker/inzetter een contract voor de periode v a n zes j a a r tegen een weekloon van 7 gulden en 10 stuivers. V o o r iedere nacht die hij z o u stoken o n t v i n g hij 1 gulden en 10 stuivers e x t r a . V i e r j a a r later tekende ook plateelbakkersgezel A r y e n s B r u g m a n een contract als stoker. D r i e j a a r l a n g verdiende hij 10
11
12
10 Wijsenbeek-Olthuis, Achter de gevels van Delft, 82. Overigens ondergingen i n het algemeen de lonen tussen 1650 en 1740 nauwelijks verandering Pas tussen 1740 en 1770 trad een lichte daling op. Zie o o k j o h n M i c h a e l M o n t i as, Artists and artisans in Delft. A socio-economic study of the seventeenth century (Princeton/New Jersey 1982), 306-307 (voetnoot y). 11 O N A 1967/Bu 378 (13 mei 1661). 12 O N A 1967/Bu 380 (9 maart 1663). 168
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
13
18 stuivers per d a g en voor nachtwerk 32 stuivers. H o e w e l hij geen leerjongen meer was, verdiende B r u g m a n als gezel dus aanzienlijk m i n d e r dan zijn waarschijnlijk oudere collega V a n der Eist. Gegevens omtrent het l o o n van voor de Bijl werkzame plateelschilders en meesterknechten zijn niet aangetroffen. Z i j verdienden ongetwijfeld meer dan bovengenoemde werklieden. M o n t i a s noemt voor het j a a r 1673 een bedrag van 9 gulden en 45 stuivers als weekloon voor een plateelschilder en 'slechts' 11 gulden voor een meesterknecht. 14
D e l o n e n van de gezellen en volwassen werknemers werden wekelijks uitbetaald. Volgens Bakker waren de leerjongens daggelders, hoewel uit bovengenoemd geval van plateeldraaier i n spe N o b e l blijkt dat hij z i c h wel voor zijn leertijd moest c o n t r a c t e r e n . H e t niet n a k o m e n van contracten k o n leiden tot ernstige conflicten, zoals i n het geval van een leerjongen die n a regelmatige woordenwisselingen met zijn superieur over het arbeidscontract, niet meer op k w a m dagen. D e hoofdlieden v a n het gilde vonden dat hij door zijn gedrag het gilde ernstig i n diskrediet h a d gebracht. D e gildekeuren inzake het aannemen van knechten en leerjongens, alsmede inzake contractbreuk waren duidelijk. B i j overtreding golden flinke geldboetes. D e gildebroeders waren verplicht h u n werknemers aan te m e l d e n en het was knechten en leerjongens niet toegestaan i n een ander bedrijf werk te verrichten. B i j overtreding gold een geldboete van 30 gulden en werden de vervaardigde produkten verbeurd v e r k l a a r d . 15
16
17
Beroepsaanduidingen als plateeldraaier, plateelschilder en gever worden schaars i n de akten vermeld. M a a r van De Porceleyne Bijl weten we dat plateelschilder Johannes V e r b u r g h in 1724, plateeldraaier Pieter D e r w a n t i n 1733 en plateeldraaier J a n Goester i n 1749 i n die functies w e r k z a a m w a r e n .
18
Geschiedenis van De Porceleyne Bijl D e oudste b r o n inzake plateelbakkerij De Porceleyne Bijl betreft de oprichtingsakte van 15 j a n u a r i 1657. D e 31-jarige meesterkuiper J a c o b W e m m e r s z H o p p e s t e y n (1626-1671) en de 27jarige plateelbakkersgezel Benedictus van H o u t e n (omstreeks 1631-1675) gingen samen een compagnieschap a a n .
19
O m precies te zijn wordt Benedictus' vader, A d r i a e n van H o u t e n ,
i n de akte als comparant genoemd, terwijl Hoppesteyns vader als getuige optrad. Eerstgenoemde, een voormalige plateelbakker en op dat m o m e n t spekkoper, investeerde voor zijn zoon i n het bedrijf.
20
E r was bedongen dat J a c o b H o p p e s t e y n de plateelbakkerij z o u bewo-
nen. In het contract was voorts opgenomen dat, als de compagnons het na zes j a a r niet met elkaar bleken te k u n n e n v i n d e n , é é n van beiden de plateelbakkerij zou voortzetten. 13 14 15 16 17 18
O N A 2202/Bu 746 (11 augustus 1667). Montias, Ariists and artisans in Delft, 307 (voetnoot). B[akke]r, De bloei en het verval der platteelbakkerije, 193. O N A 2264/Bu 798 (16 mei 1670). A r t . 35 i n 'Ordonnantie van het St Lucasgilde te Delft tot 1790'. O N A 2615/Bu 1162 (19 j u l i 1724), O N A 2619/Bu 1168 (11 februari 1733), O N A 2907/Bu 1381 (12 november 1748) en O N A 2755/Bu 1321 (2 augustus 1749) (betrekking hebbende op de inventaris na het overlijden van plateeldraaier Goester. Interessant is het bestaan van een 'drayersbusse', waaruit ƒ 21 voor de begrafenis van de overledene wordt betaald) en O N A 2756/Bu 1321 (22 december 1751). 19 O N A 1893 (15 januari 1657). 20 O N A 1997/Bu 405 (23 april 1650); O N A 1725/Bu 488 (8 november 1638), O N A 1725/Bu 482 (15 december 1642) en O N A 1966/Bu 376 (22 december 1658), waarin V a n H o u t e n sr respectievelijk als plateeldraaier, plateelbakker en spekkoper wordt genoemd.
169
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
Afb. 3.
Bloemenvaasschotel, 18e eeuw, blauw. Collectie Stedelijk Museum Het Prinsenhof Delft.
O m zich als plateelbakker te k u n n e n vestigen h a d m e n een bewijs van bekwaamheid en lidmaatschap v a n het St L u c a s g i l d e nodig. D e gilden v e r v u l d e n een kerkelijke en maatschappelijke functie, waren beroepsbeschermend en legden dat vast i n keuren. D e belangrijkste daarvan hadden b e t r e k k i n g op het tegengaan van oneerlijke concurrentie en op de levering v a n een goed produkt. H e t stadsbestuur schreef voor dat iedereen, die i n een gilde wilde worden opgenomen, poorter of burger van de stad moest zijn. B i j intrede legden de leden naast de meesterproef een eed van trouw af aan het gilde en aan haar statuten onder aanroeping van de patroonheilige. V e r d e r betaalden zij lidmaatschapsgeld en eventueel geld o m het burgerschap te verkrijgen. D e meesterproef, waaraan een leertijd van zes j a a r voorafging, bestond uit het draaien van een grote sirooppot, een slaschotel en een zoutvat. Verkoos m e n het meesterschap van schilder, dan moest een half dozijn borden en een grote fruitschaal met de h a n d beschilderd worden. Voorts dienden beiden n o g 'een kop te zetten van 30 centimeter', m a a r het is onduidelijk wat daarmee werd bedoeld. Ten slotte werd h u n kennis van materiaal en 170
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
Afb. 4. Delft.
Maandbordje 'December', 18e eeuw, blauw. Collectie Stedelijk Museum Het Prinsenhof
Afb. 5.
Botervlootje in de vorm van een zwaan (deksel), 18e eeuw, meerkleurig. Collectie Haags Ge-
meentemuseum. 171
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
techniek getoetst. Slaagde m e n niet, d a n k o n m e n een jaar later de proef o p n i e u w afleggen. V a n H o u t e n , die zijn leertijd bij meesterplateelbakker en winkelhouder J a n Aelbrechtsz Groenlant i n 1656.
22
21
h a d genoten i n het i n 1654 opgerichte Moriaenshooft, behaalde zijn meestertitel
I n de oprichtingsakte verklaarde meesterplateelbakker Benedictus v a n H o u t e n ,
dat hij 'zekeren tijd heeft geplateelbackt i n compannie en dat hij ten aanvange v a n het backen met voorn. H.[oppesteyn], i n M e i 1656, zoo voor hem zeiven als voor H o p p . heeft gedaan zijn behoorlijke proef'. D i t werd n o g eens bevestigd door werknemer J a n O t t e n Schaeck (of V a n Schagen). D a a r m e e werd voldaan aan de gildekeur dat er slechts é é n meesterplateelbakker of -schilder per bedrijf w e r k z a a m mocht z i j n .
23
O f V a n H o u t e n als meesterplateelbakker de v o r m g e v i n g en beschildering zelf verzorgde, danwel overliet aan plateelschilders is niet uit te maken. D e v r a a g geldt eigenlijk i n het algemeen; i n de literatuur worden eigenaars van plateelbakkerijen wel als de makers van het aardewerk aangeduid, m a a r dit laat zich niet bewijzen. Ieder bedrijf h a d meerdere plateelschilders en draaiers i n dienst. O v e r dit hoogst interessante aspect v a n het relateren van produkten aan bepaalde meesters is n o g weinig bekend. H e t laat z i c h moeilijk onderzoeken, omdat ontwerpers en uitvoerders zelden of nooit h u n n a a m op de stukken vermeldden. D e voorkomende m e r k e n zijn symbolen van de fabrieksnaam of m o n o g r a m m e n v a n de fabriekseigenaar. K o r t o m : het zijn fabrieksmerken en geen meesterssignaturen. D e veronderstelling v a n D i n g e m a n K o r f dat mogelijk i n kleine werkplaatsen de eigenaar en de ontwerper en/of uitvoerder é é n en dezelfde persoon zijn, is i n dit v e r b a n d niet meer d a n een hypothese.
24
Slechts
i n een enkel geval is de n a a m van de schilder bekend, zoals die van F r e d e r i k v a n F r i j t o m , de landschapschilder. N a de nodige v e r b o u w i n g van het aangekochte p a n d 't Bijltje, gelegen aan de hoek G a s t h u i s laan/Bijlepoort, k o n de plateelbakkerij i n mei datjaar i n bedrijf w o r d e n gesteld. Hetbedrijfs25
complex kreeg de toepasselijke n a a m De Porceleyne Bijl.
