21
Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 2.1 Inleiding – 23 2.2 Afstamming – 23 2.2.1 Geboorte – 24 2.2.2 Erkenning – 25 2.2.3 Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap – 26 2.2.4 Vaderschapsactie – 27 2.2.5 Adoptie – 27
2.3 Minderjarigheid – 28 2.3.1 Inhoud van het begrip minderjarigheid – 28 2.3.2 Consequenties van minderjarigheid – 28 2.3.3 Uitzonderingen – 29
2.4 Gezag – 31 2.4.1 Ouderlijk gezag – 32 2.4.2 Voogdij – 37
2.5 Woonplaats – 41 2.5.1 Weglopen van huis – 42
2.6 Alimentatie – 42 2.6.1 Levensonderhoud en minderjarigen – 43
2.7 Naam en naamswijziging – 43 2.7.1 Voornaam – 44 2.7.2 Wijziging van de voornaam – 44 2.7.3 Geslachtsnaam – 45 2.7.4 Wijziging van de geslachtsnaam – 45
2.8 Nationaliteit en naturalisatie – 47 2.8.1 Verkrijgen van het Nederlanderschap – 48 2.8.2 Verlies van het Nederlanderschap – 50
A.P. van der Linden et al., Jeugd en recht, DOI 10.1007/978-90-368-0512-4_2, © 2014 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
2
2.9 Burgerlijke stand – 51 2.10 Hoorrecht – 52 2.10.1 Toepassing hoorrecht – 52 2.10.2 Uitzonderingen – 53 2.10.3 Procedure – 53
2.11 Medische behandeling – 54 2.11.1 De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) – 55 2.11.2 De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) – 57
2.2 • Afstamming
23
2
2.1 Inleiding
De plaats van de jongere in het Nederlandse recht wordt vooral bepaald door regels die direct of indirect betrekking op hem hebben. Deze regels zijn niet overzichtelijk gerangschikt in wetten opgenomen en er bestaat dus geen algemene jeugdwet. Dikwijls zijn de geldende regels slechts met moeite te vinden, omdat ze zijn geformuleerd in rechten en plichten van ouders en andere opvoeders. Zo vloeit uit de plicht van de ouders tot verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen het recht voor de jongeren voort om te worden verzorgd en opgevoed. Op 20 november 1989 is door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het Verdrag inzake de rechten van het kind aangenomen. Nederland heeft dit verdrag in 1990 ondertekend en in 1995 geratificeerd, dat wil zeggen dat het verdrag sindsdien ook voor Nederland geldt. De tekst van de geautoriseerde Nederlandse vertaling is achter in dit boek als bijlage opgenomen. In het verdrag staat onder meer dat de opgenomen rechten voor alle kinderen gelden, zonder enige uitzondering. 55 De overheid heeft de plicht om het kind te beschermen tegen elke vorm van discriminatie, zij mag geen enkel recht schenden en heeft de plicht de rechten juist te bevorderen. Het belang van het kind moet ten grondslag liggen aan alle maatregelen die het kind betreffen. 55 De overheid heeft de plicht het kind te beschermen als ouders of verantwoordelijke instellingen daarin tekortschieten.
