PLAN MILIEUEFFECTRAPPORT
MASTERPLAN ANTWERPEN TECHNISCH DEELRAPPORT ‘MENS-GEZONDHEID’
Versie: Definitief Mei 2005
Versie
Datum
Definitief
Mei 2005
Opgesteld: Afd. / Discipline
Functie
Naam
Mens-Gezondheid
Erkend deskundige Mens-Gezondheid
Els Van Cleemput
Geverifieerd en goedgekeurd: Functie
Naam
MER-coördinator
Marc Van Dyck
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 2 van 87
VOORWOORD Onderhavig document bevat het technisch rapport van de deeldiscipline Mens-Gezondheid en belevingswaarde. In deze deeldiscipline wordt een evaluatie uitgevoerd van zowel de toxicologische als hindereffecten die zich tengevolge van de realisatie van de projecten kunnen voordoen. In de eerste plaats wordt globaal een inschatting gemaakt van de te verwachten gezondheids- en hindereffecten na doorvoering van de verschillende strategieën voor de uitvoering van het Masterplan van Antwerpen, zoals vastgelegd in het hoofddocument. Vervolgens worden voor 1 planstrategie op gebiedsniveau de lokaal te verwachten gezondheids- en hindereffecten ingeschat. De effecten worden kwalitatief beoordeeld met behulp van een door het VROM in Nederland opgesteld toetsingskader, de gezondheidseffectscreening (GES). In Vlaanderen is hiervoor momenteel nog geen toetsingskader aanwezig. Per te verwachten effect wordt een score toegekend die varieert van zeer goed naar extreem slecht.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 3 van 87
Samenvatting
Hoofdrapport
Technische deelrapporten
Bijlagen
Inleiding
Inleiding
Mens-Mobiliteit
Bijlage A Verkeersmodel MMA2+
Hoofdstuk 1: Probleemstelling, nut en noodzaak
Hoofdstuk 1: Algemene Inlichtingen
Bodem en Grondwater
Bijlage B Passende beoordeling
Hoofdstuk 2: Geplande ingrepen en alternatieven
Hoofdstuk 2: Probleemstelling, nut en noodzaak
Lucht
Bijlage C Watertoets
Hoofdstuk 3: Situering van het plan
Hoofdstuk 3: Geplande ingrepen en alternatieven
Geluid
Bijlage D MCA-rapport
Hoofdstuk 4: Belangrijkste effecten
Hoofdstuk 4: Juridisch en beleidsmatig kader; afwegingskader
Oppervlaktewater
Hoofdstuk 5: Vergelijking van de alternatieven
Hoofdstuk 5: Referentiesituatie
Trillingen
Hoofdstuk 6: Effecten en afweging op planniveau
Fauna en Flora
Hoofdstuk 7: Effecten en afweging op gebiedsniveau
Monumenten, Landschappen en materiële goederen in het algemeen
Hoofdstuk 8: Maatregelen voor postevaluatie
Externe Veiligheid
Hoofdstuk 9: Leemten in de kennis
Mens-Ruimtelijke aspecten
Hoofdstuk 10: Conclusies
Mens-Gezondheidszorg en belevingswaarde
Begrippenlijst
Referentielijst
Lijst met afkortingen
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 4 van 87
LEESWIJZER Dit Technisch Deelrapport maakt deel uit van het plan-MER voor het Masterplan Antwerpen. Om het rapport te kunnen begrijpen, is het noodzakelijk vooraf het hoofdrapport te lezen. Daarin worden alle aspecten behandeld die van belang zijn om het Masterplan en de plan-m.e.r. in hun geheel te begrijpen. Dit rapport bespreekt uitsluitend de aspecten die betrekking hebben op de discipline ‘MensGezondheid’. Voorliggende document is onderverdeeld in drie grote delen: de beschrijving van de beoordelingsmethodiek, de evaluatie op planniveau en de evaluatie op gebiedsniveau. In de beoordelingsmethodiek wordt ingegaan op de algemene aanpak en worden de beoordelingscriteria verder afgelijnd. Onderscheid wordt gemaakt in de methodiek op planniveau enerzijds en op gebiedsniveau anderzijds. De evaluatie van de te verwachten effecten op de gezondheid en belevingswaarde van de mens gebeurt voor de verschillende planstrategieën in het ganse secundair studiegebied. Reden hiervoor is dat de te verwachten effecten samenhangen met de mobiliteitseffecten, en deze zijn niet enkel beperkt tot het primair studiegebied (zie hiervoor ook de aanpak in de deeldiscipline Geluid en Lucht). In de studie op gebiedsniveau worden de effecten van de verschillende gebiedsvarianten (op basis van de verschillende varianten van specifieke projecten) geëvalueerd voor 1 enkele planstrategie. Dit gebeurt voor een beperkt gebied en op basis van een meer gedetailleerde studie. In dit deel worden ook milderende maatregelen voorgesteld. Verder wordt, indien nodig wordt geacht, een voorstel gegeven voor monitoring, bijkomend onderzoek en komen leemten in de kennis aan bod. Tot slot is een niet-technische samenvatting opgemaakt.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 5 van 87
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 6 van 87
INHOUDSOPGAVE 1.
BEOORDELINGSMETHODIEK.....................................................................................................9 1.1. INLEIDING ................................................................................................................................ 9 1.1.1. Beoordelingskader ........................................................................................................10 1.1.2. Wetgeving en beleid......................................................................................................11 1.2. PLANNIVEAU .......................................................................................................................... 12 1.3. GEBIEDSNIVEAU..................................................................................................................... 12
2.
PLANNIVEAU..............................................................................................................................13 2.1. BESTAANDE TOESTAND .......................................................................................................... 13 2.1.1. Gezondheid en psychosomatiek ...................................................................................13 2.1.2. Karakterisering van het gevaar .....................................................................................14 2.1.3. Toetsingskader / normenstelsel ....................................................................................32 2.2. CONCLUSIES ......................................................................................................................... 43 2.2.1. Overzicht van de resultaten...........................................................................................43 2.2.2. Samenvatting van de resultaten ....................................................................................49 2.2.3. Algemene conclusie ......................................................................................................50
3.
GEBIEDSNIVEAU .......................................................................................................................51 3.1. ANTWERPEN NOORD .............................................................................................................. 51 3.1.1. Beschrijving van de bestaande toestand.......................................................................51 3.1.2. Effecten en evaluatie in Antwerpen Noord ....................................................................52 3.1.3. Milderende maatregelen ...............................................................................................58 3.2. LINKEROEVER-OOSTERWEEL .................................................................................................. 59 3.2.1. Beschrijving van de bestaande toestand.......................................................................59 3.2.2. Effecten en evaluatie in Linkeroever-Oosterweel ..........................................................60 3.2.3. Milderende maatregelen ...............................................................................................66 3.3. RINGZONE ............................................................................................................................. 67 3.3.1. Beschrijving van de bestaande toestand.......................................................................67 3.3.2. Effecten en evaluatie in de Ringzone ............................................................................68 3.3.3. Milderende maatregelen ...............................................................................................73
4.
VOORSTEL VOOR MONITORING EN EVALUATIE VAN DE EFFECTEN.................................74
5.
LEEMTEN IN KENNIS EN GEVOLGEN OP WETENSCHAPPELIJKHEID VAN HET RAPPORT ...................................................................................................................................75
6.
NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING .......................................................................................76 6.1. AANPAK EN BEOORDELINGSMETHODIEK ................................................................................... 76 6.2. PLANNIVEAU...................................................................................................................... 76 6.2.1. Bestaande toestand ......................................................................................................76 6.2.2. Evaluatie .......................................................................................................................77 6.2.3. Beoordeling...................................................................................................................78 6.3. GEBIEDSNIVEAU ............................................................................................................... 79 6.3.1. Antwerpen Noord ..........................................................................................................79 6.3.2. Linkeroever-Oosterweel ................................................................................................80 6.3.3. Ringzone.......................................................................................................................81
REFERENTIELIJST ............................................................................................................................83
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 7 van 87
LIJST VAN FIGUREN .........................................................................................................................85 LIJST VAN TABELLEN ......................................................................................................................86
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 8 van 87
1.
BEOORDELINGSMETHODIEK
1.1. Inleiding De discipline Mens-Gezondheid is de discipline die in het kader van de milieueffectrapportage instaat voor de studie van de effecten op de volksgezondheid, evenals op de kwaliteitsverandering van de leefomgeving, voor zover deze kwaliteitsverandering betrekking heeft op de volksgezondheid (Min. Vl. Gemeenschap – Administratie gezondheidszorg, 2003). In dit deel van het milieueffectenrapport wordt uitgegaan van de effecten op de mens als individueel wezen waarbij de aspecten gezondheid en psychologie centraal staan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen gezondheidseffecten (toxicologische effecten) en diverse vormen van hinder zoals, geluidshinder, geurhinder en visuele hinder. Verkeersveiligheid, veiligheidsaspecten en lichthinder worden in andere delen van dit plan-MER bekeken. Er wordt niet enkel gekeken naar de relatie tussen het fysieke milieu (lucht, water, bodem) en de gezondheidsschade die de mens kan oplopen ten gevolge van blootstelling aan bepaalde verontreinigingen, maar er wordt eveneens gekeken naar de psychologische impact die het project kan hebben op de omwonenden. De discipline Mens-Gezondheid en Psychosomatische aspecten is een integrerende discipline waarbij de impacten die vastgesteld werden in niet alleen de klassieke milieucompartimenten zoals lucht, water, bodem in aanmerking worden genomen, maar ook de hindereffecten die tengevolge van geluidsoverlast, visuele hinder en geurhinder kunnen ontstaan. De twee belangrijkste invloeden van het verkeer op de gezondheid van de mens zijn enerzijds de verspreiding van de uitlaatgassen en anderzijds het verkeerslawaai. Daarbij zijn deze impacten echter slechts relevant voor zover: De mens er daadwerkelijk aan wordt blootgesteld of ermee wordt geconfronteerd; De stoffen waaraan de mens wordt blootgesteld voorkomen in concentraties die toxisch of schadelijk zouden zijn voor de gezondheid; De hinder die schade kan toebrengen aan de fysieke en/of psychische toestand van de omwonenden. Het sociale en esthetische milieu waaronder huisvesting, stadsontwikkeling en landgebruik vallen, worden bekeken in het deel Mens-Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit. Volgende aspecten worden in dat deel onder andere bekeken: Bereikbaarheid; Subjectieve verkeersveiligheid; Sociale veiligheid; Factoren die de beleving door de mens van zijn omgeving, kunnen beïnvloeden: rust en ontspanning (aantrekkelijkheid woonomgeving), recreatiemogelijkheid. In dit plan-MER wordt vooreerst een referentiekader afgebakend waaraan de verdere toetsing van de effecten kan gebeuren. Vervolgens wordt per te verwachtten effect, fysisch en/of psychisch, een inschatting gemaakt van het aantal personen dat zal worden blootgesteld.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 9 van 87
1.1.1.
Beoordelingskader
De evaluatie van de effecten op de omwonenden in het plan-MER gebeurt aan de hand van het beoordelingskader dat eerder voorgesteld werd in de kennisgeving. Het beoordelingskader bevat een overzicht van de subdoelstellingen, operationele doelstellingen, hoofdcriteria en detailcriteria. De uitwerking van de detailcriteria wordt verder toegelicht in de methodiek op planniveau en gebiedsniveau. In de discipline Mens-Gezondheid wordt de bijdrage van het Masterplan Antwerpen op volgende subdoelstelling onderzocht: Maximaliseren van de leefbaarheid. In onderstaande tabel wordt het beoordelingskader meer in detail voorgesteld. Tabel 1: Beoordelingskader mens-gezondheid en belevingswaarde (planniveau en gebiedsniveau) Subdoelstelling Maximaliseren van de leefbaarheid
Operationele doelstelling Minimaliseren van het gezondheidsrisico
Hoofdcriteria Kwaliteit omgevingslucht Kwaliteit oppervlaktewater Kwaliteit bodem Externe veiligheid Geluidshinder
Maximaliseren van de belevingswaarde
Visuele hinder Geurhinder Geluidshinder
Detailcriteria Aantal inwoners blootgesteld aan luchtverontreiniging Aantal inwoners blootgesteld aan waterverontreiniging Aantal inwoners blootgesteld aan bodemverontreiniging Groepsrisico – Aantal inwoners blootgesteld aan een bepaald risico Aantal inwoners blootgesteld aan geluid Aantal inwoners blootgesteld aan visuele hinder Aantal inwoners blootgesteld aan geur Aantal inwoners blootgesteld aan geluid
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 10 van 87
1.1.2.
Wetgeving en beleid
1.1.2.1.
Internationaal Omschrijving
Datum
United Nations Environmental Programme (UNEP)
Milieuprogramma binnen de Verenigde Naties.
1972
Health for All in the twenty-first century
Propageert de bevordering van de gezondheid in de meest brede zin 1998 van het woord, waarbij aandacht wordt besteed aan het milieu als determinant van gezondheid.
Rio Declaration
Principes voor een duurzame ontwikkeling.
1992
Agenda 21
Komt voort uit de Rio conferentie; het vormt een actieprogramma waarin doelstellingen zijn opgenomen over de reductie van gezondheidsrisico’s die samenhangen met milieuverontreiniging.
1992
European Charter on Environment and Health
Dit handvest geeft onder meer invulling aan de milieudoelen van het ‘Health for All’ beleid. Het geeft een overzicht van maatregelen om negatieve invloeden op de volksgezondheid van het milieu te minimaliseren.
1989
Environmental Health Action Plan for Europe (EHAPE)
In het handvest is vastgelegd dat alle aangesloten landen een National Environmental Health Action Plan (NEHAP) zullen opstellen. Verder stelt het EHAPE dat het NEHAP dient te worden afgestemd op nationale milieubeleidsplannen, het gezondheidsbeleid en plannen voortgevloeid uit de Rio conferentie, zoals Agenda 21; daarnaast dient de NEHAP zorg te dragen voor afstemming met andere actoren en beleidsterreinen.
1995
Communautair actieprogramma op het gebied van volksgezondheid 20032008
Dit programma vormt het sleutelinstrument voor de ontwikkeling van de gezondheidsstrategie van de EU.
2002
Zesde Milieuactieprogramma ‘Milieu 2010: Onze toekomst, onze keuze’
Het programma omvat de tenuitvoerlegging van bestaande wetgeving, integratie van milieuoverwegingen in andere beleidsterreinen, samenwerking met de markt, gemakkelijk toegankelijke informatie aan de burger, en bijdragen aan het totstandkomen van milieuvriendelijke beslissingen. Speciale aandacht gaat uit naar: Aanpak van klimaatverandering; Natuur en biodiversiteit; Milieu en gezondheid; Duurzaam gebruik van hulpbronnen.
2001
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 11 van 87
1.1.2.2.
Vlaanderen
Nationaal Actieplan voor Milieu en Gezondheid (NEHAP)
Omschrijving
Datum
Naar aanleiding van een verbintenis aangegaan op de derde Ministeriële Conferentie over Milieu en Gezondheid in 1999 in Londen hebben de Belgische federale overheid, de gewesten en de gemeenschappen samen een Nationaal Actieplan voor Milieu en Gezondheid opgemaakt. Dit actieplan dient als referentiekader voor het denkwerk rond het nemen van beslissingen over milieugezondheid. Milieugezondheid omvat de aspecten van de menselijke gezondheid, inclusief de kwaliteit van het leven, dat door fysieke, biologische, sociale en psychosociale factoren van het milieu wordt bepaald. Om de 5 jaar dient overeenkomstig de internationale afspraken een nieuw NEHAP te worden opgesteld.
April 2003
,
Samenwerkingsakkoord
In januari 2004 werd het samenwerkingsakkoord in verband met Jan milieu en gezondheid tussen de federale overheid en de gewesten en 2004 gemeenschappen definitief door de Vlaamse ministers goedgekeurd. Met de goedkeuring van dit samenwerkingsakkoord wordt de uitwerking van het NEHAP een feit.
Beleidsbrief 2003 Gezondheid en milieu
Beleid gericht op de verdere professionalisering van het Gezondheiden milieubeleid. Het gaat daarbij ook om het in kaart brengen van de schadelijke gezondheidsaspecten van de milieuvervuiling om adequaat integraal milieu- en gezondheidsbeleid te kunnen voeren.
2003
Beleidsbrief 2004 Gezondheid en milieu
Onder andere de verdere werking van het ‘Steunpunt milieu en gezondheid’ en het ‘netwerk medisch milieukundigen in Vlaanderen’ worden verder uitgebouwd. Bijkomende onderzoeken worden gepland.
2004
Milieubeleidsplan 2003 - 2007
Het beleid rond Milieu en Gezondheid in Vlaanderen is een onderdeel van het Milieubeleidsplan 2003-2007
1.2. Planniveau De afweging van de verschillende strategieën gebeurt voor de verschillende te verwachten effecten aan de hand van hetzelfde beoordelingscriterium, meer bepaald de mogelijk te verwachten wijzigingen in het aantal inwoners dat zal worden blootgesteld. Het aantal potentieel blootgestelde personen dat op planniveau in beschouwing wordt genomen, betreft het totaal aantal inwoners aanwezig in het volledige secundair studiegebied (inclusief het primair studiegebied).
1.3. Gebiedsniveau Op gebiedsniveau wordt dezelfde methodiek toegepast als op planniveau. De evaluatie en toetsing gebeurt op dezelfde manier als op planniveau en zoals omschreven in de inleiding, maar blijft beperkt binnen het welbepaalde afgebakend gebied.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 12 van 87
2.
PLANNIVEAU
2.1. Bestaande toestand 2.1.1.
Gezondheid en psychosomatiek
De algemene fysieke en psychische gezondheid van de mens wordt beïnvloed door zijn levensstijl, de fysieke en sociale omgeving. Bij gezondheidsproblemen zal de bevolking geneigd zijn deze toe te schrijven aan een gekend, lokaal probleem zoals onder andere een milieufactor. Deze risicoperceptie leidt tot de vraag aan de overheid om aan deze factoren iets te doen zodat de gezondheidsproblemen zouden verdwijnen. Om echter de ware toedracht in te kunnen schatten, dient eerst een risicoanalyse te worden uitgevoerd vooraleer maatregelen kunnen worden opgelegd (Willems, 2003). Met behulp van deze risicoanalyse is het niet enkel de bedoeling om effecten te bespreken, maar worden de bevolkingsgroepen die een verhoogd risico lopen, eveneens geïdentificeerd. Het proces van risicoanalyse omvat, volgens Willems, 2003, schematisch vijf grote stappen: 1. Karakterisering van het gevaar; 2. Karakterisering van de blootstelling; 3. Karakterisering van het risico; 4. Evaluatie en communicatie van het risico; 5. Risicobeheer. Bij de verdere uitwerking van dit plan-milieueffectrapport zal rekening worden gehouden met de opeenvolging van de verschillende stappen uit dit proces. Onder de karakterisering van het gevaar (1) worden de resultaten van epidemiologische en/of toxicologische onderzoeken beschreven. Verder in dit rapport wordt ter invulling een algemeen overzicht gegeven van de toxiciteitskarakteristieken van de verschillende verontreinigende stoffen die kunnen vrijkomen evenals de hinder die door de omwonenden kan worden ervaren. Een beschrijving van de algemene gezondheidstoestand van de mensen in de woonomgeving wordt eveneens onder dit deel in beschouwing genomen. Bij de karakterisering van de blootstelling (2) wordt een kwalitatieve of kwantitatieve beschrijving gegeven van de hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen waarmee men in aanraking kan komen, inclusief de blootstelling aan hindereffecten met name geluids-, geur- en visuele hinder. (= bepalen van de dosis). De waarden waarboven schadelijke effecten kunnen optreden en een reëel gezondheidsrisico kunnen inhouden, worden beschreven ter bepaling van de karakterisering van het risico (3). (=richtwaarden). Voor de evaluatie van het risico (4) wordt gebruik gemaakt van de GES (gezondheidseffectscreening). (=dosis-effectrelatie). De evaluatie zelf gebeurt in het volgende hoofdstuk, de afbakening van het toetsingskader gebeurt echter in dit deel. Onder het risicobeheer (5) worden de maatregelen beschreven.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 13 van 87
De aanbevelingen in het MER-richtlijnenhandboek voor de discipline ‘Mens-Gezondheid’ steunen op dit principe. In dit richtlijnenhandboek wordt gesteld dat de gezondheidsrisicoanalyse bestaat uit: 1. De bepaling van de dosis waaraan de inwoners worden blootgesteld; 2. De opgenomen dosis vergelijken met de geldende richtwaarden; 3. De dosis-effectrelatie.
2.1.2.
Karakterisering van het gevaar
2.1.2.1.
Toxicologische kenmerken van de verontreinigende stoffen
Ten gevolge van de blootstelling van omwonenden aan verontreinigingen die via het fysieke milieu lucht, water en de bodem - kunnen worden verspreid, is het van belang eerst en vooral de reële intoxicatiegevaren (effecten op de gezondheid) voor de mens te kennen. Enkele belangrijke bemerkingen dienen vooraf te worden gemaakt: 1. De intoxicatiekansen voor de mens zijn niet rechtstreeks af te leiden uit deze die gelden voor andere levende organismen. Interpretatie van de gegevens voor levende wezens dient dus steeds onder voorbehoud te gebeuren. 2. Intoxicatie kan plaatsvinden langs drie verschillende blootstellingsroutes: Dermaal contact (contact met de huid); Inname (inslikken of ingestie); Inhalatie (inademing). 3. De toxiciteitsdrempels voor éénzelfde stof zijn vaak totaal verschillend naargelang de gevolgde route. Ze worden eveneens op verschillende manieren uitgedrukt (kg/lichaamsgewicht of in % wanneer inname wordt bedoeld, als drempelwaarde voor de concentratie van in te ademen lucht). 4. Toxiciteitskenmerken van een bepaald product dienen m.a.w. steeds te worden geplaatst naast de reële mogelijkheden van intoxicatie. 5. Daarnaast zijn er eveneens verschillende drempelwaarden voor acute, subacute en chronische intoxicatie. Acute intoxicatie wordt veroorzaakt door kortstondige blootstelling, waarbij een snelle absorptie van het toxische product optreedt en de symptomen voorkomen binnen enkele minuten tot enkele uren na de blootstelling. De klinische symptomen bij subacute intoxicatie treden pas op na enkele dagen tot weken, tijdens dewelke de mens regelmatig of frequent werd blootgesteld. Chronische intoxicatie treedt op na een periode van herhaalde en verlengde blootstelling. Uit de vorige deelrapporten is gebleken dat de omwonenden in hoofdzaak zullen worden blootgesteld aan verontreinigingen afkomstig van de uitlaatgassen van het wegverkeer. Wijzigingen in de kwaliteit van het oppervlaktewater en/of de bodem werden op planniveau niet in detail besproken in de overeenkomstige deelrapporten.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 14 van 87
In dit deelrapport zullen enkel die parameters in beschouwing worden genomen die in de deeldiscipline Lucht werden bekeken en relevant zijn voor verdere beoordeling voor de gezondheid van de mens. Het betreffen de componenten SO2, NO2 en PM10 waarbij op sommige plaatsen de grenswaarden worden bereikt en/of overschreden. Bijkomend wordt eveneens gekeken naar de componenten benzeen en PAK’s wegens hun potentieel kankerverwekkend vermogen. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de toxiciteitskarakteristieken van de verschillende in beschouwing genomen parameters (Bronnen: VMM, 2002 en MIRA-T-2003). 2.1.2.1.1.