E e n i n 1679 opgemaakte inventaris
21 Zie noot 7. H . Havard, La Céramique Hollandaise. Histoire des fatences de Delft, Haarlem, Rotterdam, Arnhem, Utrecht etc. et des porcelaines de Weesp, Loosdrecht, Amsterdam et La Haye d l 2 (Amsterdam 1909) 96 nr 296. H a v a r d schrijft dat Hoppesteyn eveneens werd opgeleid i n het Moriaenshooft, dat toen onder leiding zou hebben gestaan van de kunstschilder en -handelaar A b r a h a m de Cooge. D i t berust op een vergissing: De Cooge was medeaandeelhouder van plateelbakkerij De Dissel. Zie O N A 1692/Bu 172 (11 januari 1645) en O N A 2092/Bu 583 (17 december 1665). 22 O N A 2137/Bu 644 (8 november 1662). D e formulering i n de akte l u i d t ' ( . . ) V a n H o u t e n i n M e i 1656 zoo voor hem zeiven als voor Hoppesteyn heeft gedaan zijn behoorlijke proef'. 23 F r . D . O . Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft. Meestersboeck begint 1613, eijndigt 1649. Register van alle nieuwe meesters die sindt den jare 1650 tot 1714 int ghilde syn gecomen', i n : Archief voor Nederlandsche Kunstgeschiedenis dl 1 (Rotterdam 1877-1878) 4-120, 61. De letterlijke tekst luidt: 'Ontfangen van Benedictus van Houten de somma van 7 gulden 10 stuvers van boete [...] den 9 J u l y 1657'; 'plateelbacker, den 6 Augustij 1657 Benedictus van H o u t e n sich als M r . laeten aenteijkenen sijnde Burger, het Recht betaelt, somma 6.0.0' [lees: 6 gulden]; 'Ontfangen van Benedictus van H o u t e 2 guld. 10 stu. omdat hij op den verbooden tijt geëxerceerd hadde' [lees: zijn vak uitgeoefend had]. Gezien de duidelijke inhoud van de oprichtingsakte van 15 januari 1657, moet de datering 1656 i n de akte van 1662 een schrijffout zijn. Deze veronderstelling wordt zowel bevestigd door het zich laten vertegenwoordigen door zijn vader bij het opmaken van de oprichtingsakte, als door het feit dat V a n H o u t e n i n j u l i 1657 een boete kreeg opgelegd voor het produceren van faience, terwijl hij daartoe nog niet bevoegd was. Pas op 6 augustus dat jaar liet hij zich als meesterplateelbakker aantekenen in het St Lucasgildeboek. 24 Dingeman Korf, Nederlandse majolica ( H a a r l e m 1981) 19. 25 O N A 2085/Bu 459 (7 januari 1657). Ferrand W . H u d i g , Delfter Fayence. Ein Handhuchfür Summier und Liehhaber (Berlin 1929) 278 zegt dat De Porceleyne Bijl gevestigd werd i n een voormalige brouwerij met die naam. D i t berust op een vergissing. Brouwerij De Bijl, die al voor 1600 werd opgeheven, was gevestigd aan de Koornmarkt. 172
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
26
geeft een goede i n d r u k van l i g g i n g en o m v a n g van het bedrijf. H e t bedrijfscomplex bestond uit een woonhuis met erf waarop een pakhuis en a a r d h u i s en een tot plateelbakkerij verbouwde w o n i n g waarachter het tinhuis en de houtschuur waren gelegen. H e t woonhuis en de plateelbakkerij waren van elkaar gescheiden d o o r een w o n i n g en de Bijlepoort (zie afbeeld i n g 1). I n de loop der j a r e n werd De Porceleyne Bijl uitgebreid door aankoop van belendende panden met erven en schuren. U i t e i n d e l i j k beschikte m e n over een complex dat begrensd werd door de G a s t h u i s l a a n , Bijlepoort, Vestpoort en Bastiaenvest (zie afbeeldingen 1, 9 en 10). 27
A l n a enkele m a a n d e n verbrak H o p p e s t e y n de samenwerking en verkocht hij zijn aandeel aan k u i p e r / b r a n d e w i j n b r a n d e r Pieter W o u t e r s z Katersvelt (1611-1676). H o e w e l deze nieuwe eigenaar zijn eveneens aan de G a s t h u i s l a a n gelegen branderij verkocht, bleef hij k u i p e r / b r a n d e r . Katersvelt, die onder meer zijn geld investeerde i n h u i z e n , beschikte kennelijk over voldoende m i d d e l e n o m kort voor de overdracht de eigenaar v a n het Moriaenshooft, G r o e n l a n t , ƒ 1 0 0 0 , - te lenen en 10 m o r g e n l a n d te k o p e n . N i e t veel later kocht H o p p e s t e y n de helft v a n het Moriaenshooft. H i j w i l d e dus voor zichzelf beginnen. 28
29
3 0
31
32
Pas op 12 november 1663 liet Katersvelt zich i n het gilde aantekenen als w i n k e l h o u d e r . Tussen 1659 en 1662 breidden Katersvelt en V a n H o u t e n h u n o n d e r n e m i n g uit door aankoop en h u u r van enkele huisjes met erf gelegen tussen de Vest- en de B i j l e p o o r t . A a n de oostzijde van de Bijlepoort kochten zij ten behoeve v a n een aardwasserij g r o n d aan. 33
I n 1662 speelde een conflict over een verstopt geraakte afvoerpijp i n de aardwasserij, waarvan Katersvelt H o p p e s t e y n beschuldigde, wiens w o n i n g aan de aardwasserij grensde. D e ruzie liep h o o g op en leidde tot een handgemeen. D e betreffende n o t a r i ë l e akte geeft geen uitsluitsel over de afloop van de ruzie, m a a r aangenomen m a g worden dat het i n der m i n n e werd geschikt. D i t voorval is het vermelden waard, omdat het een bevestiging lijkt van Hoppesteyns reputatie als ruziemaker. A l eerder stonden Katersvelt en de familie H o p pesteyn tegenover elkaar. L e d e n van laatstgenoemde familie z o u d e n i n j a n u a r i 1662 de echt34
26 O N A 2247/Bu 805 (20 november 1679). 27 H u d i g , Delfter Fayence, 78. Naast een grotere aardwasserij buiten de stad had iedere plateelbakkerij ook nog een kleinere op haar fabrieksterein. De grote aardwasserijen lagen aan de Schie ten zuiden van Delft. De klei was zeer geschikt voor het gewenste bakresultaat; de lokatie was gunstig voor bewerking en transport. In 1742 waren er 17 aardwasserijen. 28 O N A 2085/Bu 459 (3 september 1657). Volgens O N A 1669 (5 december 1643) woonde Katersvelt met echtgenote M a r i t g e n Cornelisdr van Leeuwen bij zijn moeder. O o k zijn zuster en haar man woonden i n . De familie Katersvelt had een gevestigde naam als kuipers/branders. 29 O N A 1966/Bu 376 (22 december 1658), O N A 1966/Bu 377 (16 januari 1659), O N A 1966/Bu 377 (? december 1660) (met betrekking tot de levering van tonnen en brandewijn) en O N A 1967/Bu 378 (8 april 1661). 30 O N A 2085/Bu 458 (8 november 1657) en O N A 1660/Bu 377 (12 j u n i 1660). Katersvelt heeft het stuk land vermoedelijk gekocht om varkens te houden. In 1660 verkoopt hij namelijk voor ƒ 3 5 0 , - aan varkens aan een L e i d se vleeshouwer. 31 O N A 2001/Bu 403 (6 september 1657), O N A 2085/Bu 459 (3 september 1657) en O N A 2002/Bu 410 (5 j u n i 1659). Hoppesteyn liet zich op 16 oktober 1661 i n het St Lucasgilde inschrijven als winkelhouder van het Moriaenshooft (Obreen, St Lucasgilde tot Delfft. Meesterboeck, 66). In 1664 werd hij door aankoop van de andere helft alleeneigenaar van het Moriaenshooft. 32 Obreen, St Lucas gilde tot Delfft. Meesterboeck, 69. 33 O N A 1966/Bu 376 (30 september 1659) betreft aankoop van een huisje voor ƒ 150,-; O N A 1966/Bu 377 (26 maart 1660), idem v o o r / 1 2 5 , - ; O N A 2086/Bu 461 (22 december 1660), huren een huisje voor zes jaar tegen ƒ 3 3 - en 16'stuivers jaarlijks; O N A 2086/Bu 460 (31 december 1660) aankoop van een huis voor ƒ 1300,- en O N A 2136/Bu 636 (23 september 1661), idem voor ƒ 2 0 0 , - . 34 O N A 2137/Bu 640 (7 september 1662).
173
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
Afb. 6. Bord ' D . Rees, Delfts Porceleijnvaarder op Amsterdam, 1753', blauw; gemerkt met monogram H B ( = Hugo Brouwer) en het bijltje. Collectie Rijksmuseum Amsterdam. genote van Katersvelt hebben beledigd en geslagen. Toen Katersvelt tussenbeide wilde kom e n , werd hij door vader en z o o n Hoppesteyn met grof geweld aangevallen, waarbij zij zijn voordeur intrapten en h e m bedreigden met een m e s . Bij een andere gelegenheid ontaardde een scheldpartij tussen Katersvelt en V a n H o u t e n enerzijds en de Hoppesteyns anderzijds - waarbij zij elkaar uitmaakten voor 'straatschender' en 'landsdief' - m een v e c h t p a r t i j . U i t andere akten inzake het bijleggen van ruzies, scheldpartijen en dergelijke blijkt, dat de Hoppesteyns regelmatig betrokken waren bij conflicten. A l h a d de familie Hoppesteyn geen beste reputatie, h u n bedrijf, het Moriaenshooft, wordt beschouwd als de leverancier van zeer hoogwaardige faience i n de periode 1680 tot 1710. 35
36
37
I n 1663 n a m Katersvelt de helft van de Bijl v a n zijn c o m p a g n o n Benedictus van H o u t e n 35 O N A 1967/Bu 379 (19 januari 1662). 36 O N A 2137/Bu 639 (9 maart 1662). 37 Elisabeth Neurdenburg, ' D e plateelbakkersfamilie Hoppesteyn', in: Feestbundeldr Abraham Bredius aangeboden den achttienden april 1915. Eerste deel Opstellen (Amsterdam 1915) 192. 174
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
over. Net als H o p p e s t e y n investeerde V a n H o u t e n het verkregen geld i n een andere plateelbakkerij. H i j kocht het aan de M o l s l a a n gelegen Gecroont Porceleyn (opgericht i n 1648), waarvan hij de alleeneigenaar w e r d .
