Plan 3 Het Nieuwe Mozaïek De Sterrenschool van Lelystad. Een kindcentrum waar opvang en onderwijs naadloos in elkaar overgaan.
Inhoud Uitgangspunten Visie op ontwikkelen en leren Pedagogische aanpak De medewerkers De praktijk
Voorwoord Uit De blik van Yeti (schrijver: Michel Vandenbroeck) We willen de kinderen voorbereiden op het leven in de eenentwintigste eeuw. Dat betekent ook de omgang van elkeen met die veranderde samenleving. Al kan niemand vandaag precies zeggen wat dat betekent, één ding is zonder meer duidelijk: de kinderen van vandaag zullen morgen bruggen moeten bouwen met en naar mensen aan de overkant. Hun wereld zal kleiner zijn dan de onze en snel veranderen. De overkant zal in hun achtertuin zitten. Dat weten we wel over die wereld van morgen. Kinderen die geleerd hebben met verschillen en met veranderingen om te gaan, zullen een streepje voor hebben. Kinderen met een stevig zelfbeeld hebben het daar makkelijker mee. De toekomst wordt vandaag gemaakt, met de opvoeding van de kinderen van vandaag. Dus ‘Opvoeden tot zelfbewustzijn’, ‘opvoeden tot verbondenheid’ gaat in ons pedagogisch concept een grote rol spelen.
Wat kunnen we leren? Hoe kunnen we leven? Wat is onze toekomst?
Leren leven in de toekomst !
2
Uitgangspunten Hieronder de 10 uitgangspunten/kreten voor Het Nieuwe Mozaïek. (maatschappelijke verantwoordelijkheid en dienstverlening meenemen) (in dit plan schrijven we veel over de medewerkers van Het Nieuwe Mozaïek, dit zijn leraren, pedagogisch medewerkers, leraarondersteuners, leidinggevenden enz. enz.) 1 Het kind centraal Daar draait het om, daar doen we het voor! We weten dat ieder kind graag wil leren en interesse heeft in wat het ontmoet en dat als deze belangstelling blijvend wordt gevoed, het kind wil blijven leren en dat het met plezier naar school zal gaan. Het nieuwe Mozaïek wil een plek zijn waar kinderen en ouders zich thuis zullen voelen en zich blijven ontwikkelen. We hebben geloof en vertrouwen in dat het zinvol is te blijven investeren in kinderen en in je eigen leerproces. We gaan werken met de kwaliteiten waarover kinderen van nature beschikken, divergent denken, nieuwsgierigheid, creativiteit en onbevangenheid. Belevingswereld van het kind, belevingsonderwijs!!! Je doet ertoe, jouw werk wordt herkend en erkend! Het kind staat aan het roer van zijn eigen ontwikkeling. De medewerkeren ondersteunen het kind intensief en sturen bij als dat nodig is. Het kind staat écht centraal en kinderen krijgen de ruimte. Ruimte om te groeien, ruimte om te zijn wie je bent en ruimte om te kiezen en te leren wat zíj willen. Het werken in een zelf gekozen volgorde en in een eigen tempo zijn hier een voorbeeld van. Op Het Nieuwe Mozaïek is iedere kind eigenaar van zijn of haar leer- en ontwikkelingsproces. Door intensief met ouders samen te werken bepalen we gezamenlijk de koers van het kind, wat stimuleren we en waar sturen we bij. Door deze samenwerking begeleiden we kinderen zodat ze zich optimaal ontplooien; wij op school; ouders thuis. 2 Medewerkers die bij ons werken Niets is zo stimulerend voor de belangstelling van de kinderen als het enthousiasme van een begeleider. Zijn plezier in het contact met kinderen, zijn warme en oprechte belangstelling voor de kinderen en zijn eigen interesse in wat hij behandelt, deze zullen werken als een vonk die het vuur ontsteekt. Kinderen leren vooral de eerste jaren vanuit de nabootsing daarom werken we met medewerkers die nabootsingswaardig zijn. Het zijn medewerkers met passie, die vragend in het levenstaan, die nieuwsgierig zijn, leergierig, gemeenschapsmensen, die weten dat ze andere mensen nodig hebben om nieuwe vragen te stellen, die niet berusten, niet routineus zijn. Ze ontmoeten elkaar op de werkvloer in de dagelijkse praktijk van samen leren en creëren van de voorwaarden voor het leren van de kinderen. Medewerker is coach, begeleider, onderwijzer, opvoeder, pedagoog, sparringpartner etc. Het zijn mensen met een passie voor kinderen 3 Een school voor Christelijk geïnspireerd onderwijs. Een school met een verhaal 3