Zwaveldioxide (SO2)
Karakteristieken 3
Zwaveldioxide is een kleurloos gas met een irriterende geur en smaak (vanaf ca. 1.000 µg/m ). Het is zeer wateroplosbaar en heeft een zuur karakter. De belangrijkste SO2 emissies zijn afkomstig van de industrie en van de elektrische centrales (80 à 85%), de gebouwenverwarming (16%) en het verkeer (5%) (MIRA-T-2003). SO2 is in belangrijke mate verantwoordelijk voor een versnelde verwering van historische gebouwen of steen in het algemeen en voor metaal corrosie. Het voorkomen van sulfaataërosolen in de atmosfeer heeft een afkoelend effect op het radiatief klimaat van de aarde doordat het zonlicht verstrooid wordt in afwezigheid van wolken en doordat de sulfaataërosolen fungeren als condensatie nuclei van wolken. Algemene toxicologische informatie Bij inademing is SO2 irriterend en bij hoge concentraties kan het ademhalingsproblemen (veranderingen in de longfunctie) veroorzaken, vooral dan bij personen die leiden aan astma of chronische longziekten. Bij hoge concentraties kunnen astma-aanvallen veroorzaakt worden. Bij zeer hoge concentraties (> 10 000 µg/m³) kan SO2 acute en ernstige effecten in de bronchii veroorzaken. Epidemiologische studies hebben aangetoond dat mogelijk kleine omkeerbare verminderingen in de longfunctie van kinderen kunnen optreden vanaf 250-450 µg/m3 en een verhoogde mortaliteit vanaf 500-1 000 µg/m³. Uit recent Europees onderzoek blijkt dat een stijging van een gemiddelde concentratie van SO2 ten belope van 50µg/m³ in verband wordt gebracht met een risicostijging van 5% van de mortaliteit door aandoeningen van de luchtwegen, 2% van het aantal ziekenhuisopnames van bejaarden en 7,5% van de ziekenhuisopnames van astmatische kinderen jonger dan 15 jaar. (NEHAP, 2002). 2.1.2.1.2.
Stikstofoxiden NOx
Karakteristieken NOx omvat NO en NO2. NO is een kleurloos, reukloos en smaakloos gas dat op zich weinig toxisch is. NO2 is veel toxischer en is een bruin-rood gekleurd gas dat slecht ruikt en irriteert (VMM) en wordt gevormd door oxidatie van NO met zuurstof (O2) of met andere oxidantia zoals ozon, organische peroxy-radicalen (RO2) en sommige waterstof-zuurstof verbindingen. Stikstofoxiden ontstaan bij hoge verbrandingstemperaturen door oxidatie van de luchtstikstof. De belangrijkste bron van NOx is het wegverkeer. Naast het verkeer zijn vooral de elektriciteitsproductie en de industrie (incl. raffinaderijen) de belangrijkste emissiebronnen.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 15 van 87
NOx draagt zowel bij tot verzuring als tot fotochemische luchtverontreiniging. Ten gevolge van de verzuring treedt een directe verstoring op van vegetatie, bodem, gebouwen en oppervlaktewater en dit door afzetting van de verzurende bestanddelen. Indirect wordt het milieu verstoord door veranderingen in de chemische samenstelling van bodem en oppervlaktewater (MIRA, 1999). Fotochemische luchtverontreiniging is de verontreiniging van de omgevingslucht met chemische stoffen zoals ozon. De stikstofoxiden spelen een belangrijke rol in de milieuverzuring en de fotochemische smogvorming (één der precursoren van ozon en andere fotochemisch actieve verbindingen zoals vb. PAN). Zoals SO2 kunnen zij over grote afstanden getransporteerd worden en zijn aldus de oorzaak van effecten, ook in afgelegen gebieden. Algemene toxicologische informatie NO2 werkt in op het ademhalingssysteem. De effecten verschillen naargelang de blootstellingsdosis en -duur. Personen met astma of met chronische longziekten kunnen bij een blootstelling over 1 tot 2 uren aan een concentratie van 375 tot 565 µg/m³ reeds nadelige effecten ondergaan. Deze waarde wordt beschouwd als het laagste gebied waarbinnen effecten kunnen optreden (VMM, 1998). Bij acute blootstelling zullen enkel bij zeer hoge concentraties (>1880 µg/m³) effecten op gezonde personen optreden. Personen met astma of met chronische longziekten zullen reeds bij lagere blootstellingen nadelige effecten op de ademhalingsfunctie ondergaan, waarbij een blootstelling over 1 tot 2 uren aan concentraties in het gebied van 375 tot 565 µg/m³, kan beschouwd worden als het laagste gebied waarin effecten kunnen geobserveerd worden. De effecten zijn veranderde longfunctie en symptomatische reacties, verhoogd voorkomen van acute ademhalingsziekte en symptomen, beschadiging van het longweefsel (bij hoge blootstellingen) en verhoogde gevoeligheid voor infecties. Kleine kinderen en astmatici of personen met chronische ademhalingsziekten zijn het meest gevoelig aan NO2 blootstelling. 2.1.2.1.3.
Zwevend stof - fijn stof (PM10 en PM2.5)
Karakteristieken Zwevend stof omvat alle deeltjes, vaste en vloeibare, die in de atmosfeer rondzweven. Zware metalen uit smelterijen en verkeer, PAK, dioxine, roet bevinden zich in de fijne fractie van de zwevende stofdeeltjes. In de zwevende stofdeeltjes wordt een onderscheid gemaakt tussen de fijne en zeer fijn fractie. Onder PM10 verstaat men zwevend stof (fijn stof) met een aërodynamische1 diameter kleiner dan 10 µm. PM2,5 is zeer fijn stof en heeft een diameter kleiner dan 2,5 µm. Hoe kleiner de deeltjes zwevend stof, hoe dieper deze in de longen kunnen doordringen. Volgens een studie uitgevoerd door de CE-Delft zijn de uitlaatgasdeeltjes allemaal kleiner dan 2,5 µm. Dit als gevolg van inspanningen die reeds door de fabrikanten werden geleverd inzake het verminderen van de zwaarste stofdeeltjes (roet). Als gevolg hiervan zijn uitlaatgasdeeltjes tegenwoordig vrijwel allemaal kleiner dan 0,1 µm (ultrafijn stof). Ultrafijn stof wordt echter nog niet systematisch gemeten in de buitenlucht. Algemene toxicologische informatie Zowel afzonderlijk als in combinatie met andere componenten kan zwevend stof belangrijke gezondheidseffecten veroorzaken zoals ademhalingsproblemen. De plaats van afzetting in het ademhalingssysteem hangt af van de aërodynamische diameter.
1
De aërodynamische diameter wordt gedefinieerd als de diameter van een sferisch deeltje dat in de omgevingslucht hetzelfde gedrag vertoont als het beschouwde deeltje.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 16 van 87
De fractie > PM10 wordt hoofdzakelijk afgezet in de bovenste luchtwegen. Dit afgezette stof wordt snel afgevoerd naar het spijsverteringsstelsel. Stofdeeltjes met een diameter kleiner dan 10µm (PM10) dringen de longen binnen en kunnen door mechanische en toxische inwerking, ademhalingsklachten uitlokken en de gevoeligheid voor infectie van de luchtwegen verhogen. In sommige studies worden de stofdeeltjes kleiner dan 10µm geassocieerd met een toegenomen incidentie van longkanker. Als laagst geobserveerde effectniveau voor korte termijn blootstelling wordt voor de PM10 fractie 110 µg/m³ vooropgesteld (VMM). Enkel deeltjes < 4µm kunnen tot in de diepste delen van de longen doordringen. Bij recent uitgevoerd, zij het beperkt, epidemiologisch (experimenteel) onderzoek werd een verhoogde bloedklontering vastgesteld waardoor een verhoogd risico ontstaat op hart- en vaatziekten (Janssen 2002 in CE-Delft, 2002). Er werd eveneens een verband gelegd tussen verhoogde hartslag en vaatvernauwing. In recente epidemiologische onderzoeken in Amerika en Europa werden verbanden aangetoond tussen de aanwezigheid van stofdeeltjes in de omgevingslucht en kortetermijngezondheidseffecten. Zo blijkt dat bij korte periodes (24 uur) van luchtvervuiling bestaande gezondheidsproblemen zoals luchtweginfecties en astma verergeren. Het aantal spoedopnames met luchtwegklachten neemt eveneens toe evenals het aantal acute sterfgevallen, vaak bij ouderen met reeds verzwakte hart- en longfuncties. (APHEA-project & WHO, 2000). Langdurige blootstelling aan fijne en ultrafijne stofdeeltjes wordt beschouwd als het grootste gezondheidsrisico van de luchtverontreiniging. Naar schatting zijn jaarlijks 102.000 tot 368.000 overlijdens van personen van 35 jaar en ouder die in Europese steden leven, toe te schrijven aan een langdurige blootstelling aan deze deeltjes (NEHAP, 2002). 2.1.2.1.4.
Niet methaan - Vluchtige organische stoffen (nm-VOS)
Binnen de nm-VOS is benzeen één van de meest schadelijke componenten voor de gezondheid. Benzeen is een gekend carcinogeen waarvoor geen veilige drempelwaarde bestaat. Lucht fungeert als primaire bron van blootstelling aan benzeen voor de bevolking. De ademhaling is de belangrijkste blootstellingsweg. Bij een levenslange blootstelling aan een benzeenconcentratie van 1µg/m³ werd door de Wereldgezondheidsorganisatie in 1999 de kans op leukemie geschat op 6 per 106 personen. In WHO, 2000 wordt gesteld dat er geen veilige waarde kan worden vooropgesteld. Door de EPA (Environmental Protection Agency, 1998) werd bepaald dat personen gemiddeld blootgesteld zijn aan 15,3 µg/m³ benzeen, met een gemiddelde buitenluchtconcentratie van 6,2 µg/m³ en een gemiddelde binnenluchtconcentratie van 7,1 µg/m³ bij niet-rokers en 10,7 µg/m³ bij rokers. De hoge persoonlijke blootstelling heeft volgens het EPA te maken met een hoge blootstelling t.g.v. het verkeer. Zo treedt tijdens het tanken een concentratie op van >3000 µg/m³. In parkeergarages werden waarden gemeten van 68,2 µg/m³ en aan drukke kruispunten werden waarden vastgesteld van om en bij de 100 µg/m³ (MIRA-T-2003). Uit verschillende studies is gebleken dat benzeen bloedkanker (leukemie) kan veroorzaken. Het verwacht effect van blootstelling aan benzeen bij de huidige meetwaarden in Vlaanderen bedraagt ongeveer 0,9 – 6 leukemiegevallen per 100 000 inwoners. (VGR, JV2001). 2.1.2.1.5.
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen
Karakteristieken De Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen of kortweg PAK’s zijn organische verbindingen die vooral vrijkomen na onvolledige verbranding van fossiele brandstoffen. PAK’s zijn aanwezig in het leefmilieu en worden gedetecteerd in zowel dierlijke als plantaardige weefsels, sedimenten, bodem, lucht en water.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 17 van 87
PAK’s worden meestal gecatalogeerd in 10 componenten waarvan benzo(a)pyreen de belangrijkste is in uitlaatgassen en inzake toxiciteit. Algemene toxicologische informatie De teerachtige stoffen, PAK’s, kunnen longkanker en kanker in het spijsverteringsstelsel veroorzaken en dragen bij tot het ontstaan van verscheidene ziekten van de luchtwegen. PAK’s zijn op zichzelf niet toxisch maar worden in het lichaam omgezet in reactieve stofwisselingsproducten die het erfelijk materiaal kunnen aantasten. (MIRA-T 2003 Achtergronddocument). Benzo(a)pyreen, kortweg B(a)P, is het best gekend voor zijn toxiciteit en verspreiding en wordt meestal als indicator gebruikt voor risico-inschatting bij blootstelling aan PAK’s. 2.1.2.2.
Relatie geluidshinder en gezondheid
Systematische blootstelling aan (nachtelijk) lawaai heeft effecten op gezondheid en welbevinden. Niet geheel duidelijk is welke effecten ten gevolge van welke blootstelling kunnen optreden. Naarmate de effecten door een langere oorzaak-gevolg reeks veroorzaakt worden, zal het steeds moeilijker worden om een relatie te onderbouwen. De volgende figuur kan dit verduidelijken:
Figuur 1: Modelmatige relatie blootstelling aan lawaai en gezondheidseffecten Bron: http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 18 van 87
Zoals alle modellen is ook dit model een abstractie van een complexe werkelijkheid. Uiteraard beïnvloeden vele factoren de gezondheid. In dit geval is daar maar één aspect uitgelicht, waarbij de andere factoren (roken, drinken, eetgewoonten, erfelijke aanleg alsmede de vele terugkoppelingsmechanismen) als "verstorende variabele" zijn weergegeven, terwijl dit soms de hoofdoorzaken zijn voor een optredend gezondheidseffect. Verder geldt voor vrijwel elke effectvariabele dat zij als een gezondheidsvariabele per se gezien kunnen worden, zoals ernstige hinder of hoge bloeddruk. De stappen in dit model worden kort belicht. Grote groepen van de bevolking worden blootgesteld aan (nachtelijk) lawaai van velerlei aard. Een aanzienlijk deel zal daarvan (patho-)fysiologische effecten ondervinden: waarneming, lichte stijging in de hartslag per gebeurtenis, enige bloeddrukverhoging etc. Deze effecten zijn goed meetbaar en uitstekend aan de blootstelling te relateren, zowel in praktijkomstandigheden als in het laboratorium. Onder invloed van persoons- en situatiegebonden factoren, kunnen bij een kleiner deel van de blootgestelden deze effecten overgaan tot fysiologische en psychologische effecten die negatief beoordeeld worden:(ernstige) hinder, permanente stijging van de bloeddruk, stress. Deze effecten doen reeds een aanslag op het welbevinden en zijn gezondheidseffecten in de zin van de definitie zoals de Gezondheidsraad (in navolging van de World Health Organization, WHO) die hanteert. Bij nog een kleiner deel zullen deze effecten weer tot definieerbare ziektebeelden leiden. Het verband tussen hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten wordt in de medische wereld als vaststaand aangenomen. De uitkomst van de beschouwing is dat hoewel de relaties tussen elke groep in de oorzaak-gevolg keten goed bekend zijn (veelal uit uitgebreid epidemiologisch onderzoek onder zeer grote aantallen personen uit meerdere landen), en er ook een biologisch mechanisme aan ten grondslag ligt, de relatie met de oorspronkelijke blootstelling in veel gevallen moeilijk te leggen is, omdat immers vele factoren bijdragen tot b.v. een permanent verhoogde bloeddruk of hartinfarct. Daarnaast zijn er verstorende factoren die op elke relatie invloed uitoefenen: persoonlijkheid beïnvloedt het ontstaan van hinder (bv "coping gedrag": een persoonlijkheidskenmerk dat aangeeft hoe iemand met een stressor omgaat en weer relatie heeft met gezondheid) en overgewicht beïnvloedt het ontstaan van hoge bloeddruk. Hogere orde-effecten manifesteren zich pas na geruime tijd. De effecten kunnen, waar deze zich voordoen, onderscheiden worden in korte, middellange en lange termijn: •
Korte termijn: effecten die optreden tijdens of binnen enkele minuten na een blootstelling zoals ontwaken, specifieke hinder, maar ook fysiologische effecten zoals de hartritmeverandering en reacties in het hart- en vaatsysteem;
•
Middellange termijn: effecten die zich voordoen uren of dagen na een blootstelling zoals niet-specifieke hinder en na-effecten van slaapverstoring (vermoeidheid en daarmee samenhangende effecten, gemoedsgesteldheid, verminderd prestatievermogen, lagere reactiesnelheid);
•
Lange termijn: effecten die pas na maanden of jaren te constateren zijn, zoals stress en eventueel daaruit voortvloeiende fysische en psychische ziektebeelden. Hieronder vallen tevens effecten op (leer)prestaties en sociale effecten.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 19 van 87
2.1.2.2.1.
Stand van zaken onderzoek
Algemeen Blootstelling aan lawaai kan op een directe of indirecte manier de vegetatieve, hormonale, cognitieve en emotionele controlemechanismen van mensen beïnvloeden. Het is reeds voldoende bewezen dat er een causale relatie bestaat tussen de blootstelling aan lawaai en hypertensie, ischemische hartziekten (aandoeningen die een gevolg zijn van een verminderde doorbloeding van het hart), ernstige hinder, slaapstoornissen en gereduceerde leerprestaties (Nederlandse Gezondheidsraad 1999). Tabel 2 toont de effecten waarvoor er voldoende bewijs is van een causale relatie met blootstelling aan geluid. Effecten in blootgestelde bevolkingsgroepen worden pas bij geluidsniveaus groter dan de zogeheten waarnemingsdrempel waargenomen. In de tabel staat ‘slaapverstoring’ voor een veelheid van verschijnselen, waaronder ontwaken, veranderingen van slaapstadium en slaappatroon, veranderingen in hartslag en invloed op de stemming de volgende dag. Tabel 2: effecten van geluidsblootstelling Effect
Waarnemingsdrempel
Hypertensie
Eq. Buitenshuis geluidsniveau (6-22h) van 70 dB.
Ischemische hartziekte
Eq. Buitenshuis geluidsniveau (6-22h) van 70 dB
Hinder
Buitenshuis dag-en-nacht niveau van 42 dB
Zelfgerapporteerde slaapverstoring
Eq. Buitenshuis geluidsniveau van 40 dB
Schoolse prestaties
Eq. Buitenshuis geluidsniveau (schooluren) van 70 dB
Bron: http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV
In onderstaande Figuur 2 zijn een groot aantal uit diverse literatuur afkomstige dosis-effect relaties voor wegverkeerslawaai weergegeven. Hieruit is te zien dat het relatieve risico op effecten als hart- en vaatziekten en gehoorschade eerst bij hogere waarden aantoonbaar wordt.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 20 van 87
Figuur 2: Dosis-effect relaties wegverkeerslawaai op basis van Lden Bron: http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV
Hartziekten De Nederlandse Gezondheidsraad concludeerde dat hypertensie en ischemische hartziekten verwacht kunnen worden bij lawaainiveaus boven 70 dB (Nederlandse Gezondheidsraad 1999). Hinder Het voornaamste effect van lawaai afkomstig van het wegverkeer is hinder. Hinder is een gevoel van afkeer, boosheid, onbehagen, onvoldaanheid of gekwetstheid, dat optreedt wanneer een milieufactor iemands gedachten, gevoelens of activiteiten negatief beïnvloedt. Blootstelling aan geluid is slechts één van de factoren die de hinder bepaalt. Uit onderzoek blijkt dat vliegtuiggeluid als meer hinderlijk wordt ervaren dan geluid van weg-treinverkeer bij dezelfde dag-avond-nachtniveaus (Lden).
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 21 van 87
Figuur 3: Relatie Lden - % ernstig gehinderden voor verschillende bronnen van geluid Met name bij de hogere belastingen zijn de verschillen groot. Wat daarvan precies de reden is, is niet bekend. Een grote rol spelen angstgevoelens voor de bron. Dat kunnen fysieke angstgevoelens zijn (schrikreacties bij onverwachte geluiden, angst voor ongevallen), maar ook onzekerheidsgevoelens. Slaapverstoring Uit gepubliceerde gegevens valt af te leiden dat er voldoende bewijs is dat blootstelling aan geluid de slaap verstoort en veranderingen in slaappatroon, slaapstadium, subjectieve slaapkwaliteit en ontwaakreacties teweegbrengt. Daarnaast veroorzaakt geluid tijdens de slaap ook andere effecten zoals een versnelde hartslag en beïnvloedt het de stemming de volgende dag. Effecten bij kinderen Uit onderzoek op school komt naar voor dat geluid een negatieve invloed heeft op de concentratie en prestatie van kinderen. Bij jongere kinderen blijkt het effect het grootst te zijn. Er is bestaat geen overtuigend bewijs voor toename in mortaliteit en significante perinatale effecten.
2.1.2.3.
Beschrijving van de omgeving
Naast de algemene gezondheidstoestand van de omwonenden is het voor de verdere beoordeling eveneens van belang de gemiddelde bevolkingsdichtheid in het plangebied te kennen. De bevolkingsdichtheid is immers een maatstaf voor het inschatten van de kans op gezondheidsproblemen en of hinder. Hoe meer personen woonachtig of vast verblijvend in een bepaald gebied, hoe hoger de theoretische kans dat hinder wordt ervaren als gevolg van het project.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 22 van 87
2.1.2.3.1.
Bevolkingsdichtheid in het plangebied
Aangaande de bevolkingsdichtheid in 2002 (inw./km²) staat Antwerpen kernstad als stedelijk gebied 1 in de bovenste regionen met 2.194 inwoners per km². De hoogste bevolkingsdichtheid vinden we terug in Mortsel met 3.178 inwoners per km². Onder aan de ladder vinden we Hoogstraten, Wuustwezel, Malle en Brecht die allen onder de 300 inwoners per km² blijven (http://aps.vlaanderen.be). De bevolkingsdichtheid van het projectgebied wordt ook grafisch weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 4: Bevolkingsdichtheid projectgebied
Antwerpen mag dan relatief gezien wel dichtbevolkt zijn, de stad verliest wel al een paar decennia lang inwoners: van meer dan 490.000 mensen begin jaren tachtig naar net geen 448.000 eind jaren negentig of een afname van 9 procent. Niet alleen de stad zelf verliest inwoners, maar ook verstedelijkte gemeenten in de rand zoals Mortsel, Edegem, Hemiksem, of Zwijndrecht. De sterkste groeiers zijn ‘landelijke’ gemeenten zoals Wuustwezel, Brecht, Zandhoven en Zoersel. Vandaar dat we stilaan kunnen spreken van een sub-suburbanisatie als gevolg van een oprukkende verstedelijking in de onmiddellijke rand. (Sociaal-economische nota Stad Antwerpen, 2000). De trend lijkt echter voorlopig te zijn gekeerd: de laatste jaren worden voor de grote Vlaamse steden, waaronder Antwerpen, positieve migratiesaldi opgetekend. Na aanhoudende jaren van stadsvlucht trekken er opnieuw meer mensen naar de steden dan er weggaan. Daarmee behoort de stadsvlucht
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 23 van 87
tot het verleden, al zijn er weinig jonge, Vlaamse gezinnen die de stad opzoeken. De nieuwe bewoners komen vooral uit het buitenland.