38
D e plateelbakkerij was voor Katersvelt kennelijk geen winstgevende investering. B r a n d e wijn v o r m d e voor h e m de belangrijkste b r o n van inkomsten, zoals hij zelf ooit verklaarde.
39
M a a r hij handelde ook i n k u i p e n en varkens. H e t leiden van de plateelbakkerij h a d
hij tot dan toe overgelaten aan zijn c o m p a g n o n . N u deze vertrokken was, moest hij een meesterknecht i n dienst nemen. O f hij d a a r i n slaagde is niet bekend; wel dat hij d r i e j a a r later, i n 1666, de Bijl voor een veel te hoog bedrag, ƒ 8 0 0 0 , - , te koop a a n b o o d .
40
Toen zich geen
koper meldde, verhuurde hij de Bijl aan A u g u s t u s C o o l s , D a n c a r d Verselewel (advocaat te D e n H a a g en m e d e ë i g e n a a r van plateelbakkerij De Roos) en de n o g m a a r kort i n Delft wo41
nende J a n J a n s z C u l i c k (omstreeks 1625-1677). Laatstgenoemde liet zich i n 1667 inschrijven als w i n k e l h o u d e r van de
42
Bijl.
D e verhuur aan het driemanschap was waarschijnlijk geen succes, want tien m a a n d e n l a ter werd de Bijl verkocht aan C o r n e l i s C o r n e l i s z van der H o e v e (omstreeks 1637-1679), die eerder De Porceleyne Claeuw h a d g e l e i d .
43
O p 17 a p r i l 1662 h a d V a n der H o e v e de eerder genoemde J a n O t t e n Schaeck aangetrokken 44
als meesterknecht o m zich van de w i n k e l van De Porceleyne Claeuw te b e v r i j d e n . Voorts kocht 45
hij i n 1668 samen met A b r a h a m de C o o g e een v e r f m o l e n . A a n de zakelijke kwaliteiten v a n V a n der H o e v e k a n sterk worden getwijfeld. Z i j n vertrek bij de Claeuw was een gevolg van i n competente bedrijfsvoering, slechte b o e k h o u d i n g e n het niet n a k o m e n van afspraken. H i j liet zich helpen door zijn dienstmaagd C a t h a r i n a J a n s d r Slagtoe, die, toen zij i n 1668 huwde met V a n der Hoeve, zelfs winkelhoudster w e r d .
4 6
M e d e door h a a r ondeskundigheid liep het be-
drijf n o g meer achteruit. D e knechten hadden weinig te doen en er werd nauwelijks geproduceerd.
38 39 40 41
42 43
44 45
46 47
47
O m d a t eigenares C o r n e l i a van Schoonhoven verder verval van de Claeuw vreesde,
O N A 2004/Bu 427 (8 september 1663). O N A 2256 (7 maart 1673). H i e r i n verklaart hij 36 a 37 jaar lang het brandersvak te hebben uitgeoefend. O N A 2110/Bu 623 (20 j a n u a r i 1666). De plateelbakkerij wordt afgeslagen tot ƒ 6000,-, maar niet afgemijnd. O N A 2202/Bu 746 (26 j u n i 1667). V a n C u l i c k (Cuylick of V a n Gulick) legde op 20 februari 1662 zijn meesterproef af en werd winkelhouder i n plateelbakkerij Het Hooge Huys ( O N A 2391/Bu 925vso (11 februari 1686); Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft' 67; H a v a r d , La Géramique Hollandaise, 97, nr 297). H e t driemanschap was ook eigenaar van plateelbakkerij De Roos ( O N A 2177 (13 j u n i 1671)). Volgens H a v a r d (97, nr 299) was V a n C u lick leerling van Aelbrecht de Keizer, die één van de belangrijkste meesterplateelbakkers was. Obreen, St Lucas gilde tot Delfft, 73. O N A 2086/Bu 461 (3 november 1667), O N A 2037/Bu 539 (13 maart 1668) en O N A 2202/Bu 747 (25 maart 1668). D e voormalige brouwerij, op dat moment mouterij, werd i n 1661 door C o r n e l i a van Schoonhoven en Van der Hoeve gekocht om er een plateelbakkerij i n te vestigen. De 31-jarige meesterplateelbakker V a n der Hoeve had zich i n 1661 i n Delft gevestigd om de i n dat jaar opgerichte plateelbakkerij De Porceleyne Claeuw als winkelhouder te leiden. Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft', 67. O N A 2143/Bu 651 (30 januari 1668), O N A 2177/Bu 16 (1 september 1671) en O N A 2008/Bu 427 (11 september 1671). De molen, gelegen op de stadswal aan het einde van de Nieuwe Langendijk, werd gekocht van J . C . van der Straaten. V ó ó r die tijd had Katersvelt een contract gesloten met Pieter Gerritsz D u r v e n voor het malen van verf op diens molen. O N A 2202/Bu 747 (13 maart 1668). E r werd niet i n gemeenschap van goederen gehuwd. Als getuige trad Isaac Soubree op. O N A 2037 (13 maart 1668); zie ook O N A 2037 (13 maart 1668) en O N A 2202 (25 maart 1668). In eerstgenoemde akte verklaart Van der Hoeves voormalige meesterknecht dat hij zijn baas de bedrijfsvoering had geleerd en de winkel goed op touw had gezet. D e achteruitgang van de plateelbakkerij was voor hem reden zijn ontslag te nemen en zich elders als eenvoudig knecht aan te bieden.
175
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
werd C o r n e l i s de wacht aangezegd. V o o r zijn aandeel o n t v i n g hij ƒ 1350 - waarmee hij een m a a n d later De Porceleyne Bijl k o c h t .
48
O p 15 oktober 1668 trok de onbekwame V a n der Hoeve de meesterplateelbakker Isaac A d r i a e n s z Soubree aan o m h e m van zijn w i n k e l te b e v r i j d e n .
49
Soubree, neef v a n V a n der
Hoeves echtgenote, was niet de eerste de beste. H i j had z i c h v a n plateelbakker o n t w i k k e l d tot een succesvol zakenman, die ook bestuurlijke functies bekleedde, zoals die van Bewaarder van de Delftse Weeskamer. Voorts was hij m e d e ë i g e n a a r van een mouterij, medehuurder van plateelbakkerij De Roos en m e d e ë i g e n a a r van verfmolen De Heltoorn bij de Wateringsepoort. I n 1663 w e r d hij é é n der hoofdlieden v a n het St Lucasgilde. I n 1675 - hij is d a n baljuw van de graanhal en handelt i n Turkse waar - bevrijdde hij de plateelbakkerswinkel v a n De 50
Roos.
Soubree zal dus ongetwijfeld een gunstige invloed op de Bijl hebben uitgeoefend.
Desondanks lijkt V a n der Hoeves gelaakte ondernemerschap voortdurend bevestigd te worden door de schulden die hij onder meer bij zijn zussen m a a k t e .
51
N a de d o o d van V a n der Hoeve i n 1679 verkochten zijn erfgenamen de Bijl aan meesterplateelbakker H u y b r e c h t B r o u w e r (?-169 7 ) .
52
D e z e bleef tot zijn overlijden alleeneigenaar.
53
O p 27 december 1679 lieten plateelbakker B r o u w e r en de sedert 1662 voor de Bijl werkzame plateelschilder J a c o b A l d e r s z van der H a e c - die tot 1692 zou aanblijven - zich respectievelijk als w i n k e l h o u d e r en meesterknecht aantekenen.
54
D i t betekent dat Soubree zich uit de
zaak h a d teruggetrokken. O p 26 augustus 1686 blijkt V a n der H a e c zijn meesterschap i n 55
het plateelbakken te hebben b e h a a l d . B r o u w e r genoot enig aanzien, want i n 1692 en 1693 was hij é é n der hoofdlieden v a n het St Lucasgilde. V a n h e m is niet meer bekend, d a n dat hij i n november 1696 de niet o n b e m i d delde weduwe Elsie Pietersdr Berckelshouck h u w d e . H u n huwelijk was kort en kinderloos: 56
48 O N A 2202/Bu 747 (25 maart 1668). 49 Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft', 74. 50 O N A 1657/Bu 184 (?-?-1644), O N A 1693/Bu 161 (26 mei 1647), O N A 2058/Bu 554 (19 februari 1661), O N A 2059/Bu 274 (7 augustus 1662), O N A 2077/Bu 574 (27 maart 1666), O N A 2261/Bu 770 (4 april 1674), O N A 2261/Bu 771 (4 maart 1675) en O N A 2261/Bu 772 (2 mei 1675). 51 O N A 2205/Bu 751 (1 mei 1675), O N A 2224/Bu 733 (4 januari 1676) en O N A 2250/Bu 790 (12 augustus 1676). 52 O N A 2252/Bu 808 (17 mei 1680). 53 O N A 2247/Bu 779 en 805 (19 en 20 november 1679) betreffende de boedelinventaris uit nalatenschap; O N A 2373/Bu 969 (30 maart 1697) en O N A 2247/Bu 808 (17 mei 1680). I n de koopsom is niet begrepen de helft van de verfwindmolen met woonhuis op de stadsvest aan de Nieuwe Langendijk: deze ging in andere handen over. 54 Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft', 85. 55 O N A 2087/Bu 452 (28 maart 1662); Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft', 62, 85, 92 en 97; H a v a r d , La Céramique Hollandaise, 85 (nr 269) en 149-150 (nr 499). Aldersz legde i n 1657 als niet-ingezetene van de stad de meesterproefvoor het Delftse Lucasgilde af en trad toen mogelijk i n dienst van de Bijl. I n 1662 legde Aldersz met twee andere werknemers een getuigenis ten gunste van zijn bazen af ( O N A 2087/Bu 452 (28 maart 1662)). O p 2 maart 1693 liet Aldersz zich als meesterknecht 'tot bevrijdingh van haer winckel' i n plateelbakkerij '( Hart of De Drie Klokken, eigendom van Barbara M e s c h , i n het gildeboek aantekenen. D e i n Obreen en Havard genoemde Barbara M e s c h was waarschijnlijk Barbara Rotteveel, echtgenote van Symon Mesch sr, die eigenaar van zowel 'tHart als De Drie Klokken was. Vermoedelijk was zij winkelhoudster van De Drie Klokken; een aanwijzing hiervoor is het door haar i n 1691 laten intekenen van Samuel (Piscijer of Pererius) Beerevelt als meesterknecht (Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft', 95). V a n hem is bekend dat hij bij laatstgenoemde plateelbakkerij werkzaam was ( H u d i g , Del/ter Fayence, 303). 56 O N A 2535/Bu 1123 (17 november 1696). In het huwelijk bracht zij het aan de Koornmarkt gelegen huis H e t Witte Paard in, twee lijfrenten van ƒ 162,-jaarlijks, obligaties ter waarde van ƒ 2750,- en ƒ 571,- aan contanten. Voorts schulden voor geleverd brood, goud, zilver, huisraad en inboedel.