Een school waar verhalen verteld worden Levensbeschouwelijke vorming Niet alleen lessen, maar ook activiteiten. Vieringen en feesten. Samen. Kennis van en inzicht in diverse levensbeschouwelijke tradities, helpt kinderen om bepaalde vraagstukken beter te begrijpen, vanuit diverse opvattingen en overtuigingen te benaderen en er zelf een positie in te bepalen. Ieder kind ontwikkelt een eigen kijk op het leven en maakt zelf keuzes wat zinvol, mooi, waar en echt is. Gebruik maken van de methode Kleur: Deze methode verbindt de aandachtsgebieden godsdienst/levensbeschouwing, sociaal-emotionele vorming en burgerschap met elkaar. Leven in verbondenheid (Wie ben ik; Waar kom ik vandaan? Waar ga ik naar toe) Een medewerker, ouder, opvoeder zegt: (Wie ben je, Wat kom je doen, Hoe kan ik je helpen?) Geloof, hoop en liefde, gerechtigheid en vrede, zorg voor zwakken. Bouwen aan gerechtigheid binnen een samenleving begint op school, een school met een verhaal. Vergeving is een waarde die in deze tijd echt ontwikkeld zou moeten worden Levensbeschouwelijke vaardigheden: Verlangen, Verwondering, Verbijstering Waarnemen Vragen Verbeelden Vertellen Dialogiseren Waarderen Handelen 4 Gedragsregels en afspraken worden gedragen door kinderen en ouders. We werken met Positive Behavior Support (PBS). We werken met de regels uit de Kanjertraining. We gebruiken ‘Je hoort erbij week’ om ieder jaar de regels en afspraken na een intensief proces van debat, overleg, onderhandeling en besluitvorming tot stand te laten komen. Het gaat dan om betrokkenheid, medeverantwoordelijkheid, betekenisontwikkeling en identiteitsvorming. Wij werken hier ook aan door in de methode Kleur aangegeven lessen. 5 Gebeurtenissen op school organiseren. (de school in de wereld) Het kindcentrum is onderdeel van de wijk, de stad, de maatschappij, het land, de wereld. We werken samen ergens naar toe en vieren het resultaat met elkaar. In grote en kleine zin. Als je met je klas iets bereikt hebt nodig je andere groepen uit om erbij te zijn, om mee te vieren. Er zijn activiteiten door/voor en met ouders/kinderen en medewerkers die de gemeenschapszin van de school vergroten. Deze activiteiten kunnen zijn ouderbijeenkomsten, info avonden, feesten/vieringen. Er zijn activiteiten die gericht zijn op de wereld om ons heen. Voorbeeld 1; Een project voor of contact met een school in Bolivia. (wat gebeurt er in de wereld ver van huis?) Voorbeeld 2; Een project met het verzorgingstehuis om de hoek. 6 Leren met hoofd, hart en handen. Leren debatteren, reflecteren, leren denken, filosoferen, argumenteren, opkomen voor jezelf en anderen Reflecteren (ik kijk naar mijzelf, mijn beleving, mijn houding, mijn werk, ik kijk ernaar en kijk er op terug, alleen of met anderen, ik ontdek wat ik de volgende keer anders/beter kan doen, ik leer…) Evalueren (wat ging goed, wat kan beter?) Filosoferen (Wie? Wat? Wanneer? Hoe?)(een emmer met water of water met een emmer? 4
Tegendraads denken (leren debatteren, vragen stellen etc.) Creatief denken. Divergeren is basis. (verder doordenken, meerdere oplossingen voor problemen kunnen bedenken) Ontwikkelen van hoofd hart en handen. Als je kant en klare kennis moet reproduceren dan gaat het niet over jou. Je hoofd is je wijze van denken, is een verlengstuk van je handen en altijd verbonden met de dingen die er voor jou toe doen(je hart). Weten is doen en leren, het is zoeken naar inzicht in wat je bezig houdt, werken aan oplossingen voor wat je dwarszit. Leren is creatie. En leren doe je samen, omdat jouw probleem ook het mijne is. De praktijk van samenleven creëert een cultuur.