kinderrechten
In het jeugdrecht nemen familierechtelijke betrekkingen een belangrijke plaats in. Vrijwel iedere jongere wordt immers in een familie, in een gezin grootgebracht. De kwaliteit van de relaties binnen het gezin bepaalt in belangrijke mate de groeikansen van de jongere. In dit hoofdstuk staan de regels die de voorwaarden moeten bieden om recht te doen aan de positie van de jongere in het gezin en in de samenleving. Na afstamming en minderjarigheid komen ouderlijk gezag en voogdij aan de orde, gevolgd door de woonplaats en de wegloopproblematiek. Het levensonderhoud, de naam en naamswijziging, nationaliteit en naturalisatie sluiten daarbij aan. Ten slotte volgen de burgerlijke stand, het hoorrecht en de geneeskundige behandeling. 2.2 Afstamming
Afstamming is de betrekking tussen ouders en kinderen die ontstaat door de bloedbanden die tussen hen bestaan. Biologisch gezien heeft iedereen een vader en een moeder. Maar zijn deze biologische ouders ook juridische ouders? Voor de vrouw is dat in het Nederlandse recht nagenoeg steeds het geval. De biologische vader is echter niet altijd de juridische vader. Zijn rol kan beperkt zijn tot zaaddonor of (daadwerkelijke) verwekker. Heeft het kind een juridische moeder en een juridische vader, dan staat het in familierechtelijke betrekking tot beide ouders en hun familie. Dat geldt voor kinderen die geboren worden uit een huwelijk én voor kinderen die buiten een huwelijk geboren worden en door de vader erkend worden. Is de moeder bij de geboorte van een kind ongehuwd en wordt het kind niet erkend door de vader, dan staat het alleen in familierechtelijke betrekking
bloedbanden
24
Hoofdstuk 2 • Plaats van de jongere in het Nederlandse recht
tot de moeder en haar familie. Vader van een kind is ook de man van wie het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld of die het kind heeft geadopteerd. Door afstamming ontstaat bloedverwantschap. Door het huwelijk ontstaat aanverwantschap tussen de ene echtgenoot en de bloedverwanten van de andere. Bovenstaande regels gelden ook wanneer het kind is verwekt met behulp van moderne voortplantingstechnieken; bijvoorbeeld wanneer het genetische materiaal afkomstig is van een donorman (zaadcel) en een donorvrouw (eicel). Wanneer er vervolgens in-vitrofertilisatie (reageerbuismethode) en embryotransfer – waarbij het embryo in een draagmoeder is geïmplanteerd en het kind eventueel aan wensouders is gegeven – heeft plaatsgehad, dan is toch de vrouw die het kind heeft gebaard voor de wet de moeder. Indien zij is gehuwd, is haar echtgenoot voor de wet de vader. Wensouders kunnen slechts via adoptie de juridische ouders worden van het kind. Daartoe moeten de draagmoeder en haar eventuele echtgenoot ontheven worden van het ouderlijk gezag. In de praktijk is men hiermee zeer terughoudend, omdat dit een oneigenlijk gebruik is van de desbetreffende kinderbeschermingsmaatregel. Vanaf 2014 kunnen kinderen ook twee juridische moeders hebben als zij geboren worden tijdens het huwelijk van deze twee vrouwen. De duo-moeder kan ook een kind erkennen en als zij niet de juridische ouder van een kind wil zijn, kan dat worden afgedwongen door de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap.
2
2.2.1 Geboorte de gevolgen van de geboorte
Het gebruikelijkst is uiteraard de afstamming door geboorte. Het kind dat uit het huwelijk van zijn ouders geboren wordt, heeft de man tot vader en de vrouw tot moeder. Dit geldt ook indien dit kind niet door de man is verwekt. De wetgever heeft dit zo bepaald. Door het enkele feit van de geboorte komt het kind in familierechtelijke betrekkingen te staan tot beide ouders. De ouders kunnen kiezen welke geslachtsnaam het kind krijgt: die van de vader of die van de moeder. Dit alles geldt in beginsel ook voor het kind dat binnen 306 dagen na de ontbinding van het huwelijk door de dood van de vader is geboren. Het heeft de vroegere echtgenoot tot vader, ook als de moeder is hertrouwd na het overlijden van haar man. Alleen wanneer zij en haar echtgenoot sinds de 306de dag voor de geboorte van het kind gescheiden hebben geleefd, kan de vrouw binnen een jaar na de geboorte van het kind voor de ambtenaar van de burgerlijke stand het vaderschap van haar overleden echtgenoot ontkennen. Als de moeder niet gehuwd is, komt het kind van rechtswege alleen tot haar en haar familie in familierechtelijke betrekkingen te staan. Het draagt dan de geslachtsnaam van de moeder. zz Ontkenning van het huwelijkse vaderschap
als ‘de vader’ de vader niet is
