Phytopathologisch Laboratorium
WILLIE CO.ViMELIN SCHOLTEN
Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te
Amsteria
te Gent.
TIJDSCHRIFT
PLANTENZIEKTEN
xr ^,
liF.NT.
DRUKK.
10-11
V.
VAN DOOSSELAERE.
l
INHOUD Blad/.
J. J.
Ritzema Bos. — Bij het begin viui dm tienden jiun'^ang Ritzema Bos. — Phj-topatliologisch laboratorium W. C. S.
— Verslag
over onderzoekingen, ged;ian in, en over inlichtingen, gegeven van bovengenoemd laboratorium, in hot jaar 1903 Verslag der Algemoene Vergadering van de Xederl. H. J. Calkoen. phytoinitliologLsche Vereeniging, op Zaterdag 19 Maart 1904 Kankerstronken" in de kool, veroorzaakt door J. Ritzema Bos. Fhinna nlcracca Flcurovoccus vulfjaris als endophytiscli levendf wier Drost. A. \vege
—
....
—
—
W.
J.
Ritzema Bos.
.
— De natuurlijke vijanden der
schadelijke di.-ren
Algemeene l)eschou\vingeu Schouteden. — 0\ev Aphis Padl Iets over 't gebruik van Bordeauxsche pap Balk "Wzn.
:
I.
.
—
1
•?
49 •">."$
71
Tü !''•
,
—
W™
in vruch-
104
tentuinen J.
Ritzema Bos. —
J.
Ritzema Bos-
ErMi tweetal "
middelen „tegen
aai'dvlooi<'u. die
geen
midilelen zijn gelaaltje
dera I.
l'*-*^
— 1'roefnemingen omtrent
( '/'///('iic/ni.f
((cviistdtri.r)
en
liet
de bestrijding van het sten-
bii^ten- of liaveriialtje (Hetero
Schaclitii).
Inleiding
110
,
Rapport over het proefveld in den Nieuwlandschen jiolder ter opsporing van l)estrijdingsmiddelen tegen hetsteugelaaltj>': 1904 (door J. OortwJja Bttjes en J. Ritzema Bos' Koolrupsen op kool J. Ritzema Bos. Korte mededeelingen J. R. B. 1. Eene nieuwe ziekte der schorzeneeren 2. Eene nieuwe ziekte bij honigklaver ;5. Eriksson's nieuwe ouderzoekiugeu omtrent gTaanrO'-^'.tn. 4. " Kanker " van larix, fijne spar en grove den II.
—
—
11=>
1^4
:
.
.
.
.
.
.
1-3 1-' i-'* l"'^*
BUidz.
J.
Hitzema Bos.
— Efnige misvormingeji of moiistrositeiten
L Het uite'Mii^aau vaii de deeleii van bloemen der zwarte J. ./.
— Schade door liuisje^islaUken P.itzema Bos. — GiTinye kieaikraoht van in
....
.
he.sseii
.
.
RitzemaBos.
J. ï\.
B T).
b
..-il
llto;!
z.iad.
li't'wonnt'ii
152
— Het dooduaau van
— Korre mededeelingeu ( )
kcr-flioomcii aau tien Itijn
ver de verdidging vau veldmuizen door iiuddid van ;
di-
Loefflersclic [\rj
i'.
Invloed van de ijhosphorzuurlieme.sring
1!'.
l'"'»
.
.'
^.
7.
.
:
Het inwikkelen vau di- boomstanuuen na het verplautfu Bittere augurken Middel tegen aard vlooien
('.
1'Ï7 14.'»
(\"i:>rdt viTv.ilod)
J nitzema Bos.
1;>.">
KoiH- cjdd.-nii.sche ziekte bijdeelzi'it
oj)
....
de engerlingenplaag
1H4 l-i"> IViii
.
l'-'T
!!'(•
rhytopathologisch L&boiatorium
WiLLIE COMMELIN SCHOLTEN
Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te
te
Amsterd&m
Gent
TIJDSCHRIFT
PLANTENZIEKTEN ONDER RKI'ACTIK VAN
Prof.
Dr
J.
RITZEMA BOS.
Directeur van het Ph3'toi>athologisch Laboratorium Willie Commeliri Schnlteii te
Amsterdam.
TIENDE JAARGANG Eerste en tweede afleveringen.
/
GENT
BOEKHANDEL
J.
1004
VUYLSTEKE
INHOUD. J. J.
Ritzema Bos. — Bitzema Bos. —
Bij
het begin van decMO^" jaargang
.
.
1
Phytopathologisch laboratorium Wille ComVerslag over onderzoekingen, gedaan in- en melin Scholten. over inlichtingen, gegeven van wege bovengenoemd laboratorium 3 in het jaar 1903 Verslaor der algemeene vergadering van de D*" H. J. Calkoen Nederlandsche Pby topathologische Plautenziektenkundige) Vereeniging op Zaterdag 19 Maart 1904 in de collegekamer van het Phytopathologisch laboratorium » Willie Commelin Scholten n te 49 Amsterdam
—
—
(
.
.
.
.
NEDERLANDSCHE PHYTOPATHOLOGISCHE VEREENIGING. D^"
Ingevolge een besluit, genomen in de vergadering van Nederlandsche phytopathologische Yereeniging gehouden te Amsterdam op 9 Maart j. 1., wordt voortaan aan de donateurs van voornoemde vereeniging een exemplaar van dit « Tijdschrift
de
over plantenziekten
"
gratis toegezonden.
RITZEMA BOS,
D-- J.
Voorzitter.
Wageningcn 23 Maart 1895 Haarlem
D-^
H.
J.
CALKOEN,
Secretaris.
Phytopathologisch Laboratorium
WILLIE COMMELIN SCHOLTEN
Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
Amsterdam
te
ijukakï te
Gent.
Tijdschrift over Plantenziekten ONDER REDACTIE VAN
Prof.
Tiende Jaargang.
BIJ
—
D^
i«
J.
RITZP:MA BOS.
HET BEGIN VAN DEN 10'
Negen jaargangen van
de redacteuren gevuld. spijt,
onder de redactie
verschenen, en
meeste tijdschriften niet het geval
is
—
betreuren, omdat
De Heer Staes
de lezers van
zij
opstellen van zijne
nu
dit
niet
allicht
hand zullen
ten zeerste, dat onze
De
lezen,
uit de redactie
tijdschrift zijn
heengaan
meer zooveel degelijke
—
voor mij
aangename samenwerking
plaats van
weer worden vervuld;
redactie
de
heeft zich, tot mijnen
treden van den Heer Staes een groot verlies.
niet
bij
door verandering van werkkring, genoodzaakt
Zullen
voortduren.
wat
— ook bijkans geheel door
geacht, met het begin van den nieuwen jaargang te treden.
1904.
JAARGANG
dit tijdscliriftzijn
van den Heer G. Staes en mij
grooten
Maart
en 2« Afleveringen.
is
het uit-
Ik betreur het niet
meer
zal
den Heer Staes zal voorshands ik
zal
in
't
vervolg alleen de
voeren, èn als Directeur van hot phytopathologisch
laboratorium
te
Amsterdam, èn
in
mijne qualiteit
als IJrief wis-
selend Lid van het Kruidkundig Genootschap Dodonaea te Gent.
Terwijl ik hier als eenig overgebleven zeer zeker
namens de
lezers
van het
lid
der redactie, ook
« Tijds»'.hrift
over Planten-
—2— ziekten », den heer Staes hartelijk dank zeg voor al
voor
dit Tijdschrift heeft
lezers in,
nu
ik in
Het
redactie.
toegenomen
;
vervolg
't
alleen
—
Het zal mijn ernstig streven
iè
— naar ik in
illustraties
den inderdaad zeer
komen, mag men aan het
te hoog eischen stellen
eraan ten koste
;
maar wat
in
zal
hij
geen
lid
te verbeteren, uiterlijk.
met zooveel
voortgaan is.
Ik hoop, dat de
te
toch zal
is,
leveren; en ik hoop.
medewerkers gaandeweg eenigszins
om medewerking
zal toene-
men.
Ik richt een verzoek
slechts
tot plant- en dierkundigen, die misschien iets
deelen hebben op
van
dit
tot
de
't
tijdschrift
mannen
Bij
laatste geen al
der redactie meer
voortgaan met nu en dan een artikel Jat het aantal
gebied van hun
vak,
in
dezen niet
wat voor de
mee
van belang kan worden geacht, maar ook
der praktijk,
onder welke er allicht en
—
landbouwers,
kweekers,^
zijn, die
ervaringen op
mee weer anderen hun voordeel zouden kunnen langzamerhand
in België als
meewerken
tot
gebied van
in
doen.
Moge
samenwerking van wetenschap en beteekenis toenemen, en meer en
meer voor de verschillende takken van de wel
't
—
beschadigingen hebben opgedaan, waar-
het tijdschrift door trouwe praktijk
te
lezers
bloemisten, groentetelers, fruittelers, boschbouwkundigen,
plantenziekten
te
dezen kan worden gedaan,
leggen als mogelijk
Heer Staes, ook nu
;
opgenomen.
Het Kruidkundig Genootschap Dodonaea,
geheel bekostigt, te
der
waardoor het onder het
geringen prijs,
bereik van velen kan
dat de uitgave
lid
omvang meen te
op de hoogte
zijn, dit tijdschrift
èn wat betreft den inhoud, èn wat betreft het
worden gedaan.
als
eenigszins in
houden, die het bereikt heeft, zoo mogelijk, het
zal
hij
sedert den eersten jaargang vooruitgegaan
meer en beter uitgevoerde
er zijn
staan
zal
gaandeweg
tijdschrift is
het gehalte der opstellen
mogen beweren
wat
gedaan, roep ik de welwillendheid der
in Nederland,
plantenteelt, zoo-
van nut worden,
en aldus
verhooging van den opbrengst des bodems
—3— En mogen daarloo eendrachtig
blijven
samenwerken
mainii-n
van do beide zustervolken, die ééne en dezelfde taal spreken, en die in zoo vele zaken kunnen samengaan en elkaar ter zijde
Dan
staan.
het
zal
Tijdschrift over Plantenziokien «,
«
bescheiden ook van omvang, toch hot
werken
om
Noord en N. B.
don l>and
bewaren en
om mee
zijne doen
te versterken
te
tusschen
Zuid.
Men zendo voortaan alles wat Roemer \'isscherstraat,
aan mijn adres terwijl
te
hoe
alles
:
wat de administratie
do redactie betreft, n""
betreft,
1
te
Amsterdam;
dient
te
blijven
worden gezonden aan den heer G. Staes, Steendam,
45,
Gent.
Amsterdam, 23 Februari 1904. J.
PHYTOPATHOLOGISCH LABORATORIUM WILLIE
RiTZEMA Bos.
COffllVIELIIi
SCHOLTEN.
Verslag over onderzoekingen, gedaan in- en over inlichtingen, gegeven van Tvege bovengenoemd laboratorium in het jaar 1903; opgemaakt door den directeur
J.
RITZEMA BOS.
In het jaar 1903 bedroeg het aantal ingekomen brieven 878, het aantal uitgegeven brieven,
met de mondeling gege-
ven inlichtingen daarbij gevoegd, 1084; dus aanmerkelijk
minder dan
in liet vorige jaar.
Voor een gedeelte moet zeer
zeker de oorzaak van dit geringere getal aanvragen tingen
worden gezocht in
eerst zeer laat in
't
het
feit,
om
inlich-
dat de weersomstandigheden
voorjaar veroorloofden,
te zaaien,
en dat
de zoo laat gezaaide gewassen, eenmaal opgekomen, zich meestal snel ontwikkelden.
De groote vochtigheid van den
zomer was oorzaak, dat zich betrekkelijk weinig insektenplagen voordeden; terwijl het weer wel vochtig maar niet
warm
zwammen
genoeg was, om vele soorten van parasitaire
in sterlve
mate tot ontwikkeling en vermeerdering
te
brengen.
Overigens strekt zich de periode, waarin naar verhouding
weinig inlichtingen werden gevraagd,
slechts uit tot Sep-
tember; van
kwamen
vragen
om
1
Sept. tot ultimo Dec. 1903
inlichtingen in dan in dezelfde
zelfs
meer
maand van
het
vorige jaar.
Als gewoonlijk, werden niet slechts op eigenlijk phytopalhologisch gebied inlichtingen verstrekt, vele andere gebieden
maar eveneens op
van toegepaste natuurlijke
historie;
zoo werden inlichtingen gegeven omtrent de levenswijze
van verschillende vogelsoorten, omtrent dieren in drinkwater, omtrent insekten in huizen, in brood en in
tabai^,
omtrent parasieten van huisdieren, enz. A'ele binnen-
en buitenlandscheplantkundigen en entomo-
logen verleenden mij hunne gewaardeerde hulp. mij
Was
het
aangenaam, aan vele landbouwers, kweekers, grond-
— omgekeerd ben
eigenaren en particulieren raad
te
ik ook aan vele practici veel
dank schuldig voor hunne
medewerking.
geven,
Hetzelfde geldt van onze Rijkslandbouw- en
Rijkstuinbouwleeraren, van onderscheiden Directeuren van Rijkslandbouwproefstations, van onderwijzers aan winter-
Met verscheiden buitenlandsche phytopatho-
cursussen.
logen stond het laboratorium in correspondentie.
Het kleine lapje gronds achter het phytopathologisch laboratorium kan hoogstens dienen
om
er enkele ingezonden
zieke planten tijdelijk in uit te planten; voor het
van proeven te
is
het niet slechts veel te klein,
nemen
maar bovenal
zeer beschaduwd.
Op twee
terreinen van de Rijkslandbouwschool te
Wage-
ningen werden de proeven omtrent de schurflziekte der
aardappelen voortgezet.
(/.ie
«Landbouwkundig
Tijdschrift », l'.X)3,bl.50)
Later zal omtrent de resultaten dezer proefne-
mingen nader worden bericht; evenwel moet nu reeds worden gezegd, dat ten gevolge van het zeer natte weer gedui'cndo de geheele groeiperiode der aardappelen en ten
gevolge van het sterk optreden van de aardappelziekle, de in 19()3 verkregen resultaten niet zeer
het
betrouwbaar
zijn.
Te Wageningen werden ook de besmeltingsproeven met stengelaaltje {Tylenchus deras/a/rix) en die met het
bieten- of haveraallje
{Heferodera
Schacldii)
voortgezet.
Ook aangaande deze proeven zal nader rapport worden uitgebracht. Den Heer A. Ide te Wageningen betuig ik mijnen dank voor de verleende hulp
van en
bij
het toezicht op een
bij
het in orde brengen
der Wageningsche proef-
veldjes.
Te Noordwijk werden de proeven omtrent de bestrijding van de
«
kwade plekken
» in
de tulpenvelden, met behulp
van eene subsidie van de Regeering en eene toelage van de «
Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur
gezet.
Rapport omtrent deze proefnemingen
is
»,
voort-
uitgebracht
Weekblad voor Bloembollencultuur », 11)0:3, bl. 352. Op een gedeelte van het voor bovengenoemde proefnemingen in gebruik zijnde terrein, waar carbolineum in verschillende hoeveelheden was aangewend, en waarvan mij, in het «
bij
de vruchtwisselingsproefnemingen van het vorige jaar,
gebleken
was,
dat
het
in
sterke
mate met Heterodera
werden in 't voorjaar 1903 ook proegenomen oplossing ven ter van de vraag, of carbolineum zou kunnen dienst doen bij de bestrijding van dezen Nematode, Tusschen de tulpen werden rijen mangelwortels gezaaid, die natuurlijk bij het opnemen der tulpenbollen bleven staan. Hoewel het gebruikte terrein op zeer onregelmatige ^^ ijze Schachlii besmet was,
besmet bleek, waren de resultaten toch van dien aard, dat
zij
ertoe
om
te
nemen
van aaltjesziekten met carbolineum.
(Zie
aanmoedigden
bestrijding
ter
op grooter schaal proeven
beneden.)
De proefnemingen aangaande de ziekte ») der kool Averden
ring en van de
«
bacterieziekte (« blad-
met ondersteuning van de Regee-
Naamlooze Landbouw- en Handelsvereeni-
ging Langendijk en omstreken
»
Een verslag
voortgezet.
over deze proefnemingen verschijnt weldra.
De proeven, de
te
Baambrugge genomen met betrekking
van de roode ooftboomschildluis
bestrijding
fallax) (zie vorig verslag, « Tijdschrift over Plantenziekten
IX,
bl. 39)
hadden
tot resultaat, dat dit
tot
{Diapsis »,
insekt met petroleum
onvermengden staat, 't zij als eene vrij sterke emulsie) op afdoende wijze kan worden bestreden. Ook leden de gave of vrij gezonde takken en twijgen niets, zelfs niet van eene
('t zij
in
behandeling met onvermengd petroleum. schildluizen bedekte twijgen echter
het
was
niet
meer
uit te
De dicht met waren gestorven; maar
maken, of
door de talrijke
dit
schildluizen Avas veroorzaakt, dan wel of de door deze insekten op zeer ernstige wijze verzwakte twijgen geen weerstand
aan de werking van het petroleum konden bieden.
Te Soest werden appel- en kerseboomen met Bordeauxsche pap bespoten ter bestrijding resp. van de Fusicladiiim-
en de Monüiaziekle.
De bespuiting bleek
bij
de bestrijding
van eerstgenoemde ziekte goede resultaten op afdoende resultaten werden evenwel niet
bij
te leveren;
de bestrijding
der Moniliaziekte verkregen.
Het zeer schadelijk optreden van Tylenchus devastatrix te
Enkhuizen
in
Phloxen en Anjelieren, die daar voor zaad-
winning geteeld werden, was oorzaak dat daar door proefveld
werd aangelegd, om de
bestrijding
mij een
van deze plaag
met behulp van carbolineum en met behulp van calciumhypochloriet te beproeven.
Over de resultaten kan
volgend jaar worden bericht.
eerst een
Tengevolge van een
dooi* mij
bij liet
Landhuishoudkundig
Congres, dat in 1903 werd gehouden, ingediend vraagpunt,
werd door
dat
Congres de wenschelijkheid uitgesproken
dat door den Directeur van het phytopathologisch labora-
torium onder medewerking van de Rijksland- en tuinbouwleeraren een onderzoek
ingesteld naar den
werd
omvang
en den aard der beschadiging van de kultuurgewassen in Nederland, veroorzaakt door het stengelaaltje [Tylenchiis devaslalrix)
en
het
haveraaltje
of
bieten-
{lleterodera
Schachtii), en dat op de wetenschappelijke proefvelden mid-
delen tegen
dit
kwaad werden
Üaar eerst
beproefd.
in
December de vergadering van Rijksland- en tuinbouwleeraren plaatsgreep, waarin bovenvermelde zaak ter sprake
kwam,
terwijl voor
sommige der door
proefnemingen reeds in
mij
geprojecteerde
najaar de noodige maatregelen
't
moesten worden genomen, zoo stelde ik
— de quaestie der
enquête betredende het voorkomen der aaltjesziekten voor later overlatende
—
den nazomer 1003
mij tegen
verbinding met de Heeren
J.
landbouwwinterschool
Groningen en U.
te
al vast in
Heidema, Directeur der RijksJ.
Mansholt,
Rijkslandbouwleeraar aldaar; verder met den Heer R. G. Mulder, landbouwer
te
Tjuchem
wijn Botjes, landbouwer
te
(Gron.) en den
Heer
J.
Oort-
Oostwold (Gron.)
De proefvelden werden
alle in
de provincie Groningen
aangelegd, én omdat in die provincie zoowel de ziekten van het stengelaaltje als die van het bieten- (haver-) aaltje veel
voorkomen; én ook omdat
in die provincie vele intelligente
landbouwers wonen, die met het nemen van proeven in
meerdere of mindere mate vertrouwd de provincie Groningen ook de die in
«
zijn.
vlasbrand
— Aangezien in »
eene ziekte
is,
de laatste jaren zeer de aandacht van vele land-
bouwers
trekt en groote schade
teweeg brengt^ zoo worden
door sommige landbouwers op hunne terreinen, in overleg
;
—
8
—
met den ondergeteekende, en onder geregeld den Heer
Heidema
J.
of den
dingsmiddelen geprobeerd
Heer U.
J.
én tegen
van
toezicht
Mansholt
bestrij-
vlasbrand én tegen
aaltjesziekten.
Alzoo werden in
meer
1" te
Groningen
't
najaar 1903 aangelegd
speciaal onder toezicht van den :
:
Heer J. Heidema
op terreinen van den Heer P. Heidema
Westernieland een proefveld, waarop
de
S''
te
werking van
Aerscliillende quantiteiten carbolineuni en van calciumhypo-
chloriet tegen vlasbrand
meer
2°
Mansholt
te
wordt beproefd
speciaal onder toezicht
van den Heer U.
J.
Groningen:
a een vlasbrandproefveld (bestrijdingsproeven met carbolineuni èn met
calciumhypochloriet)
bij
den Heer
J,
H.
Mansholt, Westpolder (gem. Ulrum); b een
proeven,
bij
vlasbrandproefveld voor dezelfde bestrijdings-
den Heer L. H. Mansholt, Uithuizerpolder;
c
een met stengelaaltjes besmet veld, waarop erwten
zullen
worden verbouwd, zonder en met aanwending van
bestrijdingsmiddelen,
—
bij
den Heer
J.
H. Mansholt, West-
polder;
d een dito proefveld polder e
bij
den Heer G. Zijlma, West-
;
een dito proefveld
dendorp
bij
den
Heer F. Bosker, Wol-
;
f een proefveld voor bestrijding van het haveraaltje, den Heer L. H. Mansholt, Westpolder; 3"
bij
onder medewerking van de Heeren Reindersma,
onderwijzer
te
Appingedam en R. G. Mulder, landbouwer
te
Tjuchem: eenige proefvelden ter bestrijding van het haveraaltje op land van den Heer F. Doesburg, landbouwer te Opwierde; 4°
onder medewerking van den Heer
J.
Oortwijn Botjes
—o— eenige proefvelden ter voorkoming van schade in erwten en
— op terreinen van genoemden
boonen doorln^t stengelaaltje, Heer, landbouwer
te
Oostwold.
De boven aangegeven proefvelden, voor zoover zij de bestrijding van aalljesziekten beoogen, hebben alle tot doel, middelen ter ontsmctling van den bodem
te
zoeken.
Alleen
het proefveld, op het terrein van den
Heer Oortwijn Boljes
aangelegd
Hier
plaats
fn"
i),
beoogt
iets
anders.
worden nagegaan, welke
zal
in de eerste
variëteiten van erwten op
met stengelaaltjes besmetten grond het minst van de ziekte Daartoe zullen op het sterk besmette proefveld
lijden.
variëteiten van erwten
worden verbouwd,
vijf
die zich door de
snelheid van haren groei en door hare stroolengte van elkaar
Tevens
onderscheiden.
zal
op dat
zelfde
proefveld
de
invloed van eene Ghilisalpeterbemesting gelijktijdig met den zaai beproefd
worden.
Ten tweede
op het terrein van
zal
den Heer Oortwijn Botjes worden nagegaan de invloed van vroeger of later zaaien, van diepere of minder diepe herfst-
bewerking en van de bemesting, op het optreden der ziekte in paardeboonen.
bezaaid,
deels
om met
deels als dekvrucht
roode,
Zweedsche
aaltjes-
Een derde veld wordt met haver
gewas
dit
zelf
proeven
te
nemen,
van verschillende klaversoorten (witte bastaardklaver
en
lucerne),
welker
meerdere of mindere vatbaarlieid voor de aaltjesziekte
worden bestudeerd.
Tevens
zal
op
zal
derde veld de invloed
dit
van het dieper of minder diep eggen in
't
voorjaar op het
optreden der ziekte worden nagegaan.
Al de hier genoemde proeven omtrent het bestrijden of zooveel mogelijk
brand
zijn
er toe
werden
voorkomen van
in het jaar 19()3
in dit jaar
aaltjesziekten en van vlas-
begonnen of althans de plannen
ontworpen.
eerst een volgend verslag melding
In lOOi zullen evenwel
Van de
resultaten kan
maken.
nog een groot aantal andere
—
—
10
proeven omtrent de bestrijding van aaltjesziekten worden
genomen
Noord- en
(in
Zuid Holland, Noord-Brabant en
Limburg), voor welke proefnemingen echter de plannen nog niet geheel in gereedheid zijn.
Nog moet ik hier melding maken van proeven,
in
samen-
werking met den Heer Brinkman, Rijklandsbouwleeraarvoor
genomen op verschillende terreinen
Friesland,
gebied van dezen Heer. uit te
maken
in het ambts-
Doel van deze proefnemingen was,
of de opvatting van Bolley omtrent de verbrei-
ding van vlasbrand de juiste
is
:
nl.
deze
:
dat de ziekte met
het zaad zou worden verbreid, en zou kunnen worden den door ontsmetting van het zaaizaad met formaline.
der proefvelden werd in drieën gedeeld
met
ontsmet zaad,
niet
:
bestre-
Ieder
a een stuk, bezaaid
gewonnen op brandigen grond,
h een stuk, bezaad met wél ontsmet zaad, gewonnen op
brandigen grond,
c,
een stuk, bezaaid met zaad, gewonnen
op grond, waar de vlasbrand niet heerschte.
Brinkman berichten
De Heer
zal
over de hier aangegeven proeven uitvoeriger
ik
kan hier volstaan met de vermelding van het
;
door ons verkregen resultaat, dat de ziekte zaad niet
—
te
blijkt
door het
worden overgebracht.
In het volgende breng ik verslag uit over de belangrijkste
der inzendingen, die in 1903 in het phytopatholo-
gisch laboratorium werden onderzocht.
Ik wil alleen nog
vermelden, dat ook een gedeelte der inzendingen werd onderzocht door ambtenaren of door volontairs, die in het labora-
torium onder
I,
—
naijn
toezicht werkten.
Niet parasitaire ziekten en beschadigingen.
Door nachtvorsten
laat in
7 voorjaar werd in ver-
schillende streken van ons land veel schade aan de vrucht-
— boomeii toegebracht, door
't
11
twijfel
ooi\
worden
schreven het ontijdig bruin worden van de naalden (Picea
coniferen.
schillende
Pinus pinaster). ving ik in
Aan
bevriezen der bloesems.
moet zonder
dezelfde oorzaak
—
Abies
excelsa,
toegebij
ver-
pectinata,
Uit ondersclieiden streken des lands ont-
voorjaar tarwe- en roggeplanten, welker bla-
't
deren onder den invloed van de koude rood gekleurd waren,
en die ook overigens veel geleden hadden,
Van den ontving ik in
—
Rijkstuinbouwleeraar E. Snellen
te
Maastricht
midden van April perzikbladeren, die overi-
't
gens normaal ontwikkeld, maar geel van kleur waren.
Genoemde Heer meldde
daarbij dat de perziken
met gele
bla-
deren tusschen perziken met normaal ontwikkelde bladeren
—
in stonden.
worden
In de gele perzikbladeren
Nu kan
ontdekt.
alleen door gebrek aan
geelzucht
ijzer,
maar
o. a.
andere voedende stoften in den bodem.
noch aan het ander
kon geen parasiet
worden veroorzaakt
niet
ook door gebrek aan
Noch aan
het een
viel in het bedoelde geval echter te den-
ken, althans niet in de eerste plaats; immers de perzik-
boomen met bladeren
in.
schijnsel niet
gele bladeren stonden tusschen die met gezonde
was eveneens de reden, waarom het vermocht worden toegeschreven aan aanhoudende Dit
natheid van den grond, waardoor de wortelwerkzaamheid
kon
zijn
verminderd.
Naar
alle waarschijnlijkheid
moet de gele kleur der per-
zikbladerenin ditgevalzijn veroorzaakt doorde lage temperatuur
in
de eerste helft van April.
tuur voor den groei toch
ligt
De mininium-tempera-
lager dan die voor de blad-
meer plantensoorten werden in "t voorjaar 1003 gele bladeren waargenomen. Maar voor verschilgroenvorming.
lende
Bij
plantensoorten
loopen
én de minimumlemperatuur
voor de bladgroenvorming én die voor den groei uitéén; en misschien
is
dat zelfs
bij
verschillende
individu's van de
—
Daaraan zou dan mogelijkerwijze
zelfde soort het geval.
kunnen
toe te schrijven
Maar
dat
zijn het feit,
—
gele bladeren hadden, andere
groene bladeren.
—
12
sommige perziken
vlak er naast staande
het zou ook zeer goed
dat daarvoor een andere reden bestond.
kunnen
De eene boom
—
zijn,
loopt
vroeger uit dan de andere, en vormt dus vroeger eene zekere Mogelijk hebben sommige perziken,
hoeveelheid bladgroen. reeds vóór de
koude
inviel, de bladeren tot
gebracht, welke bladeren toen
—
bij
ook groen werden; terwijl andere,
boomen
hoogere temperatuur
—
later uitloopende, perzik-
gele bladeren kregen.
Het geel
koude
ontwikkeling
zijn
van de bladeren van sommige gewassen in
van het voorjaar,
tijden
is
een verschijnsel, dat veel-
vuldig voorkomt, en waarop ik reeds in vroegere verslagen
de aandacht vestigde.
—
Bladeren van Anthurium Scherzerianum met onregelmatige gele vlekken erop werden ons toegezonden door bloemisten
te
Middelburg en
door een' parasiet kers
leert,
Utrecht.
te zijn aangetast.
Zij
bleken niet
De ervaring der kwee-
dat deze gele vlekken te wijten zijn aan te hooge
temperatuur over dag en
waardoor
te
te
lage temperatuur
in de kassen neerslag
plaatsgrijpt.
bij
nacht,
van water op de bladeren
—
Het doorschijnend en geelachtig ivorden van bepaalde plekken op de bladeren van Phrenix en Kentia, waaromtrent mijn advies uit
evenmin aan
Leeuwarden werd gevraagd, bleek
een' parasiet te
moeten worden toegeschreven,
maar werd waarschijnlijk door groote vochtigheid veroorzaakt. «
Landbouwkundig In
de kassen
te
lage temperatuur en te
(Zie
Verslag over 1900, in
Tijdschrift », 1901, blz. 115).
van een buitengoed
bij
—
Berg-en-Dal
bij
Nijmegen kAvam beschadiging van Gloxinias door zonnestralen voor. ziekte. —
De inzender dacht aan eene parasitaire
— Wortelrot,
—
d.
i.
13
—
afsterven van de wortels tenj>e-
liet
volge van te groote vochtigheid in den grond en het daardoor
— kwam
veroorzaakte zuurstofgebrek, herfst
van 1903 overal veel voor,
Groningen
bij
pronkboomen en
den zomer en den
in
een' proeftuin
o. a.
bij
Te Amsterdam
spruitkool.
leden iepenboomen in de lagere gedeelten van enkele straten
aan wortelrot, zoodat deze boomen kwijnden of zelfs
Eene
gingen.
in populieren
ziekte
De
was
o.
Landbouwkundig
a te Utrecht
Tijdschrift
»,
te
wortelrot
bij
»;
verschillende
Zie hierover het jaarverslag over
bloemisten voor. («
kwam
«
't
—
maken.
dit niet uit te
C/üu"cf-ziekte
gronde
aan een polderdijk
Tholen vondt misschien ook hare oorzaak in positief zeker
te
1901, blz. 113).
19()()
—
Rotting van andijvieplanten deed zich in het najaar 1003 in eene groentekweekerij alle waarschijnlijkheid ten
kroppen waren in
't
te
Bergen (N. H.) voor, naar
gevolge van het natte weer.
midden voor een deel
De
verrot, terwijl de
hartbladoren en de buitenste bladeren groen en volkomen
gaaf waren gebleven.
En op
de door rotting aangetaste
middenbladeren, én op de groene rand- en hartbladeren,werd eene
zwam
als parasiet
zaakt geen
aangetroffen, nl.
Marsonia Panahtoliana,
Maar
op de andijvieplant optreedt. rotting
van geheele bladeren;
slechts gele of bruine
bladvlekken,
zooals
op de overigens groene bladeren aantrof.
zij
zij
veroor-
veroorzaakt
ik die dan ook
De
in
rotting
overgegane kring van bladeren kon er niet aan worden geschreven.
kregen de 't
hart,
Dezen verklaar ik mij aldus. planten
terwijl de steviger
ook
door
niet zooveel
weer
tijdelijk
In den veel
beter was,
water
in
w^aartusschen zich
water ophoopte, gaaf bleven,
vormden,
toe-
nazomer
in rotting overgingen,
buitenste bladeren,
zich jongere hartbladeren het
de regenmassa
waardoor de jonge bladeren
die
Toen
later
terwijl (in September)
vormden de
in
rotting overge-
— 14 — gane bladeren, waaruit vroeger het heen een' bruinen ring.
«
hart
»
bestond, daarom-
—
was oorzaak dat te Dordrecht een planten bedorven werden door 't ontwijken van een schuurtje van eene bleekerij, waar ruwe
Zwaveligzuurgas groot aantal
gas uit
dit
zwavel gebrand werd voor
Op
't
bleeken van goederen,
—
eene vraag of het hout van bakken, met het oog op
de duui'zaamheid, met carholineum kan worden ingesmeerd,
antwoordde
ik, dat het reeds herhaaldelijk is
dat planten
in
zoodanige bakken gedood
bloemstokken, die
werking ondervonden.
—
werden
met carholineum waren behandeld,
ken gevaarlijk, daar de planten langen
II.
voorgekomen,
tijd
Ook ble-
eene schadelijke
—
Plantenziekten, ontstaan door de werking van PARASITISCHE PLANTEN.
—
OnKRUIDEN.
Droogrot-hacterie in aardappelen. consulent voor Goedereede en
aardappelen, waarvan
Van den landbouw-
Overflakkee ontvingen wij
men vermoedde
dat
zij
aangetast waren
door de gewone aardappelziekte [Phytoplithora infesfans).
Reeds in 1902 had men de ervaring opgedaan dat dergelijke aardappelen niet geschikt
zijn
om
voor winterprovisie
te
worden opgeslagen in een pet of kuil, of om pas gedurende de wintermaanden aan de markt te worden gebracht.
Wanneer de aardappelen in den kuil werden opgeslagen, zag men telkens en telkens weer bij het openen, dat een gedeelte der knollen in rotting was overgegaan. De toegezonden aardappelen vertoonden aan de buitende schil was wankleurig bruin, en eene sterke kurkvorming was op sommige gedeelten aanwezig. Als zijde barsten;
men
de opperhuid
dan zag men dat
wegnam
dit laatste
tot in
't
nog levende weefsel,
bruin gekleurd was
;
de bruine
kleur
nam
naarmate men dieper
af, al
in
weefsel insneed;
't
en op één centimeter diepte waren nog slechts kleine bruine stipjes
waar
te
nemen.
onderzoek bleek ons, dat wij hier
liij
met het zoogenoemde droogrol,
't
welk
werking van Bacteriën (Microccocus), die
te
doen hadden door de
ontstaat
in groote massa's
werden aangetroffen in de intercellulaire ruimten. De celwanden werden verteerd, doch de zetmeetkorrels werden Door het vochtverlies, dat
door de bacterie niet aangetast.
de knol ondergaat, ontstaan inzinkingen en barsten in de Blijven door de droogrotbacterie aangetaste aardap-
schil.
pelen op eene luchtige plaats goed uitgespreid liggen, dan gaat
de ziekte niet verder dan huid, en
blijft
zulke aardappelen op hoopen of in
niet,
waar
bewaren,
te
één centimeter onder de opper-
de aardappel voor de consumptie geschikt.
Het gaat echter kuilen
tot
zij
warm
en
vochtig
liggen,
daar de aangetaste aardappelen eene veel grootere vatbaarheid hebben
om
door de natrotbaterie
wat door de gunstige van die
wordt
bacterie
dan aanwezig
hand gewerkt.
in de
te
Bader iënziekte van
worden
aangetast,
voor de ontwikkeling
condities, die zijn
(vocht en
hnolselderij
.
In
de knolselderij
trad in het najaar onder Tilburg eene ziekte op,
kenmerkte doordat
de
warmte),
— die zich
knollen, die overigens zeer
goed
gegroeid waren, in het najaar bruingrijze vlekken kregen,
welke langzamerhand inkankerden, zoodat holten ontstonden. Bij 't doorsnijden van zoo'n knol zag men dat die grijze kleur zich vrij diep in
't
weefsel uitstrekte.
Het gelukte,
uit die
wankleurige gedeelten van den selderijknol eene bacterie op te
kweeken,
waarmee gezonde knollen konden worden
geïnfecteerd, die daarop spoedig dezelfde ziektesymptomen
vertoonden. zakelijk
is,
Hoewel een meer uitgebreid onderzoek noodgelooven
we
toch wel met voldoende zekerheid
— te
1
—
G
kunnen zeggen, dat de door ons gekweekte bacteriën de
oorzaak van deze ziekte
—
zijn.
De hacterieziekte of
«
bladziehte
Pseudomonas campestris Pammel,
»,
veroorzaakt door
kwam
aan den Langen-
verband met de vochtige weersge-
dijk tamelijk veel voor, in
gesteldheid. (Zie Verslag over 1900, in «
Landbouwkundig
—
Tijdschrift », 1901 bl. 70.).
runbloem
(de « runslijm » of «
A etiialium septicum
»),
eene slijmzwam, bestaande uit een gele, weeke massa, die zich 't
soms
in
de bakken of kassen vertoont,
en die in
jaarverslag der Nederl. Phytopathologische Vereeniging
van 1893
kweeker
Landbouwkundig
(Zie «
reeds nader te
Tijdschrift
kwam
besproken,
is
in 1903
1894, bl.
»,
bij
5),
eenen bloem-
Utrecht op Medeola-])\anijes voor, zoodat deze
geheel door de zvvammassa omhuld werden, waardoor ze weg-
De
kwijnden en dood gingen.
«
runbloem
»
komt dikwijls
voor op oude bladaarde en op run en kan zich dan, wanneer ze in volle ontwikkeling
uitbreiden.
is,
over een groot stuk der tabletten
—
aardappelziekte, veroorzaakt door Phytoph-
De gewone
thora infestans de Bary,
kwam,
ten gevolge van de vochtige
weersgesteldheid in 1903, zeer algemeen voor, vooral op lage terreinen.
—
Peronosj)ora f/angli/brmis de
weer
schadelijk
jaarverslag 1902, bl. 9).
By werd ook
dit
jaar
den Sloter polder (Zie
op slaplanlen
in
in « Tijdschrift
over Plantenziekten
»,
IX,
—
zaailingen in eene kweekerij jaarverslag « Tijdschrift
maakten we
te
voor op
Heerenveen.
rozen-
In het vorige
reeds van deze ziekte melding (Zie
over Plantenziekten
dus volstaan met hiernaar
kwam
Berk.
Peronospora sparsa
te
»,
IX, bl
verwijzen.
—
8),
en kunnen
Peronospora Schleideni Unger (de valsche meeldauw
— der uien),
op de Zuid-Hol landsche eilanden de uien-
laslle
(Zie o. a. « Tijdschrift
planten aan.
IV,
bl. 10.)
—
17
over plantenziekten
Peronospora parasitica de By veroorzaakte 1903
te
in
't
najaar
Enkhuizen het wegvallen der bloenikoolkiemplantjes Aanbeveling verdient
bakken.
in de
»,
— de aangetaste
het,
planten en de schijnbaar gezonden erom heen
de gaten met een mengsel van zand en kalk
weg te nemen en Eene
vullen.
te
bespuiting met Bouillie Bordelaise als voorbehoedmiddel hier ook zeer op hare plaats. Tijdschrift
»,
1899, bl. 59.).
(Vgl.
«
is
Landbouwkundig
—
Stokrozen in eene kweekerij
te
Utrecht werden sterk
aangetast door Puccinia Malracearuin Mont.
—
Puccinia Liliacearum Duby, eene roestzwam, die op verschillende Liliaceae voorkomt, natie
Aan
bellatum.
Oud
determi-
um-
—
Puccinia dispersa E. (bij
ter
deze roestzwam zijn alleen het Aecidiura en
de teleutosporen bekend.
dijk
werd ons
voorkomende op Ornithogalum
toegezonden,
et
meende dat perchloraten den slechten stand van
H.
tastte
haver aan
hoewel men
en
Beijerland);
oorzaak waren van
in Ghilisalpeter
dit
Ie Stoutj es-
aanvankelijk
gewas, bleek het uit
't
onderzoek,
dat toch voor een groot gedeelte de oorzaak der ziekte in de
zwam «
gelegen was.
(Zie
over graanroest Prof. Ritzema Bos, :
Ziekten en beschadigingen der Landbouwgewassen
2«
druk,
De Campantila's, gekweekte
soort,
in
't
zwam
aangetast,
als geheel vernietigd
het dat de
Deel
1,
bijzonder de voor snijbloemen
Campanula
persicifolia
Tr.
heimi in eene Utrechtsche kweekerij waren door eene
v,
—
bl. 91-li4.).
werd.
var.
dit
Moer-
jaar ernstig
waardoor de kulluur zoo goed
Na onderzoek der
bladeren, die met
planten bleek
massa's roodbruine sporen-
hoopjes bedekt waren, langzamerhand M'egstierven, terwijl 2
—
18
—
opgenomen door den wind, De naam dezer zwam is overal werden heengestoven. Eene bespuiting met Coleosporiicm Campanulacearum.
de sporen als een rood
kon hier weinig baat geven, omdat
Bouillie Bordelaise
sporen zich voor
stof,
grootste
"t
deel
1"
de
aan den onderkant der
bladeren vertoonen en 2° wijl de planten zoo dicht op elkaar
men moeilijk de Bouillie overal aan zou kunnen waar dit gewenscht ware. Het opruimen en
stonden, dat
brengen,
verbranden der aangetaste planten
in dezen hoofdzaak
meerdere uitbreiding der ziekte moest blijven.
—
Anemone
Pidsatilla
werd
Coleosporiamsoorl aangetast,
Ook
voorkoming van
ter
nl.
te
Hillegom ook door eene
door C.Pulsaiillae Winter.
hier treden gele sporenhoopjes op, waardoor de ziekte
zich snel verspreidt.
Hier bleek, dat deze
Campanula
zoodat het
overgaat,
C. Palsatillae identiek
is
met
C.
zwam
ook op
onmogelijk
niet
Campanulacearum.
veel mogelijk dient het aangetaste loof
te
nomen, om daardoor ook de wintersporen
dat
is
Zoo-
worden wegge-
te vernietigen,
en
zeker zou hier eene bespuiting met Bouillie Bordelaise nut
kunnen doen, daar nula's.
't
loof niet zoo dicht
is als bij
de Campa-
Deze bespuiting zou evenwel moeten geschieden zoo
lang op de planten alleen nog maar uredosporen te vinden zijn;
want de
teleutosporen, die altijd onder de opperhuid
van de bladeren verscholen biyven, kunnen door geene bespuiting
worden
bestreden.
—
Uromyces appendiculatus Linh vertoonde zich vrij
hevig.
blz. 120).
dit
(Zie
{de «
boonenroes t
«
Landbouwkundig
Tijdschrift
»,
1900,
—
De meeldauw der granen {Enjsiphe graminis D. werd ons
»)
jaar overal in ons land, hier en daar zelfs
dit
C.)
jaar weder toegezonden als schadelijk op haver
in de provincie Utrecht (Leusden).
Ongeveer
alle
Grami-
— -
— neöii
kunnen er
staan met
wonlea
dooi'
—
19
aangetast.
verwijzen naar prof. Ritzema
te
Beschadigingen
dei'
Landbouwgewassen»,
Wij kunnen
deel
blz. 72.).
I,
Oïdium Tucheri Berk, de meeldauw van den
kwam
irijnstoJi,
bijkans overal in ons land tamelijk veel voor. tuin van
Uit den Zoölogisch-Botanischen
toegestuurd, die door
7
«
loil »
met
Daar nog
nemen, kon de
worden gedetermineerd.
zekerheid
in pollen
aangetast waren. te
zwam
met succes Tot Lee.
die
genomen,
te
doen.
—
geslacht behoort
zelfde
te
zeker ook hier bloem van zwavel
is
gebruiken.
het
niet
Waarschijnlijk
hadden wij hier met Erysiphe Cichoracearum D. C. Als bestrijdingsmiddel
—
's-Graven-
hage werden ons door den hortulanus Cinerarias geene peritheciën waren waar
vol-
Ziekten en
«
l>os,
Erysiphe
Marlii
te
Ambt-Al melo op klavervelden werd waar-
nl.
op de Trifoliwn hyhridum (bastaardklaverj.
Doelmatige bestrijdingsmiddelen van E. Martii op klaver zijn moeilijk te
als
aan
te
geven.
veevoeder,
In elk geval
is
nog
is
bij
niet
is
zoo spoedig mogelijk
volkomen zeker uitgemaakt.
voorzichtigheid
Macrospormm vlekziekte
Het beste
In hoever deze zieke klaver schadelijk kan zijn
maaien
Avenae
haver.
De
bij 't
voeren aan
Oicdenians
te
raden.
veroorzaakt
zwam woekert
—
de
op de boven
aardsche deelen en groeit met haar mycelium door de bladweefsels,
waardoor gele of roodbruine vlekken ontstaan, van kleur wordt en er
terwijl de geheele plant vaalgroen ziekelijk
uitziet.
Met bovengenoemde zwam,
treft
men
doorgaans nog anderen op het graan aan, bepaaldelijk Hel-
minthosporium Avenae.
Besmette
planten werden
ons
toegezonden uit Bellingwolde, Valthermond, Winschoten,
Wagenborgen, Murmerwoude en Hoogeveen.
noemde zwam schynt vooral door worden.
Het
is
De
laatstge-
het zaaizaad verspreid te
daarom, met het oog hierop, gewenscht, het
—
—
20
Men kan
zaaizaad te desinfecteeren.
oplossing óf met heet water doen.
thosporium
:
Ritzema Bos,
Landbouwgewassen
»,
r»f
met kopervitrioolover Helmin-
Ziekten en beschadigingen der
«
deel
dit
(Zie verder
2"
I,
druk,
blz.
Macrospormm Lunariae Oudemans
105-108.—
veroorzaakte eene
biadziekte in de Lunaria of Judaspenning, niet alleen de bla-
maar ook de « penningen »(d. z. de tusschenschotten der
deren,
De zieke
hauwjes) met een zwart overtreksel bedekkende. planten werden ons uit de Bilt toegezonden
naar
men meende,
dit Jaar
eerst op
't
vroeger nooit door de bedoelde
Heterosporium
zwam
echinulatum
Door den Rijkslandbouwleeraar
uit
:
De
ziekte trad,
ik ontving
dan ook
aangetaste planten.
Cooke op
—
anjelieren.
Utrecht en uit Haarlem
door eene werden zwartzwam, nl. Heterosporium echinulatum. Op de bladeren ons anjelieren toegezonden, aangetast
en op de stengels ontstaan scherp begrensde, bruine vlekken, die naarmate ze grooter worden, gedeelten van bladeren en stengels doen sterven.
Is
de geheele plant verloren.
met
Bouillie
Door de planten
worden opgetreden; althans
leverde zeer gunstige resultaten
vuur
»
bij
Vlehzieliie
zwam
(jracile Sacc)
dit
middel
de bestrijding van
der narcisen, dat door eene zeer
{Heterosporium door de
besproeien
te
Bordelaise, zal allicht tegen deze ziekte met
kunnen
succes
eene plant erg aangetast, dan gaat
«
het
nauw verwante zwam
wordt veroorzaakt.
—
der perebladeren Avordt dikwijls veroorzaakt Sphaerella sentina Fuckel (Sepioria niger-
rima Fuckel j, waardoor de volwassen bladeren roodgerande, ronde vlekjes verkrijgen, in het midden geheel verdroogd.
Op
die vlekjes ontwikkelen zich kleine vruchtlichaampjes,
waarin de sikkel vormige conidiën ontstaan.
De besmet-
ting gaat uit van de afgevallen bladeren, die gedurende den
Soms
winter op den grond blijven liggen. zóó ernstig op, dat de bladeren voor
't
treedt de ziekte
meerendeel afvallen.
— Als bestrijdingsmiddel
—
Bouillie Bordelaise te gebruiken.
met Sp/taerella sentina werden ons
Bladei'cii
Edam)
(bij
is
21
toegestuurd.
uit
Kwadijk
—
De schurftz-iehte van den pereboom (Fusicladium piri-
num
Fuck,) en de schurftziehie van den appelboom (F. den-
driticum Fuck nadeel
)
deden in vele streken van ons land veel
op onderscheiden plaatsen werden deze ziekten met
;
veel succes met behulp van Bouillie Bordelaise bestreden. (Zie
Tijdschrift over Plantenziekten «, VIII,
«
Vlashrand
is
eene ziekte,
1)1
—
149).
die telken jare in de vlas-
verbouwende streken zeer veel schade berokkent, en om-
men nog
oorzaak waarvan
trent de
niet in
zekere
't
is.
Terwijl de Amerikaansche onderzoeker Bolley den vlasbrand toeschrijft
zwam
aan de werking van de door hem beschreven
luisarium Lini, geeft Marchal
oorzaak ervan
als de
op het parasiteeren van Asferocystis radicis. laatstgenoemde
werd
zwam
aangetroffen, ontbrak
zij
waren
die door deze ziekte
Hoewel ook
door ons herhaaldelijk in brandig vlas
zulke planten nooit ontbrak.
toch ook in vele vlasplanten, aangetast,
terwijl
Ook gelukte
planten met kuituren van laatstgenoemde
het,
F. Lini in jonge vlas-
zwam
te
besmet-
ten, en aldus ziekteverschijnselen in 'tleven te i*oepen,die is
waar
niet in ieder opzicht
wel
met de verschijnselen van den
vlasbrand overeenstemden, maar er toch groote overeen-
komst mee vertoonden.
Het kan
zijn,
dat de andere voor-
waarden, waaronder de jonge vlasplanten groeiden op een' ongewonen
tijd
(zij
waren
en in potten uitgezaaid), oorzaak
\Aaren, dat de ziekte zich eenigszins anders dan de
gewone
vlasbrand voordeed. 't
Is
den naam terwijl
nog eenigzins de vraag, of «
vlasbrand
»
alle
landbouwers onder
wel dezelfde ziekte verstaan.
de Heer Broekema
(zie
«
Landbouwkundig
schrift », jaar 189:^, blz. 61), zegt, dat vlasbrand het
Want Tijd-
meest
—
—
22
op zwai'e gronden voorkomt, en zulks ook door de meeste praktische landbouwers wordt toegestemd, J.
Timmer
te
Krimswerd
zegt de Heer Weekblad » van op zwaren grond
in het « Friesch
7 Februari 1903, dat vlasbrand zich juist
zoo goed als niet vertoont.
BoUey meent
hebben aangetoond, dat het vlaszaad,
te
wordt gebruikt,
dat voor den zaai
dikA\'ijls
met Fusariimi
Lini besmetis, en dat deze zwam, en daarmee de ziekte, voor-
De
namelijk door het zaad op het land wordt gebracht.
ervaringen van onze Nederlandsche landbouwers
zijn,
voor
zoover wij hebben kunnen nagaan, met deze opvatting niet in
overeenstemming.
Hier
lande
te
heerscht algemeen
de meening, dat alleen de grond met de kiemen van den vlas-
brand besmet
en dat de besmette plekken zich uitbreiden
is,
door de bewerking van het land, terwijl de ziekte naar andere
wanneer besmette aarde daar
terreinen wordt overgebracht,
heen wordt getransporteerd, besmetten bodem
zijn
't
gebruikt,
zij "t zij
aan werktuigen, die op aan het schoeisel van de
menscheh of aan de hoeven der paarden,
't
dat besmette
zij
grond van de eene plaats naar de andere overwaait.
Reeds op
blz.
10 van
dit verslag
maakten wij mel-
ding van proeven, door den Heer C. R. Brinkman,
Rijks-
landbouwleeraar, in overleg met den ondergeteekende in Friesland
genomen
;
daar deelden
wij
mee, dat die proeven de
opvatting, dat de vlasbrand door het zaad zou
worden over-
gebracht, niet bevestigden. In Zeeland
meenen enkele landbouwers
te
hebben opge-
merkt, dat stukken land, waarop ziek vlas heeft gestaan,
voor den verbouw van erwten ongeschikt
gewas daar door de 1902,
« Tijdschrift
worden
aangetast.
dit beslist tegen;
.Sint
zijn,
omdat
dit
Jansziekte (zie het verslag over
over Plantenziekten
»,
IX
blz. 16)
zou
Andere Zeeusche landbouwers spreken
en ook door die (jroningsche landbouwers,
— hij
23
welke de ondergeteekende
wei'd geantwoord, dat
zij
— kwestie
naai* deze
in forni eerde,
hadden
nooit eenig verband
he-
speurd tusschen vlasbrand en Sint-Jans ziekte der erwten.
Ook proeven,
in
samenwerking met het phytopatliologisch
laboratorium door den Heer.I. G.
bouwleeaar
genomen, leidden voorloopig In het verslag
IX, blz. 16) ziekte
is
is
tot
een negatief resultaat.
van het vorige jaar
—
(zie dit Tijdschrift
meegedeeld, dat de oorzaak van do Sint-Jans
gebleken
aangeduid
Kakebeeke, Rijksland-
.1.
met het oog op de bedoelde kwestie
in Zeeland,
te zijn
eene Fusartum soort, voorloopig
als F. rasinfectiim var. pisi.
De Fwsörrmm nu, is van de
door ons in bvandige vlasplanten aangetroffen,
Fusarium te
uit
aan Sint-Jans ziekte lijdende erwten nauwelijks
onderscheiden.
Dat nu de erwten dikwijls niet aan
Sint-Jansziekte
op een' grond, waar vlas brandig werd, terwijl omge-
lijden
vaak vlas gezond
keerd
erwten getast,
in een vorig jaar
blijft
op een' bodem, waar do
door de Sint-Jansziekte werden aan-
— dit behoeft nog juist niet als
bewijs te gelden voor
een specifiek verschil tusschen de Ficsariwn van vlas en die is
't
brandige
feit,
dateene soort van parasitaire orga-
nismen, op eene bepaalde voedsterplant levende, een siologisch
Het
van de aan Sint-Jansziekte lijdende erwten.
toch een bekend
ras »
voedsterplanten
vormt,
dat
dan moeilijk op andere
niet
kan overgaan,
« phj'-
hoewel andere
represen-
tanten derzelfde soort van parasitaire organismen op die
De roestzwammen der granen en grassen leveren zeer bekende voorbeelden van andere voedsterplanten wél leven.
dergelijke physiologische rassen;
het stengelaaltje {Tylen-
chus devastatrix) en het bietenaaltje [Heterodera Schachtii) eveneens.
En van Fusarium rasinfectum
vier verschillende leeft
«
physiologische rassen
op katoen, een andere op de
op meloen, een vierde op erwten.
«
kent »,
Clowpea
men
reeds
waarvan een »,
een derde
— Wij tijk te
24
—
nadere gegevens uit de prak-
stellen ons voor,
verzamelen, en nadere proeven
kingen in
te
stellen,
om
nemen en onderzoe-
te
de kwestie uit
maken, of er
te
tusschen vlasbrand en Sint-Jansziekte der erwten verband
nog nader
bestaat; terwijl daarbij tevens natuurlijk de vraag
onder de oogen «
vlasbrand
»
worden
zal
noemt,
altijd
gezien,
werkelijk wat
of
dezelfde ziekte
men
en of deze
is,
inderdaad door een Fusarium wordt veroorzaakt.
—
Door den Inspecteur van het Staatsboschbeheer werden ons dennekiemplanten gezonden die gedood waren door
Fusoma Pini Hart.
Het mycelium, dat zich in de aangeaan langwerpige,
taste plantjes ontwikkelt, geeft het aanzijn
eenigszins gebogen, in volwassen toestand van tusschenschotten voorziene conidiën.
zwam
van deze Hartig
«
bl, 116,
Uitvoerige beschrijving vindt
Lehrbuch der Pflanzenkrankheiten en in het
I
» 3"
druk
(1900),
naturwissenschaftliche Zeit-
Forstlich
«
Jahrgang
schrift »,
men
en van de door haar veroorzaakte ziekte in
(1892), bl. 432.
—
Gloeosporium curvatum Oud, veroorzaakt eene ziekte
van de bladeren der roode in erge
mate voor onder Neede. die
sporen, 't
zich
De
hessen.
Om
op de bladeren
ziekte
te
in
kwam
in
1903
voorkomen, dat de pykniden
volgend jaar weer de bladeren besmetten,
is
vormen, 't
noodig,
het afgevallen blad te verwijderen, terwijl als voorbehoed-
middel misschien een paar bespuitingen met Bouillie Bordelaise
goed kunnen doen. «
num
—
Vlekziehte»mde boonen{GloeosporlumLindemiithia-
Sacc.) trad o. a. in de buurt
van Leeuwarden op.
Zie
voor verdere beschrijving dezer ziekte mijn jaarverslag over 1901 (Zie
«
Landbouwkundig
Tijdschrift » 1902, bl.
Gloeosporium Callae Oud.,
die bladvlekten
aethiopica veroorzaakt, en in 1902 voor
Vuursche
naar
't
Laboratorium
't
eerst
werd
100.).— op Galla
van de Lage-
gezonden,
(zie
— « Tijdsclirift
over Plantenziekten
herhaaldelijlv
te
IX, bl
»,
te
voorkomen,
snijden
ziekte der Calla's
en
Om
te
dit
Jaar
de uitbrei-
het noodig de zieke blade-
is
verbranden.
eerst, sedert
is
werd
17),
bloemisten aangetroffen
bij
ding der ziekte ren af
—
25
De Gloeosporiumaethiopica op groote
6'.
schaal wordt geforceerd, opgetreden of althans van betee-
kenis geworden.
—
Bessenziehie, veroorzaakt door Cytosporina Ribis P.
Magnus. melijk
In de bessenstreken van Noord-Holland, voorna-
Zwaag en
bij
in den
Bamgerd, sterven vele bessen-
Men
struiken op een vreemde wijze.
worden
struik plotseling geel «
Landbouwkundig
over Plantenziekten
oorzaak van die
(Zie
Tijdschrift »,
IX.
sterfte
»,
verder over deze ziekte
1902, bl. 85,
bl. 51).
eene
den zomer de
ziet in
zwam
Reeds vroeger werd
in reinkultuur
bij
tot
den vorm van kleine, oranjekleurige,
zwam
Toen evenwel
't
zelfde
eene kuituur, die de winterkoude had
doorstaan, ontstonden er in in
Deze
gekweekt, maar aanvankelijk vertoon-
den zich geene fructificatieorganen. beproefd werd
als
ontdekt, die zich in de
wortels en onderste deelen der takken vestigt.
werd
:
« Tijdschrift
't
voorjaar vruchtlichaampjes,
grijze kussentjes, die later
slijmige
sporen lagen opgesloten.
eene geel
massa uitwierpen, waarin de
Door Prof. Magnus,
te
Berlijn,
werd de zwam herkend als eene soort van Cytisporina, en beschreven onder den naam van C. Ribis.
—
Het
«
i'uur » of de « spikkeiziehte » in de
(Scolecotrichum melophthorum. Prill.
el De^^.,
komkommers
dateik jaar van
zich deed hooron, liet zich ook dit jaar niet onbetuigd in zijne
vernielende A\'erking.
zomer
Zeker ten gevolge van den natten
heeft de ziekte zich in enkele streken
van ons land
sterk uitgebreid o. a. te Zwijndrecht en te Loosduinen.
In
waren de planten in geheele rijen bakken weggevallen en was de geheele oogst vernietigd.
deze laatstgenoemde plaats
—
26
—
Ook de komkommers, ons vandaar gezonden, waren
Bestrijdingsmiddelen tegen deze ziekte
aangetast. niet te
zeer sterk
gaan moet er veel gelucht worden
en het schijnt, volgens
;
van Rijks-Tuinbouwleeraren, dat
berichten
nog
zijn
Om te groote vochtigheid inde bakken tegen
gevonden.
bemesting invloed heeft op
de aard der
optreden der ziekte.
't
Sterke
stikstof bemesting (chilisalpeter of stalmest) schijnt de ziekte
bepaald in de hand
te
werken.
"Wellicht zou een bemesting
met Thomasslakkenmeel en patentkali de
maken tegen de woekering der zwam.
bestand
we
verslagen maakten
verder
«
meer
planten
In vroegere
reeds melding van deze ziekte.
Landbouwkundig
Tijdschrift » 1894, bl. 102.)
(Zie
—
Omtrent kanker in appel- en peréboomen kregen wij vragen
om
inlichtingen uit Wijk-bij-Duurstede, Dirksland,
Giethoorn en Schellinkhout, omtrent kanker in heitken uit
En
Almelo.
bij
de pitvruchten én
den beuk wordt de
bij
kanker veroorzaakt door Nectria ditissima Tul. Half October ontvingen
we van
—
den Heer Nengerman,
Directeur der Nederlandsche Heidemaatschappij, takjes van zilversparren uit een bosch nabij Almelo, met het verzoek
eens te willen melden of de meening,
Trichosphaeria parasitica R. Hart
Hoewel op de naalden
te
dat
men
doen had,
niet een zoo sterk
liumovertreksel te vinden was, als vaak
hier met
juist
was.
ontwikkeld mycebij
Trichosphaeria
voorkomt, werd toch weleen pseudo-parenchymatisch zwamweefsel op deze deelen aangetroffen, zooals Hartig en Tubeuf afbeelden.
Op de
lichaampjes
te zien,
zieke naalden
sphaeria-peritheciën
waren zwarte, bolronde
die in haar uiterlijk
overeenstemmen.
met de Tricho-
De
lange,
draad-
vormige aanhangsels op den boventop dier vruchtlichamen zijn
nog
al
karakteristiek.
niet mogelijk
om
de
zwam
Voorloopig was het evenwel juist te determineeren,
daar de
vruchtlichamen nog niet volgroeid waren, en geene sporen bevatten.
— Monilia
In
f'ructi(jena Pers.
Inzendingen kregen
voor.
kwam
Aalsmeer
—
27
we
kwam
dit Jaar
o. a. uit
weop
Over deze ziekte kan men verder nalezen
en pruim op.
Landbouwkundig
o. a. «
blz. 1-25.
Tijdschrift », 1001, blz. 87, en 19(J2,
«Tijdschrift
vooral
170;
blz.
over
Plantenziekten
we
zwam ook voorkomt
IX,
pioenen dicht
bij
Oudemans),
op Lelietjes van Dalen, ontvingen
Gewoonlijk worden de stengeis der
Nüordwijk.
uit
»,
—
Bob'ylis in pioenen [Botnjlis Paeoniae
welke
Eveneens
gewoonlijk op de steenvruchten als morel, kers
als
zij
veel
de ziekte, die er op de appels voorkwam,
ook op den sierappel Malus Scheidecheri voor. trad
vi'jj
Ingen en Aalsmeer.
den grond aangetast; ook vestigt de
zwam
Het wegnemen der zieke planten met
zich op de bladeren.
den omringenden grond verhindert het verder uitbreiden voorbehoedmiddel bespuitingen met
der ziekte, terwijl als
maar dan zoode planten vooral aan den voet, waar doorgaans de eerst verschijnt, (link worden bespoten. (Zie kunnen worden
Bouillie Bordelaise
danig, dat
zwam
het
verder
«
en
«
toegepast,
Tijdschrift over Plantenzieken », S^jaarg., blz
Landbouwkundig
Tijdschrift
», 11X)1,
blz. 82).
150
—
Ziekte in syringen, veroorzaakt door Botrytis vulgaris Fr.
Doze ziekte, die te
in
1002 te Boskoop
voorkwam,
trad in 1903
De aangetaste bladeren maar de zwam kan ten slotte de
Oosterbeak en Aalsmeer op.
sterven aan den top af;
bladeren in hun geheel en zelfs de Jonge twijgjes vernielen. (Zie
over deze
IX,
—
bl. 20).
zwam
« Tijdschrift
over Plantenziekten
»,
Bo/ry/is cinerea vertoonde zich op rozen in de kassen
van eene kvveekerij
te
Heerde.
melijk op de nieuwe variaties op,
:
«
Ik
die in
't
voorjaar waren
De kweeker meldde ons kweek thans rozen onder dubbel glas,
veredeld op wilde onderstammen. het volgende
Deze ziekte trad voorna-
—
—
28
voornamelijk nieuwe soorten, in een kweekkas.
't
Vorige
Jaar had ik gemerkt, dat plotseling de kleine, jonge blaadjes
zwarte punten kregen, en dat hierop eene schimmel tierde,
waarna de
groei eindigde en de jonge plant stierf.
De kwaal
trad ook dit jaar op in de jonge veredelingen van de nieuwe
roos
"
Frau Karl Druschki
».
Enkele planten waren reeds
aangetast; en omdat het vorige jaar de geheele voorraad « Soleil
d'Or
»
op zoodanige wijze
te niet ging,
werd ons de
oorzaak der ziekte en indien mogelijk, bestrijdingsmiddelen gevraagd.
Het
materiaal, dat
de ziekte zich meer begon uit
dagen
eenige te
breiden, tot
laler,
toen
onderzoek
werd gezonden, vertoonde op de afgestorven bladoppervlakle conidiëndragers van Botrytis cinerea, waarvan we de levensgeschiedenis vroeger (zie « Landbouwkundig Tijdschrift », 1897,
blz.
Wij adviseerden de ziekte
beschreven
91)
te
verdrijven door wijziging der kultuurmethoden en het ont-
Het
smetten der kas
waar de
is te
begrijpen, dat in zoodanige kas,
ziekte zich reeds een paar achtereenvolgende jaren
vertoonde, de kwaal door de overblijvende sporen telkens
weer kan optreden. wezigen grond is
is
Het vernieuwen van den in de kas aan-
dus een eerste vereischte.
schoonmaken en ontsmetten van
het
noodig; carbolineum
is
0,5 "o sublimaatoplossing
't
Vervolgens
houtwerk der kas
hiervoor niet geschikt, maar eene is
hiervoor zeer doelmatig.
Naar
ons voorkomt, zou ook eene vermindering van temperatuur in de kas,
welke
TO"
F was,
sterk optreden der ziekte;
veel bijdragen tot het
want
bij
de hoogere temperatuur,
gepaard aan veel besproeiing der planten, geeft gelegenheid,
zich snel te ontwikkelen.
geschiedt door oog.
We
zullen
"t
—
daar men door
veredelingsrijzen
men de zwam De veredeling
plaatsen van een stukje hout met slechts één
vreezen, dat ook hierdoor de planten
zijn,
minder
bij
't
de planten allicht
meer vatbaar
zwakke eenen zwakken groei
nemen van
dergelijke
—
—
$9
waardoor de voorbeschiktheid voor ziekten
veroorzaakt,
grooter wordt.
liet is
wel
waar
is
kweeker door deze zwakke enten
zijn
te
begrijpen,
dat de
voordeel zoekt, omdat
de oogen van nieuwe variëteiten dikwijls veel geld kosten
maar toch meenen
wij
te
van voortplanting eenigszins op
van een
te offeren
gewas.
krachtiger
In
rozen meerdere oogen
nieuwigheden
't
«
»
hij
steeds
rijzen
oudere
maar
laat,
één oog gebruikt,
weer opnieuw
schrijven bij
aan het veredelingsrijs
steeds
getrokken hout
aan het verkrijgen
een volgend
meldt de inzender ons dan ook, dat
bij
;
moeten aanbevelen, de snelheid
terwijl
van
genomen worden.
Deze rijzen worden echter zoo afgesneden, dat er telkens
2 oogen aan de moederplant blijven
zitten,
\vaardoor deze
We willen
Hink uitgroeien kanenzich voldoende vertakken. gaarne aannemen, dat de eerste
«
zetting » door dit insnoeien
maar het lijdt geen twijfel veredelde planten, waarvoor we de afgesneden krachtiger wordt,
de nieuw
of
rijzen
van de
getrokken, dus eigenlijk op een onnatuurlijk wijze gegroeide
en
vroeg aan den gang gemaakte planten gebruiken,
te
bezitten door
om
gemakkelijker door eene ziekte aangetast Bofrytis
«
verzwakking eene zekere voorbeschiktheid, parasilica
kioade plekken
» in
Cav.
veroorzaakt
worden.
dit jaar uit
kwam
ze
—
bekende
de
de tulpen, en elk jaar zien
weer optreden. Ook daar voor, en werden ons ziekte
te
we
die
weer hier en
Haarlem, Vogelenzang on
Sassenheim inlicbtingen omtrent optreden, verbreiding en vooral ook aangaande de wijze van besmetting gevraagd.
Eene
vrij
uitvoerige
correspondentie
werd gevoerd over
de vraag of de hier bedoelde ziekte met de bollen kan worden Zooals in mijn uitvoerig opstel in Jaargang
overgebracht.
1903 van het
«
Tijdschrift over Plantenziekten »
aangetoond, kan dit niet licht geschieden. die door de ziekte
Van
worden aangetast, oogst men
nader
is
tulpen toch, niet
dan
bij
—
—
Dat dit ecliter toch mogelijk
uitzondering leverbare bollen. is,
—
30
Ons kwamen enkele,
bleek ons in den loop van dit jaar.
wel
niet mooie,
den, die aan
van
maar
toch desnoods leverbare bollen in han-
hunne oppervlakte met de zeer kleine
Botrytis parasitica bedekt waren.
skleroliën
Zooveel
is
echter
zeker, dat de ziekte gewoonlijk niet met de tulpenbollen wordt
maar
overgebracht, ting
dat de bollen op de plaats der uitplan-
van den grond
—
worden besmet,
uit
of wel dat de
bovenaardsche deelen door luchtinfectie worden aangetast. In het kroondomein Apeldoorn veroorzaakte Botrytü
Douglasii Tubeuf gvooie schade aan jonge grove dennen op de kweekbedden.
(Zie
beschrijving dezer ziekte in
schrift over Plantenziekten »,
resultaten. «
1897,
III,
bl.
hadden
tingen met Bouillie Bordelaise
Klaverkanker
»
Scleroiinia Trifoliorum Erihs. trad
op in LucerneklSivev in het kroondomein
kundig Tijdschrift »,
VIII,
»
(Zie
1902, bl. 102;
bl. 33).
Domburg op
te
over deze ziekte «
Landbouw-
«
Tijdschrift over Planten-
—
Sclerotinia Liberiinia Fuckel veroorzaakte bootien de
«
De aangetaste «
sklerotiënziekle
»
te
Venhuizen
stengels stierven geheel af.
Ziekten en Beschadigingen
145, 168).
» I, 2^
druk,
(Zie bl.
bij
(bij
stam-
Hoorn).
Ritzema Bos
123, 13S, 139,
—
Uit Watergraafsmeer ontvingen populier,
Bespui-
uitstekende
—
pas ontgonnen grond.
ziekten
6).
hier
« Tijd-
welke boom
ring van eene Polyj^O) us-soorl,
igniarius Fr., hoewel
dit niet
dezwam niet fructificeerde. het ontstaan van het
we
een stuk van een
gestorven was ten gevolge der woekewaarschijnlijk
zeker was uit
te
Polyporus
maken, daar
P. ignarius geeft aanleiding
zoogenaamde « witrot
optredende aan wilgen, populieren,
»
tot
(«Weissfaule»),
beuken, eiken, elzen
en ooftboomen, en vormt aan de stammen harde bruinachtige
—
—
31
vruchtdragers, die soms eene doorsnede van 4 dm. berei-
ken en consolevormig vruclitlichamen
met bollen bovenkant.
zijn
Deze
vergrooten zich telken jare door toevoe-
ging van eene nieuwe laag, zoodat
van boven duidelijk
zij
De rand,
concentrische lagen vertoonen.
die
jongst
't
is, is
fluweelachtig en roestbruin, terwijl de sporen zich aan de
De zwam
onderzijde van het vruchtlichaam ontwikkelen. vestigt zich
reeds slecht
verwonde plaatsen en op dikwijls groeiende boomen. Het mycelium dringt in bast 't
eerst op
en spint en daarna ook in
woekering
met eene bruine vloeistof vullen, welke
ontstaat door de omzetting vloeistof door het
geelwit.
kernhout; en overal waar de
wordt het hout bruin gekleurd,
plaatsgrijpt,
terwijl de cellen zich
't
van den celinhoud.
deze bruine
Is
mycelium verbruikt, dan wordt
het hout
—
Ter determinatie werd ons toegezonden het vruchtlichaam van Polyporus squamosus, die ook op bovenge-
noemde boomsoorten
—
parasiteert.