176
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
B r o u w e r overleed al i n maart 1697. N a d a t zijn erfgenamen de nalatenschap hadden afgewezen, bracht een curator de boedel i n v e i l i n g . 57
58
D e koper was Frederick van der Sande (1637-1724) , die sedert 1685 ook eigenaar was van de bloeiende plateelbakkerij China. O p 11 februari 1686 h a d hij de titel meesterplateelbakker b e h a a l d . Z i j n dochter M a r i a huwde i n 1694 G o r i s van T o o r e n b u r g h (?-1715) , die i n deft)'/als w i n k e l h o u d e r w e r k z a a m was en zich op 4 oktober 1700 als meesterplateelbakker liet i n s c h r i j v e n . 59
60
61
62
E r ontstond n u een wat onduidelijke organisatie. O p 17 j u n i 1697 werd G o r i s niet alleen winkelhouder m a a r ook baas v a n De Porceleyne Bijl. O p dezelfde d a t u m tekende zijn broer M i c h i e l (vóór 1661-1729?) zich als meesterknecht a a n . E r is dus sprake van een 'eigenaar' ( V a n der Sande), een 'baas i n de w i n k e l ' ( G o r i s van Toorenburgh) en een 'meesterknecht' ( M i c h i e l van Toorenburgh). H e t lijkt vrijwel zeker, dat V a n der Sande de Bijl ten behoeve van zijn schoonzoon G o r i s van T o o r e n b u r g h kocht, die n o g i n zijn leertijd van meesterplateelbakker zat. H e t meesterschap behaalde G o r i s i n 1700. Tot dat j a a r maakte zijn broer, die wel over de vereiste bevoegdheid beschikte, het mogelijk het bedrijf gaande te houden. O f de wisseling van de wacht inderdaad i n 1700 plaatsvond of dat de bedachte constructie n o g enige tijd gehandhaafd bleef, valt niet uit de onderzochte stukken op te maken. M a a r i n latere stukken blijkt G o r i s zelfstandig als meesterplateelbakker op te t r e d e n . I n het testament van h e m en zijn echtgenote staat de b e p a l i n g opgenomen, dat bij overlijden alle goederen op zijn schoonvader of nakomelingen zouden overgaan. H i e r u i t kan w o r d e n geconcludeerd dat G o r i s van T o o r e n b u r g h grote geldelijke verplichtingen aan zijn schoonvader had, die samenhingen met de overname van het bedrijf. G o r i s overleed kinderloos i n april 1715, waarna zijn echtgenote de zaak voortzette tot haar dood twee j a a r later. D e enige erfgenaam was haar dochter W i l h e l m i n a , die op 26 december huwde met J a c o b M e s c h (1693-1739). D e ze was i n de Bijl w e r k z a a m en werd door zijn huwelijk m e d e ë i g e n a a r . 63
64
65
6 6
M e s c h was een zoon van meesterplateelbakker S i m o n S i m o n s z M e s c h , alleeneigenaar van 't Hart, en kleinzoon van B a r b a r a M e s c h - R o t t e v e e l . Toen zijn vader i n 1713 overleed, 67
57 O N A 2373/Bu 969 (30 maart 1697). Volgens de akte nam de nieuwe koper de onroerende goederen over, maar eerst moesten ze nog worden getaxeerd. D e waarde werd doorgaans bepaald door een collega meesterplateelbakker. 58 O N A 2373/Bu 969 (9 maart 1697); D 15 en B 97. Mogelijk kocht V a n der Sande het bedrijf voor zijn schoonzoon. 59 O N A 2318/Bu 865 (29 j u n i 1685). In de genealogische lijst wordt hij onder meer plateelschilder (1671), plateelbakker (1686), meesterplateelbakker (1691) en tegelbakker (1693) genoemd. O N A 2411/Bu 1022 (9 oktober 1717), O N A 2413/Bu 1022 (2 december 1719) en O N A 2417/Bu 1033 (10 j u n i 1723); Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft', 91. 60 Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft', 91; Havard, La Céramique Hollandaise, 166 (nr 583). Z i j n oudste zoon Sixtus werd in april 1705 meesterplateelbakker. Verwarrend is dat Frederik van der Sande een naamgenoot had die plateeldraaier was. 61 T 126, B 79bis en B 90 waarin hij achtereenvolgens als plateelschilder (1694) en plateelbakkersbaas (1700) wordt aangeduid; Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft', 102. In O N A 2539/Bu 1131 (17 oktober 1703) staat hij genoemd als meesterplateelbakker. 62 Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft', 106. 63 Obreen, 'St Lucas gilde tot Delfft', 102; Havard, La Céramique Hollandaise, 144. M i c h i e l van Toorenburgh was van 1677 tot 1695 werkzaam als meesterknecht/winkelhouder i n De Porceleyne Claeuw. 64 B 79bis, O N A 2539/Bu 1131 (17 oktober 1703), O N A 2578/Bu 1171 (9 oktober 1709), O N A 2580/Bu 1137 (18 mei 1711) en O N A 2417/Bu 1033 (10 j u n i 1723). 65 O N A 2554/Bu 1145 (28 december 1711). 66 D 109 en B 112; T 156, O N A 2619/Bu 1187 (8 februari 1718) en D 120. O N A 2784/Bu 1315 (5 mei 1736) en O N A 2784/Bu 1331 (20 augustus 1738). 67 Zie noot 55.
177
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
erfden J a c o b en zijn zes broers en zussen ieder een zevende deel v a n de plateelbakkerij. I n 1717 kocht M a r t i n a M e s c h haar broers en zusters uit en werd alleeneigenares. V o o r J a c o b viel daarmee een b r o n v a n inkomsten weg. Bezwaarlijk zal hij dat niet hebben gevonden, n u zijn toekomst bij de Bijl verzekerd was. I n 1718 werd hij meesterplateelbakker genoemd. 68
M e s c h , die z i c h later k o o p m a n noemde en zijn geld ook belegde i n h u i z e n , leidde het be69
drijf tot kort voor zijn overlijden i n 1739. O p 15 m e i van dat j a a r verkocht hij de Bijl.
In
een verkoopadvertentie i n de Hollandsche Historische Courant beschreef M e s c h het bedrijf als volgt:
70
' U i t de h a n d te koop een zeer hegte, sterke, r u i m e en zeer vermaarde neeringrijke plateelbackerij genaamt 'den Bijl', staande b i n n e n de stad Delft; te bevragen bij den eygenaar van dezelve, wonende i n de gemelde platteelbackery, die dezelve voor tegenwoordig als n o g met zeer goed succes is continueerende'. W a a r o m J a c o b M e s c h zijn fabriek verkocht is niet duidelijk. V e r m o e d e l i j k speelden gezondheidsredenen een r o l , want begin december van datzelfde j a a r overleed hij. Vermeldensw a a r d is n o g dat zijn weduwe i n december 1740 plateelbakkerij China kocht, m a a r het bedrijf i n 1743 liet afbreken. D a a r m e e volgde zij het beleid van het gilde ten aanzien van slecht draaiende plateelbakkerijen.
71
D e periode van 1725 tot 1750 was immers een tijd van terug-
gang en economische malaise. D e nieuwe eigenares was W i l l e m i n a van Veenendaal, weduwe van H u g o Brouwer. Z i j bleek de Bijl als huwelijksgeschenk voor h a a r 23-jarige z o o n Justus (1716-1775) bestemd te hebben. O p 21 j u n i 1739, een m a a n d n a de aankoop, huwde deze A n n a C h r i s t i n a v a n O o r den (P-1785), dochter van de buitengewoon gezant voor de H o l l a n d s e P r o v i n c i ë n i n Zweden. H e t echtpaar, dat twee dochters en een zoon kreeg, vestigde z i c h tussen de notabelen aan de O u d e D e l f t . O v e r e e n k o m s t i g zijn afkomst vervulde Justus verschillende bestuurlijke functies: hij was hoofdman van het St L u c a s g i l d e , regent van de K a m e r van C h a r i t a t e en regelmatig trad hij op als executeur testamentair. I n 1760 kocht hij de eveneens aan de G a s t h u i s l a a n gelegen plateelbakkerij De 3 Porceleyne Flessen. Tot zijn overlijden i n 1775 bleef hij de scepter zwaaien over beide b e d r i j v e n . 72
73
74
75
N a i n 1761 het meesterplateelbakkerschap behaald te hebben, was J u s t u s ' zoon H u g o (1740-1817) i n 1762 i n het huwelijk getreden met C o r n e l i a Pennis, de dochter van de aan De Twee Scheepjes verbonden meesterplateelbakker A n t h o n y P e n n i s (ter gelegenheid hiervan 76
68 O N A 2412/Bu 1024 (12 februari 1718). 69 Bij de koop was inbegrepen een deel van de aardwasserij aan de oostzijde van de Schie. De aardwasserij aldaar was gemeenschappelijk eigendom. D e ter plekke afgestoken klei werd er met de ingevoerde andere kleisoorten gemengd en gezuiverd. Veel plateelbakkerijen, w.o. De Porceleyne Bijl, hadden daarbuiten zelf ook nog een kleine aardwasserij. 70 Hollandsche Historische Courant nr 53, 2 mei 1739. 71 O N A 2873/Bu 1375 (5 oktober 1743). 72 O N A 2716/Bu 1253 (14 augustus 1739) en H a v a r d , La Céramique Hollandaise, 257 (nr 931). 73 O N A 2756/Bu 1332 (2 m e i 1753), O N A 2965/Bu 1437 (27 mei 1761), O N A 2704/Bul308 (26 maart 1763) en O N A 3032/Bu 1473 (21 j u n i 1765). 74 O N A 2934/Bu 1397 (15 november 1760). Voor deze plateelbakkerij met inboedel betaalde Brouwer ƒ 8500,-. Bovendien nam hij voor ƒ 500,- behangsels, platen, losse meubelen en dergelijke over. 75 O N A 3142/Bu 1532 (8 september 1785). 76 O N A 3165/Bu 1405 (28 december 1791). 178
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
Afb. 7. Huwelijksplaque Hugo Brouwer en Cornelia Pennis, 1762, blauw. Collectie Koninklijke M u sea voor Kunst en Geschiedenis Brussel. is een gedenkplaque bewaard gebleven,
77
zie afbeelding 7). I n 1767 h a d Justus h e m het w i n -
kelhouderschap overgegeven van De Drie Porceleyne Flessen, waar hij voor eigen rekening zijn beroep k o n uitoefenen. De Drie Flessen bleef het eigendom v a n zijn vader, m a a r H u g o k o n het bedrijf kopen voor ƒ 1 0 . 0 0 0 , - 'als zoveel m i n d e r als hij bij 't leven van [zijn vader] zal hebben afgelost, dat zal moeten geschieden met 500 gulden per j a a r en een rente van 2,5 % ' .