Beide (ex-)echtgenoten én het kind kunnen het huwelijkse vaderschap ontkennen als de man niet de biologische vader van het kind is. Dit betekent dat zij ontkennen dat de man het kind heeft verwekt. Zij moeten in dit geval de rechter verzoeken de ontkenning van het vaderschap gegrond te verklaren. Voor de moeder geldt dat zij dit verzoek binnen een jaar na de geboorte van het kind moet indienen, voor de vader dat hij dit moet doen binnen een jaar nadat hij vernomen heeft dat hij vermoedelijk niet de biologische vader van het kind is. Het kind zelf moet binnen drie jaar nadat het heeft gehoord dat de man vermoedelijk niet zijn biologische
2.2 • Afstamming
25
2
vader is, dit verzoek indienen. Hoort het dit tijdens zijn minderjarigheid, dan kan het verzoek tot uiterlijk drie jaar na het bereiken van de meerderjarigheid worden ingediend. Als (een van) zijn ouders het vaderschap ontken(t)nen, is het kind belanghebbende in het rechtsgeding. De rechter benoemt dan een bijzondere curator die de belangen van het minderjarige kind moet behartigen. Biologisch vaderschap kan met behulp van bloed- of DNA-onderzoek bijna met honderd procent zekerheid worden vastgesteld. Ontkenning kan in beginsel niet als de man eerder instemde met bijvoorbeeld kunstmatige donorinseminatie, met in-vitrofertilisatie met donorzaad of indien hij voordat hij huwde reeds wist dat de vrouw van een ander zwanger was. Alleen wanneer de vrouw hem heeft bedrogen omtrent de verwekker, kan de man het vaderschap ontkennen. In beide gevallen heeft het kind zonder meer het recht om het vaderschap te ontkennen. Alleen de rechter kan op verzoek van de betrokkenen de ontkenning van het vaderschap vaststellen. 2.2.2 Erkenning
Een erkenning is de verklaring van een man dat hij een kind als het zijne erkent. In juridische zin is het een rechtshandeling waardoor de man het vaderschap aanvaardt. Met toestemming van de ongehuwde moeder kan hij een kind als het zijne erkennen. Deze man hoeft niet de biologische vader van het kind te zijn. Door de erkenning ontstaan familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en deze man en zijn familie. Er ontstaat over en weer erfgenaamschap. De man krijgt echter door de erkenning niet het gezag over het kind. Daarvoor zou hij moeten trouwen met de moeder, met haar een geregistreerd partnerschap aangaan of zouden beide ouders aan de griffie van de rechtbank gezamenlijk ouderlijk gezag moeten vragen. Het kind kan wel de geslachtsnaam van de man krijgen als beide ouders dat willen en het heeft het recht door hem onderhouden te worden. Hetzelfde geldt sinds 2014 voor de duo-moeder. Ook zij kan een kind erkennen en daarmee het moederschap aanvaarden. Verder gelden dezelfde regels als voor de man. Voor erkenning van minderjarigen onder de zestien jaar is voorafgaand schriftelijke toestemming van de moeder vereist. Minderjarigen van twaalf jaar en ouder moeten zelf ook voorafgaand schriftelijke toestemming geven. De rechter kan de vader echter – in beide gevallen op verzoek van de vader – plaatsvervangend toestemming geven als die de verwekker van het kind is en de erkenning geen schadelijke invloed heeft op het kind of op de relatie tussen moeder en kind. Erkenning kan plaatsvinden: 55 door het laten opmaken van een akte van erkenning door de ambtenaar van de burgerlijke stand; 55 bij de notaris, die van de erkenning een notariële akte – dit kan een testament zijn – opmaakt. De notaris zendt meteen een afschrift of uittreksel van de akte van erkenning aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de geboorteakte van het kind in het register werd opgenomen. Erkenning kan reeds plaatsvinden voor de geboorte van het kind. Daardoor bestaan vanaf de geboorte familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en zijn verwekker. Erkenning heeft doorgaans geen terugwerkende kracht, dus erkenning na de
vrijwillige aanvaarding van het vaderschap
26
Hoofdstuk 2 • Plaats van de jongere in het Nederlandse recht
geboorte werkt pas vanaf het tijdstip waarop zij is gedaan. Een kind kan slechts eenmaal door een man of vrouw erkend worden. Erkenning is (in beginsel) niet mogelijk: 55 door een man of vrouw met wie de moeder van het kind geen huwelijk zou mogen sluiten; 55 door een minderjarige onder de zestien jaar; 55 zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de moeder; 55 zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de minderjarige van twaalf jaar of ouder; 55 door een met een andere vrouw gehuwde man of vrouw, tenzij er sprake is (geweest) van een nauwe band tussen de man of vrouw en de moeder of tussen de man en het kind; 55 als er al twee (juridische) ouders zijn; 55 door een man of vrouw die wegens een geestelijke stoornis onder curatele staat, zonder uitdrukkelijke toestemming van de sector kanton van de rechtbank (voorheen: kantonrechter, zoals deze in het spraakgebruik nog steeds wordt aangeduid).