Korenbloemen in 'bouwland door de groote massa, waarin
zij
.
Korenbloemen maakten
onder Bathmen (Ov.) op een
stuk roggeland, groot 3 heet., voorkwamen, dat
bij
de verkoop
werd te veld staande verkocht) een veel geringere werd gemaakt dan eenige jaren te voren. Bedoeld bouwland was gedurende tien jaren achtereen
(de rogge prijs
mot rogge beteeld geworden; en nu hadden zich de koren-
bloemen zoo sterk vermeerderd, dat
zij
eene bepaalde plaag
waren geworden; overal langs de kanten van aantal dier planten enorm groot.
't
veld
was
liet
Het bestrijden van éénjarige onkruiden gaat altoos veel gemakkelijker dan
't
bestrijden
stok, zooals hoefblad, belioorlijk
kweek,
van onkruiden met wortel-
enz.
uitwieden gemakkelijker
bloem dan ook wel kw
ij
tra ken
Bij is,
rijenteelt,
waarbij
kan men de koren-
door uitwieden.
—
— Daar,
—
32
naar de weersgesteldheid, de jonge koren-
al
bloemplanten in
najaar of in
't
dag komen, kan men
volgende voorjaar voor den
onkruid bestrijden door het land in
dit
Februari of begin Maart
't
te
ploegen, en dan een zomergewas
haver, boekweit of spurrie, te zaaien of aardappelen
b. V,
te
De korenbloem planten, die na het onderploegen nog voor den dag komen, verstikken dan onder de genoemde
telen.
— Dat de jaar op jaar herhaalde
zomergewassen.
teelt
van
winterrogge het tieren van de korenbloem in de hand moet
werken,
laat zich
gemakkelijk inzien; de grond Avordt dan
telken jare geploegd, vóór de jonge korenbloemen zijn opge-
komen, zoodat deze zich jaar in jaar ontwikkelen.
Bramen
uit ongestoord
kunnen
— in weiland.
Te Sappemeer werd de braam-
kon ondanks alle maar niet onderdrukt worden, daar telkens en telkens weer opslag boven den grond kwam, dat zich uit de wortels ontwikkelde, wanneer de braamstruiken waren struik erg hinderlijk in een weiland, en
moeite
vernietigd geworden.
weinig anders en
liefst
te
Tegen
dit lastige
onkruid
is
evenwel
doen, dan de planten zooveel mogelijk,
zoodra ze boven den grond komen, af
te schoffelen,
waardoor ze langzamerhand verzwakken, en het
ten laatste
opgeven.
Orobanche in
fi
Evenals andere jaren,
la ver velden.
hoorden wij ook in 1903, vooral
uit verschillende
van de provincie Gelderland, en ook
uit
provincie
de
Utrecht, veel klachten over bremraap in de klaver
streken
;
ofschoon
de schade, aan de tweede snede toegebracht, waarschijnlijk ten gevolge van het natte weer, dit jaar op vele plaatsen
minder groot was dan andere jaren. «
Ziekten
en
2'
druk,
bl. 44.
I,
Beschadigingen
Men
zie
Ritzema Bos,
der Landbouwgewassen
»,
— III.
—
—
33
Plantenziekten kx bbschadigixgen, veroorzaakt DOOK DIEREN.
Raad
zake honijnenbeschading aan hulsten werd
in
dit jaar van uit Haarlem gevraagd. Het insmeren van stammen met spekzwoerd, dat te^^sn hazenbeschadiging
ons de
uitstekend hielp (zie Verslag over 1U02
Plantenziekten
»,
IX,
bl. 25),
:
« Tijdschrift
over
kon ook hier met gerustheid
—
worden aanbevolen.
Arvicola amphibius Lac. (de loaterrat) doorknaagde
even onder den grond de stammen van vele vruchtboomen op de kweekerij der
Aalsmeer en dit
in
«
Tuinbouwraaatschappij Ylenten
Te
».
het Kooldistrict van Noord-Holland bleef
knaagdier op gelijke wijze
als tot
dus ver schade doen.
Schade, door het liorhoen teweeg gebracht.
hoen {Tetrao tetrix L.) werd in
1^)02
—
Het kor-
onder Nunspeet zeer
schadelijk aan jonge (één-, twee- en driejarige)dennen, waar-
van deze vogels de knoppen en de jonge scheuten afvraten. De meeste schade wordt teweeggebracht in den plaatsen,
waar weinig ander groen
lusschen
Februari en half
is; zij
April.
en op
tijd
valt hoofdzakelijk
(Zie
hierover
« Tijd-
schrift over Plantenziekten », IX, bl. 60-77.)
Naar aanleiding van het hier aangehaalde mij
de Heer van Dissel,
beheer
:
«
opstel schreef
Inspecteur van het Staatsbosch-
Deze vogel treedt sinds eenige jaren inderdaad
hoogst schadelijk, zoowel op zaaibedden als aan 2-5 jarige Tal van maatregelen
dennen, op. en nochtans
is
Door den Heer
Museum voor
werden reeds genomen,
de schade vaak erger dan die van het konijn. ter
Meer, Praeparateur aan
Natuurlijke Historie
te
begin van Juni van het afgeloopen jaar een paar
korhanen ingezonden,
om
ze op
"s
Rijks
Leiden, werden in het
den inhoud
te
magen van
onderzoeken.
Daarin werden velerlei insekten en ook zelfstandigheden 3
van plantaardigen oorsprong aangetroffen; maar selen
van dennenknoppen,
konden
dennenscheuten
overblijf-
naalden
of
worden gevonden. Trouwens de beschadiging
niet
aan jonge dennen geschiedt, zooals boven Averd meegedeeld, gewoonlijk vroeger in
't
jaar.
—
Meikever larven {Melolontha vulgarisF.)oie,n^Qv\\u^Q\i
werden ons van fijne
het
Loo gezonden, waar
Phylopertha horticola «
Beukenkevertje
waar
»
zij
de wortels van
—
sparren beschadigden.
(L.
genoemd,
de rozenkever),m Gelderland
ontvingen
vele struiken en heesters er door
we
waren aangevallen.
Ze verschijnen in Juni en worden daarom wel
genoemd.
Bussum,
uit
«
Junikevers
»
—
Ritnaalden (larven van kniptorren) werden ons toegegezonden, als zijnde schadelijk in de Gladiolusaanplantingen te
Tevens berokkenden ze veel schade in eene
Hillegom.
pas aangelegde groentenkweekerij in den Bethunepolder
Maarssen.
bij
—
Agrilus sinuatus
boomen) werd
ringworm
«
dit jaar schadelijk in
lande, prov. Zeeland.
Wageningen komt over 1902 in
{de
Ol.
Ook
te
perestammen
Oude-
te
Bussum, Baambrugge en
het insekt voor.
« Tijdschrift
der pere-
»
(Zie
te
verder jaarverslag
over Plantenziekten
IX,
»,
bl. 27).
Een boomgaardbezitter op Yselmonde, die op onzen raad in 1901 de aangetaste stammen met Leinewebersche pap bestreken had, bleek daarmee zeer goede resultaten te hebben
—
bereikt.
Telephorus lividus L. werd ons toegezonden (N. H.),
waar
torretjes
uit
Laren,
deze kever schade berokkende aan rozen.
doen evenwel over
't
kwaad, daar ze voornamelijk van insekten leven. een enkele maal
jonge spruiten,
't
zijn ze schadelijk
meest
bij
eiken.
Deze
algemeen meer goed dan Slechts
door het aanvreten van
—
— Aiomaria ünearis
—
35
S(ep/i.
(liet «
hictenkecerl/e
schadelijk op de bietenvelden der suikerfabi'iek
Halfweg. zijn
Kr werd ons gevraagd of het
voorkomen. te
Het
in den
» Ie
tijd
van
zaaien, en daardoor de vrelerij te
te
evenwel moeilijk een' bepaalden
is
was
»)
Holland
niet mogelijk zal
om, wanneer de kevertjes gaan vliegen,
de pai'ing, hot zaad uit
«
tijd
aan
geven, wanneer dit geschiedt, daar dit vooral van de weers-
gesteldlieid afhangt.
(Zie «
KM; 1897,
ISOl, bl. 80; 1890, bl.
Strophosomus
Landbouwkundig
lateralis
bl. 95.)
Payh.
is
Tijdschrift »,
—
tegenwoordig een van
de scliadelijkste insekten aan jonge dennen (vooral één- en tweejarige,
maar
waarvan
die het
zij
naalden aanvreet,
niet slechts de
ook van de schors berooft, zoodat de boompjes
ervan doodgaan.
Op
verschillende ontginningen in Xoord-
Hrabant en op die onder Kootwijk doen deze snuittorretjes
tegenwoordig énorm veel schade.
Binnen kort
zal
eene
nadere bespreking van dit insekt eene plaats krijgen in «
Tijdschrift over Plantenziekten ».
Door de Phyllobius oblongics L., een
Nieuwenhoorn
liet
— snuittorretje,
wer-
weer vele entrijzen beschadigd (ziebl. 190,jaarg. 1901 van «Landbouwkundig Tijdschrift»).— OliorJujnchics sulcatus F. werd ons dit jaar toegezonden door Prof. Hugo de Vries, die er last van ondervond, den
te
(Z.
H.)
doordat deze snuittorren de bladeren van zijne ffinothera's
Reeds in vroegere jaren schreven
beschadigden.
uitvoerig over dit insekt (zie« 1895, bl. 91).
Landbouwkundig
we meer
Tijdschrift »
—
Cryptorhijnchas Lapathi F. aan, welke ons
voor
tastte
populierenstammen
onderzoek vanwege de Directie der
Ned. Heidemaatschappij werden gezonden. Orcliesics
Quercus L.
is
—
een snuitkevertje, waarvan de
larve in het eikenblad niineert, terwijl het volwassen insekt
aan de bladeren vreet.
De larve vreet
in
Mei en verpopt 3»
— sein het
zakvormig uitgevreten topeinde van het hlad
in het
begin van Juni; einde Juni of soms in de eerste helft van deze
maand komt de kever voor den volgende jaar zijne blad.
dag, overwintert en legt het
aan de middenerf van het jonge
eitjes
Orchestes Quercits
kwam
1903 op verscheiden
in
werden
plaatsen vrij veel voor; herhaaldelijk
bladeren gezonden.
mij aangetaste
—
Saperda carcharias L., de gr oote populierboktor, werd
vorm van
ons in den
larve, gezeten
in
populierstam, toegezonden uit Yechel, jaar in den boom, voor ze volwassen
om
daarna
als
boktor voor den dag
stukken van eenen
De larve leeft twee waarna ze verpopt, komen. In Juni tot
is,
te
en met Augustus vindt men deze torren aan de zonzijde der
stammen.
Zij
2^ cm. lang, geelgrijs van kleur, de
zijn
korter dan
sprieten iets
Lamia
textor L.
't
lichaam.
—
Van den Heer Jager
vester in de houtvesterij
Kootwijk
te
Gerlings, hout-
Barneveld, kregen wij
dit jaar toegestuurd berkenboomstammen, die beschadigd waren door de larven van Lamia textor. De stammen waren, vooral aan hunnen voet doorv reten door de larven van deze boktor, waarvan wij tot nog tot nooit gehoord
hadden, dat
zij
schadelijk in ons land Avas opgetreden.
Wel was bekend
dat
zij
in ons land voorkomt, nl. in
de grensprovinciën langs de rivieren, en dan steeds in wilgen
Ook in buitenlandsche werken wordt van voorkomen van Lamia textor in berken geen melding
en populieren. het
gemaakt.
Lamia
textor
is
een gedrongen, 14-20
boktor, welker halsschild een' doorn 't
;
de sprieten
borstschild
dekschilden
is fijn
zijn
zijn
aan beide
mM.
van dezelfde lengte
behaard met kale
lange, zwarte
rijen voorzien is
lijn
over
als 't
lichaam,
midden; de
met dicht bijeenstaande puntjes
vertoonen dikwijls geel behaarde vlekken.
't
van
bezet,
en
— De larve lang.
is
—
37
pootloos, gedrongen, ongeveoi* een iO niM.
— Eccopiogaster
Koch.
intricalus
stemt in zijne levenswijze met de
{de eihenspintheoer)
gewone
iepenspi ntkevers
overeen, met dien verstande, dat de beide iepenspintkeversoorten enkelvoudige moedergangen graven, die zich in de lengterichting van stam of tak tusschen bast en hout uit-
strekken, terwijl de moedergangen van den eikenspintkever zich in horizontale 't
richting
niet
De kever komt
uitstrekken.
meest in boomen voor, die door de eene
of
andere oorzaak
welig groeien, maar gaat ook in gezonde boomen over.
De larven dezer kevers werden ons
ter
determinatie uit
Arnhem toegezonden, — Bostrichus
dispar
F
werd
houtschorskever)
(een
onder Wij k-bij -Duurstede schadelijk aan verschillende
boomen, vooral aan appelboomen. 't
hout op met verschillende zijgangen,
larven
die zich daar voeden
leven,
ooft-
De kever graaft gangen in waarin
de
later
met de sporen eener
zwam, welke de binnenvlakte der gangen als eene zwarte massa bedekt. De larven zelve graven geene gangen in 't hout. Toch is de houtschorskever, met name voor jonge boomen, zeer gevaarlijk. (Zie « Landbouwkundig Tijd^ schrift », 1901, bl. 95.). --
Phralora
vitellinae L.
aan op wilgenteenen Tilburg.
te
(liet
Deil
wilgenhaantje) deed schade
(Gelderland) en eveneens
bij
—
Selandria {Eriocampa) adunibrata Klug (de slaJivorinige bastaardrups lijke
werking
tricht.
uit
der oofthoomen) oefende hare schade-
op kerseboomen in de buurt van Maas-
—
Gastropacha neustria L. [ringelrupsen] werden ons
weder
uit
enkele
streken
toegezonden,
veroorzaakten aan de vruchtboomen.
algemeen schadelijk op.
—
Zij
daar
zij
schade
traden in 19()3
vrij
—
—
—
38
Cossus ligniperda F. (de roode houtrups) werd schadelijk
van
aan de iepenboomen aan den Rijksweg in den omtrek Delft,
waar de aangetaste boomen er zoozeer door
beschadigd werden, dat er
een middendoor brak.
bij
een' plaats
(Zie o. a. «
hebbenden storm
Landbouwkundig
Tijd-
schrift », 1902, bl. 197.)
Carpocapsa pomonana L.
(de
rups der wormstekige
appelen en peren) deed in vele streken van ons land veel
Langzamerhand begint men
nadeel.
gebruik
te
middel van
werden ons
dit insekt.
in
in
meer
bestrijdings-
als
Uit verscheiden streken onzes lands
den winter zulke vangbanden toegezonden,
met het verzoek, na Het bleek
ons land
in
maken van de vangbanden
te
gaan, welke insekten er onder zaten.
de meeste gevallen, dat zich daar vele Carpoca-
psa' s ter overwintering hadden gevestigd; verder jonge rup-
sen van den donsvlinder {Liparis auri/lua),
appeWloesem-
hevers {Anthonomus pomoru7n), ook Rhynchites-soorten, zeer
allen
schadelijk
voor de
andere insekten, die voor
bovendien
ooftteelt;
meerendeel van geene oecono-
't
mische beteekenis waren, ook vele spinnen. Retinia Buoliana Fr. lotrups en rfennenA'noprw^s)
vele
—
R. tujnonana L. {dennen-
et
kwamen
op vele plaatsen, vooral
in N. Brabant en Utrecht, in jonge dennenbosschen voor.
In één geval bleek het ons uit het toegezonden materiaal, dat zich in de rupsen
gevestigd. bl.
112 en
(Zie
van de R. turionana sluiswespen hadden « Tijdschrift
bl. 117.).
—
over
Plantenziekten
Phycis abietella Zk (= sylvestrella Ratz.)
Chaam
de grove dennenkulturen aan.
ook de kegels van de
kundig Tijdschrift insekt
is
»,
fijne
nog niet geheel bekend.
Gracillaria syringella F.
.
—
tastte
III,
bij
worden Landbouw-
Dikwijls
spar uitgevreten
1899, bl. 106]
»,
(«
De levensloop van het
waarvan
ik in het jaarver-
—
—
39
melding maakte
slag van 1897 voor
't
kundig Tijdschrift
1898, bl. 108),
»,
laatst
kwam
(«
in 1893 sterk
in syringen in ecne bloemk^^'eekerij in Utrecht
op andere plaatsen veel op.
Landbouwvoor
en trad ook
—
Emellen [larven van Tipulasoorten of LangpootmugIn verschillende gevallen werd onze meenig gevraagd gen). over inseklenbeschadigingenop bouwland en in tuinen, Avaar de eraelten oorzaak van de beschadigingen bleken
Zoo werd
te
zijn.
Nieuwenhoorn op een stuk land met klaver
te
gewas verwoest.
het grootste deel van het
mug
bezaaid, dóór de larven der
Verder ontving ik larven dezer insekten
toegezonden door den Inspecteur en door employés van het
Nederlandsche Boschwezen, o. a. uit Enschede en Deventer. Vroeger werd reeds uitvoerig over deze dieren geschreven,
we
en kunnen
o. a.
verwijzen naar
gingen der Landbouwgewassen «
Landbouwkundig
«
»,
2"
Ziekten en Beschadi-
druk, deel VI,
Tijdschrift», 1895, bl. 99;1890,bl.
Cecidomya Piri Bouché
kwam
bl.
38;
110.—
voor aan appelboomen
van eenen kweeker te Kwadijk (bij De aangetaste bladeren vertoonen verdikte, ineenIn de samengerolde randen, die roodachtig gekleurd zijn. in de boomkweekerij
Edam).
gerolde bladranden leven de larven van deze galmug; ze zijn
van weinig beteekenis,
hoewel ze den groei der jonge
Ook
scheuten toch wel eenigszins kunnen belemmeren.
den tuin der Rijkslandbouwschool
kwam
Cecidomyia Piri in
1903 tamelijk veel aan appelboomen voor.
Psüa Rósae Fahr. aanleiding
tot
vinden, 't
De larven, die
komen voort
voorjaar
(de wortelmade).
— Dit insekt geeft
het ontstaan van het zoogenaamde «
in de wortelen.
aan
uit
de
de
basis
we
eitjes
der
in
vuur
*
dikwijls in de wortelen
van een
vlieg^je,
wortelplanten
dat ze in
legt.
Zij
vreten naar beneden in den wortel voort en zijn midden in
den zomer vohvassen.
Ze kruipen dan in den grond, ver-
—
—
40
poppen daar, en nog in Juni komt de tweede generatie van
nieuw eieren gaan leggen. Het «vuur» of de «wormstekigheid» is een veel voorkomende die op
vliegjes te voorschijn,
kwaal.
plaatsen ontvingen «
Ritzema Bos
gewassen,
2"
Helmond,
Maastricht,
Uit
we
aangetaste exemplaren.
druk, deel IV,
hl. 133.)
Anthomyia antiqua Meig. in enkele gedeelten
andere
(Zie
verder
—
Dit jaar
was de uienvlieg
van het Westland weer zeer schadelijk.
Sterk aangetaste velden werden
wijk aangetroffen, waar
dingsmiddelen vroeg.
bl. 125.)
en
Ziekten en Beschadigingen der landbouw-
»
Beschadigingen
Uitgeest
men
Loosduinenen Naald-
o. a. te
mij
tegen dit insekt bestrij-
Ritzema
(Zie
Bos,
Landbouwgewassen
der
»,
«
Ziekten
en
druk,
II,
2°
—
Anthomijia coarctata Fallen zond men mij gen is
als
uit
Scha-
oorzaak van ziekte van jonge tarweplanten.
Het
merkwaardig, dat deze vlieg
in
sommige streken
uitslui-
tend op tarwe, in andere streken uitsluitend op rogge voor-
komt. bl.
(Zie
verder
«
:
Landbouwkundig
113; alsmede Ritzema Bos,
der landbouwgewassen
», 2"
«
Ziekten en Beschadigingen
druk,
II, bl. 85.)
Anthomyia Polygoni Kallenhach. larve in de in
't
Tijdschrift », 1895,
—
Deze vlieg
leeft als
wild groeiende Polygonum dumetorum en Dit insekt gelijkt als volwassen vlieg op
P. Convolvulus.
eene gewone groote kamervlieg, maar
is
iets kleiner.
Het
legt zijne eieren op de bladeren; de larven vreten zich in
de bladeren in en vreten het bladgroen
weg
tusschen de beide
Deze larven, die ongeveer in Juli volwassen
opperhuiden. zijn,
kruipen dan
Nog
in denzelfden
uit het blad
en vervolgens in den grond.
zomer komen de vliegen uit, die weer eieren
leggen aan de bladeren, zoodat er dus jaarlijks twee generaties
te
wachten
overwinteren
als
zijn.
pop in
vlieg te voorschijn te
De larven van de tweede generatie den grond, om in 't voorjaar weer als
komen.
— liet insekt
kwam
Baldschuanicum
De
laatsteii
zomer voor opPolygonum
in eene kweekerij [q Dedenisvaart.
wegnemen der
beste bestrijding l)estaat in het
bladeren en
taste
den
—
11
't
verbranden van deze, en dat zoo spoedig
Het diep omwerken van den grond, waardoor
mogelijk.
de poppen begraven worden, zoodat ze vlakte kunnen komoii,
CfUomps
is
ook aan
levensbeschrijving vindt
Beschadigingen bl. 81-85).
De
Phytomyza
men
Ilicis
— werd
in
som-
De
in
fritvlieg
Ritzema Bos
landbouwgewassen
der
—
vrij
aan de opper-
Jiiet
bevelen.
te
schadelijk aan haver.
of (fscinis frit L.
mige deelen van ons land
weer
aange-
Kalt (de hulstvlieg)
dr.,
kwam
wat schade aan de
sterk voor en deed vrij
Ziekten en
«
2°
»,
dit
II,
jaar
hulsten, die
door de vlekken op de bladeren, waarin de larve huist, veel
van hunne sierwaarde sen
werden
verliezen.
Uit verschillende plaat-
mij aangetaste bladeren toegezonden
Oorwormen
auricularia),
[Forftcula
op de vruchtboomen voorkomen en aan de v-i*eten,
waren
dit
die
— telkenjare
rijpe
vruchten
jaar ook plaatselijk schadelijk aan de
perebloesems.
Uit Oudelande(Z. Beveland) en Finsterwolde
werden
mij perebloesems toegezonden, die beschadi-
(Gr.)
gingen van deze dieren vertoonden Bladluizen. luizen schade aan
—
—
In verschillende streken deden blad-
allerlei
gewassen.
Vooral de gewone
bladluis der tuinboomen {Aphis Fabae) trad op vele plaatsen
zeer veel op. In
't
bijzonder wil ik nog onder de bladluizen vermel-
den Siphoiiophora ribicola Kalt, ons toegezonden veld (Geld
maar
zij
).
Deze bladluizen
veroorzaken
(Aphis Ribis L.), gekleurde
niet,
kwamen op
zooals de
uit
Her-
kruisbessen voor;
gewone bessenbladluis
meer of min blaasvormige, vaak rood
opzwellingen aan
den bovenkant
der
blade-
— ren
—
42
Siphonophora ribicola houdt zich in
;
"t
voorjaar aan
de jonge scheuten van roode en kruisbessen op, en gaat eerst later,
wanneer deze scheuten
geworden, op de bladeren over.
A leur odes-soort
Eene
tot steviger
twijgen zijn
—
vertoonde
zich
massa's op de Azalea indica, zoowel onder Hees
gen
als
te
jaar
dit
in
Nijme-
bij
Vroeger hoorden wij van bescha-
Ginneken.
Ze veroorzaken het geel
diging door deze insekten nooit.
worden der bladeren, die zich daarna met eene soort van honigdauw bedekken, waarop zich later roetdauwzwammen Ten slotte kunnen de bladeren afvallen. Als vestigen. volwassen dieren zijn én de mannetjes én de wijfjes gevleugeld;
gewone schildluizen, waarde wijfjes en met hun lichaam de door haar gelegde
dus geheel anders dan ongevleugeld eieren, als
zijn
met een
bij
schild,
overdekken.
gewone schildluizen maar die hebben dan
zijn
geld
slechts
vier zooals Aleurodes.
witvleugelige
zijn
vliegjes, en in Avijfjes
de meeste soor-
wél de mannetjes gevleu-
ten van ;
Bij
twee vleugels en geen
Die volwassen mannetjes en wijfjes er
die
diertjes,
uit
zien
kleine
als
menigte rondom de planten iladderen.
Dè
leggen hare eitjes op de bladeren; en de larven, welke
zeer veel op die van
gewone
schildluizen gelijken, door-
loopen hare ontwikkelingstoestanden op de bladeren, waar-
aan
zij
ook de
zich
vastgezogen hebben.
wijfjes vliegen, gaat de
Doordat
bij
Aleurodes
kwaal hier veel eerder en
veel gemakkelijker van de eene plant op de andere over,
dan
bij
kunnen
de gewone schildluizen, waar alleen de mannetjes' vliegen.
Daarom
Azalea's te isoleeren. 't
beste
(bijv.
alle
planten
is
Is dit niet
met
een
Wellings insektencider)
herhalen.
het raadzaam de aangetaste
te
meer mogelijk, dan insektendoodend
is
het'
middel
bespuiten en dit telkens te
—
Coccus Fagi Bdrensp (= Cryptococcus Fagi, de beuhen-
— 48 — die reeds in 1901 en 1902 in Gelderland en
loolschiUiliiis),
Utrecht zich sterk
op beuken vermeerderde, deed ook in
Wij ontvingen over
1903 weer van zich spreken.
om
eene vraag
inlichtingen uit het
terswijk), alsook een schrijven
landsche Heidemaatschappij.
—
dit insekt
Woold (gemeente Win-
van de Directie der Neder-
Verschillende andere soorten van schildlulzen, voor-
komende op ooftboomen, op wijnstok en op kasplanten, werden, even
als
andere jaren,
uit
onderscheiden streken des
Ik wil nog slechts even melding
lands toegezonden
maken
van het veelvuldig voorkomen van Puli'inaria Betulae op Zooalsde naam aanduidt, komt deze schild-
elzen te Gemert. luis
gewoonlijk op berken voor; het
ooit
zij
dit artikel).
nums). —
neum-vorming
groot
Vrij
wijnstok, rondknoppen
bij
esch (Amsterdam) en
bij
Enorm
groot
najaar van
was
in
bij
Begonia's,
O
was bij
Cri-
aantal
het zooals
Eri-
zwarte bes en
't
bepaaldelijk
welk aanleiding gaf dat
nazomer gelegde slakkeneieren reeds terwijl
van ons land in
— in
de
Natuurlijk was de oorzaak daarvan gelegen
in het natte najaar,
men,
wilg (Aalsmeer)
vele streken
1903 de slafikenschade,
lagere streken.
't
(bl.
hazelaar, pokziekte van perebladeren; vervorming van
bloeiwijzen
't
[galmijten).
Gloxinia's,
van P/??//oj}/w5-beschadigingen,
inzendingen
bij
de inleiding
werd ik geraadpleegd over Thrips-hescha-
liasplanten (Varens,
Phijtoptus
zie
—
Herhaaldelijk hij
van de roode
als bestrijdingsmiddel
ooftboomschildluis (Diaspis fallax),
diging
mij niet bekend, dat
op elzen w^erd aangetroffen.
Over petroleum van
is
al
de in den
in dat seizoen
uitkwa-
anders een gedeelte van de jongen eerst in
volgende voorjaar voor den dag komen.
ten de slakken
bij
Bovendien vre-
zonnig weder alleen des nachts, terwijl
zij
— 44 — bij
regenachtig weer ook over dag doorgaan met vreten, zoo-
dat de schade dan veel grooter wordt.
Bos, « Ziekten en Beschadigingen der 2'
druk, deel
II, bl.
51-54).
(Zie o. a.
Ritzema
Landbouwgewassen
»,
—
Het stengelaaltje {Tylenchus devastatrix Küfui, Rit-
zema Bos) deed in 1903 tamelijk veel van zich spreken. Meer dan vroeger trad het op als oorzaak van haverziekte (op verschillende plaatsen in
dambt, en in Zeeland,
Hoewel de door («
reup
of
*
«
dit
stock
n.
Westerkwartier en
't
Zuidzande,
1.
Anna
aaltje veroorzaakte »)
in onderscheiden streken
in geheel
't
Jacobipolder). in
ziekte
rogge
Noordelijk Limburg en
van Noord-Brabant geregeld voor-
komt, werd door deze ziekte aangetaste rogge alleen
Woensel zonden
(N. B.) ingezonden.
uit Charlois
01-
uit
Kroefzieke uien werden inge-
en uit Zuidzande; aaltjeszieke klaver uit
Soramelsdijk, Niewolda en Nieuw-Beerta.
Meer en meer blijkt het ziekte
in
stengelaaltje als oorzaak van ecne
de erwtenplanten
op
te
treden.
Werd
de beide
vorige jaren telkens slechts een enkel geval geconstateerd, telkens in de provincie Groningen,
werden
uit
— in
Ruigczand, den Westpolder,
het voorjaar
1903
Eenrum, Oostwolde
en Meeden aan het laboratorium zendingen gedaan van erwtenplanten, die totaal
misvormd en dwergachtig gebleven waren
door de werking van het stengelaaltje; terwijl tevens uit den Groetpolder, Schagen en Sommelsdijk dergelijke toezendingen
kwamen. als een
—
Zooals bekend
is,
gold de erwt vroeger juist
gewas, dat nooit door het stengelaaltje zou worden
aangestast, en werd geregeld aangeraden, op met dezen parasiet
besmette gronden, zoo mogelijk, nu en dan erwten te
verbouwen.
In de laatste jaren schijnen onder de in den
bodem aanwezige exemplaren van Tylenchus devastatrix sommige de eigenschap te hebben gekregen, plant te kunnen leven; en naar de ervaring,
in
de erwto-
in de laatste
—
45
—
drie jaren opgedaan, schijnt deze diersoort nu
ook
in verschil-
hmds meer en meer eene verandering
lende stroken onzes
in
dien zin te hebben ondfsrgaan.
Het dat
zij
weer, 't
zeer wel mogelijk, dat de erwtenplanten
is
zich in
algemeen, ten gevolge van het ongunstige
't
dan zeer langzaam
niet
voorjaar
— door-
er bijzonder
\90'.i
door stengelaaitjes
te
—
voor gedisponeerd waren
in
om
worden betrokken, en om onder den
aanval van deze dieren veel
Te Oostwold en
konden on( wikkelen,
te lijden.
Meeden deed het
te
ook
stengelaaltje
jonge boonenplanten (Vicia Faba) in ontwikkeling achterblij-
ven en sterven. « «
Krul
Tijdschrift
kwam
ook
»
in
't
vlas, zooals die in het vorige verslag (zie
over Plantenziekten, IX,
in
bl.
47)
werd beschreven,
1903 weer op onderscheiden plaatsen
in
Gro-
Gewoonlijk kon ik in de jonge vlasplantjes, die
ningen voor.
door deze ziekte waren aangetast, een of een paar stengelIk twijfel er nauwelijks aan,
aaltjes aantreffen.
ziekte door deze
parasieten
dat deze
wordt veroorzaakt; hoewel
moet erkennen, dat door ervaren landbouwkundigen
worden aangehaald,
die erop
soortige misvormingen 't
l)ij
ik
feiten
schijnen te wijzen, dat gelijk-
vlasplanten ook door de vorst in
leven kunnen worden geroepen.
Te Eidvhuizen werd aanzienlijke schade door Tylenchus devaslatrix teweeggebracht in velden
met Anjers,
die voor het zaad
met Phlox Drummondi en
werden
geteeld.
der aangetaste planten groeien niet (link
uit,
De stengels
maar buigen en
kronkelen zich onregelmatig; op sommige plaatsen verdikken zij
De bladeren
zich buitengewoon.
kroes
;
de bloemvorniing
plaats, en dus
nooit
en Anjers
de
blijven klein en A\orden
achterwege of grijpt gebrekkig
ook de vruchtvorming.
ratorium nog uit
blijft
Hoewel aan
het labo-
aan de aaltjesziekte lijdende Phloxen
buurt van Enkhuizen gezonden werden.
— bleek mij
—
16
een bezoek daar te plaatse, dat de ziekte er op
bij
de terreinen van verschillende zaadtelers voorkomt, en wel hier en daar zóó, dat gansche velden Phlox of anjelier afsterven of althans geheel mislukken.
Aphelenchus
Deze werd ons
Bos.
Ritz.
olesistus,
enkele plaatsen gezonden als oorzaak van ziekte
dit jaar uit
bloemge wassen,
in eenige
—
en verder in de varens
:
Chrysanthemums
o. a. in Gloxinias,
Pteris albo lineata, Pteris Ouvrardi
—
Prés. Sleyn, Pteris serrulata.
Aphelenchus olesistus komt
voornamelijk in de bladachtige deelen voor en veroorzaakt daar den dood van het weefsel.
Bij
enkele gewassen, als
bij
de varens, strekken de vlekken zich tusschcn de bladnerven uit,
waardoor het blad op zeer typische
sche strepen, gevlekt wordt.
minder beperkt,
niet
wijzo,
Bij Gloxinia's zijn de
vlekken
door de nerven begrensd, en het blad
gaat langzamerhand geheel in rotting over. Coleus,
met overdwar-
en
Saint-Paulia's
Chrysanthemums, vertoonen
Crassula's
hetzelfde
Planten, die eenmaal zijn aangetast, worden
verschijnsel.
geheel bladziek
;
en vooral wanneer de omgevende lucht voch-
bakken en kassen, kan de ziekte zich ernstig
tig is, bv. in
De
verspreiden.
aaltjes begeven
zich in vochtige
omgeving
soms buiten op de bladoren, en treden dan door de huidmondjes weer gestorven
in
gezonde bladeren binnen.
bladeren
Met de afgevallen
geraken de aaltjes weer
in
den grond;
en planten, welke later in deze aarde worden gepoot, kunnen
van daar
uit
weer worden besmet. -
Aphelenchus Fragarice Ritz. Bos en A. Ormerodis Ritz. Bos werden in 1 890 doormij geconstateerd te zijndeoorzaak van eene eigenaardige ziekte (Engeland],
Deze ziekte werd door mij
für Planzenkrankheiteii
naam zij
«
noch
aardbei planten in Kent
in
«
(Bd.
I,
bl.
1)
o. a. in
'•
Zeitschrift
beschreven onder den
bloemkoolziekte der aardbeiplanten in
het
".
Later werd
Nederland noch elders weer aangetroffen.
In
1903
—
47
—
werden eigenaardig misvormde aardbciplanlen aan laboratorium
j)athologisch D'
M. W.Selioyen
onderzoek
tot
phyto-
liot
gezonden
door
Deze planten hadden korte,
te (ihristiania.
dikke bladstelen, weinig ontwikkelde, kroeze bladschrijven en
De Noordsclie aardbei-
zeer gering uitgegroeide stolonen.
misten
planten
evenwel het eigenaardig
voorkomen, dat voor de Engel sche planten teristiek in
In
was; maar de oorzaak daarvan kan hebben gelegen
den lateren de
bloemkoolachlige
indertijd zoo karak-
zieke
tijd
van het jaar, waarin
zij
werden aangetast.
werd aangotrolTen een groot aantal
planten
exemplaren èn van AphelencJnts Fragaricc èn van A. Ormerodis.
De Heer Schoijen zond op mijn verzoek een
tiental
zieke aardbeiplanten, welke in den tuin van het phytopatho-
werden uitgepoot, met hot
logisch laboratorium
dool, èn het
verdere verloop der ziekte èn de levenswijze der Apholenchon
nader na
gaan.
te
—
IV.
Plantenziekten, waarvan ons de oorzaak
ONBEKEND BLEEF. Bij
de kersehoomen op Zuid -Beveland trad eene ernstige
ook vroeger reeds hier en daar werd geconstateerd, maar waarvan wij tot dusver de oorzaak niet konden ont-
ziekte op, die
Op bepaalde plaatsen
dekken.
kroon.
stierf
stam of takken
natuurlijk
langzamerhand ook de geheele
Op de doode
behooren
iloze
zwam
tot de
plaatsen van stam en takken barstten te voorschijn, die
bleken
zwam Micropera Dnqjacearum; maar
hier saprophytisch of parasitisch
ik niet beslissen.
èn de
de stam op eene bepaalde plaats
zwamkussentjes van onder der schors te
stierf
Waar
bast èn het hout af.
doodging,
in
In
optrad,
of
durfde
de weefsels, op de grens tusschen het
doode en het levende deel der bast, bevonden zich plaatselijk massa's bacteriën.
In hoever deze van invloed zijn geweest
op het ontstaan der ziekte, kunnen
we evenmin
zoggen.
De
—
48
—
boomen gomden
sterk.
zooveel mogelijk
worden voortgezet.
Eene inzending eene
Het onderzoek zal een volgend jaar
Monster bracht ons
uit
in
kennis met
der druivenbladeren,
ziekte
eigenaardige
— daarin
bestaande dat alle bladeren aan liepaalde takken geheel kroes
Een
waren.
werd
parasiet
gevonden.
niet
Misschien
hadden wij hier met eene plotseling opgetreden
variatie te
—
doen.
J{ene ziekte
der wortels van Pinus Laricio
De
houtvesterij onder Bergen voor.
kwam
fijne worteltjes
vertoonden aan hunne oppervlakte hoopen zwamdraden.
mycelium bleek zich ook te zetten;
in het
Het
inwendige der worteltjes voort
en aan de oppervlakte vormden zich hier en daar
donkerbruine,
eigenaardige,
welke met de bedoelde gelukte niet de
sklerotiumachtige lichaampjes,
vorm waren.
die erg vertakt van
zwam
Kankerziekte
te
zwam
De gedeelten der wortels,
bezet waren, stierven af.
détermineeren
kwam
in
de kool
,
Het
—
te
Broek op Langendijk
De kooien vertoonen zwarte nerven en hier en daar
voor.
Ivaiikeren bepaalde
De bladeren
stukken weg.
vallen echter
Hoewel
niet af, zooals hij de bladziekle of bacterieziekte.
bepaaldelijk
door de zwarte kleur der
toch specifiek verschillend van. niet in de zieke kooien gevonden.
Onbekend harten vinden
« (in «
we
is
oolv
bl.
eenige
deze ziekte er
is
Bacteriën werden dan ook
steeds de oorzaak van de
» in
—
—
de kool.
Van
eene uitvoerige beschrijving in
Plantenziekten «, IX, 't
nog
omvallers
—
nerven
overeenkomst bestaat met bacterieziekte,
is 't
de
in
dezer den
de "
«
«
draai-
draaiharten
Tijdschrift
»>
over
53.
Meest karakteristieke verschijnsel
bij
de
«
omvallers
»
wegsterven en geheel wegvallen van den wortel, terwijl
zich daarna aan den stengel voet nieuwe worteltjes vormen;
waardoor de plant zelve nog moeite doet, zich
in
't
leven te
— Wanneer do kool
houden.
wordt
zij
te
zwaar voor do
-19
—
echter meer begint
teere worteltjes, en valt
do oorzaak van don dood der koohvortels
Wat
om.
nog
is
is,
groeien,
te
met
niet
zekerheid gebleken, hoewel wij er reeds een paar jaar naar Niet onwaarschijnlijk wordt de rotting dor wortels
zooken.
van insokten, maar wolko insokten hier
ingeleid door vrotorij in
't
spel
zouden
zijn,
hebben
we nog
niet
kunnen ontdok-
ken.
Uit verschillende kooldistrikten, als de Streek en Lan-
gedijk,
werden ons
«
omvallers
»»
—
toegezonden.
Uit verscliillonde streken zond
men boonen Vicia (
faha),
loaarvan de stengelbasis en 7 bovenste van den wortel
was
De oorzaak dor kwaal was
afgerot.
niet
op
te
diepen.
Uit Sommelsdijk ontvingen wij suikerbieten, het ondereinde geheel
do ])okende
bij
wordt toegeschreven. bieten niet gevonden, niet
waarvan
samcngeschrompeld was, ongeveer
Rübenschwanzfaulo
«*
»»
die
,
Bacteriën werden
— als
aan bacteriën
evenwel
wèl eene Fusarium-soort,
bij
deze
die echter
nader word gedetermineerd, on waarvan het ook nog
niet zeker
dat
is,
zij
de ziekte veroorzaakt.
— J.
RiTZEMA Bos.
Amsterdam, 27 Januari 1904.
VERSLA.G der algemeene vergadering van de Nederlandsche Phytopathologische
{Plantenziehtenhundige)
Vereeniging op
Zaterdag 19 Maart 1904 in de collegeJiamer van Plnjtopathologisch
Scholten
»
te
Door Prof.
laboratorium
«
Willie
het
Commelin
Amsterdam.
J.
Ritzema Bos,
als
Voorzitter,
wordt de
vergadering op het vastgestelde uur geopend en aan den
;
—
50
—
woord gegeven om de notulen der Lijeenkomst daarna worden goedgekeurd. Als « ingekomen stukken » worden ter tafel gebracht 1° een schrijven van den Heer D. K. Welt te Usquert,
Secretaris het
van
11 April 1903 te lezen, die
:
waarin
hij
meldt, zijne herbenoeming tot bestuurslid gaarne
aantenemen 2°
een
bericlit
Wageningen en
van de HH. J.
D''
als donateurs tot onze
Oudermeulen als
te
"s
Man
G. de
A
A. van Pelt Lechner
te lerseke, dat zij
Vereeniging, en van de HII. C.
Gravenhage en R. Dojes
zij
Het aantal donateurs bedraagt nu
donateurs bedanken.
55, met een jaarlij ksche bijdrage van 3° kennisgeving
J. v. d.
Meeden, dat
te
te
toetreden
fl.
340;
van toetreding, overlijden, verhuizen
van enkele leden, waarvan het aantal nu 365 bedraagt; eene uitnoodiging van het Nederlandsch Landbouw-
4°
om
Gomité,
nemen
om
personen aantewijzen, geschikt
zitting te
commissie voor de groote landbouw-tentoon-
in de
stelling in 1906;
door het bestuur
voorzitter daartoe
is zijn
voorgedragen; 5° een circulaire over de biologische tentoonstelling in
1905 in Artis
te
Amsterdam, uitgaande van de
«
Ned, Natuur,
historische Vereeniging » en van het Genootschap
Artis Magistra
».
tevragen als noodig
«
Natura
Besloten wordt, zooveel circulaires aan-
om
zijn,
aan elk
lid
onzer Vereeniging
er een te kunnen zenden.
Aan de orde wordt
gesteld de
benoeming van twee
bestuursleden, noodig geworden door de periodieke aftreding
van L.
D""
Max
lijk
W.
H.
Heinsius en het overlijden van den Heer
De Voorzitter wijdt een hartewoord aan de nagedachtenis van den overledene en te
's
Hertogenbosch
herdenkt zijn werkzaam leven, vooral wat vereeniging heeft gedaan. die zich
die
benoeming
hij
voor onze
Herbenoemd wordt D' Heinsius, laat welgevallen;
en in plaats van
—
—
51
Max wordt gekozen
den Heer L.
Rijkstuinbouwleeraai'
te
de Heer
J.
G. Hazeloop,
Alkmaar.
De rekening van den penningmeester, door het bestuur voorloopig reeds nagezien, wordt gesteld in handen van de
HH. Tennissen en Baron,
die, alles in
goede orde bevindende,
aan de vergadering voorstellen, de rekening goedtekeuren en den penningmeester
te ontlieflen
geldmiddelen van het dienstjaar
van
zijn
beheer over de
Dit geschiedt
11)08.
met
dankbetuiging aan de commissie voor het nazien der rekening
en aan den pennigmeester voor zijn gehouden beheer. saldo bedroeg op in
1903 zijn
op
1
Januari 1903/: 205,98; de ontvangsten
1
476,5G en de uitgaven
f.
Januari 1904
Het
/.
dus saldo
220,63;
461,91.
f
Besloten wordt op de begrooting voor IWiuittetrekken lo /'50,
—
zullen
die
Kruidkundig genootschap gave van het genootschap
« is
«
aan
worden aangeboden Dodonaea
» te
:
het
Gent, voor de
uit-
Van
dat
Tijdschrift over Plantenziekten
».
een dankbetuiging ontvangen voor de in hel
vorig jaar genoten steun; 2" f210,
— voor de verspreiding der drie
ziekten en beschadigingen
door den
dit jaar ver-
Reeds verleden jaar liebben 60 leden
zijn.
door toezending van
deeltjes over
die
vóór het einde van
voorzitter geschreven en
schenen zullen
van ooftboomen,
/
0,25
het 1"^ deeltje ontvangen
;
hun verlangen aan hen
zal
te kennen gegeven nu de gelegenheid
worden geboden om, natoezending van nog
/'0, 50
aan den
penningmeester, de drie deeltjes zoo spoedig mogelijk
hunne verschijning 3°
f 10,
Z'
5" /
ontvangen
;
— voor de exemplaren van het «Tijdschrift over
Plantenziekten 4°
te
na
»,
die aan de donateurs
worden
verstrekt;
penn.; — voor kleine uitgaven van den 200, — voor het houden van voordrachten op
25,
phytopathologisch gebied
S'^^'secr.
;
door den voorzitter werd in het
—
52
—
afgeloopen jaar een voordracht gehouden te Appingedam,
Groningen en Zaandam. Bij
de rondvraag spreekt de Heer Welt de wensche-
lijklieid uit
dat de leden een kleine jaarlijksche contributie
zullen betalen, en in ruil daarvoor geschriften zullen ont-
vangen, waardoor meer kennis kan worden verspreid omTot een
trent plantenziekten en hare bestrijdingsmiddelen.
uitvoerige gedachtenwisseling geeft deze opmerking aanleiding,
waarbij gesproken wordt over statuten-wijziging,
overeen eigen
over een ruimere verspreiding
tijdschrift,
van het reeds bestaande geldmiddelen door steun maatschappijen, over
tijdschrift, te
liet
over
vragen aan de land- en tuinbouw-
bezwaar dat zeer veel leden, wordt
contributie geëischt, zullen bedanken, enz.
wordt opgedragen
te trachten,
de gewenschte richting
versterking der
tot
om met
de vergadering
het die vinden, dan zullen
zij,
Aan
het bestuur
goede voorstellen in te
komen.
Kan
op voorstel van den Heer
Welt, in een najaarsvergadering,
b. v. in
October,
worden
behandeld.
Met dankzegging aan de aanwezigen voor hunne aan-
gename samenwerking,
sluit
de orde zijnde, deze
algemeene vergadering.
1
1*^*
de voorzitter, niets meer aan
2'^"
Haarlem, Leidsclie Vaart, 86.
einde Maart 1904.
Secretaris-penningen., D' H. J.
Galkoen.
JEAN SOUHEUR, Antwerpen Fabrikant van minerale producten.
—
—
Asbestine of amiantc in poeder. Mineraal wit. Gekristalliseerde koolzure kalk. China Clay (Koalin). Feldspath. Mangaan in poeder. Mika. Potlood of graphiet. Silicatine (calorifugc). Fluorspath. Zwavelzuur barium. Goprecipiteerde zwavelzure kalk. — Talk van Venetië en van Frankrijk. Plastische aardsoorten. Puimsteen in stukken en in poeder.
—
—
—
—
— —
—
—
—
ALGEMEl'^N
— —
AGENT
voor het verkoopen van steenen eti platen van kunstdienstig voor hot maken van wanden, zolderingen (plafonds), vonten en afsluitingen van allen aard, b. v, voor de afscheiding van vochtige, koude of w.irmc lokalen en voor hot bokleodon van. ketels en dergelijke toestellen.
matigen Tuf,
FOSTITZI! Het Fosti te-Poeder on de Fostite-Pap ziju de beste mid'lelen voor de behandeling der ziekten van den Wijnstok, de Tomalan, üe Aardappelen, ile Rosen, de Bloemen, enz en vernielen al het ongedierte van de planten, zonder de planten te schaden. Deze producten ,
zijn
M.
aanbevolen door ANGENOT, doctor in wetenschappen, leeraar van praktische scheikunde aan het handelsinstituut te Antwerpen M. MEES, algemeen bestuurder van « La Roseraie Belge te Jette Saint-Pierre M. A. DE SMEDT, onderpastoor te Saint-Pierre-Cappelle bij Edingen M. S. JACOBS, pastoor te Hellebecq (Hain) M. P. CLAREBAUT, pastoor :
(].
;
•<
;
;
;
te iMoei'bcke bij (i'>craardsbergen Mijne pioducteu zijn gel)ruikt in de openbare tuinen te Berlijn, in de Koninklijke tuinen te Stuttgart, in de vermaarde Palmengarten to Frankfurt door de Raffeisen-Instituts" te Straasburg-, onz. Het officieel verslag van hèt Instituut vour plantenphysiologie en
a/M
'•
,
plantenziekten te Horlijn, zegt dat FOSTITE er met goeden uitslag is aangewend geworden en dat men het zich ieder jaar met voldoening herinnert. Daarenboven is de FOSTITE aanbevolen in Zwitserland door de comiteiten voor het planten van den wijnstok en bijzonderlijk door het comiteit van Zurich. Kosteloozc toezending van de brochure met uitleggingen aan ieder, die ze vraagt aan
JEAN SOUHEUR, Antwerp
Mr
n.
PNEUMATISCHE SLUITING HERCULES Fabrriekmkrk
(Gkbrkvktickrdi
:
DOOll MIDItl^L
Sat^''"*
VAN DEN BAIN-IKIARIE
^^^
I
Avaterbad)
OF
\
AN HET
UITPOmPEN DER LUCHT.
jJ
;!)
Gesloten
gl.is.
Eenig systeem dat de conservedoozen en
-
"
alle andere potten en glazen, zi'owel voor vloeistoffen als voor vaste lichamen, luchtdicht
en Averkmigelijk sluit, öroote spaarzaamheid van werk en stof. Gemakkelijke en geheel gewaarboi'gde toepassing door het waterbad ^j \^q^ verdunnen van de lucht. Dit sluitingssysteem is aangenomen door de bijzonderste "consorvefabrioken van do wereld. Fig. 1 stelt een definitief gesloten flesch voor lig 2 de flesch vóór en tig. i) na de bewerking. Voor meer inlichtingen, het toezenden van stalen en de vergunning voor den verkoop van
(2)
Vóör
fie
bewerking,
;
iit
product, zich te
wenden
tot
Phytopathologisch Laboratorium
WILLIE COMMELIN SCHOLTEN
te
Amsterdam
EN Kroidkandig Genootschap
DODONAEA
te
Gent
TIJDSCHRIFT OVER
PLANTENZIEKTEN ONDER RERACTIK VAN
Prof.
Dr
J.
RITZEIVIA BOS.
Dixocteur van hot Phj'toi'athologiscli Laboratrjriuia Willie Commeliii Srholtar te Aiii.-rpnlam.
TIENDE JAARGANG Derde aflevering.
GENT
BOEKHANDEL
J.
1904
VUYLSTEKE
INHOUD. Ritzema Bos.
J.
door
A.
Phoma
—
« Kankerstronken oleracea Saccardo
»
in
de kool, veroorzaakt
53
W. Drost. — Pleurococcus vulgaris Menegh als endopjiytisch
leveude wier
J.
71
—
Bitzema Bos.
De natuurlijke vijanden der schadelijke
dieren
73
NEDERLANDSCHE PHYTOPATHOLOGISCHE VEREENIGING. Ingevolge
een
besluit,
genomen
in
vergadering van
de
gehouden te wordt voortaan aan de donateurs van voornoemde vereeniging een exemplaar van dit « Ti.jidschrift
de
Nederlandsche
pliytopathologische
Amsterdam op 9 Maart over plantenziekten
«
j.
Vereeniging
1.,
gratis toegezonden.
ly
RITZEMA BOS,
J.
Voorzitter.
^Tatfem
.
23 Maart 1895
D'-
H.
J.
CALKOEN,
Secretaris.
Phytopathologisch Laboratorium
WILLIE COMMELIN SCHOLTEN
Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te
Amsterdam
te Gent.
Tijdschrift over Plantenziekten ONDER REDACTIE VAN
D^
Prof.
— 3'
Tiende Jaargang.
KANKERSTRONKEN
J.
RITZEMA BOS. Juli 1904.
Aflevering.
»
IN
DE KOOL, VEROORZAAKT DOOR PHOKIA
OLERACEA SACCAROO.
Aan den Langend ijk komt eene ziekte in de kool voor. naam « kankerziekte » bekend is, en
(He daar onder den
waarop, is.
naar het
schijnt, nooit
Sedert een paar jaren
s\^mptomen
betreft,
nader de aandacht gevestig-d
is zij
mij
bij
name, en wat hare
maar
oppervlakldg bekend;
don laatsten winter gelukte het
mij
liare
eerst
oorzaak op
in Ie
sporen.
woorden maakte ik van deze kwaal melding in het Verslag over de werkzaamheden, in i903in het phytopathologisch laboratorium te Amsterdam verricht. (Zie « Tijd« Landbouwhl. 48, en scliri ft over Plantenziekten «, X, Met
enivele
kundig Tijdschrift
»,
190i, bl. IM.)
aangaande de oorzaak der lingen
te
doen
;
«
Thans ben
kankerziekte
»
ik in staal,
nadere mededee-
en hoewel omtrent deze ziekte nog duistere
punten overblijven, hoewel ik omtrent de beste bestrijdingswijze zijn
nog
kan zeggen, zoo geloof ik toch, dat het reeds nu mee te deelen, w^at aangaande deze
niets
nut heeft,
4
bekend geworden
ziekte
taris der «
—
54
De Heer Gorn' de Geus,
is.
secre-
Naamlooze Landbouw- en Handelsvereeniging Lan-
gendijk en Omstreken» te Noord-Soharwoude, heeft mij vele inliclitingen
mij
bij
aangaande de bedoelde ziekte gegeven, en voor
vei'schillende afdeelingender vereeniging inlichtingen
ingewonnen; ook heeft hij mij zeer verplicht, door mij gedurende den nu afgeloopen winter af en
toe een
«
kanker-
verder mocht ik
ook
inlichtingen aangaande de ziekte ontvangen van den
Heer
kooltje » voor onderzoek te sturen
;
P. de Ruiter te Zuid-Scharwoude.
Zeker omdat de kankerziekte zich het eerst aan den stengel,
den
stronken
«
stronk
»,
vertoont, spreekt
men van
«
kanker-
».
Volgens bekomen inlichtingen komt de ziekte verreweg het meest voor
aan
bij
zijden bericht, dat
zij
ook
ik zelf
;
bij
hebben,
van sommige koolbouwers dat exemplaren, die harde
meest vatbaar
het
alleen
van meerdere
de savoye- en de deensche witte
hebben aangetoond,
te
vaatbundels
nam haar ook
Toch ontvang ik
De ervaring
kool voorkomt. schijnt
de roode kool
waar.
roode kool
welker vaatbundels zachter
blijven,
zijn;
terwijl die,
minder worden aan-
getast.
Kankerstronken doen
zich
ieder jaar in grooter
of
geringer getal tusschen de gezonde kooien voor; of de weersgesteldheid op het optreden
niemand dat
zij
mij bij
invloed heeft, kon
der kwaal
met zekerheid zeggen, hoewel sommigen meenen natte
weersgesteldheid
het
meest
Kooien, die op zwaren kleibodem gegroeid althans volgens soramiger ervaring,
voor het optreden van de een'
meer
lichten
bodem
«
blijken
te
zijn,
schijnen
— minder vatbaar
kankerziekte
zijn geteeld.
de ziekte zich bepaaldelijk op
zijn,
voorkomt.
»
—
te zijn
dan kooien, die op
Volgens enkelen schijnt
sommige akkers,
telken jare te vertoonen;
die besmet
de meesten der
—
—
van wie ik inlichtingen ontving, hebben zulksechler
practici,
niet
fJÖ
waargenomen. De
kankerstronken
ziekte der «
» schijnt
in het Noord-
hollandsche kooldistrikt in de laatste jaren langzamerhand toe te
nemen.
Van
deze ziekte
schijnt, niet veel te
er
bij
den oogst
haar reeds
dekken
bij
op het veld, vóór den oogst, naar het
is
Sommigen beweren, dat men van kan zien anderen echter dat men
ontdekken.
niets
den
;
oogst in
haren eersten aanleg kan ont-
den vorm van een klein, zwart vlekje
in
in het
houtgedeelte van den stronk.
Ik zelf kon wel reeds althans
sommige pas geoogste
bij
kooien de kwaal waarnemen; maar toch dat de ziekte
is
het buiten twijfel
gedurende den winter op de bewaar-
eerst
plaatsen zich goed duidelijk begint te vertoonen.
Aanvankelijk ontstaan
in
den
stronk
onduidelijk
begrensde plekjes, waar de helderwitte kleur van het weefsel
voor eene In den
wan kleurige,
beginne
is
die
langzamerhand wordt zich uit, en het
zij
lichtbruingrijze
tint plaats
maakt.
kleursverandering uiterst gering; duidelijker
:
de plekken
breiden
inwendige dezer plekken neemt eene
iets
De
donkerder bruingrijze, soms zwartbruine kleur
:iau.
uitbreiding dezer zieke plekken (« kankerplekken
») grijpt
zeer onregelmatige wijze plaats; tot
de as van de kool (den
weer
breidt
bladeren
zij
uit.
zich vrij
«
soms
stronk
»)
blijft
zij
vrij
dan
alleen beperkt,
spoedig ook een eindweegs
Daar de ziektesymptomen
zicli
op
lang
in de
het eerst in
het benedenste gedeelte van de as der afgesneden kooien ver-
toonen, en
langzamerhand zich naar boven
zoo laat het zich gemakkelijk inzien, dat eerst
op
overgaat.
de benedenste
Evenwel
zij
toe uitbreiden,
gewoonlijk ook
bladeren en later op
de hoogere
geschiedt de uitbreiding der ziekte in
de aangetaste kooien op
zeer onregelmatige wijze
:
bij
de
,
—
;j(.
eene kool weer anders dan
waarmee
Ook de
de andere.
bij
snelheid
zich de ziekte in eene eenmaal aangetaste kool ver-
Te oordeelen naar wat ik aan eenige
breidt, is zeer ongelijk.
meen te hebben opgemerkt, denk ik kunnen constateeren dat de uitbreiding der ziekte binnen
mij gezonden kooltjes te
eene aangetaste kool des de omgevende lucht plaatsen
naarmate
sneller plaatsgrijpt,
te
warmer en
vochtiger
In de bewaar-
is.
worden de voorwaarden voor eene spoedige uitbreiBij warm weer neemt
ding zooveel mogelijk vermeden.
van Januari af de ziekte het
snelst toe.
De wankleuring breidt zich op de bewaarplaatsen van uit de as fden « stronk »)
't
gewoonlijk het eerst in de nerven
op enkele plaatsen wordt de kleur daar donker,
uit;
zAvart af; en de aanwezigheid
bij
van zwarte strepen in de
nerven zou ons kunnen doen denken aan de bacterieziekte (aan den Langendijk gewoonlijk « de bladziekte »
van
rot »
kool genoemd),
de
monas campestris Pammel.
Bij
of
«
het
veroorzaakt door Pseudo-
de kankerziekte echter
is
de kleur der nerven slechts op enkele plekken zoo donker, indien
En
al zoo
zij
donker
is,
wat gewoonlijk
in ieder geval volgt de ziekte,
bij
koolblad heen.
zij
met de bacterie-
verbreidt zich evengoed door
Plaat
I
geeft eene afbeelding
ticale
doorsnede eener roode kool, die aan kanker is
uit in
niet zoo heel
ver gevorderd
:
't
geheele
van eene ver-
ziekte
nog
voorkomt.
hare verbreiding in de
kool, niet bepaaldelijk de nerven, zooals dat
ziekte het geval is;
niet
lijdt.
De
de kool zag er zoo
't midden van den winter (Dec, Jan.). De wankleuring der aangetaste bladeren neemt, hoe
langer de kool bewaard wordt, een' steeds grooter wordenden
omvang
aan.
De bruinachtig
geelgrijze zieke plekken der
bladeren beginnen steeds duidelijker af
de normale
van dezen
tint,
uit in
te
steken tegenover
Daar de ziekte in den stronk de bladeren overgaat,
ziet
begint,
en
men de wankleu-
rige plekken in hoofdzaak aan den voet der bladeren, hoe-
wel ook op andere plaatsen hier en daar dergelijke plekken kunnen ontstaan. Doordat de ondereinden van de bladeren, daar waar
zij
aan den stronk bevestigd
plekken
doode,
zijn,
zieke,
later
vertoonen, die weldra beginnen ineen
te
schrompelen, scheurt de basis der bladeren van de kool van
den stronk op
1^1.
II
los.
in
fig.
In dien toestand verkeert de kool,
2 een gedeelte
is
afgebeeld.
waarvan
De kool
is
gezien tegen den onderkant, dus tegen den afgesneden stronk. st
beteekent dien afgesneden stronk; a b c d
stervend stuk van de basis van een
haren voet van den stronk
is
losgescheurd
gelegen stuk blad, dat aangetast
is
blad, ;
een aangetast,
welk blad aan e is een
hooger
De wankleurige aan-
is.
getaste plekken zijn door eene grijsachtige tint aangegeven.
De
in PI. II, fig.
2 afgebeelde toestand vertoont zich op de
bewaarplaatsen gewoonlijk in Februari, Maart of begin April.
nemen de doode plekken meeren meer toe en steeds meer scheuren de bladeren aan hunnen Vaak ziet men aan de oppervlakte voet van den stronk los. van de zieke deelen (stronk en bladgedeelten) een meer of In verloop van
tijd
;
minder vlokkig,
dicht,
wit zwamweefsel ontstaan; terwijl
intusschen op de zieke deelen eene groote menigte, eerst glim-
mendgeelbruine, later bruinzwarte puntvormige lichaampjes II,
fPl.
lig.
2, p)
zich gaan vertoonen,
lichaampjes (pykniden) zal
te zijn
worden aangegeven, dat Bij
grijze
der zij
de oorzaak der ziekte
mikroskopisch onderzoek
blijkt
is.
de bruinachtig geel-
kleur der zieke vlekken te worden veroorzaakt door-
dat de cellen, uit
welke deze vlekken
lichtbruinachtige verkleuring der wij.1
die blijken vrucht-
zwam, van welke nader
zijn
opgebouwd, eene
wanden vertoonen,
de inhoud samengeschrompeld
is.
(PI. III,
ter-
flg. 8).
— Deze verschijnselen
—
58
des te sterker mate te zien,
zijn in
naar-
mate de zieke plekken meer intensief gekleurd zijn; in het midden der zieke plekken vertoonen zij zicli dus meer dan Ook de wanden der houtvaten kunnen aan aan den rand. de bruinkleuring deelnemen.
De op bovenbeschreven wijze aangedane weefsels
zijn
doorwoekerd door een mycelium, dat dwars door de
cel-
wanden
sommige
In
heengroeit.
mj^celium zeer sterk,
enkelen draad doorgroeid.
kingin eene
cel,
cellen vertakt
zich
dit
andere worden slechts door eenen
Hoe
sterker mycelium-vertak-
des te sterker vertoont zich debruinkleuring
van den wand en de ineenschrompeling van den inhoud.
De myceeldraden vertoonen tusschenschotten en bevatten protoplasma met een groot aantal, soms vrij groote, sterk Zij zijn van zeer verschillende lichthrekende droppels. dikte; de dikste draden
er zijn er, die nog niet
hebben eene breedte van ba, maar hall'
zoo dik
zijn.
Fig. 8 vertoont een plekje weefsel uit eene zieke plek
van een' stronk, mycelium.
doorweven door het boven beschreven
Behalve
dit
mycelium komt geen ander orga-
nisme in de zieke plekken voor; en zoover de ziekte zich treft
uitstrekt,
men de zwam
conclusie trekken dat deze
aan.
zwam
Daaruit kan
men de
de oorzaak der kwaal
Het mycelium, dat zich soms
als
is.
eene vlokkige, wollige
massa aan de oppervlakte der aangetaste deelen vertoont,
zwamdraden van precies lietzelfde voorkomen te bestaan als dat, hetwelk men in de zieke deelen aantreft. (Op Plaat III is in fig. 9 zoodanig mycelium afgebeeld.) blijkt uit
zwam
Kuituren van deze snel;
zich vrij dezelfde
kleine
en na enkele korreltjes
taste deelen der kool zich
Wat
de
op moutagar ontwikkelden
weken ontstonden daarin
(pykniden),
die
op de
aange-
vormen.
oppervlakte der aangetaste deelen van de
— opkooien (doorsneevlakte van den stronk, oppervlakte van de zieke deelen der bladeren) betreft, op deze ziet
lichamen der
zwam
zich in massa vormen.
bladdeelen ontstaan
zij
men de
Bij
de aangetaste
onder de opperhuid, die
hunnen groei doen uitwaarts buigen, Deze vruchtlichamen
tot
vrucht-
zij
door
deze ten slotte barst.
bestaan uit een'
wand van
in
elkaar geweven mjceeldraden, die met elkaar een pseudo-
parenchymatisch weefsel vormen zich conidiëndragers uit, die op
naar binnen toe strekken
;
hunnen
top ovale conidiën in
Wij hebben hier dus
massa's afzonderen
te
doen met die
soort van vruchtlichamen, welke onder den naam pykniden bekend zijn. Twee nog onvolledig ontwikkelde pykniden
afgebeeld.
zijn in fig. 4, PI. III vrij
Zij
zijn
ovaal van vorm,
dik van wand. Later krijgen de pykniden aan hunnen bovenkant in
't
midden een tepelvormig
uitsteekseltje
(PI. II, fig. 3), dat
weldra openspringt, aldus eene pore vormende, waaruit de tallooze conidiën,
door eene slijmige massa onderling verbon-
den, enaldus met elkaar een' rosekleurigen draad vormende,
Die draad wordt door toevoeging van
naar buiten treden. telkens
nieuwe sporenmassa's aan
zijne basis steeds langer,
waarbij de top van den draad steeds meer vooruitschuift.
Aanvankelijk buigt
fig.
draad recht;
die
zich en
hij
PI. III,
is
kan zich
langer
wordt,
spiraalvormig krommen.
zelfs
;
de uit conidiën bestaande draad
de eene pyknide reeds zeer lang,
eene derde komt
De
hij
5 geeft eene afbeelding van eenige pykniden,
zittende op een blad
bij
als
hij
nog
bij
niet te voorschijn.
pykniden, die ik mat, hadden eene lengtedoor-
snede van 0,20, 0,21, 0,24, 0,25, 0,26, 0,30, 0,35 mill. hoogte,
is bij
eene andere nog kort,
De
gemeten naast de pore, bedroeg ongeveer 2/5 van
de lengte. De. wand der pykniden
is vrij
dik en stevig, bruin van
:
(50
kleur, en opgebouwd uit een pseudoparenchymatisch weefsel.
aan den onderkant en in de nabijheid van de pore het
Hij is
dikst
Van de wanden
,
groot aantal korte,
hunnen top de cellig, ovaal, 't
uit
strekken zich naar binnen toe een
dunne conidiëndragers
conidiöii afsnoeren.
welke aan
uit,
Deze conidiën
zijn een-
aan beide uiteinden eenigsziiis afgestompt,
in
midden gewoonlijk zwak ingesnoerd. Zij zijn glashelder van ieder uiteinde een klein
en vertoonen in de nabijheid
druppeltje van eene lichtbre kende stof (olie
bedraagt 5 a5,5
a,
Pi. 111, fig.
diën,
fig.
de breedte 2 a 2,28
lengte
7 geeft eene afbeelding van eenige coni-
van een gedeelte van een'
()
De
?).
[j-.
uit conidiën
—
stelden draad, zooals die uit de pore uittreedt.
Uit bovenstaande beschrijving
blijkt,
samenge-
dat de zA\^am,
welke zich op de kankerstronken vertoont, behoort
Phoma
het geslacht
Fries of misschien
Phyllosticla Persoon, dat zich trouwens slechts
onbeteekenende,
onderscheidt.
Nemen
niet
altijd
van Phoma door
constante,
wij echter in
tot
het geslacht
tot
verschillen,
aanmerking dat onze
P3^kniden eene duidelijke papil hebben, en dat de conidiëndragersj hoewel klein, toch duidelijk te onderscheiden zijn,
dan worden wjj er
waar wy eene keuze moeten
toe gebra(;ht,
doen tusschen de twee nauwverwante geslachten Phyllosticta, de
zwam
voor eene
Phoma
te
Phoma
houden;
to
en
meer
daar zij niet slechts in bladeren maar ook in den stengel leei't,
en ook op de bladeren gQ&viQ betrekkelijk klein blijvende, scherp omgrensde doode vlekken in grootere,
onregelmatige,
zich
't
aanzijn roept,
steeds verder uitbreidende,
doode vlekken op de koolbladeren doei ontstaan
(l)
Zie over de
Rabenhorst's
«
verschillen tusschen
Kryptogamen flora
»;
maar
Phoma en
die Pilze,
(1).
Phyllosticta
VI Abteilung'
imperfecti, bearbeitet von Andreas Alleschcr; bl. 14 en
bl.
:
169.
Fuiigi
TlJDSCH.
o.
IM.AAT
Pl.ANTKNZIEKTEN.
Fi-.
1.
I.
TlJDSClI. o
Pl.ANTENZIKKTKN.
Plaat
II.
o.
Ti.lDScii.
FUi
Plantenziekten.
Plaat
Fii/. :>.
III.
4.
#%feilSI
Fig. 7.
£3
O
o /•'t^. 8.
i^i-7.
6.
Fig. y.
J. R.
Ad
B
NiT. DEI
— Volgens Allescher
:
Brassicae Sacc, Ph. incrustans Sacc, Ph. oleracea
Ph. Napobrassicae Roslrup, Ph. Slliquarwn Sacc.
>ktcc., et
werden op Brassica (kool) aangePh. Linr/am Desm.,
de volgende P/«oma-soorten
li'ofloii
P/l.
(1)
—
01
Roum. en Ph. Siliquastruni Desm. Van al deze Phoma-soorten is er
beschrijving die van
Allescher(2j en
bij
onze
zwam
deze soort moeten
'wij
bij
Saccardo(2) volkomen op
Phoma
past, nl.
Phoma
dus de
welker
slechts ééne,
Tot
oleracea Sacc.
der
kankerstronken
«
»
rekenen. Allescher zegt van haar, dat
andere kruisbloemigen
Van gebracht,
zij
voorkomt
op droge
«
van koolsoorten (Brassica oleracea) en op vele
sttMigels
».
nergens
Phoma teweeg
door deze
ziekteverschijnselen,
lozen wij
Maar Delacroix maakt
iets.
melding van eene ziekte in de voederkool
westelijk
in
met de verschijnselen der kanker-
Ki'ankrijk, die zeer veel
ziekte aan den Langondijk overeenstemt, en die volgenshem,
door
Phoma
geroepen
(oj
;
1).
de chou
namelijk voorkomt in de
kool, \
«
die
leezige
al
Vendée,
van beteekenis
er daar
veel
van
is.
te
waar de Het
(1)
Zie hetzelfde werk, bi. 272, 273, 274, 275. Allesclicr,
iii
het
is
zijn
aangehaalde
werk,
»,
1j1.
teelt
:
voor-
van
vooral de merg-
lijden heeft.
stronken van deze voederkool
n, III, bl.
leven
in
Hij zegt, dat zij
».