475000 470000 465000 460000 455000 450000 445000 440000 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
Figuur 5: Bevolkingsloop stad Antwerpen Bron: http://ecodata.mineco.fgov.be
Tussen 2001 en 2002 is de Antwerpse bevolking met ongeveer 5.000 aangegroeid tot 448.422 inwoners. Dat is vooral te danken aan de inwijking vanuit het buitenland. Het zogeheten natuurlijk saldo (het verschil tussen het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen) is zeer klein, al is er een verbetering merkbaar. In 1999 waren er relatief gezien 18 sterfgevallen meer, in 2002 telde de stad 74 geboorten meer. Sinds 2001 komen er alleszins meer mensen in de stad wonen dan er vertrekken. Tussen 1991 en 1997 verlieten elk jaar bijna 3.000 mensen de stad, in 2001 bleef het migratiesaldo voor het eerst sinds lang positief: er kwamen 2.852 mensen meer naar de stad dan er vertrokken. In 2002 liep het positieve saldo op tot 3.402. De stad zag in 2002 nog altijd 1.552 inwoners vertrekken naar de rest van het arrondissement. Vooral de randgemeenten Hemiksem, Schoten, Wommelgem Zoersel en Zwijndrecht scoren goed. Het blijken vooral jonge gezinnen te zijn die de rand van Antwerpen opzoeken. Uit demografische analyse blijkt ook dat welvarende inwoners de voorsteden opzoeken. In de plaats komen gemiddeld veel armere inwijkelingen uit het buitenland. De inkomens waren in Antwerpen in 2000 13 procent lager dan het Vlaams gemiddelde, en dat verschil wordt nog groter ten opzichte van de voorsteden. Het inkomensverschil tussen Antwerpen en het Vlaams gemiddelde is sinds 1991 sterk toegenomen en zal blijven groeien wanneer meer mensen met een lager inkomen naar de stad blijven trekken. De recente stijging van het aantal Antwerpenaars kent overigens een ongelijke verdeling. De districten Antwerpen, Borgerhout en Deurne zijn samen goed voor 94 procent van de bevolkingstoename in 2002. In de andere districten bleef de toestand ongeveer gelijk of was er een afname (in Berchem, Berendrecht en Zandvliet meer bepaald). De grootste groei komt voor in de armste delen van de stad (de negentiende-eeuwse gordel) waar de huizen goedkoop zijn en de instroom kan worden opgevangen door het grote aantal leegstaande huizen.” (De Morgen, 27.12.2003). 2.1.2.3.2.
Leeftijdsopbouw
Betreffende de verdeling van de verschillende leeftijdscategorieën in het projectgebied, valt er op te merken dat Mortsel en Antwerpen aan kop staan aangaande de proportie 65-plussers, met respectievelijk 20,9 en 21,4% (gegevens bevolkingstelling 2002 – stand 01/01/2003). Lint en Stabroek
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 24 van 87
bengelen daarentegen helemaal onderaan met respectievelijk 12,3 en 11,7%. (http://ecodata.mineco.fgov.be). In onderstaande tabel wordt de bevolking naar leeftijdsgroepen per gemeente weergegeven.
Tabel 3: Bevolking per gemeente per leeftijdsgroep (toestand 01/01/2003) Woonplaats
Van 0 - 9 jaar
Van 10 - 19 jaar
Van 20 - 39 jaar
Van 40 - 64 jaar
>65 jaar
Aartselaar
1.414
1.609
3.568
5.347
2.082
Antwerpen
44.799
43.058
104.043
123.452
85.792
Beveren
5.068
5.336
12.070
14.861
7.104
Boechout
1.388
1.622
2.911
4.007
1.878
Boom
1.603
1.491
3.902
4.366
3.160
Bornem
2.144
2.276
5.310
6.640
3.296
Borsbeek
1.078
1.119
2.787
3.391
1.572
Brasschaat
3.480
4.589
8.281
12.047
6.008
Duffel
1.686
1.899
4.188
5.344
2.646
Edegem
2.050
2.645
5.012
7.220
4.424
Hemiksem
999
988
2.441
3.013
1.706
Hove
840
1.205
1.686
2.898
1.390
Kapellen
2.548
3.026
5.618
8.301
4.288
Kontich
2.322
2.613
4.973
6.652
3.076
Kruibeke
1.605
1.593
3.831
4.913
2.564
989
1.263
2.045
2.624
968
Lint Mechelen
8.373
8.225
19.014
22.189
13.771
Mortsel
2.603
2.890
5.927
7.578
5.015
986
846
2.261
2.499
1.766
Puurs
1.753
1.826
4.091
5.281
2.746
Ranst
1.944
2.401
4.285
6.212
2.510
Rumst
1.545
1.731
3.677
4.862
2.466
Schelle
902
906
1.950
2.574
1.226
Schilde
1.802
2.447
3.800
6.583
3.393
Schoten
3.435
3.939
7.755
10.501
5.854
Sint-Niklaas
6.997
7.681
17.366
21.971
12.454
Stabroek
1.840
2.012
4.912
6.105
1.972
Temse
3.020
2.993
7.005
8.239
3.933
Wijnegem
838
1.129
2.043
2.813
1.785
Willebroek
2.471
2.460
5.546
7.152
4.239
Wommelgem
1.265
1.525
2.963
3.866
1.991
Zwijndrecht
1.719
2.156
4.544
6.069
3.015
Niel
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 25 van 87
Uit bovenstaande tabel blijken 1.063.501 personen woonachtig in alle gemeenten samen gelegen in het ganse studiegebied. Overeenkomstig de statistische sectoren die binnen het kader van dit planMER in beschouwing worden genomen, zijn er in het ganse secundair studiegebied 892.707 mensen woonachtig. In het primair studiegebied wonen 629.143 personen. Figuur 6 geeft een overzicht van de geografische verdeling van de 65-plussers over het grondgebied van Antwerpen kernstad (m.i.v. districten). Eén vijfde van de Antwerpenaren is 65-plusser. Tegelijk heeft Antwerpen een laag aandeel van inwoners op beroepsactieve leeftijd. Vlaanderen heeft een gemiddelde ouderdomscoëfficiënt2 van 86. Antwerpen moet met 119 alleen Oostende laten voorgaan. Dat betekent dat er voor vijf jonge Antwerpenaren zes 65-plussers zijn. (Sociaal-economische nota Stad Antwerpen, 2000).
Figuur 6: Verhouding senioren 65+ (2002) Bron: http://www.somavzw.be
2
De ouderdomscoëfficiënt is de verhouding van de 65-plussers ten opzichte van de -14jarigen. Als de coëfficiënt hoger ligt dan 100, betekent dit dat er meer ouderen dan jongeren in de stad leven.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 26 van 87
2.1.2.3.3.
Kwetsbare populaties
De kwetsbare populatie wordt vertegenwoordigd door personen met reeds verminderde of slechte gezondheidstoestand (in ziekenhuizen), om oudere personen (bejaarden (65+) in rust- en verzorgingstehuizen), ofwel jonge personen (scholen - dagopvangcentra). In het ganse secundaire studiegebied situeren zich in totaal 60 ziekenhuizen. Bij de afweging van de verschillende strategieën op planniveau en meer in detail op gebiedsniveau, wordt bij de toekenning van de scores rekening gehouden met de aanwezigheid van deze ziekenhuizen.
2.1.2.3.4.
Actuele gezondheidstoestand van de bevolking
De algemene gezondheidstoestand van de omwonenden kan worden beïnvloed door verschillende factoren. Een onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen gezondheidseffecten die optreden ten gevolge van: Emissies van verontreinigende parameters; Ervaren hinder.
Emissie In onderstaande tabel wordt een opsomming gemaakt van de verschillende gezondheidseffecten gerelateerd aan de emissie van verontreinigende componenten aanwezig in uitlaatgassen. Hierbij dient evenwel gesteld te worden dat er nog geen onomstreden bewijs is geleverd dat deze aandoeningen direct gerelateerd zijn aan verkeersemissies in het algemeen (wegverkeer, treinverkeer en vliegtuigverkeer) – verder onderzoek dringt zich dan ook op. In verschillende studies werden echter wel reeds oorzakelijke verbanden gelegd tussen het vrijkomen van uitlaatgassen en het vertonen van gezondheidsproblemen. Bijkomend dient vermeld te worden dat een combinatie van oorzaken, zoals grootstedelijk gebied, drukke verkeersader en ook industrie, deze gezondheidsproblemen mede veroorzaken.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 27 van 87
Tabel 4: Mogelijke gezondheidseffecten veroorzaakt door verontreinigende componenten in uitlaatgassen Emissie
Mogelijk Gezondheidseffect
Gecatalogeerd in de groep
SO2
Irritatie; ademhalingsproblemen
CARA (Astma & chronische bronchitis)
Astma – Longfunctievermindering NOx
Astma - Longfunctievermindering
CARA
Versterkte reactie op allergenen Bronchitis Pneumonia CO
Zuurstofarmoede in het bloed
CARA
Ozon
Astma -Longfunctievermindering
CARA
VOS - benzeen
Kankerrisico – Leukemie
Kanker
Zwevend stof – fijn en zeer fijn stof / ultrafijn
Ademhalingsproblemen
CARA
Astma
Hart en vaatziekten
Bronchitis Longontsteking (-aandoeningen) Hart- en vaatziekten Zware metalen
Neurologische effecten
Kanker
Longaantasting Kankerrisico PAK
Longkanker
Kanker
Hinder Ervaren hinder en het al dan niet veiligheidsgevoel kunnen aanleiding geven tot ongerustheid en kunnen stress veroorzaken met depressie en andere psychologische problemen tot gevolg. De algehele levenskwaliteit hangt samen met de beleving en ervaring (perceptie) van de omgeving. In onderstaande tabel wordt per thema een overzicht gegeven van de mogelijk gerelateerde gezondheidseffecten evenals de mogelijke perceptie van de omwonenden op wijzigingen in hun leefomgeving.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 28 van 87
Tabel 5: Mogelijke gezondheidseffecten ten gevolge van wijzigingen in de leefomgeving Component
Thema
Gezondheidseffect
Groep
CO2, N2O, CH4,
Klimaat
Toename van het kankerrisico;
Kanker
(infectie)ziekten, Functieverlies SO2, NOx, NH3 en VOS
Verzuring
Negatieve beleving, functieverlies;
CARA
Neurologische aandoeningen VOS en NOx
Ozonvorming
Ademhalingsproblemen
CARA
Geluid, geur, verlichting, luchtverontreiniging, externe veiligheid
verstoring
Verhoogd sterfterisico, functieverlies, hinder, negatieve beleving leefsituatie
Psychologische effecten (Depressie) Verminderen van het gehoor Verhoogde bloeddruk Ischemische hartaandoeningen
Uit bovenstaande blijkt dat de gezondheidsproblemen in 4 grote groepen kunnen worden ingedeeld: 1. Hartaandoeningen: ischemische hartaandoeningen; 2. Ademhalingsproblemen: Astma en chronische bronchitis (CARA); 3. Kanker: leukemie, longkanker; 4. Psychische aandoeningen: depressie. In verschillende studies worden factoren zoals stress, financiële problemen, werkloosheid gekoppeld aan het optreden van depressies en mogelijke zelfdoding tot gevolg (Bron: Murphy, G.E., 1992 – VVGG, 2003 – www.wvc.vlaanderen.be). Om de gezondheidstoestand van de omwonenden te kennen, zijn gegevens nodig van de bevolking in het plangebied en in de deelgebieden. Enkel mortaliteitsgegevens zijn beschikbaar, bekomen via het Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, Administratie gezondheidszorg evenals ter beschikking op het internet via www.wvc.vlaanderen.be . Deze gegevens zijn een indicatie van de mogelijke gezondheidsproblemen in het in beschouwing genomen gebied. De sterftegegevens worden uitgedrukt in Standardized Mortality Rate Ratio’s (SMR). Deze SMR’s vergelijken de sterfte in de gemeente met de sterfte in het Vlaamse gewest, rekening houdend met de leeftijdsopbouw. Dit cijfer wordt vermenigvuldigd met 100. Een SMR van 100 betekent dan ook dat de sterfte in de gemeente gelijk is aan de gemiddelde sterfte in het Vlaamse gewest voor een vergelijkbare leeftijdsopbouw. In onderstaande tabel wordt voor alle gemeenten in het plangebied een overzicht gegeven van de SMR, zowel voor wat betreft de algemene sterftecijfers in de betreffende gemeente als voor de sterftecijfers verbonden aan specifieke doodsoorzaken ten gevolge van hart- en vaatziekten, kanker, pneumocoinose, … Let wel, dit betreffen enkel indicatieve cijfers en vertellen niets over het verband tussen uitlaatgassen en sterfte ten gevolge van een specifieke aandoening door opname hiervan.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 29 van 87
1,06-1,20
0,95-1,05 0,95-1,05 0,95-1,05 0,95-1,05 0,95-1,05 0,8-0,94 0,8-0,94 0,95-1,05 1,06-1,20 0,95-1,05 1,06-1,20
V
SMR M V SMR M V SMR M V SMR M V SMR M V
1,06-1,20 0,8-0,94
0,95-1,05 1,06-1,20 0,8-0,94 0,8-0,94
M V
SMR M V
SMR
<0,8
0,8-0,94
<0,8
V
0,8-0,94
0,8-0,94 0,95-1,05
SMR M
0,95-1,05
0,8-0,94
0,95-1,05
<0,8
<0,8
<0,8
0,95-1,05
0,8-0,94
1,06-1,20
0,8-0,94
0,95-1,05
M
393
348
1,06-1,20
SMR
V
9034
27612
V M
28680
M
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
>1,20
<0,8
1,06-1,20
<0,8
0,8-0,94
<0,8
<0,8
0,8-0,94
0,8-0,94
<0,8
0,95-1,05
<0,8
156
246
>1,20
<0,8
0,8-0,94
0,8-0,94
>1,20
0,95-1,05
>1,20
<0,8
>1,20
>1,20
0,95-1,05
<0,8
1,06-1,20
0,95-1,05
0,8-0,94
<0,8
>1,20
0,95-1,05
519
3153
trachea, Alle ademhaling pneumoconiose bronchus en doodsoorzaken stelsel (stoflong) longkanker
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport Mens-Gezondheid
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Mortsel
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Borsbeek
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Ranst
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Wommelgem
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Wijnegem
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Schilde
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Schoten
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Brasschaat
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in de Antwerpen
Aantal sterfgevallen per jaar in A’pen (plangebied) (gemiddelde 1995-2001)
Aantal sterfgevallen per jaar in Vlaanderen (gemiddelde 1995-2001)
Ziektebeeld (Sterfteatlas 1990-1999)
218
256
leukemie
<0,8
0,8-0,94
0,8-0,94
<0,8
<0,8
<0,8
0,8-0,94
>1,20
>1,20
0,95-1,05
<0,8
1,06-1,20
0,95-1,05
0,8-0,94
0,95-1,05
0,8-0,94
<0,8
0,95-1,05
<0,8
0,95-1,05 1,06-1,20
0,8-0,94
>1,20
<0,8
1,06-1,20
1,06-1,20
0,95-1,05
<0,8
0,95-1,05
1,06-1,20 0,95-1,05
<0,8
0,8-0,94
1,06-1,20
0,95-1,05 0,95-1,05
6512
9096
kanker
Tabel 6: SMR-ratio per gemeente in het ganse studiegebied (secundair inclusief primair studiegebied)
0,8-0,94
0,95-1,05
>1,20
0,8-0,94
1,06-1,20
0,95-1,05
>1,20
1,06-1,20
1,06-1,20
1,06-1,20
0,95-1,05
1,06-1,20
0,95-1,05
0,95-1,05
1,06-1,20
1,06-1,20
0,8-0,94
1,06-1,20
172
101
0,95-1,05
0,8-0,94
>1,20
0,8-0,94
>1,20
1,06-1,20
>1,20
0,8-0,94
0,95-1,05
0,8-0,94
0,8-0,94
1,06-1,20
0,8-0,94
0,8-0,94
<0,8
0,8-0,94
0,8-0,94
0,95-1,05
3160
3925
0,8-0,94
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
0,8-0,94
0,8-0,94
0,8-0,94
298
798
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
0,95-1,05
Pagina 30 van 87
0,8-0,94
1,06-1,20
0,8-0,94
>1,20
0,8-0,94
<0,8
0,8-0,94
0,95-1,05
1,06-1,20
0,95-1,05
0,95-1,05
<0,8
0,8-0,94
1,06-1,20
>1,20
<0,8
0,95-1,05
1,06-1,20
1711
1090
hart en ischemische mentale en zelfmoord vaatziekten hartziekten gedragsstoornissen
0,95-1,05 0,95-1,05
SMR M V
>1,20 >1,20
0,95-1,05 0,8-0,94 0,8-0,94 0,95-1,05 >1,20
V SMR M V SMR M
1,06-1,20
SMR M
0,95-1,05 1,06-1,20
SMR M V
>1,20
1,06-1,20
V
1,06-1,20
V
>1,20
SMR M
V
SMR M
1,06-1,20
0,8-0,94
0,8-0,94
SMR M
V
<0,8
0,8-0,94
V
0,95-1,05
0,8-0,94
>1,20
<0,8
1,06-1,20
0,95-1,05
>1,20
>1,20
0,8-0,94
<0,8
0,95-1,05
0,8-0,94
0,8-0,94
SMR M
>1,20
0,95-1,05
0,8-0,94
1,06-1,20
0,95-1,05
>1,20
0,8-0,94
V
<0,8
1,06-1,20
V
SMR M
0,95-1,05
SMR M
0,8-0,94
<0,8
>1,20
<0,8
>1,20
>1,20
<0,8
1,06-1,20
>1,20
<0,8
0,8-0,94
<0,8
0,95-1,05
<0,8
<0,8
>1,20
0,8-0,94
1,06-1,20
0,8-0,94
<0,8
<0,8
1,06-1,20
>1,20
0,95-1,05
1,06-1,20
>1,20
>1,20
0,95-1,05
>1,20
1,06-1,20
>1,20
0,8-0,94
>1,20
0,8-0,94
0,95-1,05
0,8-0,94
<0,8
<0,8
>1,20
<0,8
0,8-0,94
1,06-1,20
>1,20
<0,8
trachea, Alle ademhaling pneumoconiose bronchus en doodsoorzaken stelsel (stoflong) longkanker
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport Mens-Gezondheid
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Beveren
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Kruibeke
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Zwijndrecht
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Hemiksem
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Aartselaar
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Kontich
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Edegem
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Lint
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Hove
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Lier
Afwijking t.o.v. het gemiddeld van Vlaanderen in Boechout
Ziektebeeld (Sterfteatlas 1990-1999)
>1,20
<0,8
0,8-0,94
>1,20
<0,8
>1,20
>1,20
1,06-1,20
<0,8
leukemie
<0,8
0,8-0,94
<0,8
>1,20
>1,20
<0,8
1,06-1,20
0,95-1,05
1,06-1,20
>1,20
1,06-1,20
0,8-0,94
<0,8
>1,20
>1,20
<0,8
1,06-1,20 1,06-1,20
>1,20
0,95-1,05
1,06-1,20
0,95-1,05
1,06-1,20
0,95-1,05
0,95-1,05 1,06-1,20
0,8-0,94
<0,8
1,06-1,20
0,8-0,94
0,8-0,94
0,95-1,05
0,95-1,05
0,8-0,94
<0,8
kanker
1,06-1,20
0,95-1,05
>1,20
1,06-1,20
>1,20
>1,20
1,06-1,20
>1,20
>1,20
1,06-1,20
0,8-0,94
0,8-0,94
0,8-0,94
0,8-0,94
0,8-0,94
0,8-0,94
0,8-0,94
<0,8
0,95-1,05
0,95-1,05
0,95-1,05
1,06-1,20
>1,20
0,95-1,05
>1,20
>1,20
0,95-1,05
0,95-1,05
0,8-0,94
1,06-1,20
0,8-0,94
0,8-0,94
<0,8
<0,8
0,8-0,94
<0,8
0,95-1,05
<0,8
<0,8
<0,8
1,06-1,20
1,06-1,20
1,06-1,20
0,8-0,94
<0,8
0,95-1,05
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
<0,8
>1,20
<0,8
<0,8
0,95-1,05
1,06-1,20
<0,8
<0,8
<0,8
0,95-1,05
>1,20
<0,8
0,8-0,94
0,8-0,94
<0,8
1,06-1,20
Pagina 31 van 87
<0,8
<0,8
<0,8
0,8-0,94
0,95-1,05
1,06-1,20
<0,8
<0,8
>1,20
0,8-0,94
0,8-0,94
<0,8
>1,20
0,8-0,94
>1,20
<0,8
>1,20
1,06-1,20
0,95-1,05
0,95-1,05
>1,20
0,8-0,94
hart en ischemische mentale en zelfmoord vaatziekten hartziekten gedragsstoornissen
Uit deze tabellen kan enkel worden geconcludeerd dat Antwerpen en haar randgemeenten voor de meeste doodsoorzaken geen afwijkingen vertonen met de andere gemeenten in Vlaanderen. In sommige gemeenten is er evenwel zowel bij mannen als bij vrouwen een verhoogde afwijking van het Vlaamse gemiddelde vast te stellen. Het betreft volgende gemeenten: Aartselaar en Hemiksem inzake het ademhalingsstelsel; Zwijdrecht inzake hart- en vaataandoeningen en pneumocoinose; Wijnegem inzake longkanker; Lier en Kruibeke inzake leukemie; Kruibeke inzake ischemische hartziekten. De algemene gezondheidstoestand kan hieruit niet afgeleid worden, het gaat hier immers enkel om sterftecijfers. Indien men de algehele gezondheidstoestand van de mensen wil kennen, dienen gegevens beschikbaar te zijn van de prevalentie, incidentie van die ziekte in een bepaalde gemeente. Deze gegevens zijn echter niet beschikbaar.
2.1.3.
