Ruimtelijke Onderbouwing Beoordeling Externe Veiligheid Pierikstraat 11 te Gaanderen Rozenhagelaan 18a (De Overtuin) te Velp Gemeente Doetinchem Gemeente Rheden
Projectnummer: P2158.02 Datum: 4 december 2014 Versie: definitief
2
Inhoudsopgave
1
2
3
4
5
Inleiding..................................................................................................................... 5 1.1
Aanleiding .............................................................................................................................................. 5
1.2
Externe veiligheid................................................................................................................................... 5
1.3
Beoordeling risico’s ................................................................................................................................ 5
Planbeschrijving ......................................................................................................... 6 2.1
Bestaande situatie ................................................................................................................................. 6
2.2
Nieuwe situatie ...................................................................................................................................... 6
Beleidskader .............................................................................................................. 7 3.1
Algemeen ............................................................................................................................................... 7
3.2
Stationaire- en mobiele bronnen ........................................................................................................... 7
Externe veiligheid en plangebied ................................................................................ 9 4.1
Inventarisatie ......................................................................................................................................... 9
4.2
Aardgastransportleiding ........................................................................................................................ 9
4.3
Spoorlijn Arnhem - Zutphen ................................................................................................................... 9
4.4
Vervoer gevaarlijk stoffen Rijksweg A12 ............................................................................................. 10
4.5
Verantwoording groepsrisico .............................................................................................................. 11
Conclusie ................................................................................................................. 13
3
4
1
Inleiding
1.1
Aanleiding In opdracht van de heer de heer P. van den Brandeler heeft Buro Omgeving, een beoordeling op het aspect externe veiligheid ten behoeve van de ontwikkeling van een woning op het perceel Rozehagelaan 18a te Velp uitgevoerd.
1.2
Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over het beperken van de blootstelling van mensen aan een verhoogd gevaar als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. Rijksweg A12, route gevaarlijke stoffen Omdat de beoogde locatie gelegen is binnen het aandachts- en invloedsgebied van de A12 ligt, moet externe veiligheid aan de orde komen in de onderbouwing van het planologische besluit dat met het plan mogelijk wordt gemaakt. Aardgastransportleiding Verder ligt er op enige afstand van het plangebied een aardgastransportleiding (N-568-10KR004). Het plangebied ligt echter buiten het invloedsgebied van deze leiding. Spoorlijn Arnhem-Zutphen Direct ten zuiden van het plangebied ligt de spoorlijn Arnhem – Zutphen. Hoewel thans volgens de provinciale risicoatlas hier geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, is het gewenst bij een beschouwing gedurende de bestemmingsplanperiode rekening te houden met de Algemene Maatregel van Bestuur Basisnet Spoor.
1.3
Beoordeling risico’s In deze rapportage zijn de risico’s afkomstig van de A12 en de spoorlijn Arnhem – Zutphen in kaart gebracht en beoordeeld. De risico’s van de aardgastransportleiding zijn gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van deze leiding, buiten beschouwing gelaten. Op basis van voorliggende rapportage kan het bevoegd gezag de verantwoordingsplicht groepsrisico invullen. Verder is deze rapportage een bruikbaar onderdeel van de onderbouwing voor wat betreft externe veiligheid in de planologische procedure.
5
2
Planbeschrijving
2.1
Bestaande situatie In de bestaande situatie betreft het een woonperceel aan de Arnhemsestraatweg te Velp. Het perceel maakt onderdeel uit van het Landgoed Rozenhage. Het perceel wordt zowel ontsloten op de Anrhemsestraatweg als de Rozehagelaan. Het perceel is behoorlijk bosrijk en heeft eveneens een grote waterpartij. Op het perceel is één woonhuis aanwezig. Het perceel heeft een omvang van circa 1 hectare. In de directe omgeving ten noorden van het spoor komen voornamelijk kantoren en woningen voor. Onderstaand is de globale ligging en begrenzing van het perceel weergeven.
Globale ligging en begrenzing van het plangebied
2.2
Nieuwe situatie Voor het perceel bestaat het voornemen een nieuwe woning op enige afstand van de bestaande woning te realiseren. De nieuwe woning zal worden bewoond eigenaren die nu in de bestaande woning wonen. De bestaande woning zal na ontwikkeling worden bewoond door de dochter van de eigenaar. Het beoogde nieuwe bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 400 m2. De nieuwe woning wordt meer in oostelijke richting gerealiseerd. Gezien de ligging binnen het aandachts- en invloedsgebied van de A12 betekent de verschuiving dat de woning dichter op de Rijksweg A12 komt te liggen. De verschuiving vindt plaats over ongeveer 10 a 15 meter. In de figuur is de situering van de nieuwe- (blauw) en de bestaande woning (rood) weergegeven.