(2)
Sy Hoge
"t
Daar wordt deze ziekte genoemd
Pourriture des pieds
voederkool nog
in
Prillieux beschrijft haar eveneens
hekend handboek( «
l'hümen zou worden
Brassicae
en
273.
De dikke,
«
zegt
Prillieux,
—
öaccardo,
135
(3) Delacroix in « Travaux du lahoratoire de pathologie végötale de rinstitut agronomique «. Prillieux en Delacroix, in « Bulletin de Ia
Société niycologiquc (4)
",
VI, Buil
4,
1890.
Prillieux, « Maladies dcsplantes agrioolcs
», II, bl.
295.
— vertoonen, wanneer
zij
—
62
door de
Phoma worden
aangetast,
gpoote ronde vlekken, die zich langzamerhand uitbreiden en aldus de eene de andere aanraken.
aan de randen en naar
men
vlakte ziet zijn
't
midden
Deze vlekken zyn bruin
toe lichter.
Op hare opper-
zeer kleine zwarte puntjes, die de toppen
van de kleine, ronde vruchtlichaampjes van P/ioma
Brassicae; deze toppen der vruchtlichaampjes dringen zich
door de opperhuid heen, die ze bedekt, en komen aldus naar
Deze vruchtlichamen zijn rond, in de richting van boven naar beneden afgeplat, bruinachtig van kleur; maar
buiten.
zij
blijven bedekt door de
aan de oppervlakte gelegen lagen
van het plantendeel, waarin zijn
zich ontwikkelen; deze lagen
evenwel dood, gevuld met lucht en daardoor wit.
vruchtlichamen
wanden aan
zij
vrij
zijn
dik zijn; deze worden gevormd door cellen, die
het topgedeelte,
zijn.
Die
pykniden, waarvan de bruingekleurde
de
bij
uitmonding,
vrij
dunwandig
brengen aan hunne geheele benede noppervlakte
Zij
eene zeer groote hoeveelheid heel kleine, glasheldere, cylin-
dervormige, afgerond bedraagt «
rechte sporen voort, die aan de beide uiteinden
zijn, bij
en welker lengte niet meer dan 3 a 4
eene breedte van
ledere vlek,
koolstronk
ziet, is
die
y-.
men aan de oppervlakte van den
weefsels,
uitstrekt,
worden, en spoedig «
y.
het punt van uitgang van eene diepgaande
desorganisatie van de
van den stronk
1,5 a 2
die zich tot in het
waarvan
alle
midden
elementen bruin
in rotting overgaan.
Phoma, vergaat de kool zeer De bladeren worden geel, en kunnen niet meer
Aangetast door de
spoedig.
dienen voor de voeding van het vee
de mergkool vergaat, en
kan
;
de vleezige stronk van
nergens meer voor worden
gebruikt. «
Men kan den landbouwers geen anderen
dan dezen
:
dat
zij
zoo spoedig mogelijk alle
raad geven, planten
uit-
— door de ziekte
ti'okkoii, die liel
63
—
zijn aangetast;
voorkomen. 't
zij
ze door
hebben
als
onze
de «
«
kankerstronken
dezelfde ziekte te doen
van
»
den Langendijk.
pourriture des pieds de chou» van Prillieux en
kankerstronken
«
overeenkomst, toch ook
»
ontwijfelbaar,
bestaan
het
Vendée en
tusschen
verschil
bij
groote
niet onaanzienlijke verschillen;
echter de vraag, in hoever deze verschillen
van
worde
»
de vraag of wij hier met
Is
Tusschen de
zijn
en dat
vuui' vernietigen, opdat de verbreiding der ziekte
't
't
is
gevolg kunnen
de koolsoort, welke in de
welke aan den Langendijk door de Phoma
die,
wordt aangetast.
De stronken van
raergkool
zijn
veel
dikker, vleeziger dan die van de roode kool, zoodat zich laat
verwachten, dat eene zwam, die zich er eenmaal in heeft gevestigd, er zich veel sneller in gaat verbreiden,
waardoor
de zieke plekken alras eene veel grootere uitbreiding zullen erlangen dan
van
bij
laatstgenoemde koolsoorten
de
Ook de besmetting
de roode of savoyekool.
aan den Langendijk
geschiedt reeds op het land. al wordt de ziekte gewoonlijk eerst later in de overwinterende koolstapels goed duidelijk
zichtbaar.
Bij
eene koolsoort als mergkool, waarvan de
samenstelling der stronken zoodanig
is,
dat de ziekte er eene
spoediger uitbreiding erlangt, terwijl deze kool ook
—
—
met
name
in de
blijft,
kan de aantasting der stronken gemakkelijk reeds op
Vendée
veel langei' in
't
najaar op het veld
het veld zoodanig toenemen, dat de stronken geheel vergaan.
Eenig verschil echter
blijft
er toch
wel
tusschen de
ziektesymptomen,die Prilleux en Delacroixbij de mergkool
welke men bij de Langendijker «kankerwaarneemt. De « kankervlekken » in den
beschrijven, en die,
stronken
»
stronk der roode kooien, die ik de gelegenheid had, zoeken,
waren allen
in
den rand toe lichter
:
't
te
onder-
midden het donkerst en worden naar
dit schijnt
trouwens heel natuurlijk,
—
()4
— waar
wijl de aantasting der weefsels het verst gevorderd is
de
zwam
hare
het langst
Het kan echter
lichtere kleur
dat de
zijn
inwerking heeft uitgeoefend. van het midden
der zieke vlekken van de stronken der mergkool moet wor-
den toegeschreven aan het
feit,
dat daar barsten in de weef-
met lucht gevuld worden, welke aan het
sels ontstaan, die
geheel een witachtig aanzien geven.
Prillieux toch spreekt
ook van ophooping van lucht in de weefsels, die boven de plaatsen gelegen
waar de pykniden
zijn,
ontstaan.
De Fransche geleerden vermelden
dat de ziekte
niet,
zich ook in de bladeren der mergkool uitstrekt
worden de bladeren
door
het
meer
snelle
de mergkool in de Vendée dan
in
aangetast,
gaat dan in korten
volgen de
is;
zij
wanneer de plant nog
van
bladeren
zelf,
tijd
roode kool wordt wel
te
is \\
niet geheel
de stam dood, dan
nog zonder dat de
zich in deze organen kon verbreiden.
uit
de Langen-
De mergkool wordt
worden aangetast.
volgroeid
geoogst
bij
de twee onderscheiden gevallen de kooien verkee-
wanneer door de kwaal i'eii,
maar de
Dit
verloop, dat de
roode kool, en door den verschillenden toestand,
dijksche
waarin
bij
volgens hen
geel, doordat de stronk dood gaat.
laat zich verklaren
ziekte heeft
;
zwam
De Langendijksche
aar reeds op den akker besmet,
ziekte begint eerst later op de bewaarplaatsen zich
breiden, is.
wanneer de kool dus reeds volgroeid en is afgesneden, kan
Daar de kool van den stronk
de zwam, wat den stengel betreft, zich slechts in het korte gedeelte daarvan, dat in uitbreiden, zoodat
bladeren over
te
zij
't
midden van de kool gezeten
al zeer
spoedig genoodzaakt
is,
is,
in de
gaan.
Ofschoon er dus wel eenige verschillen bestaan tusschen de ziektesymptomen, zooals Prillieux en Delacroix die
mergkool in de Vendée waarnamen, en de Langendijksche
«
kankerstronken
»
die,
bij
welke men
de bij
opmerkt, zoo meen
dat deze verschillen zich zeer goed laten verklaren door
ik,
het verschil tussciien de koolsoorten, die
worden aangetast
en door het verschil tusschen de omstandigheden, waaronder de ziekte optreedt.
noemen de zwam, welke zij als der mergkool in de Vendée leerden
Prillieux en Delacroix
de oorzaak van de ziekte
Phonia Brassicae T/iümen.
kennen: wees er bij
van
op, dat de diagnose
Allescher
Phoma
Brassicae
(1)
echter
Thümen
Saccardo woordelijk overeenstemt met die van Aposphae-
Ihümen in Hedwigia 1880 (bl 189j, zoodat deze beide zwammen zeker identiek zijn. « Eene soort Phoma Brassicae is door von Thümen niet in Hedwigia beschreven, ria
Saccardo en Delacroix
zooals
En onder de door Allescher van de pyknide van
Phoma
Delacroix's onderzoek in
pathologie
végétale
de
onrechte aangeven
ten in zijn
werk gegeven
oleracea Saccardo,
de
«
die
».
figuur hij uit
Travaux du laboratoire de
Tlnstitut
Agrononii(iue
over-
»
Phoma oleracea Sacc. door DelaPhoma Brassicae Thümen wordt
neemt (2), zegt hij, dat deze croix
onrechte
ten
genoemd. Ik durf er geen oordeel over uitspreken, of inderdaad
de zwam, die door Delacroix en Prillieux als de oorzaak van de ziekte der koolstronken wordt beschreven, moet worden
beschouwd
als
identiek
met
Phoma
oleracea
Sacc.
Ik
moet erkennen, dat de overeenkomst ermee zeer groot maar dat de grootte der sporen geringer is. Volgens is,
Allescher
(2) zijn
en 2 a dik
;
deze
i y-
okG
y-
spreekt van sporen, die niet
bl. 213.
273.
Prillieux,
•
lang
en zegt dat de dikte bedraagt 1,5 A2u(3).
Allescher, in het boven aangehaalde werk,
(2) ld., bl.
(3)
P/io?na oleracea Sacc.
terwijl Prillieux
langer zijn dan 3a
(1)
bij
Maladies des plantes agricoles
», II,
bl. 296.
— Ook maakt
Prillieux geen melding van de twee zoo karakte-
ristieke droppeltjes
Bovendien
men
:
één aan iederen kant van elke spore(l). Allescher
spreekt
van pykniden, die
bedekt
—
06
zijn »; terwijl
Phoma
bij
aanvankelijk door de opperhuid
«
van
volgens Prillieux alleen de top
—
de pykniden de opperhuid doorboort. Terwijl tusschen de als
Tim-
oJeracea
zwam,
Phoma Br assicae T/mmen
in het
werk van
Prillieux
Phoma
beschreven, en
o Ier a-
ceaSacc. althanseenige verschillen bestaan, klopt de diagnose, die Allescher van laatstbedoelde
zwam
der
«
kankerstronken
»
;
zwam
en de grootte der sporen aangaat.
opmerken, dat «
«
aanvankelijk bedekt
welk
't
kankerstronken top,
volkomen op de
Alleen moet ik
zijn » zij
door de opperhuid van het
gevormd
soms
»
doen
pykniden
terwijl Allescher schrijft, dat de
plantendeel, in
den
geeft,
met name ook wat den vorm
zijn,
— mijne zwam der
pj'^kniden vormt,
die alleen
met
welke zich opent, aan de oppervlakte komen, terwijl
echter meestal ook de pyknide zelf komt bloot te liggen.
Thans ben vraag
:
gekomen aan de beantwoording der
is
of het ook mogelijk
stronken
»
tegen
te
gaan.
trent al zeer weinig niets
ben
positiefs
waarop en den
tijd
—
is,
het optreden van
Tot mijn
spijt
met zekerheid zeggen, ook te
«
kanker-
kan ik daaromal
omdat ik
weten gekomen omtrent de wijze
wanneer de besmetting
plaatsgrijpt.
De vraag of de besmetting uitgaat van het zaad, meen ik met groote waarschijnlijkheid ontkennend te mogen :
Herhaaldelijk werd,
beantwoorden.
vooral
oog op het optreden van andere ziekten, in
"t
ook met het
nu verloopen
voorjaar het zaad van kool aan een nauwgezet onderzoek
onderworpen; maar nooit werd
(1)
Prillieux,
«
Phoma
Maladies des plantes agricoles
oleracea daar op
»,
II, bl.
296.
'
— Trouwens
aangetroffen.
()
—
<
waarin het
in het eenige geval,
zwam bezet bleek te Macrosporium Brassicae) kwam reeds van de
zaad van kool door eene parasitische
door
zijn (nl.
Onwaarschijnlijk moet het ook
kiemplantjes niets terecht.
worden geacht, dat de Plioma, aanwezig was, zich eerst ontwikkelen,
zou
dat
hij
als
deze reeds op het zaad
de volwassen kooien zoodanig
zichtbare
ziekteverschijnselen
te
voorschijn komen.
De kankerziekte vertoont zich het eerst en hoewel
zij
in de stronken,
werd gewoonlyk ook
alleen aan den stronk der afgesneden kool
waargenomen,
ligt
het toch voor de hand, dat
het lagere gedeelte van den stronk, dat
kool op het land
ken nu blijven
— als
bij
even goed aangetast
blijft,
de kooien
oogsten der
De
is.
stron-
—
op het
En hoewel nog
niets is
zijn
veld en dienen voor de bemesting.
't
afgesneden
bekend geworden omtrent de wijze, waarop de besmetting
van de kooien op den akker
plaatsgrijpt, zoo laat zich toch
verwachten, dat het onder den grond werken van de stronken, die zal
bij
geven
den oogst op den akker achterblijven, aanleiding tot
het
opnieuw optreden van Het
ziekte » in een volgend jaar.
van waar
inzien,
uit
laat zich
de
«
kanker-
ook haast
niet
anders de besmetting zou kunnen
geschieden.
Toch durf ik voorhands
men van
't
niet
met
gewone gebruik, om de stronken op onder
te
't
oog op het voorko-
optreden der kankerziekte adviseeren, van het
werken, af
te
't
land
te
laten en
Aan den eenen kant
zien.
toch
behoort voorloopig deze ziekte nog niet tot de gevaarlijkste ziekten, heeft,
waarmee de Langend ksche koolbouwer ij
en aan den anderen kant
is
mij juist
te
maken
vóór kort het
groote nut van de koolstronken voor de bemesting nog
meer
overtuigend gebleken dan ik mij had voorgesteld.
Op een der
proefvelden, die ik sedert drie jaren in het
:
:
:
:
—
—
(18
welk proefveld
kooldistrikt van Noord-Holland heb,
Scharwoude gelegen
is,
werd
te
Zuid-
nagegaan of het moge-
in 1903
zou wezen, dat de op het veld achtergebleven en onder-
lijk
gewerkte stronken aanleiding geven
tot het
der bacterieziekte (« bladziekte » of
« rot »)
hevig optreden
en of aan den
anderen kant het wegnemen van de stronken de ziekte doet
Het proefveld werd
verdwijnen of althans verminderen. gelijke
in drie
deelen verdeeld; ieder gedeelte liad eene
oppervlakte van twee aren.
Op
het eene veldje
men
liet
de stronken van de kooien,
die in 1902 geteeld waren, liggen; gespit.
Dit veld
werd
werden
zij
later onder-
dus op dezelfde wijze behandeld als
aan den Langendijk algemeen gebruikelijk
in de streek
is.
— Op een tweede veldje bleven niet alleen de stronken van de kooien, die er geteeld waren, alle liggen, maar er werd van
andere terreinen, waar de bedoelde ziekte het vorige jaar erg heerschte, nog de dubbele hoeveelheid stronken
bij
daarna werd
liet
veldje
alles
onderspit, zoodat dus op
kwamen
driemaal zooveel stronken
gebruikelijk
is.
— Van het
gebraclit;
bewuste
gewoonlijk
als
derde veldje eindelijk werden
stronken zorgvuldig verwijderd.
alle
Resultaten met het oog op de bacterieziekte heeft deze proef niet opgeleverd
om
daarover
;
verder uit
het te
trouwens hier de plaats
is
weiden.
Ik
niet
wil hier alleen de
resultaten van den oogst meedeelen.
Kooleo
Er w^erden geoogst 1'^
Op
't
veldje,
kw.
2«
kw.
3»
kw.
:
4*
kw.
5*
kw.
waar de stronken
waren weggenomen stronken 't veldje, waar de waren ondergewerkt
29
90
97
47
16
54
87
60
25
11
78
102
45
26
O
Op
Op
waarop
de driedubbele hoeveelheid stronken 't
veldje,
was ondergewerkt
—
C9 -—
Deze getallen bewijzen ten duidelijkste dat de stronken eene 't
uitstekende
veld
oogstte
men
en waai' nog extra stronken op
veel,
zelfs drie
Waar
vormen.
bemesting
waren gebleven,
't
land waren gebracht,
maal zooveel kooien eerste kwaliteit
stronken waren weggenomen.
melden, dat
Hierbij wil
om
de drie veldjes
op
deze
bijkans tweemaal zoo-
als
waar de
ik echter ver-
bepaalde reden geen
slib
ontvingen, zooals gewoonlijk geschiedt, en dat in plaats daar-
van eene bemesting werd toegediend van 200 kg. zwavelzure
ammoniak, 600 per hektare:
maar
die
kg.
superphosphaat
eene bemesting,
om
die
patentkali
en 110 kg. vrij
karig moet heeten,
bepaalde reden zoo werd toegepast.
In ieder geval toont deze proef ten duidelijkste aan,
trouwens
bij
de praktische koolverbouwers
uit
wat
ervaring vol-
doende bekend was, dat de bemesting met koolstronken eene uitstekende bemesting
mag
heeten, zoodat het
—
althans zoo
lang dezeziekte niet ernstiger optreedt dan tot dusver hetgeval
—
was,
wege ting
niet aangaat, deze gebruikelijke
te laten, zelfs als stellig
bemesting achter-
bewezen was, dat de besmet-
met do zwam der kankerziekte uitgaat van de onder-
gewerkte stronken.
—
Ik wil hier nog even
bij
voegen, dat de Langend ij ksch e
koolverbouwers de geoogste kooien
in kooien
van verschil-
lende kwaliteiten indeelen naar de grootte, het gewicht en
de stevigheid der kooien, in pen,
't
algemeen naar die eigenschap-
waarvan de marktprijs van
dit
produkt afhankelijk
is.
Ofschoon wat ik hier meedeelde over de kankerstronken,
op verre na niet volledig
mag heeten, en met name omtrent
zwam, welke deze ziekte veroorzaakt, waarop de besmetting plaatsgrijpt. en omtrent de manier, waarop de ziekte moet worden de
leefwijze der
omtrent de
bestreden,
meende
wijze
nog zeer veel
te
onderzoeken
ik, dat het toch zijn nut
overblijft,
— zoo
kon hebben, nu reeds mee 5
te
—
—
dusver aangaande de kankerstronken en hunne
deelen wat
tot
ooi'zaak
bekend geworden.
is
70
Ik houd mij ten zeerste aan-
bevolen voor mededeel! ngen, vooral ook van practici, die
kunnen meewerken
zouden
om
de kwesties,
omtrent de bedoelde ziekte bestaan,
tot
welke nog
eene oplossing
te
brengen.
Amsterdam, Mei 1904.
J.
Ritzema Bos.
Verklaring der platen. Plaat
I,
fig.
1.
Loodrechte doorsnede van eene aan
«
kanker
«
lijdende roode kool, in Januari.
Plaat II, fig. 2. « KankerigC" roode kool, tegen de doorsneevlakte van den stronk gezien. Sf-doorsnede van den stronk, abcd- " kankerig " gedeelte van een blad, dat aan zijne basis van den stronk is losgescheurd e- eene andere « kankerplek » in hetzelfde blad ;/>- pykniden. Fig 3. Doorsnede door eene volledig uitgegroeide pyknide van Phoma ;
oleracea.
Plaat III, fig. 4 Nog onvolledig ontwikkelde pykniden eene ervan is nog geheel door de opperhuid van het blad overdekt de andere heeft reeds de opperhuid doen barsten. Fig. 5 Pykniden, zooals zij aan de oppervlakte van een blad zichtbaar zijn. Uit drie van de vier pykniden komt een sporenrank te :
;
voorschijn. Fig.
6.
Gedeelte van een sporenrank.
Sporen (conidiën), meer vergroot. Weefsel uit den stronk van eene roode kool. De celwanden zijn gebruind, en hier en daar doorboord door de myceeldraden van Phoma olej'acea. De inhoud der cellen is ineengeschronapeld. Fig. 9. Mycelium van Phoma oleracea, zooals het zich aan de oppervlakte van een « kankerstionk vertoont. PI. I en PI. II fig. I zijn geteekend door den Heer C. B. Van der Zeijden, de overige figuren door den schrijver. Fig
7.
Fig.
8.
.
—
71
PLEUROCOCCUS VULGARIS
ÜIENECH ALS ENDOPHYTISCH
LEVENDE WIER.
De Chlorophyceae of Groenwieren zoetwaterbewoners
waar soms
zij
slechts enkele soorten
;
leven op
't
land,
op boomen, steenen, of op den grond groeien, en die
preheel
bedekken.
Een algemeen is
meest allen
zijn
verspreid, buiten bet water levend wier
Pleurococcus vulgaris; in alle deelen der wereld wordt het
aangetroffen
Dat echter
dit
wier
zijn
gewoonlijk epiphytische levens-
wijze vaarwel zegt en endophytisch, d. tendeelen,
gaat leven,
is
meen
ik
i.
nog
inwendig in planniet zoo
algemeen
bekend.
Een eigenaardig geval hiervan werd door mij waargenomen bij de naalden van Abies Pinsapo en Picea excelsa. In Maart 11. werden uit Bennekom aan het phytopathologisch
W.
laboratorium eenige takken
onderzoek
aangeboden
van genoemde naaldboomen,
waarvan de
naalden vóór hunnen
wenschte
te
Scholten tot
G.
tijd
afvielen,
en waarvan de eigenaar
weten door welke ziekte
zij
waren
aangetast.
Prof. Ritzeraa Bos droeg mij op het ingezonden riaal
te
parasiteerende
zwam
mate-
Het kon mij niet gelukken eene
onderzoeken. te
ontdekken, welke de oorzaak van
hetafvallen der naalden kon
zijn.
Sommige naalden waren
rups van Grapholiiha comitana, die de
aangetast door de
naalden uitvreet en aan elkander spint. de naalden wel, maar
zij
blijven
Hierdoor sterven
nog eengeruimen
tijd
aan de
takken hangen.
Het aantal van deze uitgevreten naalden
was
dat ook dit niet als
zoo
gering,
afvallen der naalden
de oorzaak van het
kon worden beschouwd.
— Op
72
— men
het toegezonden materiaal vond
echter een
massa van de genoemde wiersoort, zoowel op de takken
Maar ook zag men op de
op de naalden.
als
onderzijde der
naalden van Abies Pinsapo hier en daar kleine wratachtige
m.m.
opzwellingen, ter grootte van ongeveer anderhalve in doorsnee.
Bij
Picea excelsa waren daarentegen van som-
mige takken
alle
naalden even boven hunnen voet van een
of twee
wratachtige
zulke
opzwellingen
voorzien.
De
naalden waren hier klein gebleven en lagen tegen den tak aangedrukt, de tak zelfwas op die plaatsen sterk gezwollen, terwijl
de cellen
bevatten.
was
Zoowel
eene
éénjarige als
bij
dit verschijnsel
groote hoeveelheid
waar
te
zetmeel korrels
tweejarige naalden
bij
nemen.
Het mikroskopisch onderzoek leerde, dat zich onder de opperhuid groote koloniën van Pieurococcus vulgaris geves-
Het wier dringt door de huidmondjes naar
tigd hadden.
binnen, en vermeerdert zich in de intercellulaire ruimten zoo sterk, dat de dikwandige opperhuid, door den mechani-
schen druk die door de vermeerdering van het wier staan, naar buiten uit
is
ont-
wordt geperst; daardoor ontstaan die
wratachtige opzwellingen
op de naalden.
Het mesophyll
(bladmoes) wordt eveneens ingedrukt, terwijl de bladgroenkorrels overal
verdwenen waren.
Ten
slotte barst
de opper-
huid open, en de groene celletjes van de wiersoort puilen de ontstane spleet naar buiten
uit
sterft
;
het weefsel van de naald
op die plekken en de naalden vallen vroegtijdig
Pieurococcus vulgaris Menegh behoort Protococcoideae.
Het
is
tot
af.
de groep der
een eencellig wier, oorspronkelijk
bolvormig, maar dikwijls tengevolge van onderlinge drukking polyedrisch; het vermeerdert zich door deeling der moedercel,
waardoor dicht
Geslachtelijke cellen bevatten tot
aaneengesloten
voortplanting
is
nooit
koloniën
ontstaan.
waargenomen.
verscheiden chlorophyllkorrels,
een enkele groote schijf zijn versmolten.
die
De soms
TiJDSCH.
O.
Plantenziekten.
Plaat
R
il
jüsaa^
worden en
Ik geloof echter niet, dat het bruin
van
naalden van genoemde
alle
sparren
in
de werking van de Pleurococcus moest worden
afvallen
geval aan
dit
toegeschre-
werkzaam waren,
Welke andere invloeden er zonder de medewerking van het wier, dus zonder ven.
die
ook
het doen
ontstaan van do boven beschreven opzwellingen, de naalden
worden
deden bruin
en
sterven,
is
mij
niet
A.
W.
duidelijk
geworden.
Amsterdam, Mei
1904.
Drost.
'Verklaring der plaat. Pleurococcus vulgaris ^
1.
a.
n
b.c.
.
»
| ,
,.
in deeling
„
/
.^
,
600 maal vergroot, ,
\
Naald van Abies Pinsapo met wratachtige opzwelling. Doorsnee van een naald van Abies Pinsapo op de plaats waar een wratachtige opzwelling is ontstaan; door de opengebarsten opperhuid puilt het wier naar buiten. 4. Takje van Picea excelsa de naalden hebben allen aan den voet éen of meer opzwellingen. 5. Naalden van Picea excelsa, bewoond door Pleurococcus. 2.
3.
;
DE NATUURLIJKE VIJANDEN DER SCHADELIJKE DIEREN.
I.
—
Algemekne beschouwingen.
Diersoorten, die reeds
wanneer
zij
in
geringen getale
voorkomen, veel schade aan de kultuurgewassen teweeg brengen,
komen
in onze
voor.
Zijn uit
den aard der zaak bijkans uitsluitend groote
't
diersoorten,
streken betrekkelijk weinig meer
waarvan ieder individu
en dus vele planten kan vernielen. eigenlijk de eenige, in onze streken
reeds
in
geringen
getale
veel voedsel
gebruikt
Herten en reeën
zijn
nog levende dieren, die
aanmerkelijke
schade
kunnen
Misschien zou hierbij nog kunnen genoemd worden de eekhoren, niet omdat hij zoo heel groot is, maar omdat hij, door 't ontschorsen van de toppen van boomstammen, het afsterven van deze toppen veroorzaakt en aldus de
teweeg brengen.
hoornen, die reeds eenigen leeftijd bereikt hebben, voorgoed bederft.
In
dieren
't
algemeen
zijn
de diersoorten, die als
optreden, kleine dieren, die een
»
plantingsvermogen hebben, zooals is.
veel schade teweeg
;
Bij
zij
a.
sterk voort-
met de meeste
verschijnen.
zulke dieren, die een zeer sterk voortplantingsver-
mogen hebben, hangt heden
enorm
dato.
Eén enkel dier brengt niet zoo heel maar deze dieren werken door de groote
insekten het geval
massa's, waarin
« schadelijke
af,
of
zij
het van zeer verschillende omstandig-
ook in grooten getale optreden en aldus
schadelijk worden.
Vooreerst
het de vraag, of er een
is
voldoende voorraad passend voedsel voor hen
is
de
in
;
tAveede plaats of het klimaat en de weersgesteldheid gunstig
of ongunstig voor hen zijn
vermeerdering af van de
;
al-
en ten
slotte
hangt ook hunne
of niet aanwezigheid van
grooter of geringer aantal andere organismen, die als
een
hunne
vijanden optreden. Niet altijd zijn dit rechtstreeksche vijanden, in dien zin dat
zij
hoewel
de
schadelijke dieren dooden;
slechts
bij
uitzondering
het
kunnen ook
— planteneters
zijn,
die het
gedijen der bepaalde diersoort daardoor tegenhouden, dat zich met hetzelfde
gewas voeden.
—
zij
In de jaren 1875-1877 had
zich de eikenaardvloo {üaltica quercetorum) in verscheiden
streken van Gelderland (o. a. langs den Rijn, van Rhenen tot Arnhem) zoodanig vermeerderd, dat men in 1877 reeds in Juli geene groene bladeren
meer aan de eiken zag
:
alle bla-
deren waren geheel geskeleteerd, en de groene bladmassa was geheel verdwenen.
Nu was
het jaar 1878, althans in de
bovengenoemde streek langs den Reeds
in April, terwijl de
Rijn, een
meikeverjaar.
eikenknoppen nog pas begonnen
zwellen, verlieten de meikevers den bodem;
zij
te
wierpen zich
op de knoppen en op de pas zich ontwikkelende bladeren der eiken.
de eiken radicaal waren kaal gevreten,
Eerst toen
verlieten de eikenaardvlooien hare winterkwartieren, zij
maar
vonden bijkans nergens meer een blaadje, en moesten dus
van honger sterven, zonder haar geslacht plant.
kwam
Zoo
te
hebben voortge-
er een einde aan de aardvlooienplaag,
waaraan de streek reeds drie jaar lang in telkens ergere De eene planteneter vernielde de andere; mate geleden had. de duivel werd door Beëlzebub uitgedreven (1).
Altum
vermeldt een dergelijk voorbeeld van het
(2)
eindigen eener andere insektenplaag door meikevers.
In
de omgeving van Neustadt-Eberswalde vraten in de jaren 1869-71 de rupsen van den bastaard-satijnvlinder {Liparis
chrysorrhoea) de eiken, en die van den populierspinner {Liparis Salicis) de populieren geheel kaal. In het voorjaar
van 1872 ontbladerden de meikevers de boomen; de rupsjes ontwaakten eerst later uit
honger
talrijke
hunne winterrust, om van
te sterven.
Zulke gevallen echter
zijn
uitzonderingen;
zij
komen
ook slechts toevallig voor.
Gewoonlijk worden de «schade-
in hare
vermeerdering tegengegaan niet
lijke
diersoorten
»
door andere planteneters, maar door rechlslreeksche yijanden.
Men kan
deze rechtstreeksche vijanden, de eigenlijke
« natuurlijke vijanden »
(1)
RitzemaBos,
«
der schadelijke dieren, indeelen in
Tierische Schadlinge und Nützlinge
",
1890,
bl. 13. (2)
lung
Altum,
(1875), bl.
«
Forstzoologie
113.
», III,
leAbteilung
(1874), bl. 13, 2«Abtei-
.
twee groepen
:
1*
van roof levende dieren en
2"
parasitische
orgmiismen{\) Tot de eerstbedoelde groep behooren zen, de
insekteneters
o. a.
de vleermui-
(mol, spitsmuizen, egel), wezel
en
hermelijn, de insektenetende vogels (meezen, goudhaantjes,
boomkruipers, boomklevers,
alle spitsbekkige zangvogeltjes),
de muizen verdelgende vogels (buizerd,
torenvalk, uilen)
;
verder de loopkevers, de lievenheersbeestjes, de glazenmakers, de gaasvliegen, de roofvliegen, de zweefvliegen.
Tot
de tvt^eede groep behooren de sluipwespen, de parasietvlie-
sommige
gen,
insekten levende
in
zwammen, sommige
bacteriën, die in insekten woekeren, andere, die oorzaak zijn
van ziekte en
De
rol
sterfte
onder de veldmuizen.
nu, welke de van
roof levende
opzichte van de schadelijke diersoorten spelen,
andere dan
die,
is
dieren
ten
eene geheel
welke de parasitische organismen vervullen.
De van roof levende dieren diersoort gebonden.
A'ele
zijn niet
aan eene bepaalde
zeer weinig kieskeurig,
zijn al
zooals vele insektenetende vogels, die naast allerlei insekten
ook zaden
wel
is
als voedsel
waar
vele
gebruiken
eieren, hazen en konijnen eten. rig, zooals
en zooals de wezels, die
;
muizen dooden, maar ook Andere
allerlei vogels en
zijn
meer kieskeu-
de lievenheersbeestjes, die als volwassen dier en
als larve hoofdzakelijlv
van bladluizen leven, maar toch ook
schildluizen en soms
wel kleine
soort van lievenheersbeestjes
malen
als planteneetster schadelijk
(1)
De
rupsjes eten; ja
(2) is
er bekend,
die
eene enkele
werd.
verschillende beteekenis van de twee groepen van natuurder schadelijke dieren heb ik het eerst uiteengezet in
lijke vijanden
Nobbe's
«
Landwirtschaftliche Versuchsstationen
»,
\887.
wordt af en toe als larve schadelijk aan klaver, lucerne, wikken en andere planten. Zie Nördlinger, «Die kleinen Feinde der Landwirtschaf t » (1869), bl. 264. (2)
Goccinella globosa
lil.
77 Daar zulke
levende dieren in hun bestaan niet
vaii roof
aan uóne enkele diersoort gebonden
wel ten
zijn,
alle tijde in allerlei streken
kunnen
dit niet in gelijke
mate van
bazend groot accomodatievermogen zij
om
de
nestelen;
te
terwijl
bladluizen
Maar
zijn.
gezegd wat ik boven zei
komen
tamelijk
bezit,
't
ver-
ontbreekt in onze
doorgaans
lievenheersbeestjes
in :
een
betreft,
maar de gelegenheid vindt
er
worden
lioofdzakelijk slecht daar
zij
Natuurlijk geldt
van roof levende diersoor-
alle
De musch, die wat haar voedsel
streken wel nergens, als
tamelijk
voorkomen, omdat
overal wel wat van hunne gading vinden.
ten.
zij
waar vele algemeen kan toch worden aangetrotien,
de van roof levende nuttige dieren
wel ten allen
tijde
Daardoor
overal voor.
hunne werking ook altijd en overal uit, en daardoor voorkomen zij het in groote massa's optreden van de
oefenen
zij
schadelijke dieren,
omdat
zij
in
over
't
van deze een grooter of
Gewoonlijk wordt de
kleiner procent verdelgen. zij
altijd
rol,
die
de huishouding der natuur spelen, door den mensch hoofd gezien of althans weinig opgemerkt
:
verschei-
den van roof levende diersoorten werken met elkaar mee
om
de vermeerdering van eene
zekere
schadelijke soort
binnen zekere grenzen
te
maken, welke
van die van roof levende diersoorten
rol iedere
houden, en het
is
moeilijk uit te
daarbij speelt.
Beter valt die rol in
't
oog,
wanneer men
te
doen heeft
met de eene of andere schadelijke diersoort, die slechts zeer weinige vijanden heeft, zoodat eigenlijk slechts ééne enkele van roof levende diersoort haar op groote schaal verdelgt.
Verdwijnt dan deze diersoort plotseling streek,
dan
ziet
uit
eene zekere
men de schadelijke soort zich weldra zeei' Aan het boek van Gloger (1) ontleen
sterk vermeerderen.
(1)
dieren
",
Gloger, « De vrienden van den land- en tuinbouw onder de naar den 3en druk bewerkt door B. C. Enklaar (1860). bl. 14.
—
78
—
ik het volgende voorbeeld, dat zeer geschikt
king der van roof levende diersoorten nabijheid van
Hanau werden gedurende eenen
winter eenige duizenden oude eiken geveld. bleken inwendig hol zich
slapende den winter door
brengen.
te
In de
zeer kouden
Die hoornen
vleermuizen verzameld
vele tienduizenden
de wer-
en in de boomholten hadden
zijn,
te
om
is
te illustreeren.
om
daar
Door het vellen van
boomen nu stierven bijkans alle vleermuizen, deels door de hevige winterkoude, waaraan zij plotseling werden blootgesteld, deels door de mishandelingen, welke zij onderdie
gingen,
toen
zij
in
hare
schuilhoeken
ontdekt
werden.
Reeds in den volgenden zomer zag men een veel grooter aantal
{Cnethocampa processionea)
processierupsvlinders
rondvliegen dan andere jaren
't
geval was; en in de daarop
volgende jaren traden in de buurt van Hanau, ja
zelfs mijlen
ver in den omtrek, de processierupsen in ongekend groot aantal op
;
zóó veelvuldig waren deze insekten, dat
alleen eenige jaren
ontbladerden,
maar
zij
niet
achter elkaar de eikenboomen totaal zelfs
vele andere soorten van
boomen en evenzeer de ooftboomen dan overgaan, wanneer beschikking hebben.
gQen.
zij
:
iets
waartoe
eikenloof meer
Tot dusver
kwamen
zij
woudalleen
te
harer
de processie-
rupsen wel in die streek voor; maar de vleermuizen hadden altijd
van de gedurende den nacht rondvliegende vlinders
zoovele weggevangen en opgegeten, dat het niet sterke
vermeerdering
kon
processierupsvlinder legt
komen
nl.
een
(1).
paar
tot
eene
De vrouwelijke honderd eieren.
Bleven die allen gespaard, dan zouden daaruit in
't
volgende
jaar 200 rupsen voortkomen, die in den volgenden zomer in
« Vroeger was dit onheil kennelijk door (1) Gloger schrijft wel de talrijke vleermuizen voorkomen"; maar hij wijst er niet op dat de vleermuizen bijkans de eenige van roof levende diersoort zijn, die de vermeerdering van de processierupsen binnen zekere grenzen houdt. :
;
— 2(X)
Rekenen
vlinders veranderd zouden zijn.
van de in
—
79
't
helft wijfjes
X
volgende jaar 100
S'^^O
=
zijn,
X
altijd
200 =-
2.00(J.0(XJ
nakomelingen van éón enkel
allen
driejaar vroeger leefde.
wijijes
20.000 rupsen opleveren
een volgend jaar zouden er 10.000 nipsen
wij dat daar-
waren, dan zouden die honderd
Nu gaan
stuks
wijfje, dat
er van die nakomelingen
wel door ongunstige weersgesteldheid en waarschijnlijk
door andere oorzaken een aantal dood; maar toch moeten de
omstandigheden
al
zeer ongunstig
zijn,
wanneer
niet, zon-
der de werking van natuurlijke vijanden, in plaats van die
twee millioen nakomelingen, althans
Nu
overblijven.
ettelijke
tienduizenden
heeft de processierups in hare verschil-
lende gedaanteverwisselingsloestanden, buiten de vleermuizen,
betrekkelijk weinig natuurlijke vijanden
nog wordt het insekt in den toestand van
De eieren
dieren opgegeten.
nl.
vindt
ei
Het meest door andei'e
men gedurende den
winter in de reten van de schors en onder schorsschubben
van eikenboomen verscholen, en worden dan veel door boomkruipers, boomklevers en kleine soorten van spechten opgepikt.
De processierupsen zelve
zijn
met lange, prikke-
lende haren bedekt, en worden daarom door vogels
weinig gegeten;
te
meer omdat
zij bij
zeer
al
nacht in de kroon van
den boom gaan vreten, maar zich over dag in een tegen den
stam aan gezeten nest schuilhouden, welk nest staat,
uit spinsel be-
waarin zich de afgestroopte rupsenhuiden en de uitwerpEnkele malen wagen de koolmeezen zich
selen ophoopen.
aan het eten van deze rupsen
;
maar de andere insektenetende
vogels zijn bang voor de prikkelende haren; de koekoek
de eenige vogelsoort, die in den nazomer, als eierleggen voorbij begeeft,
is,
zich
bij
huizen,
algemeen
is
van
en die dan onder
deze insekten belangrijke slachtingen aanricht. 't
tijd
voorkeur naar eikenbossclien
waar processierupsen
de koekoek in
zijn
Echter komt
niet in zoo groeten getale
voor,
— dat
hij
80
mate
in belangrijke
tot
— eene aanzienlijke vermin-
dering van het aantal processierupsen zou kunnen bijdragen. Ook de poppenroover {Calosoma sycophanta) en zijne larve halen gaarne én rupsen én poppen van de processierups uit de hoornen; echter
is
ook het aantal, waarin
dit roofinsekt
indebosschen voorkomt, gewoonlijk zóó gering, dat van eene eenigszins krachtdadige bestrijding der processierups in
mag
dezen al evenmin sprake
genoemde insekt zich ophielden
zitten in
De poppen van
zijn.
daarin vastklevende rupsenhuidjes en haren
den aanval van bijkans
worden dus ook den;
bij
vrij
laatst-
insektenetende
alle
al zeer
wel tegen
diersoorten
De vlinders houden zich over dag
beschermd.
't
waarin de rupsen
zelfde nest,
daar door het spinsel en door de
zijn
zij
;
't
schuil,
en
weinig door andere dieren gevon-
nacht vliegen ze rond, maar dan
zijn
er
—
met
uit-
zondering alleen van de nachtzwaluw of geitenmelker, die
voorkomt
echter nergens in grooten getale
om
tenetende vogels
ze te
— geene
insek-
Uit een en ander
verdelgen.
volgt, dat de vleermuizen eigenlijk de eenige dieren zijn, die
op groote
schaal
processierupsvlinders
eten.
Zij
gen nacht op nacht een ongelooflijk groot aantal insekten weg.
—
Nu
laat
— waar andere van roof
liet
van-
van deze
gemakkelijk inzien, dat
zich
levende diersoorten
tot
de vermin-
dering van de processierups in hare onderscheiden toestanden
van gedaanteverwisseling
al zeer
weinig kunnen bijdragen,
— het aantal exemplaren, dat van streek aanwezig
is,
insekt in eene zekere
hoofdzakelijk moet afhangen van het
aantal vleermuizen in die streek.
dan worden van de
dit
bij
Zijn er veel vleermuizen,
nacht rondvliegende processierups-
vlinders zeer velen weggevangen, en eene sterke vermeerde-
ring van
— zooals
deze
insektensoort
blijft
uit.
Worden
echter
—
de tot dusver uiterst talrijke Hanau gebeurde weggenomen, dan moet noodzakelijvleermuizen plotseling bij
kerwijzeeene sterke vermeerdering van
't
insekt plaatsgrijpen.
waarom
meeste gevallen de
rol, die
de van roof lovende dieren in de huishouding der
natuur
Ik zei i'eeds,
in de
tegenover de schadelijke dieren spelen, niet zoo zeer in valt, zoodat
Tofli
zij
maar
vaak wordt over
al te
't
oog
't
hoofd gezien.
kan de nauwlettende waarnemer dikwijls genoeg zich overtuigen, dien zekere van roof
van den grooten invloed
levende dieren tegenover de vijanden van onze kuituren
maar
waar meikevers voorkomen,
In streken,
vullen.
al te
ziet
vei'-
men
vaak, hoe de telken jare herhaalde, stelselmatige
uitroeiing van de roeken en hare nesten het sterk vermeer-
deren van de meikevers, en daarmee groote engerlingen-
En
schade ten gevolge heeft. dadig kan meewerken
voorkomen, toch, dat
Tegen
't
om
dat de
den winter doorkomt,
is
komen deze
voorjaar nu
gewoonlijk uiterst gering. uit
hare
tegen
't
schuilhoeken
te
omstandigheden
voorschijn, en planten zich onder gunstige
zoodanig voort, dat één
Ie
veldmuizen
Het aantal
eveneens bekend.
is
gewone wezel kracht-
het optreden van muizenplagen
enkel overwinterd hebbend paartje
najaar aan kinderen, kleinkinderen en achterklein-
kinderen een 200
tal
nakomelingen kan hebben voortgebracht.
De wezels nu achtervolgen de overwinterende veldmuizen in de holen in den grond, die
zij
tot schuilplaats
gekozen heb-
ben; zelfs als de sneeuw den bodem bedekt, staken nuttigen
zij
hunnen
En zoo kunnen zij, den ganschen werkzaam zijnde, van de op zeker ter-
arbeid niet.
winter op deze wijze
rein overwinterende veldmuizen een zóó groot procent vernielen, dat er
maar weinigen
overblijven
om
in
't
volgende
voorjaar haar geslacht voort te planten.
De van roof levende «natuurlyke vijanden lijke
dieren
zijn
dus voortdurend werkzaam,
»
dering van deze laatsten binnen zekere grenzen zij
zijn
gen,
der schade-
om de te
vermeer-
houden;
onze bondgenooten in het voorkomen van insektenpla-
muizenplagen, enz.
Zy
zijn
de voorbehoedmiddelen 6
—
—
82
tegen de vermeerdering van schadelijke dieren,
natuur zelve aanbiedt.
Zij
kunnen
al- of niet-
af van het
feit,
eene bepaalde
of in die streek
dieren eene
«
natuurlijke vijanden
belangrijke rol
van eene bepaalde plaag,
—
als
het
bij
uitgebroken, kunnen
zij
tot het
hebben in
't
der
diersoort een-
doen ophouden ervan
weinig meer bijdragen; daartoe komen geringen getale voor, want
»
voorkomen
plaag door de
zoodanige
sterke vermeerdering van de eene of andere is
van
soort
—
is.
Spelen de van roof levende
maal
gere-
zij
aanwezigheid in die streek hangt geenszins
dieren al of niet aanwezig
schadelijke
de
wellce
omdat
kunnen voorkomen; want
geld in matig getal in eene streek
hunne
dit zijn,
zij
gewoonlijk in
de van roof levende
te
dieren
algemeen een minder sterk voorttelingsvermo-
gen dan de diersoorten,
welke zich van planten voeden,
welke natuurlijk de vijanden onzer
kuituren behooren.
welke zich op bepaalde
Slechts die soorten,
tot
tijden tot groote
zwermen vereenigen, die dan bepaalde streken opzoeken, waar een zeker insekt in sterke mate zich vermeerderd heeft, slechts die soorten kunnen ook wanneer eene plaag reeds
is
ingetreden, iets van beteekenis daartegen uitrichten.
Zoo de spreeuwen.
In den nazomer van 1892, toen in ver-
schillende streken van
Overijsel,
Gelderland, Utrecht
en
Noord-Brabant de melde- of spurrierups {Mamestra Chenopodii) zich in groeten getale op de spurrieakkers vertoonde,
streken op onderscheiden plaatsen de spreeuwen in groote
vluchten neer en ruimden de rupsen zoodanig op, dat de plaag niet veel meer
te
beteekenen had.
Toen in 1895
in de
Geldersche en Utrechtsche zandstreken de gestreepte dennerups gCAveldige verwoestingen
aanrichtte,
kwamen
groote
koppels spreeuwen in de aangetaste bosschen het mos om-
woelen
om
plaatselijk,
er de poppen uit te halen, waardoor, althans
de
plaag een volgend jaar zeer
getemperd
—
Richard Hess (2) meldt omlrent de werkzaamheid
\verd(l).
spreeuwen
der
—
83
het
volgende
het
In
«
:
boschdistrikt
Schleissheim (Beieren) ruimden deze vogels in een door de
dennenspinnerrups in sterke aangetast bestand binnen O
tot
8 dagon zooveel van deze rupsen op, dat weldra geen rups of
pop meer neer
zij
te
in
't
ontdekken was.
»
En
dat de spreeuwen,
wan-
najaar in groote troepen over de velden vliegen,
soms op zekere terreinen het aantal slakken {Limax
ar/resliü)
zoodanig doen verminderen, dat aan de plaag een eind wordt
gemaakt,
mag algemeen bekend worden
Maar van
het zou
moeilijk
roof levende dieren
geacht.
meer voorbeelden van
vallen,
noemen, die aldus ook
te
beëindigen eener plaag eene rol spelen. deze
van
dieren
eener
plaag,
maar
soort
eenmaal
in
groote
beteekenis
spelen,
zij
grooten
belangrijke rol meer.
als
getale
In
"t
bij
liet
algemeen
zijn
het
bij
voorkomen
eene schadelijke dieropgetreden,
is
^^eewe
Als de veldmuizen zich eenmaal zoo-
danig heb])en vermeerderd, dat de grond door hen geheel
is
doorwoeld en dat men haast ^een' voet kan neei'zetten zonder op eene muis
meer oC
te
trappen,
—
dan helpt het
uilen, buizerden en
niet zoo heel veel
andere roofvogels, of kraaien
en meeuwen, of vossen, bunsings,
hermelijnen en wezels die
honderden komen
Geheel anders gedragen zich in de
huishouding der
er honderden
verslinden
duizenden in plaats.
;
want voor
—
natuur die organismen, welke in de schadelijke dieren parasiteeren.
Tot deze parasitische organismen
behooren de
sluipwespen en hare naaste verwanten, de parasietvliegen
(1) Deze voorbeelden van het nut der spreeuwen zijn ontleend aan Ritzema Bos, « Schetsen uit het leven der Vogels »; Amsterdam, van
den Broecke. 1897, bl. 42, enz. (2) Richard Hess, « der Forstschutz
.,
Bd.
I, bl.
192.
—
—
84
(Tachinarien), alsmede verschillende
zwammen
en bacteriën.
Sluipwespen en parasietvliegen leggen hare eieren op of aan het lichaam van rupsen of andere insektenlarven of van
poppen
Zwam-
hare larven parasiteeren in deze insekten.
;
men, die parasitair leven in schadelijke dieren,
zijn o.a.
E7n-
pusa radicans Bref en Jarlchium sphaerosperma, die in de Tarichiwn rupsen van het groote koolwitje woekeren,
—
megaspermum,
—
tast,
de aardrupsen [Agrotis segeium) aan-
die
Tarichium Aphidis,
— Botrytis Bassiana, die
in bladluizen parasiteert,
die
de roode houtrups doodt,
o. a.
—
Botrytis tenella, die groote sterfte onder de engerlingen doet
Bacteriën kunnen ook als verdelgers van schade-
intreden.
dieren optreden
lijke
genoemde
;
zoo veroorzaakt eene bacterie (de zoo-
« Loefflersche bacil
veldmuizen
muizentyphus
(«
oorzaakt de
« flacherie »
eene
»)
epidemie onder de
eene andere bacterie
»),
De parasieten weden
zich niet slechts met de lichaams-
sappen van de dieren, in welke
zij
En daar hun
bestaan dus aan dat van hunnen hospes gebonden zich
maar
zich ophouden,
vinden in deze ook hunne woonplaats.
men
ver-
der nonrups.
is,
zij
geheele behoeft
er niet over te verwonderen, dat de parasieten in
de keuze van dezen hospes zeer kieskeurig
zijn.
De larven
van sluipwespen en parasietvliegen kunnen
niet in
't
lichaam
van een volwassen insekt leven, omdat daarin geene reservestoffen
voorhanden
zijn
;
de parasiteerende larve zou dan de
organen van den hospes moeten aantasten dooden, vóór
zij
zelve volwassen was.
en
zou dezen
Eene sluipwesp
of
eene parasietvlieg moet dus voor het leggen van hare eieren
waarin
een insekt uitkiezen, dat in den
tijd,
wassen insekt
van larve of van pop ver-
keert
(1).
(I)
Er
is,
in den toestand
zij
zeh^e vol-
Alle insekten, die volwassen dier zijn op het
zijn
ook sluipwespen,
die
tijd-
in insekteneieren parasiteeren.
— stip,
waarop eene zekere
8.-.
soort
—
van sluipwesp in den volledig
ontwikkelden toestand verkeert,
om
twijfelachtige voorrecht,
sluipwesp
fungeeren.
te
zijn
dus uitgesloten van het
hospes van die soort van
als
— Ook kan eene groote sluipwesp-
larve natuurlijk niet in een' kleinen hospes leven;
kan een parasiet, die langen
voor
tijd
zijne
evenmin
ontwikkeling
iioodig heeft, leven in een' hospes, die in korten tijd
volwassen
Eene vrouwelijke sluipwesp met korte legboor kan hare
is.
inwendig in
leggen in rupsen of larven, die
eieren niet
boomstammen leven; alleen sluipwespen met zeer lange legboor kunnen dergelijke insektenlarven bereiken. De
—
lichaamssappen van den hospes moeten niet
weefsels en slechts de
zijn.
voedende stollen bevatten, die de parasiet noodig
maar ook geene
heefl,
stoffen,
welke schadelijk voor hem
— En
komt
zoo
het dan dat de sluipwespen en hare naaste
verwanten (Evaniiden, Braconiden, Chalcididen en Pteromalinen), evenals de parasietvliegen,aande aanwezigheid van
ééne enkele, of althans van slechts weinige insektensoorten
gebonden
zijn;
en zoolang de insektensoort, die als hospes
van eene bepaalde soort van parasieten fungeert, slechts in gering aantal aanwezig in
kunnen ook deze parasieten
is,
Maar de sluipwespen
overmatig groot aantal optreden.
en parasietvliegen
mogen.
In
't
niet
bezitten een krachtig voortplantingsver-
algemeen
is
het voortplantingsvermogen van
de parasieten grooter dan dat van de insekten, waarin hunne larven
zich
ophouden.
nu
Zoolang
in zekere
hospes niet dan in gering aantal aanwezig
de daarin parasiteerende niet
sluipwespen en parasietvliegen
dan in gering aantal aanwezig
ontbreken
zij
streek de
kunnen ook
is,
daar geheel en
al.
zijn;
gewoonlijk
Maar zoodra,
zelfs
ten gevolge
van gunstige omstandigheden, de hospes in groeten getale optreedt,
kunnen ook de
parasieten,
—
't zij
dat
zij
daar reeds
— in geringen getale
aanwezig waren of dat enkele exemplaren
van elders kwamen aanvliegen,
Nu
komen. zij
—
SB
toch vinden
—
vermeerdering
tot sterke
van de insektensoort, waarin
zij
En
hare eieren kunnen leggen, exemplaren in overvloed.
zoo heeft het in
massa's optreden
van de eene of andere
insektensoort doorgaans van zelf de vermeerdering van in haar levende parasieten ten
Treedt een vol-
gevolge.
gend jaar de hospes in nog grooter aantal op,
dan neemt
ook het aantal parasieten naar verhouding nog sterker en ten die in
slotte
de
toe;
kan men nog nauwlijks insekten meer vinden,
hun inwendige
een of meer parasieten logeeren.
niet
Uit het bovenvermelde volgt,
sluipwespen en
dat de
hare verwanten, alsmede de parasietvliegen, in de huishou-
andere rol spelen dan de van
ding der natuur eene geheel roof levende dieren.
Zij
kunnen
zooals deze,
niet,
insektenvermeerdering voorkomen; want
daarvoor
Maar
gewone jaren hun aantal veel
te
gering.
wél eene plaag, die eenmaal
is
uitgebroken,
De van roof levende dieren
den.
de parasilische
len,
zijn de
zij
eene is
in
kunnen
doen ophou-
voorbehoedmidde-
organismen de verdel gingsmiddelen,
die de natuur zelve oplevert
tot bestrijding
van schadelijke
dieren.
Wat
boven van sluipwespen en parasietvliegen werd
gezegd, geldt in nog sterkere mate van in schadelij ke diersoorten parasiteerende
kieskeurig op hunnen
eens
van
zwammen
zelf.
leven
:
Zij
zijn,
wel in den juisten graad van concentratie; stoffen bevatten; de parasiet
lichaam van het dier kunnen binnendringen.
vermeerdering der grooter
spreekt
deze moeten dus de noodzakelijke voedende stoffen
bevatten, en
't
hospes moeten
Dat deze even-
moeten in de lichaamssappen van dien hospes
moeten geene schadelijke in
en bacteriën.
is
dan
zwammen
die
zij
moet
Daar de
en bacteriën nog oneindig veel
der sluipwespen
en parasietvliegen,
— maken de eerstgenoemde
—
87
nog veel korteren
parasieten in
een einde aan de plaag dan de laatstgenoemden.
tijd
Hebben
de parasitisch levende insekten doorgaans een twee-, drie- oC
om aan eene plaag een einde te maken, zwammen en bacteriën kunnen dat, onder
viertal jaren noodig
de parasitische
weken
gunstige omstandigheden, in enkele
Maar alleen Zwammen en
omstandigheden dan
uitwendige
Om
insekten.
zwammen
de
Het mycelium van deze
nemen.
doen.
onder voor hen gunstige omstandigheden bacteriën toch zijn in hare vermeerdering
afhankelijker van
veel
parasitische
of dagen
leeft in het
voorbeeld
Ie
lichaam van bet
buiten en zonderen
insekt; de conidiöndragers treden naar
daar hunne duizenden conidion
als
Deze worden door den
af.
wind overal heen verbreid; zoo vallen er ook vele neer op Kiemen insekten, die tot dusver nog niet waren aangetast. daar,
zij 't
dan dringen de Iviemdraden
Maar om
insekt binnen.
eene
in
het lichaam van
kiemen, hebben deze conidiën
te
zekere temperatuur en een zeker watergehalte der
lucht noodig. Zijn deze voorwaarden vervuld, dan kan de zwamepidemie onder de bedoelde insekten zich zeer snel uitbreiden; zijn echter die voorwaarden niet vervuld, dan
komt er van zoodanige uitbreiding dering van de bacteriën
waarden gebonden.
is
niets.
in sterke
Ook de vermeer-
mate aan bepaalde voor-
Zoo komt het dat de sluipwespen en
parasietvliegen, die in hare vermeerdering niet zoo zeer
bepaalde uitwendige invloeden afhankelijk als
natuurlijke
zwammen
De beteekenis van de
bij
terwijl
de
en bacteriën, die overigens sneller werken, in
rende organismen
dan
meer zeker
bestrijdingsmiddelen werken,
hare werking loisselvalliger
ter
zijn,
van
is
in
't
zijn.
in schadelijke dieren parasitee-
algemeen
bij
de houtteelt veel groo-
de andere takken van bodemkultuur.
Vrucht-
wisseling en geregelde bodembewerking toch zijn oorzaak,
dat
den akkerbouw en
bij
vele takken van den
bij
dezelfde diersoort zelden op
hare schadelijke werking uitoefent. de ooftboomteelt althans
bij
is
den boschbouw en
—
— gewoonlijk ook niet van bodem-
Maar nu wordt
bij
meer intensieve tak van kuituur van schadelijk gedierte nog tegengegaan,
Bij
van vruchtwisseling geen sprake, en
den boschbouw
bewerking.
tuinbouw
zelfde terrein jaren achtereen
't
de ooftboomteelt, die een is,
de sterke vermeerdering
al dikwijls
op verschillende wijze
door rupsennesten vernielen, door bespui-
bijv.
tingen, door afkrabben
van de schors der stammen, door het
bestrijken der stammen met de eene of andere stof, door aanwending van insektenvangbanden en lijmringen, enz. In 't algemeen zal het dus m de bosschen verreweg het
meest voorkomen, dat eene insektenplaag eenige jaren ach-
en
tereen duurt;
daar regel, dat eene insekten-
zelfs is het
Wanneer
plaag niet in één jaar afloopt.
toch door den eenen
of anderen invloed (bijv. door gunstige weersgesteldheid of
door
ontbreken
't
van
voldoend aantal natuurlijke
een
vijanden uit de groep der van root levende dieren) in een
bosch van de nakomelingschap van de eene of de andere schadelijke diersoort een grooter procent in leven
blijft
dan
gewoonlijk het geval was, dan zullen de omstandigheden
voor die
moeten
diersoort
zijn,
het
volgende jaar
volgend jaar
nakomelingen opleA^eren;
óók alweer
Nemen
zéér ongunstig
zullen de vele in het bosch aanwezige insek-
ten niet een
dit
al
't
geval
weer een nog grooter
aantal
een daarop volgend jaar
en
zal
zijn.
wij als voorbeeld den plahher {Liparis dispar).
Deze legt minstens 300 eieren stellen wij, dat
;
soms wel 400.
Veronder-
door gunstige omstandigheden alle nakome-
lingen gespaard blijven, dan zal één wijfje in
't
volgende
jaar opleveren 300 nakomelingen, waaronder 150 wijfjes; het volgende jaar zullen aan kleinkinderen van bet eerst-
—
SV)
— X
bedoeldewijljü aanwezig ziJu loO
X 3m =
kinderen 22.50()
rende eieren slechts 10 't
4o.(X)(),
waamn-
(1.750. 000.
Veronderstellen wij evenwel dat
in
-
cMKJ
het daaropvolgende jaar aan achterklein-
dei' 22.5(.)0 wijfjes;
'^l^
van de overwinte-
overblijven, dan levert een wijlje
volgende jaar aan kinderen 30, in het daarop volgende
jaar aan kleinkinderen 15
X
'-^^
=
450, in het
volgende jaar aan achterkleinkinderen 225
X
weer daarop
30
= 6.75().
(Towoonlijk nu zal de werkelijke vermeerdering nog voel
minder bedragen dan
dersteld
rupsen,
;
want
niet slechts
in
het laatste geval
werd veron-
van de eieren, maar ook van de
poppen en vlinders worden elk jaar een groot
aantal door van roof levende dieren gedood, terwijl er soms
ook velen door ongunstig weer worden vernield, en som-
mige wyfjes
niet
bevrucht raken.
Nooitzal hetgoheurcn, dat cenige jaren langaZ^é? nakomelingen in leven blijven, zoodat het geval dat een wijfje na
3 jaren
tjjds
0.75O.(K)0
zich nooit voordoet.
nakomelingen
Maar
zal
hebben opgeleverd,
toch laat zich uit de aangegeven
getallen gemakkelijk afleiden,
dan een paar voor de plakkers
gunstige jaren, zelfs reeds één enkel gunstig jaar, wanneer de
omstandigheden
in
volgende jaren niet al
ongunstig zyn,
te
noodwendig eene steeds sterkere toeneming van het aantal plakkorrupsen ook in volgende jaren ten gevolge moet hebben.
De ervaring
leert
dan ook dat eene rupsenplaag
in een
bosch geregeld eenige jaren achtereen duurt.
Vooral voor naaldlioutbosschen kan zulks hoogst noodlottig
zijn.
Een loofhoutbosch, dat
gevreten wordt, blijft
in
dan ook
is
liet
normale jaren
reeds in den
in
'l
voorjaar kaal
zomer weer bebladerd,
al
bladerendak dien zomer minder dicht dan ;
en een volgend jaar heeft het weer
z|jn
Maar daar de naaldboomen hunne naalden meerdere jaren lang behouden onze gewone normale getal bladeren terug.
—
—
90
—
grove den behoudt ze driejaar lang die kaalgevreten
maal neer tijd
is,
getal naalden hij niet,
't
gestorven
— zal
een naaldboom,
eerst na een zeker aantal jaren zijn nor-
weer terug hebben bekomen,
geen meestal het geval
— wan-
reeds vóór dien
is,
is.
In een naaldhoutbosch zal dus het in massa's optreden,
eenige jaren achtereen, van een of ander schadelijk insekt hoogst
noodlottige gevolgen
kunnen hebben.
Het
is
dus
van het allerhoogste belang, dat gewoonlijk aan die vermeerdering in volgende jaren door parasieten een eind wordt
gemaakt.
Een
had zich de gestreepte
twaalftal jaren geleden
dennenrups [Trachea piniperda) bosch vermeerderd.
sterk in het Edesche
vrij
In de eerste helft van Juni hoorde ik
van die vermeerdering; maar door bijzondere omstandigheden kon ik er eerst een vreterij
was
1
i
dagen
toen geheel tot staan
De
later heengaan.
gekomen
;
tallooze
doode
rupsen lagen op den grond of kleefden aan de naalden en de twijgen vast.
Een nader onderzoek leerde
mij, dat
zij
allen
gedood waren door de zwdLm Entomophthora Aulicae, die
gedurende het regenachtige weer van de maand Juni sterke vermeerdering
was gekomen.
Juist
bij
tot
de gestreepte
dennenrups heeft men het plotseling ophouden eener plaag door de inwerking van den genoemden parasiet herhaalde-
waargenomen (1). Maar ook komt hetzelfde dikwijls voor. lijk
bij
andere rupsenplagen
In het door mij aangehaalde geval
werd de dennenrup-
senplaag reeds in het eerste jaar van haar optreden beëindigd, en
werd dus
In zoo'n geval
is
niet eens belangrijke schade aangericht.
de werking van de parasitische
(1) Judeich und Nitsche, insekteukunde ", II, bl. 934.
"
zwam
eene
Lehrbuch der mitteleüropaischen Forst-
.
— uiterst nuttige; jauiiner
ring alleen
tot
stand
01
—
maar, dat hare sterke vermeerde-
komt
eene bepaalde weersgestel-
bij
heid
Langzamer maar
zekerder werken
de parasitische
Een paar
insekten, nl. de sluipwespen en parasietvliegen.
mogen
voorbeelden van de beteekenis dezer parasieten
hier
volgen. In de jaren 1854
en 1855 veroorzaakte de reeds boven
genoemde gestreepte dennenrups en Utrecht groote
schade.
in de provinciën Gelderland
In
Gelderland werden 2270
hektaren dennenbosch aangetast, en van deze werden 085 In 1856 echter
hektaren geheel vernield. enkele dennenrups meer
te
vinden.
D*"
was
bijkans geene
Brants(l) en M"" H.
Verloren van Themaat (2) hebben toen een onderzoek ingesteld
naar de oorzaak van de sterfte onder de in zoo groeten
Reeds
getale aanwezige rupsen.
dat van de 50 rupsen, die
hij uit
in 1854
bevond
D""
Brants,
bet bosch « den Plakdel »
meenam, er o5 door larven van parasietvliegen
waren
bewoond.
De in
dooi- parasietvlieglarven
bewoonde rupsen kruipen
en onder hel mos of strooisel weg, dat den
bedekt.
Daar vreten zich
de larven door
woudbodem
de rupsenhuid
naar buiten, en veranderen zich buiten het lichaam van de rups binnen hare eigen larvehuid in eene pop.
Verloren (3)
heeft in de
hoeveelheid van deze
«
De Heer
Utrechtsche bosschen eene groote
poppen onder het mos vergaard.
(1) Dr A. Brants, « Iets over de verwoestingen in de denneiibosschen op de Veluwe », in « Vaderlandschc Letteroefeningen », 1854,
n" 11. {2) iM"" H. Verloren van Themaat, < Bijdragen over de schadelijke rupsen der dennenbosschen », in ^ Berigten en Mededeelingen door het Genootschap van Landbouw en Kruidkundc te Utrecht 1855. (3j Aanhaling uit D"" J. Wttewaall, « Volksleesboek over schadO' lijke en nutti{;e insekten » (1864), bl. 127. •>,
en daaruit circa
4000
vliegen
verkregen, die
Van
Tachina gldbrata behoorden.
de soort
had
in 1844 verzameld,
Snellen van
een duizendtal
allen
tot
de poppen,
aan den
Heer
daaruit
heeft
en 356 wijfjes (van de zelfde soort) verkre-
zamen 944
te
hij
VoUenhoven gezonden, en deze
588 mannetjes gen,
—
02
vliegen.
werd de opmerking
Hierbij
gemaakt, dat eerst niets dan mannetjes uitkwamen en later
nagenoeg «
alle
vrouwelijke vliegen.
Die waarneming werd door den Heer Verloren her-
haald met vliegenpoppen, in 1855 verzameld, en door
hem
werden toen 1414 mannelijke en 1251 vrouwelijke voorwerpen verkregen, ....
1856
«
te
zamen
'
alzoo 2665.
Het was dus geen wonder, dat de dennenrups in
de zeldzaamheden behoorde, en daar
tot
het ver-
bij
meerderen van het aantal vliegen de rupsen zooveel ijveriger door de vliegen opgezocht
van
zelf,
«
werden, zoo spreekt het
dat er ten laatste geene rups
zich tot vlinder
te
meer
overbleef, die
kon veranderen.
Behalve de 4000 stuks Tachina glabrata, verkreeg de
Heer Verloren
uit
de poppen van de gestreepte dennenrups
nog een paar andere soorten van vliegen, en voorts 289
wespen
in 7 soorten,
sluip-
benevens 3 soorten van parasietsluip-
wespen, waarvan er een zich van de maden
der Tachina
gevoed had(l).
Ned Entomologische Vereeuiging bevindt manuskript van M' H. Verloren, waaruit Wttewaall in zijn bovenaangehaald « Volksleesboek het volgende ontleent Bij den Heer Verloren zijn uitgekomen (1)
In het Archief der
zich een
<•
:
:
A.
—
Sluipwespen.
Pterilitus albitarsis
Anomalon xanthopiis Anomalon unicolor Banchus compressus Ichneumon nigritarius
7 stuks. 36 » 12
»
150
»
1
»
.
.
— «
;
—
03
De vernieling van de gestreepte dennenrups werd dus nagenoeg alleen door de parasietvliegen bewerkt
in ons land
en de sluipwespen hebben hier een zeer ondergeschikt aandeel
genomen. «
omgekeerde werd
Juist het
nomen, waar gebracht,
in Duitschland
die rupsen door sluipwespen tot staan
en voor een'
tijd
waarge-
werden
uitgeroeid.
plaatselijk
Aan
Ratzeburg waren 2i soorten van sluipwespen bekend, die gestreepte dennenrupsen voortgekomen
waren
Reeds vroeger had ik de gelegenheid, in (zie
Jaargang
III,
uit
».
dit Tijdschrift
1897, bl. 104 en 105) te wijzen op de rol,
die de sluipwespen
ten
opzichte
van de dennenknoprups
{Retinicytarionana) spelen. Volgens door mij toen opgedane ervaring, duurt de knoprupsplaag in een jong dennenbosch
gewoonlijk vier jaren, en houdt
zij
dan weer op, ten gevolge
van de overmatig sterke vermeerdering van
sluipwespen.
Uit eene groote menigte door knoprups uitgevreten dennen-
knoppen, die ik in
voorjaar 1897 door de vriendelijke
't
tusschenkomst van den Heer H. ontving,
plaren
kwamen
uit
:
J.
Lovink
uit
Noord-Brabant
35 turionana vlindertjes, 371 exem-
van de sluipwesp Glypta resinanae en 18 andere
Er bleken dus 92 "/o van de aangetaste knoppen QQQW turionana meer, maar eene sluipwesp te bevatten
sluipwespen.
zoodat veilig icon
worden gezegd,
dat het gedeelte van het
Ichneumon trucidatus lohncumon molanocostanus
—
B, Tachina glabrata
Tachina C.
—
?
71
«
2
«
40OJ
»
2
«
Vliegen.
spec
Parasiet-parasieten {sluipvoesperi) 1° Uit Banchus compressus :
Cryptus arrogans 3 stuks. Phygadeuon abdominator " 1 2' Uit de poppen van Tachina glabrata :
Phygadeuon ambiguus
7 stuks.
— bosch, in
't
94
—
waar deze knoppen waren geplukt,
het volgende jaar
geheel niet meer van turionana-rupsen zou
hebben
te
lijden.
In de meeste streken
tijd
met name waar
wordt gedaan,
kuituur vele
van Nederland, waar aan dennen-
woeste gronden
door
den
in
laatsten
dennenkultuur
ontgon-
nen waren, heeft zich hetzelfde verschijnsel voorgedaan.
De dennenknopsrups,
die in verscheiden streken op onrust-
barende wijze het hoofd had opgestoken, begon het jaar 1897 veel
minder van zich
mige jonge bosschen,
waarmee
uitzag, herstelden zich in
te
om
doen spreken
en
bij
en som-
;
het aanvankelijk
ernstig
meerdere of mindere mate, hoewel
een niet onaanzienlijk getal zoodanig geruïneerd was, dat
moesten worden opgeruimd.
Het
schijnt,
dat in flien
zij
tijd
op vele plaatsen de sluipwespen successievelijk de plaag
Evenwel niet voor goed; want eenige begonnen, opnieuw weer het hoofd op te
overwonnen hebben. jaren later
is zij
De omstandigheid,
steken.
dat
men
in de laatste
jaren in
Nederland zooveel woeste gronden door middel van dennenkultuur
is
gaan ontginnen,
Waar men met waar dus
is
daaraan zeker niet vreemd.
oudere ontginningen
alleen herbebossching noodig
is,
te doen' heeft,
men
zoodat
minder terreinen met jonge bosschen van denzelfden bedekt vindt, daar
is
er
leeftijd
minder aanleiding voor overmatig
sterke vermeerdering van de dennenlotrups
;
daar zal het
dan ook, wanneer de bosschen eenmaal door sluipwespen
van een overmatig sterke vermeerdering van bevrijd, allicht veel langer
dit insekt zijn
duren eer het weer
tot
eene zoo
sterke vermeerdering komt.