Toetsingskader / normenstelsel
Om een aantal redenen is het van groot belang gezondheidseffecten in milieustudies weer te geven. Als eerste wordt bij ruimtelijke planvorming doorgaans uitsluitend rekening gehouden met milieufactoren op basis van wettelijke milieunormen of afspraken. Voor een aantal milieufactoren geldt dat ook beneden de wettelijke (grens-)waarden gezondheidsrisico’s bestaan. Tevens zijn bij veel maatregelen op het eerste zicht de gezondheidseffecten afwezig of moeilijk traceerbaar. Ook zijn gezondheidseffecten niet onmiddellijk zichtbaar omdat er een vertraging optreedt, net als bij milieumaatregelen. Binnen het kader van dit plan-MER wordt aan mogelijk te verwachten effecten een milieugezondheidkundige score toegekend dewelke is gebaseerd op een kwalitatieve gezondheidseffectscreening (GES), afgeleid van de lokale GES die is opgesteld door het Bureau Medische milieukunde te Dieren (NL). Gezondheidseffectscreening (GES) is een instrument waarmee voornemens c.q. activiteiten in een vroeg stadium kunnen worden gescreend op gezondheidseffecten. Het betreft voornemens die in meer of mindere mate gezondheidsgevoelig zijn. Per milieufactor lucht, water en bodem maar ook geluid en externe veiligheid kan een gezondheidskundige score worden toegekend, in functie van de te verwachtten impact van een ingreep. De score varieert tussen 0 en 8 waarbij 0 staat voor zeer goed en 6 voor onvoldoende. 7 en 8 staan voor slecht tot extreem slecht. Met de GES-methodiek wordt de milieukwaliteit in relatie tot gezondheid op een zodanige manier inzichtelijk gemaakt, dat een genuanceerder beeld van de plankwaliteit ten aanzien van milieu en gezondheid ontstaat. Input vanuit de overige disciplines is noodzakelijk ten einde een GES-screening te kunnen uitvoeren. De gezondheidseffectscreening die hier wordt toegepast, maakt gebruik van de methode ontwikkeld in het kader van GES Stad & Milieu specifiek voor ruimtelijke ordening en milieu (VROM, 2002)3. De GES houdt rekening met de belangrijkste gezondheidsproblemen zoals kanker (longkanker en darmkanker), CARA (astma – chronische bronchitis), hart- en vaatziekten, psychische problemen (waaronder depressie en alcoholverslaving) en ongevallen (verkeersongevallen en privé-ongevallen).
3
VROM 2002: Lokale Gezondheidseffectscreening t.b.v. ruimtelijke ordening en milieu. Kwantificering van gezondheidseffecten. Ministerie VWS en VROM Nederland.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 32 van 87
De selectie van de verschillende gezondheidsproblemen gebeurde aan de hand van de ziektelast voor elk van de ziekten die werden geëvalueerd - de rangorde waarmee rekening werd gehouden is gebaseerd op de DALY - Disability Adjusted Life Years tabel zoals opgesteld door het RIVM4. Naast een kwalitatieve gezondheidseffectscreening welke inzicht geeft in de milieukwaliteit in relatie tot gezondheid, kan eveneens een globale kwalitatieve analyse worden uitgevoerd van de te verwachten hindereffecten zoals geluidshinder, geurhinder en veiligheidsgevoel. Volgens de GES dienen zowel MTR-waarden (Maximaal Toelaatbare Risico-waarden) te worden toegekend als streefwaarden of waarden voor verwaarloosbaar risico. Deze waarden kunnen in functie van het in beschouwing genomen domein variëren (zie verder). Als maximaal toelaatbare waarde komt voor de luchtkwaliteit de wettelijke grenswaarde in aanmerking. Als streefwaarde kan de richtwaarde worden genomen of 1/100Ste van de grenswaarde. Eventueel kunnen ook waarden worden genomen beneden dewelke geen nadelige effecten worden waargenomen zoals bijvoorbeeld de NOAEL (No Observed Adverse Effect Level). Deze dosis wordt meestal bepaald door dierproeven en geëxtrapoleerd naar de mens door rekening te houden met verschillende veiligheidsmarges. Hieruit resulteert een dosis die gedefinieerd wordt als de maximale dosis, waarbij geen nadelige effecten zullen optreden bij levenslange blootstelling. De RfD (Reference Dose, gebruikt door EPA) wordt hiervoor vaak als term gebruikt. Andere begrippen zijn bijvoorbeeld de TDI (Totale Dagelijkse Inname) of ADI (Gemiddelde Dagelijkse inname) dewelke een beeld geven van de hoeveelheid die dagelijks wordt opgenomen via inhalatie en/of voeding. TDI afgeleid van NOAEL, correspondeert vaak met RfD, terminologie gebruikt door het Environmental Protection Agency (EPA) in de Verenigde staten. Voor inhalatie worden meestal echter geen dosissen gebruikt, maar worden toelaatbare concentraties in lucht berekend: TCL (Toelaatbare Concentratie in Lucht) of RfC (Reference Concentration, gebruikt door EPA). Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit op de gezondheid van de mens wordt ook vaak gebruik gemaakt van 1/100ste van de TLV-waarde of (Threshold Limit Value - drempelwaarde). Bijkomend kan gebruik worden gemaakt van de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) herziene richtwaarden, welke tot doelstelling hebben de volksgezondheid te beschermen tegen de ongunstige effecten van de luchtverontreiniging en de polluenten, waarvan de schadelijke invloed op de volksgezondheid gekend of aanvaard zijn, te elimineren of de concentraties in de omgevingslucht tot een minimum te herleiden. Deze waarden kunnen eveneens als MTR-waarde worden gehanteerd. Bovenstaande gegevens worden gebruikt bij niet-carcinogene stoffen. Bij carcinogene stoffen wordt meestal aanvaard dat voor carcinogene effecten geen drempelwaarde bestaat beneden dewelke geen nadelige effecten optreden. Bij lage blootstellingniveaus wordt aangenomen dat er een lineair verband bestaat tussen het risico op kanker en de blootstelling. Bij het opstellen van de normen werd gebruikt gemaakt van de dosis of concentratie overeenkomend met het optreden van 1 extra kankergeval op 105 levenslang blootgestelden. Niveaus variëren naargelang de landen van 1/104 (Nederland) tot 1/106 (Verenigde Staten). Naast het vastleggen van de geldende MTR of streefwaarden voor luchtverontreiniging wordt ter bepaling van mogelijke geurhinder met behulp van literatuurgegevens (TOXNET / INTOX-databank) de geurdrempelwaarde van de in beschouwing genomen componenten vastgelegd. Naast dit alles bepaalt de gezondheidseffectscreening eveneens wat de effecten zijn van de geluidsbelasting (Lden) in relatie tot het aantal potentieel ernstig gehinderden op de gezondheid van de omwonenden.
4
RIVM. Nationaal Kompas Volksgezondheid - Nederland. http://www.rivm.nl/vtv/data/kompas/gezondheidstoestand/
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 33 van 87
Tabel 7 geeft de toetsingswaarden weer voor in de eerste plaats de wettelijke grens- en richtwaarden, de WHO richtwaarden aangevuld met de TLV-waarde en de geurdrempelwaarde dewelke als MTRwaarden kunnen worden gebruikt in de verdere evaluatie en dit voor de belangrijkste componenten gedetermineerd door het verkeer.
Tabel 7: Toetsingwaarden (MTR en streefwaarden) voor de onderzochte componenten (RIVM, 2001 – WHO, 2000 – IRIS databank - EPA) Component
TLV/100 µg/m³
EU grenswaarde (µg/m³)
WGO richtwaarde (µg/m³)
MTR lucht
MTR lucht
SW lucht
CO2
90 000
SO2
52
Geurdrempel (µg/m³)
Reukloos 125 (dag)
125 (dag) – 50 (jaar)
2 600 – 13 100
NOx (NO2)
56
40 (jaar)
40 (jaar)
200 – 4286
CO
290
10 000 (8-uur)
10 000 (8-uur)
Reukloos
Ozon
2
120 (8-uur)
120 (8-uur)
9,8 – 196
50 (dag)
20 (jaar)
Reukloos
No safe level of exposure
14 929 (TOXNET)
PM10
Geluid
40 (jaar) – 20 Benzeen
16,2
5 (jaar)
(TLV=0,5ppm)
2 488 (INTOX) PAK’s – Benzo(a)pyreen
1 ng/m³ - risico op -6 kanker 8,7.10
Waarschijnlijk reukloos
Geluid
Letm 35dBA
NB: Niet Bepaald
Tabel 8: Luchtkwaliteitrichtlijnen WHO voor organische stoffen Stof
Parameter
Richtlijnwaarde/ risico (UR)
Benzeen
UR (1)
6 per µg/m³
PAK
UR (1)
0,087 per µg/m³
Organische stoffen
(1): UR = kans om te overlijden aan kanker per miljoen inwoners wegens levenslange blootstelling
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 34 van 87
2.1.3.1.
Toekennen van scores
Eerst en vooral dienen de bronnen te worden bepaald die een invloed kunnen hebben op de algehele gezondheidstoestand of de belevingstoestand van de omwonenden. Uit vorige deelrapporten is gebleken dat het wegverkeer als belangrijkste bron werd gedetermineerd. Voor deze bron zijn vooral de aspecten luchtverontreiniging, geluid en externe veiligheid van belang. Dit blijkt tevens uit de evaluatie van de verschillende disciplines Lucht, Water, Bodem, Geluid, Monumenten en Landschappen evenals Externe Veiligheid. Uit deze deelrapporten is gebleken dat de effecten op planniveau zich beperken tot: Lucht: emissie van SO2, NO2, PM10, benzeen en PAK’s. Geurhinder wordt niet in beschouwing genomen. Water: op planniveau werden geen impacten van het Masterplan op de waterkwaliteit in detail bekeken – deze bespreking gebeurt op gebiedsniveau. Uitspraken inzake de impact op de gezondheid van de mens kunnen in dit geval niet op planniveau worden uitgevoerd. Bodem: voor de evaluatie in het deelrapport Mens-Gezondheid is met name de impact van mogelijke bodem- en grondwaterverontreiniging op de gezondheid van de mens van belang. Deze verontreiniging wordt in de discipline Bodem in hoofdzaak bekeken in functie van mogelijk te verwachten calamiteiten. In elke Masterplanstrategie zal er overeenkomstig het deelrapport Bodem minder bodem en grondwaterverontreiniging ontstaan ten gevolge van calamiteiten, omdat de weginfrastructuur er op voorzien is mogelijke lozingen op te vangen. Calamiteiten die naast de weg gebeuren, zullen nog steeds verontreiniging veroorzaken. Verdere kwantificatie van de effecten wordt niet uitgevoerd. In de discipline Mens-Gezondheid kan bijgevolg enkel worden gesteld dat er een licht positief effect te verwachten is naar de gezondheid van de mens. Geluid: aantal inwoners dat geluidshinder ondervindt. Monumenten en landschappen: visuele hinder. Visuele hinder is een zeer subjectief gegeven. Dat wat door de ene persoon als hinderlijk in de omgeving wordt ervaren, wordt door de andere persoon als mooi en architecturaal beoordeeld. Uit de discipline Monumenten en Landschappen blijkt op planniveau niet anders dan bovenstaande stelling te gelden. Het Masterplan in zijn geheel zorgt voor een verschuiving in het visuele beeld waardoor je zowel in de positieve zin als negatieve zin een verschuiving zal krijgen in de hinder die door de omwonenden wordt ervaren. Het is pas op gebiedsniveau dat een duidelijker beeld zal ontstaan van de locaties die al dan niet als ‘visueel hinderlijk’ zullen worden ervaren door het merendeel van de omwonenden. Externe veiligheid: aantal inwoners dat beïnvloed wordt door een mogelijk ongeval. Na het vastleggen van de bron, de emissie en verspreiding, dient de blootstelling op een gegeven locatie te worden bepaald, evenals het aantal blootgestelde personen. De blootstelling kan in scores worden weergegeven, de zogenaamde GES-scores. Met uitzondering van visuele hinder kan aan de verschillende blootstellingsniveaus een GES-score worden toegekend. De vertaling van de berekende blootstelling in GES-scores kan gebeuren op basis van dosis-respons relatie van het specifieke agens. De GES-score loopt meestal van score 0 tot score 6, en in een enkel geval tot score 8. Voor de verschillende milieuaspecten ziet er dat als volgt uit:
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 35 van 87
Tabel 9: Relatie effect-GES-scores Luchtverontreiniging
Geluid
Concentratie
Lden
Veiligheid
GES-score
<10-8, geen overschrijding individueel risico (IRC)
0
Ernstige hinder (%)
< Streefwaarde
1 -8
-7
-7
-6
10 – 10 , geen overschrijding individueel risico Streefwaarde – 0,1 MTR
3
0,1 - 0,5 x MTR
0,5 - 1,0 x MTR
55 - 60
6 - 10
60 - 65
10 - 16
10 – 10 , geen overschrijding individueel risico
4
5 -6
1,0 - (1,3-5) MTR > (1,3-5) x MTR
2
>10 , overschrijding individueel risico
6
65 - 70
16 - 23
70 - 75
23 – 37
7
> 75
> 37
8
Rekening moet worden gehouden met het feit dat elk deeldomein verschillende gezondheidskundige eindpunten kent, zoals kans op gezondheidsschade of kanker bij bloostelling aan stoffen en het aantal potentieel ernstig gehinderden bij blootstelling aan lawaai en geur. Voor blootstelling aan stoffen zijn formele MTR-niveaus vastgesteld. Dit is niet het geval voor blootstelling aan lawaai en geur. In het kader van dit rapport kan voor lawaai en geur wel een hinderniveau worden vastgesteld, waaraan een GES-score wordt toegekend. De grote verschillen in gezondheidskundige eindpunten maakt het onmogelijk om de gezondheidsrisico’s van de verschillende activiteiten in absolute zin met elkaar te vergelijken. Het is dankzij de scoringssystematiek wel mogelijk om relatieve vergelijkingen te maken. Om die reden zijn de scores met elkaar in overeenstemming gebracht. Tenslotte wordt in GES een beoordeling gegeven van de omvang van het gebied waarvoor een zekere GES-score geldt. Gekozen werd om het aantal inwoners als maat voor de omvang van de invloed van de activiteit in beschouwing te nemen. Hiermee wordt een indruk gegeven van het aantal betrokkenen binnen een bepaalde GES-score. Na het bepalen van de GES-scores wordt bijgevolg het aantal inwoners binnen de GES-contour bepaald. Dit gebeurt met behulp van verdeling in statistische sectoren. Het resultaat is enerzijds een GES-score die een kwantificering geeft van de blootstelling in een bepaald gebied met daaraan gekoppeld het aantal inwoners die een indicatie is voor het aantal blootgestelden op een specifieke locatie.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 36 van 87
2.1.3.2.
GES – Lucht
Overeenkomstig de beoordeling in de discipline Lucht, de beschikbaarheid van contourplots en de mogelijk te verwachten gezondheidseffecten, worden volgende componenten nader bekeken: SO2; NO2; PM10; Benzeen; PAK. Als streefwaarde wordt de voorhanden zijnde richtwaarde gehanteerd als MTR-waarde de grenswaarde. De streef- en MTR waarde worden afgeleid uit hogervermelde tabel. Indien er voor een welbepaalde parameter geen streefwaarde beschikbaar is, wordt deze aangenomen als zijnde 1/100ste van de MTR-waarde. SO2 De MTR wordt, rekening houdend met de geldende Europese richtlijn, gelijk gesteld aan de daggemiddelde grenswaarde van 125 µg/m³. De streefwaarde wordt vastgelegd op 1,25 µg/m³ (1/100ste van de grenswaarde) als daggemiddelde. Tabel 10: GES-score SO2 Concentratie (µg/m³) daggemiddelde
GES-score
<1,25
Geen overschrijding van de streefwaarde
0
1,25 – 12,5
Overschrijding van de streefwaarde – Geen overschrijding van de grenswaarde
3
12,5 – 62,5
Overschrijding van de streefwaarde – Geen overschrijding van de grenswaarde
4
62,5 – 125
Geen overschrijding van de grenswaarde
5
>125
Overschrijding van de grenswaarde –Vermindering van de longfunctie
6
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 37 van 87
NO2 De MTR-waarde wordt gelijk gesteld aan de geldende jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m³. De streefwaarde wordt vastgelegd op 0,4µg/m³ (1/100ste van de grenswaarde) als jaargemiddelde. Tabel 11: GES-score NO2 Concentratie (µg/m³) jaargemiddelde
GES-score
<0,4
0
0,4-20
Overschrijding van de streefwaarde – geen overschrijding van de MTR-waarde
3
20-40
Geen overschrijding van de grenswaarde – luchtwegklachten en verlaging longfunctie
4
>40
Overschrijding van de grenswaarde – toename luchtwegklachten en verlaging longfunctie
6
PM10 Als MTR-waarde wordt hier de grenswaarde zoals voorgeschreven in de Europese richtlijn genomen, meer bepaald de jaargemiddelde waarde van 40µg/m³ dewelke in 2005 dient te worden gehaald. Als tussenliggende waarde wordt de 20 µg/m³ in beschouwing genomen dewelke in 2010 dient te worden bereikt. De streefwaarde wordt vastgelegd op 1/100ste van de grenswaarde in 2005. Tabel 12: GES-score PM10 Concentratie jaargemiddelde µg/m³
GES-score
<4
Geen overschrijding grenswaarde
0
4 - 20
Geen overschrijding grenswaarde
3
20 - 40
Overschrijding grenswaarde 2010 - Geen overschrijding van de grenswaarde 2005 4
>40
Overschrijding van de grenswaarde – verhoogd risico op luchtwegaandoeningen en verminderde longfunctie
6
Benzeen Zoals reeds vroeger gesteld, kan chronische blootstelling aan lage concentraties benzeen leiden tot het ontstaan van leukemie. WHO geeft aan dat bij een levenslange blootstelling aan een concentratie -6 van 1 µg/m³ er een risico van 1 x 10 is op het ontstaan van zes extra gevallen van kanker (verwaarloosbaar risico). Een EU Working Group heeft de benzeen literatuur grondig geëvalueerd. Deze komt tot de conclusie dat er een risico van 1 x 10-6 is bij een concentratie tussen 0,2 en 20 µg/m³ (EU, 1999). Rekening houdend met de bevindingen van deze werkgroep wordt een Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) van 20 µg/m³ voorgesteld (RIVM, 2000). Niet carcinogene, haematologische effecten van benzeen kunnen optreden bij concentraties hoger dan 156 µg/m³.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 38 van 87
De EU heeft voorgesteld voor 2010 de grenswaarde te stellen op 5 µg/m³. Een richtwaarde wordt niet opgegeven. Daarom wordt als streefwaarde 1/100ste van de grenswaarde aangenomen. Tabel 13: GES-score Benzeen Concentratie jaargemiddelde µg/m³
GES-score
< 0,5
0
0,5 – 2
Geen overschrijding grenswaarde een verwaarloosbaar risico op kanker
1
2–5
Geen overschrijding van de grenswaarde een verhoogd risico op kanker bij levenslange blootstelling
3
5 – 10
Overschrijding van de grenswaarde – verhoogd risico op leukemie
4
10 – 20
Overschrijding grenswaarde – geen overschrijding van MTR 5
>20
Overschrijding MTR op leukemie
6
B(a)P Voor B(a)P wordt nog geen grenswaarde voorgesteld. B(a)P wordt overeenkomstig studies geclassificeerd als waarschijnlijk carcinogeen. Chronische blootstelling aan lage concentraties kan leiden tot het ontstaan van longkanker. De streefwaarde die door het VROM wordt voorgesteld, bedraagt 0,01 ng/m3. Bij levenslange blootstelling aan deze concentratie is het risico 1 x 10-6 en verwaarloosbaar. Bij een concentratie van 1 ng/m3 is het risico 1 x 10-4 en maximaal toelaatbaar (MTR). (VROM, 2002). Tabel 14: GES-score B(a)P Concentratie jaargemiddelde µg/m³
GES-score
<0,01
0
0,01 – 1 1–5 >5
Overschrijding streefwaarde (0,2) en verwaarloosbaar risico Overschrijding van de grenswaarde, risico tussen 1 – 5 x10 4 voor longkanker -4
Overschrijding grenswaarde risico > 5x10 voor longkanker
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
3
-
6 7
Pagina 39 van 87
2.1.3.3.
GES – Geluid
De mogelijke impact van geluid op gezondheid is in paragraaf 2.1.2.2 uitvoerig beschreven. Overeenkomstig de GES-methodiek is een beoordelingskader opgemaakt uitgaande van de dosisrespons relaties voor Lden, respectievelijk Lnight. Volgende dosis-responsrelatie werd voor Lden gehanteerd (zie ook technisch deelrapport Geluid): % potentieel ernstig gehinderden = 9.868*10-4 (Lden-42)3 – 1.436*10-2(Lden-42)2+0.5118 (Lden-42)
Voor de dosis-respons relatie van Lnight werd volgende relatie gebruikt die het percentage ernstig slaapverstoorden uitdrukt in functie van Lnight (Miedema et all, 2002): % ernstig slaapverstoorden = 20.8 - 1.05 Lnight + 0.01486 Lnight²
Figuur 7: Percentage ernstig slaapverstoorden t.o.v. Lnight
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 40 van 87
Als basis voor de bepaling van een score bij een percentage ernstig gehinderden werd de GEShandleiding gebruikt. De scores zijn echter aangepast (uitgebreid) voor de specifieke geluidssituatie voor het studiegebied. Tabel 15: GES-scores geluid Lden Lden
Potentieel ernstige hinder %
GES-score
55 – 60
6 - 10
4
60 – 65
10 - 16
5
65 – 70
16 - 25
6
70 – 75
25 - 37
7
> 37
8
> 75
Tabel 16: GES-scores geluid Lnight Geluidsbelasting Lnight dB
Ernstig slaapverstoorden (%)
GES-score
50 – 55
5-8
4
55 – 60
8 - 11
5
60 – 65
11 - 15
6
65 – 70
15 – 20
7
> 20
8
> 70
Overeenkomstig de GES-methodiek dient voor de uiteindelijke beoordeling de meest bepalende parameter (Lden of Lnight) te worden weerhouden voor de GES-evaluatie. 2.1.3.4.
GES – Externe veiligheid
Voor al de geselecteerde transporten worden binnen het deelrapport Externe Veiligheid een aantal representatieve scenario’s bepaald en doorgerekend (risicoberekeningen): •
Klein lek;
•
Middelgroot lek;
•
Groot lek;
•
Uitstroom in minder dan 10 min.;
•
Breuk of catastrofaal falen.