7 8
Hugo
en zijn echtgenote betrokken n a afsluiting van het contract de bij de plateelbakkerij behorende w o n i n g . Toen zijn vader i n 1775 overleed, was De Drie Flessen pas voor de helft afbetaald; H u g o en zijn moeder zetten aanvankelijk beide ondernemingen voort onder de f i r m a n a a m 19
Wed. Justus Brouwer, m a a r gingen reeds i n 1777 over tot verkoop v a n De Drie Flessen.
N a het overlijden van zijn moeder op 14 maart 1785, erfde H u g o B r o u w e r De Porceleyne Bijl. Inmiddels was hij een m a n v a n aanzien geworden: hij was veertigraad en regerend schepen te Delft en evenals zijn vader trad hij regelmatig op als executeur testamentair.
30
Blijkens
zijn testament beschikte hij bovendien over het aanzienlijke b e d r a g van bijna ƒ 5 0 . 0 0 0 , - . H u 81
go doopte de n a a m v a n het bedrijf o m i n Wed. Brouwer en Zoon 1785 en 1788.
82
en verkocht het ergens tussen
O v e r het w a a r o m hiervan kan alleen worden gespeculeerd. Wellicht lieten
zijn bestuursfuncties het niet toe, was zijn belangstelling voor het bedrijf tanende of schoot hij i n capaciteit tekort. A a n de terugval i n de bedrijfstak k a n het nauwelijks hebben gelegen, want deze onderging i n het laatste kwart van de 18e eeuw n o g een lichte opbloei, waarvan ook de Bijl een graantje meepikte. 77 Havard, La Céramique Hollandaise, 273 (nr 965). 78 O N A 3034/Bu 1474 (5 februari 1767), O N A 2978/Bu 1450 (26 april 1774). 79 O N A 3434/Bu 1531 (24 maart 1777) en O N A 3311/Bu 1486 (6 j u l i 1777). 80 D 149, O N A 2993/Bu 1463 (9 mei 1789), O N A 2995/Bu 1463 (30 j u n i 1791) en O N A 3148/Bu 1533 (20 december 1791). 81 O N A 3142/Bu 1532 (8 september 1785) en O N A 2989/Bu 1459 (10 j u n i 1785). 82 O N A 3311/Bu 1486 (6 j u l i 1777), O N A 2989/Bu 1459 (10 j u n i 1785) en O N A 3142/Bu 1532 (8 september 1785). 179
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
F a b r i q u e u r / k o o p m a n J a c o b u s C r a n e n d o n c k ( ? -1808) gaf de o n d e r n e m i n g n o g een laat83
ste i m p u l s . I n de graanhandel zag hij echter meer toekomst en o m die reden deed C r a n e n donck de ' n o g zeer florissante plateelbakkerij D e Porceleyne B i j l ' van de h a n d . D e nieuwe eigenaar, meesterplateelbakker
8 4
Floris B r e d a , moest voor de overdracht
ƒ 16.000 - van de Rotterdamse k o o p m a n G i l l i s Groeneveldt l e n e n .
85
A l s bedrijfsinvestering
is genoemd bedrag wel erg hoog, dus misschien h a d het geld ook nog een andere bestemm i n g . Tijdens de Franse overheersing van 1796 tot 1813 waren de gilden opgeheven. D o o r de grote concurrentie van de Engelse aardewerkindustrie zagen de meeste plateelbakkerijen zich genoodzaakt h u n poort te sluiten. B r e d a zette de fabriek voor eigen rekening voort, m a a r verplichtte zich een kwart van de winst over te dragen aan geldschieter Groeneveldt. D e z e bedong tevens dat hij te allen tijde vrijelijk toegang tot de fabriek kreeg o m de boeken te c o n t r o l e r e n .
86
D e zaken gingen slecht en met goedkeuring van Groeneveldt machtigde Floris B r e d a i n 1802 notaris Jacobus v a n Koetsveld tot verkoop van het b e d r i j f .
87
B r e d a h a d een schuldenlast
die was opgelopen tot ƒ 2 0 . 8 0 0 - : een bedrag dat verkoop van de Bijl nooit k o n opleveren. E r was nauwelijks belangstelling voor het bedrijf, m a a r een zekere J a n Sonne deed onderhands een b o d van ƒ 1 2 0 0 - , welk bedrag Groeneveldt te laag vond. H i j bracht zijn bedrijf i n veiling, m a a r het hoogste bod werd afgeslagen op eveneens ƒ 1 2 0 0 , - . D e laatste bieder, dezelfde J a n Sonne, werd koper. Groeneveldt kocht het vervolgens voor hetzelfde bedrag ter u g en v o n d uiteindelijk twee kopers: meestertimmerman G e r r i t van Oosterhout (?-voor 1813) en S i m o n van der Feijst (?-na 1803). V o o r het bedrijfspand zonder inboedel werd ƒ 1950,- betaald en Groeneveldt schoot er financieel bij i n . B o v e n d i e n k w a m de zaak pas een klein j a a r later financieel r o n d .
8 8
H e t is niet ondenkbaar dat het bedrijfscomplex letter-
lijk tegen een afbraakprijs was gekocht met de bedoeling er een geheel andere bestemming aan te geven. H e t was de laatste transactie betreffende de Bijl, die zodoende een 150-jarig bestaan i n 1807 net niet haalde.
Ondernemerschap I n haar bestaan telde De Porceleyne Bijl zeventien verschillende eigenaren. O p v a l l e n d is dat zowel i n de begin- als i n de eindfase v a n het bedrijf sprake is v a n gezamenlijk eigendom van twee aandeelhouders. I n de tussenliggende periode treedt echter steeds é é n eigenaar op. I n het algemeen brengt d u b b e l leiderschap natuurlijk eerder de kans op samenwerkingsproble83 Tussen 1720 en 1750 sloten zeven aardewerkfabrieken hun poorten. In de periode 1775 tot 1796 gingen dertien fabrieken dicht. 84 O N A 3214/Bu 1516 (20 december 1792), hierin wordt Cranendonck genoemd als meesterplateelbakker van De Bijl. O N A 3494/Bu 1579 (26 februari 1796), O N A 3223/Bu 1519 (6 oktober 1796) en O N A 3223 (26 oktober 1796). O N A 3215/Bu 1516 (6 augustus 1793), O N A 3229/Bu 1520 (20 oktober 1798). Volgens het Rekenboek van het St Lucasgilde legde Jacobus Cranendonck als niet-ingezetene van Delft i n 1791 zijn meesterproef als plateelbakker af. Zijn naam duikt voor het eerst op i n een akte uit 1792, waarin hij staat vermeld als meesterplateelbakker. H i j was een domineeszoon, gehuwd met W i l l e m i n a C l a s i n a van IJperen, richtte in 1796 met D i r k Kaas en D a v i d C a m p b e l l de graanhandelmaatschappij Kaas & Co te Delft op, vestigde zich korte tijd later i n Maassluis en vervolgens i n Zutphen. 85 O N A 3223/Bu 1519 (6 oktober 1796), O N A 3225/Bu 1519 (29 april 1797) en O N A 3226 (9 september 1797). Van verschrijving is geen sprake, omdat het bedrag in de schuldbekentenis van 1802 uitgesplitst is. 86 O N A 3229/Bu 1520 (26 oktober 1798). 87 O N A 3236/Bu 1523 (1 april 1802 en 6 maart 1802). 88 O N A 3236 (1 april 1802), O N A 3237/Bu 1523 (2 augustus 1802) en O N A 3238 (29 april 1803). 180
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
m e n met zich mee. D i t wordt al verwoord i n de oprichtingsakte, w a a r i n staat dat wanneer de 'contractanten n a experatie dier 6 j a r e n niet met elkaer accorderen' é é n van beiden de plateelbakkerij toegewezen krijgt. D e samenwerking tussen de twee oprichters eindigde i n derdaad b i n n e n een halfjaar. Zowel Hoppesteyn als V a n H o u t e n begonnen al op korte term i j n een eigen plateelbakkerij. H e t Moriaenshooft werd het nieuwe d o m e i n v a n Hoppesteyn. N a zes jaar verbrak hij het vennootschap met Hoppesteyns opvolger Katersvelt en n a m hij Het Gecroont Porceleyn over, w a a r v a n hij tot aan zijn dood i n 1675 alleeneigenaar bleef. W a a r o m hij De Porceleyne Bijl niet alleen voortzette door Katersvelt uit te kopen is niet bekend. D e z e laatste was ten slotte v a n huis uit kuiper/brander, terwijl V a n H o u t e n toch de grondlegger was. I n de beginperiode van de Bijl was tot drie m a a l toe sprake v a n getoonde belangstelling en/of aandeelhouderschap van kuipers/branders voor plateelbakkerijen of andersom. Zowel Hoppesteyn als Katersvelt waren van huis uit k u i p e r en/of brander. Plateelbakker G r o e n l a n t (eigenaar van het Moriaenshooft) kocht bijvoorbeeld een nabij gelegen b r a n d e r i j .