6
3
Beleidskader
3.1
Algemeen Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De risico’s worden onderverdeeld in plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de te realiseren basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Het wordt uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon op een plaats in de omgeving van een risicovolle activiteit zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van door die activiteit veroorzaakte calamiteit. Een kans op overlijden van 1 op het miljoen per jaar (PR=10-6) wordt aanvaardbaar geacht. De PR 10-6 is een harde grenswaarde welke niet mag worden overschreden. Het PR wordt “vertaald” als een risicocontour rondom de risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen liggen. Het GR is bedoeld voor het beperken van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen (minimaal 10) overlijdt, als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet “op de kaart” worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (F) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve. Het gemeentebestuur heeft beleidsruimte bij het toepassen van de hoogte van het groepsrisico bij ruimtelijke ontwikkelingen. Echter voor het groepsrisico geldt wel een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag dient binnen het invloedsgebied een afweging te maken tussen het belang van de ruimtelijke ontwikkeling ten opzichte van het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen.
3.2
Stationaire- en mobiele bronnen Externe veiligheid moet altijd in preventieve zin deel uitmaken van de besluitvorming bij nieuwe situaties, en kan bij besluitvorming over bestaande situaties leiden tot aanvullende maatregelen. Voor externe veiligheid ten aanzien van inrichtingen, de zogenoemde stationaire bronnen, is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van kracht en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, de zogenoemde mobiele bronnen, is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, alsmede de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
7
(cRnvgs) bepalend. Deze circulaire is van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen en de toename van transporten van gevaarlijke stoffen. Vervoer gevaarlijke stoffen
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, de weg en het water is het zogenoemde Basisnet vastgesteld. Daarbij is een afweging gemaakt tussen ruimtelijke, vervoers- en veiligheidsbelangen. Op die manier wil het rijk het vervoer van gevaarlijke stoffen zo duurzaam mogelijk maken en duidelijkheid bieden over de consequenties van dit vervoer. Om het Basisnet wettelijk te verankeren is het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) opgesteld en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) aangepast. Het Btev is echter nog niet in werking getreden. Na de inwerkingtreding zal de cRnvgs komen te vervallen. Volgens het Btev moeten ruimtelijke plannen getoetst worden aan de veiligheidszone. De veiligheidszone komt overeen met de zone langs de transportas, waarbinnen de waarde van het PR vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen maximaal 10-6/jaar bedraagt. Deze afstand zal worden opgenomen in de nieuwe Wvgs. In het Btev wordt ook aangegeven of en hoe de verantwoording van het GR moet plaatsvinden. Uitgangspunt is dat binnen 200 meter langs de weg een verantwoording van GR moet plaatsvinden. Verder worden Plasbrandaandachtsgebieden (PAG) opgenomen in het Btev: een zone van 30 meter langs de weg waar bij een ongeval met een tankwagen met brandbare vloeistoffen een plasbrand kan ontstaan, door uitstromende vloeistoffen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen een PAG moet de gemeente verantwoorden waarom op deze locatie wordt gebouwd. De regelgeving voor ondergrondse buisleidingen valt per 1 januari 2011 onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het Bevb gaat uit van de systematiek zoals die in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wordt toegepast. Dit betekent dat het Bevb uitgaat van grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). De hoogte van het GR kan worden berekend in een risicoanalyse. Met de risicoanalyse is voor elke willekeurige locatie langs een route van gevaarlijke stoffen (weg, binnenwater, spoor, buisleidingen), de hoogte van het GR te berekenen. Eenzelfde berekening kan worden gemaakt voor inrichtingen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn (chemische installaties, vuurwerkfabrieken, LPG installaties, etc.).
8
4
Externe veiligheid en plangebied
4.1
Inventarisatie Ten behoeve van het bepalen van de aanwezige stationaire- dan wel mobiele bronnen is de risicokaart van de provincie Gelderland geraadpleegd. In onderstaande figuur is een fragment van de risicokaart opgenomen. In de rood is de beoogde nieuwe woning opgenomen.
Fragment risicokaart en de locatie van de beoogde nieuwe woning (rood)
Risicovolle inrichtingen In het plangebied worden geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt. Buiten het plangebied zijn ook geen risicovolle inrichtingen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden. Transport van gevaarlijke stoffen In en nabij het plangebied vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, spoor en via een buisleiding. Dit betreft achtereenvolgens: aardgastransportleiding (N-568-10-KR004); spoorlijn Arnhem – Zutphen (niet aangeduid) vervoer gevaarlijke stoffen A12; 4.2
Aardgastransportleiding De PR van de aardgastranportleiding ligt op 5 meter aan weerszijde van de leiding. Het plangebied ligt verder buiten het invloedsgebied van deze leiding. De aardgastransportleiding kan om die reden achterwege blijven.