De ontwikkeling van de faalscenario’s wordt bepaald a.d.h.v. de eigenschappen van het betrokken product. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een uitstroming in de gasfase, de vloeistoffase en in twee fasen. De analyse omvat een inschatting van de statistische kans van optreden van de beschouwde ongevalscenario’s. Vervolgens werden de maximale schadeafstanden berekend, die tengevolge van de beschouwde representatieve ongevalscenario’s kunnen optreden. Tenslotte werd de overlijdenskans voor een individu door de blootstelling aan toxische producten (evenals door de blootstelling aan warmte of drukgolven) bepaald.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 41 van 87
Als resultaat van de berekeningen werden risicocontouren bekomen die de kans op overlijden weergeven van een persoon die gedurende een volledig jaar binnen de contouren aanwezig is (Individuele risico contouren – IRC). Deze IRC worden als basis gebruikt voor het opstellen van de GES-score zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel 17: GES-scores externe veiligheid IRC <10
-8
GES-score 0
-8
-7
2
-7
-6
4
10 – 10 10 – 10 >10
-6
6
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 42 van 87
2.2. Conclusies 2.2.1.
Overzicht van de resultaten
2.2.1.1.
Luchtverontreiniging
Teneinde de impact van mogelijke luchtverontreiniging op de gezondheid van de mens te kunnen inschatten, wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van de berekende concentraties uit het deelrapport Lucht. Deze berekende concentraties worden omgezet in GES-contouren (overeenkomstig de tabellen onder 2.1.3.2 GES – Lucht) en worden vervolgens gesuperponeerd op de bevolkingsmatrix. Op deze manier is het mogelijk om het aantal inwoners te bepalen die binnen de verschillende GES-contouren aanwezig zijn. Zodoende kunnen de verschillende strategieën met elkaar vergeleken worden om na te gaan onder welke strategie het grootste aantal inwoners wordt getroffen. De bevolkingsmatrix is voor de huidige toestand gebaseerd op de werkelijke cijfers (gegevens van 2002) en voor de verschillende toekomstige varianten werd een inschatting gemaakt van de hoeveelheid inwoners in 2015 a.d.h.v. de bevolkingsmatrix 2002. Deze bevolkingsmatrix wordt eveneens bij de andere disciplines gebruikt. Bij de GES-contourberekening wordt er van uitgegaan dat de te verwachten concentratiebijdrage van het wegverkeer reeds verdisconteerd zit in de gemiddelde achtergrondconcentratie, opgemeten in het studiegebied. Zoals ook aangegeven in het deelrapport Lucht bestaat er voor B(a)P geen contourplot. De berekende concentratie in de omgevingslucht schommelt volgens het deelrapport tussen een minimumwaarde van 0,375 ng/m³ en een maximumwaarde van 0,438 ng/m³. Worden beide waarden vergeleken met de GES-score opgenomen in Tabel 14: GES-score B(a)P, dan blijkt voor het ganse secundaire en primaire studiegebied een GES-score van 3 te gelden. De verschillende strategieën zijn niet onderscheidend voor deze parameter. In onderstaande tabel wordt per relevante luchtverontreinigende parameter de overeenkomstige GESscore opgegeven.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 43 van 87
637.456
4
13
4 255.250
3.619
3
3
892.630
889.073
1
633.461
259.247
-
78
410.859
892.698
6
481.850
464.625
836.276
4 -
428.085
56.431
3
4
0
Basis
GES-score (GEScontour)
627.400
265.308
-
78
892.630
390.456
502.253
464.625
428.085
0+
644.326
248.379
-
78
892.630
404.495
488.215
464.625
428.085
1
640.744
251.962
-
78
892.630
397.994
494.713
464.625
428.085
1A
Aantal inwoners
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport Mens-Gezondheid
PM10 jaargemiddelde
Benzeen jaargemiddelde
NO2 – jaargemiddelde
SO2 – daggemiddelde
Parameter
Tabel 18: GES-score berekening t.b.v. luchtverontreiniging
638.428
254.279
-
78
892.630
391.021
501.687
464.625
428.085
1B
640.801
251.902
-
78
892.630
419.941
472.767
464.625
428.085
2
Pagina 44 van 87
637.456
255.250
-
78
892.630
410.912
481.798
464.625
428.085
3
Uit bovenstaande tabel blijkt dat enkel voor de parameters NO2 en PM10 een verschil kan worden vastgesteld in het aantal inwoners dat aan een bepaalde concentratie zal worden blootgesteld. Ter illustratie wordt het aantal inwoners, blootgesteld aan een bepaalde NO2-, respectievelijk PM10concentratie en overeenstemmend met de van toepassing zijnde GES-scores, in onderstaande figuren weergegeven.
Aantal inwoners gehinderd - plangebied (NO2) 600.000
500.000
Aantal inwoners
400.000
300.000
200.000
100.000
0 2 - 20 µg/m³
20 - 40 µg/m³
4
5
40 - 60 µg/m³
60 - 80 µg/m³
80 - 100 µg/m³
6
µg NO2/m³ vs. GES-score basis
0-strategie
0+ - strategie
1-strategie
1a-strategie
1b-strategie
2-strategie
3strategie
Figuur 8: Aantal inwoners binnen de NO2 GES-contouren, alle strategieën
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 45 van 87
Aantal inwoners gehinderd - Plangebied (PM10) 700.000
600.000
Aantal inwoners
500.000
400.000
300.000
200.000
100.000
0 15 - 20 µg/m³
20 - 30 µg/m³
3
4
µg PM10/m³ vs GES-score basis
0-strategie
0+ - strategie
1-strategie
1a-strategie
1b-strategie
2-strategie
3strategie
Figuur 9: Aantal inwoners binnen de PM10 GES-contouren, alle strategieën
Uit deze grafieken blijkt ook weer het minimale verschil tussen de verschillende strategieën. De 0+strategie en strategie1B komen er als meest gunstige uit, strategie 2 als minst gunstige. 2.2.1.2.
Geluidshinder
In onderstaande tabel wordt per GES-score het aantal inwoners opgegeven voor de verschillende strategieën. Voor de GES-scorebepaling wordt gebruik gemaakt van de berekende Lnight geluidscontouren in het technisch deelrapport Geluid. Het aantal inwoners wordt op dezelfde manier bepaald zoals beschreven onder de paragraaf inzake luchtverontreiniging (2.2.1.1). Bij de keuze voor Lnight boven Lden wordt rekening gehouden met het feit dat uit de analyses van de geluidscontouren en bijhorende GES-scores blijkt dat de hinder op basis van Lnight groter is dan de hinder op basis van Lden (grotere oppervlakte en ook meer inwoners per GES-score).
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 46 van 87
Tabel 19: GES-score berekening t.b.v. geluid Geluidshinder en weg(en tram)verkeer % potentieel Geluidsbelastin ernstig GESg Lnight dB slaapverstoorden score
Aantal inwoners Basis
0
0+
1
1A
1B
2
3
50 – 55
5-8
4
255.200 260.500 263.000 265.400 256.000 264.500 261.100 261.100
55 – 60
8 - 11
5
151.000 159.200 175.900 156.100 153.500 159.600 164.500 164.500
60 – 65
11 - 15
6
47.400
49.700 60.400 47.800 46.900 47.900 52.100
52.100
65 – 70
15 – 20
7
12.900
12.600 14.400 11.600 11.900 12.000 12.500
12.500
> 20
8
7.900
8.200
8.600
> 70
9.700
8.300
8.031
8.100
8.600
Uit deze tabel blijkt dat de gezondheidssituatie in de autonome ontwikkeling (strategie 0) verslechtert ten opzichte van de bestaande toestand. Vergelijkt men de overige strategieën met de 0-strategie, dan blijkt strategie 0+ het slechtste te scoren en strategie 1A het beste. De strategieën 1 en 1B (Masterplan zonder en met tol op de Oosterweelverbinding) scoren vergelijkbaar met strategie 0. De slechte score van strategie 0+ is een gevolg van de spitsuurheffing. Hierdoor treedt een verschuiving op van het wegverkeer naar vroegere en latere tijdstippen, waardoor de hoeveelheid verkeer tijdens de nachtperiode toeneemt. Ter illustratie wordt dit in onderstaande grafieken weergegeven.
Figuur 10: Aantal inwoners binnen contourklassen Lnight – alle strategieën
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 47 van 87
2.2.1.3.
Externe veiligheid
In het deelrapport inzake externe veiligheid worden de bekomen resultaten weergegeven als het aantal inwoners dat binnen een IRC (Individuele Risico Contour) gelegen is. Deze aantallen worden bepaald voor de faalkans 10-x/jaar (met x gaande van 5 tot 10). Inwoners die gedurende een gans jaar op een IRC gelegen zijn, hebben 10-x kans om te overlijden. In onderstaande tabel en figuur worden de berekende resultaten weergegeven en wordt per berekende IRC-contour de GES-score bepaald overeenkomstig de beschrijving van het toetsingskader in 2.1.3.4. GES – Externe veiligheid.
Tabel 20: Overzicht van de resultaten op planniveau Klasse
GES-score
-8
Aantal inwoners Basis
0
0+
1
1A
1B
2
3
0
260.854
292.021
292.764
268.846
263.986
260.885
291.766
292.631
-8
-7
2
30.800
35.274
34.290
30.956
30.133
29.703
34.890
34.754
-7
-6
4
19.612
25.479
25.811
24.449
24.593
24.516
25.958
26.112
6
1.138
2.559
2.375
1.673
757
692
2.978
2.417
<10
>=10 – <10 >=10 – <10 -6
>=10
50.000
40.000
2 6 0 . 8 5 4
2 9 2 . 0 2 1
2 9 2 . 7 6 4
2 6 3 . 9 8 6
2 6 8 . 8 4 6
2 6 0 . 8 8 5
2 9 1 . 7 6 6
2 9 2 . 6 3 1
30.000
20.000
10.000
0
basis
<10-8
>=10-8 – <10-7
>=10-7 – <10-6
>=10-6
0
2
4
6
0-strategie
0+ - strategie
1-strategie
1a-strategie
1b-strategie
2-strategie
3strategie
Figuur 11: Aantal inwoners binnen de individuele risicocontour en overeenstemmende GESscore Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 48 van 87
Bij een autonome ontwikkeling (0-strategie) zal er in 2015 een sterke toename zijn in het aantal inwoners dat beïnvloed wordt door een mogelijk ongeval. Wanneer naast een autonome ontwikkeling ook een spitskilometerheffing wordt ingevoerd (0+-strategie), zijn de bekomen resultaten nagenoeg gelijk aan de 0-strategie. De strategieën waarbij een Oosterweelverbinding wordt voorzien (strategie 1, 1A en 1B), leiden tot een duidelijk lager aantal inwoners dat beïnvloed wordt door een mogelijk ongeval. Vooral de strategieën 1A en 1B (respectievelijk met een gehalveerde en gebruikelijke tol aan de Oosterweelverbinding), liggen significant lager in de contour 10-6. De strategieën 2 en 3 verschillen nauwelijks van elkaar en leveren een vergelijkbaar resultaat op als bij de autonome ontwikkeling.
2.2.2.
Samenvatting van de resultaten
In onderstaande tabel is een globaal overzicht gegeven van de resultaten op planniveau. Deze evaluatie gebeurt kwalitatief ten opzichte van de nulstrategie op een 7-delige schaal (---,--,,0,+,++,+++), met “---“ voor een zeer slecht resultaat en “+++” voor een zeer goed resultaat, vergeleken met de nulstrategie. “0” betekent dat er geen relevant verschil is, vergeleken met de nulstrategie. Tabel 21: Samenvatting van de resultaten op planniveau Strategie 3+
Strategie 3
Strategie 2+
Strategie 2
Strategie 1+
Strategie 1B
Strategie 1A
Strategie 1
0+-strategie
0-strategie
Aantal inwoners – lucht
0
+
0/-
0
0/+
NB
-
NB
0
NB
Aantal inwoners – geluid
0
-
0
+
0
NB
0/-
NB
0/-
NB
Aantal inwoners – externe veiligheid
0
0
+
++
+++
NB
-
NB
0
NB
Visuele hinder
0
NB
-
NB
NB
NB
0/+
NB
0
NB
Toetsing gebeurt ten opzichte van de 0-strategie NB: niet bekeken
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 49 van 87
2.2.3.
Algemene conclusie
Voor wat de impact van mogelijke luchtverontreiniging op de gezondheid van de mens betreft, wordt algemeen vastgesteld dat er voor alle strategieën t.o.v. de bestaande toestand (basis-2000) een verbetering te verwachten is. Onder strategie 0+ (autonome ontwikkeling inclusief een spitsuurheffing) wordt een verbetering verwacht t.o.v de 0-strategie (autonome ontwikkeling). Deze verbetering is ook vast te stellen onder strategie 1B (hoge tol op de Oosterweelverbinding). Onder strategie 2 wordt een negatieve impact verwacht, zij het in zeer beperkte mate t.o.v. de andere strategieën. De overige strategieën zijn weinig of niet onderscheidend van mekaar te noemen. Inzake geluid neemt onder strategie 0 het totaal aantal potentieel ernstig gehinderden binnen de richtwaardecontour toe t.o.v. de bestaande toestand. Worden de resultaten van de verschillende planstrategieën met strategie 0 vergeleken, dan blijkt strategie 0+ (geen Masterplan – wel spitsuurheffing) het slechtste te scoren na de strategieën 2 en 3. Strategie 1A scoort het beste en toont een daling van het aantal potentieel ernstig gehinderden t.o.v. strategie 0. De overige strategieën met Oosterweelverbinding (1 en 1B) scoren vergelijkbaar met strategie 0. Volgens de beoordeling inzake externe veiligheid kan gesteld worden dat de strategie waarbij een Oosterweelverbinding voorzien wordt (strategie 1, 1A of 1B), in de toekomst (2015) het minst aantal inwoners zal beïnvloeden bij een mogelijk ongeval met ADR-vrachtverkeer. In de directe omgeving van het mogelijk ongeval (IRC 10-6) zullen zelfs minder inwoners beïnvloed worden dan in de huidige situatie. Vanuit veiligheidsstandpunt bekeken is strategie 1B het meest wenselijk, gevolgd door strategie 1A en 1. De overige strategieën zijn niet aan te raden wat betreft externe veiligheid. Visuele hinder blijft in de verschillende strategieën beperkt en scoort enkel onder strategie 2 negatief t.o.v. de autonome ontwikkeling.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 50 van 87
3.
GEBIEDSNIVEAU
Uit het onderzoek op planniveau en de afweging blijkt duidelijk dat strategie 1A en 1B (Masterplanstrategie met tolheffing) het beste scoren in de algemene beoordeling. Voor het onderzoek op gebiedsniveau werd geopteerd om strategie 1B te weerhouden. Deze strategie scoort immers beter dan 1A voor wat betreft de basis(mobiliteits)doelstelling die ten gronde ligt aan het Masterplan. Daarom wordt strategie 1B (Masterplanstrategie met tol) als ‘Meest plausibele strategie’ naar voor geschoven en gebruikt als basis voor de evaluatie op gebiedsniveau.
3.1. Antwerpen Noord 3.1.1.
Beschrijving van de bestaande toestand
Voor de beschrijving van de bestaande toestand wordt verwezen naar de bespreking op planniveau. Binnen het deelgebied Antwerpen Noord situeren zich volgende steden en gemeenten: Antwerpen; Schoten; Wijnegem. met in totaal 86.566 inwoners. Als kwetsbare plaats kan binnen dit gebied 1 ziekenhuis worden gedetermineerd. De bevolkingsdichtheid van het deelgebied Antwerpen Noord wordt grafisch weergegeven in onderstaande figuur.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 51 van 87
Figuur 12: Bevolkingsdichtheid in het deelgebied Antwerpen Noord (inw/km²)
3.1.2.
Effecten en evaluatie in Antwerpen Noord
3.1.2.1.
Evaluatie
Voor de evaluatie van de effecten op deelgebiedniveau wordt dezelfde methodiek gehanteerd als op planniveau. Hetzelfde toetsingskader en GES-scores worden hiervoor gebruikt. Een onderscheid wordt gemaakt tussen effecten ten gevolge van: Luchtverontreiniging: emissie van SO2, NO2, PM10, benzeen en PAK’s (zie verder 3.1.2.2). Geurhinder wordt niet in beschouwing genomen (zie deelrapport Lucht). Waterverontreiniging: impact op de waterkwaliteit. In de deeldiscipline water wordt de waterkwaliteit rechtstreeks gerelateerd aan een toe- en/of afname van de verharde oppervlakte. Uit deze beoordeling blijkt dat beide tracés een grote toename in verharde oppervlakte veroorzaken en dat beide een mogelijke versterking van de bestaande wateroverlastproblemen in zich dragen, steeds vergeleken ten opzichte van de 0-variant (huidige situatie – geen Masterplan). Op kwalitatief vlak kan de toegenomen verharde oppervlakte aanleiding geven tot een toename van de diffuse verontreiniging (door verwaaiing en afspoeling van verontreinigende stoffen) van de omgeving en het oppervlaktewater in het bijzonder. De verschillen tussen de voorgestelde tracés zijn niet significant, de toename in verharde oppervlakte wordt evenwel sterk negatief beoordeeld, waardoor beide varianten inzake impact op de gezondheid van de mens eveneens negatief scoren.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 52 van 87
Bodemverontreiniging: enerzijds wordt inzake bodemverontreiniging gekeken naar mogelijke calamiteiten die kunnen optreden, anderzijds wordt gekeken naar mogelijkheden voor bodemsanering. Het tracé Noordrand Eilandje en het tracé Straatsburgdok worden, wat calamiteiten betreft, positief beoordeeld. Bij het aanleggen van de nieuwe infrastructuur zal het opvangen van calamiteiten die gebeuren op de wegenis namelijk eenvoudiger worden. Het risico op verspreiding wordt daardoor teruggedrongen. Inzake bodemsanering wordt enkel voor het aanpassen van het Albertkanaal een gunstig effect verwacht. In de andere projecten wordt er geen afgraving van significante hoeveelheden verontreinigde grond verwacht. Op de gezondheid van de mens zijn tengevolge van bodemverontreiniging geen effecten te verwachten. Geluidshinder: aantal inwoners binnen streefwaarde geluidscontour (zie verder 3.1.2.3). Visuele hinder:uit de discipline Monumenten en Landschappen blijkt dat beide varianten een negatieve impact zullen hebben inzake visuele hinder. Onderscheid tussen beide tracés is echter niet te verwachten. Het sluiten van de Stedelijke Ring zorgt de facto voor een nieuwe grens tussen stad en haven. Het valt dan ook te verwachten dat voor lange tijd deze grens de herwaardering van de oude havengebieden zal begrenzen. Externe veiligheid: aantal inwoners dat beïnvloed wordt door een mogelijk ongeval (zie verder 3.1.2.4).
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 53 van 87
3.1.2.2.
Luchtverontreiniging
Net zoals op planniveau wordt, om de impact van mogelijke luchtverontreiniging op de gezondheid van de mens te kunnen inschatten, in eerste instantie gebruik gemaakt van de berekende concentraties van de meest relevante parameters uit het deelrapport Lucht. Op gebiedsniveau kan echter enkel gebruik worden gemaakt van de berekende concentratie’bijdragen’ (bijdrage afkomstig van het wegverkeer) daar waar op planniveau gerekend wordt met de totaal te verwachten concentratie (= bijdrage van het wegverkeer inclusief achtergrondconcentratie). Om dit te ondervangen, worden de berekende concentratie’bijdragen’ op deelgebiedniveau opgeteld met de voorhanden zijnde achtergrondconcentraties op planniveau, waardoor een beeld wordt verkregen van de totaal te verwachten concentratie in het deelgebied. Contourplots zijn echter niet beschikbaar. Daar bijgevolg niet voor elk receptorpunt op deelgebiedniveau een waarde beschikbaar is, wordt bij het bepalen van de GES-score in eerste instantie gekeken naar de gesommeerde minimum- en maximumconcentratie (bijdrage + achtergrondconcentratie). Vervolgens wordt bepaald of de GES-scores tussen de verschillende varianten onderling onderscheidend zijn. Het aantal inwoners dat binnen een bepaalde GES-score valt, kan op deelgebiedniveau bijgevolg niet rechtstreeks worden berekend. In onderstaande tabel wordt per parameter een overzicht gegeven van de minimale en maximaal te verwachten immissieconcentratie (achtergrondconcentratie + immissiebijdrage door het verkeer) in het deelgebied. De overeenkomstige GES-score wordt eveneens opgenomen. Zoals ook aangegeven in het deelrapport Lucht bestaat er voor B(a)P evenmin een contourplot. De berekende concentratie in de omgevingslucht ligt volgens het deelrapport Lucht rond de 0,3 ng/m³. Dit stemt overeen met een GES-score van 3. De verschillende varianten zijn niet onderscheidend voor deze parameter.
Tabel 22: GES-score berekening t.b.v. luchtverontreiniging - deelgebied Antwerpen Noord Parameter
Concentratieklasse (µg/m³)
GES-score
Min en max immissieconcentratie 0-variant
SO2 – daggemiddelde
NO2 – jaargemiddelde
Benzeen jaargemiddelde
PM10 jaargemiddelde
NR Eilandje
NR Eilandje
met
zonder
doortrekking
doortrekking
Stedelijke
Stedelijke
Ringweg
Ringweg
1,25 – 12,5
3
8,1 (min)
8,0 (min)
8,0 (min)
12,5 – 62,5
4
17,9 (max)
20,7 (max)
20,7 (max)
0,4 – 20
3
14,8 (min)
6,9 (min)
6,9 (min)
20 – 40
4
29,8 (max)
29,0 (max)
29,0 (max)
<0,5
0
-
0,15 (min) – 0,5 (max)
0,15 (min) – 0,5 (max)
0,5 – 2
1
0,7 (min) – 1,1 (max)
-
-
4 – 20
3
19,4 (min)
13,7 (min) – 15,4 (max)
13,7 (min)– 15,4 (max)
20 – 40
4
27,9 (max)
-
-
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 54 van 87
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er per parameter twee verschillende GES-scores kunnen worden toegekend en dit in functie van de variant. Voor benzeen, respectievelijk fijn stof, geldt dat de immissiebijdragen voor de twee te onderscheiden varianten, Noordrand Eilandje met of zonder Stedelijke Ring, binnen dezelfde GES-score vallen, waardoor kan gesteld dat er geen onderscheid is tussen het aantal inwoners dat zal worden beïnvloed. De varianten zijn voor de parameters benzeen en fijn stof bijgevolg niet onderscheidend. Ten opzichte van de autonome ontwikkeling (0-variant) is een verbetering te verwachten. Voor wat de andere parameters betreft, blijkt dat tussen beide varianten evenmin een onderscheid kan worden gemaakt, rekening houdend met de immissiebijdragen uit bovenstaande tabel, gecombineerd met de contourplots zoals opgenomen in het deelrapport Lucht. Ten opzichte van de autonome ontwikkeling is globaal gezien een verbetering te verwachten.