2
Onder bepaalde omstandigheden kan de rechtbank de erkenning vernietigen op verzoek van het kind, de erkenner zelf, de moeder of de officier van justitie. Dit kan bijvoorbeeld indien sprake is van een wilsgebrek. Hierbij kan gedacht worden aan bedreiging of misbruik van omstandigheden. Dit kan alleen als de erkenner niet de biologische vader van het kind is. Bij vernietiging van de erkenning vervallen de door de erkenning in het leven geroepen rechtsgevolgen. Sinds 2014 kunnen zowel een man als een vrouw (de duo-moeder) een kind erkennen. Dit betekent dat de positie van kinderen die binnen een lesbische relatie worden geboren, zo veel mogelijk in overeenstemming wordt gebracht met die van kinderen geboren in de gebruikelijke en tevens verreweg meest voorkomende relatie, namelijk die van een vrouw en een man. De duo-moeder hoeft thans niet langer het kind van haar vrouwelijke partner te adopteren om daarmee de juridische ouder van het kind te worden. Als de twee vrouwen met elkaar gehuwd zijn, ontstaat het juridisch ouderschap voor de duo-moeder van rechtswege. Als de duo-moeder niet getrouwd is, heeft zij de gelegenheid om het kind te erkennen. Ook ontkenning van het ouderschap en de gerechtelijke vaststelling van het moederschap zijn thans mogelijk. 2.2.3 Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap door de rechter opgelegd ouderschap
Wanneer een verwekker of duo-moeder zijn of haar kind niet wil erkennen of dat na overlijden niet meer kan, kan door gerechtelijke vaststelling van het ouderschap toch een familierechtelijke betrekking tussen hem of haar en het kind tot stand komen. Dit kan dus ook nog na het overlijden van de verwekker of duo-moeder. Het gevolg van de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap is verder dat er een wederzijdse onderhoudsplicht ontstaat tussen vader of duo-moeder en kind, en dat over en weer erfrechtelijke aanspraken ontstaan. Evenmin als bij de erkenning ontstaat gezag. Het kind behoudt de geslachtsnaam van de moeder, tenzij beide ouders verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader of duo-moeder zal hebben.
2.2 • Afstamming
27
2
Het kind zelf en de moeder van kinderen onder de zestien jaar kunnen de gerechtelijke vaststelling vragen. Vaststelling van het ouderschap is niet mogelijk als het kind al twee juridische ouders heeft, als er huwelijksbeletselen bestaan tussen de man of duo-moeder en de moeder, of als de man of duo-moeder jonger is dan zestien jaar. Mocht een verwekker die nog geen zestien jaar was, zijn overleden, dan is gerechtelijke vaststelling wel mogelijk. De moeder kan het verzoek doen binnen vijf jaar na de geboorte van het kind of binnen vijf jaar na het bekend worden van de identiteit en/of de verblijfplaats van de man of duo-moeder. Anders dan de erkenning werkt de vaststelling van het ouderschap terug tot het moment van de geboorte van het kind. 2.2.4 Vaderschapsactie
Van geheel andere orde is de vaderschapsactie. Bij erkenning en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap ontstaan tussen het kind en de man of de duomoeder en zijn familie familierechtelijke betrekkingen. Daaruit vloeit ook een onderhoudsverplichting voor de man of de duo-moeder voort. Het is ook mogelijk om zonder erkenning of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap de verwekker van een kind dat alleen een juridische moeder heeft, te verplichten tot het betalen van een onderhoudsbijdrage. Dit betekent dat de man moet voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind tot achttien jaar en in de kosten van levensonderhoud en studie van het kind van achttien tot en met twintig jaar. Deze onderhoudsplicht geldt voor de verwekker als ware hij de juridische vader. Mocht nadien een andere man het kind erkennen, dan vervalt in beginsel de onderhoudsplicht van de verwekker. Eenzelfde onderhoudsplicht als voor de verwekker is van toepassing op de levensgezel van de moeder die heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad. Dit kan duiden op geslachtsgemeenschap van de vrouw met een andere man of op kunstmatige donorinseminatie of in-vitrofertilisatie.