Het gebeurt dikwijls dat een of ander schadelijk insekt uit
de eene streek in de andere wordt geïmporteerd.
luizen en eieren
Schild-
van vlinders kunnen gemakkelijk met de
I
—
05
—
boompjes, aan welker stammen, takjes of knoppen
zij
gezeten
naar geheel andere landen worden gevoerd; en
zijn,
klimaat daar voor
van het bedoelde
vermeerdering
de
Zoo
insekt geschikt, dan krijgt het daar vasten voet.
San José schildluis van
uit California
het
is
naar
New
de
is
Jersey en
naar vele andere van de meerOostelijk gelegen staten van de
Amerikaansche Unie overgebracht; en California
heeft dit
insekt naar alle waarschijnlijkheid aan Japan te danken.
Zoo
is
de Phylloxera of druifluis uit Amerika naar
de wijn-
bouwende streken van Europa verhuisd. Zoo is de plakker [Liparis dispar) uit Europa naar de Noord-Oostelijke staten van de Amerikaansche Unie gekomen. Zoo is ook de Hessische
mug
{Cecidonii/ia destructor)
met stroo van tarwe en
rogge over allerlei landen verbreid geworden.
Nu
ziet
men
waar-
dikwijls, dat een insekt in het land,
heen het verbreid
en vasten voet heeft gekregen, veel
is
meer nadeel doet dan Dat kan soms liggen
in
zijn
in
de
oorspronkelijke vaderland.
omstandigheid dat
het
in
nieuwe land andere soorten van gewassen worden geteeld, die
van den aanval van
de soorten, zoo
is
die in
't
meer
insekt veel
oorspronkelijke
't
dan
lijden
vaderland groeien;
de Phylloxera veel schadelijker in Europa dan
in
Amerika, omdat de Europeesche wijnstok veel gevoeliger voor den aanval van ten.
—
standen streek,
Soms kan
dan de Amerikaansche soor-
het liggen
Wanneer
:
dit insekt
bijv.
waar de ooftbouw
is
een zeer
andere economische
in
of
ander insekt
intensief
uit
toe-
eene
wordt gedreven,
delijker
waar eene meer zwang is, dan zal zij daar veel schaworden; want de gelegenheid om er voort te Avoe-
keren,
is
wordt getransporteerd naar eene streek, extensieve kuituur in
luis
veel grooter.
[Mytilaspis
streken van
Zoo doet de mosselvormige
pomorum
Amerika
veel
of
M.
schild-
conchaeformis) in
meer schade dan
bij
vele
ons en in de
~
96
—
meeste andere landen van Europa. het
—
liggen in de omstandigheid, dat
Maar soms ook kan ')net
het schadelij kke
insekt niet tevens de daarin levende parasieten zijn getrans-
porteerd.
Het bewuste insekt vermeerdert zich dan in
nieuwe woonplaats ongestoord,
—
tot eindelijk
soms andere
zwammen
zich aan het
parasitair levende insektensoorten of
leven in het geïmporteerde insekt
Zoo
is
het gegaan met den
zijne
zijn
gaan accomodeeren.
plakker {Liparis dispar), die
te
kwader ure in Amerika werd geïmporteerd (1), en zich in sommige van de Noord-Oostelijke staten der Unie zoodanig heeft vermeerderd, dat
den,
hij
eene ware landplaag
bepaaldelijk in Massachusetts,
waar
men
is
gewor-
zelfs
een
Gypsy moth department » heeft ingesteld, dat zich onledig houdt met de studie van de leefwijze en de bestrijding van dit insekt, 't welk in Europa wel in somafzonderlijk «
mige streken nu en dan schadelijk optreedt, maar toch in het oude werelddeel volstrekt niet tot de
allerschadelijkste
diersoorten behoort (2j.
(1)
De plakker werd door
Trouvelot, die in 1869 nabij Glenwood
Station van den Medford tak van de Boston and Maine Railroad woonde,
Amerika ingevoerd, bij gelegenheid van proeven, welke hij toen nam met de teelt van zijderupsen en van andere rupsensoorten. Van het in
bewuste insekt, eerst door hem binnenhuis gekweekt, ontsnapten eenige exemplaren maar eerst in de jaren tusschen 1879 en 1889 kwam deze vlindersoort tot zoo sterke vermeerdering, dat de aandacht er meer algemeen op gevestigd werd. (2) In 1896 verscheen te Boston een werk van Forbush en Fernald, getiteld - The Gypsy moth; a report of the work of destroying the insect in the commonwealth of Massachusetts, together with an account of its history and habits both in Massachusetts and Europe ». In dit werk worden ook(bl. 375-378) de parasieten opgesomd, die men in Amerika uit den plakker heeft opgekweekt; en uit eene vergelijking van deze met die, welke hetzelfde insekt in Europa aantasten, blijkt, dat het al te gader andere soorten zijn. Het is dus wel zeker dat in de eerste jaren de Gypsy moth in Amerika niet door parasieten is aangetast geworden; en dat eerst in den loop der jaren sommige Amerikaansche soorten van sluipwespen zich aan het leven in den plakker zijn gaaa accomodeeren. ;
— Aan
't
slot
97
—
van deze algemeene beschouwingen geko-
men, wil ik nog eens herhalen dat de van roof levende natuurlijke vijanden der schadelijke dieren in de hand der natuur gewichtige voorbehoedmiddelen tegen de vermeerdering van deze schadelijke dieren zijn, terwijl de parasitische
organismen door hunne vermeerdering aan eene plaag, die reeds
is
ingetreden, een einde
kunnen maken. daarvan
De praktische gevolgtrekkingen
zijn
deze
:
weg
1°
dat het ons streven moet zijn, te trachten de oorzaken
te
nemen, die de vermeerdering der van roof levende nuttige
dieren zouden
2° dat wij
kunnen tegenhouden; en
moeten onderzoeken, of het
niet
mogelijk zou
zijn,
zullen bij
het
heerschen van de eene of andere door schadelijke dieren veroorzaakte plaag, parasieten van deze dieren te brengen
op het terrein,
waar de
laatsten
hunne schade teweeg
brengen, In volgende hoofdstukken zullen wij natuurlijke vijanden onzer
de belangrijkste
schadelijke dieren
uitvoeriger
bespreken, en daarbij nagaan, welke voor de praktijk belangrijke maatregelen ons de kennis
van de natuurlijke vijanden
der schadelijke dieren aan de hand zou kunnen doen.
Amsterdam, 2 Mei 1904. J.
RiTZEMA Bos.
JEAN SOUHEUR, Antwerpen Fabrikant van minerale producten.
—
—
Gekristalliseerde koolzure Mineraal wit. Asbestinc of amiante in poeder. Mika. Mangaan in poeder. I''eldspath. China Clay (Koalin). kalk. Zwavelzuur barium. Fluorspath. Silicatine (calorifuge). Potlood of graphiet. (xeprecipiteerde zwavelzure kalk. — Talk van Venetië en v:in Frankrijk. Puimsteen in stukken en in poeder. Plastische aardsoorten.
—
—
—
—
—
—
—
ALGEMEICN AGENT
-
— —
— —
voor het verkoopen van steenen en platen van kunst-
dienstig voor het maken van wanden, zolderingen (plafonds), vonten en afsluitingen van allen aard, b. v. voor de afscheiding van vochtige, koude of warme lokalen en voor het bckleodcn van ketels en dergelijke toestellen.
inatigeo Tuf,
FOSTITE! Het Fostite-Poeder en de Fostite-Pap zijn de beste middelen voor de behandeling der ziekten van den W./Jnstok, de Tomaten, de kardappelen, de Rozen, de Bloemen, enz,, en vernielen al het ongedierte van de planten, zonder de planten te schaden. Deze producten zijn aanbevolen door M. C. ANGENOT, doctor in wetenschappen, leeraar van praktische scheikunde aan het handelsinstituut te Antwerpen; M. MEES, algemeen bestuurder van « La Roseraie Beige - te Jette Saint-Pierre M. A. DE SMEDT, onderpastoor te Saint-Pierre-Cappelle bij Edingen; M. S. JACOBS, pastoor te Hellebecq (Hain) ; M. F. CL.\REBAUT, pastoor te Moerbeke bij Geeraardsbergen. Mijne producten zijn gebruikt in de openbare tuinen te Berlijn, in de Koninklijke tuinen te Stuttgart, in de vermaarde Palmengarten te Frankfurt a/M., door de " Raffeisen-Instituts te Straasburg, enz. Het officieel verslag van het Instituut voor plantenphysiologie en plantenziekten te Berlijn, zegt dat FOSTITE er met goeden uitslag is aangewend geworden 3n dat men het zich ieder jaar met voldoening herinnert. Daarenboven is de FOSTITE aanbevolen ia Zwitserland door de comiteiten voor 'het planten van den wijnstok en bijzonderlijk door het comiteit van Zurich. Kostelooze toezending van de brochure met uitleggingen aan ieder, die ze vraagt aan :
;
W JEAN
SOUHEUR,
PN EU
Antwerpen.
SLUITING W A T ISCHE HERCULES Fabrrikkmkrk
(Gebreveteerd)
:
^^^
DOOR MIDDEL
OF VAN HET
^
ÜN
SiP
DEN BAIN-niARIE
UITPOMPEN DER LUCHT.
(-v^aterbad)
(1)
.;
I
Gesloten glas.
Eenig systeem dat de conservedoozen en jl
Eli
alle
andere potten en
glazen, zoowel voor vloeistoffen als voor vaste lichamen, luchtdicht
'^ en
werktuigelijk sluit. Groote spaarzaamheid van werk en stof. Gemakkelijke en'geheel gewaari)orgde toepassing door het waterbad „f ijg^ verdunnen van de lucht. Dit sluitingssysteem is aangenomen door de l)ijzonderste conservefabrieken van de wereld. Fig. 1 stelt een definitief gesloten flesch voor üg. 2 de flesch vóór en fig. 3 na de bewerking. Voor meer inlichtingen, het toezenden van stalen en de vergunning voor den verkoop van* '
(2) Vóór de bewerking,
;
lit
product, zich te
TE^^IV
wenden
tot
SOUHEU R, ^5k.iit^verpeii
i
Oelgrië).
Phytopathologisch Laboratorium
WILLIE COMMELIN SCHOLTEN
te
Amsterdam
KN Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te Gent.
TIJDSCHRIFT OVEK
PLANTENZIEKTEN ONDER REDACTIE VAN
Prof.
Dr.
J.
'RITZEMA BOS,
Directeur van het Phytopathologisch Laboratorium Willie
Commelin Scholtcn
te
Amsterdam.
TIENDE JAARGANG, Vierde aflevering.
GENT,
BOEKHANDEL
J.
1904.
VUYLSTEKE.
,
INHOUD. D"^
—
Over Aphis padi L Schouteden. Balk "Wz. — Iets over 't gebruik van Bordeauxsche pap
99
W™
in vruchtentuinen
die
J.
104
— Een tweetal
Ritzema Bos.
J.
geen middelen
middelen tegen aardvlooien, 108
zijn
Eitzema Bos.
— Proefnemingen
omtrent de bestrijding van het stengelaaltje ( Tylenchus devastatrix) en het bietenof haveraaltje {Hetei^odera Schachtii).
110
I.
Inleiding
II.
Rappor i over het proefveld ter opsporing aaltje;
J. J.
in
den Nieuwlandschen polder
van bestrijdingsmiddelen tegen het stengel-
1904 (door J. Oortwijn Boljes en J. Ritzema Bos)
Ritzema Bos, — Ritzema Bos. —
Koolrupsen op kool Korte niededeelingen
115 124 125
NEDERLANDSCHE PHYTOPATHOLOGISCHE VEREENIGING. Ingevolge
de
een
Nederlandsche
besluit,
genomen
phytopathologische
in
vergadering van
de
Vereeniging
gehouden
te
Amsterdam op 9 Maart j. 1., wordt voortaan aan de donateurs van voornoemde vei-ccniging een exemplaar van dit Tijdschrift <'
over plantenziekten
"
gratis toegezonden.
RITZEMA BOS,
D'- J.
Voorzitter.
Wageningen ^^ Haarlem -'^
,
D--
H.
J.
CALKOEN,
^^'^'^
Secretaris.
Phytopathologisch Laboratorium
WILLIE GOMMELIN SGHOLTEN
te
Amsterdam
K.N
Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
Gent.
te
Tijdschrift over Plantenziekten ONDER REDACTIE VAN
Prof. D'
Tiende Jaargang.
— 4«
J.
RITZEMA BOS. October 1904.
Aflevering.
OVER APHIS PAOI
De
Bladluizen,
men
gelijk
L
weet,
vertoonen
dikwijls
verschijnselen van migratie, dit wil zeggen dat de verschillende generaties,
welke van het stichtende wijfje of de moederluis
den sexueelen vorm leiden, niet soort leven
om
plant,
;
alle
tot
op eene zelfde planten-
de bladluizen trekken des zomers naar eene andeiv
later
op het eerste substraat terug
Het bestaan van zulk een trekken Bladluizen bekend,
maar
den voUedigen cyclus
:
in de
te keeren.
is bij
een groot getal
meeste gevallen kent
men
niet
zoo heeft men vastgesteld, dateene soort
regelmatig des zomers van de plant verdwijnt, waarop ze tot
dan toe /oog, maar men weet niet wat er van haar ondertusschen Gevallen, waar
wordt.
men
eene volledige kennis der ontwik-
keling gewonnen heeft, zijn nog heel weinig talrijk daar de waar,
neming der onderscheidene generaties dikwerf een aanzienlijken tijd,
en lange en moeilijke opzoekingen vergt.
Als voorbeeld
van dien aard, wijs ik op de schoone onderzoekingen van Th.
Pergando naar den levenscyclus van twee Amerikaansche Bladluizen
sus,
:
IIo7^maphis hamanielidis en Hamamelistes spino-
waarvan
hij
ons eene,
juistheid der w^aarnemingen,
gegeven.
door hare bepaaldheid en de
merkwaardige beschrijving heeft 7
—
lUO
—
Tot in de laatste jaren zou niemand eraan hebben,
verband
te
tusschen
zoelven
de twee
gedacht
Bladluizen,
naam van Aphis
beschreven, de eene door Linnaeus onder den
padi, de andere door Fabricius onder dien van Aphis avenae.
Aphis padi
is
eene Bladluis,
tegen het einde des jaars op
welks bladeren
aantreft,
die
men
in
het begin en
den kriekelaar (trosvogelkers)
menigmaal op min
zij
kenmerkende wijze misvormt.
meer
of
Aphis avenae wordt des
zomers op verscheiden grassoorten gevonden, waarop
soms
zij
verschillende misvormingen veroorzaakt, welke ik elders heb
aangeduid
Les Aphidocécidies paléarctiques
«
(zie
",
in
Ann.
Soc. Ent. Belg., 1903).
Men
wist niet
wordt; zoo
wat
was ook de
van A. avenae onbekend
cj^clus
aan zijnen oorsprong en aan aphidoloog, H.
zomers van Aphis padi
des
er
Kessler te Kassei,
F.
wikkeling van A. padi op
Een uitstekend
einde.
zijn
had de gansche ont-
Prunus X)ttdus
gevolgd, en zijne
waarnemingen hadden hem getoond, dat gedurende den zomer deze Bladluis dien
trekken. tot
boom
Hij volgde
om
naar eene andere plant
te
bij
haar
komen
ei
verlaat
haar van
uil
aan het ontstaan der trekkende gevleugelde
uit het
wijfjes, en
dan
van den terugkeer van andere gevleugelde wijfjes op den boom tot het eierl eggen.
brachten
hem
Zijne zoo
belangwekkende onderzoekingen
dus tot de vaststelling dat, wat betreft Aphis,
zoowel als de Schizoneura en Tetraneura er een trekken kan plaats hebben naar eene andere voedsterplant, gedurende ,
een tijdperk van den levenscyclus der soort, reeds belangrijk
voor
A
feit
—
,
maar
hij
kon
— een op zich zelf
niet daarstellen welke,
padi, deze tusschenplant was.
Het was
een Poolsch natuurkundige,
die
belangrijke
Russische werken over Bladluizen schreef, A. Nordwilko, die
op de
gedachte
kwam,
van A. jjadi zou
zijn.
dat
Aphis avenae de zomervorm
Hij kon,
inderdaad,
de Bladluis
van den
-
lol
op verschoidcno grassoorten zien
kriekolaar zich
vestigen en er zich ophouden; en later bemei'kte hij dat nieuwe
Aphiden op Pt'imus 2^(idus koloniëen van A. padi komen
maar
stichten,
A
.
hier
kon
rechtstreeks het overgaan van
hij niet
avenae op den boom
feitelijk vaststellen.
In de gelegenheid geweest zijnde, de opgaven van mijn'
geleerden Poolschen collega na hij
heeft
te
al wat
gaan, kan ik bevestigen
kunnen waarnemen en daar bij heb ik nog het overgaan, ;
tegen het einde des zomers, van de Bladluizen van het gras op
den kriekelaar kunnen volgen
Het
sluitend.
een
cyclus
een nieuw trekken, den cyclus
:
dus nu vastgesteld, dat er voor Aphis padi
is
gelijkend
bestaat,
bijvoorbeeld
aan
van
dien
Tetraneura ulmi, de Bladluis, die de galnoten van den olm of iep verwekt, en des
grassoorten
zomers op de wortels van verscheidene
zooals verschillende schrijvers hebben waar-
leeft,
genomen. Ziehier, in
doen
de naspeuringen, die ik heb kunnen
kort,
't
:
Ik
nemen,
begon Aphis padi in
Prunus padus waar
op
den kruid luin van Brussel, rond half April, een
tijdstip
waarop de Bladluizen nog betrekkelijk weinig
waren
:
het
talrijk
waren typische A. padi, tamelijk langwerpig,
van bleek groenachtige kleur, der
te
rugbuizen
donker,
het
bestoven,
licht
achterlijf
aan
de
het
uiteinde
basis
dezer
laatsten ecne
nog al groote oranjekleurige of geelachtige vlek een ander, ook uit vleugel-
vertoonend.
Op
looze
wijfjes
samengesteld,
(maar
niet grijs-bruinachtig, gelijk die
dit geslacht volgt
waargenomen). kende gevleugelde
met hunne bladeren
wat meer donkere kleur welke Nordwilko heeft
Deze wijfjes schenken het leven aan trekwijfjes,
afgestroopte
aantreft
van
:
die
welke men velletjes
in tamelijk groot getal
op
de
onderzijde
der
gevleugelden zijn van middelmatige
— Weldra
grootte.
verdwenen
Op
:
—
102
van het loof van Prunus
alle Bladluis
is
gebeurt in het begin van Juni.
dit
vond ik
ditzelfde tijdstip
Holcus en Poa, dan ook, hier gevleugelde
bij
toeval in oenen tuin op
den botanischen tuin op Triticum
in
w^ijfjes,
kleine koloniën van groenachtige
meer ontwikkelde koloniën, kleine
bladluizen barende, daar
gezelschappen groene Bladluizen bevattend, met eene oranjevlek aan de basis der
Ivleurige
alsmede andere
rugbuizen,
dikkere, met deze vlek minder afgeteekend.
Een proef van
besmetting van grassoorten door gevleugelden, zich dan op
Prunus Padus
bevindend,
gelukte ten volle
;
de jongen,
gelegd door de gevleugelden, zetten zich op de bladeren neer
gemak
en schijnen zeer op hun
aan diegenen welke
gelijk
luizen
vroeger op het gras had waarge-
ik
Op den kriekenboom
nomen.
weigoren
en
vast
niet
teruggebracht, zetten
te
zuigen
;
enz
,
waarop
de
op de grassoorten
er zich integendeel neer.
zij
Hordemn
hechten zich
geplaatst,
luizen ontwikkelen zich overvloedig,
bladeren van
overigens volkomen
zijn
zij
;
Deze Blad-
en misvormen soms de zij
leven
de produkten
;
van de generatie door de gevleugelde wijfjes gelegd, komend
van
Prunus Padus,
zijn identisch
Aphis avenae Fabr.
avenae
Dus
is
met wat men
geen twijfel,
da.t
altijd
noemt
A. padi en
slechts tot ééne soort behooren.
Bleef
nog na
te
gaan
:
de terugkeer van
A padi .
op den
kriekenboom, hetgeen ik insgelijks kon doen.
Op
nam
het gras hield A.
ze er
waar
tot
van vleugellooze
avenae gansch den zomer
stand; ik
op het einde van Augustus onder den vorm
wijfjes.
In het begin van September zijn
er nog altoos slechts vleugellooze wijfjes,
maar omtrent den 20*'®"
vind ik in de koloniën anders niet dan gevleugelde wijfjes van
donkere kleur.
Te
gelijker tijd verschijnen er
van den kriekenboom,
die tot
dan toe van
op de bladeren
alle Bladluis vrij-
bleven, gevleugelde wijfjes, volkomen gelijk aan diegene, welke
ik
103
—
op het gras had waargenomen, en welke zich aan
't
zuigen
zettenen weldra jonge larven leggen. Het gras wordt weldra door de Bladluizen
verlaten.
Ondertusschen ontwikkelen zich de door de gevleugelde wijfjes
op den kriekelaar gelegde larven, die grootendeels eierleggende wijfjes
worden,
poppen voort-
terwijl andere kleinstaltige
brengen, welk(^ zich tot talrijke kleine gcvleugolde mannetjes
ontwikkelen.
Na
i)aring
met deze mannetjes, begimiun de
wijfjes eieren te hïggon
op de staramen,
zelden op de bladeren
zolvon
eieren, die eerst groenachtig zijn,
Dan
of donkerbruin.
De cyclus
is
in
de holten, en maar
van den kriekenboom.
Deze
worden spoedig geheel zwart
sterven de wijfjes.
nu gesloten,
om
zich het volgende jaar te
heropenen. Waarschijnlijk zal bestrijding van
soort
soms nog
de kennis van dezen cyclus voor de
Aphis padi van nut kunnen al
schadelijk wordt.
onnoodig mijne aanteekeningen mede
Brussel, Juni 11)01.
zijn,
Daarom
daar deze
acht ik het niet
te deelen.
D''
Schouteden.
— IETS OVER
m
T GEBRUIK
104
—
BORDEAUXSCHE PAP
VRUCHTENTUINEN.
iN
In de omstreken van Hoorn, voornamelijk in den Ban-
Zwaag en Blokker,
gert, te
den, beplant
met appel-,
vindt
men
uitgestrekte
boomgaar-
pere-, pruime- en hazelnoteboomen
als bovenbeplanting, en bessestruiken
voor onderbeplanting.
Vele aanplantingen zijn reeds zeer oud, en aan deze omstandigheid
werd het
den beginne toegeschreven, dat appel-
in
en peresoorten, die vroeger welig groeiden en goede opbrengsten gaven, den laatsten niet
tijd
meur voort wilden
zeer gering
of geheel
die toen
kwijnen of in
te
't
geheel
waardoor natuurlijk de opbrengst
nihil
boomgaarden, maar ook
mot soorten,
;
begonnen
werd
in de
doch
;
alleen in oude
niet
nieuwere aanplantingen, beplant
nog goed bleken
te zijn,
vertoonde zich
hetzelfde verschijnsel.
Wanneer vertoonen zich
in
't
voorjaar de boomen beginnen te ontluiken,
al heel
spoedig zwarte of bruine vlekken op
de bladeren, die nog vóór ze de volle grootte hebben verkregen, afvallen; zich niet
voor
't
't
gevolg daarvan
is
natuurlijk, dat de
knop
kan ontwikkelen en de hoop op eenen goeden oogst
volgende jaar
is
vervlogen.
Zoo ging het met sommige
appelsoorten jaar op jaar; voornamelijk de
anders zoo rijk
dragende Westlandscho Belletleur, de Zoete Kandij, de Zoete Reinet, de Zoete Veen hebben hot meest van de
Ook de boomgaard van ondergeteekcnde, met Westlandsche
Bellefleurs
in
kwaal
te lijden.
hoofdzaak beplant
(ongeveer 500 boomen), ging,
niettegenstaande de aanplant nog jong
is,
zeer onder die
kwaal
gebukt. Allerlei gissingen
oorzaak
;
werden natuurlijk gemaakt omtrent de
doch wat het was en hoe de kwaal
te
genezen, bleef
ons duister.
Ondergeteekende
kwam,
doordat
hij
eens zieke besse-
—
aan het Phytopathologisch Laboratorium
slfuikeii
dam
—
105
onderzoek had opgezonden,
tot
Bos aldaar, wien
hij
ook
in
te
Amster-
kennis met Prof. Ritzema
kwaal der
zijne bevindingen over die
appel- en pereboomen mededeelde. Zijn Edele gaf te k(.'nnen,
was {Fusicladium);
dat dit de zoo gevreesde schurflziekte
en dat in
indien ondergeteckende erin toestemde, gaarne eens
hij,
mijnen tuin eenc
waarvan
hij
pi'Ouf
wilde
nemen met Bordcauxsche pap, Geheel koste-
zeer goedi; resultaten verwachtte.
loos
werd door hem op eenige boomen de proef genomen
was
in
rteurs)
't
voorjaar 1902.
waren
in
;
dit
Deze boomen (Westlandsche Belle-
hooge mate aangetast.
Ze werden dat jaar
twee maal bespoten en wel den eersten keer vóór dat de boo-
men
ontloken, en dim tweeden keer ongeveer 11 dagen
naden
De door Prof. Ritzema Bos ook wenschelijk geachte
bloei
bespuiting
d(!rde
moest,
wegens
onder groeiden, achterwege
de
blijven,
bessestruiken,
die
er
anders toch zouden de
bessen waardeloos worden of schadelijk voor de consumptie.
De samenstelling der pap was
1
]
kilo
kopervitriool
plus
2 kilo ongebluschte kalk op 100 liter water.
Aanvankelijk scheen het mij toe, dat de bespuiting niets
had gegeven; dochtoen vroegtijdig geheel
in
den herfst de andere boomen reeds
bladerloos waren,
hadden de behandelde
boomen hunne bladercui nog, en ook de bessestruiken daaronder waren nog geheel groen. tusschen de uit;
ten,
In den winter
bespoten en de niet
kwam
het verschil
bespoten boomen
zeer goed
de anders zoo bemoste, knoestige twijgen vol doode scheu-
waren nu mooi glad en staken zeer
af bij de onbesproeide
Hut daarop volgende voorjaar bloeiden die boomen
boomen.
volop, terwijl de andere van dezelfde soort
in
't
geheel
niet
of slechts een enkel nietig bloempje vertoonden.
Door zellden
dit resultaat
aangemoedigd, werden
in
1903
boomgaard ongeveer 90 boomen besproeid
twee maal en
(30
stuks één maal.
:
in den-
30 stuks
— Evenals schijnt,
altijd
met wat
gebeurt
waren ook nu
—
106
in
den beginne vreemd
hier zeer vele tuinders, die de bespuiting
eene dwaasheid en de zaak belachelijk noemden. er
zijn
ook anderen;
die
waren overtuigd door het
zichtbare resultaat en gingen eveneens aan
boomgaarden werden
In vijf
tijden verschillende soorten
Hoewel toch
bij
Gelukkig
't
duidelijk
sproeien,
hier dat jaar op verschillende
van boomen bespoten.
niet overal in gelijke mate,
waren de
resultaten
allen zeer gunstig.
De
in
1902 behandelde boomen
meer vruchten dan de andere 500
(6 stuks)
gaven in 1903
zamen.
te
Aangemoedigd door deze uitkomsten en aangespoord door de proefnemers, togen in het voorjaar 1904 vele tuinders aan 't
besproeien hunner
boomen
tot
:
bewijs daarvan
zij
aange-
haald dat hier nu reeds ongeveer 25 pulverisateurs in gebruik zijn (systeem
Carl Platz;, en de hoeveelheid kopervitriool, dit
jaar hier gebruikt, zal wel zoo ongeveer Bij
ondergeteekende werden
bespoten;
bij
iemand
te
al
2000
kilo bedragen.
de soorten, die aangetast waren,
Schellinkhout werd ruim
200
kilo
kopcrvitriool verbruikt, enz.
De kleine boomen kregen
dit
jaar
bij
tweemaal eene beurt, doch de andere allen
De
in
1903 bespoten boomen gaven
dit
ondergeteekende slechts eenmaal.
jaar allen volop
mooie, gave vruchten, uitgezonderd eenige boomen, die slechts één maal en wel na den bloei werden bespoten; deze lieten
nog
veel blad vallen en de vrucht bleef daardoor klein.
Over
't
geheel
genomen, staan de behandelde boomen
heden prachtig, en beloven het volgende jaar volop bloeien.
Verbazend
is
te zullen
het te zien, hoe mooi ook de wonden,
ontstaan door kanker, nu omgroeien.
Ze zijn zonder uitzon-
dering geheel omgeven met nieuwe bast of totaal dichtgegroeid.
Ook mooi
bij
als bij
de pereboomen
is
het resultaat,
de appels, toch zeer gunstig.
hoewel
niet zóó
— De stig;
wèl
is vrij
die
mooi.
—
veel
allen even gun-
bij
opgeknapt en de knopvor-
goed; doch de bladeren van sommige boomen
en veel blad
de droogte of de
kwamen,
boomen
zijn altijd de
niet frisch
men,
—
resultaten zijn dit jaar echter niet
ming
(lat
107
viel
felle
af.
Algemeen
is
men van
zonnestralen, die na
oordeel,
besproeien
Ten minste de boo-
de bladeren hebben verbrand.
na de behandeling eenige malen
Wecranderen bcwerenin
't
beregend, staan
zijn
'tgoheel geen verbetering
hebben bemerkt; doch ook hier gaat het waarschijnlijk
vaak
:
er
zijn
als
wordt soms zeer lichtvaardig met de bewerking
met de bereiding der pap omgesprongen niet steken,
:
zoo
nauw
l<;
zoo of
zal het toch
meent men.
Ondergeteekende en velen met
hem
zijn echter overtuigd,
dat het besproeien van ooftboomen in onzen
tijd
do algemeene werkzaamheden, die geregeld in
moeten plaatsgrijpen,
al is
het
staan ons hier tegenwoordig
behoort tot de fruitteelt
ook een kostbaar werk.
maar twee wegen open
;
Er
de boo-
men omhakken of ze besproeien het laatste is natuurlijk de voordeeligste weg en dien zullen wij hier op don duur allen wel :
opgaan.
Meer en meer komt men dan ook
tot de overtuiging, dat
do wetenschap, hoewel door de practici nog veel miskend, ons in de praktijk
van veel nut kan
zijn.
Blijven de uitkomsten zoo doorgaan, dan
is
men
hier aan
Prof. Ritzema Bos, die ons deze bespuiting heeft leeren kennen, veel
dank verschuldigd, want
zij
behoedt ons voor den onder-
gang onzer boomgaarden. October 1904.
W" Vruchtenkweekerij
Baxk Wz. •
Pomona
•,
Zwaag
(N. H'''
.
— 108 — EEN
TWEETAL MIDDELEN TEGEN AARDVLOOIEN,
GEEN miDDELEN ZIJN.
DIE
om
Herhaaldelijk wordt als een middel
jonge planten van
kool, koolzaad, knollen, radijs en andere kruisbloemige planten tegen aardvlooien
te
beschermen, aangeraden, het zaad een
alvorens het uit te zaaien,
mij van
lang in petroleum of in
Ik heb de volgende proeven genomen
terpentijn te leggen.
om
tijd
het al of niet juist zijn
dezer bewering te over-
tuigen.
Ik zaaide
uit
:
zaad van loitte mosterd, dat niet in petro-
liium gelegen had, en tevens
respectievelijk in
3 uur,
partijtjes
petroleum hadden gelegen.
kwamen goed maal
maar de
;
Al deze partijen mosterdzaad nor-
planten, voortgekomen uit zaad, dat in petro-
leum had gelegen, bleven
in hare
jeugd evenmin van aard-
vlooien verschoond als de planten, die uit zaad,
20 en 30 etmalen
de planten ontwikkelden zich
en
op,
van hetzelfde zaad, die
etmaal, 3, 6, 10,
1
waaraan
waren voortgekomen
was gedaan.
niets
uit:
zaad van iurnips, dat niet met petroleum
was behandeld, en
partijen zaad, die i'espectievelijk 3 uur, 3,
Ik zaaide
10 en 30 dagen in petroleum hadden gelegen, alsmede zaad van kool, dat respectievelijk
dag, G en 20 dagen in petroleum had
1
De turnips en de koolplantjes kwamen goed op en
vertoefd.
ontwikkelden zich normaal, in
onverschillig hoe lang het zaad
petroleum had gelegen; maar de planten, voortgekomen
zaad, dat lang,
met deze
vloeistof
was behandeld,
uit
onverschillig hoe
werden even goed door aardvlooien aangetast
als de tur-
nips, ontstaan uit zaad, dat de bedoelde behandeling niet
had
ondergaan Verder zaaide ik
uit
:
zaad van ivitte mosterd, dat niet in
terpentijn
had gelegen, en andere
3 uur,
dag, 3, 6, 10,
1
partijtjes, die respectievelijk
20 en 30 dagen
in terpentijn
hadden
— hetgeen zonder twijfel die er heerschte
te
in
liet te
wenschen over,
was aan de langdurige
wijten
ten tijde
midden
ingesteld
droogte,
van deze proefneming, welke werd
den zomer, nadat de planten, voortgeko-
met petroleum behandelde zaden, van 'tland waren
uit de
De planten, voortgekomen
verwijderd.
20 dagen
—
Het opkomen van de zaden
vertoefd.
men
109
in terpentijn
komen en stonden
uit
had gelegen, waren
iets beter
zaad, dat 6, 10 en
zelfs iets beter
opge-
dan die welke waren ontstaan
zaad, dat niet of slechts 3 uur,
1
uit
dag of 3 dagen in terpentijn
had vertoefd trouwens ook beter dan de mosterdplanten, opge;
groeid uit zaad, dat 30 dagen lang in deze vloeistof
Maar geen van
gedompeld geweest.
was van aardvlooien Ten
slotte
koolzaad, die
vrij
gebleven.
waren ook uitgezaaid in
lerpeniijn
Al dit koolzaad
hoeveelheden zomer-
:
hadden gelegen respectievelijk
gedurende O en 3 uur, gedurende
30 dagen.
was onder-
de partijtjes mosterd
al
was
1
dag,
zeer slecht
10, 20 en
6,
3,
opgekomen
;
maar
do terpentijn had daar blijkbaar ^een schuld aan,
want op het
waar koolzaad was gezaaid, dat 30 dagen
in terpentijn
veldje,
had gelegen, stonden meer en beter ontwikkelde planten dan op dat, waar zaad was gebruikt, dat goene behandeling had
Ook
ondergaan.
hier
was
blijkbaar de aanhoudende droogte
de oorzaak van het onregelmatig stand van
't
opkomen en van den
terpentijn gelegen had, de planten
waren
alle
Uit de
door aardvlooien
genomen proeven
blijkt dat het
brengen van het
zaad in petroleum of in terpentijn de planten, die er
komen, niet
vrijwajirt tegen aardvlooien.
werd beweerd dat dit
in
en wel tamelijk wel in gelijke mate.
aangetast,
waard,
slechten
gewas. Maar onverschillig hoe lang het zaad
dit
wèl
't
geval
negatieve resultaat hier
Merkwaardig
is
is,
mee
zeer zeker, dat,
wat
uit voort-
Daarmeer dan eens
acht ik het de moeite te deelen.
ik niet
had verwacht,
de zaden van mosterd hunne kiemkracht niet verliezen, ja deze
— niet in
zien
verminderen,
110
—
nadat
zelfs
zij
30 dagen lang
tot
petroleum of in terpentijn gelegen hebben.
Ook
het zaad
van turnips en van kool kan eene langdurige onderdompeling in petroleum verdragen, dat
te pas
van koolzaad eene onderdompeling
30 dagen lang.
in terpentijn tot
kan komen,
om
Het
is
niet
onmogelijk dat
de zaden tegen andere vijanden,
dit
bijv.
tegen vogels, te beschermen.
J
RiTZEMA Bos.
Wageningen, 8 September 1904.
PROEFNEIflINGEN OIRTRENT DE BESTRIJDING VAN HET STENGELAALTJE
[Tylenchus
devastairix)
EN
HET BIETEN-
OF
HAVERAALTJE
{Heterodera Schachtii). I.
Het
mag
bij
- INLEIDING.
de lezers van
dit Tijdschrift als vrij
algemeen
bekend worden verondersteld, dat het stengelaaltje (Tylen-
chus devastairix) op
allerlei
in
onderscheiden deelen van Nederland en
grondsoorten als de oorzaak van ernstige ziekte
bij
verscheiden onzer kultuurplanten (land- en tuinbouwge wassen) optreedt. veel
Ook
het bietenaaltje (Heterodera Schachtii) doet
kwaad, met name aan bieten en mangelwortels en (vooral
in de provincie Groningen]
aan haver, zeldzamer aan gerst en
tarwe, soms ook aan erwten.
De schade, door deze beide
aaltjes teweeggebracht, is in
vele streken zoodanig toegenomen, dat het
Landhuishoudkundig Congres,
in
1903
te
Bestuur van het
Zutphen gehouden,
tot de Regeering het verzoek heeft gericht, dat
door den onder-
geteekende met de medewerking van de Rijkslandbouw- en
tuinbouwleeraren een onderzoek zou worden ingesteld naar
—
lil-
den omvang en den aard der beschadiging,
wassen
Nederland
in
veroorzaakt,
en
door de
;i;iii
soorten
beide
van
aaltjes
dit
kwaad
togen
bestrijdingsmiddelen
dat
de iuiltuurge-
zouden worden beproefd.
Reeds vóór
verzoek tot mij
dit
kwam, had
ik mij in ver-
binding gesteld met enkele practici,die zich bereid verklaarden, in
overleg met
oenige
mij
bestrijdingsproeven
te
nomen.
Later heb ik van vele Rijkslandbouw- en Rijkstuinbouwleeraren zeer gewaardeerde
medewerking ondervonden
verleende eene voldoende subsidie voor de
;
en de Regeering
proefnemingen.
Ik wil aan deze plaats mijn' dank betuigen èn voor den van de
Regeoring ondervonden steun, èn voor de medewerking van de Rijkslandl)Ouw- en Rijkstuinbouwleeraren en van de vele practici,
op zich namen.
die de behandeling der proefvelden
Terwijl de publicatie van de resultaten, verkregen op de
met Rijkssubsidie aangelegde proefvelden,
later zal plaatsgrij-
pen, namenlijk nadat aan de Regeering daaromtrent verslag
is
kunnen reeds nu de verslagen van enkele proefvel-
ingediend,
den, die zonder Rijkssubsidie zijn tot stand
gekomen, worden
openbaar gemaakt.
Hoewel over (2*^
«
druk,
blz.
van het door mij uitgegeven werkje
in het 2^ deel
Beschadigingen der Landbouwgewassen
Ziekten en
54-64 en
blz.
65-72)
alle
hoofdzaken omtrent de
leefwijze der beide aaltjes en omtrent de door
ziekten uitvoeriger
hen veroorzaakte
kunnen worden nagelezen, acht
niet ondienstig, hier in
»•
hoofdzaken mee
ik het toch
te doelen de
kenmer-
ken, waardoor de aan de aaltjesziekten lijdende kultuurgewassen gekarakteriseerd zijn. "Vooraf wil zijn, die
alleen
ik
waargenomen, daar 1
mill.
a
1
doen opmerken, dat de aaltjes wormpjes
met den mikroskoop goed kunnen worden
ï mill.
zij
in
lang
toch schreven mij dat
zij
't
algemeen niet moer dan ongeveer
zijn.
Verschillende landbouwers
het aaltje in
haverplanten duidelijk
^
ii2
^
hadden gezien; maar dan bleken
zij
hebben waargenomen
te
de larve van de fritvlieg, die 3 a 4 mill. lang
en die ook
is,
eene ziekte veroorzaakt, hoewel van geheel anderen aard dan die,
welke de
De
aaltjes
teweeg brengen.
welke het stengela.altje
ziekten,
bij
de belangrijkste
kultuurge wassen teweeg brengt, doen zich als volgt voor
De Reup, Dikkop
In den aanvang zien de jonge graanplanten er uit.
weelderig
vrij
Ze hebben eene mooie, blauwgroene kleur en stoelen
sterk uit
stengelvoet en bladscheeden echter zwellen sterk op,
;
zoodat het soms
is
De planten schieten
bol heeft.
de aar of pluim
komt gewoonlijk
De top van den halm met
;
soms
niet
te
voorschijn en
en gekronkeld.
zijn dik
ven de planten vroegtijdig
op, de halmpjes buigen
niet
blijven klein.
De bladeren
zeer klein.
van bovenaardsche
alsof de plant eene soort
vaak heen en weer en
zij
:
Rogge en Haver.
of Siockziekte bij
blijft
V'aak ster-
blijven ze langer leven,
maar
blijven klein.
De Kroefziekte. Mop
planten zijn in allerlei richtingen
opgezwollen.
Zij
gekronkeld, hier en daar
dragen gewoonlijk de zaadhuid niet op den
top, zooals andere uienkiemplanten meestal is licht,
Sommige
doen
hare kleur
;
De meeste van deze kiem-
wit of geelachtig groen.
planten sterven.
De kiem-
of Bolbroek bij Dien.
blijven leven
;
deze zijn veel dikker,
minder spichtig dan andere jonge uienplanten, de bladeren (pijpen)
zijn
gekronkeld, getast,
dik,
hier
en
daar opgeblazen,
heen en weer
\yorden de planten eerst op lateren
leeftijd
dan vertoonen de bollen gebarsten schubben
;
zij
aan-
gaan
gemakkelijk in rotting over.
Reup maal dik
in Klaver en Lucerne.
zijn, blijven
kort en
komen
De scheuten,
die abnor-
niet tot ontwikkeling;
de knoppen, die vaak gesloten blijven, zijn rond en lichtgroen, witachtig.
dan van
«
Dergelijke klaver sterft
klavermoeden grond.
»
spoedig.
Men
spreekt
— Reup
in Boekweil zeer
plaatselijk
De
.
De planten
men soms wel aan
van den stengel
bladeren
zijn kort,
daardoor zeer
zijn
Bloemen
blijven dwergachtig.
maar
;
—
lodoii
De
verdikt.
opeengedrongen. treft
113
vruchtvorming komt het
tot
hoogst zelden.
De bovenaardsche deelen
Aaltjesziekte in Aardappels.
der plant zijn eenigszins kroes en dikwijls weinig ontwikkeld,
De knollen blijven doorgaans klein.
broos.
vooral aan
't
naveleinde, weinig diepe, donkere vlekken.
StengelaaUjes
De stengels
die
korter en dikker,
Ze zijn bezet met
gezonde planten.
bij
maar gekromd en
kroesachtige bladeren, welke meestal dikker zijn dan
Soms
van gezonde planten.
in elk geval leveren zij Bij
kort,
De planten
van bloemontwikkeling komt gewoonlijk
zijn
sterker vertakt dan kleine,
Erwten en Boonen.
bij
blijven zeer klein, en niets.
vertoonen,
Zij
sterven de planten vroegtijdig;
van belang geen bloem of vrucht.
PIilox en Anjelieren blijven ook de stengels dik en
soms
zijn zij
gekromd
;
van bloem vorming komt zelden
iets.
Bij
of
Hyacinthen veroorzaakt het
Oudziek, ook
De
bij
Galtonia Scilla ,
volgende
\Ringziek
sommige Alliums. haveraaltje
worden veroorzaakt,
—
bij
de
zijn
de
:
{ook Mangehoortels)
Bij Bieten
van den grcnd. Tegen sommige planten slap en
soms ook
't
lichter
plant zich tegen
de bietenmoe/ieid worden de bladeren van
einde Juli
gekleurd
;
:
de
buitenste
bladeren
gaan dood, daarna volgen de binnenste en
boveneinde van den
kan overgaan.
is
eii
ziekten, die door het bieten- of
belangrijkste kultuurgevvassen
worden
stengelaaltje
Bij 't
een'
biet, die
zelf
ook
in rotting
minder sterken aanval herstelt de
najaar weer, de wortel echter
blijft
dun en
houtig, en heeft lange bijwortels (,,een' baard").
Bij
Haver {zeldzamer
bij
Tarwe en
Gerst) vertoont de
—
—
114
ziekte zich, zoodra de planten zich niet
den.
De planten
meer
uit de korrel voe-
hun
blijven dan klein, de bladeren zijn aan
halm
uiteinde rood, en de
schiet niet op; de wortels
zieke planten zijn sterk heen en
van zulke
weer gebogen en
a. h.
w.
knoestig.
Aan Erwle7iplanien komt
het bietenaaltje ook voor; deze
planten blijven dan klein, en de bladeren zijn roodachtig gekleurd.
De
bietenaaltjes
komen aan de wortels van de bovenge-
noemde kultuurge wassen, en trouwens aan
die
van nog andere
soorten van kultuurge wassen voor, zooals aan koolsoorten en
mosterd, aan welke laatstbedoelde planten
noemswaardige schade veroorzaken. oog
juist
Zij zijn
echter geene
met het bloote
even te zien als krijtwitte lichaampjes, die buiten aan
de worteltjes gezeten lende wilde planten
Thans den Heer
zij
J.
Ook aan de wortels van
zijn.
komen
verschil-
de bietenaaltjes voor.
laat ik volgen het rapport over het proefveld,
Oortwijn Botjes
met mij aangelegd
in
te
Oostwold (Gron.)
den Nieuwlandschen Polder.
door
in overleg
Het heeft
betrekking op de voorkoming van schade aan haver, erwten
en boonen op de gronden, die
in sterke
mate door het
gelaaltje
waren besmet. Ik breng den Heer Botjes
hartelijk
dank voor
al
de moeite, die
hij
sten-
hierbij
zich in zake
dit
proefveld heeft willen getroosten.
Amsterdam, September, 1904.
J Ritzema Bos,
TiJDSCH O. Plantenziekten. .
Plaat
V.
— II-
115-
- RAPPORT OVER HET PROEFVELD
DEN NIEUMLANDSCHEN POLDER
IN
TER OPSPORING VAN BESTRIJOINGSilllDDELEN TEGEN HET STENGELAALTJE; 1904-
om
Doel van de proef was
bouwer door
heeft,
om
door de keuze van de
door bewerking van den grond, door bemesting
variëteit,
of
macht
het in zijne
onderzoeken of de land-
te
't
aanwenden van andere praktisch uitvoerbare mid-
hem
delen de schade te verminderen, die
in talrijke kuituren
door het stengelaaltje wordt toegebracht.
Hat proefveld
is
gelegen in een stuk zwaren
1903 was begroeid met paarde-
latenden kleigrond, dat in
boonen,
in
maar door-
1902 met haver,
in
1901 met
gerst, in
1900 met
paardeboonen, in 1899 met haver en in 1898 met klaver.
De klaver
in
1898 vertoonde
welke inden loop vanden zomer lut haverveld in
in
't
voorjaar open plekken,
in aantal
1899 vertoonde ook
en
omvang toenamen;
hier en daar zieke
exem-
Beide gewassen leden toen reeds zonder twijfel aan het
plaren.
slengelaaltje
;
maar de oorzaak der
werd
ziekteverschijnselen
door onbekendheid met deze ziekte toen
niet
geconstateerd.
De eenzijdige vruchtopvolging heeft hare uitbreiding bevorderd.
Wel waren de paardeboonen in 1900 oogenschijnlijk gezond; maar de haver in 1902 en de paardeboonen in 1903 leden zeer aan de Tylenchus devastatrix, welke toen in eenige exemplaren
van beide plantensoorten, aan het Phytopatologisch
Laboratorium opgezonden,
grooten getale werd aangetroffen.
in
Het proefveld werd aangelegd op een deel van het veld, dat in de laatste jaren het meest van de ziekte had geleden.
De
indeeling
van
het
veldje
wordt
aangegeven
in
bijgaande figuur (Zie Plaat V),
Het geheele veld
is
den
20''^"
September 1903 3 a
cM.
4
omgeploegd en geëgd, maar heeft verder vóór November geen bewerkingen kunnen ondergaan, daar de buitengewone natheid in
den herfst van 1903 zulks belette.
8
— De
perceeleii A, B, C,
D
—
IIG
en E, bestemd voor den verbouw
van haver, werden den tweeden November ongeveer 7
cM
A
van perceel
helften
dubbel gearceerd diepte van
zijn)
en
B
tot eene diepte
van
—
De aan elkaar grenzende
(die,
welke op bijgaande figuur
omgeploegd.
werden den eersten December
tot eene
30 cM. omgespit.
Deze diepte wordt
bij
de gewone grond bewerking in deze
streek nooit verkregen, hetgeen duidelijk blijkt uit de
roode kleur der bovengebrachte
De perceelen
en
d>
e-i
grauw-
klei.
hadden vóór het omploegen
November een bemesting met superphosphaat en
in
kaïniet ont-
vangen van 600 kg, per HA. Terwijl de perceeltjes a.,
b^, c.„
d> en e^ den negenden
Maart zeer diep met een zware ^gge werden losgescheurd, stond do voorjaarsbewerking van a^,
è,, c,,
d^ en e^ slechts uit
een vlakstrijken met den rug van do egge.
Maart werden
alle veldjes A, B, C, D, ;
witte klaver, in perceel
D
Den
vijfii(Miden
E machinaal met Probmen in perceel A
haver bezaaid den vijfden April zaaide
steier
in
be-
en
E
B Zweedsche bastaard
in
C lucerne en
roode (Canadeesche) klaver.
Haver en klaver
zijn beide behoorlijk
opgekomen, maar
het optreden van den Tylenchus in de haverplanten
was
reeds
zeer spoedig te constateeren.
Woldra deed zich de uitwerking en in
't
laatst
in hevige
mate gevoelen,
van Mei was er geen gezonde haverplant meer
te vinden.
Eerst na het uitschieten der pluimen
der in
't
werd de
ziekte min-
oogvallend en konden de overgebleven planten nog
een' halven oogst opleveren.
Het scheen wel alsof de veldjes 't
voorjaar diep waren bewerkt,
dl en
Cl.
iets
a^,
Ook was de haver misschien
omgespitte helften van perceel
A
h-i,
c^,
d^ en
meer leden dan iets beter
e^,
ai,
die in
h„
c^,
op de diep
en B, maar het onderscheid
—
en de haver was ovecal zoo
w;is zeer zeker uiterst gering, ziek,
(lat
—
117
van
van een resultaat
bewer-
verschillende
zijn.
Zooals verwacht kon worden,
was de bemesting met kainiet
en superphosphaat voorde havcr-
kingen geen sprake kan
planlen zonder uitwerking;
meer gebruikt voor deklaver.
zijn
zij
De klaversoorten staan allen zeer goed en veldjes
moot
is
nog
ziekte
waarneembaar.
in
geen
*\va'
In het volgende jaar
welke mate zo worden aangetast.
blijken of en
in
De perceelen
F, G,
II,
I
en J waren bestemd voor den
verbouw van paardeboonen.
De
veldjes
/"j,
g^, h^,
i^
en
/i
werden den tweeden Novem-
ber ongeveer 8 cM. diep omgeploegd, de veldjes
en
;2
ongeveer 17 cM.
Dit
was de
/g, g-^,
h
,
i^
grootste diepte, die met
de ploeg bereikbaar was.
Geen der perceelen ontving een andere voorjaarsbewerking, dan dat de grond met een schop vlak
werd gostooten.
Alleen de naast elkaar liggende (in de bijgaande figuur dubbel
gearceerde) helften van de perceelen
en J werdon met een
I
vork zoodanig losgewoeld als eeno zware cgga hel zou gedaan hebbon. Als bemesting
ontving perceel J in den herfst
600 kg
superphosphaat en 600 kg. kainiet per HA. vóór het ploegen on
300
kg. superphosphaat na het ploegen. Perceel
potor van
1
kreeg eeno voorjaaarsbemesting mot
100 kg. per HA.
De boonen werden do volgende dagen Perceel
en
.1
don
chilisal-
allen
met de schop gepoot en wel op
:
F werd gepoot den
15'"^"
Maart, on perceel
22^'^'^"
H
Februari; porcool G,
den
lo''*^"
I
April.
Do resultaten van deze proef waren gering.
Daar de grond tusschen 22 Februari en 15 Maart langen tijd
bevroren was,
kwamen
de vroeg gezaaide boonen slechts
—
- 118
enkele dagen eerder op dan de later gezaaide
.
Beide troffen
toen haast even mooi weder als het in April bepote perceel.
Het gevolg hiervan was, dat er tusschen de vroeg en laatgezaaido yerceelen weinig verschil in weligheid van groei viel te
constateeren
Onder zulke omstandigheden behoeft het
.
niet te
verwonderen, dat er ook in het optreden der ziekte geen ver-
kon worden waargenomen.
schil
Mei
tot
In alle perceelen werden van
Augustus planten gevonden, die duidelijk door het stenEnkele exemplaren
gelaaltje aangetast bleken te zijn.
ven
vrij snel,
stengel en slaagden er in,
den de zieke
plelv
om
één of meer knoppen, die bene-
gelegen waren, tot stengels
In dit geval ontstaan vertakte
groeien.
stier-
andere verloren slechts het bovenste deel van den
te
doen
uit-
welke
bij
aan den oogst
in
stengels,
gezonde planten weinig worden aangetroffen.
Een
deel der zieke planten bleef tot
kwijnenden toestand voortbestaan en onderscheidden zich dan door dat ze vroeger geel werden dan hare gezonde buren.
De perceelen noeg in
in
/i,^i, h^,
i^
en
;i,
vertoonden de ziekte nage-
den zelfden graad als de perceelen
fz^g-i, h-i, i^
jaarsbewerking ceel
I
en
j^, die
Ook van de voor-
den herfst dieper waren omgeploegd.
op de naast elkaar liggende helften van per-
en J kan niet gezegd worden of ze eene voordeelige of
eenc nadeelige werking heeft uitgeoefend. Perceel J, dat eene sterke minerale bemesting ontvangen heeft, leverde een krachtiger
gewas dan
al
de andere velden.
Het aantal zieke exemplaren was hier niet minder groot dan op de andere veldjes,
maar de
iets
sterkere
ontwikkeling der
gezonde planten was oorzaak dat de uitdunning minder zichtbaar was.
Ook schenen
weerstandsvermogen niet
de zieke exemplaren op dit veld meer
te bezitten
;
maar groot mag
dit verschil
genoemd worden. Het meest opmerkelijke verschijnsel
ziekte hier
slechts in betrekkelijk geringe
is
wel
dit,
dat
de
mate optrad, veel
— miiidor sterk
Haver die
het boonengewas van
in
(l.'in
minder dan
voel
l'JO.'J,
on
onoiii(li;j:
de haver.
in
deze strelven wei de l;idluurplanl
schijiit in
scliade
in
roode l;lavervelden
samen met den tweejarigen groei van
om
Voornamelijk
Ie zijn,
door het stengelaaitje wordt aangetast;
liet gemal\.l;elijl;st
want de groote
—
11'J
(e
liaiigt
vooral
—
gewas.
dit
welke erwtenvariëteit den
zien,
meesten weerstand aan de aalLjesziekte kan bieden, werden de
N
O met erwten bezaaid. waren den 2''^" Nov ongeveer 8 cM.
perceelen K, L, M, Alle veldjes
en
omgeploegd, terwijl ze den
d''*^"
Maart van
dit
diep
jaar met ecne
zware egge tamelijk diep waren bewerkt.
De veldjes n^ en
o-?
hadden den
phosphaat per HA. ontvangen, kainiet. Verder ontving chilisalpeter per
en Oo eveneens
Alle veldjes
gezaaid; perceel ten, perceel
HA.,
200
l
k.)
2"""
Nov, GOO kg. super-
o^ ontving
ook nog 600 kg.
een voorjaarsbemesting van
kreeg 100 kg.,
m^ 400
werden den
17'"''"
Maait
uit i\e
L met rozijnerwlen, perceel
M
O met langstrooige blauwpeulen. (Deze het
Oldambt verbouwt.
blanwe peulen meer,
is
Het optreden der ziekte in
variëteit ont-
jaren
achter
Ze bezit ten slotte geene
langer van stroo,
meer op dan de origineele
was geheel
rijen
met origineele horlstammige blauw peulerioten en
wanneer men de origineele blauwpeul
veelal
hand op
met schoMiers,
perceel
in
200 kg.
K met kortstammige zeeuwsche yroene erw-
N
elkaar
^2
kg. chilisalpeter.
perceel
staat,
kg.,
200 kg.
is
later rijp en levert
soort.)
in
de verschillende variëteiten
overeenstemming met hare groeiwijze.
Dj korlslainmlge zeeawsche groette erwt groeit aanvankelijk zeer traag; ze zijstengels, die
vormt een' korten stengel met
talrijke
gezamenlijk een dicht plantendek kunnen doen
ontstaan, zoodra de periode van langzaraen groei door cenen
— 120 — tijd
van snelle ontwikkeling
den stengel
is
is
Het onderste deel van
gevolgd.
dan langzamerhand tamelijk hard geworden.
Een gevolg hiervan
is
dat deze soort gedurende het voorjaar
zeer veel van de Tylenchus heeft te
verduren,
spruitende knoppen en soms ook den heelen In den
zomer kan ze
de uit-
die
stam
vernietigt.
zich echter onder gunstige omstandigheden
nog wonderlijk herstellen; want
in de latere vegetatieperioden
heeft het aaltje minder vat op deze erwt.
Zoo leverde het veldje K, dat met deze soort bezet was, van Mei een' allerdroevigsten aanblik op.
tot in het laatst
was geen gezond exemplaar
te
vinden
van den stam hielden het meestal
;
Er
maar de onderste deelen
uit
loten, die in het
mooie zomerweer van
ontwikkelden en
in
ze
;
nieuwe
leverden
dit jaar zich
krachtig
Augustus nog een tamelijk vol gewas kon-
den leveren.
Deze erwten, die in Mei op een kultuurveld zijn
stellig
zouden
omgeploegd, leverden dit jaar in Augustus nog een opbrengst
H
van 42
HA.
L. per
(Men bedenke dat de opbrengst van
dergelijke kleine perceeltjes altijd grooter
is
dan van groote
velden en dat de opbrengst der erwten, vooral van groene, dit
jaar zeer groot
was
De schokkererwt
maar
ze levert
ook
—
!).
groeit eveneens
langzaam
onderhevig
variëteit, die
is
M
in
't
laatst
't
aan
schadelijke invloeden. Het behoeft dan
dat het perceel
't
voorjaar;
in lateren tijd niet zooveel krachtige scheu-
ten als de kleine Zeeuwsche groene Over
zwakke
in
ook
algemeen
is
ze eene
allerlei
soorten van
niet te
verwonderen
van Mei enkel zieke exemplaren
opleverde, die later slechts gedeeltelijk het veld konden vullen.
Dat per HA.
dit
perceel het
kon brengen,
gunstigen zomer.
nog is
tot
een opbrengst van 22,5 HL.
een gevolg van den buitengewoon
—
De rozijnerwt heeft evenmin eene sterke voorjaarsontwik-
~ keling,
wat
—
1-21
ten gevolge heefi, dal
haren eersten groeitijd het
iii
stengelaaltjede velden tamelijk kan nitlunnen;
exemplaren van deze
variëteit
kunnen het
bij
maar de gezonde hollen stand tot
zulk een' weligen, krachtigen groei brengen, dat ze het veld
weer geheel
veelal
Do rozijncrwt levert eene verba-
vullen.
zend groote stroomassa.
Het veldje L, dat met rozijnerwten beplant werd, was in
Mei tamelijk sterk uitgedund; maar het kon zich zoodanig
herstellen, dat het in Augustus een' vollen oogst opleverde.
opbrengst bedroeg 35,5 HL. per HA.
De origineete hlauwpeulp.rwt
maar
groeit aanvankelijk snel,
De groei
levert later weinig zijstengels. te
gewas
geeft.
Het
dien
in
is
zwakkon
stengelaaltje den
schijnt in Juli
dan meest een holstaand
zoodat ze
verminderen,
veelal
De
—
in
tijd,
stengel
bij
Juni
en Juli, dat het
den bod(!m vernielt en
daardoor eene schadelijke uitdunning veroorzaakt, die niet weer
Op het bouwd was, kon men in 't
wordt aangevuld.
van de ziekte bespeuren geregeld door, en in
;
veldje N, dat laatst
maar van toen laatst
't
De langstrooige blauwpeul veel
kan ook 't
in
In
blijft.
't
HA.
we
dit
een'
— met de
heeft in haren groei
overeenkomst, met
krachtiger
af ging de uitdunning
van Augustus kregen
onvolledigen oogst, nl. 22 HL. per
vorige veel
met deze soort be-
van Mei nog slechts weinig
onderscheid, dat ze steeds
voorjaar groeit ze snel
;
maar
den zomer het veld volledig blijven bezetten.
ze
In
voorjaar zal ze daarom weinig last van de ziekte ondervin-
vinden,
maar
in
den zomer staat het lange kale onderste deel
van den stengel aan de ziekte bloot, die dan eene tamelijk sterke uitdunning kan teweegbrengen
De uitdunning origineele soort, en
minder schadelijk.
is
is
echler veel minder sterk dan
ook, dank
zij
bij
de
den krachtigen groei, veel
— Op
was
het proefveld
—
1-22
Mei van de ziekte
tot einde
weinig te bespeuren.
variëteit
in deze
Later stierven hier en daar
enkele exemplaren als ge volg van het sten gelaaltje
;
msiSir groote
De opbrengst was
schade werd hierdoor niet aangericht
kleiner dan ze geweest zou zijn, indien er in
't
voorjaar
iets
iets
dikker gezaaid was. Ze bedroeg thans 36 HL. per HA.
Men
om
doet wel
brengsten niet
al te veel
graad kan hieruit in ter vergelijking
't
cijfers
waarde
te
geheel niet
men
langstrooige), heeft
—
van de verkregen op-
hechten; want de ziekte-
worden beoordeeld.
van naverwante soorten
groene en de schokker
(als
Alléén
de hor tstam^nige
de horlstrooige blauwpeul en de
Maar ook
er iets aan.
worden dat de langstrooige bijkans
niet vergeten
geeft
aan de
mag
hierbij altijd
meer
dan de kortstrooige blauwpeul, en dat de kortstammige
groene erwt meer pleegt op te leveren dan de schokker. Talrijke nevenomstandigheden teit
kunnen op de eene
meer influenceeren dan op de andere,
kunnen hier eene wijziging
De conclusiën, dan ook
in
leven roepen.
getrokken kunnen worden, volgen
die hier
niet uit de cijfers
't
varië-
talrijke kleinigheden
van de opbrengsten, maar
uit
den
indruk dien de veldjes het heele jaar door gemaakt hebben. Ze zijn deze 1).
:
Schokkers en origineele blauwpeulerwten
naamd slakerwten) sterk
zijn
zwakke
variëteiten,
(bijge-
wier verbouw
moet worden afgeraden op gronden, waar de Tylenchus
voorkomt. 2).
De rozijnerwt wordi
in
't
voorjaar
vrij
sterk,
kortstammige groene Zeeuwsche zeer sterk door de aangetast.
ziekte
Ze kunnen zich echter onder gunstige omstandig-
heden later behoorlijk herstellen. deze variëteiten, ook ploegen.
de
bij
Het
is altijd
af te raden,
een sterk optreden der ziekte,
om
te
— 3).
123
—
De langslrooige blauwpeuleriot
het minst aan de
Ze wordt zeer weinig aangetast
ziekte blootgesteld.
maar kan vooral
zijscheuten,
is
in lateren tijd uitgedund
hare
in
worden
door het ontstaan van zieke plekken in den hoofdstengel. gronden, die aan stengelaalije geschikt dan andere in
't
lijden, is deze
OldambL gekweekte
;
0[)
variëteit beter
men
zorge er op
zulke gronden echter voor, dat er dikker gezaaid worde dan and(;rs gebruikelijk
—
is.
Duidelijk heeft de proef verder aangetoond,
dal de uit-
werking der ziekte wordt verminderd, indien de levensvoor-
waarden voor de plant verbeteren. m2,
I2,
'yii
en
o-i
De bemeste
veldjes k^,
leverden respectievelijk allen een beter gewas
op dan de onbemeste perceelen
ftj,
m^,
l^,
n^ en 0^.
salpeter heeft in dezen zeer gunstig gewerkt, en die
oogenschijnlijk nog iets
De
chili-
werking
is
door het superphosphaat verhoogd.
Duidelijk bleek intusschen dat eene sterke bemesting de ziekte niet
kan genezen
voorkomen
of
;
want ook op de zwaar
meste velden kwijnden en stierven veel planten. gebleven planten en
zoodat ze de opengevallen plekken
vlugger en beter konden aanvullen.
^1
ki ^1 l-i
Wij
THi
men meer
of
Het resultaat der bemes-
minder duidelijk
onbemest
in de oogstcijfers.
leverde
bemest met 200 kg
chili
onbemest bemest
100
»
onbemest bemest
ril
onbemest
n^
bemest en
600
»
» »
»
»
De gezond
plantendeelen ontwikkelden zich hier
echter veel krachtiger,
ting ziet
be-
400
»
40 44 34
"37 »
18
«
»
27
»
«
19
••
25
200
kg. superphosphaat
HL. per HA.
—
124
onbemest
Oi
— leverde
32,5 HL,
per HA.
bemest met 200 kg. Chili,
0-2
600 kg.kainiet en 600 kg. superphosphaat
39,5
"
Deze proef levert een bewijs
»
meer, dat eene stikstof-
te
bemesting den groei der Leguminosen zeer kan bevorderen en ,
dat zelfs eene sterke toevoeging van chilisalpeter aan erwten
onder bepaalde omstandigheden rentabel kan
Oostwold
j^
,^^, ^ September 1904. ,
Amsterdam
zijn.
J.
Oortwijn Botjes.
.1.
Ritzema Bos.
KOOLRUPSEN OP KOOL.
V
In jaargang
W.W. Schipper te in jaren,
veel
(bl.
1-11) van dit Tijdschrift heeft de Heer
Winschoten de opmerking gemaakt, dat ook
waarin de gewone koolrups {Pieris Brassicae) zeer
van zich doet spreken, ernstige schade toch alleen w^ordt
geleden op terreinen, die niet al te ver van huizen, schuttingen
Zulks is het gevolg van de omstan-
en boomen verwijderd zijn.
digheid dat de rupsen deze behoeven
hechten ter verpopping. telkens
om
er zich aan vast te
In de laatste jaren had ik telkens en
weer de gelegenheid, ommij van de
kingen van den Heer Schipper
juistheid der
opmer-
Met
oog op
te overtuigen.
het
het onderzoek van onderscheiden ziekten der kool, als daar zijn bacterieziekte of bl.
169),
en
«
i.
«
bladziekte
kankerstronken
« (zie deel
deel
Tijdschrift,
» (zie dit
X,
bl. 53),
«.
VI,
vallers »
draaiharten ", met het oog ook op de proefvelden ter
bestrijding van
sommige dezer
onder mijn toezicht
zijn
ziekten,
welke
in die streek
aangelegd, bezoek ik sedert een
vijftal
—
—
l'Id
jaren herhaaldelijk, verschillende m.'ilen in een jaar, het kooldistrikt
van Noord-Holland
(St.
Koedijk, Broek op
Pancras,
Lan^^endijk, Zuid- en Noord-Scharwoude, Oudkarspel, enz.), of ik laat dat distrikt door een' der
Daar
ratorium bezoeken.
ambtenaren van mijn labo-
zijn uitgestrekte velden, ver
met kool begroeid; en
menschelijke woningen verwijderd,
boomen komen
in die streek,
van de
behalve dicht
de huizen, zeer
bij
weinig voor.
waar anders
In het kooldistrikt van Noord-Holland nu, de gelegenheid voor vermeerdering
van
insekt
't
bijzonder
gunstig zou zijn. heb ik nooit koolrupsen op de kool gezien,
behalve op de velden, die niet ver van de huizen en eventueel
van rietmatten schuttingen af gelegen
zijn.
Het komt mij niet
ongeschikt voor, met een enkel woord daarop ten onrechte
ding van de koolrups in de allereerste plaats kooien... in het open veld, tingen,
te wijzen.
noemt Schipper onder de maatregelen
boomen, enz
-
:
Niet
ter ttestrij-
Verbouw de
ver van huizen, schuren, schut-
»
J.
Amsterdam, 20
RiTZEMA Bos.
Juli 190-1.
KORTE lYIEDEDEELINGEN. I.
—
Bene nieuwe
ziekte der Schorzoneeren.
Dr. Aderhold deelt in Bd. IH,
afl.
der biologischen Abfeihcng für schafi
am
4 van de
«
Arheiten aus
Land- und Forstwirt-
kaiserlichen Gesundheitsamte
»>
het volgende
mee. De schorzoneeren op de terreinen van het Pomologisch Instituut tot
teProskau waren
in
dusver onbekende ziekte.
1901 ernstig aangetast door eene Op de bladeren zag men soms
honderden rondachtige, leerbruine vlekken, in grootte varieerend 9»
— tiisschen
waren
een'
-
126
speldeprik en eene wikkekorrel
;
deze vlekken
Soms
vloei-
den twee of meer van deze vlekken ineen, waardoor dan
iieele
door een' bloedrooden rand omgeven.
alle
bladplekken afstierven.
Eii niet alleen de bladeren,
waren met
de stengels
dergelijke vlekken
bezet; en vele stengels stierven
maar ook
en vlekjes dicht
dientengevolge in hunnen top
Dat onder deze omstandigheden de wortels niet
voortijdig af.
zoo dik werden als andere jaren, laat zich gemakkelijk inzien.
Op de vlekken der bladeren en stengels zag men conidiëndragers met conidiëii van zoodanigen vorm, dat de zwam tot het gesla^cht Sporiclesmium moest worden gebracht; en daar deze soort nog niet scheen te zijn
hold haar
van deze
beschreven, noemde Ader-
Spoindesmium Scorzoncrae.
zwam
zijti
De conidiëndragers
kort, gekromd, 6-7
y..
lang, haarvormig uitsteeksel voorzien.
12 overdwarsche tusschenschotten en
Zij 1
ieder overdwarsch tusschenschot zijn
Bij
dik; de conidiën
omgekeerd knots vormig, naar haar uiteinde toe van een
zijn
snoerd.
Aan haar ondereinde
naar boven toe worden dikte
is
13,5-16,5
y-;
zij
zijn
zij
lichter
vertoonen 10
of zij
tot
2 overlangsche. eenigszins inge-
bruinachtig of honiggeel,
van kleur.
De grootste
de lengte bedraagt, zonder het haar-
vormige verlengstuk, 50-75
y-,
met
dit
verlengstuk tot 185 a
Jonge conidiën missen het haarvormige verlengstuk. Aderhold besmette in
't
volgende jaar met de conidiën van
Sporidesmium Sjorzonerae gezonde schorzoneerenplanten en het gelukte hem op die wijze de bovenbeschreven ziekte te doen optreden, zoodat daarmee dus bewezen was dat de deze ;
zvva-a als de oorzaak der
Of deze
zwam
ook vi'uchtlichamen ontstaan,
is
zijn,
fperitheciën) vormt,
nog onbekend.
stateeren, dat
baar
kwaal moet worden beschouwd.
op de gestorven bladeren tegen den winter,
Wél
waarin ascosporen
kunnen consommige conidiën na overwintering nog kiem-
zoodat de
zwam
heeft Aderhold
den vorm van ascosporen producee-
;
— rondo
vruchtlichamon
om
't
in
tot liet
127
— hehoeft
hopaald
niet
voocjaar weor aanleiding'
volgcjiide
doorloopcn,
Ie
kunnen geven
te
op nieuw optreden van de scliorzoneerenziekte.