3.1.2.3.
Geluidshinder
In onderstaande tabel wordt per GES-score het aantal inwoners opgegeven voor de verschillende varianten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de berekende geluidscontouren van Lnight uit het technisch deelrapport Geluid. Uit de analyses van de geluidscontouren en bijhorende GES-scores voor Lden en Lnight blijkt immers dat de hinder op basis van Lnight groter is dan de hinder op basis van Lden (grotere oppervlakte en ook meer inwoners per GES-score). Tabel 23: GES-score berekening t.b.v. geluid – deelgebied Antwerpen Noord Geluidshinder en weg(en tram)verkeer
50 – 55
5-8
4
24.000
25.500
25.100
25 400
25 000
55 – 60
8 - 11
5
19.200
19.600
19.100
18 600
18 300
60 – 65
11 - 15
6
8.500
7.900
7 500
8 400
8 200
65 – 70
15 – 20
7
4.000
2.400
2 300
3 000
2 800
> 20
8
570
190
160
190
150
> 70
Uit deze tabel blijkt dat de variant Noordrand Eilandje zonder Stedelijke Ringweg het best scoort gevolgd door de variant Straatsburgdok zonder Stedelijke Ringweg. Alle varianten scoren beter dan de 0-variant. Ter illustratie wordt dit in onderstaande grafieken weergegeven.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 55 van 87
Straatsburgdok
zonder
SR
doortrekking
met
Straatsburgdok
doortrekking
SR
zonder
NR Eilandje
doortrekking
Ringweg
Stedelijke
doortrekking
NR Eilandje met
Ringweg
Stedelijke
0-variant
% potentieel Geluidsbelasti ernstig GESslaapverstoorden Score ng Lnight dB
Aantal inwoners
Figuur 13: Aantal inwoners binnen contourklassen Lnight – Antwerpen Noord 3.1.2.4.
Externe veiligheid
In het deelrapport Externe Veiligheid worden ook op gebiedsniveau de bekomen resultaten weergegeven als het aantal inwoners dat binnen een Individuele Risico Contour (IRC) gelegen is. Deze aantallen worden bepaald voor de faalkans 10-x/jaar (met x gaande van 5 tot 10). Inwoners die gedurende een gans jaar op een IRC gelegen zijn, hebben 10-x kans om te overlijden. In onderstaande tabel en figuur worden de berekende resultaten uit het deelrapport Externe Veiligheid weergegeven voor het gebied Antwerpen Noord. Net zoals in de discipline Lucht wordt hier enkel een onderscheid gemaakt tussen de tracés met en zonder doortrekken van de Stedelijke Ring. Tabel 24: Overzicht van de resultaten op gebiedsniveau – Antwerpen Noord Klasse
GES-score
<10-8
Aantal inwoners
0-Variant
Straatsburgdok / Noordrand Eilandje zonder doortrekken Stedelijke Ring
Straatsburgdok / Noordrand Eilandje met doortrekken Stedelijke Ring
0
61.354
60.789
60.445
-8
-7
2
6.985
3.279
2.391
-7
-6
4
5.541
1.432
1.429
6
262
520
427
>=10 – <10 >=10 – <10 -6
>=10
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 56 van 87
70.000
60.000
50.000
40.000
30.000
20.000
10.000
0
0-Variant
<10-8
>=10-8 – <10-7
>=10-7 – <10-6
>=10-6
0
2
4
6
Straatsburgdok / Noordrand Eilandje
Straatsburgdok / Noordrand Eilandje met doortrekken stedelijke Ring
Figuur 14: Aantal inwoners binnen de individuele risicocontour en overeenstemmende GESscore voor de varianten op gebiedsniveau Antwerpen Noord
Uit de figuur en tabel blijkt dat de variant met doortrekken van de Stedelijke Ring overwegend een beter resultaat geeft. Het aantal inwoners binnen risicocontour >10-6 – GES-score 6 - voor de variant zonder doortrekken van de Stedelijke Ring is net iets hoger dan de variant met doortrekken van de Stedelijke Ring. Het totaal aantal inwoners dat binnen de in beschouwing genomen IRC’s valt, is bij de variant met doortrekken van de Stedelijke Ring eveneens iets kleiner. Voor de variant zonder doortrekken van de Stedelijke Ring wordt binnen de contour 10-6/jaar een hoger aantal inwoners berekend, zowel langs het Straatsburgdok als Noordrand Eilandje. Bij beide tracés wordt een bijkomende verkeersstroom verondersteld via de Oosterweelverbinding die er in de huidige situatie nog niet is, alsook niet in de nulvariant. Het aantal inwoners binnen de contour 10-6/jaar rond de Oosterweelverbinding bedraagt voor zowel de tracés langs het Straatsburgdok als de tracés langs het Noordrand Eilandje ca. 300, zodat er wat betreft de Stedelijke Ring en de aansluiting op de A12 richting Nederland geen relevant verschil is met de huidige toestand en de nulvariant. Een onderscheid tussen beide varianten (Straatsburgdok en Noordrand Eilandje) is niet te verwachten. De verschillen tussen de varianten en de tracés worden in het rapport Externe Veiligheid als verwaarloosbaar omschreven. Naast de bepaling van de individuele risicocontouren werd in het veiligheidsrapport eveneens gekeken naar mogelijke ‘Domino-effecten’ waarbij een cumulatie optreedt van risico’s van Sevesobedrijven die binnen een afstand van 2 km van het beschouwde tracé (variant) gelegen zijn. Uit deze evaluatie blijkt echter dat de resultaten van beide tracés nagenoeg gelijk zijn.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 57 van 87
3.1.2.5.
Overzicht van de resultaten
Tabel 25: Overzicht van de resultaten voor Antwerpen Noord NR Eilandje met doortrekken SR
NR Eilandje zonder doortrekken SR
Straatsburgdok met doortrekken SR
Straatsburgdok zonder doortrekken SR
O-Variant
Aantal inwoners – lucht
0
0/+
0/+
0/+
0/+
Aantal inwoners – geluid
0
0/+
+
0/+
+
Aantal inwoners – externe veiligheid
0
++
++
++
++
Visuele hinder
0
-
-
-
-
Tussen de verschillende varianten is inzake mogelijke gezondheidseffecten ten gevolge van luchtverontreiniging geen onderscheid te maken. Ten opzichte van de autonome ontwikkeling is globaal gezien een verbetering te verwachten. Uit de analyses van de geluidscontouren en bijhorende GES-scores blijkt dat de variant Noordrand Eilandje zonder Stedelijke Ringweg het best scoort, gevolgd door de variant Straatsburgdok zonder Stedelijke Ringweg. Alle varianten scoren beter dan de 0-variant. De variant met doortrekken van de Stedelijke Ring geeft inzake externe veiligheid een net iets beter resultaat dan de variant zonder doortrekken van de Stedelijke Ring. Doch de verschillen tussen de varianten worden in het rapport Externe Veiligheid als verwaarloosbaar omschreven. Verwacht wordt dat er ten opzichte van de autonome ontwikkeling wel een verbetering zal optreden. Uit de discipline Monumenten en Landschappen blijkt dat alle varianten een negatieve impact zullen hebben inzake visuele hinder. Onderscheid tussen de varianten is echter niet te verwachten. Naar de impact op de gezondheid van de mens toe, kan algemeen geconcludeerd worden dat de varianten zonder Stedelijke Ring net iets beter scoren dan de varianten met Stedelijke Ring.
3.1.3.
Milderende maatregelen
De milderende maatregelen die in de verschillende deelrapporten worden voorgeschreven dienen in acht te worden genomen.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 58 van 87
3.2. Linkeroever-Oosterweel 3.2.1.
Beschrijving van de bestaande toestand
Voor de beschrijving van de bestaande toestand wordt verwezen naar de bespreking op planniveau. Binnen het deelgebied Linkeroever-Oosterweel situeren zich volgende steden en gemeenten: Antwerpen; Beveren; Zwijndrecht; Kruibeke. met in totaal 54.072 inwoners. Als kwetsbare plaats kan binnen dit gebied 1 ziekenhuis worden gedetermineerd. De bevolkingsdichtheid van het deelgebied Linkeroever–Oosterweel wordt grafisch weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 15: Bevolkingsdichtheid in het deelgebied Linkeroever-Oosterweel (inw/km²)
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 59 van 87
3.2.2.
Effecten en evaluatie in Linkeroever-Oosterweel
3.2.2.1.
Evaluatie
Voor de evaluatie van de effecten op deelgebiedniveau wordt dezelfde methodiek gevolgd als op planniveau. Hetzelfde toetsingskader en GES-scores worden hiervoor gebruikt. Een onderscheid wordt gemaakt tussen effecten ten gevolge van: Luchtverontreiniging: emissie van SO2, NO2, PM10, benzeen en PAK’s (zie verder 3.2.2.2). Geurhinder wordt niet in beschouwing genomen. Waterverontreiniging: bij de evaluatie van de effecten van de tracés op het oppervlaktewater, scoren tracé Oost (telkens licht negatief inzake verstoring van waterlopen, inzake toename verharde oppervlakte en inzake interferentie met overstromingszones) en tracé Krijgsbaan (negatief inzake toename verharde oppervlakte, neutraal inzake verstoring van waterlopen en licht negatief inzake interferentie met overstromingszones) het minst negatief. Het Middentracé, de Optimalisatie van het tracé Staten-Generaal en het tracé Krijgsbaan bis scoren het meest negatief voor de drie criteria. Het tracé Zwijndrecht scoort positiever dan het Middentracé, de Optimalisatie van het tracé Staten-Generaal en het tracé Krijgsbaan bis, maar negatiever dan het tracé Oost en tracé Krijgsbaan. Alle tracés scoren slechter dan de 0variant (neutrale beoordeling). Bodemverontreiniging: voor wat de impact van calamiteiten op de bodemverontreiniging betreft, geldt dat alle voorgestelde tracés positief worden beoordeeld. Bij het aanleggen van de nieuwe infrastructuur zal het opvangen van calamiteiten die gebeuren op de wegenis namelijk eenvoudiger worden. Het risico op verspreiding wordt daardoor teruggedrongen. Voor de voorgestelde tracés wordt er geen afgraving van significante hoeveelheden verontreinigde grond verwacht, bijgevolg worden alle tracés neutraal beoordeeld. Globaal gezien scoren de verschillende tracés inzake bodemverontreiniging bijgevolg positief naar de gezondheid van de mens toe. Geluidshinder: aantal inwoners binnen streefwaarde geluidscontour (zie verder 3.2.2.3). Visuele hinder:in de discipline Monumenten en Landschappen worden het tracé StatenGeneraal, Middentracé en het tracé Oost als licht negatief beoordeeld inzake visuele hinder. De overige tracés worden als sterk negatief beoordeeld. Externe veiligheid: aantal inwoners dat beïnvloed wordt door een mogelijk ongeval (zie verder 3.2.2.4).
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 60 van 87
3.2.2.2.
Luchtverontreiniging
De GES-scores worden ook hier bepaald zoals beschreven onder 3.1.2.2 voor het deelgebied Antwerpen Noord. In onderstaande tabel wordt per parameter een overzicht gegeven van de minimaal en maximaal te verwachten immissieconcentratie (achtergrondconcentratie + immissiebijdrage door het verkeer) in het deelgebied. De overeenkomstige GES-score wordt eveneens opgenomen. Voor de bijdrage aan B(a)P wordt verwezen naar §3.1.2.2. Hetzelfde geldt voor dit deelgebied. Tabel 26: GES-score berekening t.b.v. luchtverontreiniging - deelgebied LinkeroeverOosterweel Parameter
Concentra tieklasse (µg/m³)
GESscore
Min. en max concentratie
Krijgsbaan bis
Tracé Oost
3
11 (min)
11,4 (min)
12,5 – 62,5
4
53,5 (max)
53,3 (max)
0,4 – 20
3
13,3 (min)
6 (min)
6 (min)
6,1 (min)
6,1 (min)
6,1 (min)
6,1 (min)
20 – 40
4
30,4 (max)
23,4 (max)
23,3 (max)
25,3 (max)
24,1 (max)
23,7 (max)
23,6 (max)
<0,5
0
-
0,1 (min) – 0,3 (max)
0,5 – 1
1
0,7 (min)1 (max)
-
4 – 20
3
19,1 (min)
13,6 (min) – 16,3 (max)
20 – 40
4
22,3 (max)
-
Krijgsbaan
PM10 jaargemiddelde
Zwijndrecht
Benzeen jaargemiddelde
Middentracé
NO2 – jaargemiddelde
Opt. StatenGeneraal
1,25 – 12,5
0-variant
SO2 – daggemiddelde
Op het eerste zicht blijkt tussen de verschillende varianten zo goed als geen onderscheid te bestaan. Dezelfde minimum en maximum concentraties worden voor alle varianten teruggevonden. Voor benzeen en fijn stof vallen per variant de immissiebijdragen binnen dezelfde GES-score, met uitzondering van de 0-variant. Uit de tabel valt eveneens af te leiden dat de SO2 concentraties bij autonome ontwikkeling niet onderscheidend zijn van de SO2 concentraties berekend voor de verschillende varianten. Dit kan worden verklaard door het feit dat de SO2 immissiebijdrage afkomstig van het wegverkeer slechts een zeer klein deel uitmaakt van de heersende achtergrondconcentratie. Vooral de industriële bijdrage speelt in dit deelgebied een belangrijke rol.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 61 van 87
Rekening houdend met de immissiebijdragecontouren zoals opgetekend in het deelrapport Lucht, de te verwachten achtergrondconcentratie in dit deelgebied en met bovenstaande resultaten, kan bijgevolg besloten worden dat voor benzeen, fijn stof en SO2 geen onderscheid tussen de verschillende varianten te verwachten is. Voor de parameter NO2 is tussen de verschillende varianten wel een onderscheid vast te stellen, zeker indien ook rekening wordt gehouden met de achtergrondconcentratie. Dit wordt verklaard door het feit dat de bijdrage van het wegverkeer tot de totale NO2 concentratie in de omgevingslucht voor deze parameters een grotere rol speelt. Een verschuiving van het type en het aantal voertuigen vertaalt zich onmiddellijk in een immissiebijdragewijziging. NO2 is hierbij de meest verkeersgevoelige parameter. Uit de berekeningen uit het deelrapport Lucht blijkt dat de NO2 achtergrondconcentratie in het ganse deelgebied LO varieert van 6,5 µg/m³ tot 13,5 µg/m³. Wordt daarenboven rekening gehouden met de immissieconcentratiebijdragecontouren, dan kan gesteld worden dat de contouren met klasse tussen 10 en 15 µg/m³ en de contouren tussen 15 en 20 µg/m³ binnen de GES-score 4 vallen. In de deeldiscipline Mens werd bijkomend het aantal inwoners bepaald dat binnen deze contourklassen aanwezig is. In onderstaande tabel wordt dit aantal per variant weergegeven. Deze benaderingswijze is enkel voor deze parameter relevant aangezien: 1. Enerzijds de NO2-achtergrondconcentratie in het deelgebied nagenoeg constant is; 2. Anderzijds NO2 in dit deelgebied in hoofdzaak bepaald wordt door het wegverkeer. De bijdrage van het wegverkeer in het deelgebied LO is >50% van de heersende concentratie.
Tracé Oost
20 – 40
Krijgsbaan bis
15 – 20 AC: 6,5 – 13,5
Krijgsbaan
20 – 40
10.644
10.293
13.447
11.831
11.716
11.089
40
40
460
1.578
50
512
10.684
10.333
13.907
13.409
11.766
11.601
Zwijndrecht
10 – 15 AC: 6,5 – 13,5
Middentracé
(µg/m³)
Opt. StatenGeneraal
NO2
(µg/m³)
GES-score
Te verwachten Immissieconcentratie’bijdrage’ + AC klasse uit deelrapport overeenkomLucht stig GESmethode
Aantal inwoners 4 4
Totaal aantal inwoners binnen GES-score 4
Uit bovenstaande redenering blijkt dat de grootste invloed te verwachten is voor de varianten Zwijndrecht en Krijgsbaan. Het Middentracé beïnvloedt het kleinst aantal inwoners.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 62 van 87
3.2.2.3.
Geluidshinder
In onderstaande tabel wordt per GES-score het aantal inwoners opgegeven voor de verschillende varianten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de berekende geluidscontouren van Lnight in het technisch deelrapport Geluid. Uit de analyses van de geluidscontouren en bijhorende GES-scores voor Lden en Lnight blijkt immers dat de hinder op basis van Lnight groter is dan de hinder op basis van Lden (grotere oppervlakte en ook meer inwoners per GES-score). Tabel 27: GES-score berekening t.b.v. geluid – deelgebied Linkeroever-Oosterweel Geluidshinder en weg(en tram)verkeer
Aantal inwoners 0-variant
Middentracé
Tracé Oost
Zwijndrecht
Krijgsbaan
Krijgsban bis
50 – 55
5-8
4
14.400
12.600
13.400
11.500
12.300
10.700
13.100
55 – 60
8 - 11
5
7.600
6.500
6.600
6.100
6.700
6.400
6.900
60 – 65
11 - 15
6
3.800
3.200
3.100
3.600
3.600
3.500
1.800
65 – 70
15 – 20
7
1.900
1.600
1.600
2.000
2.000
1.900
900
> 20
8
1.200
940
910
960
1.200
1.00
400
> 70
Generaal
GESscore
Opt Staten-
% potentieel ernstig slaapverstoorden
Geluidsbelasting Lnight dB
Uit deze tabel blijkt dat alle varianten beter scoren dan de 0-variant. Tracé Krijgsbaan bis scoort het beste, gevolgd door tracé Krijgsbaan en tracé Oost. Tracé Zwijndrecht scoort het slechtst. Ter illustratie wordt dit in onderstaande grafiek weergegeven.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 63 van 87
Figuur 16: Aantal inwoners binnen contourklassen Lnight – Linkeroever-Oosterweel
3.2.2.4.
Externe veiligheid
In onderstaande tabel en figuur worden de berekende resultaten uit het deelrapport Externe Veiligheid weergegeven voor het gebied Linkeroever-Oosterweel.
Tabel 28: Overzicht van de resultaten op gebiedsniveau – Linkeroever-Oosterweel Klasse
GES-score
Aantal inwoners 0-Variant
Optimalisatie tracé StatenGeneraal
Middentracé
Tracé Oost
Tracé Zwijndrecht
Tracé Krijgsbaan
Tracé Krijgsbaan bis
0
20.449
23.008
18.477
19.617
29.148
25.271
17.744
-8
-7
2
2.438
2.432
2.029
2.230
3.641
3.408
1.621
-7
-6
4
1.620
1.930
1.680
1.671
2.859
2.744
966
6
0
0
0
0
0
0
22
<10
-8
>=10 – <10 >=10 – <10 -6
>=10
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 64 van 87
30.000
20.000
10.000
0 <10E-08
>=10E-08 – <10E-07
>=10E-07 – <10E-06
>=10E-06
0
2
4
6
0-Variant Tracé oost Tracé Krijgsbaan bis
Optimalisatie tracé Staten-Generaal Tracé Zwijndrecht
Middentracé Tracé Krijgsbaan
Figuur 17: Aantal inwoners binnen de individuele risicocontour en overeenstemmende GESscore voor de varianten op gebiedsniveau Linkeroever-Oosterweel
Uit bovenstaande tabel en figuur blijkt dat in de mogelijke toekomstige situatie (2015) het aantal inwoners dat kan beïnvloed worden, het hoogst is voor de tracés Zwijndrecht en Krijgsbaan en eveneens het minst gunstig scoren in de gezondheidseffectscreening. Vanuit veiligheidsstandpunt bekeken zijn de tracés Krijgsbaan bis, Middentracé en tracé Oost te verkiezen boven de andere varianten. De tracés Krijgsbaan bis en tracé Oost vragen echter wel grote, ingrijpende infrastructuurwerken, terwijl bij het Middentracé de bestaande infrastructuur grotendeels behouden kan blijven. Naast de bepaling van de individuele risicocontouren werd in het veiligheidsrapport eveneens gekeken naar mogelijke ‘Domino-effecten’ waarbij een cumulatie optreedt van risico’s van Sevesobedrijven die binnen een afstand van 2 km van het beschouwde tracé (variant) gelegen zijn. Uit deze evaluatie blijkt dat de varianten Oost, Zwijndrecht, Krijgsbaan en Middentracé het beste resultaat opleveren, terwijl het tracé Krijgsbaan bis het slechtste resultaat oplevert.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 65 van 87
3.2.2.5.
Overzicht van de resultaten
Tabel 29: Overzicht van de resultaten voor Linkeroever 0-Variant
Optimalisatie tracé Staten-Generaal
Middentracé
Tracé Oost
Tracé Zwijndrecht
Tracé Krijgsbaan
Tracé Krijgsbaan bis
Aantal inwoners – lucht
0
+/++
+/++
+
0/+
0/+
+
Aantal inwoners – geluid
0
+/++
+
+/++
+
++
++
Aantal inwoners – externe veiligheid
0
-
+
0
-
--
-
Visuele hinder
0
-
-
-
--
--
--
Tussen de verschillende tracés kan er inzake effecten van mogelijke luchtverontreiniging op de gezondheid van de mens, weinig onderscheid worden gemaakt. Het Middentracé en het Optimalisatie tracé Staten-Generaal beïnvloeden evenwel het kleinst aantal inwoners. De grootste invloed wordt verwacht bij de tracés Zwijndrecht en Krijgsbaan. Alle tracés scoren evenwel beter dan de autonome ontwikkeling. Uit de analyses van de geluidscontouren blijkt dat alle varianten beter scoren dan de 0-variant. Het tracé Krijgsbaan bis scoort het beste, gevolgd door het tracé Krijgsbaan en tracé Oost. Tracé Zwijndrecht scoort het slechtst. Vanuit veiligheidsstandpunt bekeken zijn de tracés Krijgsbaan bis, Middentracé en tracé Oost te verkiezen boven de andere varianten. De tracés Krijgsbaan bis en tracé Oost vragen echter wel grote, ingrijpende infrastructuurwerken, terwijl bij het Middentracé de bestaande infrastructuur grotendeels behouden kan blijven. Naast de bepaling van de individuele risicocontouren werd in het veiligheidsrapport eveneens gekeken naar mogelijke ‘Domino-effecten’ waarbij een cumulatie optreedt van risico’s van Seveso-bedrijven die binnen een afstand van 2 km van het beschouwde tracé (variant) gelegen zijn. Uit deze evaluatie blijkt dat de varianten Oost, Zwijndrecht, Krijgsbaan en Middentracé het beste resultaat opleveren, terwijl het tracé Krijgsbaan bis het slechtste resultaat oplevert. In de discipline Monumenten en Landschappen worden het tracé Staten-Generaal, Middentracé en het tracé Oost als licht negatief beoordeeld inzake visuele hinder. De overige tracés worden als sterk negatief beoordeeld. Naar de impact op de gezondheid van de mens toe kan algemeen geconcludeerd worden dat het Middentracé het beste scoort, gevolgd door het Optimalisatie tracé Staten-Generaal.