onderhoudsbijdrage
2.2.5 Adoptie
Als laatste afstammingsvorm geldt sinds 1956 de adoptie. Adoptie is het aannemen van kinderen. Het gaat hier om de juridische bevestiging van een reeds bestaande feitelijke relatie tussen al dan niet gehuwde pleegouders en het kind of een alleenstaande pleegouder en het kind. De adoptie wordt uitgesproken door de kinderrechter op verzoek van het desbetreffende (echt)paar of van de alleenstaande. Door de adoptie verkrijgt het kind de status van kind dat in familierechtelijke betrekking staat tot de adoptiefouder(s). Hierdoor gaat het over in de familie van de adoptant(en). De familierechtelijke betrekkingen tussen het geadopteerde kind en zijn oorspronkelijke bloed- en aanverwanten houden op te bestaan. Het kind krijgt nu de geslachtsnaam van een van de adoptiefouders. Ook twee mensen van hetzelfde geslacht kunnen een kind adopteren. Zie verder over adoptie 7 H. 3.
aanneming van kinderen
28
Hoofdstuk 2 • Plaats van de jongere in het Nederlandse recht
2.3 Minderjarigheid
Evenals dat in andere landen van Europa en in veel landen daarbuiten het geval is, onderscheidt de Nederlandse wet meerderjarigheid en minderjarigheid. Het begrip minderjarigheid is ontstaan met het oog op de bescherming van kinderen en jongeren. Deze bescherming komt in de eerste plaats voor rekening van de ouders. Zij hebben de plicht tot verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Minderjarigen zijn handelingsonbekwaam, dat wil zeggen dat zij in beginsel niet zelfstandig niet-vernietigbare rechtshandelingen kunnen verrichten.
2
2.3.1 Inhoud van het begrip minderjarigheid onder de achttien
Minderjarigheid is een juridisch begrip. Het hoeft op zichzelf niets te zeggen over de psychosociale fase waarin een jongere zich bevindt. Minderjarigheid begint bij de geboorte en duurt in verreweg de meeste gevallen tot de leeftijd van achttien jaar. Met het einde van de minderjarigheid begint de meerderjarigheid. De minderjarigheid kan ook eindigen voor het achttiende jaar, namelijk door het aangaan van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap (zie 7 H. 4). Ook indien voor het achttiende jaar het huwelijk of het partnerschap ontbonden wordt, behoudt de betrokkene de status van meerderjarigheid. Een minderjarige heeft wel toestemming nodig van zijn ouders om te kunnen huwen. Een andere uitzondering op de duur van de minderjarigheid betreft de mogelijkheid van de kinderrechter om minderjarige moeders van zestien en zeventien jaar meerderjarig te verklaren. Zij kunnen dan zelf het gezag over hun kind krijgen. De minderjarigheid heeft zowel betrekking op de persoon van de minderjarige als op diens vermogen. In het eerste geval is het belangrijkste kenmerk dat de jongere onder het gezag staat van ouders of voogd(en), in het laatste geval dat hij niet zonder meer handelingsbekwaam is. 2.3.2 Consequenties van minderjarigheid
Ouders of voogd(en) zijn verantwoordelijk voor hun minderjarige kinderen. Zij treden op als wettelijk vertegenwoordiger. Minderjarigen staan onder hun gezag. Zij zijn nog niet volledig zelfstandig voor het recht. De ouders hebben de plicht hun minderjarige kinderen te verzorgen en op te voeden. Dat houdt onder meer in dat zij verplicht zijn om in het levensonderhoud van hun kinderen te voorzien. De ouders zijn ook verplicht om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die nog geen 21 jaar zijn en niet gehuwd of geregistreerd (geweest) zijn. Dit geldt ook voor de vader van een niet-erkend kind en voor de stiefouder. Volgens de wet geldt overigens ook dat meerderjarige kinderen hun (schoon) ouders moeten onderhouden indien deze behoeftig zijn. In de praktijk wordt daarvan nagenoeg geen gebruikgemaakt, omdat mensen een beroep kunnen doen op het sociale verzekeringsstelsel.