89
V a n a f 1663 is er steeds é é n eigenaar, die i n vrijwel alle gevallen ook belangen heeft i n een andere plateelbakkerij. Frederik van der Sande was bijvoorbeeld ook eigenaar van China en Justus en H u g o B r o u w e r bezaten ook n o g De 3 Porceleyne Flessen. Overigens had het vertrek van een mede- of alleeneigenaar i n het geval van H o p p e s t e y n en van V a n H o u t e n , nota bene de oprichters, te maken met de overname v a n een andere plateelbakkerij. D e overige eigenaren zaten de rit tot aan h u n dood toe uit, met u i t z o n d e r i n g van H u g o Brouwer, m a a r toen was het ook zo goed als afgelopen met de Bijl. V a n 1697 tot 1791 kan worden gesproken van familieondernemingen. I n 1697 kocht Frederik van der Sande voor zijn schoonzoon G o r i s van Toorenburgh de Bijl, die op zijn beurt n a zijn overlijden i n 1715 werd opgevolgd door zijn eigen schoonzoon J a c o b M e s c h . M e s c h verkocht de Bijl i n 1739 aan J u s t u s Brouwer. D e z e werd opgevolgd door zijn zoon H u g o , die het bedrijf i n 1788 afstootte. H e t is met n a m e Justus B r o u w e r aan wie de Bijl zijn naamsbekendheid te danken heeft. D i t is misschien niet zozeer aan de kwaliteit te danken, als wel aan de vele van het bijlmerk voorziene voorwerpen, die uit die tijd bewaard zijn gebleven. U i t de geschiedenis v a n De Porceleyne Bijl kan worden afgeleid, dat plateelbakkers veelal niet kapitaalkrachtig genoeg waren o m het bedrijf bestaanszekerheid te geven. V o o r vermogende (niet-)Delftenaren was er blijkbaar wel aanleiding geld te steken i n de plateelbakkerijen. Ondernemers, zoals J a c o b M e s c h en Frederik van der Sande, staken h u n geld bijvoorbeeld i n meer d a n é é n fabriek of handel. H o e w e l zij het vak niet verstonden, lieten zij zich i n het gildeboek aantekenen als winkelhouder, m a a r ze moesten zich dan wel conform de gilderegels 'van de winkel laten bevrijden' door een
meesterknecht.
U i t de gegevens over de koop- en verkoop van de plateelbakkerijen is vaak niet duidelijk of de genoemde prijs inclusief of exclusief het bedrijfsmateriaal is. Desondanks is op basis van de aangetroffen ^//transacties een grafisch beeld te schetsen v a n de waarde-ontwikkeling (bijlage II en afbeelding 8). I n de beginjaren zestig van de 17e eeuw deed de Bijl behoorlijke investeringen d o o r aankoop van omliggende huisjes waarmee het bedrijfscomplex k o n worden vergroot. D e huisjes aan de Bastiaenvest maakten geen deel uit van het bedrijf, m a a r bleven v e r h u u r d als woonhuis. Waarschijnlijk w i l d e n de eigenaars van de Bijl het gehele 89 O N A 2138/Bu 641 (2 januari 1663). Inclusief de roerende goederen bedroeg de koopsom ƒ 2200,-.
181
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
7250 I
1650
Afb. 8.
JAARTAL
T
V66
Grafiek taxatiewaarden.
grondgebied, dat omsloten werd door de Gasthuislaan, Bijlepoort, Bastiaenvest en Vestpoort in handen krijgen, zodat zij vrijelijk konden beschikken over alle toegangen tot de straat. Een aanwijzing daarvoor is het door Justus Brouwer pachten van de Bijlepoort, waarvoor hij verpondingsbelasting schuldig was. In 1663 lag het getaxeerde bedrijfskapitaal rond de ƒ 8 5 0 0 - , te weten ƒ5625 - voor de opstal enf 2875,- voor alle roerende goederen. Het was de hoogste taxatie die de Bijl in haar bestaan kreeg. Bij de daarna volgende eigendomswisselingen lopen de taxaties van zowel de min of meer gelijk gebleven opstal als van de roerende goederen sterk terug. Zij liggen dan beduidend onder de door Montias genoemde gemiddelde bedragen van ƒ7371 - in 16601669 en ƒ 7878,- in 1670-1679. Hiervoor is eigenlijk geen goede verklaring te geven. Mogelijk had het te grote aantal Delftse plateelbakkerijen - het hoogtepunt werd bereikt in 1695 met 32 bedrijven - een negatieve invloed. De laatste twee decennia van de 17e eeuw werden gekenmerkt door een economische depressie. De grote leegstand van panden aan het eind van de 17e eeuw kan een reden zijn voor de dalende waarde der bedrijfsruimten. Deze leegstand was het gevolg van de sterke daling van het bevolkingsaantal tussen 1680 en 1733. In 1666 werd de Bijl tijdelijk verhuurd omdat aanvankelijk geen kopers te vinden waren. Bij de verkoop in 1668 werden de bedrijfsgebouwen getaxeerd op ƒ4000 - en zal de waarde van alle roerende goederen rond de ƒ2000 - hebben gelegen. In sommige gevallen bleek dat bij verkoop de roerende zaken nog moesten worden getaxeerd, maar die bedragen werden 90
91
92
90 Montias, Artists andartisans in Delft, 297. M o n t i a s heeft zijn cijfers berekend met inbegrip van de roerende goederen; op basis van de gemiddelde bedrijfswaarde schatte hij het totale bedrag van bedrijfsinvestering op ƒ 190.000,- en die van (gebakken en ongebakken) produkten en grondstoffen op het wel zeer hoge bedrag van ƒ300.000,-. 91 R . - A . Leeuw, 'Ontwikkelingen i n de Delftse aardewerkindustrie' in: De Stad Delft. Cultuur en Maatschappij van 1667 tot 1813 dl 2 (Delft [1981]), afbeelding 219. 92 Wijsenbeek, Achter de gevels van Delft, 49; M o n t i a s , Artists and artisans in Delft, 299-300. 182
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
niet notarieel vastgelegd. De nieuwe eigenaar verplichtte zich echter ook deze zaken over te nemen. De taxatie in 1679 van het totale bedrijfskapitaal bedroeg ƒ4264 - (ƒ 1239,- voor de roerende zaken en ƒ3025,- voor de opstal): de helft van de waarde in 1663. Tot zijn overlijden in 1697 was Huybrecht Brouwer 18jaarlangde alleeneigenaar en daarmee één van delangst zittende ondernemers van de Bijl. * Met de komst van Goris van Toorenburgh en zijn opvolger Jacob Mesch trad een verandering in het ondernemerschap op. De eerste 40 jaar lag de Bijl in handen van deze familie en schoonfamilie. Profiterend van de opbloei en afzet van het Delfts aardewerk in de eerste twintig jaar van de 18e eeuw steeg de omzet van de Bijl. Dit blijkt zowel uit het hoge verkoopbedrag van de Bijl in 1739 (ƒ7250,- ) als uit het opgebouwde vermogen van Jacob Mesch. De na zijn overlijden opgemaakte boedelinventaris geeft voor het eerst een beeld van de bezittingen van een eigenaar van de Bijl. In zijn woonhuis stonden op de schoorstenen in de achterkeuken en in het 'eetzaaltje' zes grote schotels en één kleine van Delfts aardewerk. Verder waren zes kop-en-schotels aanwezig, een vijfdelig kaststel en 'vier schilderijtjes' (plaques) van Delfts aardewerk. Ook bezat Mesch voorƒ835,- aan juwelen, voor/1317,- aan zilver en voor ƒ400,- aan goud. Voorts bezat hij nog een aardwasserij aan de oostzijde van de Schie ter waarde van ƒ800,-, voor ƒ60.000,- aan obligaties en een hypotheek van ƒ 16.000,-. 93
9
95
Na overname door de eveneens gegoede familie Brouwer bleven de zaken marcheren. Er was duidelijk sprake van ondernemingsgeest. Justus Brouwer werd eigenaar van een tweede plateelbakkerij. Maar toen rond 1775 de kentering optrad en de snelle economische neergang in de aardewerkindustrie zich aftekende, verkocht Hugo de Bijl in 1788 net op tijd. A l eerder, in 1778, had hij De 3 Porceleyne Flessen van de hand gedaan. Eerder werd opgemerkt dat hoewel zijn bestuursfuncties hem mogelijk weinig tijd overlieten voor de besognes van de Bijl, hij zakelijk bleef ingesteld. Jammer genoeg ontbreken cijfers van het bedrijfskapitaal tussen 1739 en 1788. In dat laatste jaar werd de Bijl, na bijna vijftig jaar het eigendom te zijn geweest van de familie Brouwer, verkocht aan de koopman Cranendonck. Hoewel de Bijl zeker tot rond 1775 goed draaide - ook de Brouwers hadden een flink kapitaal uit hun bedrijf verkregen - daalde de omzet met forse sprongen. De verkoopsprijs (inclusief de roerende goederen) van ƒ3500,- in 1788 wijst in die richting. Daarom mag worden geconcludeerd, dat de Bijl zich in de in economisch opzicht zwakkere 18e eeuw goed heeft weten te handhaven, zeker gezien het feit dat tussen 1702 en 1791 22 aardewerkfabrieken gedwongen waren hun poorten te sluiten. Cranendonck hield de plateelbakkerij in bedrijf en stak zijn geld vervolgens in een graanhandelmaatschappij. Met moeite kon hij de Bijl verkopen voor de afbraakprijs van ƒ 1200,-. In ieder geval betekende de verkoop het einde van De Porceleyne Bijl. Delft telde toen nog vijf plateelbakkerijen, waarvoor in de jaren veertig en vijftig het doek zou vallen. Slechts De Porceleyne Fles is blijven bestaan. 93 Montias, Artists and artisans in Delft, 303. Hoeveel verfwindmolens Delft telde is niet bekend; Pieter Gerritsz Durven, eigenaar van zo'n molen, leverde de meeste kleurstoffen en glazuren. A l s kanttekening zij vermeld dat nog een krediet van ƒ 1500,- aan geleverd Delfts aardewerk van diverse aard te vorderen was en dat H u y brecht Brouwer het halve aandeel i n een verfwindmolen niet overnam. 94 G e z i e n het ontbreken van schulden i n de notariële akten, mag worden verondersteld dat de Bijl onder zijn ondernemerschap een voorzichtige koers voer. Desondanks daalde de opstalwaarde verder tot ƒ 2 4 0 0 , - . Over de vastgestelde waarde van de nog te taxeren roerende goederen zijn geen gegevens aangetroffen, maar gezien het verloop zal ook hier de neergaande lijn zich hebben voortgezet. 95 O N A 2907/Bu 1382 (24 november 1748).