7 De methoden zijn een hulpmiddel voor de medewerker. Leerlijnen en referentieniveaus zijn richtinggevend. De doelen worden ontleend aan persoonlijke/ gemeenschappelijke inspiratiebronnen van de medewerkers als pedagogische professionals. De methoden moeten worden ingepast in en aangepast aan de orde van het vormingsproces dat we met ieder kind voor ogen hebben. De medewerker blijft reflecteren op en verantwoording afleggen over de doelen en de daarop gebaseerde keuze van leermiddelen. We gaan uit van de ongekende talenten van kinderen, dat is de basis. Belevingsonderwijs, projecten rondom de kernvragen van het menselijk leven en samenleven (Wonen, voedsel, vrede en veiligheid, milieu en energie, democratie en gezag etc.) 8 Samenwerken Kinderen zijn medeverantwoordelijk voor het leren en de ontwikkeling van jongere kinderen. Voor ieder jong kind is er een ouder kind die voor hem of haar zorg draagt. Die ziet je, die komt op voor je als het even niet zo lekker gaat, die helpt je met een moeilijke les of spreekbeurt. Maar ook samenwerken bij het oplossen van complexe problemen (dit is een van de punten voor PISA 2015)(21st Century Skills) Coöperatief leren
9 Leren verandert je, je wordt er een ander mens van. Kinderen en medewerkers en ouders zijn voortdurend aan het leren, ze onderzoeken, ontwerpen, …….. We creëren een leeromgeving op basis van een aantal fundamentele overtuigingen inzake waarden in het leven. We formuleren vraagstukken en presenteren die aan de kinderen/medewerkers op een zodanige wijze dat ze als probleem beleefd gaan worden (voorbeeld het wereldspel van John Hunter) Leren doe je vooral door deel te nemen aan een gemeenschappelijke praktijk, daar waar wordt gesproken over betekenissen, over de vraag hoe je dingen aanpakt, hoe je tegen zaken aankijkt, welke rol ieder speelt, wat je wel of niet kunt maken. In zo’n leergemeenschap word je gaandeweg opgenomen, van waarnemer, toeschouwer, tot deelnemer, kernspeler. Je ontwikkelt er je eigenheid. 5
10 Digitale geletterdheid Sociale media (dit is een van de punten voor PISA 2015)(21st Century Skills) (dit stuk nog uitwerken)
6
Visie op ontwikkelen en leren Visie Wij hebben vertrouwen in de ontwikkeling van kinderen, omdat kinderen van binnenuit gemotiveerd zijn om te leren; Ons onderwijs is gericht op het verwerven van: - kennis, waarbij we streven naar zo optimaal mogelijke leeropbrengsten - inzicht, door betekenisvol leren - persoonlijke vaardigheden, bestaande uit een aantal competenties We zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de inhoud, de totstandkoming en het resultaat van ons onderwijs; Kinderen stellen eigen leervragen, ze krijgen ontdekkingsruimte en de medewerker begeleidt, coacht, onderwijst. Wij stemmen het onderwijs af op de eigen ontwikkeling van een kind en op de verschillen tussen kinderen; Fouten mag je maken, met als uitgangspunt: van fouten kan je leren.