4.3
Spoorlijn Arnhem - Zutphen
4.3.1
Kwantitatieve beoordeling Op grond van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRNVGS) houdt het bevoegd gezag bij vaststelling van plan in het kader van Wet ruimtelijke ordening rekening met de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem–Zutphen.
9
Hoewel thans volgens de provinciale risicoatlas geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, is het gewenst bij een beschouwing gedurende de bestemmingsplanperiode rekening te houden met de Algemene Maatregel van Bestuur Basisnet Spoor. Daarin wordt het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoorlijn gemaximaliseerd. Het volgende vervoer van gevaarlijke stoffen kan over de spoorlijn Arnhem–Zutphen plaatsvinden: A (LPG, brandbare gassen): 1700, B2 (Toxische gassen): 200, B3 (zeer toxische gassen): 0, C3 (brandbare vloeistoffen): 1050, D3 (toxische vloeistoffen): 50 en D4 (zeer toxische vloeistoffen): 50. Bij een berekening van het plaatsgebonden risico met RDM II op basis van deze aantallen blijkt dat de 10-6 risicocontour niet aanwezig is. De doorrekening laat het volgende zien. PR-contour 10-5 10-6 10-7 10-8
Afstand Niet aanwezig Niet aanwezig Niet aanwezig 12 meter
Het plangebied bevindt zich op een afstand van ongeveer 100 meter en ligt daarmee ruimschoots buiten de 10 -8 contour. 4.3.2
Kwalitatieve beoordeling Gezien de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de spoorlijn, is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Op grond van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen paragraaf 4.3, moet bij een toename of een overschrijding van de oriëntatiewaarde een verantwoording groepsrisico worden afgelegd. De uitkomst dat de 10-8 contour zich op 12 meter van de spoorlijn bevindt, en derhalve buiten het plangebied ligt, geeft voldoende aanleiding om te concluderen dat het groepsrisico niet zal worden beïnvloed door de bouw van een nieuwe woning op een afstand van ruim 100 meter. Het groepsrisico is derhalve niet verder gekwantificeerd.
4.4
Vervoer gevaarlijk stoffen Rijksweg A12
4.4.1
Kwantitatieve beoordeling Plaatsgebonden risicocontour De A12 heeft geen plaatsgebonden risicocontour. De nieuwe woningen in het plangebied liggen daardoor ook niet binnen de plaatsgebonden risicocontour van de A12. De weg voldoet daarmee aan de grenswaarden van het plaatsgebonden risico. Veiligheidszone Langs de A12 ter hoogte van het plangebied is sprake van een veiligheidszone van 16 meter, gemeten vanaf het midden van de weg. Het plangebied ligt buiten deze zone. De veiligheidszone rond de A12 vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van het plan.
10
Plasbrandaandachtsgebied De A12 heeft ter hoogte van het plangebied een plasbrandaandachtsgebied. Dit betreft een strook van 30 meter vanaf de weg (vanaf rechterkant van de rechter rijstrook). Het plangebied ligt buiten dit plasbrandaandachtsgebied. Dit gebied vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van het plan. De A12 heeft geen 10 -6/jaar contour voor het plaatsgebonden risico. De 10-8/jaar contour voor het plaatsgebonden risico ligt op circa 210 meter. Onderstaand is een overzicht van de verschillende contouren opgenomen. PR-contour 10-5 10-6 10-7 10-8 4.4.2
Afstand Niet aanwezig Niet aanwezig 70 meter 210 meter
Kwalitatieve beoordeling Gezien de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A12, is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Op grond van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen paragraaf 4.3, moet bij een toename of een overschrijding van de oriëntatiewaarde een verantwoording groepsrisico worden afgelegd. Gezien de ligging van het plangebied op ruim 135 meter en gezien de ontwikkeling niet voorziet in een relevante toename van het aantal personen in het invloedsgebied in de dagperiode of in de maatgevende avondperiode, geeft dit voldoende aanleiding om te concluderen dat het groepsrisico niet zal worden beïnvloed door de bouw van een nieuwe woning. Het groepsrisico is derhalve niet verder gekwantificeerd.
4.5
Verantwoording groepsrisico In voorliggende rapportagezijn de risico’s van de spoorlijn Arnhem – Zutphen en de Rijksweg A12 in beeld gebracht. Uit de rapportage blijkt dat het groepsrisico niet verder hoeft de worden gekwantificeerd, echter dat wel een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden in verband met de ligging binnen het invloedsgebied. Onderstaand is een aanzet tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze moet door het bevoegd gezag nader aangevuld worden, in overleg met de Brandweer Rijn – IJssel.