Aderhold meent dat deze laatste met goed succes door bespuiting met Bordeauxsclie pap zal
kunnen worden
den; on naar de ervaring, door mij opgedaan ding van hot
"
vuui* » der narcissen,
" Tijdschrift
over Planlenziekton », VII
versvachting te zal
mogen
bestre-
de bestrij-
welke ziekte door eeno
zwam wordt
aan Sporidesmium verwante
bij
bl
veroorzaakt
meen
12),
(zie
ik de
uitspreken, dat dit middel zeer gunstig
werken. J.
II.
—
Bene nieuwe ziekte
bij
B
R.
honing klaver.
Dr. Laubert behandelt in dezelfde aflevering van de bo-
vonaangehaalde werken van de
«
Biologische Abteilung
kaiserlichen Gesundheitsamte» eeno ziekte, die zich in
1902 vertoonde op
jaar
op het proefveld loon
te
voor-
witte honigklaver {Melilotus aldus)
Dahlcm.
De stengels van bijkans
nog éénjarige planton vortoondon
groole, witte vlekken; aan gel
't
am
't
talrijke,
alle
verschillend
bovenste godeolte van don sten-
spaarzaam en geïsoleerd en dus den oorspronkelijk ovalen
vorm behoudende, talrijker,
— aan
het benedeneinde van den stengel
en dikwijls zoodanig ineeuvloeiend, dat de geheole
stengel er
soms wit
in plaats
Op
van groen uitzag
die witte
vlokken, welke steeds scherp omlijnd en mot een bruin randje
omgeven waren, werden
talrijke, uiterst kleine,
zwarte puntjes
gezien, die de vruchtliohaampjos bleken te zijn van de
welke zich
als
de oorzaak der ziekte ontpopte.
Nu
zwam, en dan
worden de bovenbodooldo witte vlokken ook op bladstelen waargenomen, enkele malon ook op de middonnorf van een
blad.
Heel erg aangetaste stengels waren eenigszins opgezwollen zij
waren klein gebleven en droegen
slechts zeer weinige en
— kleine
—
128
Ook waren de
bladeren.
stengels
soms aan hun
boveneinde ietwat gekromd.
Mikroskopisch onderzoek leerde dat op de plekken, waar de stengel eene witte kleur had aangenomen, de cellen, welke de oorspronkelijke schors samenstellen fdus die, welke gelegen zijn
het zeefgedeelte der
buiten
waren dan
in
normalen toestand
vaatbundels),
't
geval
is,
en dat
zich door deeling tamelijk sterk vermeerderd
veel
hadden
grooter
bovendien
zij ;
zij
waren
hoekiger dan de normale cellen van de primaire schors, en
hadden haar bladgroen bijkans geheel verloren, terwijl de normale cellen der primaire schors zijn.
De
buitenste cellagen
juist
rijk
aan bladgroen
waren op de witte plekken gestorven
en samengeschrompeld.
De bovenvermelde zwartachtige puntjes bleken onderzoek pykniden dezelfde
waren.
te zijn, die
bij
nader
naar buiten uitmondende, op
hoogte als de afgestorven opperhuidscellen gelegen
waren ovaal, lensvormig, zeer variabel
Zij
in afme-
tingen (lengte 0,14 tot 0,03 mill., meestal 0,18 mill.; breedte
0,1 tot 0,18 mill., meestal 0,11 mill., hoogte 0,07 mill
Hun wand was dun,
).
bruin van kleur.
Zij
mondden met eene
opening aan hunnen top naar buiten.
Zij
waren gevuld met
een groot aantal conidiën, die langwerpig elliptisch van vorm
waren, en ingesnoerd waren
in
hun midden,
nl.
daar waar
zich het tusschenschot bevindt tusschen de beide cellen, welke
ze samenstellen. (lengte gemiddeld
Deze conidiön waren kleurloos, glashelder
14,5
p.,
breedte gemiddeld 5,8
f/).
De myceliumdraden van de zwam, waarvan hierboven
werden beschreven, groeiden
de pykniden stengels,
zoowel inwendig
ruimten.
in de dieper
gelegen weefsels,
in de buitenste lagen, nl. in de weefsels der pri-
maire schors verbreidden
drongen niet tot
Zij
maar bleven
in de aangetaste
in de cellen als in de intercellulaire
:
zij
in
't
zeefdeel
of
't
houtdeel der vaatbundels
zich niet, evenmin als in
't
merg.
De vaatbun-
.
— grenzende aan
dels,
129
—
de gedeelten
van de
primaire schors,
waarin zich de mycoeldraden vertakten, waren vaak eenigszins
maar zonder dat
bruin gekleurd, In
uitsti'ekte.
myceeldraden
df;
aUerbuitcnste lagen dik,
vi-ij
bi'uinaclitig
tusschenschotten voorzien; zij
maar
van kleur en van
in geringer getal.
geslacht Ascochyla
zwam
tot het
notnnt haar Asco-
hij
zij
Op andere klaversoorten
men
nog
niet te zijn
dm
waar-
MeHlotus albus
haar, noch de door haar teweeggebrachte ziekte ooit
aangetroffen
wone
worden gebracht;
Tot dusver schijnt
chyta caulicola.
heeft
vele
dunwandig, ook met tusschen-
Volgens Laubert moet de hier beschreven
genomen.
zich erin
schors waren de
dei'
de dieper gelegen lagen waren
in
duiHier, geheel kleurloos en
schotten,
zwam weefsel
liet
;
't
is
zaak, erop te letten, of
zij
niet
ook op ge-
klavers of lucerne voorkomt.
Do
zwam
heeft blijkbaar tweeërlei
bewoonde plantendeelen
werking op de door haar
prikkelt vooreerst deze planten-
zij
:
deelen tot meerderen groei, doordat aanvankelijk de cellen in
omvang toenemen en zij
eene stof
af, die
later zich
gaan doeU-n
;
ton tweede scheidt
den inhoud der cellen doet sterven. J
IIL
—
In de
R.
B.
Erikssons nieuwe 07ider:.oekinge)i omh^ent graanroesien «
Annales des Sciences naturelles
», Bot, VIII,
tome
XIV, XV, heeft de bekende Zweedsche plantenziektenkundige Eriksson
onder
den
titel ^
ccréales i)ar la semence
roesien stelde
op
»
Sur l'origine de
rouille
la
des
mededeelingen aangaande de graan-
gedaan, die zich ten deele op vroeger door
hem
inge-
onderzoekingen baseeren, ten deele betrekking hebben
zijne latere studiën betreffende de roestkwestie.
Eriksson begint
met
eerst een
uitvoeri-'
overziclit
te
— van
geven ten, uit
iiij
—
onderzoekingen
zijne
waaraan
130
meer dan
jaren bezig
tien
gen het bewijs infectie
te
gewoonlijk niet
putten, dat de graanroest
voorhanden ziektekiem wordt veroorzaakt,
waarbij hel optreden van de ziekte zeer afhankelijk
waarop do graanplant
Eriksson's meening betreffende
van de roestzwammen Plantenziekten », IX,
De
ervarin-
door sporen, maar door eene reeds inwendig in
de graankorrel
wijze,
tracht
Hij
is.
hem opgedane
deze onderzoekingen en uit de door
door
de graanroes-
betreffende
van de over
(Zie
vorm
bestaan in latenten
liet
graankorrel
in de
bl.
ontwikkelt.
zicli
is
:
« Tijdschi'ift
over
148 en 149.) treden in den regel veel later op
eerste roestvlekken
dan men zou kunnen verwachten, wanneer het eerste optreden
was van besmetting door sporen;
der roest het gevolg
vroegr-ijpe graansoorten vertoont
Het ziek worden
is
ook
bij
zich de roest
bij
ook vroeger.
graansoorten, die voor roest zeer
gevoelig zijn, zeer afhankelijk van den staat van ontwikkeling
der
planten, van de standplaats, van
vloeden.
Eene
zelfde roestsoort, de
andere
uitwendige in-
zwarte graanroest {Puc-
cinia gy^aminis) treedt op zomertarwe 2 lot 3 weken later
Twee op
op dan op wintertarwe. zaaide monsters gerst schillende
verschillenden
eene,
wikkelingsperiode in een'
koud was, vertoonde de
tijd
uitge-
roestsoort op ver-
vertoonden dezelfde
plaatsen; het
lijd
waarvan de voornaamste gevallen
ont-
was, waarin het zeer
roest alleen op de
bladscheeden, niet
op de bladschijven. Bestrijding van de roest door spuiten
middelen (fungicidon) had in
Op haver traden op tijdig
't
het
met zwamdoodende
geheel geen gevolg. proefveld
van Eriksson
zwarte roest {Puccinia graminis) en
gelijk-
kroonroest (P.
coronif'era) op, en wel de eerstgenoemde alleen aan de blad-
scheeden, de laatstgenoemde op de bladschijven.
Epidcmiën
van kroonroest en zwarte roest wisselen met elkaar
af.
— De krooiu'oost in
is
moer
ooiio
Midden r^uropa dezelfde
Voor zwarte roest
ro(.'.>t.
tijd;
tieke!
—
l.'n
zuidelijke soort; deze speelt
rol als in
hot begin van den
is
ontwikkelt zich
Scandinavië de zwarte
in
dien
tijd
zomer de
kri-
de haver niet normaal,
dan ontwikkelt zich ook de zwarte roest spaarzaam, en treedt daarentegen vaak de kroonroest epidemisch op. onderzoekers
Ondersclieiden
Eriksson herhaald, waarbij korrels
werden uitgezaaid
niet in
hebben
isolatiekasten.
l)esmettiug van buiten af onmogelijk was.
ook onder dergelijke omstandigheden schrijft
toe aan de
zulks
de proeven
van
door roest besmette graanin
welke eene
Eriksson toch had
roest zien optreden, en
aanw^ezighoid
van eene tot dusver
onzichtbare ziektekiem, welke in de korrels aanwezig zou zijn
Nu hebben
geweest.
omstandigheden
juist
nooit
roest
Eriksson
zien optreden.
aan de aanwezigheid van abnormale omstandig-
schrijft dit toe
heden, waardoor de zijn
onderscheiden oiiderzoekers onder deze
roestkiem niet tot
ontwikkeling
zou
gekomen.
Van groote als uit
heeft
beteekenis, zoowel uit een wetenschappelijk
een praktisch oogpunt, zijn de ervaringen, die Eriksson
opgedaan omtrent de vatbaarheid van de onderscheiden
graansoorten voor de verschillende soorten van roest.
Eriksson bestrijdt de zeer algemeen verbreide meening, dat de weerstand, dien verschillende graansoorten aan
den van
roest
bieden, zou zijn
't
optre-
gelegen in eene eigenaardige
struktuur der opperhuid, voornamelijk in de aanwezigheid van
eono dikkere waslaag. deSicile rouge» en
kenmerkt
zijn
voor roest. te
Zoo
twee tarwesoorten,
>•
blé carré
TiHiicum dicoccum var. airaium,
door eene dikke waslaag, toch zeei
die ge-
vatbaar
Daarentegen schijnt de vatbaarheid voor roest af
hangen van de snellere
graansoort: op ernstiger op.
zijn
vi"oegriji)0
of
langzamere ontwikkeling van de
soorten treedt de roest vroeger en
— De meerdere
—
132
mindere vatbaarheid of onvatbaarheid
of
der afzonderlijke soorten schijnt te kunnen veranderen
Zoo
hebben de voor gele roest zeer vatbare soorten Horsfordtarwe, Michigan Brons-tarwe, Landreth's Hardwinter-tarwe
en de Steinless-gerst, deze vatbaarheid eerst na hare invoering in
Enropa gekregen, aangezien noch
Noord-Amerika
in
(het
vaderland der genoemde tarwesoorten), noch in Australië (dat
van de Steinless-gerst)de gele roest voorkomt.
Bij
eeneandere,
voor gele roest zeer vatbare tarwesoort, Triticum dicoccum var. atratum,
de vatbaarheid voor deze roest in den loop
is
der laatste 10 Jaren afgenomen, hare vatbaarheid voor bruine roest
is
Er zullen nog vele proef-
daarentegen toegenomen.
nemingen en onderzoekingen noodig vatbaarheid voor roest tot eene schien zullen deze proeven
bij
zijn,
oplossing
om
de kwestie der Mis-
brengen.
te
dezelfde graansoort in verschil-
lende landen, dus onder verschillende klimatologische omstan-
Merk-
digheden, tot geheel verschillende resultaten leiden.
waardig
is
waarneming dat de soorten,
de
zeer vatbaar
zijn, juist
die
voor gele roest
voor vorst minder vatbaar
zijn
dan
degene, die meer weerstand bieden aan gele roest. J.
IV.
—
«
Kanker
Hierover « .Journal of
»
van Larix,
komt een
opstel
fijne
R. B.
spar en grove den.
voor van G. Massee, in de
the Board of Agriculture
»,
1902.
Larixkanker wordt tcwecggebracbt door de
zwam Dasy-
scypJia calycina Fiick. in boeken over houtteelt meer bekend ,
onder den naam van Peziza Willkommii R.
zwam
is
een
«
Har lig.
Deze
wondparasiet,die in gezonde weefsels alleen door
wonden kan binnen zijn veel gevoeliger
regel te gronde,
dringen.
voor
Jonge boomen beneden 10 jaren dan andere, en gaan in den
de infectie
wanneer
zij
worden aangetast.
Onder de
,
— de wonden, tasten, 't
het de
(lio
zwam
133
—
mogelijk maken, larixen aan te
noemt Massee, behalve beschadiging door wind en door
gewicht van sneeuw, door vorst en door vorplanten, ook
de wonden, veroorzaakt door de larixwolluis [Chermes cis Hartig), die in
't
Lmi-
voorjaar in de oksels van de jonge kortIk wil er nog bijvoegen, dat
twijgen hare eieren legt.
bij
ons
larixkanker dikwijls na de beschadiging door het
te lande, de
larixmotje {Coleophora laricella Bcchsl), dat hier vooral op
minder goeden grond, een van de hoofd vijanden van de Als
larix
is.
oorzaak van den kanker der spar noemt Massee
Dasijscypha resinaria Rehm, eveneens een wondparasiet. Vooral op plaatsen, waar wonden ontstaan
zijn
door de werking
van eene Exosporium-sooTX, vestigt zich de genoemde kanker-
zwam.
De Exosporium doet kleine barsten
ontstaan, die
de
met hars gevuld
Dasyscypha
werking van de de
binnon.
sparreluis,
kankerzwam toegang
zijn;
in
de schors
en door deze barsten dringt
Ook wonden, ontstaan door de Chermes abietis, zijn geschikt om
te verschaffen
;
mechanische verwon-
dingen eveneens.
Het dezelfde
zij
mij vergund, hier de aandacht erop te vestigen, dat
zwam,
die
den larixkanker veroorzaakt, in de laatste
jaren in verschillende streken van Nederland ook de grove den
aantast en deze ernstig ziek doet worden J.
R. B.
!
JEAN SOUHEUR, Antwerpen Fabrikant van minerale producten.
—
—
Asbcstine of ainiaiitc in poeder. Mineraal wit. Gekristalliseerde koolzure knik. China Clay (Koalin). Feldspath. Mangaan in poeder. Mika. Silicatine (calorifiige). Poilood of graphiet. Fluorspath Zwavelzuur barium. Teprecipiteerde zwavelzui-e kalk. — Talk van Venetië en van Franki-ijk. Puimsteen in stukken en in poeder. Plastische aardsoorten.
—
—
—
—
(
— —
—
—
—
ALGEMEICN AGENT voor het verkoopen van steenen matigen Tuf, dienstig voor het make» van wanden,
— —
en platen van kunstzolderingen (plafonds),
vonten en afsluitingen van allen aard, b. v. voor de afscheiding van vochtige, koude of wai'ino lokalen on voor het bckleeden van ketels en dergelijke toestellen.
F OSTIT E 't Fostite-Poeder en do Fostite-Pap
zijn de beste nüddeleii de beliaiideling der ziekten van den Wijnstok, de Tomaten, de on vei-nielen al liet ongeA.-, ilappelen, de Rozen, de Bloemen, enz dierte van de planten, zonder de planten te schaden. Deze producten zi.in aaMl)evolcn door <". ANGEN'OT, doctor in wetenschappen, leeraav van praktische scheikunde aan het i\I. handelsinstituut te Antwerpen; M. MEES, algemeen bestuurder van « La Roseraie Belqc " te Jettc Saint-Pierre M. A. DE S.VIEDT, onderpastoor te Saint-Pierre-Cappelle i)ij Edingen M. S. JACOBS, pastoor te Hellebecq (Hain) M. P. CLAREBAUT, pastoor ,
:
;
;
;
Moerbeke
Gceraardsbcrgen Mijne producten zijn gebruikt in de openbare tuinen te Berlijn, in de Koninklijke tuinen te Btuttgart, in de \ermaarde Palniengarteutc Frankfurt a/M door de Raffeisen-Instituts te Straasburg, enz. Het officieel verslag van het Instituut voor plantenphysiologie en plantenziekten te Berlijn, zegt dat FOSTITE er met goeden uitslag is aangewend geworden en dat men het zich ieder jaar met voldoening herinnert. Daarenboven is de FOSTITE aanbevolen in Zwitserland door de comiteiten voor het planten van den wijnstok en bijzonderlijk door het coniiteit van Zurich. Küstelooze toezending van de brochure met uitleggingen aan ieder, die ze vraagt aaa te
bij
.
••
,
JEAN SOUHEUR,
M-^
•>
Antwerpen.
SLUITING PNEUMATISCHE HERCULES Fadrrirk.mi;rk
(Gebreveteerd)
:
^<W^ j^
nOOn MIDOEt
^^
VAN DEN BAIN-M&RIE t
waterbad
OF VAN HET
UITPOMPEN DER LUCHT.
I
;i)
Gesloten glas.
I^enig systeem dat de conservedoozen en alle andere potten en !;izen, zoowel voor vloeistoffen ais voor vaste lichamen, luchtdicht •n werktuigclijk sluit. Groote spaarzaamheid van werk en stof. Gemakkelijke en geheel gewaarborgde toepassing door het waterbad of het verdunnen \Tin de lucht. Dit sluitingssysteem is aangenomen door de bijzonderste conservefabrieken van de wereld. Fig. 1 stelt een definitief gesloten tlesch voor ög. 2 de flesch vóór en fig. 3 na de bewerking. Voor meer inlichtingen, het toezenden van stalen en de vergunning voor den verkoop van
(2)
Voor
ile
bewerking.
;
iit
product, zich te
wenden
tot
Phytop&thologisoh Laboratorium
WILLIE COMMELIN SCHOLTEN
te
Amsterdam
K.\
Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te Gent.
TIJDSCHRIFT
PLANTENZIEKTEN ONDER REDACTIE VAN
Prof. »
Dr.
J.
RITZEMA BOS,
Directeur van het Phytoiiathologiscli Laboratorium Willie
Commelin Scholtcn
te
Amsterdam.
ELFDE JAARGANG. (Met zeven platen).
^EW YORK
GENT,
BOEKHANDEL
J.
1905.
VUYL
S
TEK
E.
GENT, DRUKK
V.
VAN DOOSSELAERE.
INHOUD.
Bladz.
— Pbytopathologisch
Ritzema Bos
laboratorium Willie Gommeliu Scholten Verslag over onderzoekingen, gedaan in- en over inlichtingen, gegeven van wege bovengenoemd laboratorium in het jaar 1904. Verslag der algemeene vergadering van de NederH. J. Galkoen. landsche Phytopathologische (Plantenziektenkundige) Vereeniging op Zaterdag 10 Februari 1905, in de collegekamer van het Phytopatho-
J.
:
—
logisch laboratorium
J.
"
Willie
—
Commelin Scholten
Korte mededeélingen, R. B. en komkommers
I.
De
„
te
Amsterdam.
.
R. B.
—
Korte medeelingen.
draineerbuizon; hoe dat veroorzaakt door mijten. vogels.
—
te
—
—
79
—
IV. Beschermt de wortels der kortgeleden geplante ooft!
—
—
Ritzema Bos.
—
"
Vallers
„
in de kool,
veroorzaakt door
Saccardo Zieke haver op de dalgronden J. Ritzema Bos. Geringe kiemkracht van in 1903 gewonnen zaad J. R. B. en Q. Korte mededeélingen. VI. Beitrfi,ge zur physio-
Elema.
—
—
—
.
—
logiseheu Anatomie der Pilzgallen von berg. faat.
Hermann
9G
Phoma
oleracea
J.
81
Het groeien van plantenwortels in voorkomen. II. Eene ziekte in haver, III. Over het afvreten van knoppen door I.
boomen en sierheesters tegen vorst, als er geen sneeuw ligt V. Hoe het komt, dat oude, overigens flink gegroeide en goed bcwortelde boomeu zoo dikwijls door den wind worden ontworteld. VI. De boktor Clytus arcuatus L., schadelijk aan eikenstammen. J.
7G
Peronosporaziekte der naeloenen
Verslag over den wedstrijd van pulverisateurs, gehouden te "Wageningen in 1904 en 1905 J.
1
106
118 124
Eitter von Gutten-
— VII. Bewaring van zaad. — VIII. Vergiftiging door kopersul— IX. Handbuch der Pflanzenkrankheiten von Prof. Dr. Paul
Sorauer, 3"«, vollstandig neubearbeitete Auflage, in Gemeinschaft mit Prof. Dr. Lindau und Dr L. I?eh, herausgegeben von Prof. Dr. P. Sorauer
137
J.
Ritzema Bos. stengelaaltje
III.
—
Blodz.
Proefnemingen omtrent de bestrijding
(Tylenchus devastatrix) en het bieten- of haveraaltje
(Heterodera Schachtiij Eapport over het jiroefveld in den Nieuvvlandschen polder, tot opsporing van bestrijdingsmiddelen tegen het stengelaaltje; 1905 (door J Oortwijn Botjes en J. Ritzema Bos).
H. M. Quanjer en A. Vürtheim. der vegetatie door rook J.
van het
Ritzema Bos.
—
—
149
Een geval van beschadiging I62
•
De Amerikaansche meeldauw van de
kruisbes
(Sphaerotheca mors vivae Berk et Curt), een nieuwe vijand der bessenaantocht naar Europa Résumé uit de ingeleverde vragenlijst omtrent het " haveraaltje „ telers in
.
.
.
170 177
Statuten der Nederlandsche Phytopathologische (Plantenziektenkundige)
Vereeniging Huishoudelijk reglement der Nederlandsche Phytopathologische (Plantenziektenkundige) Vereeniging
181
183
Phytopathologisoli L&bor&torium
WILLIE COMMELIN SCHOLTEN
te
Amsterdam
BN Kraidkandig Genootsohap
DODONAEA
te Gent-
TIJDSCHRIFT
PLANTENZIEKTEN ONDER KEIJACTIK VAN
Prof.
Dr.
J.
RITZEMA BOS,
Directeur van het Phytopathologiscb Laboratorium Willie
Commelin Scholten
te
Amsterdam.
ELFDE JAARGANG, Eerste en t-weede afleveringen.
GENT,
BOEKHANDEL
J.
1905.
VUYL
S
TEK
E.
INHOUD. — Phytopathologisch laboratorium Willie Com— Verslag over onderzoekingen, gedaan in- en
Ritzema Bos.
J.
melin Scholteii.
over inlichtingen, gegeven van
woge bovengenoemd laboratorium
in het jaar 1904
H.
—
CalkoeD.
d^
algemeene vergadering van de Verslag Nederlandsche Phytopathologische (Plantenziektenkundige) Vereeniging op Zaterdag 10 Februari 1905, in de collegekamer van het te Phytopathologisch laboratorium « Willie Commelin Scholten 76 Amsterdam Korte me 'edeelingen. I. De Peronosporaziekte der J. R. B. 79 meloenen en komkommers J.
•»
—
NEDERLANDSCHE PHYTOPATHOLOGISCHE VEREENIGING. D^"
Ingevolge een besluit, genomen in de vergadering van Nederlandsche phytopathologische Vereenigiug, gehouden te Amsterdam op 10 Febr. j. 1., wordt voortaan aan de donateurs en de leden van voornoemde vereeniging een exemplaar van dit
de
•
« Tijdschrift
over plantenziekten
Wageiiingen
Haarlem
»
toegezonden.
;
Phytopathologisch Laboratoriam
WILLIE COMMELIN SCHOLTEN
te
Amsterdam
KN
Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te Gent.
Tijdschrift over Plantenziekten HHKAKT
ONDER REDACTIE VAN
Prof. D'
Elfde Jaargang.
J.
.
NEW
RITZP:MA BOS.
— l^ en 2« Afleveringen.
..........
Maart igoS.
PHYTOPATHOLOGiSCH LABORATORIUIH WILLIE COnHHELIN SCHOLTEN.
Verslag over onderzoekingen, gedaan in- en over inlichtingen gegeven van wege bovengenoemd laboratoriom in het jaar 1904 opgemaakt door den Directeur
In het jaar 1
1904 bedroeg
J.
RITZEMA BOS.
het aantal ingekomen brieven
157, het aantal uitgegane brieven, met de mondeling gegeven
inlichtingen daarbij gevoegd, tot in
dusver werd bereikt.
1359
:
dat
het grootste getal,
(275 uitgegane brieven meer dan
1903). Vooreerst breng ikverslaguitoverde ingekomen inzendin-
gen en omtrent de naar aanleiding daarvan in onderzoekingen. Ik heb de hier
te
't
werk
gestelde
behandelen onderwerpen
gerangschikt naar de oorzaak der beschadiging. I.
—
Niet parasitaire ziekten en BESCHADIGI^GEN.
Mechanische beschadiging van Asparagus Sprengeri. In
Januari ontving ik van den Directeur der Rijkstuinbouw-
winterschool
te
Aalsmeer takken van
.
YOi^K
Asparagus Spren-
geri, waarvan de toppen en blaadjes gele plekken vertoonden, 1
—
waren overgegaan.
die hier en daar in rotting
was
herhaaldelijk,
zieke plekken der bladeren werden verschil-
lende organismen gevonden
maar
;
dat deze als de oorzaak der
sel
voorkwam, kwamen
misschien werd in de
«
was geene aanduiding, « konden worden be-
er
ziekte
Uit de plaatsen van de plant,
schouwd.
't
wij
tot
waar
het verschijn-
de veronderstelling, dat het
leven geroepen
hangplanten bewonderend,
fraaie
Reeds vroeger
op oen soortgelijk verschijnsel onze aandacht
Op de
gevestigd.
—
2
door bezoekers, de
uiterst
die,
teere
en
gevoelige takken optilden en er met de hand overheen streken, of die de neerhangende
het loopen door de kassen
bij
waarvan eene kleine kneuzing
aanraakten,
Op de eenmaal beschadigde
zijn.
zich
takken
het gevolg moest
plekjes der bladeren zouden
dan gemakkelijk saprophyten kunnen vestigen.
vernam
ik
had genomen
om
noemde oorzaken gebleven.
Later
van den Heer de Vries, dat sinds men maatregelen mechanische beschadiging door bovengete verhinderen,
het verschijnsel
was
uit-
—
Schadelijke iverking van in Chüisalpeter aanwezige
perchloraten op granen was waar
te
nemen aan winter-
graan, uit verschillende deelen van het land ter onderzoek gestuurd. verslagen.
Uitvoeriger (Zie
is
ook Ritzema Bos
gen der Landbouwgewassen
Schadelijke
bodem.
hierover «
gehandeld
vroegere
Ziekten en Beschadigin-
», I, bl. 33-35).
—
invloed van een' zuur
— Hieraan moest naar
in
reageer enden
alle waarschijnlijkheid
worden
toegeschreven het afsterven
van aardappelplanten, van
welke tweemaal eene zending
uit
lende terreinen afkomstig,
kwam
daar,
volgens
algemeen voor.
De
Sappemeer, van verschil-
werd onderzocht.
mededeeling
teelaarde
is
Deze
sterfte
van de inzenders,
vrij
op de terreinen, waar het
—
—
3
verschijnsel zich voordeed, door eeiie laag zand van
gescheiden,
bleek
en
het veen
nader onderzoek tamelijk zuur
bij
te
De afsterving begon aan de ondoraardsche doelen,
reageeren.
en zette zich naar boven toe voort slechten toestand van den bodem.
Van eene andere
wees op
'tgeen ook
;
een'
—
plaats uit de Veenkoloniën, n.
1.
Oude
Pekela, ontving ik haver, die gele bladen vertoonde, waarin
de
zwartzwam Macrosporium Avenw wookerde.
echter deze
zwam
niet de
hoofdoorzaak der kwaal
ook bladeren, waarin de zwartzwam ontbrak, wel,
zooals
Hier bleek te zijn,
daar
afstierven, en
nader onderzoek leerde, ten gevolge van het
Ook
doodgaan der wortels.
hier
kon zure
reactie
van den
bodem worden geconstateerd, en moet waarschijnlijk daarin de oorzaak van het afsterven worden gezocht.
—
Uit Gorinchem werden in het voorjaar vruchtboomen gestuurd, afkomstig van een terrein,
kooi geweest was
;
waar vroeger een eenden-
er vertoonde zich zeer veel sterfte in de
takken dezer boomen, terwijl toch geenerlei parasitisch orga-
nisme kon worden ontdekt. oorzaak
der
Waarschijnlijk moet hier de
worden gezocht
sterfte
in
het
terrein,
dat
tengevolge van den natten zomer in het vorig jaar te veel
water
in zich
onderzoek
is
had opgehoopt. toegezonden,
waarschijnlijk,
omdat
bij
Ofschoon ons geen grond is
minder diep wortelen. Uit Aalsmeer
ter
ook daarom
de diep wortelen de pereboomen de
beschadiging veel aanzienlijker die
deze opvatting
was dan
bij
de appelboomen,
—
werden seringen
tot
onderzoek ontvangen,
van welke de wortels eenvoudig waren afgerot ten gevolge
van
te natten stand.
—
Eene slechte ontwikkeling van het wortel- systeem had
bij
aardappelplanten, uit Bellingwolde afkomstig, knol vorming in het
loof ten
gevolge.
Uitvoeriger
is
over
dit
verschijnsel
gehandeld in het
Landbouwkundig
««
Tijdschrift «
—
1899, pag. 52 en jaargang 1900, pag. 64.
— Uit eene broeikas
Te groote vochtigheid der lucht. Boskoop kreeg
in
Jaargang
,
ik druivebladeren gestuurd, die eigenaardige
pokvormige opzwellingen aan de onderzijde vertoonden. gens Sorauer Auflage, «
(«
Handbuch der Pflanzenkrankheiten
224
I.
intumescentia
die
»),
bestempelt
die
(en
»),
bij
hooge temperatuur en
in de bladen optreedt, doet zich het eerst
rijkelijke
aan de onderzijde der Tengevolge
bladeren in de buurt van de hoofdnerf gevoelen. al te
en vallen
te groote
Het streven naar oppervlaktevergrooting, dat dan
bemesting.
van den
viltplek-
«
wordt het verschijnsel veroorzaakt door
vochtigheid in de kassen,
naam
waarschuwt tegen
verwarring met de door galmijten veroorzaakte
ken
;
deze opzwellingen met den
»,
VolZweite
af.
sterken groei worden de bladeren te vroeg bruin
—
Openbarsten van penenten gevolge van plotseling optredenden
vrij
sterken regen
kwam
ook
te
Boskoop voor. De ont-
stane spleten strekten zich soms over een aanzienlijk gedeelte
van het oppervlak tot
uit,
op het gele merg
uit
De langdurige
zoodat het scheen of groote segmenten
den wortel waren gesneden.
droogte, gevolgd door korte, voorbij-
gaande regenperioden,
deed
bij
schijnselen optreden als in het jaar
kundig Tijdschrift
«
,
—
jaargang
aardappelen dergelijke ver-
1893.
894, pag.
1
(Zie 3).
«
Landbouw-
Dit verschijnsel
bestond hierin, dat de knoppen, die bestemd waren
om
zich pas
in het volgende jaar tot bebladerde
takken te ontwikkelen, reeds
in den
nazomer van 1904
takken
m.
w. secundaire
a.
noemt men
«
tot korte, dikke
knollen
het doorwassen
»
vormden.
Dit
der aardappelen.
uitliepen,
verschijnsel
,
—
—
5
Tengevolge van het gunstige w^eer na de regens bleef het
konden zich de dochterkiiollen ontwik-
loof assimilceren en
kelen, zonder dat
waardig
de moederknol
1904
dat zich in
is
poppigc
van Juni
deze
(Zie over
het doorwassen
«
Ziekten
en
2*^
druk,
bl.
I,
«
bl.
11 3)
van aardappelen
:
Ritzema Bos,
Landbouwgewassen
der
(zie
«
Landbouwkundig
werd door ons aan
te vochtige
uit
Tijdschrift »
Deze ziekte wordt veroorzaakt
atmosfeer gedurende den winter.
werden
in
op den V7^uchisieel,
maken met kurkvorming,
dit
verschijnsel
op
in eene
droogte, nadat de planten langen tige
atmospheer
zijn blootgesteld
werd mij struik,
uit
afge-
Gewoonlijk van
aan eene koele en voch-
geweest.
.
—
In het begin van Mei
Wijk-bij-Duurstede gestuurd een zwarte bessen-
waaraan behalve geheel
normale
bloemen,
zaten, die abnormaliteiten in zeer verschillende
den.
was
plotselinge periode
tijd
Variaties en monstrositeiten
was
die zoo sterk
sneden en dal de steel verdroogde en zwart werd.
die
Wij hadden
opgetreden, dat zelfs hier en daar de sapstroom
treedt
—
den herfst ingezonden druiven
7net oranjekleurige knobbeltjes
hier te
«,
Boskoop toegestuurde
door den inzender voor roest werden aangezien. echter
laatst
—
28.).
Uit Middelburg
Merk-
't
aardappels hebben ontwikkeld.
»
planten nogmaals onderzocht.
door eene
—
N. Holland reeds in
in
beschadigingen
De CHvia-zlekte 1901,
er onder leed.
andere
mate vertoon-
Afwijkingen in plaatsing, vorm en kleur der kroon-
van meeldraden
en
vermeerdering
van
bladeren,
reductie
stampers,
soms ook van vruchtbeginsels, konden aan deze
plant
wolden waargenomen.
uitvoeriger in het
"
Hierover handelde ik reeds
Tijdschrift over Plantenziekten «, deel X,
137-145.
bl.
Daar de abnormale bloemen voor
deel steriel blijven,
is
meeren-
den bessenteler aangeraden, de boom-
knopvariatie vertoonen,
pjes, die de
't
door stekken
niet
te
vermenigvuldigen, maar ze te verw^ijderen en door struiken
met volkomen bloemen
te
werd
Uit Bergen (N. H.)
—
vervangen.
September gestuurd een nog
in
niet volgroeid bloemkooltje, dat
van normale bloemkool alleen
afweek door de rosé kleur van de
bloemknoppen bestaande ring met
dan
«
kool.
roode kool kan hier
allicht
»
uit
de onontwikkelde
Sprake van bastaardeedaar
vrij stellig niet zijn,
ook aan de bladeren
een' anderen
men
vorm en eene
andere kleur zou waarnemen dan aan die van een gewone
Van eene
bloemkool.
geen sprake
;
vrij stellig
variatie te doen.
Aan
van
dikte
ter
was
zeer zeker ook
hadden wij hier eenvoudig met eene
—
het ?jlad
opzwelling
parasitaire ziekte
een'
mangelwortel bevond
zich eene
van bijna 2 cm., die zich over een
aanzienlijk deel van de bladoppervlakte
uitstrekte.
Hierin
werd geen spoor van vreemde organismen gevonden, en
wij
schijnen dus met eene monstrositeit te hebben te doen gehad.
II.
—
Plantenziekten en beschadigingen,
ontstaan door
DE WERKING VAN ANDERE PLANTEN.
Onkruiden.
Inlichtingen werden gegeven omtrent de
vraag wat tegen speenkruid [Ficaria ranunculoïdes ) in Friesche is
greidlanden
meer succes verder de
heeft
dan
bij
te
wat
hier veel
planten, die een' wortelstok hebben;
ontwikkelings voor waarden
minder gunstig
Aangeraden
moest worden gedaan.
het speenkruid in het voorjaar uit te trekken,
voor
het
speenkruid
maken, hetgeen door droogleggen van het
\
—
Eeno krachtige bemesting doet vooral
land kan geschieden. het gras
groeien,
sterk
waardoor het speenkruid, dal nooit
zoo hoog opgroeit, verstikt. In de
—
7
—
omstreken van Gogh,
ondervonden van het
gedoomd
N. Limburg, werd schade
in
stalkru d, Ononis spinosa.
Hierover word uitvoeriger gehandeld
kundig Tijdschrift
«,
jaargang 189U,
het
in bl.
"
Landbouw-
—
53.
In weilanden in de buurt van Helmond breidde zich AlchemiUa vuUjaris {leeuweklauw, of heXgroote vrouwenVan dit overblijvende gewas was niet manteltjey sterk uit
bekend dat het
onkruid kon optreden.
als een zeer schadelijk
Natuurlijk kan het in zóó ver
kwaad doen,
dat het
miUa vulgaris leggen
het
bepaaldelijk op vochtige weiden tiert,
beste
middel
wieden noodzakelijk
van den
bloeitijd of
zaad kan uitbreiden
werd van «
uit
bestrijding.
ter
dan moot
zijn,
45-50.).
(Zie Ritz.
Landbouwgewassen
«
,
Bos,
2* druk,
— werden ons, evenals het
Uit Tilburg
bacteriezieke seldo'ij knollen tot onderzoek ge-
Plantenziekten », deel X, verschillende
bl.
Landbouwkundig
15.
is
in het
«
Tijdschrift over
—
plaatsen, n.1.
Maartensdijk en Aalsmeer, in («
(Cuscuta epithymum)
klaver"
zonden, waarover nader bericht
Van
droog-
geschieden in het begin
dit
Grijpskerk advies ingewonnen.
Bakteriezieklen. vorig jaar,
is
Mocht ook hier
—
Ziekten en beschadigingen der
bl
sterke
daarvóór, omdat do plant zich anders door
loar kruid op
Over
bij
Daar Alche-
vermeerdering don grasgroei te veel belemmert.
kwamen
Groenekan
bij
Utrecht,
bacicrieziehe seringen
Tijdschrift «, jaargang 1900,
pag.70-
75).Voor hel
eerst ontving ik dit jaar
tomaten lijdende aan ,
eene ziekte, die aan baeteriën moet worden toegeschreven.
—
—
8
Deze ziekte doet zich voor aan de vruchtbeginselen of de onrijpe vrachten,
gewoonlijk aan het topeinde van deze,
als
eene bruine plek, die zich kringvormig uitbreidt, terwijl het
daaronder gelegen weefsel inzinkt.
Van
deze ziekte, die het eerst door Prillieux
des plantes agricoles «, pag. 19) tot
Maladies
(«
beschreven, hoorde
is
men
dusver niet in ons land, maar wel op verschillende plaatsen
in het
in
Amerika
(Experiment
Station
Noorden en het Midden van Frankrijk.
werd
waargenomen door Earle
zij
Ook
Record, XII, p. oG9), die evenals Prillieux tot de conclusie
kwam,
bacteriën de oorzaak
dat
der
ziekte
Beide
zijn.
onderzoekers vermelden ook in het kort, dat door hen inge-
met reinkulturen geslaagd
stelde infectieproeven
Pseudomonas Hyacinthi
men voor
te
Toen
was.
zijn,
—
— Geelzieke hfjacinthenkwa,-
Sassenheim op land, dat
in
1903 nog weiland
den herfst van dat jaar de hyacinthen geplant
in
werden, werd van de ziekte
niets bespeurd.
Door den inzen-
der werd de oorzaak gezocht in den natten zomer van 1903, en
nog nieuw^ was, daar
in het feit, dat het gebruikte terrein
meermalen had opgemerkt, dat van de op zulken
«
hij
maagdelij-
ken» grond geteelde hyacinthen het volgende jaar zeer vele niet
opkwamen en
er
dan
als geelzieken uitzagen.
Bij
onderzoek
bleek dat de bedoelde hyacinthen in zeer sterke mate door het geelziek
waren aangetast, ook reeds
niet mogelijk
besmet waren
scheen, ;
reeds onder de
dat
zij
de bollen moeten, leden
in de bollen
eerst in bij
hebben gehad.
bol- en «
:
«
;
zoodat het
via de bladeren
het uitpoten, de ziekte
Trouwens
kunnen gemakkelijk
geelziek aangetaste bollen
ren niet als zoodanig worden herkend.
Wakker' s
1904
bij
licht
door
het visitee-
(Over deze ziekte zie
Onderzoek van ziekten van hyacinthen en andere
knolgewassen
»,
Zwartheenigheid
1883). «
—
der acü^dappelplant en het daar-
mee samenhangende aardappelrot.
— Deze ziekte kwam in
1004 voor op
het goed Wildrick, op
Oud Beijerland en op do
terreinen der Rijks Hoogere Land- Tuin- en Boschbouwschool
Onder
teWageningen.
zwartbeenigheid «verstaalt
men
eene
aardappelplanten, waarbij de stengels aan hunne
ziekte der basis
«
zwart worden en afsterven.
Het voorkomen, dat de
deze ziekte hebben,
naarden
planten
bij
is
verschillend
tijd,
op
welken de stengel aangetast wordt, en naar de snelheid, waar-
mee de
men
plaatselijke storing zich
Gewoonlijk
uitbreidt.
ziet
einde Juni stengels, die opvallen doordat zich de bovenste
stengeldeelen niet normaal gestrekt hebben; de bladeren ervan
De plant heeft
staan rechtop en zijn min of meer ineengerold.
daarbij eene geelgroene kleur en steekt daardoor tegenover hare
omgeving
af.
Graaft
men
dat de moederknol aan deelte
't
zulk eene plant rotten
uit,
dan vindt men
Het onderaardsche ge-
is.
van den stengel draagt gezonde wortels, maar het stam-
deel zelf
is
zwart en week.
Meestal
is
den pootaardappel reeds geheel vergaan
het in de nabijheid van ,
en alleen de vaatbun-
dels zijn als donkergekleurde strengen overgebleven.
naar boven
is
de stengel beter bewaard gebleven
boven den grond uitsteekt, te zien.
len
;
is
van zwartkleuring
Verder
en waar
;
niet veel
hij
meer
Dergelijke planten leveren zoo goed als geen knol-
en als er al eenige gevormd worden, dan blijven ze toch
zeer klein, daar ze
al
met de moeder plant.
spoedig niet meer in verbinding staan Later vergaan ze.
aardsche stengeldeelen meestal
vrij
Terwijl de onder-
vlug vernield
zijn, blijven
de wortels zoolang gezond, als ze nog aan eenigszins levenskrachtige stengels zitten. Planten, die
dit
ziektebeeld vertoonen, sterven reeds in Juli
en Augustus af; hunne stengels vallen om, als de onderaardsche deelen zoover afgerot niet
meer
in staat zijn,
zijn,
dat ook de bovenste wortels
hen overeind
te
houden
;
en
bij
den oogst
herinneren hoogstens nog eenige verdroogde, zwarte stengels eraan, dat op die plaats een aardappel gepoot was.
— Anders óf
het ziektebeeld, als de ziekte zich óf eerst later
minder snel ontwikkelt.
gezond er
is
—
10
Dan groeien de planten schijnbaar
Komen
met normalen habitus en normale kleur.
uit,
dan echter warme, vochtige dagen, dan
schijnbaar gezonde planten en sterven
verwelken
Ook
af.
die
vindt
hierbij
men, dat de onderaardsche deelen van den stengel min
meer zwart
Daar echter de planten
zijn.
of
eerst later in haren
groei gestoord worden, zijn er gewoonlijk reeds kleine aard-
appelen, die echter dikwijls zwarte plekken vertoonen, welke
Ook
evenals de zieke stengeldeelen in ontbinding overgaan.
deze aardappelen vergaan, wanneer de ziekte ten minste niet zeer laat optreedt, ten tijde dat
Een' derden
vorm
reeds ongeveer rijp zijn.
zij
derzelfde ziekte heeft men,
bovenaardsche deelen der planten vegetatietijd in
leven
weersgesteldheid of
Ook dan
zijn
bij
tot
zooals
blijven,
aan het einde van den bij
bijzonder
zeer laat optreden der ziekte voorkomt.
bodem gezeten stengeldeelen
óf
van de in den
slechts eenige plekken aangetast,
zonder voor het leven van de plant gevaarlijk deze wijze van optreden wordt de ;
gunstige
de onderaardsche deelen gedeeltelijk vergaan; maar
de ziekte heeft óf slechts enkele stengels,
verminderd
wanneer de
te
worden.
Bij
opbrengst niet al te zeer
want de aardappelen komen gewoonlijk
tot rijpte;
en de vlekken, die er op voorkomen, zijn meestal klein en
weinig
in
vorm der
't
De voornaamste schade, die deze
oog vallend.
ziekte aanricht, bestaat
dan ook
niet zoozeer in ver-
mindering van den opbrengst, als wel daarin dat van
uit de
kleine vlekjes dezer knollen de rotting zich over een'
heelen
Laatstgenoemde vorm vertegen-
voorraad kan verspreiden.
woordigt dus
in
zekeren
zin
overgangstype tusschen
het
zwartbeenigheid en het verwante rot in de knollen. Het hier bedoelde waarbij
omgezet,
de die
rot
aardappelen in
is
een
eene
soort van
brijachte
«
natrot, »
massa worden
door de vastere schil wordt bijeengehouden.
— Komt
deze
met de lucht
brij
bruin tot zwart.
is
in
aanraking, dan kleurt
zij
zich
zeer besmettelijk op de voorraad-
zoodat soms de geheele voorraad gaat verrotten.
plaatsen,
Soms
Dit rot
—
11
echter zijn vele aardappelen in zeer geringe mate aan-
gestoken, en breiden zich de zieke plekken ook gedurende den
winter niet
zoodat de kwaal
uit,
opgemerkt, met
dit gevolg,
bij
het uitpoten niet wordt
dat het volgend jaar een groot
aantal planten ziek kan worden.
De oorzaak van de verwante
«
rot
«
zwartbeenigheid
zijn bacteriën, die óf
«
»
on het daarmee
van jaar
tot jaar
met
de poters worden verbreid óf in bijzondere omstandigheden van uit
den bodem de planten aantasten.
voor, wanneer de
bodem door de telken
pelteelt zeer rijk is
veroorzaken, of
Dit laatste
1.
jare herhaalde aardap-
wanneer door ongunstige weersgesteldheid
blijven staan,
of
bijv.
zeer lang in
ook wanneer aan bacteriën door
de eene of andere verwonding toegang
wonden worden
n.
geworden aan de bacteriën, die de ziekte
in het voorjaar de juist uitgeloopen kiemplantjes
den bodem
komt
gevormd
het
bij
is
verschaft.
Wanneer
uitpoten, of tengevolge van vreterij.
Zulke
doorsnijden vóór het in
den zomer
langdurige, buitengewone vochtiglieid optreedt, dan kunnen
ook zonder bovengenoemde oorzaken de bijzonder gevoelige soorten aangetast worden
Zijn de bacteriën
eenmaal binnen-
gedrongen, dan doodon hare afscheidingsprodukten de weefselcellen en lossen de substantie, die de cellen verbindt, op, zoo-
dat de weefsels uiteenvallen. rels blijven echter bestaan.
als bij
cel wand
De
en de zetmeelkor-
De wanden der
gezonde planten, glad en
stijf,
cellen zijn niet,
maar gerimpeld.
Ter voorkoming van de ziekte bediene men zich van vol-
komen gezonde den in
't
pootaardappels.
oog houden
;
Hiertoe moet
en wanneer
men
deze vóór den oogsttijd verwijderen. zeer laat of te veelvuldig op,
om
men
zijne vel-
zieke planten ontdekt,
Treedt het verschijnsel
de planten te kunnen uitgra-
12
dan moet men den oogst van zieke en gezonde terreinen
veil,
gescheiden houden en alleen dien van de laatste voor pootgoed Zijn de planten eenmaal aangetast,
gebruiken.
meer
men
daar
te genezen,
de plant reeds ten doode
is
dan zijn ze niet
de ziekte eerst herkent, wanneer
opgeschreven.
ten zoo mogelijk ook alle zieke knollen
Bij
den oogst moe-
worden bijeengezocht
en vernietigd, want deze ook verbreiden de ziekte, wanneer ze
op het land blij ven liggen den winter
is
.
Eene goede bewaarplaats gedurende
een tweede vereischte in den
strijd
tegen de ziekte.
Het komt er op aan, de aardappelen zoo droog en koel mogelijk te
Dan
bewaren, en zóó dat er lucht langs kan strijken.
den zich eventueel aanwezige kleine rotvlekjes niet aardappelen kunnen
zelfs
door een laagje kurk
te
uit,
brei-
ja de
genezen, doordat het gezonde weefsel
vormen, het zieke gedeelte
isoleert.
Vóór het poten moet men het pootgoed, dat men
niet
volkomen vertrouwt, eenige dagen aan de lucht laten liggen drogen
;
pelen.
liefst
Bij
zoolang tot de schil een weinig begint het
poten vermijde men,
eenigen
al tijd
deze
te
maatregelen niet helpen, dan
gebruiken
moet men
lang eene andere aardappelsoort verbouwen, die
meer weerstand met dikke
te rim-
in streken waar de
kwaal nogal optreedt, doorgesneden aardappelen Mochten
te
In het algemeen zijn de latere soorten
biedt.
schil het best tegen
de kwaal bestand.
Bovenstaande mededeelingen
zijn
van het uitvoerig onderzoek, door
D*"
ontleend aan de resultaten O. Appel te Berlijn over
zwartbeenigheid en het daarmee verwante rot, verricht.
—
De gewone aardappelziekte, veroorzaakt door Phytopthora infestans, deed vroeg voor,
n.1.
zich dit jaar te St-Pankras bijzonder
reods in de eerste helft van Juni
.
De hooge
temperatuur en vochtige ligging van het land zullen daartoe
hebben bijgedragen.
Overigens
kwam
de
aardappelziekte
dit jaar door de heerschende droogte weinig voor.
—
-
Peronospora cffaaa werd in
eeno kweekerij
Tijdschrift ",
te
1900.
—
13
schadelijk aan splnazicplanten
Braambnigge. 78).
bl.
Veyonospora parnsitica vertoonde op roode koolplantjes, (he ons onderzoek naar de
vallers «
«
Landbouwkundig
(Zie «
— zich enkele
malen
Juni van don Langendijk tot
in
werden gezonden.
De door de
Peronospora aangetaste plantjes waren gemakkelijk aan de vlekkerigheid van de bladenjn te herkennen.
kundig Tijdschrift
1899,
v,
Plantenziekten », X,
17).
bl.
bl.
—
50 en
Landbouw-
(«
Tijdschrift
«
Peronospora Schleidenita,sUe'm Nieuw Beerta in
sjalotten,
Zalt-Bommel en Enkhuizen de stengels van voor zaad ge-
kweekte uienplanten aan. Plantenziekten
», VII, bl.
(Zie
10).
Peronospora Viciae. Noord Brabant ontving vandoor deze
zwam
kundig Tijdschrift bl.
over
Uit
ik in de
o
a.
«
Tijdschrift
Utrecht en
1896,
bl.
Westelijk
uit
maand Juni
eonige gevallen
aangetaste erwtenplanten.
»,
over
—
(«<
102; 1898,
Landbouw85; 1890,
bl.
61).— Peronospora alba had planten van Plantago major
schadigd, die werden toegezonden uit Koudekerke.
be-
—
Cystopus Tragopogonis komt voor op verschillende Composieten, inzonderheid op Tragopogon
en
Uit Enschedé ontving ik schorzonerenbladeren builen van
witte
«
met de sporen-
witte roest », gedeeltelijk opengesprongen en de
conidiën
vrijlatend.
Deze
zwam
doet
sterven zonder voorafgaande hypertrophie. laise is
Scorzonera.
nuttig gebleken ter
de
bladeren
Bouillie Borde-
bestrijding van deze
ziekte, en
—
wordt toegepast vóór de planten gaan bloeien
Urocystis occulta, oorzaak van den 7'oggestengelbrand.
Door den heer Brinkman, Rijkslandbouwleeraar
werden mij roggeplanten toegestuurd,
te Leeuwarden,
lijdende
aan stengel-
—
— brand (Urocystis occulta).
kundig Tijdschrift Plantenziekten
»,
Zie over deze ziekte «
1902,
»,
—
14
VIII,
bl.
19
bl.
171;
over
« Tijdschrift
ook
;
Landbouw-
Ritzema
Bos,
«
Ziekten en Beschadigingen der Landbouwgewassen, 2® druk,
1,
bl,91).
—
Urocystis uien,
Colchici.
door uienbrand
noemd. Behalve
uien,
bij
bij
wij
zwarte mop
daar
ge-
de oorzaak van deze ziekte.
is
de geslachten
Scilla en
:
Colchicum, en
Ornithogalum, Polyis
vooral in Amerika
De uien worden reeds
waargenomen.
planten aangetast, zoodat tijdig te
ontvingen
en andere soorten van het geslacht
prei
voor
zij
gonatum, Muscari, dikwijls
aangetast,
Urocystis Colchici
Allium, komt
St-Pancras
Uit
zij
als
kiem-
geen bollen vormen en vroeg-
gronde gaan.
Eerst
is
de
zwam
op de buitenste bolschubben
slechts
aanwezig, dan bevindt zich het mycelium alleen in de nabijheid
van de zwarte
brandvlekken.
Later
is
vormen
zich intercellulair.
het
—
Puccinea Malvacearum, een autoecische die
alleen dadelijk tot
overal
in de
Mycelium en sporen
bladeren, bollen en wortels voorhanden.
(1) roestsoort,
kieming geschikte teleutosporen voort-
brengt en de z.g. Malvaroest veroorzaakt, trad te Schellink-
hout en
te
Wageningen
in stokrozen op.
Daar de
zich dikwijls vestigt op de schutbladeren, die de bloem
en later
om
de vruchtjes blijven zitten, wordt de
Stokrozenroest vaak met het
«
zaad
«
«
roest »
omgeven
Malva-
of
naar andere streken
overgebracht.
(1) Autoecisch noemt men roestzwammen, waarvan de bekerroest (aecidium)vorm en de teleutosporenvorm op dezelfde plant leven; heteroecisch dezulke, waarvan de beide vormen op verschillende plantensoorten tot ontwikkeling komen.
-* 15
Aecidium voor
te
— kwam
(Jrossulariae, roest op aalbessen,
Deze vorm van de
Ten Boer.
zwam
hangt samen met
den tcleutosporenvorm Puccinia Ribis, die met den aticidium-
vorm autoecisch
glumarum
Puccinia bunrt
1890
«
op
{gele roest) trad
van Appingedam en
Van deze in
—
is.
in
gele graanroest »,
zomergerst die
te
wintergraan.
Nieuw-Beerta.
geen aecidiën-
overwintert waarschijnlijk als mycelium
zij
in
—
Aecidiuin Convallariae, de bekervorm van de op levende Puccinia Digraphidis, de oorzaak lelietjes
de
in
door Ei'iksson en Henning
als afzonderlijke soort is beschreven, is
vorm bekend;
tarwe
in
der dalen,
kwam
van roest in
De
Naarden voor.
te
riet
roest gaat
gemakkelijk van het in slooten groeiende, en ook van het ter
dekking gebruikte
riet
Peridermium Strobi. van een Weymouthsden
«
(Over deze
Landbouwkundig een
ik
zwam
werden ons takken
gestuurd, die door
slijmig
Van
is,
en hare wisselgeneratie,
Tijdschrift »,
Gymnosporangium. ontving
Uit Amsterdam
(Pinus strobus)
waarvan bovengenoemde zwam de oorzaak
blaasroest,
waren aangetast. zie
—
op de Convallaria's over.
1897,
een'
71).
bl.
kweeker
—
Hilversum
uit
teleutosporenvruchtlichaam, zonder
opgave waarop het voorkwam, en met de vraag of het schadelijk
zou
aan heesters en vruchtboomen. Met welke soort
zijn
van Gymnosporangium ik hier
te
maken
had,
was
maken, daar vorm en grootte dor teleutosporen
niet uit te
bij
de ver-
schillende soorten niet zoo heel constant zijn, en daar mij niet
bekend was, van welke Juniperussoort
Naar de sporen
te
oordeelen,
meende
zij
ik
afkomstig waren.
met G. fuscum
te
De aecidiumtoestand van deze roestzwam
doen
te
leeft
op de bladeren van pereboomen onder den naam van
hebben.
Roestelia zijn.
(Zie
cancellata, als pereroest, die zeer schadelijk kan «»
Landbouwkundig
Tijdschrift
«,1897,
bl.
75).
—
—
—
16
IJromyces caryophyllinus had anjelieren hage aangetast.
zwam vond
Behalve deze
te 's
Graven-
op elke der
ik
toegezonden planten nog eenige Cecidomyia-larven , die weg-
gekropen zaten soorten vindt
in
de i'oestblaasjes.
men ook
Bij
sommige graanroest-
een dergelijk secundair optreden van
galmuglarven.
Verder was nog als saprophyt op de af gestorven gedeelten der anjerbladeren de
latum
te vinden.
zwartzwam Heierosporium echinu-
Laatstgenoemde treedt ook wel eens op de
—
anjelieren parasitair op.
Hypochnus cucumeris veroorzaakte verweeking en slijming van het bastweefsel nabij den wortelhals
gekweekte meloenen plaatsen
P. te
De
is
te
Roelof Arendsveen.
bij
Op de meeste
deze ziekte, volgens mededeeling van
Vries,
Directeur van
ver-
onder glas
den heer
de Rijkstuinbouwwinterschool
Aalsmeer, genezen met behoud der planten, door wegnemen
van het weekgeworden bastgedeelte, daarna droogwrijven en insmeren met tabaksaftreksel.
— Van
Witte slijnivloed der eiken.
uit
mijn advies gevraagd over een' eikenboom,
genoemde ziekte bleek
te lijden
naar buiten
uit
wonden,
wonden, ontstaan door insekten.
o. a.
vreterij
Hierbij uit
treedt
te
altijd
vorstspleten en uit
van houtrupsen en andere
Ludwig neemt aan dat de
aan gewonde
aan boven-
die
en waarvan de bladeren
vroeg afvielen, zonder geel te worden. slijm
Barneveld werd
infectie altijd plaatsgrijpt
plekken, en dat horentjes of groote paarde-
wespfcn [Vespa Crabró) en andere zuigende insekten, die het uitvloeiende sap opzuigen, hel organisme, dat de oorzaak van
den slijmvloed
is,
overbrengen van de eene gewonde plek naar
de andere, die tot dusver nog niet geïnfecteerd was.
De
ziekte verbreidt zich dan verder in de bast.
Over de
—
17
—
wondranden vormt zich vervolgens wondweefsel weer door
later dikwijls
wordt. Soms
een'
dat evenwel
,
nieuwen slijmvloed doorbroken
de kwaal van betrekkelijk weinig beteekenis,
is
soms echter sterven groote schorsgedeelten plaatsen het hout blootkorat, dat dan ook
Aanvankelijk treedt
uit
af,
zoodat op die
kan gaan
sterven.
de wonden in den voorzomer
eenvoudig wat sap van den boom naar buiten, maar later treedt daarin eene alcoholische gisting op, en de reuk die
van
Aanvankelijk vertoont zich
bier.
mende massa eene zwam, behoorende
wordt
de aldus schui-
in
Ascomyceten,
tot de
Endomyces Magnitsii, alsmede eene soort van gistzwam, n.1. Sacchat^omyces Ludwigii. Later wordt de n.1.
schuimende vloeistof tot een dik,
gistende,
waarin
in
bacterie n. terie
niet
groote massa voorkomt eene l.
Leuconostoc
in
het eerste
er de oorzaak niet van
;
Lagerheimü.
stadium
kleverig
slijm,
bepaalde soort van
Daar deze bac-
der ziekte optreedt,
dat de bovengenoemde
is zij
Endomyces en
Saccharomyces de optredende alcoholgisting veroorzaken, is wel waarschijnlijk; of zij ook de oorzaak zijn van de vochtafscheiding, die op veel grooter schaal plaatsgrijpt, dan wanneer met eene simpele verwonding
wij
zeer wel mogelijk,
maar nog
niet
te
doen hebben,
— ook dat
is
door infectieproeven bewezen.
Gewoonlijk treedt de slijmvloed
in vochtige jaren in ster-
ker mate op dan in droge jaren, wat waarschijnlijk in verband staat
met de omstandigheid dat de boomen dan meer water op-
nemen
uit
den grond en dus
uit
de wonden ook meer sap kan
uitvloeien.
Wanneer
echter de witte slijmvloed ook
bij
droog weer
in
hevige male voorkomt, dan laat zich hooren dat de bladeren
van den boom Dat
zij
niet
het noodige vocht erlangen en afvallen.
niet eerst geel
eigenaardig verschijnsel bij
worden alvorens 't
af te vallen, is een
welk echter wel vaker voorkomt én
verregaande droogte èn ook soms
bij
beschadiging der wor2
—
-
,
tels,
—
18
zoodat deze geen voldoende hoeveelheid water uit den
grond opnemen.
De raad
is
gegeven, het volgend voorjaar den stam van
den boom op de hoogte, waar vorstspleten en andere verwondingen waargenomen worden, te besmeren met eene laag koemest, gemengd met kalkwater en wat runderbloed of tabaksextrakt.
Dat vormt met elkaar eene korst, waardoor misschien het naar buiten treden van het sap wordt tegengegaan en waar-
door in ieder geval het binnentreden van besmettende organis-
men kan worden voorkomen. smeerd
moeten
wordt,
Alvorens de massa er op gevorstspleten
hierbij
andere verwondingen goed uitgekrabd en
nog
eventueele
de aldus versch
gemaakte wonden met teer besmeerd worden. parasitaire aard van deze ziekte
en
Ofschoon de
niet geheel zeker
is,
is hij
toch door Ludwig waarschijnlijk gemaakt en daarom hier ter plaatse behandeld.
—
Eücoascus deformans.
Uit
's
Heer Arendskerke ont-
vingen wij perziktakken, aangetast door krulziekte.
wordt gehandeld
in
1902, pag. 175 en
in
bestrijdingswijze Tijdschrift »,
Plantenziekten », Vin, pag. 23.
Exoascus Cerasi
is
het het
Over de
Landbouwkundig
«
" Tijdschrift
over
—
de oorzaak van hekscnbezems in
kerseboomen, van welke wij een fraai exemplaar ontvingen uit
Wijk
bij
Duurstede.
(Zie "
Landbouwkundig
1902, pag. 176.). — Over heksenbezems in sproken in
«
't
Tijdschrift over Plantenziekten
Tijdschrift «
algemeen wordt ge»
,
1900,
bl.
72.
Exoascus
Insititiae brengt heksenb(^zems teweeg aan
pruimeboomen.
Weinig minder menigvuldig dan de heksenbe-
zems aan kerseboomen
zijn
die
aan de pruimen, ofschoon ze
niet zoo groot zijn als eerstgenoemden.
gen, kan een
Daar zij geen ooftdra-
aanzienlijke schade erdoor veroorzaakt worden.
—
—
19
Het mycelium overwintert, evenals
Exoascus Cerasi, inde
bij
bast van de takken, van waaruit het zich in het voorjaar in do
knoppen
De bladeren der pruimeheksenl)ezems
verbreidt.
kroes, gekronkeld
dragen aan de onderzijde de spore-
zij
;
buizen en vallen, evenals
alle
bij
heksenbezems, vóór den
Uitsnijden der heksenbezems
af.
Uit Kooten
del.
heksenbezems
tot
werden ons
is
Mei exemplaren van deze
in
— weefsel woekerin-
veroorzaakt
gen van de vruchtbeginselen van Popttlus iremula die
daarvan
tengevolge
soms
tot
asci,
(ratel-
meer dan het
dubbele van hunne normale grootte aanzwellen, en
vrijkomen van de
tijd
het beste bestrijdingsmid-
onderzoek gezonden.
Exoascus Johansonii populier),
zijn
het
bij
door een goudgeel poeder schijnen
te
Dergelijke katjes werden ons toegezonden uit Op de bladeren van denzelfden populier heb ik ook berijpte plekken aangetroffen daar mij echter maar een
zijn bestoven.
Breda. geel
;
beperkt aantal toegestuurd was, heb ik niet kunnen nagaan
plekken voorkwamen,
of
ook
die
aan de concave onderzijde geel berijpt
de groote blazig gezwollen
Sadebeck
is
het zeker dat
bij
F. monilifera deze builen
aureus, werd,
tot
die
zijn.
Volgens
Populus nigra, P. pyramidalis en
worden veroorzaakt door Exoascus
welke soort vroeger ook de Exoascus gerekend de katjes van Populus tremula
aantast.
Door
Exoascus aureus ook op de bladeren van Populus tremula waargenomen.
Fries
en Schumacher
is
deze
Podosphaera oxijacanthae.
—
Uit
Bussum werd raad
gevraagd omtrent takken van een' appelboom, waarvan de deren bedekt waren met bovengenoemde lie
der Erysipheeën)
.
mispel en meidoorn.
alleen de conidiënvorm voor.
verliezen, tengevolge
meeldauwzwam (fami-
Behalve aan appel en peer wordt zij ook
schadelijk aan vogelkers,
komt
bla-
Gewoonlijk
De jonge appelboomen
van de aantasting, hunne bladeren, nadat
— die eerst
zijn
Amerika mildew
»
verdroogd en samengeschrompeld.
genaamd,
kweekerijen schadelijk aan jonge
in de
pereboomen.
Als
alle
bij
ook hier zwavelen het aangewezen
meeldauwzwammen
waarvan
weer op
het wit
in rozestruiken te lerseke.
Erysiphe Martii, was («
«
»
is
in de
bijna elk jaar eenig materiaal hier arriveert,
trad ook dit jaar
klaver.
—
bestrijdingsmiddel.
Sphaerotheca pannosa, ooi'zaak van rozen,
Vooral in
Podosphaera Oxyacanthae, aldaar «Apple powdery
is
appel- en
—
20
Landbouwkundig
Oidium Tuckeri,
de
te
—
Wijntjeterp schadelijk aan
Tijdschrift »,
1902,bl.l76.).—
meeldauw der druiven, werd
jaar uit Vlaardingen en uit Rouveen toegezonden.
dit
—
Zwartzioammen {Cladosporium herbarum, Macrosporium Avenae, Helminthosporium- en Heterosporiumsoorten)
kwamen
in
Groningen (Appingedam, Tjuchem, Mid-
delstum, Scheemda, Beerta, Grootegast, Oude Pekela), verder bij
Aalsum
(Friesland),
bij
Roderwolde (Drenthe),
Haarlemmermeer,
bij
veelvuldig
haver voor.
daardoor
op de
—
weg.
in
de
Mijdrecht en in het land van Heusden
Gansche stukken stierven
Deze zwartzwammen
zijn
oorspronkelijk
saprophyten, maar kunnen onder zekere omstandigheden als parasieten optreden.
Dat
in
1904 de door zwartzwammen
veroorzaakte ziekten zoo veelvuldig voorkwamen, schijnt voor
een groot deel aan de hoedanigheid van het gebruikte zaaizaad te
moeten
gedurende
worden den
gewassen veel
te
in
1903
was oorzaak,
lang op het land bleven
zulks met de haver het geval. vestigen zich
Het ongunstige weer
toegeschreven.
oogsttijd
;
dat
vele
met name was
In dergelijke omstandigheden
zwartzwammen op
de korrels.
In April
1904
ontvingen wij een monster haver, die zou worden uitgezaaid,
waarop onderscheiden zwartzwammen [Cladosporium en
Sporidesmium)
werden aangetroffen;
ook
Coniothecium
—
— vormingon fbehoorende lijk zijn
op,
insgelijks
—
roetdauwzwammen).
bij
Waarschijn-
zwartzwammen met de haverkorrels op den
dus vele
akker uitgezaaid. slecht
21
gevallen
vele
In
kwam
haver heel
de
geen deels aan Cladosporium, deels aan de
't
op haver aanwezige
welke zwammen zich
FusarHum
te wijten
was,
de kieming der korrels verder ont-
bij
De
wikkelden en het kiemplantje doodden.
in leven
gebleven
haverplanten werden verder door de zwartzwamsporen, die
op
zich
de
kiemplantjes
waarschijnlijk
hadden ontwikkeld,
waren de aanvankelijk zwakke
zich uit de slecht gerijpte korrels
vatbaar voor deze besmetting.
In
besmet; en plantjes,
die
hadden ontwikkeld, zeer twee der gevallen (zen-
dingen uit Tjuchem en Oude Pekela) bleken de haverplanten
nog door cene andere oorzaak verzwakt waarschijnlijk
aangetast
te zijn,
waardoor
meer vatbaar waren geworden om
door
andere,
de
zwartzwammen haverplanten was :
te
meestal saprophytisch
zij
worden levende
het wortelgestel namelijk der onderzochte zeer slecht ontwikkeld en ten deele afgerot.
In één dezer t\vee gevallen bleek de
bodem zuur
te
reageeren,
en moest daarin zeker de oorzaak van den toestand der wortels worden gezocht
toegezonden J.
Heidema,
—
in het
;
andere geval werd geen grond
Mededeelingen van practici en van den Heer der
Directeur
Rijkslandbouwwinterschool
te
Groningen, wezen er op, dat in meerdere gevallen het optreden
van
het zwart
«
» in
der grondgesteldheid.
de haver in verband stond met den aard
—
HeJminthosporium gramineum veroorzaakte in sommige streken van Groningen de « bladvlekkemiekte » der gerst.
(Zie
Ritzema Bos
Landbouwgewassen
«, 2^
«
Ziekten en Beschadigingen der
druk,
II,- bl,
105).
—
Sporidesmium puirifaciens veroorzaakt hartrot
»
der bieten.
Deze ziekte
kwam
voor
(Haarlemmermeer). Zie bovengenoemd boekje,
het te
»
acute
Hoofddorp
I, bl.
145).
—
22
—
In het vroege voorjaar werd ons herhaaldelijk zaad van verschillende koolsoorten ter onderzoeking toegezonden, bepaaldelijk met de bedoeling
voorkwamen,
die de
zouden kunnen
om na
daarop ook parasieten
te gaan, of
oorzaak van het ontstaan van Bij dat
zijn.
« vallers »
onderzoek bleek, dat het zaad
dikwijls slecht gerijpt was, dat zich daarop dikwijls schimmels
[PeniciUium) bevonden, maar ook zeer dikwijls eene zwart-
zwam,
èn op de te kiemen gelegde korrels, èn in kunstmatige
kuituren nu
Spot'idesmiumDeze
zwam
Macrosporium- dan weer in den den Alternariavorm fructificeerende.
eens in den ,
daji in
doodde
in vele gevallen het
tigde in andere gevallen de
zwam of
is
,
kiemplantje en vernie-
kiem reeds vóór de kieming.
Deze
waarschijnlijk dezelfde, die-dls Poli/desmus exitiosus
Sporidesmium exitiosum door Kühn
spikkelziekte van het koolzaad
als
oorzaak van de
werd beschreven.
(Zie « Tijd-
veroorzaakt
schrift over Plantenziekten», I, bl. ;i2-55.)
Zij
zwarte vlekken op de hauwen.
Bij vochtig
weer dringt het
mycelium door de hauwen heen en
vestigt zich in de korrels
;
ook kunnen deze, wanneer de hauwen zich reeds vóór den oogst openen of later conidiën der
Polydesmus
besmet.
eocitiosus var.
exitiosum var. Dauci)
rechtstreeks met de
het dorschen,
bij
zwam worden is
— Dauci
=--
{Sporidesmium
de oorzaak van eene bladziekte, die
het loof van de paardenpeen doet zwart worden.
In het mid-
den van Juli vertoonden de toppen der buitenste bladeren van vele
wortelplanten in Overflakkee eene grauwzwarte kleur,
terwijl verder naar beneden en die kleur
verder
voorkwamen.
uit,
op den bladsteel vlekken van
Deze verkleuring breidde zich steeds
en steeds meer planten vertoonden haar, zoodat het
gewas, dat op Overflakkee veel werd geteeld, bijna overal ziek
was.