3.2.3.
Milderende maatregelen
Idem 3.1.3. Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 66 van 87
3.3. Ringzone 3.3.1.
Beschrijving van de bestaande toestand
Voor de beschrijving van de bestaande toestand wordt verwezen naar de bespreking op planniveau. Binnen het deelgebied Ringzone situeert zich enkel de stad Antwerpen met in totaal 72.853 inwoners woonachtig in het deelgebied. Als kwetsbare plaatsen kunnen binnen dit gebied 5 ziekenhuizen worden gedetermineerd. De bevolkingsdichtheid van het deelgebied Ringzone wordt grafisch weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 18: Bevolkingsdichtheid in het deelgebied Ringzone (inw/km²)
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 67 van 87
3.3.2.
Effecten en evaluatie in de Ringzone
3.3.2.1.
Evaluatie
Voor de evaluatie van de effecten op deelgebiedniveau wordt dezelfde methodiek gevolgd als op planniveau. Hetzelfde toetsingskader en GES-scores worden hiervoor gebruikt. Een onderscheid wordt gemaakt tussen effecten ten gevolge van: Luchtverontreiniging: emissie van SO2, NO2, PM10, benzeen en PAK’s (zie verder 3.3.2.2). Geurhinder wordt niet in beschouwing genomen. Waterverontreiniging: impact op de waterkwaliteit. In het deelrapport Water worden alle tracés binnen het deelgebied Ringzone als neutraal beoordeeld. Naar de gezondheid van de mens toe ten gevolge van mogelijke waterverontreiniging zijn dan ook geen effecten te verwachten. Bodemverontreiniging: volgens het deelrapport Bodem worden beide tracés positief beoordeeld inzake calamiteiten. Bij het aanleggen van de nieuwe infrastructuur zal het opvangen van calamiteiten die gebeuren op de wegenis namelijk eenvoudiger worden (zie ook de milderende maatregelen). Het risico op verspreiding wordt daardoor teruggedrongen. Momenteel ontbreken nog gegevens om een inschatting te maken naar mogelijke effecten ten gevolge van bodemsanering. Naar de gezondheid van de mens toe wordt in eerste instantie een positief effect verwacht. Geluidshinder: aantal inwoners binnen streefwaardecontour (zie verder 3.3.2.3). Visuele hinder: in de discipline Monumenten en Landschappen wordt de variant Tunnelsingel als neutraal beoordeeld, de variant Groene Singel krijgt een positieve beoordeling inzake visuele hinder. De bouw van een ‘Tunnelsingel’ evenals de bouw van een ‘Groene Singel’ heeft weinig gevolgen wat betreft landschap, zowel m.b.t. vernietiging van bestaande waarden. Onder de variant ‘Groene Singel’ zijn structurele wijzigingen te verwachten in de relatie tussen Ring-Singel en de omgeving. Deze structurele wijziging is niet te verwachten bij de variant Tunnelsingel. Externe veiligheid: aantal inwoners dat beïnvloed wordt door een mogelijk ongeval (zie verder 3.3.2.4).
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 68 van 87
3.3.2.2.
Luchtverontreiniging
De GES-scores worden ook hier bepaald zoals beschreven onder 3.1.2.2 voor het deelgebied Antwerpen Noord. In onderstaande tabel wordt per parameter een overzicht gegeven van de minimale en maximaal te verwachten immissieconcentratie (achtergrondconcentratie + immissiebijdrage door het verkeer) in het deelgebied. De overeenkomstige GES-score wordt eveneens opgenomen. Voor de bijdrage aan B(a)P wordt verwezen naar §3.1.2.2. Hetzelfde geldt voor dit deelgebied.
Tabel 30: GES-score berekening t.b.v. luchtverontreiniging - deelgebied Ringzone Parameter
GES-score
Aantal inwoners 0-variant
SO2 – daggemiddelde
NO2 – jaargemiddelde
Benzeen jaargemiddelde
PM10 jaargemiddelde
Groene Singel
Tunnelsingel
3
12,3
12,2
4
28,5
25,7
3
-
10,1
10,0
4
21,9 – 35,18
24,7
25,4
0
-
0,2 –0,5
1
0,85 – 1,1
-
3
-
15 – 17
4
20,4-23
-
-
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er per parameter twee verschillende GES-scores kunnen worden toegekend en dit in functie van de variant. Voor benzeen, respectievelijk fijn stof, geldt dat de immissiebijdragen voor de twee te onderscheiden varianten, Groene Singel of Tunnelsingel, binnen dezelfde GES-score vallen, waardoor kan gesteld dat er geen onderscheid is tussen het aantal inwoners dat zal worden beïnvloed. De varianten zijn voor de parameters benzeen en fijn stof bijgevolg niet onderscheidend. Ten opzichte van de autonome ontwikkeling (0-variant) is een verbetering te verwachten. Voor wat de andere parameters betreft, blijkt dat tussen beide varianten evenmin een onderscheid kan worden gemaakt, rekening houdend met de immissiebijdragen uit bovenstaande tabel, gecombineerd met de contourplots (immissiebijdragen en achtergrondconcentratie) zoals opgenomen in het deelrapport Lucht. Ten opzichte van de autonome ontwikkeling is globaal gezien een verbetering te verwachten.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 69 van 87
3.3.2.3.
Geluidshinder
In onderstaande tabel wordt per GES-score het aantal inwoners opgegeven voor de verschillende varianten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de berekende geluidscontouren van Lnight in het technisch deelrapport Geluid. Uit de analyses van de geluidscontouren en bijhorende GES-scores voor Lden en Lnight blijkt immers dat de hinder op basis van Lnight groter is dan de hinder op basis van Lden (grotere oppervlakte en ook meer inwoners per GES-score).
Tabel 31: GES-score berekening t.b.v. geluid – deelgebied Ringzone Geluidshinder en weg(en tram)verkeer Geluidsbelasting Lnight dB
% potentieel ernstig slaapverstoorden
Aantal inwoners 0-variant
Groene Singel
GES-score
Tunnelsingel
50 – 55
5-8
4
20.000
23.200
21.400
55 – 60
8 - 11
5
25.500
22.300
23.400
60 – 65
11 - 15
6
11.500
8.300
8.900
65 – 70
15 – 20
7
3.700
2.700
2.700
> 20
8
1.500
960
980
> 70
Uit deze tabel blijkt dat beide varianten even goed scoren en beter dan de 0-variant. Ter illustratie wordt dit in onderstaande grafiek weergegeven.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 70 van 87
Figuur 19: Aantal inwoners binnen contourklassen Lnight – Ring-Singel
3.3.2.4.
Externe veiligheid
In onderstaande tabel en figuur worden de berekende resultaten uit het deelrapport Externe Veiligheid weergegeven voor het gebied Ring-Singel.
Tabel 32: Overzicht van de resultaten op gebiedsniveau – Ringzone Klasse
GES-score
Aantal inwoners 0-Variant
Tunnelsingel
Groene Singel
0
103.554
76.403
71.170
-8
-7
2
5.729
4.964
4.100
-7
-6
4
2.495
1.884
1.772
6
977
769
328
<10
-8
>=10 – <10 >=10 – <10 -6
>=10
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 71 van 87
80.000
103.554
70.000
60.000
50.000
40.000
30.000
20.000
10.000
0 <10-8
>=10-8 – <10-7
>=10-7 – <10-6
>=10-6
0
2
4
6
0-Variant
Tunnelsingel
Groene Singel
Figuur 20: Aantal inwoners binnen de individuele risicocontour en overeenstemmende GESscore voor de varianten op gebiedsniveau Ringzone
Uit de tabel en de figuur blijkt dat in de toekomstige situatie het aantal inwoners telkens lager is voor de varianten Tunnelsingel en Groene Singel ten opzichte van de 0-variant en dit doordat er veel minder ADR-transport aanwezig is bij deze twee varianten. Vanuit veiligheidsstandpunt bekeken is de variant Groene Singel het meest wenselijk. Naast de bepaling van de individuele risicocontouren werd in het veiligheidsrapport eveneens gekeken naar mogelijke ‘Domino-effecten’ waarbij een cumulatie optreedt van risico’s van Sevesobedrijven die binnen een afstand van 2 km van het beschouwde tracé (variant) gelegen zijn. Binnen de Ringzone worden echter geen domino-effecten verwacht daar er geen risicobedrijven aanwezig zijn binnen de in beschouwing genomen afstand.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 72 van 87
3.3.2.5.
Overzicht van de resultaten
Tabel 33: Overzicht van de resultaten in de Ringzone O-Variant
Tunnelsingel
Groene Singel
Aantal inwoners – lucht
0
0/+
0/+
Aantal inwoners – geluid
0
+
+
Aantal inwoners – externe veiligheid
0
+
+++
Visuele hinder
0
0
+
Inzake mogelijke gezondheidseffecten ten gevolge van luchtverontreiniging is tussen beide varianten geen onderscheid te maken. Ten opzichte van de autonome ontwikkeling is globaal gezien een verbetering te verwachten. Uit de analyses van de geluidscontouren en bijhorende GES-scores blijkt dat beide varianten even goed scoren en beter dan de 0-variant. Inzake externe veiligheid blijkt dat in de toekomstige situatie het aantal inwoners binnen de belangrijkste risicocontour telkens lager is voor de varianten Tunnelsingel en Groene Singel ten opzichte van de 0-variant en dit doordat er veel minder ADR-transport aanwezig is bij deze twee varianten. Vanuit veiligheidsstandpunt bekeken is de variant Groene Singel het meest wenselijk. In de discipline Monumenten en Landschappen wordt de variant Tunnelsingel als neutraal beoordeeld, de variant Groene Singel krijgt een positieve beoordeling inzake visuele hinder. De bouw van een ‘Tunnelsingel’ evenals de bouw van een ‘Groene Singel’ heeft weinig gevolgen wat betreft landschap, zowel m.b.t. vernietiging van bestaande waarden. Onder de variant ‘Groene Singel’ zijn structurele wijzigingen te verwachten in de relatie tussen Ring-Singel en de omgeving. Deze structurele wijziging is niet te verwachten bij de variant Tunnelsingel. Naar de impact op de gezondheid van de mens toe kan algemeen geconcludeerd worden dat de variant Groene Singel net iets beter scoort dan de variant Tunnelsingel.
3.3.3.
Milderende maatregelen
Zie § 3.1.3
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 73 van 87
4.
VOORSTEL VOOR MONITORING EN EVALUATIE VAN DE EFFECTEN
Voor de discipline Mens worden niet rechtsreeks monitoring- of evaluatiemethoden voorgesteld. Initiatieven genomen door het steunpunt gezondheid in de verschillende deelgebieden kunnen enkel maar worden aangemoedigd. Zoals bijvoorbeeld het opzetten van het bio-monitoring netwerk in de Antwerpse agglomeratie.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 74 van 87
5.
LEEMTEN IN KENNIS EN GEVOLGEN OP WETENSCHAPPELIJKHEID VAN HET RAPPORT
Gedetailleerde informatie omtrent het voorkomen van bepaalde ziekten per gemeente is in Vlaanderen – of althans voor deze studie – niet voorhanden. Cijfers omtrent de verschillende doodsoorzaken zijn eveneens enkel op Vlaams niveau beschikbaar. Cijfers tot op het niveau van de statistische sectoren konden niet worden bezorgd. Teneinde een verband te kunnen leggen tussen het voorkomen van een bepaalde ziekte en de aanwezigheid van verkeer in het algemeen, is op dit ogenblik nog te weinig onderzoek uitgevoerd. Inzake bodem- en waterkwaliteit is enkel kwalitatieve informatie beschikbaar. De evaluatie in dit deelrapport beperkt zich bijgevolg eveneens enkel tot een kwalitatieve beoordeling inzake de mogelijke impact om de gezondheid van de omwonenden. De evaluatie inzake ‘belevingswaarde’ beperkt zich tot mogelijke visuele hinder en geluidshinder. Geluidshinder kan kwantitatief worden ingeschat – visuele hinder beperkt zich tot een kwalitatieve beoordeling. Geurhinder kan wegens gebrek aan gegevens niet worden beoordeeld.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 75 van 87
6.
NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING
6.1. Aanpak en Beoordelingsmethodiek De discipline Mens-Gezondheid is de discipline die in het kader van de milieueffectrapportage instaat voor de studie van de effecten op de volksgezondheid, evenals op de kwaliteitsverandering van de leefomgeving, voor zover deze kwaliteitsverandering betrekking heeft op de volksgezondheid (Min. Vl. Gemeenschap – Administratie gezondheidszorg, 2003). In dit deel van het milieueffectenrapport wordt uitgegaan van de effecten op de mens als individueel wezen, waarbij de aspecten gezondheid en psychologie centraal staan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen gezondheidseffecten (toxicologische effecten) en diverse vormen van hinder zoals, geluidshinder, geurhinder en visuele hinder. Verkeersveiligheid, veiligheidsaspecten en lichthinder worden in andere delen van dit plan-MER bekeken. In dit plan-MER wordt vooreerst een referentiekader afgebakend waaraan de verdere toetsing van de effecten kan gebeuren. Vervolgens wordt per te verwachtten effect, fysisch en/of psychisch, een inschatting gemaakt van het aantal personen dat zal worden blootgesteld. De afweging van de verschillende strategieën op planniveau gebeurt in functie van het aantal inwoners dat zal worden blootgesteld. Het aantal potentieel blootgestelde personen dat op planniveau in beschouwing wordt genomen, betreft het totaal aantal inwoners aanwezig in het volledige secundair studiegebied (inclusief het primair studiegebied). Op gebiedsniveau wordt dezelfde methodiek toegepast als op planniveau. De evaluatie en toetsing gebeuren op dezelfde manier als op planniveau maar blijven beperkt binnen het welbepaalde afgebakend gebied.
6.2. PLANNIVEAU 6.2.1.
Bestaande toestand
6.2.1.1.
Populatie
Aangaande de bevolkingsdichtheid in 2002 staat Antwerpen kernstad als stedelijk gebied nummer één in de bovenste regionen met 2.194 inwoners per km². De hoogste bevolkingsdichtheid vinden we terug in Mortsel met 3.178 inwoners per km². Onder aan de ladder vinden we Hoogstraten, Wuustwezel, Malle en Brecht die allen onder de 300 inwoners per km² blijven. Tussen 2001 en 2002 is de Antwerpse bevolking met ongeveer 5.000 aangegroeid tot 448.422 inwoners. De stad zag in 2002 nog altijd 1.552 inwoners vertrekken naar de rest van het arrondissement. Vooral de randgemeenten Hemiksem, Schoten, Wommelgem Zoersel en Zwijndrecht scoren goed. Het blijken vooral jonge gezinnen te zijn die de rand van Antwerpen opzoeken. Betreffende de verdeling van de verschillende leeftijdscategorieën valt er op te merken dat Mortsel en Antwerpen aan kop staan aangaande de proportie 65-plussers, met respectievelijk 20,9 en 21,4% (gegevens bevolkingstelling 2002 – stand 01/01/2003). Lint en Stabroek bengelen daarentegen helemaal onderaan met respectievelijk 12,3 en 11,7. Overeenkomstig de statistische sectoren die binnen het kader van dit plan-MER in beschouwing worden genomen, zijn er in het ganse secundair studiegebied 892.707 mensen woonachtig. In het primair studiegebied wonen 629.143 personen. De kwetsbare populatie binnen het studiegebied wordt vertegenwoordigd door personen met reeds verminderde of slechte gezondheidstoestand (in ziekenhuizen), om oudere personen (bejaarden (65+) in rust- en verzorgingstehuizen), ofwel jonge personen (scholen - dagopvangcentra). Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 76 van 87
In het ganse secundaire studiegebied situeren zich in totaal 60 ziekenhuizen. 6.2.1.2.
Actuele gezondheidstoestand van de bevolking
De algemene gezondheidstoestand van de omwonenden kan worden beïnvloed door verschillende factoren. Een onderscheid wordt hierbij gemaakt tussen gezondheidseffecten die optreden ten gevolge van emissies van verontreinigende parameters en ervaren hinder. De gezondheidsproblemen die voorkomen kunnen daarbij in 4 grote groepen worden ingedeeld: 1. Hartaandoeningen: ischemische hartaandoeningen; 2. Ademhalingsproblemen: Astma en chronische bronchitis (CARA); 3. Kanker: leukemie, longkanker; 4. Psychische aandoeningen: depressie. In verschillende studies worden factoren zoals stress, financiële problemen en werkloosheid gekoppeld aan het optreden van depressies en mogelijke zelfdoding tot gevolg. Om de gezondheidstoestand van de omwonenden te kennen, zijn gegevens nodig van de bevolking in het plangebied en in de deelgebieden. Enkel mortaliteitsgegevens zijn beschikbaar. Deze gegevens vormen enkel een indicatie van de mogelijke gezondheidsproblemen in het in beschouwing genomen gebied. Let wel, dit betreft enkel indicatieve cijfers en vertelt niets over het verband tussen uitlaatgassen en sterfte ten gevolge van een specifieke aandoening door opname hiervan. Uit de beschikbare cijfers blijkt dat Antwerpen en haar randgemeenten voor de meeste doodsoorzaken geen afwijkingen vertonen met de andere gemeenten in Vlaanderen. In sommige gemeenten is er evenwel zowel bij mannen als bij vrouwen een verhoogde afwijking van het Vlaamse gemiddelde vast te stellen. Het betreft volgende gemeenten: Aartselaar en Hemiksem inzake het ademhalingsstelsel; Zwijdrecht inzake hart- en vaataandoeningen en pneumocoinose; Wijnegem inzake longkanker; Lier en Kruibeke inzake leukemie; Kruibeke inzake ischemische hartziekten.
6.2.2.
Evaluatie
6.2.2.1.
Toetsingskader
Binnen het kader van dit plan-MER wordt aan mogelijk te verwachten effecten een milieugezondheidskundige score toegekend dewelke is gebaseerd op een kwalitatieve gezondheidseffectscreening (GES), afgeleid van de lokale GES die is opgesteld door het Bureau Medische milieukunde te Dieren (NL). Per milieufactor lucht, water en bodem, maar ook geluid en externe veiligheid kan een gezondheidskundige score worden toegekend, in functie van de te verwachten impact van een ingreep. De score varieert tussen 0 en 8, waarbij 0 staat voor zeer goed en 6 voor onvoldoende. 7 en 8 staan voor slecht tot extreem slecht. Met de GES-methodiek wordt de milieukwaliteit in relatie tot gezondheid op een zodanige manier inzichtelijk gemaakt, dat een genuanceerder beeld van de plankwaliteit ten aanzien van milieu en gezondheid ontstaat. De grote verschillen in gezondheidskundige eindpunten maakt het onmogelijk om de gezondheidsrisico’s van de verschillende activiteiten in absolute zin met elkaar te vergelijken. Het is dankzij de scoringssystematiek wel mogelijk om relatieve vergelijkingen te maken. Om die reden zijn de scores met elkaar in overeenstemming gebracht. In GES wordt een beoordeling gegeven van de omvang van het gebied waarvoor een zekere GESscore geldt. Gekozen werd om het aantal inwoners als maat voor de omvang van de invloed van de Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 77 van 87
activiteit in beschouwing te nemen. Hiermee wordt een indruk gegeven van het aantal betrokkenen binnen een bepaalde GES-score. Na het bepalen van de GES-scores wordt bijgevolg het aantal inwoners binnen de GES-contour bepaald. Dit gebeurt met behulp van verdeling in statistische sectoren. Het resultaat is enerzijds een GES-score die een kwantificering geeft van de blootstelling in een bepaald gebied met daaraan gekoppeld het aantal inwoners dat een indicatie is voor het aantal blootgestelden op een specifieke locatie. 6.2.2.2.
In beschouwing te nemen bron en effectbepaling
Het wegverkeer vormt de belangrijkste bron van verontreiniging binnen het studiegebied. Voor deze bron zijn vooral de aspecten luchtverontreiniging, geluid en externe veiligheid van belang en in mindere mate water, bodem en visuele hinder. Dit blijkt eveneens uit de evaluatie van de verschillende disciplines Lucht, Water, Bodem, Geluid, Monumenten en Landschappen evenals Externe Veiligheid. Een onderscheid wordt gemaakt tussen effecten ten gevolge van: Lucht: emissie van SO2, NO2, PM10, benzeen en PAK’s. Geurhinder wordt niet in beschouwing genomen; Water: waterverontreiniging; Bodem: bodem- en grondwaterverontreiniging; Geluid: aantal inwoners dat geluidshinder ondervindt; Monumenten en Landschappen: visuele hinder; Externe veiligheid: aantal inwoners dat beïnvloed wordt door een mogelijk ongeval.
6.2.3.