CED leerlijnen Portfolio/kindvolgsysteem Gedurende het gehele verblijf worden kinderen in hun ontwikkeling gevolgd en verzamelen werkbegeleiders en coaches bewijzen van groei van kinderen. Kinderen mogen zelf ook bewijzen toevoegen. Dit portfolio is een instrument voor de medewerkers en coaches om de ontwikkeling van het kind nauw te volgen. Een belangrijk onderdeel van het werken met portfolio's is het contact met de kinderen en hun ouders. Deze interactie biedt veel mogelijkheden om erachter te komen hoe kinderen groeien en wat hun unieke talenten, interesses en behoeften zijn. Als je de kinderen beter kent, kun je je aanbod beter afstemmen. Zo helpt het portfolio de medewerkers om het kind goed te ondersteunen in zijn ontwikkeling en het bieden van emotionele veiligheid. Het portfolio bestaat uit verschillende ontwikkelingslijnen. Deze ontwikkelingslijnen geven de persoonlijke ontwikkeling van kinderen weer. Voorbeelden zijn: spreken, keuzes kunnen maken, samenwerken, doorzettingsvermogen en leren van het verleden. Kinderen gaan werk verzamelen waarmee zij kunnen aantonen dat in hun ogen een bepaalde vaardigheid is bereikt of dat ze gegroeid zijn in een persoonlijke kwaliteit. Bij een peuter zal de medewerker of coach meer werk verzamelen dan het kind. Naarmate kinderen ouder worden, kunnen ze steeds meer eigenaar zijn van hun eigen ontwikkeling. In een gesprek met de coach & medewerker krijgt het kind feedback en wordt de vooruitgang op de lijnen samen vastgesteld. Het portfolio staat in de unit en kunnen elk moment worden ingekeken door ouders en kinderen. Leren van elkaar 7
Wij gaan er vanuit dat kinderen vooral veel van elkaar leren. Medewerkers zorgen ervoor dat er voldoende contact tussen kinderen is. Zij scheppen de voorwaarde zodat kinderen: met elkaar van gedachten wisselen; zich aan elkaar presenteren; samen spelen; samen onderzoeken; zich verantwoordelijk voelen; zich eigenaar voelen. De medewerker interrumpeert niet zomaar. Zij observeert eerst en vraagt zich dan af:'wat houdt de kinderen bezig?' inplaats van: 'hoe houd ik de kinderen bezig.' De medewerkers spreken daarbij de groep niet aan als een geheel, alsof de kinderen allen identiek zijn, maar zij gaan uit van diversiteit, van de onderlinge verschillen, en faciliteren de uitwisseling daarvan. De grote uitdaging is om op het juiste moment iets toe te voegen aan de activiteit(en) van de kinderen zodat zij zelf nieuwe kennis / vaardigheden gaan uitproberen. Niet vertellen, maar luisteren. De pedagogische houding van medewerkers kenmerkt zich door een open en onderzoekende houding. Zij gaan er niet zomaar vanuit dat ze de kinderen kennen. Zij willen de kinderen leren kennen. Het uitgangspunt is namelijk dat elk kind uniek is en ook de context waarin het kind zich ontwikkelt steeds verandert. Ieder kind is intelligent op zijn eigen manier. Daarom vragen medewerkers zich af: wie is dit kind? Hoe zie ik het kind? Wat verwacht ik van dit kind? Hoe leert / ontwikkelt dit kind? De medewerker creëert en zoekt daarvoor bronnen: Foto's / film, gesprekken met kinderen en collega's en observaties. Deze worden verwerkt in het portfolio en het ontwikkelplan. Deze documenten zijn er vooral om bijgesteld te worden. Documenten zo levend als een kind zelf. Kinderen, ouders en professionals zijn samen expert van het kind. Gesprek tussen deze drie partijen is van het grootste belang om een goed beeld te krijgen van wie het kind is, wat hij kan en wat hij wil leren.