De
dezelfde («
ziekte,
als
die,
waarmee welke
in
wij hier te
maken hadden, was
1858 door Kühn
Krankheiten der Kulturgewachse
», bl.
is
240).
beschreven
Van
vele
—
was de wortel gezond, van andere echter was
planten
maar door
beschadigd,
maken
te
—
23
Rosae).
had, n.
Kühn
1.
hij
oorzaak, die niets met de loofziekte
ecMio
door do larve van de worielvlieg {Psüa
heeft omtrent deze ziekte
waargenomen, dat
zij
zich op enkele kleine plekken van het veld eerst vertoont, die
dan reeds van verre door do donkere kleur
in het
oog vallen,
en dat deze plekken zich steeds vergrooten, zoodat in sommige gevallen in te
't
laatst
vinden was.
van September bijna geen groen blad moer
Kühn beschouwde
de zwam,diehij op de aan-
getaste bladeren vond, als eene variëteit van die, «
spikkelen van het koolzaad
noemde haar Poly desmus de
zwam
Fuckel
alleen in conidialen vorm. bij
heeft hij dit
nog
is
Hij
hij
kende
van meening
den peritheciumvorm van Echter
Leptosphaeria.
Cryptopyrenomycctengeslacht
het
Dauci.
eociiiosus var.
dat Polydesmus exitiosus behoort
welke het
boven) teweegbrengt, en
« (zie
—
niet zeker aangetoond.
Fusicladium pirinum en F. dendriticum veroorzaakten
weor op verscheiden plaatsen
—
ons land,
in
verband met den drogen zomer minder dan
in
het vorige jaar,
— respectievelijk lepere- en de.appelschur/t. aan eene
fruittelerij te
door ons
in
laise
Zwaag
1902 ingevoerde
uitstekende resultaten
hoewel in
Een bezoek
gaf ons de ervaring, dat de daar bestrijding
met
Bouillie Borde-
had gegeven, ten gevolge waar-
van deze wijze van bestrijding daar en in den naburigen Bangert
langzamerhand het burgerrecht begint
Zie een artikel van den Heer W"" Balk schrift
over Plantenziekten ", X,
stengels van aan
^^
brand
104.
bl.
Fusarium Lint werd door » lijdende
W"
te
te
verkrijgen.
Zwaag
in « Tijd-
—
ons herhaaldelijk
op
de
vlasplanten aangetroffen,
meestal gecombineerd met Asterocystis radicis in de wortels.
Ik waag nog niet
te beslissen,
of Bolley, die eerstge-
—
—
24
noemde zwam, dan wel Marchal, oorzaak van den
«
vlasbrand
»
Ficsarium vasinfectum ziekte der erwten.
is
19-22.)
bl.
—
de oorzaak van de St-Jans-
Materiaal tot onderzoek ontvingen wij
zwam
Deze
toch schijnt
zij
nauw verwant aan Fusarium Lint
is
daarmee
niet identiek te zijn,
van F. vasinfectum opzettelijk
vlas, gezaaid
bij
bij
erwten en
Evenmin gelukte het,
vlas mislukten.
genomen proeven vlasbrand
te
verwekken
bij
op gronden, waar het vorige jaar de erwten aan
de St-Jansziekte leden, of St-Jansziekte
bij
erwten
te
verkrij-
op grond, waar het vlas het vorige jaar aan» brand
gen leed.
;
daar besmettings-
proeven met kunstmatige kuituren van F. Lini
bij
als
Maarssen, Aalsum, Nieuw Beerta en den Westpol-
uit Zoelen,
der.
zwam
beschouwt, gelijk heeft. (Zie
over Plantenziekten », X,
" Tijdschrift
tweede
die de
»>
—
Fusarium roseum. Uit Ten Post werden ons paardeboonen gezonden, aangetast door deze zwam, die blijkens genomen
infectieproeven,
óók
niet
identiek
schijnt,
noch
—
met F. Lini, noch met F. vasinfectum.
Eene andere soort van Fusarium had zich gevestigd op, deels
ook
in,
korrels van zomertarwe, en
was oorzaak van
het slechte kiemen van dit graan en van het
kiemplantjes. bl.
156.)
(Zie
«
doodgaan der
Tijdschrift over Plantenziekten »,
X,
—
In Mei kreeg ik uit Roodeschool en in Juni uit Grootegast haver, die aan
reeds aan
't
het ondergedeelte van den halm,
soms
onderaardsche halmlid (tusschen korrel en kroon),
maar meestal aan
't
daaropvolgende
lid,
tusschen
den halm
en de omgevende bladscheede, eene schimmelmassa vertoonde, die Fusariumconidiën voortbracht.
Deze
zwam had
de basis
van den halm geheel doorwoekerd, en deed aldus de plant sterven. te
Het komt mij voor dat wij hier met dezelfde
zwam
doen hadden, die de zomertarwe deed mislukken, maar die
-
—
25
meer regen gevallen was, zoodanig vat
eerst later, sedert er
op de liaverplantjes had gekregen, dat deze het nu
een reeds
in
meer gevorderd stadium van ontwikkeling, toch nog moesten
—
opgeven.
Gloeosponum nervisequum als
trad o. a. te Naarden
oorzaak van eene bladziekte van den plataan.
Gloeosporium fruciigenum leerden wij ding kennen als oorzaak van het
welke ziekte
zamer
ons land, en in
in
schijnt te zijn
dan
in
algemeen
't
Amerika.
Uit
Loppersum werden
gezonden, die voor 60
°/o
in
werden
of de
Amerongen
uit
welker peulen door A.
Pisi
», het
der vlasplanten.
kwaal
lijden,
«
versterf
De
verwijderen.
»
zijn niet geelwit,
bij
153.)
—
—
of den
«
dooden harrei
maar roodbruinachtig bij
talrijke
;
het
gezonde planten,
zwarte plekken,
men
»
aan deze
hot zwingelen niet gemakkelijk van de
Op de
In
gezonden,
de oorzaak van den« kou-
harder dan
is
zieke stengels bevinden, vindt
de
bl.
pronkboonen
stengels der vlasplanten, die
houtgedeelte der vaatbundels
en laat zich
kiemen van
kiemplantjes doodde.
waren aangetast.
Phoma herbarum hleëkiezijn den brand
slecht
voorjaar zaaier\vten
't
over Plantenziekten », X,
(Zie « Tijdschrift
van appelen, Europa, zeld-
waren aangetast door deze zwam,
welke de kieming verhinderde
Augustus
»
in
eene toezen-
—
Ascochyta Pisi was oorzaak van het erwten.
uit
bitter rol
«
op
—
de talrijke
die zich
bast
op de
pykniden van
zwam. Nectria ditissima. Gevallen van boomkanker van ooft-
boomen
uit
de meest verschillende plaatsen
haalde malen in handen. \a,n
kwamen
ons her-
Uit Deventer ontvingen wij takken
Canadeesche popidieren,
die
erdoor waren aangetast.
.
—
—
26
Juist de Canadeescho populier schijnt hier in de laatste jaren
—
zeer vatbaar voor kanker te zijn.
Lophodermium
Pinastri. In het begin van Mei kregen
wij bericht uit Baarn, dat geheele velden van dennenaanplan-
tingen roodbruin getint
kweeker herkend was bosschen
bij
doed zich
waren en dat
als het
«
dit verschijnsel
schot
«
de Lage Vuursche en in
dit verschijnsel
Ook
.
de omstreken van Zeist
algemeen voor.
schen aan te wijzen, die in den
dooreen'
in de dennen-
leeftijd
Practici wist bos-
van de nu aangetaste
aanplantingen dezelfde ziekte hadden vertoond en die nu weer geheel gezond waren.
1901
in
het
In
1903 was reeds op de plaatsen,
vertoonden,
schot
zender, dat zich vele doode
opgemerkt door den
Ik moet er ook op wijzen, dat wel
schot
»
overeenstemden,
loslieten.
waar de
is
verschijnselen van het gezonden materiaal «
in-
en afstervende takken aan de
boomen bevonden, waarvan de naalden gemakkelijk
van het
die
ziekte-
volkomen met
dat
in
de
die
aangetaste
naalden ook een mycelium zat, maar dat de vruchtlichamen, die voor de determinatie onmisbaar zijn, niet
en ook later niet voor den dag kwamen. ik er nauwlijks
Pinastri
te
waren
te vinden,
Desniettemin twijfel
aan of wij hadden hier met Lophodermium
doen
Deze parasiet behoort tot de Hysteraceën, eene familie der Carpoasci,
waar de ascusvruchten
doen en eerst ontstaan
zich als apotheciën voor-
een plantendeel, als het dood
op
is.
Tevens vormen zich ook pykniden.
Het geslacht Lophodermium lige
De pykniden, met zeer kleine in
bezit
draadvormige, eencel-
ascosporen met verslijmenden wand. conidiën, ontwikkelen zich
den regel reeds vóór de apotheciën.
Onder den naam van ziekten samen,
«
het schot
»
vat
men
verschillende
waaraan jongere en oudere dennen
lijden en
door bruinkleuring, en door ontijdig afvallen der
die zich
Ik laat echter vorst en uitdroging
naalden kenbaar maken.
oorzaken der ziekte
als
(«
Frostschütte en Trockenschütte «)
buiten beschouwing on bepaal mij hier alleen tot de epide-
misch optredende ziekte
dermium Pinastri
(« Pilzschütte
de oorzaak
»»),
waarvan Lopho-
is.
kiemplanten vertoont zich de ziekte reeds in den herfst
Bij
van het eerste jaar door bruine vlekken op de roodgeworden In die vlekken kan
naalden.
men
het mycelium vinden, dat
naar buiten pykniden vormt, waarvan de conidiën waarschijnkiemkrachtig
lijk niet
De apotheciën,
zijn.
die grooter zijn
dan de pykniden, ontwikkelen zich het volgend jaar, wat echter zeer afhangt van de weersgesteldheid.
kunnen eene
2 en 3 jarige dennen
Bij
komen de
gewoonlijk in het derde jaar te voorschijn, zijn
Zachte winters
epidemische ontwikkeling tengevolge hebben.
afgevallen,
hetzij
zij
apotheciën hetzij
nog aan den boom
eerst
de naalden
zitten.
Ook
regenachtige zomers zijn gunstig voor de uitbreiding van den parasiet, daar de rijpe apotheciën alleen
door verslijming der
ascus wanden de bladopperhuid doen barsten, als het weefsel
van de naald sterk doorweekt
Van zij
blijven zitten
ze af,
is.
eenjarige planton sterven de naalden wèl af, ;
maar
van 2- en meerjarige dennen echter vallen
de eerste voorj aars warm te in Maart of April, vaak in
bij
groote menigte, en wel door de hernieuwde werkzaamheid van
den den
zelf, die zijne
zieke deelen door kurk vorming isoleert.
Schotzieke kiemplanten gaan meestal te gronde, en als ze zich al eens herstellen,
mogen
ze toch niet uitgeplant worden.
Evenmin mag dat geschieden met aangetaste twee
of driejarige
dennen, vooral ook daar het weerstandsvermogen na de verplanting aanmerkelijk verzwakt. alleen,
wanneer een
mycelium
niet tot
Genezen kunnen de boomen
klein deel der naalden
den twijg
is
is
aangetast en het
doorgedrongen.
Wanneer
.
— weersgesteldheid en
nog
al
Infectie der jonge
van oude dennen,
ziekte
't
minder van de
van oudere boomen
de kinderziekte
«
meest
alleen voor jonge
»
van
jonge dennen
bij
boomen
dennen heeft plaats van
en wel
ernstig
is.
kronen
uit de
door afvallende naalden of
door
maar ook kunnen de zaaibedden van jongere boomen worden besmet, met name bij stormweer.
besmette regendroppels uit
lijden
in de naalden
het schot dikwijls
voorkomt en gewoonlijk
•
wel
omdat de
den groven den,
kan toch genezing
zijn,
Oudere dennen
zwam
Men noemt
leeft.
bodem gunstig
eens voorkomen.
kwaal, ofschoon de
—
28
Men
;
aan tusschen
legt dus doelmatig zaaibedden
loofhout,
of tusschen sparrenaanplantingen, en
zoo ver mogelijk van
besmette terreinen
Westen daarvan.
men
af, in
elk geval ten
toch zaaibedden, die besmet zijn
dan moet daarvan
Wil
geweest, gebruiken,
eerst al het zieke materiaal
worden
ver-
brand.
Het wegkappen van gedeelten van het bosch moet
altijd
zóó geschieden, dat de Westenwind niet over besmette terrei-
nen kan waaien, vóór
hij
de
boomen
treft, die
men
laat staan.
Voor nieuwe aanplantingen op de weggekapte deelen van een aangetast perceel kieze telkens
men
in
stukken, waar het
weer ernstig optreedt,
sparren, die niet vaibaar zijn voor het alleen
«
schot
".
Tijdschrift
men
der
vermeld
van
koperpraeparaten ter bestrijding van het kerijen van het
«
of
is)
van den vorigen jaargang van het
Nederlandsche Heidemaatschappij
de resultaten
schot
(Natuurlijk
wanneer de grond voor deze boomen geschikt
In de 2^® Aflevering
vindt
«
Weymouthsdennen
liever
(blz.
26)
proefnemingen, met «
schot
»
iu
kwee-
Kroondomein Apeldoorn verricht door den
Heer G. E.H. Tutein Nolthenius.
Voor bijzonderheden
hier-
omtrent verwijs ik dus daarheen. In Juli ontving ik nog eens materiaal van door het «*
schot
"
aangetaste dennen uit de omstreken van Bloemen-
—
—
Het ziekteverscliijnsel openbaarde
daal.
en
—
29
reeds in 1003,
zicli
den zomer van 1904 breidde het zich sterk
in
Monilia frucligena
trad
—
uit.
verscheidene streken op.
in
Inzendingen van aangetaste morelleboomen kreeg ik
uit
uit
Apeldoorn, van pruimeboomen
uit
Over deze ziekte
Alkmaar.
uit
uitvoerig gehandeld in
is
schrift over Plantenziekten », deel IX, bl.
Sclerotinia klaver te Axel,
Wynandsrade,
TrifoUorum,
Anna Jacoba in
W.
«
klaverkanker
ziekte «
:
Landbouwkundig
Tijdschrift
Sclerotinia Libertiana vormt «
trad op in
,
Piershil,
«
(Zie over
1902,
o. a.
bl.,
deze
182;
38.)—
de
z.
g.
kren-
«
De buitenste bladeren der kool gaan
op kool
hierbij in rotting over, terwijl zijn
Tijd-
Noord-Brabant op eenige plaatsen, te
Tijdschrift over Plantenziekten », VIII, bl
tenkoppen
"
Sommelsdijk,
polder,
»
125.
Stedum, Oostwold (Oldambt) en Ten Post. «
Uden
de buurt van Mil en
en Wageningen, van appelboomen
Aalsmeer, van peren
uit
zij
aan de oppervlakte bedekt
met eene witte zwammassa, waarin de zwarte knobbel-
vormige sklerotiën zich vormen. Botrytis parasitica
—
Hillegom en elders delburg
in
nooit
nam
ik
te Lisse,
te
het bloemboUendistrikt
en in den Hortus
Tot dusver trof ik deze
vertoonde zich in eene
tulpen
in
kweekerij aan den Haarlemmerweg,
te
Noordwijk,
ook
;
Utrecht (hier in late
zwam nimmer
aan op
te
Mid-
tulpen).
late tulpen
;
en
waar, dat de boven aardsche dcelen (stengelbla-
deren, bloemen}, terwijl
zij
reeds in een zóó
ver gevorderd
stadium van ontwikkeling verkeerden, door deze
zwam
wer-
den aangetast.
Ook over de vraag bollen zou jaar,
of de hier
kunnen worden
bedoelde ziekte
overgebracht,
weer gecorrespondeerd.
is
met de
evenals verleden
Ik verwijs hierover naar het
— «
over
Tijdschrift
—
Plantenziekten
»
Botrytis
cmerea vertoonde
van Astübe Washington,
te
189
bl.
en
X,
zich op de geforceerde takjes
temperatuur en groote vochtigheid optreden van de
zwam
in de
—
gevolge.
had
forceeren
het
hand gewerkt.
verdwijnen
de hooge
had
Hier bij
de kultuurvoorwaarden, gepaard met
aangetaste materiaal,
Blad- en bloem-
Sassenheim.
werden bruin en vielen weg.
stelen
in
IX,
—
29.
bl.
30
het
Veranderingen
wegnemen van van de
Uit St. Pancras kreeg ik aardappelplanten,
ziekte
het ten
waarvan het
benedenste, onderaardsche gedeelte van den stengel gestorven
was onder de inwerking van Botrytis cinerea, die aan het gedeelte van de stengel, waar deze juist boven den grond
kwam,
eene menigte sporedragers had gevormd.
Bos,
Ziekten en beschadigingen der
2^
«
druk
I,
bl.
Botrytis aan. (Zie bl.
142).
«
165).
—
vulgaris
seringen
tastte
(Zie
Ritzema
Landbouwgewassen
Wageningen
te
Tijdschrift over Plantenziekten
,
»,
deel
VIII,
—
Dasyscypha calycina {Peziza Willkommii) veroorzaakte in het Mastbosch
bij
Breda schade aan grove dennen.
Uitwendig was de ziekte
te
kennen aan de harsuitvloeiing en
aan plaatselijke verdikking der stammen en takken zagen bleek het hout zwart gekleurd te
waar het mycelium woekert. en het voorkomen van deze zij
«
was opgemerkt,
Landbouwkundig
;
bij
door-
op de plaatsen,
Over de verdere verschijnselen
zwam
op Pinus sylvestris, terwijl
vóór 1900 nog alleen op Larix,
kanker
zijn
als ooi-zaak
van dcnLarix-
wordt uitvoeriger bericht
Tijdschrift »,
1901,
bl.
79.
—
in
het
—
31
III.
Ziekten en beschadigingen, veroorzaakt door DIEREN.
Arvicola amphibius, do waterrat, deed aan
veel schade
boomen en
allerlei
stam even onder de bodemoppervlakte doorknaagt Langendijk aan de koolplanten, waarvan eens doorvreet. Te Groenlo vernielde
zij
horrnslakje,
Udenhout en
kwam
in
in
énorm
over Plantenziekten », X, denzelfden jaargang,
Pissebedden te
Utrecht
deren
bl.
of
alle jonge,
bl.
146.
Agrilus
genoemd wordt,
Dit
vreemde
zomer zoo sterk
nader besproken
in
«'
Tijdschrift
148. Over Helix arbustorum
zie
— in eene plantenkas
pas zich ontwikkelende Adianthumblarotte appelen
neer
te leggen
—
sitiiiatus,
waarvan
de
komen
te
larve
ringworm
meer en meer op vele plaatsen
blijkt
land de pereboomen te doen sterven. te
Dordrecht
omtrent het succes van deze bestrijding kregen
wij gunstig bericht.
ook voor
bij
Succinea putris,het amber-
kelderzoggen vraten
Aangeraden werd,
af.
als lokaas;
aan den
;
getal voor in eene weide onder
geval, dat zich eene waterslak in een' drogen
op het land vermeerderde,
den
veel aardappelen.
een klaverveld onder Steenderen
is
zij
de stammen even-
zij
Helix arbustorum, de heesterslak, deed veel schade aan het griendhout;
Aalsmeer
in
waarvan
struiken,
Bloemendaal
.
Dit jaar bleek
Reeds
in
in
ons
zij
ons
een vorig jaar
was mij gebleken, dat de aanwending der Leinewebersche pap een uitstekend bestrijdingsmiddel
is.
Otiorhynchus sulcatus deed
waarvan de kevers
bij
bladeren beschadigden.
—
veel
schadeaan Cyc^awcws,
nacht de bloemknoppen afvraten en de
—
— pruimeboomen
Op de
op
stonden,
kever voor op de jonge
als
oculatieoogen van kersen en
de
in eene kweekerij te
Deil
Geldermalsen.
bij
kerseboomen, welke naast de geocu-
niet geoculeerde
leerden
—
kwam
Phyllobius obLongus bladeren van olmen en
32
werden geen insekten waargenomen.
voornamelijk de oculatieoogen werden aangevreten, hieraan toe te schrijven
andere loof en dus
van andere takken vallen het «
meest
ouder waren.
al
wel
dat deze later uitloopen dan het
nog jonge blaadjes hadden, den smaak
in
Landbouwkundig
zijn,
Dat
zal
Tijdschrift ",
Jonge blaadjes toch de
bij
1901,
en zijne bestrijdingswijze beschreven.
terwijl die
kevers.
bl.
190,
In
zijn
het
de kever
—
Eenige gevallen van vernieling van appelbhesems (een enkele maal ook van perebloesems) door den appelbloesem-
kever [Anthonomus pomorum) werden
om
phytopathologisch laboratorium gezonden
—
Sitones
lineatus
(de
bladrand kever). Uit Oostwold
(Gron.) werden mij planten vande
«
waarin de bladrandkever
had
deerlijk
Ritzema Bos,
dit insekt zie
Landbouwgewassen
», 2^^
»
blauwpeulerwt
»
gestuurd,
huisgehouden.
(Over
Ziekten en beschadigingen der
druk,
II, bl.
Baris picina. Een landbouwer in het
advies aan het
93).
te
—
Hoogwoud ontdekte
najaar van 1903 in bloemkoolplantjes, die voor zaad-
winning gekweekt werden, 12 dagen nadat
hij
ze verspeend
had, insektenlarven onder het hart der planten, terwijl eenige
dagen later de planten omvielen en het hart geheel verdord was.
Zoodra
hij
het euvel bemerkte, verwijderde
hij
de zieke
plantjes, en verplantte de schijnbaar gezonden, zoodat hij onge-
veer de helft er van overhield.
toen het
waren
er
tijd
was om
In het voorjaar van 1904,
ze in den kouden grond uit te planten,
weer eenigen weggevallen, en van de
plant werden,
waren
er
beste, die uitge-
nog eenigen, van welke het hart
— Van
verschrompeldo.
—
33
word
o vcrblij vendon
de
good
oen
gewas verkregen.
Met zekerheid kon
uit
deze beschrijving niet opgemaakt
worden, met welk(; plaag wij hier liet
Wèl komt
doen hebben.
te
mij hoogst waarschijnlijk voor, dat
de vretery
is
teweegen wel
gebracht door larven van het kevergeslacht Baris,
van Baris picina, een zwart snuittorretje van 4 millimeters lengte, over de eigenschappen en leefwijze
kan slaan
:
Ritzema Bos,
Landbouwgewassen De
s, 2*^^
»
druk,
toen deze verspeend worden.
II,
bl.
111, 112.
reeds in de plantjes geweest,
zijn blijkbaar
larfjes
waarvan men na
Ziekten en beschadigingen der
— kwam
Orchestes Quercus (de eikenspringsnuittor) Soest op beuken voor.
Het kevertje vreet in
't
jonge bladeren
legt vervolgens
^eren,
en
af,
apart, a;ui hot vooreinde van andere,
De
gegroeide bladeren. blad
inwendig
zijne
voorjaar de ieder
intusschen volledig uit-
larve vreet dan een gedeelte
van het
zoodat het bladraoes verdwijjat, terwijl de
uit,
bovenste en de onderste opperhuid overblijven.
wordt dus eenigszins schadelijk
;
gewoonlijk meer voor dan op
beuken.
het
Dit
diertje
komt echter op eiken Op de
laatsten
Orchestes Fagi, die eene dergelijke levenswijze algemeen.
te
is
zeer
leidt,
—
Eccoptog aster scolytus (do groote iepenspint kever) tastte bij
Wageningen
vrij
Na
jonge iepenboomen aan.
lang
zoeken gelukte bet mij, in de niet volledig uitgegraven gangen enkele doode kevers
te
vinden.
De kevers hadden de boomen
verlaten, alvorens de
moedergangen volledig
eieren te leggen.
was waarschijnlijk geschied
van de veel
te
Dit
krachtige sapstrooming
bij
waardoor de boorgaten en gangen vol vocht dit «
te
graven en de ten gevolge
do jonge boomen, liepen.
—
merkwaai'dige geval hoop ik nadere mededeelingen Tijdschrift over Plantenziekten » te publiceeren.
Over in het
— 3
— 34
—-^
Eccopfogaster rugulosus
kleine
(de
ooftboomspint-
kever) trad op aan door eene andere oorzaak verzwakte of stervende kerseboomen te Kapelle nabij Goes, over welke ziekte-
oorzaak in
dit verslag elders
Saperda cm^charias
wordt gehandeld. (de
beneden.)
(Zie
grooie populierboktor) werd
mij in een populierstammetje toegezonden uit Leiden.
De groote populierboktor meet 2
Vg tot 3
cm .,
is
in het
mannelijk geslacht grauwgeel met glimmend zwarte puntjes,
Deze gele of grauw-
en in het vrouwelijk geslacht okergeel. gele kleur
kleur
is te
danken aan de beharing, want de
De
zwart.
is
zwarte en grijze ringen voorzien. in het
onderste deel
der
—
De geelwitte larve
stammen van
Gedurende den eersten zomer houdt schors ep,
om
zij
alle
leeft
Populussoorten.
zich vlak onder de
zij
zich in den herfst in het spint en in het vol-
gende jaar in het hout verpopt
eigenlijke
met elkaar afwisselende
sprieten zijn van
zich.
of in Augustus.
Tn den tweeden zomer
begeven.
zich einde Juni, in Juli
Het minst worden zéér jonge populieren en
zéér oude aangetast
meest in den smaak onderste gedeelte
te
De kever vertoont De 6-
tot 20jarige
der kevers.
boomen
vallen het
Het aanzwellen van
vandenstam, zoowel
als het
het
uittreden uit
vele openingen van groote proppen uitwerpselen, die er uit zien als
houtkauwsel, toonen aan dat de larven aan het werk
Jonge,
dunne populieren worden soms
in
het onderste deel
van den stam zoodanig door het insekt doorknaagd, dat den minsten wind afbreken. aantasting
Zijn de
minder hevig en bepaalt
boomen zij
zijn.
zich
meer
zij bij
is
de
tot
de
sterker,
hoogere deelen van den stam, dan blijven de populieren wel is
waar
in
leven,
maar
het hout verliest, voor technische
doeleinden, zijne waarde.
In Juli en Augustus zitten de kevers aan de door de zon
beschenen zijde der stammen
kan men
;
met eenige opmerkzaamheid
ze gemakkelijk ontdekken en
met de hand vangen.
— Ter bestrijding moet
~
35
Mei of begin Juni op de
iii
pojiu-
1
ierstammen [jeinewehersche compositie worden gesmeerd
waarop
op de hoogte,
tot
nog proppen houlkauwsel
uit
—
gaatjes in den stam steken.
Criocevis Asparagi en C. duodecimpunctata [Asper-
gekevers) k\vam(Ui voor op aspergeplanten, mij toegezonden Rijkstuinbouwleeraar
door den
genoemde kevertje
is
kundig Tijdschrift
1902,
iets
»
Alkmaar.
te
beschreven, o. a. in
grooter dan de eerstgenoemde
soort
en een deel van de scheen) zijn zwart achterlijf,
dijen en
eerst-
Buik,
schildje,
met uitzondering van de
tasters en poolen (de jaatsten alleen
schilden,
Het
Landbouw-
«
Het tweedeis gewoonlijk
70.
bl.
liet
;
midden der scheenen
het
dij
kop, halsschild, dekzijn
Elk der dekschilden draagt gewoonlijk zes zwarte
rood.
vlekken; er kunnen echter enkele, soms ook de meeste van deze vlekken ontbreken. stengels
der
Deze kever vreet do bladeren en
De zespootige, loodkleurige
aspergeplanten.
larven van de eerste generatie (voorzomer) vreten ook van de
bladeren; de meestal zeer talrijke larven van de tweede generatie echter
in de bessen
leven
in eene
;
bes echter niet
meer dan
De aangetaste bessen worden vroeger rood dan de
ééne larve. gezonde.
De volgroeide larven boren zich naar buiten en
laten zich
ter
verpopping op den grond vallen.
Daar de
larve van de tweede generatie alleen de bessen vreet, 'wordt'
deze soort minder schadelijk dan de eerste.
Te Beverwijk werd de
bestrijding van aspergekevers en
hunne larven door middel van bespuitingen der planten met oplossingen van keukenzout beproefd, welke bespuitingen niet
zonder resultaat schenen
worden geprobeerd, om oplossing te
d.;
te
zijn,
te zien
meest gewenschte
dooden, en tevens
dergelijke oplossing
om
na
te
is,
maar nog nader moeten welke sterkte van de zout-
om
de larven en
om de kevers
gaan of de aspergeplanten eeno
kunnen verdi-agen.
—
—
—
36
Chrysomela vitellinae
Phraiora vitellinae
of
werd
kleine donkermetaalkleurige wilgenhaantje)
bevonden aan wilgen
te
dezen bladkever zie
«
Zutphen,
te
Deventer en
Landbouwkundig
te
Over
Epe.
1896,
Tijdschrift »,
—
bl.
106.
van
dit insekt,
Lophyrus Pini {Gewone dennenbladwesp). ,
onder het mos of het
boomen
de
te
1895,
Tijdschrift «,
in
hare eieren weder aan
Voor verdere opgaven over
wijze en bestrijding van dit insekt verwijs ik naar het
bouwkundig
om
Het volgend jaar komen dan de
te voorschijn, die
de dennenaalden leggen.
op het
juist
verlaten,
den grond bedekt, zich
strooisel, dat
te spinnen ter overwintering.
volwassen insekten
van October,
in het eind
dat ze bezig waren,
tijdstip,
Larven
zoogenoemde denneiibastaardrupsen werden
Hattum gezonden
mij uit
(het
schadelijk
bl.
levens-
Land-
«
—
93.
De larven van deze blad wesp
Selandria annulipes.
skeletteerden de bladeren van Amerikaansche linden te Baarn.
Aan gewone inlandsche
kwamen
linden
ze daar niet voor,
ofschoon ze die anders ook gaarne aantasten. zilverlinde heeft.
is
bekend dat
zij
weinig
—
Nematus
als
Tijdschrift
1902,
»
Selandria adumbrata
der ooftboomen) a
«
tastte
(e
Landbouwkundig
Cimbex door
schadelijk uit
Schellinkhout
Over bestrijding van deze larve
toegezonden.
bouwkundig
De bastaardrups van de gele
ventricosus.
bessenbladwesp werd ons
o.
Alleen van de
van deze bastaardrups
last
variabilis.
dit insekt
(de
bl.
zie
«
Land-
—
195.
slakvot^mige bastaardrups
Helmond perebladeren aan.
Tijdschrift »,
Uit Velp
geringd berkentakje.
1896,
werd
mij
bl.
108.)
(Zie
—
gestuurd een
De Cimbexsoorten
zijn
groote bladwespen, door de knotsvormig verdikte einden van
hare weinig gelede voelers gemakkelijk
te
herkennen.
De
—
—
37
van 22 pootcn voorziene, meest groeiiachtig gekleurde, groote bastaardrupsen kunnen
uit zijdelings in
de lichaamsringen zich
bevindende openingen een kwalijk riekend
sap uitspuiten.
Tot de soort Cimbex variabilis worden gewoonlijk eenige
vormen gebracht,
door kleur en beharing eenigszins
die zich
—
van elkaar onderscheiden.
De wespen der Cimbexsoortcn vliegen Mei,
in April of
al
in het voorjaar,
naar de temperatuur vroeger of later, en
loggen hare eieren op de bladeren der planten, vreten, door deze
met behulp van
opperhuid te schuiven.
De uitgekomen larven,
gewoonlijk opgerold
vreten
wijl
zij
zich
zijn,
waar
ze aan
de legboor onder de blad-
bij
avond en
die
overdag
nacht, ter-
bij
met de buikpooten aan den bladrand vasthouden,
en met de borstpooten het blad naar de kaken brengen.
bewegen
zich hierbij achteruit
Zij
van den bladsteel naar den top
van het blad, en laten er ten slotte alleen de hoofdnerf met wat
daar onmiddellijk aan grenst, van over.
Reeds in het begin van den herfst spinnen
nen eene groote cocop,
in
vliegtijd in
om
welke zij den geheelen winter
om
in ineen-
weken vóór den
eene eigenlijke pop te veranderen.
De wesp knaagt
uit te
van de cocon
kunnen
sluipen, van binnenuit een klein dekseltje
Gewoonlijk ééne enkele generatie per jaar.
af.
Zoo heel schadelijk variabilis niet, ofschoon
vreet, en
zich in bin-
zich pas eenige
gebogen houding liggen,
zich
zij
is zij
de vreterij van de larve van Cimbex
aan zeer verschillende loofboomen
wel aan berk, beuk, wilg, populier en
De schade,
maken van eene takken, nooit
die
rondom jonge
meer dan 3 jaar oud, van beuk, haagbeuk en
vooral van berk.
aangebracht.
de wesp teweegbrengt,
smalle, ringvormige insnijding
els.
bestaat in het
Deze beschadiging wordt in Mei of Juni
De snede
is
nog geen
het hout door, zonder dat het insekt bast-substantie verwijdert
Soms
is
mM.
breed, en loopt tot
daarbij veel schors- en
de ring volkomen, soms
— niet
ook
;
ziet
men wel
—
38
eens een korte spiraal, waarvan de uit-
einden een eind weegs boven elkaar liggen.
snede vergroeiend, aldaar eene vore
vormt
Vrij spoedig
zich aan de beide randen wondweefsel, dat in het blijft
midden van de
vormen.
In den
loop der jaren verdwijnt vaak langzamerhand de verhooging
van het wondweefsel en
Den
de ring niet meer waar te nemen.
is
1877 nam de houtvester Beling waar,
H*^®" Juni
een wijfje van het insekt een' 6
kon Beling met de loupe
bleef zitten,
het het uitvloeiende sap oplikte; te dien einde
maal een
Sesia iipuliformis vleugels,
en
uit
een vlindertje met glasheldere
is
waarvan het rupsje gangen graaft
van bessestruiken. Kapelle
Dit
Ooes,
bij
werd mij
waar
zij
het schade deed aan
verwezen naar mijn
opstel, getiteld
Tijdschrift over Plantenziekten ».
«
zwarte
Voor verdere bijzon-
vleugelige vlinders (Sesia) «, bl. 49 van den
hef
in de twijgjes
toegestuurd uit lerseke
bessen, die het deed kwijnen of sterven.
derheden
zien dat
werd nog een-
—
rondgang volbracht.
snellere
tweejarigen
dikken,
Voor den rondgang had het 2\ uur noodig.
beukentak ringde.
Daar het insekt
mm.
dat
3*^*"
—
:
«
De
glas-
jaargang van
Cossus ligniperda, de roode houtrups, werd herhaaldelijk
toegezonden als schadelijk in de meest verschillende
ooft- en andere loofboomen.
kundig Tijdschrift
»,
1902,
FAparis auriflua tende «
gevonden
o. a.
Landbouwkundig
Leucoma ner).
(de
—
bl.
(Zie
o.
a.
aan perebladen
1902,
Landbouw-
—
197).
donsvlinder) werd
Tijdschrift,
«
te bl.
als rups vre-
Hilversum. 198.)
(Liparis) salicis {Populier- of
(Zie
— Wilgenspin-
Rupsen en poppen van dezen vlinder werden gevonden
op Canadeesche populieren onder Ingen in de Neder- Betuwe. De rupsen ontbladeren populieren (en wilgen) en laten alleen de bladstelen en de hoofnerven over.
Jonge boompjes kun-
— non lijk
—
39
gedood worden, oudere boomon doorstaan gewoon-
zelfs
In Juniverpoppen
beter het vreten van deze spinnerrups.
Men
rupsen.
zich de
glimmend zwarte, minder
vindt de
of
meer geelachtig wit gevlekte poppen tusschen eenige bladeren, door enkele gele draden omgeven. Zij zijn
uit. I>e
17
mm.
In Juli
komen de
vlinders
lang en hebbon eenc vlucht van 15
mm.
vleugels zijn, evenals het geheele dier, wit; alleen aan het
zitten
zij
meestal
te
samen
populierstammen
tegen wilg
stil
schemering beginnen eieren,
Overdag
schemert de zwarte huidkleur wat door.
achterlijf
Do
te vliegen.
zij
150
tot
200
stuks,
wijfjes
;
in
de
leggen hunne
grootere of kleinere
in
hoopjes aan de stammen of op de bladeren van deze boomen.
De eihoopjes
zijn
In den regel overwinteren de eieren; in
droogde slijmmassa. zeer zachte herfsten
aaneengekleefd door eene opge-
en
wit,
komen
echter de rupsen wel eens
dan gauw gaan wegschuilen onder schorssehubben. volgende
lente
worden
zij
echter in geen
Het eenige bestrijdingsmiddel
boomstammen
is
zich vrij sterk op
geval schadelijk.
het afkrabben van de
witclakvlinder)
(de
aan de
—
zittende eihoopjes.
Orgyia antiqua
uit, die
Vóór de
sommige plaatsen
vermeerderde
in Gelderland, en deed
daar
—
soms merkbare schade aan ooftboomen.
Zerene grossulariata, de bessenspanrups was scha,
aan kruisbessen
delijk
leven de rupsen ook op
Behalve
Goes.
te
aalbessen,
bij
bozen, pruime- en abrikozeboomen. lang,
met eene vlucht van 40
tot
kruisbessen
uitzondering op fram-
De
vlinder
is
17
mm.
45 mm.
De breede vleugels Op de voorvleugels door zwarte vlekjes gevormd
zijn
sneeuwwit, met veel zwarte vlekken.
ziet
men twee dwarsbanden,
die
op
de vleugel dooiergeel
van kleur.
worden:
tusschen
De kop
zwart, borststuk en achterlijf dooiergeel met zwarte
is
stippen.
ouzckeren
De
deze
vlinder
is
vleugelslag,
is
zeer traag en vliegt 's
avonds
in
met langzamen,
tuinen rond, in Juli en
— Augustus.
In September vertoonen zich de rupsen, die zich
in den lierfst
met de bladeren op den grond
daar den winter door
klimmen
ze
zij
't
oog vallend.
Bij
ook wel eens bloemen
zij
In het begin van Juni zijn ze volwassen
om
draden aan een blad of tak,
De pop
uitzondering,
wan-
voorkomen, brengen ze belangrijke
in grooter aantal
schade aan, te meer daar
pen.
om
laten vallen
In het volgende voorjaar
brengen.
te
weer tegen de struiken naar boven, en dan wordt
hare vreterij meer in neer
—
10
af vreten.
dan spinnen
;
zij
eenige
zich daartusschen te verpop-
glimmend zwart met geelachtigen rand der
is
geledingen. In Goes waren ze in
Afkloppen der
rupsen
—
raden.
is
aantal aanwezig.
zeer groot
niet
vermeerderd optreden aan
bij
Acidalia hrumata [kleine ivtntervlinde?^). ontving ik eenig materiaal rupsen, aldaar in
trekmaden
«
»
De bessen werden
genaamd.
vrij
spoedig
schade was op verschillende plaatsen belangrijk.
waren
opgetreden,
sterk
Uit Lent
van op kruisbessen schadelijke
jongen toestand aangevreten, en vielen
denzelf den tuin
te
af.
De
In een' en
dikwijls de rupsen lang niet overal even
ja zelfs naast
sommige
sterk aangetaste
struiken stonden dikwijls andere, die er absoluut geen last van
hadden.
De bedoelde rupsen bleken
te zijn die
wintervlinder, Acidalia b?'umata.
van den kleinen
Het wijfje en het man-
netje van den vlinder zijn zeer verschillend van gedaante. laatste heeft eene vlucht
zeer dun en zacht.
van 26 mm.; de vleugels
De kleur van deze
is
Het
zijn breed,
grijsbruin, de voorste
vleugels donkerder dan de achterste, aan den rand eenigszins
koperkleurig. lijnen.
Op de voorvleugels loopen donkere golvende tot 8 mm. lang, is grauwbruin met veel
Het wijfje, 7
witte schubjes, vooral
aan kop en borststuk.
worden vertegenwoordigd door een paar
De
vleugels
kleine aanhangsel tj es.
.
,
— Do lange pooten jes,
—
41
zijn lichtgrijs,
zwart gevlekt, en liragen haak-
waardoor het klimmen wordt vergemakkelijkt.
November
van October, on verschijnen.
wonen
Ze kunnen echter ook reeds in
nl.
is
't
geval,
komen
te voorschijn
de
vlin-
laatst
wanneer op den ge-
bodem bevroren
mannetjes vliegen zoowel over dag als
bij naciit;
De
is.
het
waar
eenvoudig tegen stam en takken op,
kruipt
't
uitzondering eerst in December en nog later
bij
Dit laatste
van
tijd
uit.
komen do
verscholen poppen
Uit de in den grond ders in
wijfje
het door
het mannetje bevrucht wordt.
Na apart,
de paring worden door
haar eieren gelegd, ieder
inde nabijheid der knoppen, ook
De
schors.
grauwe,
wel
eieren overwinteren, en in het
later
in
ei
spleten der
voorjaar
komen
groen met geel gestreepte rupsjes voor den dag,
die groote schade
aan de bladeren der vruchtboomen, vooral
aan appel- en kerseboomen, veroorzaken.
boomen worden vooral
eiken,
Onder de woud-
beuken en wilgen opgezocht.
Er was mij nog geen geval bekend dat kruisbessen waren aanook kleinere houtgewassen en struiken voor
getast, ofschoon
het
eierleggen
gebruikt worden, zooals hazelaar,
rozen en
meidoorn Groote schade veroorzaken de rupsen in het begin van de
wanneer
lente,
zij
de
nog
niet tot
ontwikkeling gekomen
knoppen uitvreten en zoo blad en bloemvorming tegengaan. Gedurende het vreten omspinnen de rupsjes de knoppen,
ook de
zich ontwikkelende jonge blaadjes,
waaraan
zij
hebben,
tot
De pop
is
Het beste
zich,
zij
met dunne draden,
haren vollen wasdom bereikt
den grond neerlaten,
om
zich daarin te verpoppen.
geelachtig bruin en bevindt zich in oen los spinsel.
en zekerste bestrijdingsmiddel, dat
toegepast, vinden
vogels
wanneer
later
wordt
we
in
den kleefgordel.
ijverig jacht
kan worden
Door insektenotende
op de rupsen gemaakt.
-
Pyralis 5eca/ïs, waarvan de rups, het roggehabnrupsje
— het bovenste lid der
roggehalmen
kundig Tijdschrift" 1901, en te Kooten.
—
42
bl.
uitvreet (zie
202),
kwam
Landbouw-
«
voor
Spankeren
te
—
GraphoHta Woeberiana, de schorshladroU er, kwam voor
als
Amsterdam.
rups in de schors van pereboomen te
Landbouwkundig
(Zie «
Tijdschrift
1898,
«
Tortrix (= Grapholiiha) tedella. den tak van Picea excelsa
aan een' heksenbesem
;
Een
—
127.) uit
Epe gezon-
spar) deed eenigszins denken
(fijne
de gedrongen
van den dichten stand der
bl.
vorm was
boomen en van de
gevolg
het
vreterij
van den
De op zeer
erop levenden sparrenbladroller, Tortrix tedella.
verspreide plaatsen gelegde eieren leveren rupsjes, die
izich in
de naalden boren en deze inwendig geheel uitvreten
De
droogde naaldresten worden door
.
ver-
bij
elkaar
gehouden, en vormen, met de uitwerpselen gemengd,
kleine
spinseldraden
nesten aan den top der twijgen. Bij het
begin van den winter verlaat de rups haar nest
en betrekt haar winterkwartier,
In het voorjaar verpopt
bedekt.
zomer
het strooisel, dat den grond
nl.
Hiertegen
is
zij
zich daar,
op windstille avonden zich
als vlinder
te
om
in
den
vertoonen.
rechtstreeks niet veel anders te doen, dan in den
winter de afgevallen naalden bijeen te harken en te verbranden, en
in
najaar
het
Indirekt bestrijdt plantingen,
opzoekt.
men
de aangetaste deelen uit te snijden.
het insekt door uitdunnen van de aan-
daar het insekt
Het kleine rupsje van deze uien-
Acrolepia betulella. mot, waarover ik berichtte schrift «
voorkeur donkere plaatsen
bij
— 1898,
Noordhorn.
knopworm
«,
komt nogal
roode bessen voor
Landbouwkundig
Tijd-
—
Incurvaria capitella, de «'
«
44, werd mij in den nazomer toegezonden
bl.
in preiplanten uit
het
in
;
vrij
«
bessenspruüvreter
»
algemeen in Nederland
of in
in den Noordoosthoek van ons land even-
— wel had
ik
bl.
insekt
ook voorkomt Tij Jschrift
«
zie
gemeente Vries. (Over
te Ide,
Plantenziekten
over
»,
III,
—
101).
van de koohnot {Pluiella cruciferarum)
Het rupsje bleek
In April 1904 bleek
haar nog niet aangetroffen.
mij dut dit insekt dit
—
43
mij,
de
draaiharten
«
z. g.
kooldistrikt te veroorzaken.
Ik
het Noord-Hollandsch
» in
kom
hierop nader terug in
—
het « Tijdschrift over Plantenziekten ».
HyponomeiUa
Vau
spec.
het landbouvvproefstation te
Ettelbrück (Groothertogdom Luxemburg) kreeg ik ingesponnen
Daar de erin voorkomende
Iwijgtoppcn van pruimeboomen.
rupsen en poppen
bij
met zekerheid over de soort het
Hyponomeuta
of
De levenswijze
is bij
was
de meest
Hyponomeutasoorten dezelfde.
den zomer leggen de motten hare eieren,
in
grootere of
op de bladeren der boomen en struiken,
hoopjes,
kleinere
niet
Waarschijnlijk
te oordeelen.
cognatella.
voorkomende spinselmotten In
was
ontvangst zeer beschadigd waren,
waarop de rupsen
Deze komen
leven.
den herfst
in
uit
worden echter door hare kleinheid gewoonlijk
eieren,
waargenomen.
Dan schaden
het geval in de volgende lente,
verhuizen
bestrijding
moeten
deze verbrand worden zichtig te
wanneer
om nieuw
zij
in
ook nog
Wanneer
valbnide nesten spinnen.
hebben,
ze
zij
;
men moet
hare zeer in
oog
't
te
men
Ter
zoeken. de
nesten
ziet,
voor-
hierbij echter zeer
rupsjes,
niet
eerst
is
een' tak kaalgevreten
voedsel
de lente, zoodra
werk gaan, daar de
zij
Dit
niet.
de
wanneer ze gestoord
worden, zich aan een draadje neerlaten en ontsnappen.
—
Coleophora hcmerobiella, het kokerrupsje der ooft-
boomen,
kwam
verder
Landbouwkundig
«
voor
te
Zaltbommel op pereboomen. Tijdschrift »
1900,
bl.
(Zie
159.)
Dadelijk na de overwintering, wanneer de knoppen nog
pas beginnen, zich te openen, worden de kleine rupsjes soms
—
—
44
bepaald schadelijk; later in den
tijd
teweegbrengen, niet voel meer
beteekenen
te
Een paar wantsen trokken
heeft de schade,
die
—
in het afgeloopen jaar mij,ie
Te Boskoop trof men aan de onderzijde der
aandacht.
zij
bla-
deren van Rhododendrons kleine ophoopingen aan van eene Tingis-soori, volgens M"" Fokker, wien ik haar ter determi-
zond,
natie
T. Oberti,
soort
T.
eenigszins
op
gelijkende
maar nog meer op de
Chlorophani,
in
van de
die
de
inlandsche
soort
Portugal voorkomende
eerstgenoemde
slechts
De door de wantsen bewoonde Rhododon-
weinig verschilt.
dron bladeren schrompelden eenigszins samen
;
en de onder-
kant dezer bladeren was bedekt met eene menigte bruinachtige vochtdruppels,
door de genoemde wantsen afgescheiden.
Lygus pratensis kwam
Hees
te
bij
—
Nymegen op Chry-
santhen voor, en deed de bladeren van deze eenigszins ineenrollen; belangrijker evenwel
de
Phy topten,
die
waren aan
dezelfde Chrysanthen
daarop in menigte voorkwamen.
Psylla Fraccini (de elzenhladvloo)
Aalsmeer
uit
(Zie
bene-
—
den.)
esschentakken
gezonden,
waarvan de blad-
ineengerold waren en eene roodachtige tint hadden
randen
aangenomen.
Onder deze randen zaten met wolachtige,
was bestaande draadjes bedekte noemde
In Juni werden
.
soort.
De bladvlooien
blad vlooien zijn
nauw aan
van
uit
bovenge-
de bladluizen
verwant, maar hebben springvermogen en een' meer breeden
kop
;
ook planten
zij
zich niet zoo snel voort.
komt vooral daar
De esschen-
opeen of
waar de esschen zeer dicht onder de schaduw en beschutting van andere boomen
staan.
Zij
bladvloo
voor,
gaat niet op ooftboomen over.
—
Psylla Mali, de appelbladvloo (waarvan het mannetje
2,5
mm.
lang en lichtgroen met roode strepen
geslachtsrijpe wijfje rood
is,
met gele strepen aan de
en
het
rugzijde,
— on goei
45
groen aan de buikzijde, werd mij toegestuurd,
of
afkomstig van appelboomen
September
In
aan
ciieren
overwinterde eieren kruipen eerst
Uit de
de larven; deze zijn vuilgeel, hebben zwarte pooten rijen
zwarte punten op den rug.
rige
knoppen op, boren
larve uithet
ei is
geworden en is
gekropen,
heeft
uit de
Reeds weinige
droppels vloeien.
is zij
anale opening
dagen nadat de
door eene vervelling lichtgroen Spoedig
achterlijf uitgescheiden
het heele dier door eene uit het
Reeds half Mei
wolachtige massa bedekt.
en vier
ruw weer
bij
vleugelstompjes gekregen.
zij
April
in
De larven zoeken de nabuaan, kruipen
deze
onder de knopschubben weg en laten heldere
twijg(Mi
Kort daarna sterven de mannetjes en de
in scliorsspleten.
wijfjes.
Brummen.
uit
hare tamelijk gi'ooto, witto
legt hot wijfje
en
—
zijn
de blad vlooien
ook
geslachtsrijp en gevleugeld; in dezen toestand zuigen ze
Bladeren en twijgtoppen
aan kleine takken en aan bladeren.
krommen
Ze worden
zich tengevolge daarvan en sterven af.
op dezelfde wijze bestreden
als bladluizen
alleen zijn kostbare
;
bestrijdingsmiddelen hier niet aan te raden, daar vlooien niet in zulke groote scharen
—
bladluizen.
Aphis mali proeftuin
«
geioone
(de
Westland
»
appelbladhiis)
te
Naaldwijk
knoppen
blad-
elkaar voorkomen als
bij
en
de
Van
.
den
kreeg ik in het begin een'
appelboom,
waarop glimmend zwarte, ovale lichaampjes,
zijnde eieren
van
Februari twijgen
van de appelbladluis.
Als
ei
van
de
bieden
weerstand tegen schadelijke invloeden. bestrijding te
wachten
tot
men
(in
bladluizen
Het best
is
nogal
het,
mot
P^ebruari of Maart) eenige
dagen achtereen mooi weer heeft gehad, zonder dat de temporatuur
bij
nacht belangrijk beneden het vriespunt daalt.
dat geval kan zijn
mon aannemen,
uitgekomen
zijn, is
;
en omdat de boomen nog niet bebladerd
dan de gelegenheid zeer gunstig
om
insektendoodende middelen te bespuiten.
I
In
dat verreweg de meeste luisjes
deze bladluizen met
—
46
—
Te Rotterdam en Schellinkhout appelboomen,
Aphis mali op
Zwolle op pereboomen voor, zooals
te
Aphis Crataegi
is
uit inzen-
—
dingen aan het laboratorium bleek.
grijsachtig groen, als
met een blauw-
poeder bestoven, terwijl de gewone appelbladluis (vorige
grijs
soort) lichtgroen
men
kwam
Aphis Cimtaegi veroorzaakte
is.
te
Brum-
Behalve
ineenrolling en roodkleuring van appelbladeren.
op appelboomen komt deze bladluissoort ook op meidoorn
—
voor.
Aphis Alni
werd
uit
Aalsmeer toegezonden,
voor-
komende aan de
onderzijde van blaasvormige opzw(ïllingen van
elzenbladeren.
Deze soort gaat niet op oofiboomen over.
Aphis
Plantaginis deed
Amerongen. wilde
schade
aan
wortelloof
— te
Deze soort van bladluis komt ook
voor op
weegbreesoorten en wilde
scherm-
zooals
planten,
bloemigen; waarschijnlijk
zijn
de
bladluizen van deze wilde
Gewoonlijk vindt men men heeft overgehouden om dan komen zij vooral op de bloem-
planten op de wortelen overgegaan.
de bladluizen op de planten
zaad voort
te
brengen
;
,
die
schermen en in de nabijheid van deze voor.
Uit
Enkhuizen
ontving ik dergelijke voor zaad gekweekte penen, met bladluizen bezet.
Hier
was evenwel nog eene andere
wezig, waarop ik nader terugkom.
Schizoneura lanigera
ziekte aan-
—
(de bloedluis)
komt voor op
tak-
ken van appel- en pereboomen, die dan vaak tevens «kankerplek-
ken
"
Door welke oorzaak deze kankerachtige
vertoonen.
plekken ontstaan
De oorzaak kan de bloodluis
zijn, is niet altijd duidelijk
zijn
zelf.
de kankerzwam,
meer na
maar soms de
te
gaan.
vorst ofwel
Alleen de schors van jonge twijgen of van
wondweefsel biedt aan deze luizen de geschikte gelegenheid voor zuigen, daar deze weefsels slechts door een dunne kurklaag be-
dekt
zijn,
waardoorheen de zuigsnuit der dieren het sappige
weefsel bereiken kan.
Op deze
plaatsen leven dan ook de
-
—
wel bepaaldelijk
bloedluizeii,eii
bedekken
—
17
bij
appelboomeii.
de onderzijde van de takken en doen zich door
zij
hare draadvormige wasafscheiding
Haar
In koloniën
snuit reikt toL in het
vlokken
witte
als
cambium, en door den
bij
veroorzaakten prikkel wordt dit laatste tot sterker
voor.
het zuigen
werkzaam-
heid gebracht, zoodat builen ontstaan van een teer en saprijk weefsel, die
kunnen barsten, en zoo een centrum van voort-
woekering bieden aan de luizen
;
zoodat ten slotte de bekende
Ook aan oudere twijgen plekken van den waren boom-
kankerachtige plekken ontstaan.
komen
voor,
zij
maar dan zijn het
kanker ofwel vorstbeschadigingen, welke haar door vorming van wond weefsel de gelegenheid
Eenmaal werden ons
boomen met
tot vestiging
dit jaar
gestuurd, afkomstig
bloedluis
gegeven hebben.
dikkere takken van appel uit
Oldemark.
Hier vond ik op de kankerplekken de kankerzwam, Nectria
ditissima. bloedluis, die overal in ons land, niet het minst in
De Limburg,
buitengewoon
zoo
schade aan appelboomen
veel
teweegbrengt, komt ook soms op den pereboom voor, maar bij
dan
dezen meer aan de onder
aan de
bovenaardsche.
den grond verscholen deelen
Zoo
ontving ik eenmaal
Limburg stammetjes van jonge pereboomen,
bij
welke aan
den wortelhals groote massa's bloedluiskoloniën zaten, en
welke eene soort van blijkbaar
— Wij
hebben
dit
appelboomen, die getast,
wortelgalletjes
ook door de bloedluizen waren jaar te
in sterke
voorkwamen in
Blitterswijk
't
uit
,
bij
die
leven geroepen.
eene
groote partij
mate door bloedluizen waren aan-
vóór ze werden uitgepoot, met cyanwaterstofgas ont-
smet, voorzoover wij tot dusver konden nagaan, met uitstekend resultaat.
veelvuldig
Dit middel, dat reeds sedert vele jaren in
wordt aangewend, vond
geene toepassing,
uit
tot
vrees voor de
schappen van het cyanwaterstofgas.
Amerika
dusver in Europa nog sterk vergiftige eigen-
Door ons
is
eene andere
—
—
48
methode toegepast dan de Araerikaansclie Quanjer,
de heer H.
;
M.
onder wiens persoonlijk toezicht de ontsmetting
plaats greep, zal over dit
Plantenziekten
»
onderwerp
in het « Tijdschrift over
—
nadere mededeelingen doen.
In de tw^eede helft van Septem-
F^hylloxera coriicalis.
ber 1904 werden mij uit Oldenzaal toegestuurd eikentakken,
waarop
voorkwamen.
luizen
Zij
behoorden
de bovenge-
tot
Ik vond op de
noemde, door Kaltenbach beschreven soort.
takjes eieren, jonge larven en volwassen exemplaren, die voor 't
meerendeel ongevleugeld waren, maar ook voor een deel
De
gevleugeld.
versch
eieren zijn lichtgeel,
De pas
lang
zij
vrij
beweeglijk, intensief geel.
zijn.
uit het
glimmend, althans zoo
gekomen
ei
De grootere
bruinachtig geel en zijn onbeweeglijk, daar Allen zijn over hare
vastgezogen.
zij
zijn
en een deel van zijn
zich
hebben
lichaamsopper-
geheele
De gevleugelde
vlakte met kleine stompe doorn tj es bedekt.
exemplaren
larfjes zijn
zijn oranje, of
aanvankelijk roodachtig; iater worden de kop 't
borststuk glimmend
De
zwart.
vleugels
Zoowel de onge-
naar verhouding zeer groot en helder.
vleugelde als de gevleugelde exemplaren kunnen eieren leggen.
Overigens duister
is.
is
Mytüaspis pomorum
vormige
nog
er in de leefwijze van deze luisjes
—
schildluis)
--
veel
M. conchaeformis{de
werd mij
in
wat
mossel-
Januari toegezonden uit
Nieuwersluis op appeltakken, met de mededeeling dat som-
mige boomen er vol van zatea, vooral aan den onderkant der In Maart ontving ik
takken, terwijl andere er geene hadden.
nog eens dergelijk materiaal
uit
Lutjewinkel.
dieren hebben een' scherpen, vrij langen zij
—
zich aan de takken en twijgen vastzuigen,
voedende sappen daaruit opnemen. vroegste jeugd kunnen zich de kleine diertjes gaan
zij
De genoemde
waarmee en waarmee zij
zuigsnuit,
Slechls in hare aller-
schildluizen
bewegen
;
aJs zeer
dan van den eenen tak op den anderen.
;
— som« ook
vaji
boom op don andereu
den eeiien
Nadat
over.
eenmaal op eene bepaalde plaats hebben vastgezogen,
zich
zij
—
49
verlaten
zij
die
meer; althans de wijfjes
niet
Deze
niet.
groeien en vormen aan hare rugvlakte een mosselachtig schild
daaronder in
legt het wijfje
hare eieren.
den winter gaat het wijfje
blijven
onder het schild
zelf
Tegen den winter of
maar de
meestal dood,
zitten,
't
eieren
Volgende voorjaar komen
de jongen te voorschijn, die de kwaal verder kunnen verbreiden.
komt ook voor op andere
Deze soort van schildluis
ooftboomen, vooral ook op den pcreboom, verder op aal- en
Soms
kruisbessen, alsmede op meidoorn.
boom
of de eene
pereboom er
heeft de eene appel-
veel last van, terwijl de insek-
ten op den anderen niet overgaan, of er althans weinig kwaad
aan doen.
Vaak
hem
zit
dit
gezond-
hoofdzakelijk in den
heidstoestand, of liever in de meer of minder goede groeikracht
van den boom.
Ook gaat de verbreiding der kelijk in
schildluizen niet heel
gemak-
haar werk, daar deze diertjes alleen in hunnen
jongsten larvenstaat
zich
aller-
kunnen bewegen, en dan nog
niet
over groote afstanden.
Eene doelmatige bemesting vooral van kalk en ter
voorkoming van de kwaal
kali
kan
veel helpen, althans voorzoover
de bodem aan die stoffen gebrek had en de boomen daardoor
meer
of
min
Kleine
in
kwijning verkeerden.
boomen
die aangetast zijn, borstelt
gevolg met zeepwater af
petroleumémulsie, best geschiedt dit
;
grootere
boomen
spuit
men met goed men met eene
door middel van een pulverisateur. één maal dadelijk nadat in den herfst
Het de
bladeren zijn afgevalhni, en éénmaal in Januari of Februari niet later in
't
jaar,
begint te komen.
Lecanium
wanneer er reeds werking
—
Viiis, de wijnstokdopluis,
in de
;
knoppen
eene soort, die
—
50-
—
vooral ook in
't
werd ons
Zalt-Bommel toegezonden.
uit
Westland op de kasdruiven zeer schadelijk
Lecanium Persicae, name
in
lijk
gewone per zikdopluis,
Westland zeer algemeen
't
ken voor
de
te Herveld.
—
is,
—
kwam
die
is,
met
op kruisbestak-
Eene Lecanium soort, die mij
niet bekend, en waarschijn-
kwam
voor op Abies Nordman-
nog
niana
niet
te
beschreven
Groenekan
bij
is,
Een nader
Utrecht, en te Vucht.
onderzoek wordt ingesteld.
—
Pidvinaria Beiulae, de berkendopluis, ontving
ik
op
berkentakken van do Kootwijksche ontginning op de Velu we. Deze soort, die mij vroeger betrekkelijk niet veel
kwam,
de laatste jaren, naar
is in
in ons land
geworden.
't
schijnt, veel
—
Cryptococcus [Coccus] Fagi deed
in
bouwkundig
te
Wageningen en
te Soest.
Tijdschrift » 1902, bl.205 en
voorkomen
geheel
de talrijke in eene draderige wasmassa
indruk van een afgestorven knopschubje.
het
is
Het schildvormige dier maakt aldus
gehulde eieren.
beukenbooinen
algemeener
Het bruinachtige mosderdier
omhoog geschoven door
handen
in
te
den
1904 nadeel aan In het
«
Land-
1903, bl.TG, wordt
Velp en Oosterbeek (waar
zelfs
groote hoo-
rnen erdoor stierven), en te Groenloo besproken.
Wat hetgeen
bij
betreft de bestrijding
Mytilaspis
is
van
vermeld.
al deze schildluizen geldt
—
Coccus Camelliae, de schildluis, die op de bladeren van Camellia japonica en Thea chinensis voorkomt, gewerd mij op bladeren van eerstgenoemde plant uit Bussum.
—
Thrips {blaaspooten) deden de Teteringen schade aan do bladeren van verschillende boonenplanten(P^aseo/M5-soorten), te
Brummen,
P^s^ (eene
gemeenschap met de larven van Phyiomyza
in
vlieg)
,
aan bladeren en peulen van erwtenplanten,
en te Leiden, te Giethoorn en
gekweekte Begonia's.
—
te
Oldebroek aan in kassen
—
—
Van dozo boorvliog werd do
Acidia Hcraclci. miiieerendc gevonden in
51
sol lerij bladeren.
larve
kennen
I)c vlieg is te
aan hare glimmend zwarte kleur, waarbij de geelgekleurde schouders, zijden van
De vleugels
geel.
zijn
in
Trypela Artemisiae.
den grond
om
te
Maden van deze
Chrysanthemumbladeren
in
worden
geheel rood-
van zwarte, bruine of bruingele banden
De larven bruipen dan
voor
zijn bijna
Tegen het najaar houdt de beschadiging der bladeren
voorzien. op.
kop, sprieten en pootcn
borststuk,
't
Sommige exemplaren
sterk afsteken.
verpoppen.
kwamen
vlieg
De eieren
Schiedam.
te
—
ieder apart aan den onderkant van een blad gelegd, en
de uitgekomen
maden mineeren het
—
blad.
Psila Rosae (de larve van de worlelvlieg) was oorzaak van wormstekigheid van penen wijk.
o. a.
op Goeree en
te
Noord-
— Phytomyza
Uit Baarn ontving ik bladeren van
albiceps.
Margueriten, gemineerd door de larven van deze vliegsoort.
Phylomyza mineeren,
kwam
waarvan de larven erwtenbladeren
Pisi,
voor
te
Brummen.
Anthomyia funesia aan jonge lupineplanten
in
—
(de lupinenvlieg)
138.).
werd
de prov. Utrecht. (Zie
Beschadigingen der landbouwgewassen 2« druk, II, bl
—
»
«
schadelijk
Ziekten en
door Ritzema Bos,
—
Anthomyia conformis. Van den Rijkslandbouwleeraar van Groningen ontving ik bietenbladeren, aan de onderzijde
waarvan de witte eieren van deze
vlieg zaten, terwijl larven
van dezelfde soort de bladeren mineerden. diging zie
»
Landbouwkundig
Anthomyia Brassicae Diepenveen bl.
75.)
(Zie
«
(Over deze bescha-
Tijdschrift », 1897,bl. 100).
-
koolplanten aan
te
tastte
Landbouwkundig
Tijdschrift ",
o. a.
1903,
—
Chlorops f vit den aan rogge
(de fritvlieg)werd in
te Eersel,
1904
schadelijk bevon-
aan tarwe op Goeree, en aan haver op
—
52
—
het proefveld van den heer Zijlma in den Wesipolder, te Appin-
gedam, Hol werd en aan haver, gezonden door den Rijkslandbouwlecraar voor Utrecht.
Tipula
—
(emelten)
soorten
werden
toegezonden
als
schadelijk in een' groentetuin te Hoogeveen, in een boek wei tveld te
Amerongen,
een erwtenland in de Betuwe, en in een
in
koolveld te de Leek.
—
Cecidomyia soorten, galmuglarven, verwoestten jon ge, pas gezette peren
De
't
behandeld bl.
te Lent,
o. a.
Frederiksoord en Wijdenes.
moest voorkomende Cecidomyia piricola in
het
«
Landbouwkundig
Tijdschrift
uitvoerig
is >
Cecidomyia Piri,
aan appel
die bladrollingen
en pere-
bladeren veroorzaakt en betrekkelijk minder schade brengt,
werd toegezonden
Juliis guttulatiis uit
1900,
,
—
159.
uit
[müUoenpoot) werd
den Westpolder (Gron.);
aardbeziën te vreten.
Arnhem.
hij
te
weeg
— mij toegezonden
werd daar schadelijk door aan
—
Phytoptus Rihis.
«
Rondknoppen
waarvan deze mijtsoort de oorzaak
is,
«
aan zwarte bes,
werden gestuurd
uit
het Westland, den Bangert, uit Litooien en uit de buurt van
Nijmegen.
«
Landbouwkundig
Tijdschrift «,
1903,
Phytoptus Piri, de galmijt van de perebladeren,
die de
bl. 79.).
(Zie o. a. «
—
pokziekte
»
daarvan teweegbrengt, deed schade
ie Dieren,
Blijham en Zwaag, voor zoover wij uit zendingen aan het Phytopatliologisch Laboratorium konden opmaken.
PhytoptusVitis.
Viltige plekken
aan de onderzijde der
wingerdbladeren, veroorzaakt door deze wij van onderscheiden plaatsen
;
—
galmijt, ontvingen
eene dergelijke haarvorming
werd door eene andere Phytoptus-soort aan notebladeren
— (c
Kde lüwccggebraclit
door
;
—
53
ovcsr kloiiio,
bolronde, roode
j^falleljes,
Phytoptus-soort aan eschdoornbladeren
ociio
zaakt,
werd
ki-eeg
ik
van
ik
uit
Wormorveer geraadpleegd;
materiaal van haarvormingen
waaraan ccne
niel
galvormingen
veroor-
uit Ziiidlai'en
op appelbladeren,
nader beschreven Phytoptus-soort, en van
pruimebladen, waaraan P. similis schuld
o\)
had.
Azaleatoppen, mij
Boskoop gezonden en
uit
die kN\ij-
nende of reeds afgestorven waren, zaten vol met lichtgele, zeer beweeglijke mijtachtige diertjes, die zich in korten
kunnen verspreiden.
snel over de planten bleken te
vond
latere zending, in September,
bladranden in massa bijeen. mijten
om
knoppen
in
't
Het
de gewoonte van gal-
is
weg
de kassen te
te
kruipen
ter beschutting.
Ik
en
de Azalea's met
een
luchten
inseklendoodend middel te bespuiten;
dan ook
vrij
goed
cider en zeepsop hierbij
eene
ik ze onder de ineengerolde
najaar, als het kouder begint te worden, in
of bladrollen
raadde aan,
Bij
tijd
tot staan
daardoor
gekomen.
is
de plaag
Welling's insekten-
met een afkooksel van Quassia amara
goede bestrijdingsmiddelen gebleken.
zijn
Het eerste heeft
echter in zoover betere resultaten opgeleverd, als de daarmee
behandelde deelen niet beschadigd
middel. ik de
—
nog
zijn
geworden, hetgeen wèl
was na de behandeling met het tweede
eenigszins het geval
Door Professor A. Nalepa niet
te
bekende galmijt toezond,
Weenen, aan wien is
deze
onder den naam Phyllocoptes Azaleae nov. spec.
Teiranychus «
ielariiis, de «
plantenspifinetje
"
(«
Landbouwkundig in
maar vooral op kasplanten, voorkomt, en
bij
bl.
48),
dat op vele planten,
eene ziekte veroorzaakt, die
noemt, trad op
in
eene kas
Deze ziekte beslaat hierin,
men te
in
—
spinnende mijt ook
1898,
beschreven
't
of
het
Tijdschrift
",
»
de vrije natuur, de
komkommers
Westland het
"
spint «
Zutphen aan Kentiaplanten.
dat de onderste opperhuid
der
—
51
—
De daaronder liggende
bladeren wordt opgevreten.
sterven en drogen uit, waardoor de bladeren
op de aange-
Door het aanwenden
taste plekken eene gele kleur krijgen.
van tabaksrook kan deze kwaal worden bestreden.
Balmoreana had
cellen
Kentia
wèl, K. Forsteriana niet van de ziekte te
hetgeen wellicht daardoor komt, dat de laatste beter
lijden,
de hooge temperatuur van de kas kon verdragen, en daardoor
—
meer weerstandsvermogen tegen de aantasting bood.
Rhizoglyphus Robini Deze mijt vreet aan de
tastte
schijf
gewonde plekken worden
Eucharis aan
Arnhem.
te
en de wortels der bollen; de
daarbij rood.
De beschadiging kan
door bijkomende rotting van ernstigen aard worden.
Eene hoopjes
mijtsoort, in Naaldwijk in groote hoeveelheid in
op meloenr anken zittende,
andere soort te
en
zijn
van
bleek
dan Tetranychus telarius,
komkommers onder
die
glas zooveel schade in
Deze soort werd door Dr. A
teweegbrengt. als
—
Gamosellus bisetus gedetermineerd.
Zij
eene heel
op meloenen 't
C.
Westland
Oudemans
behoort tot eene
mijtengroep, die zich in hoofdzaak met sappen van andere dieren voedt, en
Misschien
trad
telarius op.
is
dus hoogstwaarschijnlijk niet schadelijk. juist
zij
als
vervolgster van
Enchytraeus
is
een geslacht van Ringwormen, verwant
aan den regenworm, waartoe soorten behooren, aanvreten.
Tetranychus
—
Men
heeft herhaaldelijk
die
planten
waargenomen, dat
zij
de
kiemende zaden van suikerbieten uitvreten, en de jonge bietenplantjes
aantasten en
planten tasten
zij
doen afsterven.
aan; tot nog toe was mij niet bekend, dat
ook kiemende graankorrels uitvreten ook
te
;
maar
dit bleek mij
gebeuren op een' akker te Noordhorn.
Enchytraeus-soorten op verre aaltjes.