Ligging GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde Bij dit bestemmingsplan is er sprake van een nieuw kwetsbaar object, echter op een afstand van ruim 100 meter vanaf de spoorlijn en een afstand van 135 tot de Rijksweg. De ontwikkeling voorziet niet in een relevante toename van het aantal personen in het invloedsgebied in de dagperiode of in de maatgevende avondperiode. Het is dan ook niet aannemelijk dat het aantal personen per hectare van rustige woonwijk wordt overstegen door deze ontwikkeling. De ontwikkeling blijft van uit dit oogpunt acceptabel. In de omgeving van het plangebied zijn geen nieuwe ruimtelijke plannen voorzien waardoor het aantal aanwezigen in de nabijheid van dit plangebied en in de nabijheid van de spoorlijn veel groter zal worden.
11
Maatregelen aan de bron Het ruimtelijk besluit voorziet niet in maatregelen aan de spoorlijn of de Rijksweg. Met in de inwerkingtreding van het Basisnet Spoor wordt er een plafond ingesteld voor de vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Arnhem-Zutphen. Het treffen van maatregelen aan de bron of in het overdrachtgebied ter beperking van het groepsrisico (GR) door het vervoer van gevaarlijke stoffen is vanwege maatschappelijke en economische motieven niet reëel. Daarnaast ligt het buiten het bereik van de initiatiefnemer. Nut en noodzaak van de ontwikkeling Aan de orde is het realiseren van een nieuwe woning op het perceel, waarbij de oude woning beschikbaar gesteld wordt voor de dochter van de eigenaar. Met de realisatie zal het aantal personen niet substantieel toenemen en wordt een invulling gegeven aan een perceel grond gelegen in de kern van het dorp. De mogelijkheid van zelfredzaamheid van de bevolking Het plan geeft een bestemming wonen, die in de huidige situatie ook reeds aanwezig was. De afstand van de nieuwe woning tot het spoor wordt groter, tot de rijksweg wordt die 10-15 meter kleiner. Vanwege de beoogde functie ligt het in de verwachting dat de aanwezige personen voldoende zelfredzaam zijn om zichzelf in veiligheid te brengen. Het plangebied heeft twee vluchtwegen, de Arnhemsestraatweg en de Rozehagelaan. De mogelijkheid voor de bestrijding van een calamiteit GEMEENTE Mogelijkheden hulpverlening GEMEENTE
12
5
Conclusie In opdracht van de heer de heer P. van den Brandeler heeft Buro Omgeving, een beoordeling op het aspect externe veiligheid ten behoeve van de ontwikkeling van een woning op het perceel Rozehagelaan 18a te Velp uitgevoerd. In het plangebied worden geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt. Buiten het plangebied zijn ook geen risicovolle inrichtingen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied beïnvloeden. In en nabij het plangebied vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, spoor en via een buisleiding. Dit betreft achtereenvolgens: aardgastransportleiding (N-568-10-KR004); spoorlijn Arnhem – Zutphen (niet aangeduid) vervoer gevaarlijke stoffen A12; Aardgastransportleiding De PR van de aardgastranportleiding ligt op 5 meter aan weerszijde van de leiding. Het plangebied ligt verder buiten het invloedsgebied van deze leiding. De aardgastransportleiding kan om die reden achterwege blijven. Spoorlijn Arnhem - Zutphen Gezien de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de spoorlijn, is een verantwoording van het groepsrisico nodig. De uitkomst dat de 10-8 contour zich op 12 meter van de spoorlijn bevindt, en derhalve buiten het plangebied ligt, geeft voldoende aanleiding om te concluderen dat het groepsrisico niet zal worden beïnvloed door de bouw van een nieuwe woning op een afstand van ruim 100 meter. Het groepsrisico is derhalve niet verder gekwantificeerd. Rijksweg A12 Gezien de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A12, is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Gezien de ligging van het plangebied op ruim 135 meter en gezien de ontwikkeling niet voorziet in een relevante toename van het aantal personen in het invloedsgebied in de dagperiode of in de maatgevende avondperiode, geeft dit voldoende aanleiding om te concluderen dat het groepsrisico niet zal worden beïnvloed door de bouw van een nieuwe woning. Het groepsrisico is derhalve niet verder gekwantificeerd. In het rapport is een aanzet tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze zal door het bevoegd gezag nader aangevuld worden, in overleg met de Brandweer Rijn – IJssel. Op basis van de inventarisatie en beoordeling van de risico’s van de aardgastransportleiding, de spoorlijn end e Rijksweg A12, concluderen wij dat externe veiligheid geen belemmeringen opwerpt voor de voorgenomen ontwikkeling.
13