Beoordeling
Voor wat de impact van mogelijke luchtverontreiniging op de gezondheid van de mens betreft, wordt algemeen vastgesteld dat er voor alle strategieën t.o.v. de bestaande toestand (basis -2000) een verbetering is te verwachten. Onder strategie 0+ (autonome ontwikkeling inclusief een spitsuurheffing) wordt een verbetering verwacht t.o.v. de 0-strategie (autonome ontwikkeling). Deze verbetering is ook vast te stellen onder strategie 1B (hoge tol op de Oosterweelverbinding). Onder strategie 2 wordt een negatieve impact verwacht, zij het in zeer beperkte mate t.o.v. de andere strategieën. De overige strategieën zijn weinig of niet onderscheidend van elkaar te noemen. Op planniveau werden geen impacten van het Masterplan op de waterkwaliteit in detail bekeken – deze bespreking gebeurt op gebiedsniveau. Uitspraken inzake de impact op de gezondheid van de mens kunnen in dit geval niet op planniveau worden uitgevoerd. De impact van mogelijke bodem- en grondwaterverontreiniging op de gezondheid van de mens wordt in de discipline Bodem bekeken, enerzijds in functie van te verwachten calamiteiten, anderzijds in functie van mogelijkheden voor bodemsanering. In elke Masterplanstrategie is minder grondwaterverontreiniging te verwachten ten gevolge van calamiteiten, omdat de weginfrastructuur er op voorzien is mogelijke lozingen op te vangen. Calamiteiten die naast de weg gebeuren zullen nog steeds verontreiniging veroorzaken. Elke Masterplanstrategie zal een sanerende impact hebben op een aantal gronden die in de bestaande toestand verontreinigd zijn. Veruit de meeste saneringen zijn daarbij te verwachten in de zone Noord (omgeving Albertkanaal). Uit de conclusies van het deelrapport Bodem kan gesteld worden dat er voor alle strategieën een licht positief effect te verwachten is naar de gezondheid van de mens. Inzake geluid neemt onder strategie 0 het totaal aantal potentieel ernstig gehinderden binnen de richtwaardecontour toe t.o.v. de bestaande toestand. Worden de resultaten van de verschillende planstrategieën met strategie 0 vergeleken, dan blijkt strategie 0+ (geen Masterplan – wel spitsuurheffing) het slechtste te scoren na de strategieën 2 en 3. Strategie 1A scoort het beste en Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 78 van 87
toont een daling van het aantal potentieel ernstig gehinderden t.o.v. strategie 0. De overige strategieën met Oosterweelverbinding (1 en 1B) scoren vergelijkbaar met strategie 0. Volgens de beoordeling inzake externe veiligheid kan gesteld worden dat de strategie waarbij een Oosterweelverbinding voorzien wordt (strategie 1, 1A of 1B), in de toekomst (2015) het minst aantal inwoners zal beïnvloeden bij een mogelijk ongeval met ADR-vrachtverkeer. In de directe omgeving van het mogelijk ongeval (IRC 10-6), zullen zelfs minder inwoners beïnvloed worden dan in de huidige situatie. Vanuit veiligheidsstandpunt bekeken is strategie 1B het meest wenselijk, gevolgd door strategie 1A en 1. De overige strategieën zijn niet aan te raden wat betreft externe veiligheid. Visuele hinder blijft in de verschillende strategieën beperkt en scoort enkel onder strategie 2 negatief t.o.v. de autonome ontwikkeling. Naar de impact op de gezondheid van de mens toe kan algemeen geconcludeerd worden dat strategieën 1A en 1B het beste scoren.
6.3. GEBIEDSNIVEAU 6.3.1.
Antwerpen Noord
6.3.1.1.
Beschrijving van de bestaande toestand
Binnen het deelgebied Antwerpen Noord situeren zich de stad Antwerpen en de gemeenten Schoten en Wijnegem met in totaal 86.566 inwoners. Als kwetsbare plaats kan binnen dit gebied 1 ziekenhuis worden gedetermineerd. 6.3.1.2.
Evaluatie en beoordeling van de effecten in Antwerpen Noord
Voor de evaluatie van de effecten op deelgebiedniveau wordt dezelfde methodiek gehanteerd als op planniveau. Hetzelfde toetsingskader en GES-scores worden hiervoor gebruikt. Tussen de verschillende varianten is inzake mogelijke gezondheidseffecten ten gevolge van luchtverontreiniging geen onderscheid te maken. Ten opzichte van de autonome ontwikkeling is globaal gezien een verbetering te verwachten. In de deeldiscipline Water wordt de waterkwaliteit rechtstreeks gerelateerd aan een toe- en/of afname van de verharde oppervlakte. Uit deze beoordeling blijkt dat beide tracés een grote toename in verharde oppervlakte veroorzaken en dat beide een mogelijke versterking van de bestaande wateroverlastproblemen in zich dragen, steeds vergeleken ten opzichte van de 0-variant (huidige situatie – geen Masterplan). De verschillen tussen de voorgestelde tracés zijn niet significant, de toename in verharde oppervlakte wordt evenwel sterk negatief beoordeeld, waardoor beide varianten inzake impact op de gezondheid van de mens eveneens negatief scoren. Enerzijds wordt inzake bodemverontreiniging gekeken naar mogelijke calamiteiten die kunnen optreden, anderzijds wordt gekeken naar mogelijkheden voor bodemsanering. Het tracé Noordrand Eilandje en het tracé Straatsburgdok worden, wat calamiteiten betreft, positief beoordeeld. Bij het aanleggen van de nieuwe infrastructuur zal het opvangen van calamiteiten die gebeuren op de wegenis namelijk eenvoudiger worden. Het risico op verspreiding wordt daardoor teruggedrongen. Inzake bodemsanering wordt enkel voor het aanpassen van het Albertkanaal een gunstig effect verwacht. In de andere projecten wordt er geen afgraving van significante hoeveelheden verontreinigde grond verwacht. Op de gezondheid van de mens zijn tengevolge van bodemverontreiniging geen effecten te verwachten. Uit de analyses van de geluidscontouren en bijhorende GES-scores blijkt dat de variant Noordrand Eilandje zonder Stedelijke Ringweg het best scoort, gevolgd door de variant Straatsburgdok zonder Stedelijke Ringweg. Alle varianten scoren beter dan de 0-variant.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 79 van 87
De variant met doortrekken van de Stedelijke Ring geeft inzake externe veiligheid een net iets beter resultaat dan de variant zonder doortrekken van de Stedelijke Ring. Doch de verschillen tussen de varianten worden in het rapport Externe Veiligheid als verwaarloosbaar omschreven. Verwacht wordt dat er ten opzichte van de autonome ontwikkeling wel een verbetering zal optreden. Uit de discipline Monumenten en Landschappen blijkt dat alle varianten een negatieve impact zullen hebben inzake visuele hinder. Onderscheid tussen de varianten is echter niet te verwachten. Naar de impact op de gezondheid van de mens toe kan algemeen geconcludeerd worden dat de varianten zonder Stedelijke Ring net iets beter scoren dan de varianten met Stedelijke Ring.
6.3.1.3.
Milderende maatregelen
De milderende maatregelen die in de verschillende deelrapporten worden voorgeschreven, dienen in acht te worden genomen.
6.3.2.
Linkeroever-Oosterweel
6.3.2.1.
Beschrijving van de bestaande toestand
Binnen het deelgebied Linkeroever-Oosterweel situeren zich de stad Antwerpen en de gemeenten Beveren, Zwijndrecht en Kruibeke met in totaal 54.072 inwoners. Als kwetsbare plaats kan binnen dit gebied 1 ziekenhuis worden gedetermineerd. 6.3.2.2.
Evaluatie en beoordeling van de effecten in Linkeroever-Oosterweel
Tussen de verschillende tracés kan er inzake effecten van mogelijke luchtverontreiniging op de gezondheid van de mens weinig onderscheid worden gemaakt. Het Middentracé en het Optimalisatie tracé Staten-Generaal beïnvloeden evenwel het kleinst aantal inwoners. De grootste invloed wordt verwacht bij de tracés Zwijndrecht en Krijgsbaan. Alle tracés scoren evenwel beter dan de autonome ontwikkeling. Bij de evaluatie van de effecten van de tracés op het oppervlaktewater, scoren tracé Oost (telkens licht negatief inzake verstoring van waterlopen, inzake toename verharde oppervlakte en inzake interferentie met overstromingszones) en tracé Krijgsbaan (negatief inzake toename verharde oppervlakte, neutraal inzake verstoring van waterlopen en licht negatief inzake interferentie met overstromingszones) het minst negatief. Het Middentracé, de Optimalisatie van het tracé StatenGeneraal en het tracé Krijgsbaan bis scoren het meest negatief voor de drie criteria. Het tracé Zwijndrecht scoort positiever dan het Middentracé, de Optimalisatie van het tracé Staten-Generaal en het tracé Krijgsbaan bis, maar negatiever dan het tracé Oost en tracé Krijgsbaan. Alle tracés scoren slechter dan de 0-variant (neutrale beoordeling). Voor wat de impact van calamiteiten op de bodemverontreiniging betreft, geldt dat alle voorgestelde tracés positief worden beoordeeld. Bij het aanleggen van de nieuwe infrastructuur zal het opvangen van calamiteiten die gebeuren op de wegenis namelijk eenvoudiger worden. Het risico op verspreiding wordt daardoor teruggedrongen. Voor de voorgestelde tracés wordt er geen afgraving van significante hoeveelheden verontreinigde grond verwacht, bijgevolg worden alle tracés neutraal beoordeeld. Globaal gezien scoren de verschillende tracés inzake bodemverontreiniging bijgevolg positief naar de gezondheid van de mens toe. Uit de analyses van de geluidscontouren blijkt dat alle varianten beter scoren dan de 0-variant. Het tracé Krijgsbaan bis scoort het beste, gevolgd door het tracé Krijgsbaan en tracé Oost. Tracé Zwijndrecht scoort het slechtst. Vanuit veiligheidsstandpunt bekeken zijn de tracé’s Krijgsbaan bis, Middentracé en tracé Oost te verkiezen boven de andere varianten. De tracé’s Krijgsbaan bis en tracé Oost vragen echter wel Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 80 van 87
grote, ingrijpende infrastructuurwerken, terwijl bij het Middentracé de bestaande infrastructuur grotendeels behouden kan blijven. Naast de bepaling van de individuele risicocontouren werd in het veiligheidsrapport eveneens gekeken naar mogelijke ‘Domino-effecten’ waarbij een cumulatie optreedt van risico’s van Seveso-bedrijven die binnen een afstand van 2 km van het beschouwde tracé (variant) gelegen zijn. Uit deze evaluatie blijkt dat de varianten Oost, Zwijndrecht, Krijgsbaan en Middentracé het beste resultaat opleveren, terwijl het tracé Krijgsbaan bis het slechtste resultaat oplevert. In de discipline Monumenten en Landschappen worden het tracé Staten-Generaal, Middentracé en het tracé Oost als licht negatief beoordeeld inzake visuele hinder. De overige tracés worden als sterk negatief beoordeeld. Naar de impact op de gezondheid van de mens toe kan algemeen geconcludeerd worden dat het Middentracé het beste scoort, gevolgd door het Optimalisatie tracé Staten-Generaal. 6.3.2.3.
Milderende maatregelen
Idem 6.3.1.3.
6.3.3.
Ringzone
6.3.3.1.
Beschrijving van de bestaande toestand
Binnen het deelgebied Ringzone situeert zich enkel de stad Antwerpen met in totaal 72.853 inwoners. Als kwetsbare plaatsen kunnen binnen dit gebied 5 ziekenhuizen worden gedetermineerd. 6.3.3.2.
Evaluatie en beoordeling van de effecten in de Ringzone
Inzake mogelijke gezondheidseffecten ten gevolge van luchtverontreiniging is tussen beide varianten geen onderscheid te maken. Ten opzichte van de autonome ontwikkeling is globaal gezien een verbetering te verwachten. In het deelrapport Water worden alle tracés binnen het deelgebied Ringzone als neutraal beoordeeld. Naar de gezondheid van de mens toe ten gevolge van mogelijke waterverontreiniging zijn dan ook geen effecten te verwachten. Volgens het deelrapport Bodem worden beide tracés positief beoordeeld inzake calamiteiten. Momenteel ontbreken nog gegevens om een inschatting te maken naar mogelijke effecten ten gevolge van bodemsanering. Naar de gezondheid van de mens toe wordt in eerste instantie een positief effect verwacht. Uit de analyses van de geluidscontouren en bijhorende GES-scores blijkt dat beide varianten even goed scoren en beter dan de 0-variant. Inzake externe veiligheid blijkt dat in de toekomstige situatie het aantal inwoners binnen de belangrijkste risicocontour telkens lager is voor de varianten Tunnelsingel en Groene Singel ten opzichte van de 0-variant, en dit doordat er veel minder ADR-transport aanwezig is bij deze twee varianten. Vanuit veiligheidsstandpunt bekeken is de variant Groene Singel het meest wenselijk. In de discipline Monumenten en Landschappen wordt de variant Tunnelsingel als neutraal beoordeeld, de variant Groene Singel krijgt een positieve beoordeling inzake visuele hinder. De bouw van een ‘Tunnelsingel’ evenals de bouw van een ‘Groene Singel’ heeft weinig gevolgen wat betreft landschap, zowel m.b.t. vernietiging van bestaande waarden. Onder de variant ‘Groene Singel’ zijn structurele wijzigingen te verwachten in de relatie tussen Ring-Singel en de omgeving. Deze structurele wijziging is niet te verwachten bij de variant Tunnelsingel. Naar de impact op de gezondheid van de mens toe kan algemeen geconcludeerd worden dat de variant Groene Singel net iets beter scoort dan de variant Tunnelsingel.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 81 van 87
6.3.3.3.
Milderende maatregelen
Zie 6.3.1.3
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 82 van 87
REFERENTIELIJST A.J. Baars, R.M.C. Theelen, P.J.C.M. Janssen, J.M. Hesse, M.E. van Apeldoorn, M.C.M. Meijerink, L.Verdam, M.J. Zeilmaker (March 2001). Re-evaluation of human toxicological maximum permissible risk levels. RIVM Report 711 701 025. de
De Schrijver K., Tilborghs G., Wildemeersch D. (2 editie). Wonen en Gezondheid. Fast T. (2003). Monitoring van mileu- en gezondheidsindicatoren. Een inventarisatie van milieufactoren, indicatoren en registratiesystemen. I.o.v. de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Den Haag: Gezondheidsraad 2003 publicatienr. A03/07. Fast T., Van Den Hazel P. en Van De Weerdt R. (Oktober 2002). Lokale gezondheidseffectscreening t.b.v. ruimtelijke ordening en milieu (Ontwikkeld in het kader van GES Stad en Milieu). Handleiding – Kwantificering van gezondheidseffecten. Versie 1.1. Bureau Medische Milieukunde. In opdracht van het Ministerie VWS en VROM. Fast T., Van Den Hazel P. en Van De Weerdt R. (Oktober 2002). Lokale gezondheidseffectscreening t.b.v. ruimtelijke ordening en milieu (Ontwikkeld in het kader van GES Stad en Milieu). Kwantificering van gezondheidseffecten. Versie 1.1. Bureau Medische Milieukunde. In opdracht van het Ministerie VWS en VROM. Gezondheidsenquête, België, 1997 – 2001. De gezondheid van de bevolking in België, in de Vlaamse Gemeenschap en in het Brussels Gewest. Samenvatting. Centrum voor Operationeel Onderzoek in Volksgezondheid – Afdeling Epidemiologie. Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid – Louis Pasteur in samenwerking met het NIS en het LUC. Janssen dr.ir. NA HET al. Verkeersgerelateerde luchtverontreiniging en gezondheid. IRAS 2002. CEDelft http://www.xs4all.nl/~rigolett/GV Miedema, H.M.E, Passchier-Vermeer, W., Vos, H.. (2002). Elements for a position paper on night-time transportation noise and sleep disturbance. TNO Inro report 2002-59. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Administratie Gezondheidszorg (2003). MilieuEffectRapport Discipline ‘Mens-gezondheid’ Praktisch. Afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg. Vlaamse Gezonheidsinspectie – domein Gezondheid en Milieu & Aminal Cel MER. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Gezondheidsindicatoren 2001. Internet: http://www.wvc.vlaanderen.be/gezondheidsindicatoren MIRA-T (2003). Milieu- & natuurrapport Vlaanderen. Thema’s. Murphy, G.E. (1992) Suicide in Alcoholism. New York/Oxford: Oxford University Press. National Environmental Health Action Plan (2003). www.milieu-en-gezondheid.be. Nederlandse Gezondheidsraad. (1999). Grote luchthavens en gezondheid. Nr. 1999/14 Den Haag. Torfs R. (April 2003). Kwantificering van gezondheidsrisico’s aan de hand van DALY’s en externe gezondheidskosten. VITO. Studie uitgevoerd in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, MIRA. MIRA/2003/02. Universiteit Antwerpen, Universiteit Leuven, Universiteit Gent. (Januari 2002). Meerjarenplan van het Steunpunt Milieubeleidswetenschappen. Van Doninck, N., Van Den Branden, H.. (2004). Plan-MER Masterplan mobiliteit Antwerpen Technisch deelrapport geluid. Antwerpen: BAM NV. Vlaamse Milieumaatschappij (2002). Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Jaarverslag immissiemeetnetten. Kalenderjaar 2001 en Meteorologisch jaar 2001-2002. Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 83 van 87
VVGG, 2003. Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid – Vlaamse Vereniging voor Manisch depressieven & Trefpunt Zelfhulp. Een verkenning door de wereld van de geestelijke gezondheid. D/2003/01. WHO (1999). Environmental Health indicators: Framework and methodologies. WHO/SDE/OEH/99.10. Protection of the Human Environment. Occupational and Environmental Health Series. WHO (2000). Air Quality guidelines for Europe. Second Edition. Willems J. Prof. Dr. (2002 – 2003). Milieu en Gezondheid. GGS Arts Volksgezondheid en Milieugezondheidkunde. GGS Arbeidsgeneeskunde. GGS Jeugdgezondheidszorg. Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidkunde Rijksuniversiteite Gent.
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 84 van 87
LIJST VAN FIGUREN Figuur 1: Modelmatige relatie blootstelling aan lawaai en gezondheidseffecten ..................................18 Figuur 2: Dosis-effect relaties wegverkeerslawaai op basis van Lden .................................................21 Figuur 3: Relatie Lden - % ernstig gehinderden voor verschillende bronnen van geluid ........................22 Figuur 4: Bevolkingsdichtheid projectgebied........................................................................................23 Figuur 5: Bevolkingsloop stad Antwerpen ...........................................................................................24 Figuur 6: Verhouding senioren 65+ (2002) ..........................................................................................26 Figuur 7: Percentage ernstig slaapverstoorden t.o.v. Lnight ...................................................................40 Figuur 8: Aantal inwoners binnen de NO2 GES-contouren, alle strategieën.........................................45 Figuur 9: Aantal inwoners binnen de PM10 GES-contouren, alle strategieën......................................46 Figuur 10: Aantal inwoners binnen contourklassen Lnight – alle strategieën..........................................47 Figuur 11: Aantal inwoners binnen de individuele risicocontour en overeenstemmende GES-score ...48 Figuur 12: Bevolkingsdichtheid in het deelgebied Antwerpen Noord (inw/km²) ....................................52 Figuur 13: Aantal inwoners binnen contourklassen Lnight – Antwerpen Noord ......................................56 Figuur 14: Aantal inwoners binnen de individuele risicocontour en overeenstemmende GES-score voor de varianten op gebiedsniveau Antwerpen Noord................................................................57 Figuur 15: Bevolkingsdichtheid in het deelgebied Linkeroever-Oosterweel (inw/km²)..........................59 Figuur 16: Aantal inwoners binnen contourklassen Lnight – Linkeroever-Oosterweel ............................64 Figuur 17: Aantal inwoners binnen de individuele risicocontour en overeenstemmende GES-score voor de varianten op gebiedsniveau Linkeroever-Oosterweel......................................................65 Figuur 18: Bevolkingsdichtheid in het deelgebied Ringzone (inw/km²).................................................67 Figuur 19: Aantal inwoners binnen contourklassen Lnight – Ring-Singel ...............................................71 Figuur 20: Aantal inwoners binnen de individuele risicocontour en overeenstemmende GES-score voor de varianten op gebiedsniveau Ringzone ............................................................................72
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 85 van 87
LIJST VAN TABELLEN Tabel 1: Beoordelingskader mens-gezondheid en belevingswaarde (planniveau en gebiedsniveau) ............................................................................................................................10 Tabel 2: effecten van geluidsblootstelling ............................................................................................20 Tabel 3: Bevolking per gemeente per leeftijdsgroep (toestand 01/01/2003) ........................................25 Tabel 4: Mogelijke gezondheidseffecten veroorzaakt door verontreinigende componenten in uitlaatgassen................................................................................................................................28 Tabel 5: Mogelijke gezondheidseffecten ten gevolge van wijzigingen in de leefomgeving...................29 Tabel 6: SMR-ratio per gemeente in het ganse studiegebied (secundair inclusief primair studiegebied) ...............................................................................................................................30 Tabel 7: Toetsingwaarden (MTR en streefwaarden) voor de onderzochte componenten (RIVM, 2001 – WHO, 2000 – IRIS databank - EPA) ...............................................................................34 Tabel 8: Luchtkwaliteitrichtlijnen WHO voor organische stoffen...........................................................34 Tabel 9: Relatie effect-GES-scores......................................................................................................36 Tabel 10: GES-score SO2 ....................................................................................................................37 Tabel 11: GES-score NO2 ....................................................................................................................38 Tabel 12: GES-score PM10 .................................................................................................................38 Tabel 13: GES-score Benzeen ............................................................................................................39 Tabel 14: GES-score B(a)P .................................................................................................................39 Tabel 15: GES-scores geluid Lden ......................................................................................................41 Tabel 16: GES-scores geluid Lnight ....................................................................................................41 Tabel 17: GES-scores externe veiligheid .............................................................................................42 Tabel 18: GES-score berekening t.b.v. luchtverontreiniging ................................................................44 Tabel 19: GES-score berekening t.b.v. geluid......................................................................................47 Tabel 20: Overzicht van de resultaten op planniveau ..........................................................................48 Tabel 21: Samenvatting van de resultaten op planniveau....................................................................49 Tabel 22: GES-score berekening t.b.v. luchtverontreiniging - deelgebied Antwerpen Noord ...............54 Tabel 23: GES-score berekening t.b.v. geluid – deelgebied Antwerpen Noord....................................55 Tabel 24: Overzicht van de resultaten op gebiedsniveau – Antwerpen Noord .....................................56 Tabel 25: Overzicht van de resultaten voor Antwerpen Noord .............................................................58 Tabel 26: GES-score berekening t.b.v. luchtverontreiniging - deelgebied Linkeroever-Oosterweel .....61 Tabel 27: GES-score berekening t.b.v. geluid – deelgebied Linkeroever-Oosterweel..........................63 Tabel 28: Overzicht van de resultaten op gebiedsniveau – Linkeroever-Oosterweel ...........................64 Tabel 29: Overzicht van de resultaten voor Linkeroever ......................................................................66 Tabel 30: GES-score berekening t.b.v. luchtverontreiniging - deelgebied Ringzone............................69 Tabel 31: GES-score berekening t.b.v. geluid – deelgebied Ringzone ................................................70 Tabel 32: Overzicht van de resultaten op gebiedsniveau – Ringzone..................................................71 Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 86 van 87
Tabel 33: Overzicht van de resultaten in de Ringzone.........................................................................73
Plan milieueffectrapport Masterplan Antwerpen – Technisch deelrapport MensGezondheid
Pagina 87 van 87