2.3 • Minderjarigheid
29
2
zz Aansprakelijkheid voor onrechtmatige daden van minderjarigen
Onrechtmatige daden van kinderen onder de veertien jaar kunnen niet aan hen worden toegerekend; daarvoor zijn de ouders of voogden aansprakelijk. De ouders van jongeren van veertien en vijftien jaar zijn daarvoor ook aansprakelijk, tenzij hun niet kan worden verweten dat zij de gedraging van het kind niet hebben belet. Jongeren van zestien jaar en ouder zijn zelf aansprakelijk voor gedragingen waardoor schade aan een ander wordt toegebracht. zz Handelings(on)bekwaamheid
Minderjarigen zijn bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen, mits zij met toestemming van hun wettelijke vertegenwoordiger(s) handelen, althans voor zover de wet niet anders bepaalt. Deze zin behoeft enige verduidelijking. In het recht worden de personen die aan het rechtsverkeer deelnemen globaal in twee groepen verdeeld: bekwamen en onbekwamen. Soms gebruikt men nog wel eens de oudere termen ‘mondigen’ en ‘onmondigen’. De bedoeling van de wetgever van dit onderscheid is zowel de minderjarige als de samenleving in het algemeen te vrijwaren van misbruik van de leeftijd van jongeren of van onverstandig handelen van de jongere zelf. Hoewel de wet minderjarigen – zij het met een toestemmingsclausule – handelingsbekwaam noemt, zijn zij feitelijk niet zonder meer handelingsbekwaam, omdat zij voor een groot aantal handelingen de toestemming van hun ouders of voogd nodig hebben. Rechtshandelingen zijn handelingen die verricht worden met de bedoeling bepaalde rechtsgevolgen in het leven te roepen. Zo is bijvoorbeeld het beoogde rechtsgevolg van het kopen van een iPod, dat de winkelier deze ook werkelijk levert. Als de minderjarige zelfstandig rechtshandelingen verricht, kan de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige deze achteraf vernietigen of ter vernietiging aan de rechter voorleggen. Zo kan een ouder tegen de handelaar zeggen dat de zaak niet doorgaat. Als de koop al heeft plaatsgevonden, kan hij deze alsnog ongedaan maken. Feitelijk is de minderjarige dus niet zonder meer handelingsbekwaam. Dit is hoofdzakelijk van belang wanneer het gaat om vermogensrechtelijke aangelegenheden; de praktijk gaat veelal uit van de bekwaamheid van de oudere minderjarige om zelfstandig rechtshandelingen te verrichten. Minderjarigen kunnen geen ouderlijk gezag of voogdij uitoefenen. Een minderjarige ongehuwde moeder van zestien of zeventien jaar kan echter zelfstandig aan de kinderrechter vragen haar meerderjarig te verklaren. Zij kan eveneens zelf tegen de desbetreffende uitspraak van deze rechter in beroep bij het gerechtshof gaan. Dit is opmerkelijk, daar minderjarigen in principe niet zelfstandig kunnen optreden als procespartij in burgerrechtelijke zaken. Wel moet de rechter jongeren van twaalf jaar en ouder in een aantal familierechtelijke zaken in de gelegenheid stellen door hem gehoord te worden. Kinderen onder de twaalf jaar kan hij daartoe in de gelegenheid stellen. 2.3.3 Uitzonderingen
Een uitzondering op de handelingsonbekwaamheid die alleen slaat op vermogensrechtelijke aspecten van de minderjarigheid, betreft de handlichting. Door handlichting kunnen aan minderjarigen van zestien en zeventien jaar bepaalde bevoegdhe-
handelingsbekwaam of handelingsonbekwaam
30
Hoofdstuk 2 • Plaats van de jongere in het Nederlandse recht
2 rechten van kinderen