183
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
Bijlage I Oprichtingsakte van De Porceleyne Bijl 15 j a n u a r i 1657 'Adriaen van Houten, speckkoper en Jacob Hoppesteyn mr kuiper ende verclaeren int vrundelick verdragen geaccordeert te wesen, dat sijluyden metten anderen sullen aenvangen de neeringe van betielbackerij in de huijsinge aan de Zuytsijde van de Gasthuijslaan genaemt het Bijltje bij hen contractanten gecoft, welcke huijsinge in Meij toecomende tot een plateelbackerij gemaeckt sal worden. Ieder sal inleggen 800 gulden. In welcke huijsinge Jacob Hoppesteyn sal hebben sijne eijgen huijsinge en deselve bewoonen ende dat hij trecken sal voort gebruijck van houtschuijer 30 gulden sijnde de eene helft van den voorn, van Houten een somme van 15 gulden, item dat de huijsinge aen de andere sijde van hem Hoppesteyn bewoond sal worden door Adr. v. Houten ende of diens zoon Benedictus, zoo hun betalende jaarlijks 50 gulden. De nering sal aenvangen M e i 1657 en duren 6 jaren. Komt intusschen een der contractanten te sterven, dan sal die nering door weduwe of familie w. voortgezet in des overleden plaatse. Kunnen contractanten na expiratie dier 6 jaren niet met elkaar accordeeren, dan sal een van beide de huijsinge, winckel, winckelwaren en gereedschap, niets uitgezonderd, de nering rakenden overnemen. Kunnen zij 't dan over den prijs niet eens worden, dan zullen vier der bekwaamste basen van platielbackers beslissen. Aan de andere sijde Adriaen van Houten of sijn soon Benedictus van Houten, maer dan sal betaelt worden 50 gulden huyr 's jaars. Zes jaer zal de compagnie duren. O p huyden 15 januari 1657 compareerden [...] Adriaen van Houten, speckkooper ter eenre ende Jacob Hoppesteyn mr. kuyper, beyde hyer tot Delff woonachtich, verclaerende sy comparanten metten anderen in 't vrundelick verdragen ende geaccordeert te weesen, [...] dat sijluyden metten anderen sullen aenvangen de neeringe van betielbackeren alhyer binnen Delff in de huijsinge staende aen de Zuytsijde van de Gasthuijslaen, genaemt 'het Bijltje' bij hen contractanten gecoft, welcke huijsinge bij henluijden nu Meij toecomende geprepareert ende gemaeckt sal werden tot een platielbackerije, met conditiën vooreerst, dat sy comparanten tot vorderinge van haere aenstaende neeringe inneleggen sullen elcx een somme van 800 car. gl., te samen 1600 gl., in welcke huijsinge Jacob Hoppesteyn hebben sal sijne eijgen huijsinge en deselve bewoonen ende dat hij trecken sal voor 't gebruijck van de houtschuijer, een somme van 30 gulden, sijnde de eene helft van den voorn, van Houten een somme van 15 gulden, item mede dat de huijsinge aen de andere sijde van hem Hoppesteyn bewoont sal werden by den voorn. Adriaen van Houten, ofte anders sijn zoon Benedictus van Houten, die hij in sijn plaets soude mogen stellen, des sal hij van Houten van huijere jaerlicx moeten betalen de somme van 50 gl. Sijn voorts sij contractanten geaccordeert ende verdragen, dat syluijden de aenstaende neeringe beginnen sullen Meij eerstcomende alsvooren is verhaelt, ende metten anderen onverbrekelick sullen aenhouden eenen tijt van 6 eerstcomende jaren, sulcx dat d'een off d'ander van hen contractanten middelertijt mochte komen te overlijden, dat niettemin deselvige neeringe sijn loop hebben sall den geseiden tijdt van 6 jaren, tsij deselvige bij de weduwe soon ofte vader ofte moeder in de overledens plaetse onderhouden mochte werden. Ende de voorschreve 6 jaren geëxpireert ende ommegecomen sijnde ende sij contractanten van den anderen wilden scheijden, niet wel konnende accorderen, soo wert bij desen wel expresselick geconditioneert, dat d'een d'ander de voorhuysinge, winckel, winckelwaren, gereetschap, niet ter werelt uijtgesondert de neringe rakende sullen stellen te neem ofte te geeff, sulcx dat diegeene, die alsdan affstant doen sal, dat denselvigen alsdan sal trecken van den behouder van de huysinge voors. ende 't gunt hyervooren is verhaelt, sodanigen somme als het bij henluyden in dien tijden bevonden ende geaccordeeert soude mogen werden, item mede ingevalle de voorn, contractanten ofte die haer plaetse mochte comen te bededen metten anderen, in de scheijdinge van allen vooren verhaelde gelegentheden, omme malkander te neem ofte te geeff te stellen, soo sullen sij luijden tesamen ende elcx in 't bijsonder moeten nemen vier de bequaemste basen van platielbackers ofte persoonen sodanige hen diesvestaende, die henluijden in desen sullen vereenigen ende naer goetvinden van wekken de comparanten tevreden sullen moeten weesen, met verder bespreek mede, dat sijluijden comparanten ofte die haerluijden plaets mochte comen te bededen, elcx sijn werek naer behooren sal 184
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
moeten waernemen, ende sullen alle proffijten, baten ende schaden, ten wedertijden gedragen werden halff ende halff, ende sullen mede ten wedertijden van haren ontfangen ende uijtgeeff malckander reckeninghe, bewijs ende reliqua moeten doen ten allen tijden, wanneer d'een d'ander daertoe is versouckende, ende sullen sij comparanten elkx sijne huijshoudinge selffs moeten becostigen. Belovende sy comparanten hen naer den inhouden van desen te reguleeren ende 't effect van deesen malkander te doen genieten, elcx onder verbant van sijn persoon ende goederen, geen uijtgesondert subject allen rechten ende rechteren mette costen, Alles sonder bedroch. Consenterende voorts aen mij notaris hyervan te leveren acte een off meer in forme. Aldus gedaen ende verleden binnen Delff ter woonstede van den voorn. Adriaen van Houten, present den eersamen Wemmer Jacobsz Hoppesteijn, vader van den voorn. Jacob Hoppesteijn ende Pieter Bleiswijck [...]'.
II Transacties van De Porceleyne Bijl O p voorschrift van het gilde verrichtten twee meesterplateelbakkers bij iedere transactie de taxatie: één aangezocht door de verkoper en één door de koper. Er vond een gescheiden expertise plaats van het onroerend goed (bedrijfscomplex met bijbehorende woning) en het roerende goed (grondstoffen, gereedschappen, materialen en produkten al dan niet afgewerkt). De koper was te allen tijde verplicht ook deze laatste over te nemen. De taxatie van de roerende goederen vond doorgaans na de verkoop plaats, zodat de waarde daarvan niet altijd in de verkoop opgenomen staat. Aankoop woonhuis van warmoezenier voor/1550,- door Jacob Wemmersz Hoppesteyn en Benedictus van Houten. Hiervan dient ƒ 3 0 0 , - bij opdracht betaald te worden. De lening heeft een rente van 4%. ( O N A 2088 (27 januari 1657)). Hoppesteyn verkoopt zijn deel (de helft) aan Pieter Woutersz Katersvelt voor ƒ1925,— (voor het huis ƒ 7 7 5 , - ; voor de nering, aarde, aardewerk en gereedschap ƒ 1150,-). Derhalve is er totaal tweemaal ƒ1150,-, zijnde ƒ 2 3 0 0 , - aan ovenbouw, gereedschap en grondstoffen en dergelijke. Het bedrijf kan in zijn geheel getaxeerd worden op ƒ3850,—. Hierbij is er van uitgegaan dat nog niet (veel) is geproduceerd en verkocht. ( O N A 2088 (3 september 1657)). Van Houten huurt tegen ƒ 2 3 0 , - het aanpalend huisje De Drie Ketels ten behoeve van de plateelbakkerij voor de periode van vier jaar (tot mei 1661). ( O N A 2001 (6 september 1657)). Aankoop van huisje met erf en poort in de Bijlepoort voor ƒ 150 - door Katersvelt en Van Houten ter uitbreiding van het bedrijf. ( O N A 1966 (30 september 1659)). Aankoop van huisje met erf aan Bastiaenvest voor/125,- door Katersvelt en Van Houten ter uitbreiding van het bedrijf. ( O N A 1966 (26 maart 1660)). Katersvelt en Van Houten huren voor zes jaar (tot april 1667) huis met erf in Bijlepoort tegen 198 gulden en 96 stuivers (33 gulden en 16 stuivers jaarlijks) ter uitbreiding van het bedrijf. ( O N A 2086 (22 december 1660)). Aankoop van huis met erf en nog een huisje in Vestpoort voor ƒ 1300 - door Katersvelt en Van Houten ter uitbreiding van het bedrijf. ( O N A 2086 (31 december 1660)). Aankoop van huisje met erf in de Bijlepoort voor ƒ 2 0 0 - door Katersvelt en Van Houten ter uitbreiding van het bedrijf. ( O N A 2136 (23 september 1661)). Van Houten verkoopt zijn deel aan Katersvelt voor ƒ4250,-. Taxatie, de hoogste die het bedrijf toege-
185
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