8
Pedagogische aanpak Wat Het Nieuwe Mozaïek zo bijzonder maakt is dat onderwijs en opvang samen gaan en werken vanuit dezelfde visie. Dit betekent in de dagelijkse praktijk dat de pedagogisch medewerkers en medewerkers deel uit maken van een unitteam. Samen verzorgen zij het dagritme en daginvulling voor de kinderen van 07.00 tot 19.00 uur. De unit is de basis voor ieder kind. We gaan uit van vier pedagogische basisdoelen voor de opvoeding. Wij zorgen ervoor dat kinderen zich emotioneel veilig voelen (1), geven ze de gelegenheid zich persoonlijk (2) en sociaal (3) te ontwikkelen en om zich de normen en waarden van onze samenleving eigen te maken (4). Om deze doelen te verwezenlijken en zo goed mogelijk aan te sluiten bij zowel de individuele ontwikkeling en belevingswereld van een kind als bij het groepsproces, passen we de methodiek van de interactieprincipes toe. Deze interactiesprincipes zijn de leidraad voor ons pedagogisch handelen. 1. Initiatieven waarnemen en volgen Het kind neemt van nature initiatieven om zich te ontwikkelen en om contact met anderen te krijgen. Het daadwerkelijk waarnemen van deze initiatieven is van groot belang om in contact met elkaar te komen. Je kunt immers alleen reageren op wat je hoort en ziet. Door heel gericht te kijken en te luisteren naar kinderen, kunnen we deze initiatieven waarnemen en volgen. Overigens hebben jonge kinderen meer tijd nodig om opgedane indrukken te verwerken en hierop te reageren dan oudere kinderen. 2. Initiatieven ontvangen (verbaal en non-verbaal) Ingaan op een initiatief (ontvangen), ondersteunt de ontwikkeling van een kind. We laten een kind door middel van een ontvangstbevestiging merken dat we belangstelling hebben voor de initiatieven die het neemt. Een ontvangstbevestiging kan zijn: je toewenden, oogcontact maken, op vriendelijke toon verbaal reageren, vriendelijke gezichtsuitdrukking, vriendelijke houding, meedoen, ja-knikken, ja zeggen, herhalen wat een kind zegt. Zo’n positieve ontvangst stelt een kind gerust; het merkt dat de volwassene hem begrijpt en voelt zich dan gezien, bevestigd en emotioneel veilig. En een kind dat zich emotioneel veilig voelt, durft meer initiatieven te nemen en kan zo zijn persoonlijke en sociale competentie verder ontwikkelen. 3. Benoemen Benoemen wil zeggen: taal geven aan ons eigen handelen en aan datgene wat we zien bij de kinderen. Door te benoemen wat we horen of zien, krijgen we contact met het kind. Daarnaast ondersteunt het benoemen de taalontwikkeling (persoonlijke competentie) van kinderen. Benoemen is verwoorden van eigen initiatieven, initiatieven van een kind, gebeurtenissen in de omgeving, alles wat er te zien is.