Ook jonge graan-
Zij
na
niet zoo
Toch
zijn
zij
nu de
schadelijk als de
vermeerderen zich meer in bodems, die met orga-
—
most wordon bemest, dan
iiischen
droge weersgosteldhoid
bij
ti'aeus in aantal te
In
Enchytraeus nog er
dan
Diep omw(;rken van den
is
een middul
de Enchy-
besmet
al
op terreinen, die met
het raadzaam,
is
zijn,
wat dichtte zaaien; worden dan blijven er toch
cenige zaadjes uitgevi-eten,
al
om
Joon afnemen.
algemeen
't
voornamelijk
in zulke, die
worden behandeld.
m(!t kinistmcst
grond
—
55
genoeg over. de
Als
tarwe,
besmette velden
niettegenstaande
de
goed opkomt, dan
vrij
Enchytraeus,
aan
is
te bevelen,
jonge planten door overbemesting met Chilisalpeter tot
ken groei
te
brengen en aldus den kwaden
Mocht even wol de tarwe zóó dun is,
onder
te
merking komen
gewassen
vlas, wortels, mosterd, uien;
als
helpen.
daarna
te telen in
aan-
paardeboonen, stamboonen,
aardappelen
daar die van Enchytraeus nogal te
lijden
zijn
minder geschikt,
—
hebben.
Tylenchus devastatrix het slengelaaltje, ,
op de meest verschillende plaatsen en
in vele
kwam
weer
soorten gewassen
Aangetaste exemplaren kregen wij van rogge, haver,
voor. uien,
te
de
flin-
staan, dat het gewenscht
om
ploegen, dan zouden,
door
tijd
op
klaver,
kaarde.
en melde,
spinazie
erwten,
vlas
wever-
on
—
Aphelenchus tuinbouwleeraar
te
olesistiis.
zwavel een uitstekend
bovengenoemd
De heer P. de
Vries,
Aalsmeer, deelde ons mede dat
aaltje
bestrijdingsmiddel in
Begonia's en Gloxinia's
is
Rijks-
nicotine-
gebleken tegen
waardevolle kamerplanten,
zooals
—
Heterodera Schachtii,
het bieleniaaUje,
verschillende plaatsen in haver toegestuurd.
—
werd ons van
— IV.
— Plantenziekten,
—
o6
waarvan ons de oorzaak onbekend BLEEF.
Kropfkrankheit
«
»
of, «
,
Gongronosis
eene kwaal, die reeds vele jaren bekend selen
maar
betreft,
Van
oorzaak.
uit
Zij
vertoont zich
bij
zitten dikwijls in
wat de grootte
tusschen die van eene erwt en die van een' vuist. zijn die
eikenhakhout,
aan het stuk tak, dat ik
elkaar, zooals
knobbels varieeren,
Die
ontving.
bij
is
oudere eiken, maar daar
hij
De knobbels
steeds alleen aan de takken.
groote massa's
der eiken
nog onbekend wat aangaat de
steeds
en soms ook
jonge eiken,
»
wat hare verschijn-
den West polder werd ik over een geval van
deze ziekte geraadpleegd. bij
is
betreft,
Aanvankelijk
knobbels met eene gladde bast bedekt; later ontstaan
daar scheuren en barsten
in.
takken, die ermee bezet
zijn,
Men
mijnd.
ziet
vaak
in
't
of
wordt er soms erg door onder-
hakhout, tusschen gezonde stoven
sterke mate
in, enkele, die in
De groei van de stammetjes
met
die knobbels bezet zijn.
omtrent de oorzaak der ziekte niets bekend.
Feitelijk is
Henschel heeft in die knobbels een mikroskopisch diertje
meenen
bouw
ontdekken, omtrent welks
te
niets vermeldt, zoodat
men
hij
weinig of
uit zijne beschrijving zelfs niet
kan
uitmaken, tot welke groep van het dierenrijk het bewuste diertje
zou moeten gerekend worden.
aangegeven,
n.1.
Toch
heeft hij er een'
naam
Gong r op hyl es quejxina Henschel; en
hij
beweert, dat het in grooten getale in do binnenste lagen van
de bast voorkomt en de oorzaak der In het weefsel,
Kropfkrankheit
«
dat de knobbels vormt,
«
is.
komen groepen van
zeer dikwandige cellen voor, evenals de bekende steentjes in
het vruchtvleesch van
genoemde
«
sommige peren
steencellen
met het bloote oog waar Henschel
;
en het
is
»»
zijn bruin,
te
nemen)
;
deze groepen van zoo
-
en juist zoo groot (even
als de « bruine diertj es «
van
waarschijnlijk dat deze niets anders dan
— van
o[)liooi»iiigcn
ilie
normale
vindt
der
l)ast\veefsel
voor parasilischo
stcoiicelloii
Men
gehouden.
lieoft
—
57
genoemde
eiken takken.
cellen
Ook
diertjes
niet
het
in
de geheele
is
struktuur van de weefsels, waaruit de knobbels beslaan, zeer
Maar over de oorzaak van
eigenaardig.
nog niets met zekerheid
te
het verschijnsel
De oorzaak der eigenaardige hnobbeJs aan de
van jonge appel- en pereboomen, weer toegestuurd kreeg, en wel hoewel
zekerheid bekend,
dat zeer veel voorkomt. in
kweekerijen
groote
;
boomen
maar
Men
zij
uit Zeeland, is
nog
niet
overigens een verschijnsel ziel hel
vooral
komen
die knobbels
hij
met is,
wildliiigen
toch ook voor
Sommigen
bij
zijn
ontstaan ten gevolge van kleine verwon-
dingen aan de wortels, zooals die
v.
b.
worden toegebracht,
wanneer de jonge boompjes worden geplant te klein is,
looriels
zooals ik ze ook dit jaar
tuinen en boomgaarden.
in
van meening dat
liet
is
—
zeggen.
in een gat,
dat
zoodat de wortels naar boven worden gebogen en
Op de plaatsen, waar aldus eene kleine toegebracht, of waar de wortels naar boven geknikt
eenigszins knikken.
wonde zijn,
in
is
zouden die knobbels ontstaan, ten gevolge van stremming
de voortbeweging der sappen.
de juiste
is.
Want
boomen,
bij
Bleek mij dat
't
was.
in
te
gaan of deze verklaring
geenszins
dit
die opzettelijk in een'
waren geplant, vertoonden zulke, die
Ik heb, eenige jaren geleden,
genomen om na
opzettelijk proeven
een'
kuil
zich niet
het
geval
is.
veel te kleinen kuil
meer knobbels dan
bij
waren geplant, welke groot genoeg
De proeven werden met een aanzienlijk aantal boompjes
genomen.
Bovendien
klaring, dat ook
bij
pleit tegen
de boven aangehaiikie ver-
wildlingen, die nog nooit verpooi zijn, de
knobbels kunnen voorkomen, en dat aantreft aan heel
dunne worteltjes,
de boomen zijn verpoot.
Toumey
men ook wel
knobbeltjes
die gegroeid zijn, nadat is
van meeniug, dat wij
,
—
—
58
hier te doen hebben
met eene besmettelijke
verooi zaakt door het
woekeren van eene slijmzwam.
ziekte, die
mogen gelukken zoodanige slijmzwam
het nooit
van de knobbels
Toch
vinden.
te
op bodembesmetting wijzen
;
dan ook voor aan de boompjes
en
zijn er
'i
hebben opgemerkt, ,
is
verschijnselen, die
meest komen de knobbels
Wanneer de
in kweekerijen.
knobbels in grooten getale aan jonge
tegengaat
Mij
in de weefsels
boomen
zitten,
dat kalken van den
kunnen
Men meent
ze door saponttrekking nogal schadelijk worden. te
wordt
bodem de kwaal
—
Planten van Calla aethiopica werden mij gestuurd uit eene bloemkweekerij
te
Rotterdam.
Zij
vertoonden bruine
vlekken op de bladeren, terwijl het schutblad groen zich niet opende en daarna bruin werd.
bleef,
zomer van
In den
1904 waren ze nu en dan begoten met een verdunde kunstmestoplossing,
najaar
kwam
X.L.ALL.
om
den groei
Tegen het
bespoedigen.
te
er luis in, en toen zijn ze bespoten
Met het
eigenlijke
met verdund
ziekteverschijnsel
aanwezigheid van luizen niets te maken gehad.
van de planten zagen er goed ten door X.L.
ALL
vermoedelijk
ligt
is
bij
uit.
zijn,
de
De wortels
Van beschadiging van
plan-
De schuld
mij geen voorbeeld bekend.
de bemesting, daar vroeger, toen de eige-
naar die niet aldus toepaste, nooit deze ziekte optrad. zijn dat
heeft
Het kan
de planten in den herfst van 1903 al te zwaar gemest
met welke bewerking plotseling
daardoor groote bladeren
is
opgehouden, en dat
zijn ontstaan, in
welker oksels zich
een bloemknop vormde, terwijl het noodige voedsel ontbrak
om
dezen tot volledige ontwikkeling te brengen.
Hartlooze bloemkoolplanten Mei
uit
Ittersum
bij
Zwolle.
Dit
kreeg
ik
— gestuurd
in
waren vroege Erfur ter
bloemkoolen, groeiende op vochtigen, zwaren gemengden grond
.
— waarop het jaar en dat met
voren
te
—
59
snij-
en slaboonen geteeld waren,
meer dan de
planten, die hier geteeld werden, had
hart gevormd.
Van de 1200
en koemest bemest was.
blad-
Geenerlci parasiet
of
helft
was
vretcrij
in
geen deze
planten te ontdekken In Juni ontving ik nog eens koolplanlon zonder hart uit
waren
Deze
Noord-Scharwoude.
geteeld
organisme
de plaats,
bij
hier
gevonden worden
als ziekteoorzaak
stelen, vlak
waar
men algemeen,
worden op banen, waar
loos
Het
is
't
bekend dat de uien veel
Mogelijk zekerheid
In de blad-
—
vorige jaar zaaduien stonden.
kali
aan den grond onttrekken.
is
de ziekte aan kaligebrek toe te schrijven
is
—
daaromtrent echter nog
niets te zeggen.
De krul- of kroesziekte der aardappelen heb Landbouwkundig Tijdschrift
bl.
Ook
104.
in
den
bij
op
't
landgoed Wildrick 'N. Brab.),
dit jaar
ik uitvoe-
1895,
»,
streken van ons land opgetreden
Wageningen en op onderscheiden plaatsen onderzoek,
Met
voortduring drogen zomer van 1904
deze ziekte weer in vele
b. V.
Aan den
dat koolplantjes hart-
rig beschreven in het «
is
kon geen
het hart zich had moeten
vormen, was bijzonder veel zetmeel opgehoopt Langendijk bgweert
waar
op grond,
Ook
vorige jaar zaaduicn geteeld waren.
't
in
de Betuwe,
in Friesland
te
Het
.
aan de ingezonden planten verricht, lever-
de geheel dezelfde resultaten op als op bovenaangehaalde plaats
beschreven
zijn.
Over de oorzaak der ziekte laat zich met
zekerheid nog niets zeggen.
In
1
897
heeft
Frank
(
«
Kampfbuch
gegendieSchadlinge unserer Feldfrüchte") na langdurig onder-
zoek van materiaal,
uit verschillende
oorzaak dezer ziekte zaak met het
zijne
in het «
streken afkomstig, over de
meening uitgesproken,
Landbouwkundig
die in hoofd-
Tijdschrift » daarover
gepubliceerde overeenkomt, en die ik hier laat volgen «'
Bij alle,
door mij hier beschreven vormen der
«
:
Kriiu-
— selkrankheil dit,
men
dat
» is
—
60
hel resultaat van
't
mikroskopisch onderzoek
waarin de bladvlekken zich
in het eerste stadium,
vertoonen, daarin geene schimmels aantreft,
maar
alleen een
schrompelen en bruinworden van het protoplasma der cellen. Daarbij
kan de pootaardappel nog geheel zonder
stengel basis geheel vrij van ziekte zijn.
Niet zelden blijven de
zieke bladvlekken geheel vrij van schimmel
mycelium op, dat ook
er een
in de
rotting en de
;
maar
dikwijls
epidermis en het bladmoes
Som-
indringt en weldra aan de oppervlakte conidiën vormt.
behooren deze
tijds
die zich vertoont
Cladosporiuni, dus een conidiënvorm,
allerlei zieke of
meeste gevallen echter
in de
die
tot
op
van
afgestorven plantendeelen;
de waargenomen conidiënvorm
is
Sporidesmmm exitiosum
geeft hier eene afbeelding van in het
XIV,
Fig.
bruine, rekte,
Deze
4).
zwam
var. Solani.
genoemde werk
(Frank :
Plaat
gekarakteriseerd door groote
is
omgekeerd knotsvormige en naar boven lichtere
komt
eene langge-
in
punt uitloopende, meer dan 0,1
mm.
lange
sporen, die door vele dwarswanden, en op haar dikste gedeelte
ook door overlangsche wanden zijn.
Schenk heeft aan de
in
zwam
meerdere cellen verdeeld
dezen
naam
gegeven, omdat
de conidiën geheel overeenstemmen met die yam Sporidesniium
ejütiosum,
die het spikkelen
van het koolzaad teweegbrengt.
Of de schimmel van het koolzaad van die der aardappolplant verschilt,
dat
is
nog
Sporidesmium
van de krulziekte, zij is
Uit het meegedeelde volgt
niet onderzocht.
exitiosum
maar
var.
Solani niet als
als secundaire begeleider
oorzaak
moet gelden;
hier een saprophyt, die zich zeer dikwijls op normaal afge-
storven aardappelloof vertoont.
De
eigenlijke oorzaak van het
afsterven van het protoplasma der bladcellen kennen wij niet.
De omstandigheid
echter,
waarop
ik
nog eens
nog
wijs,
dat alle stengels van eene plant tegelijk ziek worden, doet ver-
moeden dat zaak van
is.
er eene individuëele, in de plant zelve gelegen oor-
Daarop wijst ook de omstandigheid, dat dikwijls
;
;
— 01 — bepaalde soorten alloen, of
bij
voorkeur aang(^tast worden.
De naam Sporidesmium exitiosum var. Solani voor den conidialen vorm van de zwam. behoort deze
bij
is
« di(;
Volgens Hallier
den perithociën dragenden vorm Pleospora
polytricha, een' Cryptopyrenomyccet,
waarvan
hij
de borstelig
behaarde peritheciën op afgestorven stengels, uitloopers en
—
knollen van aardappelplanten heeft gevonden.
^c/mr/ïz^e aardappelen ontving ik uit
Rokanje.
—
van 1904
in het eind
Nadere raededeolingen omtrent de resultaten
van mijn onderzoek aangaande de schurftziekte der aardappelen zullen later
worden gepubliceerd.
Overigens hebben
mijne onderzoekingen en proefnemingen gedurende de
twee jaren mijne vroeger verkregen resultaten
zaken bevestigd.
Deze, meegedeeld in de
«
in
laatst(>
alle hoofd-
Handelingen van
het negende Nederlandsch Natuur- en Geneeskundig Congres
(1903)
»,
kwamen
hier op neer
:
A. dat het van geenerlei invloed dan niet met
fijn
is,
of
een terrein
gemaakte schurftige aardappelen
«
al
besmet
»
wordt (Daaruit leid ik af
—
in
overeenstemming met het
feit,
dat in de schurftige aardappelen geen parasiet kon worden ont-
dekt
—
dat de aardappelschurft
geene
infectieziekte is.)
B. dat gladde poters weinig schurftige aardappelen opleveren (op den door mij beteelden grond gewoonlijk minder
dan 10
°/o),
terwijl schurftige poters een groot procent schurf-
tige aardappelen opleveren (meestal tusschen de
50 en 60
7o.
soms meer); (Daar de schurftziekte geene infectieziekte blijkt
zoo moet
dit feit
worden toegeschreven aan de
te zijn,
erfelijkheid van
den aanleg voor schurft, wanneer de omstandigheden voor het optreden daarvan geschikt zijn.) C. dat niet alle variëteiten
voor schurft
zijn
van aardappelen even vatbaar
—
—
62
(Overigens moet worden opgemerkt, Jut proeven zijn ge-
nomen
alleen
practici
— tamelijk erg vatbaar
met
die
variëteiten,
—
naar het oordeel van
zijn.)
D. dat bekalking van den grond het aantal schurftige aardappelen in den oogst doet toenemen,
het ook in niet zeer
zij
—
sterke mate.
Kring erigheid en holten in aardappelen
zijn dit jaar
Twee-
zeer duidelijk gebleken, met elkaar in verband te staan.
maal kreeg
ik eene inzending
verschijnselen
«
omdat
»,
zoo
Eenmaal
zich vertoonden.
H eerde, exemplaren van plaatse onder
van aardappelen, waaraan deze September,
in
uit
eene aardappel variëteit, die daar ter
den naam
negenwekers
«
schrijft de inzender, «
»
bekend
staat,
de aardappelen dikwijls
negen weken na de poting geoogst kunnen worden, wat echter niet altijd uitkomt.
ziekte treedt gelukkig in de zeer groote
't
maar
.
Op
't
schrijft
verder
«
:
De
zeer sporadisch op, en uitsluitend
exemplaren
den niet aangetast heeft
De inzender
»
;
land,
kleinere, de z. g. « kriel »
waar deze aardappelen
vorige jaar haver gestaan en daarvoor
,
wor-
groeiden,
was behalve met
Thomasphosphaat en patentkali, gemest met 2000 kgr. kalk per hektare, omdat ik toen
al
opvolgen door aardappelen, en altijd vrij
van plan was, de haver
men
zei,
dat
Bij het
—
hektare
1 \
Dat deze landbouwer kalkbemesting tegen kringe-
righeid heeft toegepast,
van prof. A. Mayer bl.
puike,
is
poten van de aardappelen zijn
tevens 36 karren stalmest ondergeploegd op ruim land. »
te laten
perceel in kwestie
De grond
kringerige aardappelen opleverde.
hooge zandgrond.
't
(«
is
naar aanleiding van het onderzoek
Landbouwkundig
Tijdschrift
186), waaruit bleek, dat naarmate de
»>,
1903,
bodem minder kalk
bevat, het verschijnsel van kringerigheid sterker optreedt.
De tweede inzonding kreeg burg.
ik in
November
uit
—
Aarden-
Hier waren de verschijnselen van kringerigheid en hol
— worden
alleen
Lippe, n.
govondtm
afkomstig
drie roodc soorten,
Roland en Don Carlos;
Opal,
1.
bij
—
63
bij
uil
de laatste bet
meest van de aardappelen, die met 4 andere soorten
bij
bemestingop een zelfde proefveld waren uitgeplant.
De bodem
bestond
op het geheele terrein van
zavelgrond,
licbtcni
uit
en
gelijke hoedanigheid,
gijlijkelijk
bemest met ammonium-
superphosi)haat en zwalvelzure kalimagnesia. sel
van kringerigheid
verbouwers voor
in
gelijke
deed zich
de soort, die
deze
in te
Het verschijn-
streek
A.ardenburg
«
bij
andere
Waatjes
»
woi'dt genoemd. Bij
onderzoek van de beide zendingen zag ik op veleplaat-
sen, onregelmatig in het inwendige van de knollen verspreid,
soms zeer
bruine plekken,
meters in en
bij
milli-
Andere waren grooter,
rond zich uitstrekkend.
't
de grootston
meer dan eenige
klein, niet
was het weefsel ingezonken en had men een
begin van holtevorming door uiteenwijking van de verschrom-
pende cellen. bij
Waar
elkaar lagen,
zag
eenige van die
men
spleten zich
bruine plekken
dicht
vormen tusschen
die
plekken, terwijl nog een stap verder het verschijnsel zich voor-
deed als duidelijke holten in het inwendige der aardappelen, die zich in verschillende richtingen een eindweegs in spleten voortzetten,
welke spleten op vele plaatsen begrensd waren dooreene
dergelijke celschrompeling en bruine roestkleuring, als in de
kleine vlekjes
Reeds bl.
waren waar
in het
«
te
nemen.
Landbouwkundig
Tijdschrift »
van 1899,
58, wees ik op het vermoedelijk verband tusschen kringe-
righeid en holten bij de Eigenheimers.
Toen echter onder zeker
voorbehoud, daar, terwijl vele soorten van aardappelen gevoelig
bleken
te zijn
voor kringeringheid, alleen de Eigenheimers
Nu
aanleg schenen te hebben voor hol worden.
andere soorten de ontwikkeling van holten duidelijk heb
selen
moeten
kunnen vervolgen,
blijkt dat
worden toegeschreven
aan
uit
ik echter
bij
de vlekken zoo
de beide verschijn-
bodeminvloeden,
— waaronder kalkgebrek een
waaronder zijn.
er misschien
—
64
maar
eerste rol schijnt te spelen,
nog andere,
nog toe onbekende,
tot
— In het begin van Mei
werden mij
bessensiruiken, waarvan één in
't
uit
Goes gestuurd kruis-
er één dood, één sterk kwijnend en
beginstadium van ziekte was.
onderzoek werd
Bij
bevonden, dat de wortels der nog levende struiken voor een groot gedeelte reeds gestorven waren, dat deel en
afgestorven
doorwoekerd
bleken
nog
niet
door
een
in de
zij
te
zijn
mycelium, en daar ter plaatse inwendig eene blauwachtige kleur vertoonden, zooals
men
dikwijls
bij
het
«
wortelrot
» ziet
optreden. Het mycelium strekte zich ook uit in het benedenste gedeelte der
stammen aan de oppervlakte van welke het sporen ,
De zwam bleek
afscheidde op zodevormige vruchtlichamen. te
behooren tot het geslacht Fusarium.
tasting van kruisbessen door deze
nergens beschreven.
Gevallen van aan-
zwam waren
Quanjer aan de plaats, waar de ziekte heerschte, helft
tot dus verre
een bezoek door den Heer H. M.
Bij
van Juni, bleek dat de grond bestaat
uit
in
de eerste
eene zeer vrucht-
bare kleilaag van losse struktuur op een' ondergrond van zand.
De
terreinen
worden doorsneden door greppels,
die
weer
in
afvoerslooten uitmonden.
Het water in de greppels loopt zeer
goed weg, zoodat het nooit
blijft
de
kruisbeswortels
grond
is
in
met kalk
den
bemest.
staan tot de hoogte,
grond
zich
Nergens
waarop
uitbreiden.
is
de
reactie
De van
den bodem zuur, en ook nergens was die ooit zuur geweest, volgens den kweeker. beplant, zijn.
staan
ook
Op
de terreinen, met
appelboomen,
Hieruit blijkt wel dat
men
volkomen
die
niet
gezond
aan wortelrot, door
stagneerend water veroorzaakt, de ziekte te
kruisbessen
mag
toeschrijven,
meer daar de appelboomen zooveel dieper wortelen dan
de kruisbessen. Van voorliefde van de ziekte voor bepaalde
— kuUuiH'variëtcilcn
is iiiots te
—
»;5
spreiding van bepaalde centra uit als
Afwisselend met vol-
hospouren.
komen gezonde exemplaren stonden
zieke, zoodat er geen ver-
waar
is
nemen, evenmin
te
eene grootere verwoesting in de buurt van slooten.of op de
laagste plekken van het terrein.
In
1903
op eene bepaalde
is
plek ecneziekte opgetreden, en zijn do daardoor gedoode
Toen heeft men
jes blijven liggen.
zoeken in
worden nagegaan
zoodat dus niet meer kan
;
verband
verschijnsel
staat
van
met de
die
1904.
van
Het
1904 optredende
in
Een
plotseling afsterven van de struiken.
men aan eenen minder goeden
nadat
de aantasting herkent,
is
kaal
hij
in
na den
bloei (in
't
ziekte
of
zij
oogvallend is
het vrij
twee weken
of tot
stand van den struik
De bladeren
en dood.
vallen af, de bessen blijven vrij lang hangen. tijdens of kort
boomp-
die ziekte niet laten onder-
Boompjes, die
Mei) zijn aangetast, hebben geen
vruchten gekregen; die in Juni zijn aangetast, kregen bessen, die leverbaar
Het geheele voorkomen der ziekte wijst
waren.
op eene onderbreking van den sapstroom op de hoogte van den wortelhals.
Op andere
terreinen,
van andere eigenaars, noch op andere
onder Kapelle gelegen terreinen van dezelfde bezitting,
Het vermoeden
de ziekte voor. de kwaal door de
vormen, en die
conidiën,
o. a.
die
ligt
voor
zich
aan den
kwam
de hand,
dat
wortelhals
aan het schoeisel der arbeiders blijven
kleven, van de eene plek naar de andere verspreid wordt. Alle andere ziekten, die op de terreinen troffen, te
werden herkend,
maken
te
hebben
.
als niets
Het aantal aan den habitus als ziek
beschouwen planten nam nog stoelen
merkt.
werden
werden aange-
met de bovengenoemde kwaal
in de nabijheid
in Juni bij
den dagtoe.
der zieke planten niet opge-
Het onderzoek in loco heeft weinig opgeleverd.
het optreden
van de
Fusarium
als oorzaak,
secondair verschijnsel moet worden beschouwd,
zeker te zeggen.
te
Padde-
dan wel is
nog 5
Of als
niet
—
—
66
Aan eene nieuwe zending van onderzoekingsmateriaal, werd bevonden, dat op
half Juni ontvangen,
aan de stambasis
cellen,
te
voorschijn
de, uit de lenti-
gekomen zwamkus-
op welke zich aanvankelijk een groote massa Fusa-
sentjes,
riumsporen hadden gevormd, later cene groote menigte geheel andere,
staan
;
ditmaal kleine of dit
gevestigd,
of dat dezelfde
zwam
is,
zwam,
worden gezegd.
niet
kunnen nog
slechts
te lijden
is
Omtrent
Fusariumsporen
gaan produceeren, kan
de oorzaak
mij einde Mei uit
kwaal
der
vermoedens worden geopperd.
Kar wijplanten, bleken
die zich daar later heeft
die eerst
voortbracht, later die andere sporen
nog
waren ont-
ovale, eencellige sporen
nu eene andere
—
Loppersum gestuurd,
aan eene tot dusver mij onbekende ziekte.
De wortels waren bedekt met schimmelzoden,
die tot eene
Jfusarium-soort behoorden, en misschien voor de oorzaak der
kwaal moesten worden gehouden. wèl van bepaalde punten in
Daar de ziekte zich hier
uit bleek te verbreiden,
heb ik hier
overweging gegeven of men de verbreiding der ziekte niet
zou kunnen stuiten door isoleergreppels tusschen het besmette ,
en het nog niet besmette terrein aan iets dieper
moesten
zijn
te
brengen, welke greppels
dan de diepte, tot welke zich de kar-
wij wortels in den grond uitstrekken.
Over het verdere verloop
van deze ziekte en de uitvoerbaarheid van het door mij geopperde bestrijdingsmiddel heb ik geen bericht gehad,
Het
is
merkwaardig hoevaak
soorten optraden als sterfte in wortels
Uit Axel
oorzaak of
in het jaar
—
1904 Fusarium-
vermoedelijke oorzaak van
van verschillende planten.
werden
mij
gezonden klaverplanten
,
op de
wortels en stengel basis waarvan ikmycelium ensporen vaneene
Fusariumsoort vond
.
Ik ben echter niet in de gelegenheid ge-
weest, in dit geval verdere nasporingen te doen.
—
—
—
r»?
In Juni ontving ik uit Schoorl éénjarige exemplaren van
Pinus ausiriaca, waarvan de soms de
een mycelium; ontstonden,
omgeving
wortels, de stammetjes en ook
en de naaldjes doorwoekerd waren door
sttMigeltop
aan de oppervlakte van wortel en stengel
bepaaldelijk als
men
de plantjes in eene vochtige
zwamkussentjes,
witte
hield,
heen en weer geki'onkeld mycelium en
behoorende
zwam kan
uit
massa's sporen,
Fusarium roseum.
do zwamsoort
tot
een
bestaande uit
parasilisch en saprophytisch leven,
Deze
en wordt op
de ondereinden van stammen en wortels van velerlei planten
zoo
aangetroffen,
b.
genoemde geval
in het hiei'boven
v.
bij
paardeboonen.
Op de naalden van de dennetjes
zwam
eene andere
kwam
even\\'el
nog
voor, die deze sterk had aangetast en die
door Prof. Oudemans voor schadelijker werd aanzien dan
Fusarium
Deze
roseurn.
zwam
behoort tot het geslacht
Leptosiroma, en daar de soort volgens Oudemans en Saccardo
nog
niet beschreven was,
austriacum O. Daar wij
et
in
dit
eene aantasting der schijnt mij de
Op
zieke
zij
te
eerste plaats
wortels en stammetjes te als
met
doen hadden,
hoofdoorzaak der ziekte
te
moeten
—
Dahliastoe\en, mij
bevonden zich lichtroode wratjes, die zoek bleken
naam Leptostt^oma
er den
geval bepaald in de
Fusarium
worden beschouwd.
hebben
S. aan gegeven.
uit bij
Haarlem gezonden, mikroskopisch onder-
bestaan uit conidiënvruchtlichamen,
geheel
overeenkomstig aan den Tuberculariavorm van ISectria cin-
nabarina.
Er
is,
volgens Saccardo, eene perilheciën produ-
ceerende Nectria Dahliae bekend; echter heb ik peritheciën niet
kunnen vinden, en dus
zwam met
niet
kunnen
beslissen of de door
deze soort overeenkomt.
Of nu de
gevonden Tuberculariavorm op de Dahliastoelen
parasitisch
mij gevonden
of saprophytisch opgetreden
is,
durf ik niet zeggen.
—
—
—
68
In de afstervende, zwartgekleurde bladranden van zooge-
noemde randige kooien van den Langendijk werden bacieriën Het
gezien.
onderzoek
heeft
nog gecne bepaalde
echter
doen kennen
als ziekteoorzaak
bacterie
;
en het
is
of het verschijnsel niet eene andere oorzaak heeft.
nog weinig hierover zeggen.
laat zich
de vraag
Voorloopig
Het verschijnsel
kwam
volgens de Langendijker koolbouwers, vóór ongeveer twintig jaar meer voor dan tegenwoordig, ofschoon ons in het einde
van 1004 gestuurd.
malen randige kooien werden
toch verscheiden
—
Bloeiende aardbeiplanien werden ons Wageninge»n en
uit
gestuurd uit
Helmond, van welke de bloembodem en de
stampers geheel zwart geworden waren en daarna begonnen
schrompelen.
ineen te
nader onderzoek bleek zich eene
Bij
groote hoeveelheid bacteriën in de zwartgeworden deelen te Infectieproeven met reinkulturen van deze bacterie
bevinden.
hebben nog geen zekere resultaten opgeleverd.
Eene augurkenziekte,
—
die reeds vele jaren te
rendsveen voorkwam, en daar algemeen verbreid in
onderzoek genomen.
vlekken op de bladeren geheele
dikte
Roelofais,
werd
De ziekte openbaart zich door witte ;
op die plaatsen
ineengeschrompeld.
is
het blad over zijne
Dergelijke
plekken van
langgerekte gedaante bevinden zich op bladstelen en stengels.
Hier
zijn
epidermis
de buitenste weefsellagen uitgedroogd,
zoodat de
De plekken vergrooten
zich en de
is
ingezonken.
Ten
plant gaat kwijnen.
geworden,
terwijl de witte
te
herkennen
te
wijten aan lucht, die
zijn
slotte is de
vlekken hiertusschen nog
De witte kleur, bij
geheele plant
de
bruin
duidelijk
die zich hier vertoont, is
uitdroging in de
weefsels
is
gedrongen.
Op de afgestorven
deelen, in
'(,
bijzonder op stengels,
—
— en
bladstelnn
bladnerven,
—
60
den voet van het blad,
nabij
overal zwarte puntjes te vindon, met het bloode oog
die veel
Wat
nauwe-
en die gevormd worden door de pykniden van eene
lijks te zien,
zwam,
zijn
overeenkomst met Phoma-soorlcn vertoont.
betreft de verspreiding
punten uit; maar
van de ziekte, deze gaat van
is vrij
spoedig algemeen doorge-
drongen op de aangetaste terreinen.
Daar waar de augurken-
bepaalde
teelt
met boonen werd afgewisseld, stonden de boonen
slecht, en wel juist
was opgetreden.
hevigst
De vruchten
van de
aangetaste
planten worden glazig en groeien niet veel meer.
bovenbedoelde uit is
vrij
op die plaatsen, waar de augurkenziekteliet
zwam werd
—
Van
eene reinkultuur verkregen, maar
de resultaten dorinfectieproeven met jonge augurkenplanten
nog
met zekerheid op deze
niet
Eene ziekte ontvingen
zwam
als ziekteoorzaak te
-
besluiten
uil
in
de kerseboomen, waarvan
Terborg on Maarssen,
is
verschillende plaatsen in Zeeland en de
wij materiaal
in de laatste jaren
op
Betuwe voorgekomen.
Op de doode plokken van stam en takken vertoonen
zich door
de barstende kurklaag heen zwamkusscntjes met op die van Cijtospora gelijkende pykniden. tusschen het
In de weefsels op de grens
doode en het levende gedeelte van de schors
bevonden zich massa's bacteriën.
Het ziekteverschijnsel
is
zonder twijfel identiek met dat van de kerseboomen aan den Rijn deld
bij St. is
Goar, Boppard, enz., waarover uitvoeriger gehan-
in het « Tijdschrift over plantenziekten »
Te Enkhuizen
kwam
eene ziekte voor
in
voor zaadioinning geteeld werden, en wel jaar, tijdens
den
,
X,
bl
.
166.
wortelen die ,
in
hel tweede
bloei.
Reeds ongeveer 20 jaren geleden heeft men die ziekte
opgemerkt en er zooveel
last
van gehad, dat toen ter
tijde
de
— wortelkultuur
is
—
en eerst vóór ongeveer 10 jaar
gestaakt,
Om
weer begonnen.
70
de 3 of 4 jaar worden de wortelen op
Land van bijzondere hoedanigDe wortelen worden in
dezelfde terreinen gekweekt.
heid wordt er niet voor uitgezocht.
September gezaaid, den winter door onder glas gehouden en in het voorjaar uitgepoot.
In
1904
nen zich
te
is
in den
aanvang van
vertoonen.
1903
In
de ziekte begon-
Juli
heeft
zij
veel
sterker de
planten aangetast, zoodat inplaats van de verwachte opbrengst
van 3000 kilo zaad
slechts ongeveer
Toen heeft echter het
slechte
600
weer ook er
kilo
nadeelig werken.
altijd
verkregen.
toe bijgedragen, de
opbrengst te verminderen, daar regenperioden
De
is
bij
zaadoogsten
1904 was de schade geringer. Op sommige
In
ziekte breidde zich in Juli langzaam uit.
terreinen
kon men opmerken dat de planten op de
laagst gele-
Ook waar de grond rijker aan klei en armer aan zand was, kon men in Toch was op alle 't algemeen de meeste zieke planten vinden.
gen plaatsen het sterkst waren aangetast
terreinen de ziekte verspreid, en geen plek gronds van eenigen
omvang was
er geheel vrij van gebleven.
De ziekte begint zich
vertoonen in de bovenaardsche
te
dealen van de plant, en wel als kleine afstervende plekjes aan
de oppervlakte van de stengels, meestal bij
uit,
de oksels.
Zij
maar
niet altijd, in of
breidt zich gewoonlijk van daar naar boven
zoodat een geheele stengel bruin wordt, en de bladeren ver-
welken, terwijl de bloeiwijze alleen aan de eene zijde alleen
aan die
in den
zijde,
bloemscherm
is
afsterft.
Wanneer de
stengel
aangetast, sterft ook de bloeiwijze
zoodat een scherp begrensde bruine sector is
waar
te
nemen.
Wanneer de aantasting dicht bij den grond heeft plaats rondom den stengel heeft uitgestrekt, dan sterft
gehad, en zich
de geheele plant daarboven
af,
en dringt de afsterving ook een
eind weegs, vooral in en buiten de vaatbundelscheede, in den
— wortel door.
Waar
—
71
geval
dil hot
binnen vergaan en hol geworden;
Op
kropen insekten.
is,
is
de stengeibasis van
bevat soms daarin weggc-
hij
was
vele plaatsen
in hei begin
aan de aangetaste deelen gomuitvloeiing waar Later droogde die licht ten gevolge
zag
men ook
merg
toe,
gom op
te
van Juli
nemen.
en vertoonde zich niet meer, wel-
van de droogte
Bij die
gommende
plaatsen
den stengel, tot aan het
de af sterving dieper in
doordringen, terwijl zich hier in het vaatbundelge-
deelte holten
hadden gevormd, die zich in de racrgstralen
spleetvormig voortzetten. aangetroffen.
In deze holten
werden bacteriën
Het scheen alsof de verspreiding door insekten
werd teweeggebracht; tenminste op zeer verspreide planten, overal tusschen gezonden door,
men
maar toch
waar
te
algemeen, vindt
Verspreiding van bepaalde
de afstervende stengeldeelen.
centra uit, viel niet
vrij
nemen.
Vele der donkerge-
kleurde aangetaste plaatsen vertoonden zwarte puntjes.
mikroskopisch onderzoek bleken
Phoma ziekte
gelijkende
is,
is
nog
zwamsoort
Te Zutphen woekerde
uitstrekte.
in de
die zich
Met welke
zwam
deze de oorzaak der
—
onderaar dsch e deelen van
met Rhizomorphen wij
in
den grond
hier te doen hadden,
door de afwezigheid van voortplantingsorganen niet na
Kunstmatig heeft de
zwam
of
zij
nog
zich tot
kweeken, zoodat voorloopig nog de oorzaak van de ziekte
Bij
pyknidon van eene op
te zijn; of
niet uitgemaakt.
pioenen eene zwam,
dit
niet
is.
te
was
gaan.
toe niet goed laten
uitgemaakt kon worden,
—
Thans moge nog een zeer beknopt overzicht volgen over de proefvelden, die dit jaar door den Directeur van het phyto-
pathoJogisch laboratorium of onder zijne medewerking werden aangelegd.
De behoefte naar ecuig
terrein in de onmiddellijke nabij-
—
—
72
—
heid van het phytopathologisch laboratorium doet zich steeds
meer gevoelen.
Een
lapje grond,
klein
maar om
diende alleen
ting gelegjn,
zieke planten tijdelijk op uit te poten
proeven
is
Op
achler deze
er
enkc^le
ini-ich-
ingezonden
voor het nemen
;
van
—
het ongeschikt
twee terreintjes
van
Rijkslandbouwschool
de
te
Wageningen (zandgrond on zavelgrond) werden de proefnemingen omtrent de schurftziekte der aardappelen voortgezet. Over de in 1904 genomen proeven, waartoe de Heeren Ide en Surink zal
Wageningpn
te
mij
hunne medewerking verleenden,
—
nog nader rapport worden uitgebracht.
Te Noordwijk werden de proeven voortgezet omtrent de bestrijding
van
de
kwade plekken
«
» in
de tulpenvelden.
—
Do Algemeene Vereeniging voor Bloembollenkultuur, nam met 't oog op deze proeven gesubsidieerd door de Regeering
— de kosten dezer proefnemingen op deze proefnemingen
Bloembollenkultuur
is
«
hare
«
te
werden op proefvelden
Zuid-Scharwoude voortgezet,
te
op
Naamlooze Landbouw- en Handelsvereeniging
Langendijk en Omstreken de Regeering ontving. regelen
Weekblad voor
betreffende de bacterieziekte der kool
bestrijding
Noord-Scharwoude en kosten van de
Rapport omtrent «
van 11 en 18 Nov. 1904.
De proefnemingen en betreffende
zich.
uitgebracht in het
», die
daarvoor eene subsidie van
Tevens werden voorbereidende maat-
genomen met het oog op nadere proefnemingen
betreffende de
«
vallende ziekte
van de kool, van welke ziekten oorzaak door mij werd ondekt.
»
in
N. ingediend.
is
aan
Z.
«
draaihartigheid
den loop van
(Zie
trent de proefvelden ter bestrijding
aan den Langendijk
en de
boven.)
dit jaar
»
de
Verslag om-
van de ziekten
Exc. den Minister van
in
de kool
W., H. en
—
In het vorige verslag werd melding gemaakt van eenige proefvelden,
in
onderscheiden provinciën onzes lands, onder
..
;
;
;
I
—
73
het genot van Rijkssubsidie,
—
en met medewerking van den
Rijksland bouwleeraar van de provincie aangelegd, ten doel
hebbende de bestrijding van plantenziekten, veroorzaakt door het stengelaaltje {Tylenchus dcvastairix) en het bieten- of
haveraaltje {Hcterodera Schachfii), ten deele ook de bestrij-
ding van den vlasbrand. In den loop van 1904 zijn daar nog
andere dergelijke proefvelden zijn
bij
gekomen, zoodat er nu geweest
:
a)
meer speciaal onder
toezicht van den heer J. Heideraa,
Directeur der Rijkslandbouwwinterschool te Groningen
:
een proefveld op een terrein te Westernieland, waarop
1
de werking van verschillende hoeveelheden carbolineum en
van calciumhypochloriet tegen vlasbrand werd beproefd 2.
een proefveld op een terrein te Tjuchem, waarop
werd nagegaan,
of Hcterodera Schachtii
(in
haver) kon wor-
den bestreden met behulp van die zelfde stofïen; b)
meer
speciaal onder toezicht
holt, Rijkslandbouwleeraar
van den Heer U.J.Mans-
voor Groningen:
3. een vlasbrand proefveld
(bestrijdingsproeven
met
cal-
ciumhypochloriet en met carbolineum) in den Westpolder 4
ven
in
een vlasbrandproefveld voor dezelfde bestrijdingsproe-
den Uithuizerpolder
5 en 6. twee met stengelaaltjes besmette velden, waar-
op erwten werden verbouwd zonder en met aanwending van bestrijdingsmiddelen (carbolineum en calciumhypochloriet) in
den Westpolder; 7. een dito proefveld te 8. een proefveld
Woldendorp;
voor de bestrijding van het haveraaltje
(met carbolineum en met calciumhypochloriet) in den Westpolder ; c)
meer
speciaal onder toezicht van den Heer C. Nobel,
Rijkslandbouwleeraar voor Noord- Holland
:
—
—
—
74
van het
9. een proefveld te St. Pancras, ter bestrijding
stengelaaltje in uien, riet
met carbolineum en calciumhypochlo-
;
d)
speciaal onder toezicht van den Heer A. A. Neeb,
meer
Rijkslandbouwleeraar voor Zuid-Holland 10. een dergelijk proefveld,
waar
meer
met calciumhy-
alleen
pochloriet werd gewerkt te Middelharnis e)
:
;
vanden Hoer H. E. Huizenga,
speciaalonder toezicht
Rijkslandbouwleeraar voor Westelijk Noord-Brabant 11 en 12. twee proefvelden te burg, ter bestrijding van de
Ulecoten
:
en nabij Tilwaarbij
aaltjesziekte der rogge,
gebruik gemaakt werd van verschillende hoeveelheden calcium, hypochloriet, alsmede van rogge als vangplant voor aaltjes; f)
meer
speciaal onder toezicht van den
Heer B. Lips,
Rijkslandbouwleeraar voor Oostelijk Noord-Brabant 13. een bestrijding
proefveld in
:
de gemeente Vierlingsbeek,
van de aaltjesziekte
ter
der rogge door aanwending van
verschillende hoeveelheden calciumhypochloriet, door gebruik-
making van rogge g)
meer
als vangplant,
en door verbouw van spurrie;
speciaal onder toezicht van den Heer F.R. Gorten,
Rijkslandbouwl'^eraar van Limburg 14, 15 en 16.
Wanssum
en
te
deels door middel
drie
:
proefvelden,
nl.
te
Meerloo,
te
Neer, ter bestrijding van het sten gel aaltje,
van carbolineum, deels door middel van
calciumhypochloriet, deels eindelijk door middel vangaskalk.
Met medewerking van de Rijkslandbouw- en Rijkstuinbouwleeraren werd verder
door mij eene enquête ingesteld
naar het voorkomen van het stengel- en het de
onderscheiden
deelen
onzes
welke door de werking van deze deelen van het land
lands,
bietenaaltje in
naar de gewassen,
aaltjes in de onderscheiden
ziek worden, naar de omstandigheden,
waaronder deze ziekten vooral optreden, naar de grootte der teweeg gebrachte schade, enz.
—
—
75
Zoowel omtrent de resultaten dezer enquête die dor proefvelden, zal later verslag
als
omtrent
worden uitgebracht
Een tweetal andere proefvelden,
die
reeds
waren inge-
richt zonder de medewerking der Rijkslandbouw- of Tuin-
bouwleeraren, en die dus voor de Rijkssubsidie niet
merking kwamen, eerst een
proefveld
Enkhuizon,
te
Phloxon
stongolaaltjo in
ning werden geteeld
er
;
cai'bolineum, deels van
schenen niet heel
ter
bestrijding
werd gebruik gemaakt
van het
deels van
Do resultaten
calciumhypochloriet.
wijl
Voor-
Anjolieren, die voor de zaadwin-
schittoi'ond
worden uitgebracht, te
eii
aan-
in
nog worden vermeld.
moeten hier
maar een rapport kan
;
niet
do proef nemer, zonder mij daarin
kennen, het gehccle proefveld ging opruimen, vóór omtrent
de werking der aangewende
kon worden geveld
.
middelen een volledig oordeel
—
Het proefveld, dat de Heer Oortwijn Botjes volgens mijne aanwijzing aanlegde,
te
Üostwold,
was bestemd om na
te
gaan, welke erwten variëteiten van het stengelaaltje het metist lijden,
—
gelijktijdig
om
te
onderzoeken of eene Chilisalpeterbemesting
met den
invloed uitoefent,
zaai op besmette terreinen een' gunstigen
—
om
den invloed na
te
gaan van vroeg
of laat zaaien,
van meer of minder diepe bewerking van den
grond, en van
andere zaken, de kuituur betreffende, op
meerdere
mindere
of
scliade,
de
op sterk met stengelaaltjes
besmetten grond toegebracht aan erwten, boonen, klaver en haver.
Verslag omtrent
« Tijdschrift
dit proefveld
over Plantenziekten
nemingen zullen
in
»,
werd uitgebracht
X,
bl.
115.
1905 worden voortgezet.
Amsterdam, Fobrnari 1905.
in het
Deze proef-
;
;
— TOVERSLAG der Algemeene Vergadering van de Nederlandsche Phytopathologische [Plantenziektenkundige) Verceniging op ,
Zaterdag 10 Febraari 1905, in de collegekamer van het
Laboratorium Amsterdam.
Pliylopathologisch
Schol ten
De
»
te
Voorzitter,
Prof.
Commelin
Willie
«
Ritzema Bos, opent de bijeen-
J.
komst, waarna de notulen der algemeene vergadering van 19 Maart 1904 worden gelezen en goedgekeurd.
Ingekomen
zijn
:
mededeeling van den Heer
1° de
tuinbouwleeraar
Alkmaar,
te
dat
J.
hij
G. Hazeloop, Rijks-
benoeming
zijne
als
bestuurlid aanneemt
2° het bericht dat als donateurs zijn toegetreden jaarlijksche bijdrage van
f.
5,
met een
— de Heer D. K.Welt te üsquert,
de vereeniging van oud- leerlingen der Rij kslandbo uw wintercursussen te Cortgene en de Heer T. J. J. Poort te Soest 3° een kennisgeving dat als donateurs
van
Maatschappij
Van Aken
te
hebben bedankt de
Nieuw-Scheemda van de Groninger
afdeeling Nieuwolda en
Landbouw
en
en
Nijverheid
de
Heer
Soest.
Het aantal donateurs bedraagt nu 53 met een jaarlijksche bijdrage van
De
f.
345,
— en het aantal leden der Vereeniging 3A2.
Penningmeester
gelezen notulen
mede,
deelt,
naar
dat van de
aanleiding
gelegenheid,
der voor-
den leden
geboden, om f. ontvangen vaneen boek, door onzen Voorzitter samengesteld
voor een bedrag van
over
ziekten
e^^
0,25 het
van ooftboomen,
beschadigingen
62 leden hebben gebruik gemaakt en door toezending van nog eens 2
komen van
deeltje II en III.
Het
eerste deeltje te
X is
/.
slechts
0,25
slechts
45 leden om, in
het bezit te
den Voorzitter aangenaam
— aan de vergadering
kunnen berichten, dat
te
voor een deel afgedrukt schijnen zal
wij
nu een
zijn
boek reeds
en dus in den loop van 1005 ver-
is
L^venwel, het
deeltjes, zoodat er
-
77
is te
uitvoerig
geworden voor
drie
Zouden
viertal zullen verschijnen.
nu aan de 45 belangstellenden dat vierde deeltje kunnen
aanbieden zonder andei'maal een bijdrage van hen
te
vragen
f
Deze vraag wordt door de vergadering, den Penningmeester
gehoord, met instemming bevestigend beantwoord.
Aan de orde wordt lid,
gesteld de verkiezing van een bestuurs-
noodig geworden door de periodieke aftreding van den
Heer E. H. Krelage van Haarlem, die daarop herkozen wordt. Tot het nazien van des Penningmeesters rekening, reeds voorloopig door het bestuur goedgekeurd, worden door den Voorzitter uitgenoodigd 1
Januari 1904 was
f.
iM''
CarstenenD'' Hunger. Het saldo op
461,91
;
de ontvangsten in 1904 waren
385,88 en de uitgaven /" 106 58"^, dus saldo op 1 Januai'i 1905 f. 741,20^. De Penningmeester merkt op dat een
/'.
bedrag van ongeveer 120 gld. nog betaald moet worden, wat tot
heden nog niet geschieden kon, doordien
rige opgave van het verschuldigde
nog
liij
een nauwkeu-
niet heeft
Met ongeveer dat bedrag moeten dus de uitgaven
ontvangen.
in
1904 nog
vermeerderd en het saldo op nieuwe rekening verminderd
De beide Heeren deelen aan de vergadering mede,
worden.
alles in de beste
voor
om
orde bevonden te hebben, en stellen daarom
de rekening goedtekeuren.
Hiertoe wordt besloten
onder dankzegging aan den Penningmeester voor het gehouden beheer, en
aan de commissie, die zich met het nazien der
rekening heeft willen belasten.
Alsnu wordt overgegaan
tot
de behandeling van de wijzi-
gingen, die door het bestuur, in opdracht van de vorige alge-
meene vergadering, worden voorgesteld Huishoudelijk Reglement. voorstel,
maar
in de Statuten
en het
In hoofdzaken overeenkomstig het
hier en daar gewijzigd,
worden beide door de
—
—
78
besloten op
vergadering vastgesteld en goedgekeurd en
de
gewijzigde Statuten de Koninklijke goedkeuring aantevragen
dan zullen
deze ontvangen,
Is
en
Statuten
Huishoudelijk
Reglement gedrukt en den leden toegezonden worden. der belangrijkste wijzigingen
Een
dat de leden der Vereeni-
is deze,
ging, tot heden vrijgesteld van het betalen eener jaarlijksche contributie, voortaan telken jare één gulden zullen hebben te
maar daarvoor
storten in de kas der Vereeniging;
ook het Prof.
J.
Tijdschrift over Plantenziekten,
zullen
dan
onder redactie van
Ritzema Bos, geregeld franco en gratis ontvangen.
Het bestuur verheugt zich over de aanneming van
van
zij
zijn medelid,
dit voorstel
den Heer Welt, en hoopt dat een ruime ver-
spreiding van het Tijdschrift er veel toe zal bijdragen
om
de
kennisvan de ziekten en beschadigingen onzer kul tuurge wassen en de middelen ter bestrijding belangrijk te doen toenemen de
mannen van de
praktijk
daaraan bestaat groote behoefte
;
Verder zal de aanneming van
onze dagen.
tot een splitsing
in
dit voorstel leiden
van het groot aantal leden onzer Vereeniging en niet-belangstellenden
in belangstellenden
dwijnen van de
bij
en ook dat
ledenlijst,
is
de laatsten ver-
;
gewenscht.
Voor het jaar 1905 wordt daarop de volgende begrooting vastgesteld
:
1°
dig Genootschap
/. «
50.
—
aantebieden aan het Kruidkun-
,
Dodonaea
« te
het Tijdschrift over Plantenziekten
Gent, voor de uitgave van ;
2° f. 300.
— voor de ver-
spreiding der vier deeltjes van het werkje van Prof.
Bos onder 3° f.
70.—
de leden,
zich
die
voor het abonnement op het Tijdschrift voor de
donateurs der Vereeniging
;
4°/. 25.-— voor kleine uitgaven
van Secretaris en Penningmeester; 5°
ment op het
Ritzema
daartoe hebben aangemeld;
Tijdschrift
per jaar betalen;
6°
f.
25.
van de leden, die elk
/"•
100.—
—
voor abonne-
f.\.—
contributie
voor het houden van voor-
drachten op Plantenziektenkundig gebied.
—
Het bestuur bestaat thans
I
Prof. J.
J.
Ritzema Bos,
—
79
uit de Ilfl
:
Amsterdam, Voorzitter.
te
G. Hazeloop, te Alkmaar, Onder-voorzitter.
Dr. H.
W.
Heinsius, 10, Vondelkerkstraat, Amsterdam,
Secretaris.
Dr.
8G,
H. J. C.ujvOEN,
Leidsche
Vaart, te Haarlem,
Penningmeester.
Prof. F. A. F. C. Went,
te Utrecht.
A. Koster Mz, te Boskoop. D. K.
Welt,
te
F. B. LöHNis, te
Usquert. 's
Gravenhage.
Ernst H. Krelage,
te
Haarlem.
De afgetreden W.
H.
2''''
J.
secr.
penn.
Calkoen
KORTE mEDEOEELiNG. I.
De Peronospora-ziekle der meloenen en komkommers. Peronospora cuhensis Berk
uit
de groep der
Wierzwammen
of
et
Curi,
is
eene
zwam
Phycomyceten, verwant
aan de zwam, welke de gewone aardappelziekte veroorzaakt. Tot vóór kort
was
zij
nog slechts in Amerika bekend
oorzaak van eene ziekte
bij
1902 ontdekte Rostowzew de bedoelde ziekte in
(Gouvernement Twer), en zij
de
Rusland
in 1903 constateerde Linhart, dat
ook in Hongarije voorkomt, vooral in
land.
als
meloenen en komkommers; in
't
Zuiden van dat
De meloen- en komkommerbladeren, die door Pero-
nospora cubensis worden aangetast, vertoonen eerst geelbruine vlekken, waarbij
zij
om
daarna
te
sterven en te verdrogen,
broos worden, zoodat er spoedig gaten in komen;
;
aan
80
-
den onderkant der bladeren schimmelachtig
grijsachtig,
een
versiliijnt
purper-
De ranken ver-
overtreksel.
welken meer of minder, en verdrogen soms geheel en al. De vruchten blijven klein, onontwikkeld zij worden veel te ;
vroeg
rijp
smaak.
(«
noodrijp
»)
en hebben niet den vereischten
Overigens worden de vruchten zelve niet door de
Peronospora aangetast
;
komt eenvoudig
er
niets
recht door dat de bladeren te vroeg sterven.
bedroeg in eene groote raeloenenkweekerij niet
te
De schade Török-Becse
minder dan 80 XLinhart, die de Peronospora cubensis ook op bladeren
van kalebasplanten aantrof, beveelt aan ting
te
van
met Bouillie Bordelaise
;
:
1° tijdige bespui-
2° zorgvuldig
bijeengaren en
verbranden van de doode deelen der planten na den oogst 3° nooit
twee maal of vaker achtereen meloenen of kom-
kommers op
En de
denzelfden grond verbouwen.
gestor-
ven deelen der planten én de bodem, waarop deze een lang hebben gelegen, en waarop
zij
vergaan
oösporen van de Peronospora bevatten. Pflanzenkrankheiten
»,
XIV,
(«
zijn,
tijd-
kunnen
Zeitschrift für
bl. 143).
J.R.B.
!
JEAN SOUHEUR, Antwerpen Fabrikant van minerale producten.
—
—
Gekristalliseerde koolzure Mineraal wit. Asbestine of amiante in poeder. Mika. Feldspath. Mangaan in poeder. China Clay (Koalin). 'Kalk. Silicatine (calorifuge). Zwavelzuur barium. Fluorspath Potlood of graphiet. Geprecipiteerde zwavelzure kalk. — Talk van Venetië en van Frankrijk. Puimsteen in stukken en in poeder. ^Plastische aardsoorten.
—
.
—
—
—
— —
—
—
—
— —
ALGEME1<jN agent voor het verkoopen van steenen en platen van kunstmatigrea Tuf, dienstig voor het maken van wanden, zolderingen (plafonds), vouten en afsluitingen van allen aard, b. v. voor de afscheiding van vochtige, koude tof warme lokalen en voor het bekleeden van ketels en dergelijke toestellen.
F OSTIT E Het Fostite-Poeder en de Fostite-Pap zijn de beste middelen voor de behandeling der ziekten van den Wijnstok, de Tomaten, de Aardappelen, de Rozen, de Bloemen, enz., en vernielen al het ongedierte van de planj;en, zonder de planten te schaden. Deze producten zijn
aanbevolen door
:
fM. C. ANGENOT, doctor in wetenschappen, leeraar van praktische scheikunde aan het ^ handelsiustituut te Antwerpen; M. MEES, algemeen bestuurder van « La Roseraie Beige " te Jette Saint-Pierre ; M. A. DE SMEDT, onderpastoor te Saint-Pierre-Cappelle bij Edingen M. S. JACOBS, pastoor te Hellebecq (Hain) ; M. F. CLAREBAUT, pastoor ;
Moerbeke
bij Geeraardsbergen Mijne producten zijn gebruikt in de openbare tuinen te Berlijn, in de Koninklijke tuinen te Stuttgart, in de vermaarde Palmengarten te Frankfurt a/M. door de " Raffeisen-Instituts » te Straasbur§^, enz. Het officieel verslag van het Instituut voor plantenphysiologie en
te
,
.plantenziekten te Berlijn, zegt dat FOSTITE er met goeden uitslag en dat men het zich ieder jaar met voldoening herinnert.
is
aangewend geworden
Daarenboven is de FOSTITE aanbevolen in Zwitserland door de comiteiten voor het planten van den wijnstok en bijzonderlijk door het comiteit van Zurich. Kostelooze toezending van de brochure met uitleggingen aan ieder, die ze vt-aagt aan
W JEAN
SOUHEUR,
Antwerpen.
SLUITING PNEUMATISCHE HERCULES Fabrrikkmurk
(Gebreveteerd)
:
nOOn MIUDEL
OF VAN HET
VAN DEN BAIN-mARIE
UITPOmPEN DER LUCHT.
(waterbad)
(I)
Gesloten glas.
Eenig systeem dat de conservedoozen en
alle
andere potten en
glazen, zoowel voor vloeistptfen ais voor vaste lichamen, luchtdicht
en worktuigelijk sluit. Groote spaarzaamheid van werk en stof. (3) Na d« Gemakkelijke en geheel gewaarborgde toepassing door het waterbad bewerking. of het verdunnen van de lucht. Dit sluitingssysteem is aangenomen door de bijzonderste conservefabrieken van de wereld. Fig. 1 stelt een definitief gesloten flesch voor tig 2 de flesch vóór en fig. 3 na de bewerking. Voor meer inlichtingen, het toezenden van stalen en de vergunning voor den verkoop van ;
iit
product, zich te
wenden
tot
Phytopatholo^isoh L&boratorium
WILLIE COMMELIN SCHOLTEN
te
AmaUrd&m
KN Kroidkandig Genootioh&p
SOSONAÜA
te Qent.
TIJDSCHRIFT
PLANTENZIEKTEN ONDKR RKDACTIK VAN
Prof.
Dr.
J.
R1T2EMA BOS,
Directeur van het Phytopathologisch Laboratorimii Willie
Commelin Scholten
te
Amsterdam.
ELFDE JAARGANG, Derde aflevering.
GENT,
BOEKHANDEL
J.
1005.
V UYL
S
TE
K E.
-
INHOUD. Verslag over den wedstrijd nin gen in 1904 on 1905
vnii
gehouden te Wage
pulvcrisaleurs,
81
—
—
I. Het groeien van planKorte mededcclingen. J. H. B. tenwortels in draineerhuizen ; hoe dat ie vooo-komen. II. Eene ziekte in haver, veroorzaakt door mijten.
— —
—
IV. BeIII. Over hef. afvreten van knoppen door vogels. schermt de lüortels der kortgeleden geplante oofthoomen en V. Hoe sierheesters tegen vorst, als er geen sneeuw ligt ! het komt, dat oude, overigens flink gegroeide en goed hewortelde boomen zoo dikwijls door den wind worden ontworteld.
—
—
VI. De boktor stammen
Chjtus arcuaiiis L., schade/ ijk aan eiken.
.
.
.
.
.9(3
.
NEDERLANOSCHE PHYTOPATHOLOGISCHE VEREENIGING. EW^ de
Ingevolge een besluit, genouKMi iii di^ vergaxlering van Nederlandsche phytopalfiologisclio Vereoniging-, gehouden te
Amsterdam op 10
Fobi*
j.
1.,
wordt voortaan aan de donateurs
en de leden van voornoemdo vereenigii^g, een exemplaar van «
dit
Tijdschrift over plantonziokten " toegezonden.
RITZEMA BOS,
D' J.
Voorzitter.
Wageningen Haarlem
-
Maart 1905.
IV
II.
J-
CALKOEN,
Secretaris.
•
.
Phytopathologisch Laboratorium
WILLIE COMMELIN SCHOLTEN
te
Amsterdam
EN Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te
Gent.
Tijdschrift over Plantenziekten ONDKR REDACTUC VAN
Prof. D^
Elfde Jaargang.
—
3'"
RITZEMA BOS.
J.
Mei
Aflevering.
igoS.
VERSLAG OVER DEN WEDSTRIJD VAN PULVERISATEURS. GEHOUDEN TE WAGENINGEN
Aan
IN
1904 EN 1905
het Bestuur
der Nederlandsche Pomologische vcreeniging De oiulergeteekenden
,
leden der
door
U benoemde
voor den wedstrijd van pulverisateurs, hebben de eer, volgende verslag hunner werkzaamheden aan
In het voorjaar van culaires verspreid, uit te
noodigen.
om
tot
1004 werden door
jury
U
het
te bieden.
Uw
bestuur cir-
deelname aan genoemden wedstrijd
We acliten
het voor de lezers van dit verslag
wenschelijk, deze circulaire hier op te nemen; ze luidde als volgt
:
««
De Nederlandsche Pomologische vereeniging wenscht
een wedstrijd toestellen,
te
houden tusschen verschillende systemen van
waarmee
vloeistoflen
zeer fijn verspreid kunnen
worden, met het oog op de bestrijding van lagere organismen en schadelijke dieren, die den cultuurplanten nadeelig
zijn.
;
— Aangezien do
—
82
van den mensch tegen plantenziekten
strijd
zwaarder wordt, moet men naar de meest volmaakte
steeds
middelen zoeken.
Het aantal toestellen voor
onderzoek er van noodig
mag
dit doel
neemt zoo
toe, dat een
geacht worden, waardoor tevens
de wijze van bestrijding meer algemeen bekend zal worden.
Het
de bedoeling, dit onderzoek te doen plaats hebben
is
te
Wageningen, en
doen werken
in verschillende
op de terreinen der Rijkslandbouwschool later de beste instrumenten
te
deelen van Nederland als demonstratie van de bestrijding der
De deskundige commissie van beoordeeling
plantenziekten.
bestaat uit de hecren
Prof.
J.
D""
:
Ritzema Bos, directeur van het Phytopatho-
logisch Laboratorium « Willie
Commelin Scholten
» te
Amster-
dam; S.
Lako, leeraar
bouwschool
te
in de
werktuigkunde aan de Rijksland-
Wageningen
J.H. Aberson, leeraar in de scheikunde aan de Rijkslandte Wageningen;
bouwschool
A
aan de Rijksland-
C. Ide, leeraar in de ooftboomteelt
bouwschool
te
Wageningen;
M. Verdonck,
fruitteeler te
Hees
bij
Nijmegen.
Voor dezen wedstrijd worden gevraagd rt.
kleine pulverisateurs en handspuiten,
het gebruik in huis, in kassen en in
Eerste prijs /
50
—
gedragen
bakken
berekend voor
:
prijs /"25.
tweede
b. Pulverisateurs, die
—
op den rug of voor den buik worden
:
Eerste prijs c.
:
/"
100
— tweede
prijs /"SO.
—
Grootere pulverisateurs, die voortgeschovcn of voort-
getrokken worden, of wel van de eene plaats naar de andere
worden gedragen, om een blijven staan
:
tijd
lang op de zelfde plaats te
— ieder der drie
—
— tweede
Eerste prijs / 100 Til
83
prijs
/"
50.
—
genoemde rubrieken kunnen meedingen
pulverisateurs van de meest verschillende constructie.
Er punten
de bcoordeeling gelet worden op de volgende
zal bij
:
do constructie; de stoffen waaruit de toestellen bestaan
en de deugdelijkheid der verbindingen en wrijvende deelen
meerdere of mindere gemakkelijkheid van hanteering en noodig
— van reparatie
;
de
— zoo
de meerdere of mindere fijne verdeo-
;
ling van de te verspreiden vloeistoffen
;
de mogelijkheid
om
de
voor Bordeaux' sche pap ook voor andere
toestellen, behalve
vloeistofmengsels, zooals petroleumémulsie, te gebruiken; den prijs;
ken
kortom
om
er zal op alles gelet
worden, wat kan meewer-
een goed werkend toestel te krijgen voor een matigen
prijs.
van mededingende pulverisateurs worden
Inzendingen
ingewacht tot den 15^" daal,
1904 aan het adres Hoeve Duiven-
Juli
:
Wageningen. Nadere inlichtingen worden van wege de Nederlandsche
Pomologische vereeniging verstrekt door den secretaris
Lcnnep
te Eist,
Daar ook
Over Betuwe (Holland).
uit
C.
van
»>
het buitenland verschillende inzendingen
toegezegd werden, en deze niet alle half Juli aanwezig konden zijn,
werd de termijn van inzending verlengd Het seizoen was nu
te
ver verloopen
te
om
tot 1
September.
afdoende proeven
kunnen nemen, waarom wij besloten, gedurende den winter
een onderzoek naar de samenstelling en andere voorloopige
onderzoekingen
te
om
doen,
dan
in het
voorjaar van 1905 de
eigenlijke beproeving uit te voeren.
Ingezonden waren
Voor de ten.
:
eerste groep
berekend voor
liet
:
Kleine pulverisateurs en handspui-
gebruik
in huis, in
kassen en in bakken
:
.
.
— 84 — Door Jean Heybroek 1.
Handpulverisateur
2.
ld.
3.
ld.
"
Muratori
«'
»
id.
te
van Besnard
20
2
"
10,50
Zwolle
»»
:
«15 te
Utrecht
Door Carl
Platz, Ludvvigshafen
«4,50 >»
am Rhein
Mark
1.
2.
3. Verloode
—
:
Baarn
te
:
f 25
Koperen rugpulverisateur Besnard Id.
7
Pulverisateurs, die op den rug of
:
voor den buik worden gedragen
Door Jean Heybroek
5,50
:
7. Insectenspritze
Voor de tweede groep
—
:
met koperen reservoir
Id.
— —
«
Koperen handspuit met glazen reservoir
6.
/'12
3 L. inhoud
Handsprenkelaar
Door Cypher's Incubator 5.
:
l'Horticole "
Door G. J Krol & C° 4.
Baarn
te
—
id.
Badigeon
»
37,50
id.
Besnard
»
27,50
— —
4.
Koperen buikpul verisateur Phebus
"18
5.
Koperen pulverisateur zonder pomp Stoppeur
"
30
"
17,50
«
22,50
»
20
Door G. Stout 6
te Tiel
:
Geverfde rugpulverisateur
Door G.
J.
Krol
&
C te
Zwolle
:
7. Rugpulverisateur Eclair 8.
Id.
met lans
Door Cyphers Incubator 9.
Koperen sproeimachine,
te
die
Utrecht
:
gedragen wordt
Door Carl Platz Ludvvigshafen am Rhein
Door L. Nagel & 1 1
Rugpulverisateur
C°,
Arnhem
«40 —
:
Mark 34
10. Platzsche Pflanzenspritze
—
—
:
/*
40,55
...
— Voor de derde
j^Toep
Pomp
Grootere pulverisateurs
:
Door Jeuu Heybrock 1
te
Baarn
2.
Koperen pomp
3.
ld.
om in
te
00
—
»»
45
—
»
40
—
Mark 70
— —
/" 1
Utrecht
op een vat
:
te bevestigen
gegalv. ijzeren reservoir
Door Carl Platz
te
Ludwigshafen
am Rhein
Fahrbare Baumspritze
:
5. Gartenspritze Triumpii
Door Kueb en Gleichman 6.
Emmersproeipomp
7.
Sproeiwagen
8
Sproeiwagen
Door B.
.T.
««
«
Hardie
Rotterdam
te
Hardie
»
26
f
27,50
:
»>
«80 —
»
van Heyst
:
:
voor op een wagen Dispontif
Door Cyphers Incubator
4
—
85
te
Wijk
bij
Duurstede
:
»
De verstuiver en de pomp
zijn
115
—
de voornaamste deelen,
waarvan de goede werking van het instrument afhangt.
Tot
toelichting van de bijgevoegde schetsteekeningen der verstui-
vers
moge
het volgende dienen
:
Fig. 1 stelt een doos voor,
Fig.
binnenkomt, uit
te
om
waar de
1.
door een opening
stroomen.
Door het
vloeistof tangentiaal
in het
midden van het deksel
tangentiaal
binnenstroomen
,
— komt de
—
S6
vloeistof in de doos in
draaiende beweging
opening
uit
;
komt
in het deksel
nu geen
maar een
straal,
dat zich
soort kelkje,
de
iu
druppels verdeelt. Fig. 2 berust zelfde beginsel,
op het
doch
is
niet
zoo eenvoudig. Onder in de een zuigertje, door
doos
is
een
veer
vastgehouden
waardoor men verstoppingen kan verwijderen. doos
is
draaibaar bevestigd
aan een stuk, vloeistof eerst
zoodat
men
de richting van het
De
waarin de
binnenkomt,
mondstuk kan wijzigen.
Bij
ongeoefende werklui komt deze verstuiver wel eens in het ongereede. Fig. 3,
zoogenoemde
naaldverstuiver,
is
eveneens
een doos met zuigertje is
;
dit
schroefvormig ingesneden
en doet zoo de vloeistof in draaiende beweging komen.
Op den bovenkant van het zuigertje staat
een naald,
die, als de veer
aangedrukt
wordt, in de opening van het deksel
komt en de ope-
ning zoodoende Vig.
3.
ping
vrij
maakt.
bij
verstop-
.
— Fig.
1
is
opening
trale
87
de zoogcnoeinde schijfvcrsluivcr; boven oen cenoen
is
kogeivlak geplaatst,
dut de
vloeistof
vci'doel t
Fig. 5
is
een ki-aan
wordt daar verdeeld
;
;
de
heeft
stoot tegen een plat vlak en
str-aal
men den
juisten stand gevonden,
dan kan men de kraan met een schroefje vastzetten. Fig. 6
is
eveneens een kraan
Een
driehoekig uitgevijld. bij
verstopping kan
juisten
stand
;
aan het eind
pal zorgt
voorden
is
de opening
juisten stand;
men de kraan even openen en weder
plaatsen.
in
den
De verdeeling geschiedt langs een
scherpen kant.
Fig.
7.
Fig. 6.
Fig. 7.
De
vloeistof
in de halfbolvormige
evenals
bij fig.
1,
komt langs de
doos en daardoor
2 en 3.
in
gestippelde lijnen
draaiende beweging,
— Fig. 8. straal
Dop met
88
—
centrale opening, waaruit een
gewone
komt; door de stelschroef wordt deze verdeeld; verstop-
pingen
komen
niet voor.