kend werd, bedraagt ƒ 8 5 0 0 , - . Daarbij inbegrepen is het totale onroerend goed, zijnde ƒ 5 6 2 5 , - ; het roerend goed (inclusief fayence) bedraagt derhalve ƒ2875,-. ( O N A 2138 (7 september 1663)). Katersvelt biedt plateelbakkerij de Bijl te koop aan voor ƒ 8 0 0 0 - , werd afgeslagen op ƒ 6 0 0 0 - , maar niet gemijnd. ( O N A 2120 (20 januari 1666)). Katersvelt verhuurt de Bijl voor drie jaar aan Augustus Cools, Jan Jansz Cuylick en Dancard Verselewel tegen ƒ 5 4 5 , - . ( O N A 2202 (26 juni 1667)). Aankoop van huis met erf in Bijlepoort voor/325 - door Katersvelt, mogelijk ter uitbreiding van het bedrijf. ( O N A 2143 (7 januari 1668)). Katersvelt verkoopt de Bijl aan Cornelis van der Hoeve voor ƒ 4 0 0 0 , - . Niet inbegrepen zijn de gereedschappen, grondstoffen, gebakken en ongebakken goed. ( O N A 2110 (23 april 1668)). Aankoop huisje met erf aan Bastiaenvest voor ƒ 2 7 0 - door Cornelis van de Hoeve, mogelijk ter uitbreiding van het bedrijf. ( O N A 2143 (3 november 1668)). Erven Van der Hoeve verkopen de Bijl aan Huybrecht Brouwer voor ƒ 3 0 2 5 , - voor onroerend goed en ƒ1239 voor roerend goed. Totaal ƒ4264,-. ( O N A 2262 (19 november 1679)). De omschreven onroerende en roerende goederen zijn de plateelbakkerij met schilderhuis, tinhuis, houtschuur, pakhuis, aardhuis, woonhuis en erf met plaats; gereedschappen, materialen als gemalen en ongemalen wit, soda, masticot, tinas, gewassen en ongewassen aarde, hout, zout, gebakken schoon en rauw aardewerk, geschilderd en ongeschilderd, gedraaid en gevormd goed. Niet inbegrepen is de helft van de verfwitmolen met bijbehorend woonhuis op de stadsvest aan de Oude Langendijk. Dit wordt aan een derde persoon verkocht voor ƒ315,-. Aan boekschuld voor geleverd Delfts aardewerk staat nog open een bedrag van ƒ1500,-. Het geleverd goed bestaat onder meer uit 26 middel- en grote schotels, 4 scheerbekkens, 1 schelpschaal, 3 vergieten, 2 aarde sleetjes, 1 kom, 2 visbakken, 1 kom met poppegoed, 13 spuwpotten, 1 aarden almanak, 1 aarden inktkoker en 3 beeldjes. Geleverd werd aan kooplieden in Amsterdam, Hamburg, Woerden, Alkmaar, Edam, Vlaardingen, Harlingen, Delfshaven, Brussel, Leiden, Delft, Sneek, Den Haag, Wesel, Middelburg en Haarlem. Aanwezig in schilderhuis'. 1 tonnetje blauwe verf, 2 profielwielen, 4 stoelen, 1 baksel met verfkoppen, 4 bankjes. Aanwezig in plateelbakkerij: 6 brandemmers, 1 deel masticot, 2 helpsen, 1 ton bruine verf, 1 leep, 1 toonbank, 2 bilhamers, 1 voetbank, 2 berries, 1 ton met wit, 2 tonnen scherp zout, 1 wateremmer, 2 tonnen grof zout, 2 geeftobben, 2 zeven, 1 ijzeren vork, enig brandhout, 1 ijzeren oventang, 1 pennevorm. Betreffende ontvangst van rekening, bewijs en reliqua met betrekking tot de Bijl uit de boedel van Cornelis van der Hoeven: verkoopbedrag Bijl bedroeg ƒ 3 0 2 5 - voor gebouwen en ƒ 1239- voor gereedschappen, materialen, (halfjprodukten enzovoort. ( O N A 2252 (17 mei 1680)). Curator van overleden Huybert Brouwer verkoopt de Bijl aan Frederik van der Sande voor ƒ 2400,-. Vermoedelijk betreft dit bedrag alleen het onroerend goed, gezien in de akte opgenomen is dat de koper tegen taxatie het gereedschap en materialen zal overnemen. ( O N A 2373 (30 maart 1697)). Jacob Mesch verkoopt aan Willemina van Veenendaal, weduwe van Hugo Brouwer en voogdes over haar 23-jarige zoon Hugo, de Bijl, dat wil zeggen alles wat 'aard-en nagelvast zit, behalve het goudleerbehangsel in de beste kamer, enige planken, ladders, een toonbank enz., 2 schilderijen i n 2 schoorstenen enz. alles te betalen met 500 gulden contant'. Tegen taxatie zal de koper overnemen alle gereedschap, materialen, grondstoffen en aardewerk goed. Het totaalbedrag is ƒ7250,-.
186
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
In de akte wordt geen verkoopbedrag genoemd, maar in een aanvullende notitie van Van der Burgh was dat ƒ 7 2 5 , - . ( O N A 2716 (15 mei 1739)). Jacob Mesch verkoopt vijfhuizen met erf aan de Bastiaenvest, gelegen achter de Bijl voor respectievelijk 60, 60, 70, 70 en 50 gulden. Deze waren indertijd voor aanzienlijk hogere bedragen gekocht. ( O N A 2785 (11 augustus 1739)). Jacobus Cranendonck verkoopt 'een zeer ruim, hecht en sterk huis en erve, mitsgaders een van ouds vermaarde en alsnog zeer florissante plateelbakkerij genaamd de Porceleyne Bijl' voor ƒ3500,-. Tegen taxatie zal de koper ook overnemen 'alle ruwe en aarde goederen, materialen, gereedschappen enz.' De koper is plateelbakker Floris Breda. ( O N A 3223 (9 september 1796)). Floris Breda leent ƒ 16.000,- van Gillis Groeneveldt ter investering van de Bijl. ( O N A 3223 (22 december 1796)). Gillis Groeneveldt verkoopt de Bijl aan Gerrit van Oosterhout en Simon van der Feijt voor ƒ1950,-. ( O N A 3237 (2 augustus 1802)).
III De werknemers van De Porceleyne Bijl 1660 Jacob Phillipsz Plesse, knecht? 1661 Jan Reinierse Nobel, plateeldraaier tekent contract voor tweejarige leertijd; verdient het eerste halfjaar 12 stuivers per week; het tweede halfjaar 2 gulden per week en de daarop volgende 12 maanden 3 gulden per week; bovendien wordt hem een leerloon betaald van 50 gulden in het eerste jaar en nog 30 gulden in het tweede; daarnaast heeft hij recht op zes tot acht verlofdagen. 1662 Abramsz van der Eist, plateelovenstoker/inzetter tekent contract voor zes jaar; zijn loon bedraagt 7 gulden en 10 stuivers per week en voor iedere nacht 1 gulden en 10 stuivers extra; getuige is Hermanus Taerlingh (werknemer?). 1662 Mattheys Willem Pool, knecht 1662 Jacob Aldersz van den Haec, plateelschilder werd op 6 juni 1657 als poorter in Delft toegelaten als plateelschilder; staat in 1679 aangetekend in het Lucasgildeboek meesterknecht en winkelhouder; is nog in 1692 werkzaam; Wouter Stoffelsz Bornat, getuige (werknemer?) en Jan Hendrick van der Swaen, getuige (werknemer?). 1662 Jan Otten Schaeck (of Van Schagen), meesterknecht/winkelhouder 1667 Cornelis Aryens Brugman, plateelbakkersgezel contracteert zich als stokersknecht voor 3 jaar tegen 18 stuivers per dag en 32 stuivers 's nachts; bij continu dienst ontvangt hij 4 stuivers extra. 1668 Isaac Soubree, meesterplateelbakker 1675 Guilliaam Bruneel, stoker, later genoemd als plateelbakkersgezel is getuige. 1724 Johannes Verburgh (?- na 1729 vóór 1733), plateelschilder legt meesterproef af in 1695; is werkzaam in Delft tot 1706. 1733 Pieter Derwant, plateeldraaier 1748 Jan Goester (? - 1749), plateeldraaier
187
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
GA S THU/SL \18\
74 /
AA/V 76
Zx
//
ia tl
24
U 23
25
|
BAST/AANVEST Afb. 9.
Lokatie van de Bijl tussen 1670 en 1739.
GA S TNÜ/SL AA/V Zz \ts\
BAST/AANVEST Afb. 10.
Lokatie van de Bijl tussen 1739 en 1802.
I V Lokatie van De Porceleyne Bijl Legenda: De lokatie is gebaseerd op omschrijvingen, zoals vermeld in een dertigtal notariële akten met betrekking tot transacties van De Porceleyne Bijl. Het aantal huisjes in de Bijlepoort en tussen deze poort en de Vestpoort kan groter zijn geweest. Het in het G A D aanwezige Haardregister van 1600 geeft negen huisjes in de Bijlepoort aan. Dit komt ongeveer overeen met de getekende situatie. Hoe groot de kaveltjes waren is met bekend. Vermoedelijk werden die tussen de Vest- en Bijlepoort doorsneden door twee smalle looppaden. De Bijl had in ieder geval in de Vestpoort drie vrije in- en uitgangen, en één in de Bijlepoort. In 1679 bereikte het bedrijf zijn maximale omvang met de kanttekening dat niet achterhaald kon worden of de aangekochte huisjes aan de Bastiaenvest ook voor bedrtjfsdoeleienden werden gebruikt. Het complex bestond min of meer uit een aaneenschakeling van gebouwtjes en huisjes. Het omvatte naast het woonhuis annex winkel (werkplaats), een schilderhuis, tinhuis, pakhuis, houtschuur en één grote oven. Aan de oostzijde van de Bijlepoort lag de aardwasserij met aardschuur.
188
Plateelbakkerij De Porceleyne Bijl
1. woonhuis Jacob Wemmersz Hoppesteyn, kuiper/plateelbakker 2. winkel De Porceleyne Bijl 3. huis De Drie Ketels, werd gehuurd, na 1661 mogelijk gekocht 4. aangekocht huisje met erf en poort in 1659 5. aangekocht huisje met erf in 1660 6. woonhuis 7. aangekocht woonhuis met erf in 1660 8. woonhuis, bleek later te zijn aangekocht 8a. idem 9. huis met erf gehuurd sedert 1660 10. aangekocht huis met erf in 1660 11. woonhuis eigenaar van Het Jonge Moriaenshooft van 1670 tot 1679 12. woonhuis 13. aangekocht huisje met L-vormig erf in 1661 (aardwasserij) 14. woonhuis De 3 Hekeitjes, aankoop door Hoppesteyn in 1661 15. huisje in gebruik als schuur, gehuurd door de Bijl tot 1661 16. branderij van Groenlant 17. ouderlijk huis eerste eigenaar Benedictus van Houten 18. woonhuis 19. woonhuis 20. aangekocht huis met erf in 1668 21. aangekocht huis met erf in 1668 22. aangekocht huis met erf in 1679 23. woonhuis 24. plateelbakkerij De Drie Porceleyne Flessen 25. drie huisjes, het bezit van Justus en Hugo Brouwer In 1739 stootte de nieuwe eigenaar de woningen aan de Bastiaenvest af.
189