9
De werkbegeleider zegt (benoemt) wat ze doet of gaat doen. Door het geven van informatie weet het kind wat er gaat gebeuren; dit schept duidelijkheid en geeft rust. Zo bevordert ‘benoemen’ ook de emotionele veiligheid. Bij het benoemen kunnen we ‘sfeercommunicatie’ toepassen: het benoemen van initiatieven, emoties, gebeurtenissen van een kind en dit terugkoppelen naar de hele groep. Hierdoor raken kinderen bij elkaar betrokken en maken we ze sociaal attent op elkaar. Bijvoorbeeld: “Marco, ik zie dat je Patrick aan het helpen bent; je bent een kanjer!“ Door Marco in de groep een compliment te geven, wordt de aandacht op zijn initiatief gevestigd (een compliment wil iedereen immers graag horen). Kinderen zien dat Marco sociaal wenselijk gedrag toont. Zo wordt de ontwikkeling van de sociale competentie gestimuleerd door wenselijk gedrag uit te vergroten. Tegelijkertijd zorgt dit voor overdracht van normen en waarden. 4. Beurtverdeling In contact met kinderen is het wisselen van beurten belangrijk, zodat iedereen aan de beurt komt. De betrokkenheid van de kinderen duurt langer, als een kind weet dat het aan de beurt komt. Door andere kinderen bij een gesprek te betrekken, maken we kinderen sociaal attent op elkaar. Door te zorgen voor een goede beurtverdeling helpen we het kind zich te ontwikkelen. We geven het kind de tijd en zorgen voor de ruimte en rust die het nodig heeft om te reageren; dit nodigt hem uit om meer initiatieven te nemen. 5. Leidinggeven, leiding nemen Leidinggeven is kindvolgend. We geven het kind de leiding door het te volgen, bijvoorbeeld wanneer het een gewenst initiatief neemt. We moedigen hem aan meer initiatief te nemen door het positief te benoemen. Leiding nemen is kindsturend. We nemen de leiding om een kind bij te sturen, bijvoorbeeld omdat het een ‘ongewenst’ initiatief neemt. Omdat een kind meer leert van positieve bekrachtiging dan van een negatieve afwijzing, doen we dit op een positieve, respectvolle manier: het ‘ongewenste’ initiatief wordt op een neutrale manier ontvangen; daarna kiezen we een positieve benadering om het initiatief naar ‘gewenst’ om te buigen. Een voorbeeld: De nieuwe donald duck is binnen. Youri grist hem van de tafel en duikt de leeshoek in. Je ziet de teleurstelling op het gezicht van Patrick (waarnemen / volgen); “ Patrick ik zie dat jij ook graag de donald duck wilde lezen klopt dat? (benoemen en beurtverdeling) Zullen we samen naar Youri lopen om een oplossing te zoeken?” (leiding nemen) 6. Ik-benoeming In contact met kinderen is het belangrijk dat wij onszelf benoemen als ‘ik’ (en dus niet met onze naam). Het kind leert zo het verschil tussen ’ik’ en jij’ en dat draagt bij aan de ontwikkeling van het zelfbesef. Bovendien druk je door de ik-vorm uit dat je deel uitmaakt van de groep, in de groep staat. De ik-benoeming ondersteunt het leidinggeven en leiding nemen.
10
De medewerkers De competenties voor de medewerkers op Het Nieuwe Mozaïek zijn beduidend anders dan op een gewone school. Competenties ontwikkel je door aan het werk te gaan met opgaven zoals je die in de beroepspraktijk tegenkomt. Kortom: competenties verwoorden gedragseisen voor succesvol functioneren. Competenties zijn een combinatie van kennis, gedragsvaardigheden en persoonlijkheid. Competenties zijn organisatie specifiek, afhankelijk van de doelen en filosofie van de organisatie. Bij het ontwikkelen van competenties is het vooral belangrijk dat medewerkers zich eigenaar voelen van de eigen ontwikkeling en dat de organisatie hier aandacht aan besteedt. We kijken op een andere manier naar het leren van kinderen. Dit blijkt uit de volgende punten: • Kwalitatief goed onderwijs bieden vanuit het vertrouwen in de ontwikkeling van kinderen. • Kinderen voorbereiden op het leven in de eenentwintigste eeuw; opvoeden tot zelfbewustzijn; opvoeden