den worden toegekend die anders alleen aan de meerderjarigheid zijn verbonden. De handlichting wordt door de sector kanton van de rechtbank (kantonrechter) op verzoek van de minderjarige verleend. De ouders moeten het hiermee eens zijn, anders kan het volgens de wet niet. De kantonrechter wijkt hiervan wel eens af indien de ouders geen redelijke motieven hebben om het verlenen van de handlichting te belemmeren. De rechter bepaalt bij het verlenen van de handlichting uitdrukkelijk welke bevoegdheden van een meerderjarige hij aan de minderjarige toekent. Hierbij kan gedacht worden aan het uitoefenen van een beroep of bedrijf. Dit geschiedt bijvoorbeeld als een minderjarige de winkel overneemt van een ouder die arbeidsongeschikt raakt of overlijdt. De minderjarige die handlichting heeft gekregen, mag alle overeenkomsten sluiten die voor het uitoefenen van zijn zaak nodig zijn. Behalve voor de zaak waarvoor de handlichting is verleend, blijft de betrokkene dus minderjarig. De handlichting kan worden ingetrokken door de rechtbank. Dat kan indien de jongere misbruik maakt of dreigt te maken van de handlichting. Het verlenen en intrekken van handlichting moet worden bekendgemaakt in de Staatscourant en in twee door de kantonrechter aan te wijzen dagbladen. Deze openbaarmaking dient ter bescherming van derden. Vanaf hun zestiende jaar kunnen minderjarigen een testament maken. Dit kan echter niet ten gunste van een voogd, niet ten gunste van leermeesters of gouverneurs die met hen in hetzelfde huis wonen, en niet ten gunste van onderwijzers bij wie zij in de kost zijn. Minderjarigen onder de zestien jaar kunnen alleen met een mondelinge of schriftelijke machtiging van hun wettelijke vertegenwoordiger een arbeidsovereenkomst aangaan. Jongeren van zestien en zeventien jaar zijn bekwaam om zelf een arbeidsovereenkomst aan te gaan; zij mogen zelf in deze zaken in rechte optreden. De hoofdregel is dat jongeren onder de zestien jaar niet mogen werken. Op dit verbod van kinderarbeid bestaan de volgende uitzonderingen: 55 Jongeren van twaalf jaar en ouder mogen werken in het kader van een Haltafdoening of taakstraf (buiten schooltijd). 55 Jongeren van dertien jaar en ouder mogen buiten schooltijd niet-industriële arbeid van lichte aard verrichten. 55 Jongeren van veertien jaar en ouder mogen werken naast en in samenhang met het onderwijs (bijvoorbeeld in het kader van het leerlingstelsel). 55 Jongeren van vijftien jaar en ouder mogen buiten schooltijd ochtendkranten bezorgen. Verder kan een werkgever vrijstelling vragen voor het verbod op kinderarbeid voor het verlenen van medewerking aan uitvoeringen van culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige of artistieke aard, aan modeshows en visuele en audio-opnamen en daarmee vergelijkbare niet-industriële arbeid van lichte aard. Naast de ouders of voogden is de werkgever verantwoordelijk voor de naleving van de regels. Als de hierboven genoemde uitzonderingen van kracht zijn, zijn de daarbij behorende rechtshandelingen niet vernietigbaar. De minderjarige is in die gevallen dus wel gebonden. Ongehuwde moeders van zestien en zeventien jaar die zelf het ouderlijk gezag wensen over hun kind, kunnen de kinderrechter verzoeken ze meerderjarig te verklaren. Ook de Raad voor de Kinderbescherming kan namens deze moeders dit verzoek doen. Het verzoek kan reeds voor de bevalling worden gedaan, ook als de
http://www.springer.com/978-90-368-0511-7