tot verbondenheid; opvoeden om een positieve individuele bijdrage te leveren aan de globaliserende wereld. • Kinderen (mede‐)verantwoordelijk maken voor hun eigen leer‐ en ontwikkelingsproces. Kinderen mogen wat van ons verwachten, maar wij ook van hen. • Verschillen dragen bij aan het leerproces van alle betrokkenen. • Verantwoordelijkheid voor jezelf, de ander en de omgeving. • Fouten worden gemaakt én zijn om van te leren. Wat moeten medewerkers kunnen? Een lerende onderzoekende houding. Kennis en inzicht hebben in o.a.: leerlijnen, ontwikkeling van kinderen, materialen, coöperatief werken, interactieve werkvormen, leerstrategieën, meervoudige intelligentie / of weten waar je het kunt vinden • Onderschrijven van ‘onderwijs-anders georganiseerd’ concept • Flexibiliteit (op diverse gebieden) • Een teamplayer zijn • Kunnen luisteren / gesprekken kunnen voeren met kinderen, ouders en collega’s • Kinderen eigenaar maken van hun leerproces / kunnen afstemmen op kinderen • Kunnen reflecteren en daarnaar kunnen handelen, medewerkergedrag aanpassen • Kunnen ‘verbinden’ door los te laten, nieuwe wegen te zoeken, open te staan voor …. • Organisatorisch en didactisch sterk onderlegd zijn Het zijn medewerkers met passie, die vragend in het leven staan, die nieuwsgierig zijn, leergierig, gemeenschapsmensen, die weten dat ze andere mensen nodig hebben om nieuwe vragen te stellen, die niet berusten, niet routineus zijn. Ze ontmoeten elkaar op de werkvloer in de dagelijkse praktijk van samen leren en creëren van de voorwaarden voor het leren van de kinderen. Medewerker is coach, begeleider, onderwijzer, opvoeder, pedagoog, sparringpartner etc.
11
De praktijk Op het nieuwe Mozaïek volgt ieder kind onderwijs in een unit. Er is 1 unit van 0-3 jaar, 1 onderbouwunit van 3-7 jaar en 1 bovenbouwunit van 7-12 jaar. Als een onderbouw/bovenbouwunit groter is dan 20 kinderen is deze weer onderverdeeld in heterogene onderwijs-stamgroepen. Ieder kind is ingedeeld in een onderwijsstamgroep. In deze onderwijsstamgroep zitten kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar. Dit stelt kinderen in staat van elkaar te leren. Er kunnen lessen gevolgd worden van 08.30 tot 14.30 uur. Na 14.30 uur blijven de kinderen die bij de kinderopvang zijn ingeschreven zoveel mogelijk in hun eigen unit en worden verder begeleid door de pedagogisch medewerkers. De unit is de veilige basis voor de kinderen. Op rustige dagen (zoals woensdag en vrijdag) of in de vakantie kan het zijn dat units met elkaar samengevoegd worden. Belangrijk is dat dit een meerwaarde voor de kinderen heeft, bijvoorbeeld door extra activiteiten of de samenstelling van de unit. Oudere kinderen uit de onderbouwunits hebben de mogelijkheid om alvast een kijkje te nemen en mee te doen in de bovenbouwunit. Per dag wordt bepaald hoeveel kinderen dit mogen zijn en wordt dit goed afgestemd met de begeleiders en kind onderling. Voorwaarde is dat het een meerwaarde moet hebben voor het kind en past bij diens ontwikkeling. Kinderen worden steeds zelfstandiger. Wij geven ze de vrijheid die ze nodig hebben en aankunnen. Dat geldt ook voor het gebruik van de binnen- en buitenruimte. Het dagritme op Het Nieuwe Mozaïek verloopt met dagelijks terugkerende basisgroepmomenten en activiteiten voor de kinderen. Zo weten de kinderen wat er gaat gebeuren en kunnen ze hier op anticiperen. Dat geeft hen een gevoel van emotionele veiligheid. Basisgroep- momenten kunnen eet- en drinkmomenten met elkaar zijn maar ook kringmomenten. Zo wordt er om 14.30 uur in de kring met de basisgroep, samen met de pedagogisch medewerkers en kinderen, besproken wat er die middag op het programma staat. Kinderen mogen zelf kiezen wat ze willen doen, dit kunnen verschillende activiteiten, workshops of vrij spel zijn. De workshops kunnen per week verschillen.
12