—
De pompen
zijn ten deele luclilpompen,
ten deele zuig- en perspompen. Elk systeem heeft zijn eigenaardige voor- en nadeelen
:
de zuig- en perspomp loopt op den duur ge-
makkelijker, de sluiting behoeft niet zoo Fif 8 "
ren
;
te zijn,
om
goed werk
doch een instrument met luchtpomp kan
sproeien,
pomp
nauwkeurig
"
terwijl
sommige
te leve-
alle vloeistoffen
vloeistoffen de deelen
van de pers-
aantasten.
Het hangt dus van omstandigheden
af,
welk systeem de
voorkeur verdient.
We
laten hieronder ecnige korte aanteekeningen volgen
over de verschillende werktuigen.
A N"
1
.
Handpulverisaieurs. heeft een roodkoperen reservoir
L'horticole
luchtpomp; verstuiver
fig.
1;
met
de afsluitklep wordt door een
koperen veer opengehouden, doch deze weigert wel eens.
N" zuig- en
2.
Muratori
perspomp
:
:
roodkoperen reservoir en geelkoperen
verstuiver
fig.
Toegang
7.
tot de klep-
pen gemakkelijk.
N" 3 geheel
N°
4.
doch lager.
als n" 2,
Handsprenkelaar.
Geelkoperen
reservoir
met
luchtpomp daarbinnen, welke gemakkelijk uitgenomen wordt. Afsluiting door een veer,
geopend wordt.
die bij het
vasthouden gemakkelijk
Aan de onderzijde een schroef voor het
ledig
maken. N"
5.
Koperen spuit
met glazen reservoir; de
vloeistof
—
89
—
woi'dt door ccn luchipomp in een buisje gedreven, dat aan het
eind [)latgedrukt N'' 6.
N"
is.
Als de vorige, doch met l;operen reservoir. Insectenspritze
7.
:
com-
RoO(ii;oit(!ren reservoir nnet
positieluchtpomp, welke bovenop geschroefd wordt; aan de ondei'zijde een schroef voor hel ledigen.
B. Rug-
en bmkpulverisafeurs.
N"!. noodkoperen reservoir met luchtpomp, koperen straalpijp
met caoutchouken
afsluitklep on verstuivers
tig.
1
en 8.
N° 2
Als de
vorige,
doch met bamboelans
besproeien van hooge boomen; deze
N°
Als n"
3.
1
verstuiver zijn van oboniet.
N'4. Phebus, is
is
4
m
doch geheel verlood
,
;
voor het
lang.
de deksels van den
Speciaal voor zure vloeistoffen.
buikpulverisateur met perspomp.
Deze
men kan de kleppen nazien zonder de maken De beweging is zijdelings verstuivers
een menbraanpomp;
membraan
los Ie
;
.
als bij n" 1.
N" 5. Roodkoperen
i'eservoir
op
drievoet
;
onderaan
een kleppenkasl met twee caoutchoukkleppen en uitvoerpijp.
Een pomp
is
niet
aanwezig; wordt door n"
1
uit de
derde groep
gevuld.
N"
inwendig verlood; pers-
Plaatijzeren reservoir,
G.
pomp met twee
kleppen, die niet gemakkelijk
De pomp wordt over den schouder door een
te
bereiken
slinger in
zijn.
bewe-
ging gebracht, verstuiver üg. 6.
N" 7. Roodkoperen reservoir;
braanpomp
pomp
uit
;
om
elkaar;
mond, waarin
bij
de kleppen
verstuiver
fig.
pomp daar onder; men-
te
komen, moet de heele
2.
Reservoir met wijden
Deksel met caoutchouksluiting.
zeef.
N° 8 Als n" 7 doch met bamboelans voor het besproeien .
van hooge boomen.
,
—
met bajonetsluiling en primi-
N" 9. Koperen reservoir
De kleppen
tieve liichtpomp.
stuiver
fig.
—
90
De
zijn niet te bereiken.
ver-
Wordt
3 zit onmiddellijk aan de caoutchoukbuis.
voorden buik gedragen. N"
Roodkoperen
10.
menbraanpomp
om
bij
pomp daar
reservoir;
genomen worden,
deze moet geheel uit elkaar
;
de kleppen te komen;
verstuivers
en deksel van het reservoir als
Mond
2 en 4.
fig.
Hierbij
7.
bij n"
onder;
is
gevoegd
een potroleumreservoir met kraan, waardoor de petroleum in verschillende hoeveelheid toegelaten wordt te
om mee
verstoven
worden. N°
1 1
Geheel
.
gesloten
reservoir
ijzeren
met mano-
meter en afzonderlijke perspomp, die aan een emmer vastgeschroefd wordt en
Dan wordt de
Een
gespoten.
leum
waarmede
het reservoir volgepompt wordt.
straalpijp aangeschroefd en het flesch
met mondstuk
is
reservoir
bijgevoegd,
om
leeg
petro-
kunnen verstuiven.
te
C N"
1
.
Plank
Grootere pulverisateuf^s.
om
op een kar
te plaatsen
;
ijzeren voetstuk,
waarop een horizontale kopp.ren pomp met windketel en caoutchouk kleppen. bol
met
drie,
De afvoerpijp
eindigt in
een koperen
door schroeven gesloten openingen,
slangen van 3 M. bevestigd kunnen worden,
bamboelansen hooge boomen
te
N° 2. Geelkoperen pomp
waaraan
om met
drie
besproeien.
om
in een vat vast te zetten;
koperen roertoestei en stijgbuis; caoutchoukslang met lans voor het besproeien van hooge boomen.
N"
3. Gegalvaniseerd ijzeren
emmer, waarin geelkoperen
perspomp; kleppen slecht toegankelijk, stuiver
fig.
ijzeren stijgbuis; ver-
3.
N" 4. Geslagen
ijzeren
voeten, middelliju Avielen
32
bak op twee wielen en twee c.
M.; breedte velgen 4
c.
M.
;
—
01
—
In den bak bevindt zich oen potroleumpcservoir
om
do tocvloeiing te regelen
Verstuivers
N°
fig.
men andere
of, als
De pomp
bezigt, geheel af te sluiten.
is
met knian, vloeistoflen
een menbraanpomp.
2, 4 en 5.
5. Zuig- en
perspomp om
aan de slang komt een
straalpij[)
en 5. De laatste verstuiver
in een
emmer
te plaatsen;
met de verstuivers
fig.
2, 4
zoo ingericht dat de opening door
is
een stelschroef geregeld wordt en de kraan dus niet vastgezet.
N'
6.
7. Vat,
ijzeren
waardoor een as met twee wielen en
ijzeren
3.
fig.
Middellijn der wielen
voet.
geplaatst
is;
met verstuiver
straalpijp
N°
Emmer, waarin een perspomp
05
c.
M. breedte velgen 7,5 ,
c
M.
Hierin een koperen perspomp met slang en ijzeren straalpijp verstuiver
N°
fig.
8.
3.
Vat op een tweewieligen kruiwagen; geelkoperen
perspomp met slang en bamboelans, waaraan 3 verstuivers volgens
fig.
We
5.
besloten
puntenstelscl
;
alle
bij
de beoordeeling gebruik te
zaken,
die
we van
het
gewicht achtten, werden
opgeschreven en in groepen verdeeld.
werd op 100
maken van
Het aantal punten
gesteld en over de groepen verdeeld,
om dan
verder onderverdeeld te worden.
We hadden
drie groepen
met het volgende aantal punten
Hoedanigheid van het werk
Gemakkelijke bediening
16
Kosien van het werk
24
Door de verdere vcrdeeling kregen
wc
de volgende schaal
van beoordeeling. I.
Hoedanigheid van het werk. a. Gelijkmatige fijne druppels b. Behoorlijk uitspreiden c.
Weinig morsen
:
(30
....
40 12 8
— II.
92
—
Gemakkelijke bediening. 3
«. Stabiliteit h.
Gemakkelijk vullen
c.
Gemakkelijk schoonmaken en herstellen.
d. Gemakkelijk III.
3
pompen
4
ö
Kosten van het werk. a. Sterke, doelmatige constructie
...
b.
Weinig personeel
c.
Geschiktheid voor verschillende
6 G
vloei-
3
stoffen
d. Hoeveelheid per uur verwerkte vloeistof.
3
e.
Besproeid vlak per uur
3
f.
Billijlve prijs
3 Totaal.
.
.
100
Over enkele punten moge hier een korte opmerking plaats
Daar het instrument
vinden.
niet altijd
op een vlakken bodem
kan geplaatst worden, achtten we het van belang, een onderzoek naar de baar
stabiliteit te
doen en daarvoor 3 punten beschik-
te stellen. Bij
vooral de
het gemakkelijk
pomp
Bij de hoeveelheid
we, dat niet
schoonmaken en herstellen werd
in het oog gehouden.
per uur verwerkte vloeistof verlangden
te veel of te
weinig verwerkt werd.
toch, gaat de vloeistof zonder nut verloren en
Bij te veel bij
te
weinig
worden de kosten van personeel weer grooter. Eerst werden nu alle werktuigen op stabiliteit onderzocht, ledig
en gevuld.
pulverisateurs
Tegelijk
werd de inhoud gemeten.
De
werden daartoe op een hellend vlak geplaatst en
De hoek van het Daar de vlak met een horizontaal vlak werd dan afgelezen. stand van het instrument meestal invloed had, werd de gundit
opgedraaid, tot het werktuig kantelde.
stigste
en de ongunstigste stand opgezocht, en de kantelings-
hoek voor beiden bepaald.
De resultaten vindt men
gaande
zie bijlage I.)
(Voor de tabel
tabel.
l)aarna
werd de hoeveelheid verwerkte
vloeistof bepaald
waar
liehalve
Waar
pomp aanwezig was, daalde de druk voortenkele pomp kon den verlangden druk niet levetoen de verstuiver aan een andere
is
men
In eene tabel vindt
bevestigd.
(Voor de tabel
vens.
de verzamelde gege-
zie bijlage II.)
de handpulverisateurs en de grootere
Bij
atm. overdruk,
onmogelijk was.
dit
Ter vergelijking
pomp
y'
1
geen
durend en een ren.
den druk op
alle verstuivers
ld, die vaststaan,
kan men gemakkelijk voldoenden druk verkrijgen en buikpulverisateurs hangt
bij
de rug-
bij
bereikte.
n"
atm.,
Dit
was
atm.; n° 5
1
1,
bij
de
Ji°^
is
de verschillende instrumenten
7, 8 en
atm. bereikt worden; als
pompte,
kwam men
n° 1, 2 en 3,
bij
zonder
tot
pomp
;
bij
1 ï
n"
(3
10 was hel 2 atm.;
men 1
We
af.
deze groep laten bedienen en den druk gemeten, dien
mee
1
;
van de constructie
dit
man
hebben daarom den zelfden in
;
We brachten
dezo hangt af van den verstuiver en den druk.
daarom voor
in bij-
hij
er
atm. overdruk;
was de overdruk bij
n° 9
kon geen
deze op den grond plaatste en dan
atm., terwijl n° 11 geen
pomp
bezit.
Omstreeks half Februari werden de inzenders één voor één opgeroepen,
tegenwoordig
om
te zijn
bij
de beproeving van hunne werktuigen
en zoonoodigeenige inlichtingen te geven.
Een inzender verscheen werktuig
is
niet,
doch had geschreven
zoo eenvoudig, dat geen verklaringen noodig
Ken tweede lirma zond een monteur, tuigen gewerkt had, zoodat wij ^^'aar
men nu mag verwachten,
die
:
het zijn.
nimmer met de werk-
inlichtingen moesten geven. dat
met de koopers op do
— zelfde wijze
spectussen
94
—
omgesprongen wordt, waar hun Mei
worden gezonden, doch geene
koopers
te
moeten aanraden, zich eerst noodig
is,
kunnen
inlichtingen
verschaft worden, als deze noodig zijn, zoo
in geval dit
fraaie pro-
meenen we den
te vergewissen, of ze,
op hulp en inlichting van den verkooper
kunnen rekenen. werd
De beproeving Rijkstuinbouwschool,
uitgevoerd
waar
op de terreinen
der
fruitboomen
met
verschillende
Bordeauxsche pap besproeid werden.
Ten einde over de grootte en de verspreiding der druppels zekerheid te krijgen, werd wat pap rood gekleurd en met deze werd
vloeistof
in een trechter gespoten.
Zoodra
alles in
goeden
gang was, werd de trechter weggenomen en de druppels op een vel papier opgevangen.
duurde slechts een oogenblik, zoodat de druppels
Dit
Ze werden dan te drogen gelegd
bleven.
afzonderlijk
bewaard,
om
later te
Van
een
vijftal
grootte op Plaat
Ze
zijn
I
kunnen
dezer platen
en
en
vergelijken. Is
een stukje op de ware
II afgebeeld.
zoo gekozen dat de eerste 39 punten ontving, de
volgende telkens ongeveer 8 minder, zoodat de laatste 8 punten verkreeg.
De volgende dagen werd een
boomen
voor elk de
met gelijkmatige
nagegaan,
om
een gelijk oppervlak goed af te
Tevens werden de overige eigenschappen, die
werken. schaal
tijd
terrein,
met de verschillende werktuigen besproeid, en
beplant,
genoemd
zijn,
onderzocht,
in
onze
vergeleken en daarvoor
punten toegekend.
Deze punten hier
bij
zijn in Bijlage III
verzameld.
We
merken
op, dat de rugpulvorisateur n° 5 Stoppeur een sluit-
stuk miste, zoo dat niet gevuld kon worden en dus ook niet
beproefd terwijl in de derde groep n° 2 slechts de ;
pomp met
de
TiJDscH.0. Planthnziektbn.XI^ Jaarö.
Plaat
I
,
TiJDSOH.o. PijAntenziektmn
X'l'^
Jaaro.
I'I.AA'I'
~
*•
i>
•
•
II
^
•
«
^
•
•
•
•
••
•
•
•
.
V r
••
#*»•
-^ . ••
•
. •
*.
.
•
•
'
•
• •
Mm*
r
.
•
.
*
•
•
••
*•
•
•
»
^t
•
é
•
*«
•
*^*
•
%
*
"*
•
• .
^
-•
-w
•
••«
..••••
•
• ^»
4k
V .t
•
.
—
—
<J5
was eu dus evenmin beproefd kon worden.
slang gezoiulcii
Toch hebben we gemeend, de punten voor welke konden nagegaan worden,
in
In de eerste groep hebben
de
lijst
we
die eigenschappen,
op
moeten nemen.
te
uur verwerkte
de per
vloeistof en het besproeide oppervlak, als hier
van geen belang,
buiten beschouwing gelaten.
Omtrent de verschillende verstuivers de volgende
is
onze ondervinding
:
De verstuivers matige druppels
;
figg.
tig,
1, 2, 3,
ö en 7 geven goede gelijk-
G heeft daarvoor den geringsten druk
noodig; de figg. 4, 5 en 8 daarentegen konden geen voldoend fijne gelijkmatige
druppels leveren.
—
Naar aanleiding van bovenstaand onderzoek hebben wc de eer
U
voor
te stellen, de prijzen toe
A.
te
kennen
als volgt
:
Handpulverisaieurs.
Eerste prijs n" 2 en 3 Muralori, inzender J. Heyl)roek, Baarn.
Tweede
7 Insectenspritze, inzender C. Platz, Ludwigs-
prijs n°
hafen Eervolle vermelding n^4, inzender G. J. Krol
B.
Eerste prijs n"
Tweede
prijs n"
1
& C,
a/R..
Zwolle.
Rug- en huikpulverisnteurs en 2 Besnard, inzender
J.
Hoybrock, Baarn.
10 Pilanzensprilze, inzender C. Platz, Ludwigshafen a/R.
Eervolle vermolding n° 7 en 8 Vermorel, inzender G. J. Krol .*i
ld.
n'^
G, inzender G. Stout, Tiel.
C°, Zwolle.
— c.
96
—
Grootere pulverisateurs.
Eerste prijs n° 4 Fahrbare Baumspritzo,
inzender C. Plalz,
Luiwigshafen a/R.
Tweede
prijs n° 1
PompDisponlif, inzender.!. Heybroek,Baarn.
Eervolle vermelding n° 7, inz. Rueb en Gleicliman, Rotterdam.
De Jury
:
.1.
RiTZEMA Bos, Voorzitter.
S.
Lako, Rapporteur.
.T.
H. Aberson.
A. Ide.
M, Verdonck,
KORTE MEOEDEELINGEN.
—
Het groeien van plantenworteïs in draineerbuizen; hoe dat te voorkomen. I.
de
In schaft
XVI,
»,
«
Mitteilungen über
uitgegeven door Prof.
n° 10, bl, 163)
komt een
Weinbau und KellerwirtD' Wortmann (Jaargang
opstel voor
van Robert Nacke,
waarin wordt meegedeeld, hoe men het ingroeien van plantenworteïs in draineerbuizen, waardoor deze laatsten al te
vaak verstopt raken, voor goed kan verhinderen.
dompelt
nl.
de draineerbuis, alvorens
aan beide einden
tot
men haar
maar
Men
gaat leggen,
op eene diepte van 2 a 3 cM. in eene
schaal met carbolineum
;
men
legt
dan de buis op de gewone
manier, en omgeeft haar daarna dadelijk met wat aarde, zooals ook anders gebruikelijk
is.
Daardoor groeien geen
—
07
—
wortels moer in de buizen, maar evenmin
in de
aarde,
welke deze onmiddellijk omgeeft.
Er
«
«
liggen hier
—
»,
aldus gaat de schrijver voort,
draineerbuizen, die door een populieren-, elzen- en
drie
wilgenbosch zich uitstrekken, en groeiden, ofschoon 't
dusver ieder jaar dicht-
tot
de stootringen der buizen, binnen
wij
bereik van de wortels dezer boomen, verscheiden malen
zoo goed mogelijk met cement hadden behandeld
».
Hij wist
de wortels in den grond
uit verscliillende voorbeelden, dat
door de werking van het carbolineura in hunnen groei wor-
den gestuit; zoodat zich aan boomen, welker wortels sterk groeien, op eenigen afstand van de plaats,
waar carbolineum
heele ophoopingen, klompen, van opeengehoopte wortel-
is,
vertakkingen, bevinden.
De
schrijver
is
aldus op
't
Hij
had opgemerkt dat in
idee gekomen,
tot
voor het
te
om
hout met deze stof had bestreken, planten
om
maken van carbolineum. plantenbakken, waarvan men het
boven aangegeven doel gebruik
het te conserveeren,de
op een handbreed afstands van het houtwerk der
bakken dood gingen :eene ervaring, die men ook hier
Daarom dacht
de heeft opgedaan.
wortels in de nabijheid van
men met
't
hij,
te lan-
dat als de planten-
carbolineum worden vernield,
deze stof het indringen van wortels in de draineer-
buizen zou kunnen voorkomen. De proefneming leerde hem, dat
had gezien.
hij juist
Zooals bekend
tot
den (Zie veel ««
«
bestrijding
zwart snot
gebruikt »
van kwade plekken
men
het
in de hyacinthen,
heb aanbevolen. •')
verondersteld, heb ik in de
Met behulp van
als
in de tulpenvel-
Tijdschrift over Plantenziekten », IX,); en
succes
koker
mag worden
carbolineum niet zonder succes gebruikt
laatste jaren
middel
—
tegenwoordig
ook
met
tegen
waartegen ik het eveneens een' blikken koker(" snot-
wordt de door de ziekte aangetaste hyacinth met 7
—
98
—
de haar omgevende aarde weggenomen, zooals dusver steeds
—
maar daarna wordt in het aldus ontweer zand gebracht, gemengd met carbolineum.
gebruikelijk was;
stane gat
Overschotjes van de met hare draden door den grond woeke-
rende
«
snotzwam
»
worden op
die wijze gedood; en het
carbolineum bleek telkens op de wortels van de in nabijheid staande hyacinthen gaen
Toch
is
schadelijken invloed te hebben.
mij uit proefnemingen, ingesteld omtrent de be-
van viasbrand en vanaalljesziektenbij verschillende kultuurge wassen, gebleken dat de aanwending van carbolistrijding
neum soms
niet op iedere bodemsoort straffeloos
niet,wanneerdeze
zelfs
eenige
maanden vóór
het
stof
kan plaats
grijpen;
wordtin dengrond gebracht
gewas wordt
uitgezaaid.
Op den
zandigenbloembollengrond teNoordwijk echter kon ik gerust vrij
groote
straffeloos
hoeveelheden carbolineum
(tot
50 Liter per are)
gebruiken, mits dat slechts een paar maanden of
langer vóór het uitpoten der bollen geschiedde. .J.
II.
— Ee/ie ziekte in haver,
In Sorauer's (deel
XIV,
bl.
13)
«
Zeitschrift
R. B.
veroorzaakt door mijten.
für
Pflanzenkrankheiten
"
komt een
onderwerp voor.
opstel van O. Kirchner over dit Reeds in 1902 beschreef Paul Marchal
eeneinFrankrijk voorgekomenehaverbeschadiging, die bleek te worden veroorzaakt dooreene tot dusver nog niet beschre-
ven soort van
mijt,
Tarsonemus spirifex MarcJi.
Het vol-
gende jaar vond Kirchner in Wiïrttemberg dezelfde mijt als oorzaak van ernstige beschadiging van haver; de wijze van beschadiging was echter eene eenigszins andere dan die,welke In Wiïrttemberg waren de pluiMarchal had beschreven. men van de haver met hare benedenste vertakkingen in de bovenste bladscheeden blijven steken, en hadden zij slechts
ongeveer de helft der lengte van eene normale pluim be-
;
reikt.
Ook de bovenste
dan half zoo lang
—
99
drie halmleden
waren
van normale planten.
als die
niet
meer
Wanneer
men de bladsclieedon van de bovenste lialmknoopen aftrok, bemerkte Kirchneraan de ondereinden der halmleden bruine, ziekelijk uitziende, overlangsche strepen,
en eene den halm
dicht bedekkende, fijne, zemelachtige massa, die uit tallooze
Ook de binnenkant van de
mijten bleek te bestaan.
blad-
scheeden vertoonde, hoewel in mindere mate, dezelfde massa eveneens, hoewel nog minder, vond
men
deze aan de kafjes.
Blijkbaar hadden de mijten door haar zuigen den regelmatigen groei (het zich strekken) der halmleden belemmerd.
De ziekteverschijnselen, welke Marchal la Société
entomologique de France
van de werking van dezelfde
mijt
nam, waren eenigszins anders. rijk
(Departement Vienne)
De
(«
IJuUetin de
1902, n" 4) tengevolge
", bij
haverplanten
waar-
kwam
Frank-
ziekte
voornamelijk
bij
in
haverplanten
voor, die op eene door eene heg beschaduwde plek groeiden.
Hier waren tegen
't
einde van Juni de meestal nog in de blad-
scheeden besloten of nog maar onvolledig
te
voorschijn ge-
komen hoofdassen van de pluimen even boven den bovensten halmknoop over eene lengte \an 2-3 cM. kurketrekkervor-
mig gedraaid,
in 5-7 vrij
regelmatige windingen.
Ook de en de stelen van de pakjes maakten soms dezelfde draaiingen; en op de ineengedraaide gedeelten van de pluimen bevonden zich de mijten. bijassen
Het
schijnt, dat
de
mijten geschiedde, of m.
tijd
a.
van
't
jaar,
waarop de aanval der
w. de periode van de onwikkeling,
waarin de haverplanten verkeerden, toen
zij
aangetast wer-
den, invloed had op de ziekteverschijnselen, die zich voor-
deden.
De haver, welke door Marchal werd onderzocht,
werd door mijten aangetast lang vóór de pluimen uitdebladscheeden te voorschijn kwamen; die, welke door Kirchner werd onderzocht, eerst later, toen de pluimen reeds begonnen, zich uit de bladscheeden
te
wringen.
—
— Het schijnt dat de
—
100
mijt, die de hier
vermelde ziekte in
de haver verooi'zaakt, niet op gerst overgaat; alllians in het
door Kii'chner vermelde geval bleven planten van tweerijige gei'st,die hier
en daar tusschen de haver waren opgeschoten,
—
van de kwaal bevrijd.
Beschadiging van grasachtige planten door mijten werd
meer waargenomen;
o. a.
schreef Enzio Reuter te Helsing-
fors een belangrijk artikel over de witarigheid
grassen in Finland,
als
een gevolg van
der weide-
de werking van
mijten. J.
1
R. B.
III.
Oücr hei af vreten van knoppen door vogels.
In
Praktischer Ralgebcr im Obst- und Gartenbau
««
komt eon
Januari 1905
schillende belangrijke
ten van
opstel voor van
Ncues zum Knospenfrass.
getiteld «
van
Theodor Kirchberger, Hierin worden ver-
».
opmerkingen gemaakt omtrent het afvre-
knoppen van ooftboomen door vogels.
Ik wil hier
den korten inhoud van het bedoelde artikel weergeven. het af vreten van knoppen door vogels
men
»>
waar
te
Om
nemen, moet
vooral in de vroege morgenuren zijne waarnemingen doen.
Het
kwaad
lijk
insekten eten, als door dezulken, die vooral zaden nutti-
geschiedt zoowel door vogelsoorten, die voorname-
gen.
De
alleen
maar de
laatsten (bepaaldelijk
musschen en vinken) pikken
kleine, rondachtige
boomen en van de bessestruiken zonder ze door
te bijten.
knoppen van de steenvruchtaf en slikken ze in, meestal
Vooral pruimeboomen en aalbesse-
struiken hebben van deze vogels te lijden.
Zij
laten echter de
knoppen van de pitvruchtboomen onaangeroerd, waarschijnlijk
omdat
knoppen zijn
hun
te
waar
zij
die
af,
Ook pikken zij slechts die gemakkelijk bij kunnen komen. Zoo
groot
zijn.
de bessestruiken dikwijls vlak
bij
den stam geheel van
— hunne knoppen beroofd,
—
101
terwijl do top[)en der twijgen
knoppen behouden, omdat deze twijgen
De meezen
vogels daarop zouden gaan zitten.
hunne
dun zgn, dan dat de
te
eenigc vogels, die kunnen pikken, terwijl
wol de
zijn
aan een twijgje
zij
hangen.
Onder de insektenelende vogels
knoppen
meezen van
alleen de
nog gesloten knoppen;
mi^estal de kleine,
knoppen van poreboomen stuk, zwellen.
Ook de
geopende bloemknoppen eten
Dozen versmaden
zij
hakken vooral de
zij
terwijl deze
later te voorschijn
van
zijn als verdelgers
l)eteekenis.
bezig zijn
gekomen, maar nog
gaarne op,
te
niet
— en wel, volgens
Kirchbergor, zonder daarbij te letten op de aanwezigheid van iiisekten.
De beschadiging weer andere jaren
Waarom waarom doen "wic
lijk
zeer groot, en heeft
—
En
knoppen?
eten de vogels
in
't
bijzonder
:
zulks insektenetende vogels, zooals meezen, voor
anders naast
dende zaden
sommige jaren
is
niets te boteokcnen.
«
«
insekten
»
niet veel anders
op de spijskaart staat
beweerd, dat
zij
het doen
om
i
Men
dan
oliehou-
»
heeft herhaalde-
den dorst te
stillen.
Maar
Kirchberger zegt, dat langs zijnen tuin een beek stroomt, die nooit bevriest,
— en
blauwmeezen bijkans
— lot
hij
hem
toch vreten alle
knoppen van
ieder jaar de kool- en zijne
pereboomen op,
de ware oorzaak van deze vreterij ontdekte, en een
middel vond
om
hot
kwaad
van dat knoppen afvreten
is
De ware oorzaak
te bestrijden.
niet de dorst,
maar de honger.
AVanneer in November de eerste sneeuwvlokken vallen,
dan
leest
men weldra
in
vogels voedsel te geven.
de couranten eene aanmaning
En de
om
den
vogel vriend strooit brood en
korrels, en hangt, speciaal voor de meezen, eene schijf van eene
zonnebloem op, ofwel een stuk spekzwoerd.
nood nog
niet
schubben
der
zoo hoog gestegen.
boomen
zitten
En
toch
is
dan de
Vooral onder de schors-
allerlei insekten
in
voorraad.
— Ook
in
vroege voorjaar
't
is
want dan beginnen reeds wanneer
Het ergste
is,
plotseling
koude invalt
ten, die allicht toch
—
102
de nood soms niet zoo heel groot;
iels later in :
insekten uit te komen.
allerlei
't
—
jaar (einde Maart of April)
gekomen
de reeds te voorschijn
insek-
nog maar schaarsch waren, kruipen weer
weg, eu het kan lang duren eer zich de insektenwereld weer
Dan
vertoont.
monigen vogel de hongersnood voor
slaat voor
de deur, en dan worden de knoppen opgevreten.
Kirchberger
hing in Maart, zoodra do blauwmeezen begonnen, de knoppen der pyramidepereboompjes op te eten, een groot stuk spek-
zwoerd
in de nabijheid dezer
nu spek, en
lieten de
boompjes op, en de meezen aten
knoppen ongeschonden.
werden de knoppen toch weer opgegeten; meezen konden goed niet
bij
't
Maar weldra
slechts
een paar
spek komen en stonden hure plaats
zoo spoedig aan de andere meezen
af, die dus, uit
nood,
Toen Kirchberger het
alweer aan de knoppen gingen vreten.
groole stuk spekz woerd in verscheiden reepjes had gesneden,
konden
alle
meezen
—
komen,
erbij
en nu was het met het
knoppen vernielen voor goed gedaan.
Men voede dus
de vogels niet slechts in den herfst en den
winter, wanneer het
ook vooral
in
't
ijzelt
of
wanneer
voorjaar, tegen den
vruchtboomen beginnen
te
er
tijd
sneeuw
ligt,
werken. J,
IV.
Beschermt de
ooftboomen
sneeuw
ivortels
der kortgeleden geplante
en sierheesters tegen vorst,
en er valt vorst
wortels bescherming als er
R. B.
als
er geen
ligt!
Wanneer ooftboomen zijn,
maar
dat de knoppen der
of sierheesters kortgeleden geplant
er
in, als
geen sneeuw vooraf
gevaar dat de wortels, die
is
sneeuw
Maar
genoeg.
gevallen,
bij
ligt,
als er
dan vinden de
vorstweer komt,
dan bestaat er groot
de verplanting
gewond
zijn,
en
.
— nog geen nieuwe
zij
gevormd
wortels
althans wanneer de temperatuur
punt daalt.
In dat geval
—
103
is
bevriezen,
h('bb(!n,
O a 8° C. onder
tot
't
vries-
het gewenscht, oene flinke hoe-
veelheid korten mest op
den grond rondom do stammen
brengen zoover
wortels van den
als zich de
Daardooi' worden de wortels lal
er
boom
te
uitstrekken.
En
voor bevriezen bewaard.
kan men den mest onderspitten. medegedeeld
(Naar aanleiding van een geval,
praktische Ratgeber im Obst-nnd Gartenbau «.
XX
«
in
Der
Jahrgang,
n" 3.) J.
Hoe
V.
R. B.
het komt, dat oude, overigens flink gegroeide
en goed bewortehie hoornen zoo dikwijls door den wind ïcorden oniwoj^teld Dit geschiedt gewoonlijk,
onvruchtbaren bodem
zijn
laag
uitbreiden.
Men
bij
zich
de bodemoppervlaktc gelegen
zoodanigen bodem diepe
grave op
boom 1 a li M^ goede, Dan gaan de wortels moer
en brengen voor lederen
vruchtbare aarde in den bodem. in
zoodat de wortels
geplant,
bijkans uitsluitend iu de dicht
plantgaten,
wanneer de boomen op eenen
de diepte, en de
boom
ligt
goed voor anker, zoodat
hij niet
door den wind wordt ontworteld. («
Praktischer Ratgeber im Obst- und Gartenbau «,
Jahrgang,
n''
3.) J.
VI.
XX
De boktor
R. B.
Clytus arcuatus L., schadelijk
aan
eikenstammen. Gewoonlijk wordt deze boktor geheel onschadelijk beschouwd
;
zij
als
voor de eikenstammen
zou noch de gezondheid en
het leven der eikenboomen benadeelen,
noch de waarde van
104
hout voor
het
zou
larve
teclinischc doeleinden verminderen
Zoo wordt dan ook
zonder ooit in het hout door te dringen.
nog
doormaken,
en daar hare geheele ontwikkeling
stammen,
in het beste
want de
:
schors van gevelde eiken-
alleen leven onder de
en meest volledige der nieuwere werken over
insekten, schadelijk voor de houtteelt, nl. in Judeich u. Nitz-
sche
(Bd
" I,
echter
Lehrbuch der Mitteleuropaeischen Forstinsektenkunde bl.
bedoelde boktor geoordeeld.
570) over de
Clytus arcuatus niet
altijd
degelijk « technisch schadelijk
•>
onschadelijk
Toen ontving
ik
van
meubelmaker te Wageningen, mijne toemalige woonplaats,
eene schijf uit een' eikenstam ter dikte van
waardoorheen gangen larve 't
en wel
is,
kan wezen, bleek mij reeds
ongeveer een twaalftal jaren geleden. een'
»
Dat
waren
veroorzaakt.
alleroudste hout,
afstand van
A a 5
schorsten stam. larve bevond,
liepen, die kennelijk
maar
Zij
drongen
2 dM.,
ruim
door eene boktorniet
strekten zich wel uit
door tot
in
op een'
tot
cM, onder de oppervlakte van den ont-
Daar
bewaarde
ik haar had ontvangen.
een tweetal boktorren
in een tweetal
der gangen zich eene
ik de houtschijf in
Later
kwamen
den toestand, waarin daaruit te voorschijn
van de soort Clytus arcuatus,
die
daarmee het bewijs leverden, dat deze boktor wel degelijk ook technisch schadelijk kan optreden. J.
R. B.
.
stabiliteit en
Inhoud
OMSCHRIJVING VAN HET WERKTUIG.
1.
2. 3.
1.
Besnard, IHorticole
2L
J.
Heybroek.
te
id.
-
Baarn id. id.
id.
Kiintclingslioek.
.
.
.
.
.
.
Hand sprenkelaar door G. J. Krol en O», te Zwolle Handfcpuit met glazen reservoir doorCvphers Inculiaror .
.
5.
Utrecht ti.
;.
;
Handspuit met koperen reservoir doorCvphers Incubator Utrecht d, Insectenspritzö door Carl Platz, Ludwighliafên amRhein .
H.
1.
2.
litiff
en buihpulvtrisateui s.
Besnard Koper door J. iïeybroek, Badigcon id.
n
te
Eaarn
id.
id.
^.
iil.
verlood
n
id.
id
1-
id.
Phebus
-
t-loppcur
id. id.
id
iil
'' i'.
:. S. 't.
lu.
3. ij).
G. 7. 8.
.
.
.
.
.
PulvLhsateuidoorO. StoutteTiel Wrniorel E.lnirdoor G. J. Krol en C", teZwoIl-j . id. met lans door id. ir|. . \\'. door Cyphers Incubator. Utrecht Platzschc Pilanzeiitpriize door Carl Platz, Ludwigsliafen .
Rippley H. D.
c.
<'.
.
.....
id
Pomp
.
.
C
Arnhem
.
.
.
.
am Kheiii H. Rugpiilverisatcur door L. Nagel en C".
i.
.
'
.
.
.
.
Orootere pulverisaleurs
voor op.;cn wayen Dospoiitit door J. Heybtoek.
Pump vooreen vat dourCyphorsIfioubatór. Pompen g.'g.ih.iJKfi-cii reservoir door id. I'ahrbare Hiiutnsprit/e door Gurl Platz. Oarten«.pritze Triumph id
I
Utrecht id
te
.'(3) .
.
.
udwigshafen a/R. id.
(^)
EmmersproeipompHardiciioorRucbenGlcichniaii.Rolterd. Sprociwagcn Hardie door idid. Sproeiwagcti door H. G. van Hcysf, Wyk by Duurstede .
(h Deetubiliteit was grooter dun we konden meten. i'ii Wordi niet gevuld. '^) Was niet gemonteerd, kon niet beproefd worden. 1) Ligt plat op den grond. 1
48-2Ï.'
Inhoud.
BlJr.jfii;
U.
TOlïGEKENDK PUNTEN
OMSCHHIJVINO VAN HET WERKTUIG.
A. IlandpuhirrieaCfurg.
Besnaril
l
*
11.
I'Horricolc
I<1.
piioSuB
ld.
Sinppeur
.
met
.1.
lleybroek te Baarn-
G
id.
Stout
iloor Ü. J. lirol
Iaii8
id.
iti.
id
• -
UI'
Vcrmoiul. EclRir ld.
door
Rut;- en buikpulve
Pulvciisai. .
•
door
te Tiel
.
.
.
.
.
.
.
O (e Zwolle
&
id.
id.
Rippley H. ^.^V C° 10.
• ('yijhers Incubator te Utre» Platz'Eclic Ptlanieiispriize doorCail Platz,Ludwi|
Arnhem
.
Grootere pulverisateurs.
Pomp
voor op een wagen Drspontif door J Hey-
hi'oek te Uaai
Cj-phers Incubator. Utrecht. 1
gegalv. ijzeren
»t
id.
Kahrbarë Baumepritze door Carl hafena "'
id.
Platz,
id
.
Ludwigs-
'
Ij.
' '<
haftin nm Khein Emmersjiroeipomp Hardie door Kueb en Oleichmao, Rotterdam Kproeiwügeii Hardie doorRueticii Glcichmai],Rot-
Sprori wagen doorB.0. van Heyst.Wijk bij Duur»tede
.
JEAN SOUHEUR, Antwerpen Fabrikant van minerale producten.
—
—
Asbestine of ainiante iii poeder. Mineraal wit. GekriBtaüiseerde koolzure kalk. -^ China Cla}' (Koalin). Fekispath. Mangaan in poeder. Mika. Silicatine (caloriiuge). Potlood of graphiet. Zwavelzuur harium. Fluorspath Goprecipi leerde zwavelzure kalk. - Talk van Venetië en van Frankrijk. plastische aardsoorten. Puimsteen in stukken en in poeder.
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
ALGEME15N AGENT voor
het verkoopen van steenen en platen van kunstdienstig voor liet maken van wand(;n, zolderingen (plafonds), vouten en afsluitingen van allen aard, b. v. voor de afscheiding van vochtige, koude of warme lokalen en voor hot bckleeden van ketels en dergelijke toestellen
matig'en Tuf,
FOSTITE! Het Fostite-Poeder en de Fostite-Pap zijn de beste middelen voor de behandeling der ziekten van den Wijnstok, de Tomaten, de Aardappel en do Rozen, de Bloemen, enz en vernielen al het ongedierte van de planten, zonder do planten te schaden. Deze producten zijn aanbevolen door M. C. ANGENOT, doctor in weten.schappen, leeraar van praktische scheikunde aan het handcisinstituut te Antwerpen; M. MEES, algemeen bestuurder van « La Roseraie UeJqe • te Jottc Saint-Pierre M. A. DE RMEDT, onderpastoor te Saint-Pierre-C^appelle bij Kdingen M. S JACOBS, pastoor te Hellebecq (Hain) ; M. P. GLAREBAUT, pastoor te Moerbekc bij Geeraardsbergcn Mijne producten zijn gel)ruikt in de openbare tuinen te Berlijn, in de Koninklijke tuinen te Stuttgart, in do vermaarde Pal mengarten te Frankfurt a/M door de < Raffeisen-Instituts .te Straasburg, enz. Het otïicieöl verslag van het Instituut voor plantenphysiologie en plantenziekten te Berlijn, zegt dat FOSTITE er met goeden uitslag is aangewend geworden en dat men het zich ieder jaar met voldoening herinnert. Daarenboven is de FOSTITE aanbevolen in Zwitserland door de comiteiten voor het planten van don wijnstok en bijzonderlijk door hetcomitelt vati Zurich. Kostelooze toezending van de brochure met uitleggingen aan ieder, die ze vraagt aan ^
,
:
;
;
>.
,
Mr
JEAN SOUHEUR, Antwerpm.
P
NEUMAT SCHE I
Fabrriekmkrk DOOn NIDhEL
VAN DEN BAIN-RIARIE
:
HERCULES ^^^ïp^
^^3
SLUITING (Gebrevetkerd)
OF VAN HET
UITPOfflPEN DER LUCHT.
(waterbad'
(I)
Gesloten glas.
Eenig sjsteera
-dat de conservedoozen en alle andere potten en glazen, zoowel voor vloeistoffen als voor vaste lichamen, luchtdicht
en werktuigelijk sluit. Groote spaarzaamheid van werk en stof. Gemakkelijke en geheel gewaarborgde toepassing door het waterbad of het verdunnen van de lucht. Dit sluitingssysteem is aangenomen door de bijzonderste consorvefabrieken van de wereld. Fig. 1 stelt een definitief gesloten flesch voor tig 2 de flesch vóór en fig. 3 na de bewerking. Voor meer inlichtingen, het toezenden ^'an stalen en de vergunning voor den verkoop van ;
iit
product, zich te
wenden
tot
Phytopathologisoh Laboratorium
WILLIE COMMELIN SCHOLTEN
te
Amsterdam
EN Eraidkandig Genootschap
DODONAEA
te Gent.
TIJDSCHRIFT OVER
PLANTENZIEKTEN ONDER RBDACTIB VAN
Prof.
Dr.
J.
RITZEMA BOS,
Directeur van het Phytopathologisch Laboratorium Willie
Commelin Scholten
te
Amsterdam.
ELFDK JAARGANG, Vierde en vijfde afleveringen.
GENT,
BOEKHANDEL
J.
1905.
VUYLSTEKE.
INHOUD. Bitzema Bos.
J.
Phoma
—
«
Vallers
—
»
in
de kool, veroorzaakt door
...
106
Zieke haver op de dalgronden
118
oleracea Saccardo
J.
Elema
J.
Ritzema B-
s.
—
Geringe kiemkracht van in 1903 gewonnen
zaad 124 VI. Beitrdge zur physiologischen AnaKorte mededeelingen. tomie der Pilzg allen von Hermann Rilt er von Guttenberg. VII. Bewaring van zaad. VIII. Vergiftiging door
—
—
kopersulfaat.
von Prof
D*"
—
—
IX.
Handbuch
Paul Sorauer,
3*'",
dei"
Pflanzenkrankheiten
vollstandig neubearbeiteie
Au/lage, in Gemeinschaft mit Prof Ir TAndau herausgegeben von Prof. D*" P. Sorauer
und Pr
L.
Reh 137
NEDERLANDSCHE PHYTOPATHOLOGISCHE VEREENIGIN&. D^"
Ingevolge een besluit, genomen in. de vergadering van Nederlandsche phytopathologische Vereeniging, gehouden te Amsterdam op 10 Febr. j. 1., wordt voortaan aan de donateurs en de leden van voornoemde vereeniging een exemplaar van dit « Tijdschrift over plantenziekten toegezonden.
de
•>
Wageningen Haarlem
^^^ ^^^^^^ ^^^^,
,
WILLIE GOMMELIN SCHOLTEN
Phytopathologisch Laboratorium
te
Amsterdam
EX
BODONAEA
Kruidkundig Genootschap
Gent.
te
Tijdschrift over Plantenziekten ONDER REDACTIK VAN
Prof. D^
— 4'
Elfde Jaargang.
"
en
J.
5'
RITZEMA BOS. September
Afleveringen.
VALLERS
"
m
igo5.
DE KOOL,
VEROORZAAKT DOO» PHOHIA OLERACEA SACCARDO.
Xaast de bacterieziekte of zooj^enoenide
«
rollende
zieJde
blaJziekte
«
»
als
eene
»
mag
wel de
der ernstigste
plagen van het koaldistrikt aan den Langendijk worden
genoemd;
ja in vele streke^n van. dat distrikt
meer belnng nog dan de eerstgenoemd©
is zij
van veel
omdat
ziekte,
zij
elk jaar op vrij groote soliaal liare offers eisclit, terwijl de
bacterieziekte veel
sommige jaren
meer
zeer
grillig
veel,
in
is
in liaar optreden,
andere jaren
en in weinig
zeer
voorkomt.
Geen wonder dan
ook, dat reeds in liet jaar, volgende
op dat, waarin ik mijne proefnemingen in zake bestrijding
van de bacterieziekte aan den Langendijk.
in opdracht
van
Xanmlooze Landbonw- en Handelsvereeniging Langendijk en omstreken » begonnen was, in de vergadering van de
«
genoemde vereeniging stemmen van onderscheiden bouwers opgingen, die liever middelen tegen de ziekte
»
van de
kool,
dan tegen de
«
kool-
vallende
bacterieiziekte
wilden
— Ja
beproefd zieu.
zelfs
—
100
komt het mij
voor, dat reeds
van
deu aanvang af velen van de koolbouwers, die geestdriftig bet voorstel van bet Hoofdbestuur ondersteunden, om middelen te beproeven tegen liet
«
de ziekte
cog badden gevestigd op de
»
in de kool, daarbij
vallers
«
boewei
»,
alle
zieke kooien, die in bet eerste jaar der proefnemingen naar
bet pbytopatbologiscb laboratorium werden gezonden
worden
oiiderzocbt,
en niet aan de
«
om
te
bleken te lijden aan de bacterieziekte vallende ziekte
Zoo lang echter de
».
oorzaak der laatstgenoemde ziekte nog niet door mij ontdekt was, kon moeilijk tot bet onderzoek naar middelen daartegen
worden overgegaan, wilde men
niet geheel in
den blinde
rondtasten.
In den loop van 1904 mocht zaak der
«
vallende ziekte
»
te
liet
mij gelukken, de oor-
ontdekken
;
en
ik wil hier
dadelijk vermelden, dat als zoodanig dezelfde soort van
(Phoma
optreedt
olcracea), die mij eenigen tijd
was gebleken, de oorzaak der (Zie
«
«
Tijdschrift over plantenziekten
mijn onderzoek mocht
ik
van
kankerstronken ».
X,
te
»
bl. 5-3-71.
zwam voren
te
zijn
).
Bij
van onderscheiden koolbouwers aan
den LaiUgendijk veel hulp genieten
;
vooral ben ik voor de
toezending van veel onderzoeksmateriaal op zeer verschillende tijden des jaars veel dank verschuldigd aan den
Corn^ de Geus
te
Xoord-Scharwoude.
Het voornaamste «
vallers
wortel,
»
Heer
ziekteverschijnsel, dat
waarneemt,
is
de bodemoppervlakte.
bij
de
het wegsterven van den hoofd-
meestal vrij
op eenigen,
men
geringen,
afstand
van
Deze wortel gaat in rotting over,
waarbij de teerdere weefsels ten slotte geheel vergaan en alleen de vastere deelen (de vaatbundels) overblijven.
Soms
— alvorens in rotting of ver— plaatselijk door insekten was
ziet de v.'ortel eruit, alsof bij
schrompeling over aangevreten
;
te
gaan,
en in mijn verslag over de werkzaamheden.
— in «
ik
—
107
in liet pliytopailioloii'iscli laboi-aioiium verricht
19()-)
Tijdsclirift over plantouzicktien
dan ook
:
«
X,
»,
49), «chreef
18.
Xiot onwaarschijnlijk wordt do rottinp^ der
door vreterij van insekten
Avortols ingeleid
dat ik toentertijde reeds in de wortels der
maar waarvan
bl.
(zie
toen dea aard niet
ik
door mij aanvankelijk
».
Het myceliiim,
vallers
«
»
aantrof,
werd
vaststelden,
koiii
geheel secundair in zijn optreden
als
beschouwd. In den beginne ontving die aan vallende ziekte leden,
omvallers
en
die
den naam van
«
ze
vaak (ungevallen op
veld aantreft.
't
Met
«
vallers »
omdat men
in letterlijken zin verdienden,
of
»
koolplanten,
ik alleen grootere
het afsterven
van den hoofdwortel (reeds lang vóór deze geheel vergaan of
wel verschrompeld
is,
schijnlijk gezond lijkt),
nieuwe wortels,
al
soms wanneer
vormen
nog oogen-
hij
zich aan den stengelvoet
naar de omstandigheden op meer of min-
der uitgebreide schaal (PI. lY,
fig. 1,
Zijn deze
2; PI. V).
bijwortels flink tot ontwikkeling gekomen,
dan kan de
kool-
plant zich nog op vrij voldoende wijze voeden, en er vormt zich een krop, die echter op den
duur doorgaans veel
zwaar wordt voor de kleine worteltjes, en ten
reeds vrij vroeg
vormen en
tot krachtige
te zij
ontwikkeling gera-
ten gevolge waarvan de koolplant naar verhouding
weinig onder het afsterven van den hoofdwortel «
op
Het kan echter voorkomen, dat de bijwortels zich
valt.
ken,
slotte
krop
»
lijdt,
en de
der kool redelijk goed tot ontwikkeling komt, zoo-
dat er bij de in den grond staande plant niets van de ziekte is is «
waar
te
nemen.
De
plant,
waarvan op Plaat
V
de wortel
afgebeeld, was boven den grond nog duidelijk als een valler
»
te
herkennen; maar
bij iets krachtiger
ling van de bijwortels zou zulks niet zijn.
ontwikke-
meer het geval geweest
— Daar mij van den kant der praktische koolbouwers
—
—
108
mededeelingen geworden omtrent het optreden van de lende ziekte
o
val-
óók reeds bij de jonge koolplanten op de
»
banen, zoo stelde ik mij door herbaalde bezoeken aan het
met het optreden der
kcKjldistrikt
ziekte
ook onder deze
omstandigheden en met de ziektesymptomen der jonge koolplaJitjevS
op de hoogte, en onderzocht oaiderscheiden door
mij meegenomen en mij door verschillende practici toege-
zonden vallende planten van de baiien. Bij de jonge koolplanten, die door de valleaide ziekte zijn aangetast, wordt de wortel vlak
voet wankleurig, grijsachtig bruin
de weersgesteldheid vochtig
of'
;
beneden den stengel-
daar gaat hij
droog
is
—
verschrompeling over, en boven de zieke plek
vormen
zich nieuwe
(b),
bijv,-or(els
gedeelte van den wortel
(c),
lant je dood;
tels (b) tot
maar
al
naar
terwijl
(PI. III, a)
het onderste
dat vele oudere bij wortels
Soms gaat het jonge
diaagt, voorloopig gezond blijft. 1
—
in rotting of in
in andere gevallen
kool-
geraken de bijwor-
zoodanige ontwikkeling, dat het verlies van den
hoofdwortel,
welk in elk geval later
't
inti^eedt,
niet of
nauwelijks gsvceld wordt, en het plantje geschikt blijft te
wolden uitgepoot.
van de ja dut
zwam t^e
in
Ook komt
om
het voor, dat de woekering
den hoofdwortel
tijdelijk tet staan
komt,
hoofdwortel zich zelfs oogenschijnlijk geheel her-
stelt, zocilat
de plantjes worden uitgepoot, hcewel
zij
besmet
zijn.
waarnemingen van verschillende praktische
Volgens
koolbouwers komt het dan ook herhaaldelijk voor, dat planten, afkomstig
mtïrendtcd, lijden,
ven eene bepaalde baan, voor verreweg het
of zelfs
bijkans
alle,
hoewel de eene partij op
aan de vallende ziekte gaan
dit veld,
eene andere op dit,
eene derde partij weer op een ander veld
Daarmee
is
uitgepoot.
wil ik er-hter niet zeggen, dat de vallende ziekte
steeds op de
banen wordt opgedaan.
Het komt toch óók
— voor,
waniK'or van de plantjes eener zelfde Laan een
(lat
op één veld, een and'er gedeelte op een ander veld
giedei'ltc
—
wordt uitgeplant,
iiitgepoot, zeer vele art
I
«
—
109
de partij, welke op het eiene veld
vallers » vertoont, terwijl de andere
«
op het andere veld uitgiepoot, geheel
ij,
vallers
Het
».
is
vrij blijft
van
schijnt dus, naar de ervaringen der prak-
èn op de baiien èn op
tijk te oordeelen, dat de kool plan ten
de velden knnnen worden besmet.
Yolledige zekerheid kan
echter daaromtrent eerst worden verkregen door opzettelijk
voor dit doel ingestelde onderzoekingen, welke in den loop
van dit jaar (1905) en eventueel nog
worden
in
volgende jaren zullen
»
reeds bij
ingesteld.
Soms
is
die
])lanten,
dragen, waar
de
«
vallende ziekte
nog nauwlijks een te
nemen.
drie-
zeer jonge
of viertal bladeren
En, bepaaldelijk
bij deze zeer
jonge
kan de ervaren practicus reeds aan den stand der
])lanten,
bladeren zien, of eene jonge plant waarschijnlijk gezond of aan de tten
«
vallende z'ekte
lijdt.
»
toch breiden zich de bladeren, als
zij
eene matige grootte
liebben gekregen, tamelijk horizontaal uit, terwijl «
vallers
»
zich veel
meer opheffen, dus zich
Ook aan het
van den stengel afbuigen. beeld
op PI. III,
is
is
is
—
zoolang
zij
zij
bij
niet zoo ver
plantje, dat afge-
zulks te zien.
lUj oudere planten, die reeds een' krop
ben,
is
Bij gezonde jonge plan-
niet
«
omvallen
»
-
gevormd hebaan de boven-
aardsche deelen geen pdsitief, altijd doorgai\nd kenmerk aauAvezig,
kennen.
waaraan men
ze als
«
vallers
»
zou kunnen her-
Toch kunnen de geringe ontwikkeling der kooien
en soms ook de eigenaardige kleur der bladeren
(bij
roode
kool bijkans karmijnrood in plaats van blauwachtig roodi)
eene vingerwijzing zijn ten
»
te
Wat
om
de kooien onder de
«
verdach-
rangschikken. ten sloH>e de vaiiëtciten der koid iH'iitdl, die
lu-t
— iiieest
ik in
onderKevig zijn aan de
— vallende ziekte
«
de eerste plaats de roode kool
»,
maar de
;
zoo
ziekte
noem komt
tamelijk veel voor bij Savoye- en Deenselie witte kool,
o(jk
—
en
110
lioewel in
Reeds boven deelde taste gedeelten
— ook
mindere mate
ik
—
mee, dat door mij in de aange-
van de wortels der
werd aangetroffen.
bij bloemkool.
vallers » een myceliiim
«
Dit was zoowel het geval met de wortels
der oudere koolplamten, waarin ik dit mycelium bet eerst
vond,
met diegene der jonge planten van de banen,
als
welke later (voorjaar 1904) door mij werden onderzocbt.
De zwamdraden bleken
zicb te verbreiden zoowel tusschen
de cellen va,n het schors- en het merggedeelte, als in de zelve; vooral ook
cellen
zeer
in
de vaten vond ik eene soms
weeMerige myceliumwoekering. Overal waar het myce-
lium zich uitstrekt, nemen de weefsels aanvankelijk eene geelbruine kleur aan, welke langzamerhand] donkerder wordt, terwijl alras
die
dood der doorwoekerde deelen imtreedt.
mycelium komt in de
van
geheiel overeen
kankerstronken
«
»
met
werd aangetroffen
dit Tijdschrift, Plaat III, fig. 8
en
Dit
hetwelk door mij
dat,
(Zie deel
Maar daar
9.).
X
zich
aanvankelijk geene vi'uchtlichamen of sporen vonnden, kon de
zwam In
't
niet
worden gedetermineerd.
voorjaar 1904 zond mij de heer
jonge koolplamtjes, van den leeftijd plant,
maar aangetast door de
daai'^'an
«
d'e
om
deus een aantal
te
worden uitge-
vallende ziekte
».
Enkele
bracht ik in eene glazen doos, waarin ik ze ongeveer
10 dagen lang liet vertoeven
;
de lucht in die doos werd
natuurlijk door de verdamping der bladeren weldra zeer rijk
Spoedig begon zich het mycelium, dat zich
aan waterdamp.
in de aangetaste wortels bevond, ook aam de oppervlakte te
vertoonen
;
maar
opperhuid van
dlaaiiia
d'en
zag ik op verscheiden plaatsen de
aangetasten wortel zich naar buiten
Tl.IDSCII. o.
Pl.ANTEN/.lKKTKN.
1'l.AAT
III
Tl.rDSCII. o.
Pl.ANTKNZIKKTKN.
I'I^AAT
IV
TlIUSCII. o. IM.ANTKN/.IKKTIi.V.
I'IAAT
V
— buigen, zocxlat
-
op dit oi-gaau lialfbolvormige veilic-
zicli
waaruit alras kleine kaïTnijnroodo
vortooiiden,
veiilieden
111
lichaampjes te voinxscliiju kwamen, die pykniden bleken te
Xader onderzoek
zijn.
pykniden in hunnen
leerde, dat deze
bouAV niet verschillend waren van die, welke door Phonni
zwam
olcracca, welke
de oorzaak der kankerstronken bleek
Ook de daarin gevormde
worden voortgebracht.
te zijn,
sporen bleken in vorm en grootte niet welk(^
de pykniden van
in
de
te
zwam
verschillen van die,
der kankeirst ronken
weiden gevormd. Later vcmd ik dezelfde jjykniden ook op de aangetaste
van grootere,
wortelgedeelten
aan
vallende
«
ziekte
»
lijdende koolplanten; hoewel, naar het mij voorkomt, op de
aangetaste wortels van oudere planten, kort vóór ilvn lijd
van den
wege
oogst, de
pyknidenvorming dikwijls schijnt achter-
te blijven.
Daar
in de aangetaste
wortels der
«
vallers
»
geen
andere organismen werden aangetrotïen dan de genoemde
Phoma,
terwijl de ziekte zich slechts zoover uitsti-ekt© als
mycelium van deze zwam zich uitbreidde,
het
de hand, in haar de oorzaak van de
«
liag
het voor
vallende ziekte
»
te
zien.
In mijn stuk over
«
kankerstronken
deel X, bl. 5T) beschreef ik de ])ykniden ols
:
et
eerst
glimmend geelbruine,
vormige lichaampjes eerst zich op de ik,
dat
zij
«
».
» (zie
dit Tijdschrift,
van Fhoina olcracca
later bruinzwai-te, punt-
Zóó waren de pykniden, die
kankerstronken
»
zag voinien
;
later
ik
het
bevond
vaker aanvankelijk lichtrood of ook wel karmijn-
kleurig rood zijn in plaats van geelbruin; daarna worden
bruinzwart of roodachtig zwart. op de aangetaste wortels der
«
zij
De pykniden, welke zich vallers
»
vormen, zijn ook
meestal eerst karmijnkleurig rood, slechts bij uitzondering eerst trlinnnend «"'eelbruin.
;
— De de
overeeustemmiug tusschen de zwam, die
vollerlig-e
kankerstronken
«
—
112
»
Teroorzaakt.
en
welke in de
die,
wordt aangelroiïen, maakte het waar-
wortels der
«
schijnlijk,
dat de beide koolziekten door dezelfde oorzaak
Avordpii in
vallers
leven geroepen.
't
stemming het
feit,
het meest aan
aan
»
kanker
«
vallende ziekte
«
Daarmee was ook
in overeen-
dat juist die variëteiten der kool, welke
»
»
onderhevig
zijn,
ook het meest
lijden (in de eerste plaats roode kool;
en verder Savoye en Deensche witte).
Maar ook door eeue
Fhoma ten
infectieproef
oleracea de oorzaak van de heide
werd bewezen, dat
meergenoemde
ziek-
Ik verzocht den heer H. M. Quanjer. adsistent aan
is.
phytopathologisch labo-ratorium, eene kultunr van de
het
bedoehle z\^•am aan
gebruikt een
gevoegd 2
%
te
agar.
Als voedingsbodem werd
leggen.
van
afkooksel
]
waarbij
werd
Daarop werden de sporen uitgezaaid,
verkregen uit de pykniden, welke zich op den wortel van een'
«
valler
»
Het mycelium oaitwikkelde
hadden gevormd.
z'ch welig en ging na eenigen tijd over tot de
vorming van
])yk uiden.
Nu O})
werden een paar roode kooien midden doorgesneden
de doorsneevlakte werd eene kleine hoeveelheid van de
Phoma-kultvuir gebracht, en vervolgens werden de beide halve kooien weer tegen elkaar gelegd en aan elkaar vast-
gebonden.
Ten
eind'e eene
vochtige omgeving te verkrij-
gen, werd ieder van de beide gehalveerde en geïnfecteerde
kooien in eene stopflesch gebracht; de
zwam ging
in het
asgedleelte van de kooien woekeren, en weldra vertoonden
zich de typische kankerplekkeu P//o???<7-pykniden
dat de
vallers
op welke later óók alweer
boven meegedeelde voldoende aangetoond,
Is door het «
,
ontstonden. —
»
en de
üorzaak hebben, dan
«
kankerstronken
rijst
»
eene en dezelfde
de vraag hoe zich de
«
kanker-
— » (iiitw
stiO'iikcii
]
—
:{
1
Ikkclcu, (laar locli gewoonlijk do
«
vallcr.^
»
g'eeno loverburo kool voiiucii.
Positieve o-ofevens (licuaano-aaiide hobbeii wij
maar
liel
wil
vooikomeu dat do
mij
lU)^ al |)laiisibei
volj^eiide
niet;
iiof"'
vciklaiiiif^
is.
Niet altijd breidt de Phoma, waniijeer deze
zich. in
den
wortel ecner koolplaiit heeft g^evestigd, zich daar zoodanig uit dat deze wortel op de hoogte d'er «.angetaste plaats
Soms komt
afstei^'en.
-
zwam
de verdere uitbreiding der hoof'dwortel sterft dan niet
Eenige maJen zag
dieii.
in
onbekend
—
den wortel
tot staan;
de
en de koolplant
af,
meet
is
door welke leden
-
ik koolplanten,
behou-
blijft
welker hoofdwortel
op ee'ue bepaalde plek was a,angetast geweest, en waarin op die plek ook nog een
mycelium kon worden ontdekt,
Yan
toch de plant niet gestorven was.
van
den
mycelium naar boven
't
toe,
in
;
vlekj(>
het
dan
zal
de
gewoonlijk in den stronk op het veld achterblijven,
gevallen echter heeft breid
gevallen
de kool geoogst,
dan in den wortel of wel
zij
sommige
een eindweegs in den stengel,
Wordt nu
uit te strekken.
Phoma
zich
bleek
wortel
terwijl
uit de zieke plek
zij
men soms
en dan kan deze as
in
niet veel te zien
in
den stengel.
In sommige
zich tot in de as der kool uitgebij
den oogst een klein
waarnemen, hoewel daarvan gewoonlijk
Maar
is.
van de kcoi, dan geraakt
zit
de
Phoma eenmaal
de bewaarplaatsen tot verdere uitbreiding, zoodat
stronken
»
in de as
daar gedurende den winter op
zij
o
kanker-
—
Morden gevormd.
Yerschillende praktische koolbouwers
meenen
te
hebben
waargenomen, dat het zaad, van bepaald© planten afkomstig, vele vallers oplevert,
terwijl uit dat
geene vallers voortkomen. of de vallende ziekte
met
gebracht, heb ik in
't
van
a.n(lere
planten
Om
liet
nu de vraag op te lossen, zaad zou kunnen worden over-
voorjaar 1904 van vele kocdbouwers
— zaad laten komen; ma,ar
—
114
mocht
liet
monsters gelukken, de Plioma aan
bij
groot aantal monsters, dat door mij bl.
22 van dezen jaargang), geloof ik
nen constateeren, dat de
geen der ontvangen
het zaad wordt
e'
i'J
is
deze' f'^&f'niet
het zaad, dat van bepaiilde planten afkomstig zaad, afkomstig
den gegroeid
van planten,
zeker te kun-
#é*f vrij
overgebracht.
bij het
onderzocht (Zie
^^'M^i
ziekte niet do-
Eene andere vraag echter
En
të- -^Meiïen.
is,
misschien of wel het
die onder bepaalde voorwaar-
koolplanten oplevert, die meer neiging
zijn,
hebben om door de Phoma vatbaar zijn voor de
«
worden
te
aangetajst','
vallende ziekte
dus meer
dan ander zaad.
»,
Wetenschappelijke proeven zijn daaromtrent nog niet geno-
men maar ;
de mogelijkheid
de ei-varing,
ilie
volstrekt niet uitgesloten, dat
is
meerdere practici schijnen
hebben opge-
te
daan, volkomen juist zal blijken te zijn, al wordt dan ook
met het zaad overgebracht. Mocht inderdaad de keuze van het zaad van grooten
de ziektekiem zelve niet
invloed blijken te zijn op het «
vallende ziekte
»,
dan
al- of
zal dus
niet optreden
van de
daaraan in de eerste plaats
de grootste aandacht moeten worden gewijd.
—
Verder kan ik omtrent de bestrijding der bedoelde koolziekte niets stelligs mededeselen.
Zeker
is
het, dat vele koolplantjes reeds op de
worden aangetast
;
en het spreekt wel van
bouwer er nauwkeurig op moet
zelf,
banen
dat de kool-
letten, dat hij zulke plantjes,
welke de ziekte reeds onder de leden hebben, niet op het veld uitpote.
ook doen, — getast,
't
Geen verstandig koolbouwer als hij
maar kan
l3en,
— Planten,
-
die de
dan
zien, dat de planten zijn aan-
Is dus slechts de vraag, of
de jonge planten, ten tijde dat
merken.
zal zulks
zij
men
zulks altijd aan
worden uitgeplant, kan
kwaal reeds onder de leden heb-
maar waar de vernieling van den hoofdwoiiel en de
—
van nieuwe bijworteltjcs aan deu steugelvoet nog
voi'iuing^
niet heeft plaats
i^'-liad,
Phoiiia nog niet
Om
na
a Ji
't
werkelijk met een' voldoenden
graad van zekerueid aan dit kenteeken
welke de
zulke plantjes ver-
een wankleurig, grijsbruin vlekje.
men nu
gaan
—
nemen,
te
boveneinde van hunnen wortel, even
d-en st€' r^elvoet, te
en waaraan ook de pykniden der
waar
tooneu toch vaaJc
beneden
—
115
d<'
gezonde planten
van
die,
zou
kunnen onderscheiden, werd de volgende proef genomen.
De Heer
«
vallende ziekte
Corn^ de Geus
kwam
»
onder de Jeden hebben,
op het phylopathologisch labo-
ratorium met verscheiden honderden jonge, voor uitplanting
De Heer
geschikte, koolplanten.
Drost, technisch beambte
aan het phytopathologisch laboratorium en al
ik
deze planten, en deelden ze in twee groepen
onderzochten
degenen,
1.
:
welke naar ons oordeel zeker vrij van de ziekte waren,
en
2.
degenen, welke
ziekte
»
— naar
't
ons
voorkwam
— de
«
vallende
ondtr de leden hadden, of er althans op dat punt
verdacht schenen uit
te zien.
D'e
Heer de Geus pootte op
verschillende velden telkens planten van de beide groepen
naast elkaar uit
;
het resultaat was echter, dat onder de
kool])lanten, opgegroeid uit de in groep 2 gebrachte plantjes in
't
die, is
algemeen niet meer vallers voorkwamen dan onder
welke uit de plantjes van groep
het wel Avaar, dat de
«
vallendte ziekte
niet alleen reeds op de banen, l\an Avorden
waren ontstaan.
1
naar
't
schijnt,
maar ook nog op de velden
opgedaan; zoodat wij geen reden hadden,
verwachten, dat de plantjes van groep juist vrij
»,
Xu
1 aJJcn
van de kwaal zouden moeten blijven.
was gemiddeld zóó weinig verschil
in
't
te
op den duur
Maar
er
optreden der ziekte
tusschen de koolplanten, afkomstig van de plantjes van de beide groepen, dat zeer zeker kan worden gezegd, düt het niet
mogelijk
is,
de plantjes op het tijdstip, waarop
moeten worden uitgepoot, met eenige zekerheid
zij
te splitsen
;
—
—
IIG
exemplartn, die de ziekte onder de leden hebben, en
in
degenen, welke er hoogst waarscliijnlijk vrij van
waar het ons
niet
mocht gelukken,
bij
En
zijn.
op'zettelijke,
nauw-
keurige beschouwing de schapen van de bokken te scheiden,
daar zal de praktische koolbouwer
kunnen doen.
—
dit
op het veld nog minder
Bij de proeven, in 190-i betreffende koolziekten aan
Langendijk onder mijne leiding genomen door de
«
den
Naam-
Landbouw- en Handelsvereeniging Langendijk en », werd behalve op de bacterie ziekte, ook op de vallers » de speciale aandacht gevestigd. Het verslag
looze
omstreken «
omtrent deze proefnemingen, die met behulp van Rijks subsidie werden in
't
werk
gesteld,
is
aan de Regeering
ingediend, en de verkregen resultaten zullen te gelegener tijde
worden gepubliceerd.
Ik wensch hier echter ééne der
conclusies te vermelden, luidende
Proefveld II
«
:
(te
Zuid
Scharwoude) heeft ons geleerd dat de koolstronken wèl eene
maar dat zij toch wel als kunnen worden gemist, wanneer men, behalve slib, voldoende hoeveelheden kunstmest aanwendt verder dat de bemesting met de stronken het optreden van uitstekende bemesting A'ormen,
zoodanig schijnen
«
vallers
werken
Dat
»
en
«
te
kankerstronken
»
schijnt in de
hand
te
».
moet
dit het geval wel haast
zijn, ligt
voor de hand,
daar toch de zwam, die de beide bedoelde koolziekten veroorza;akt, in
de stronken leeft en daarop hare voortplantings-
organen vormt.
Reeds in mijn opstel over de dit
«
Tijdschrift
»,
deel
X,
bl.
«
kankerstronken
»
(Zie
67) wees ik er op, dat het
optreden van deze ziekte door het onderspitten van de stron-
ken moet worden in de hand gewerkt.
nog
niet adviseeren, af te zien
Toch durfde
ik toen
van het gewone gebruik,
de koolstronken op het land te laten en onder
om
te spitten
— (Ml
—
IIT
wel (midnl aan den coik'U kant de kaïikcix.icktc alllmns
v(>()i](i()[)i<;'
ii()<^'
niet
((it
de ^'('vaarlijkslo zicldcii van de
kttol
behoort, en omdat aan dtn aiideron kant de kookstionkcn zoo'n
(lGelinati
Nu
on g'oedkoüpo minstens
eclit'cr
liet
bemcstiii<>' ()])k'vi'rcn.
/.oer
waarschijnlijk
den, dat ook het optreden van de veel ernstiger ziekte
gewor-
is
vallende
«
der kool door het onder den groud weiken van de
»
stronken in da hand woïdt gewerkt, zou het kunnen zijn, dat
mijn advies ten deze
later
aaiders
zou moeten gaan
Ik ontveins mij evenwel niet de bezwaren, die er
luiden.
voor den koolhouwer aan den Laiigendiijk
van het bestaande gebruik af
te
in
gelegen zijn,
wijken, en durf een
po«sitief
advies in dezen eerst geven na uitvoeriger studie van de «
vallicnde ziekte
—
terrein.
()fs(dioon
ziekte en
en na voortgezette proefnemingen op het
omtrent het verloop van deze laatstgenoemde
met name ook omtrent hare bestrijding nog
lange na niet
meende
»
ik
alle
hangende kwesties
toch goed te doen,
oorzaak der
«
vallers
»
is
zijn
met wat mij aangaande de
bekend geworden, reeds nu
publieeeren, voornamelijk ook
bij
zoo
opgelost,
om
te
de aandacht der prak-
tische koolbouwers op deze zaak te vestigen.
De onderzoekingen aangaande de stronken
»
en v(^rdere koolziekten
kooldi trikt zullen docr
«
in het
vallers
»,
«
kanker-
Xoord-Hollaudsche
den heer Quanjer, adsistent aan het
phytopathologiseli laboratorium, worden voortgezet.
Deze
dus allicht in dit tijdschrift herhaaldelijk op terug-
zal er
komen. J. ]aitzem.\ 13os.
Amsterdam, 10 Mei 1905.
—
—
118
ZIEKE HAVER OP DE DALGRONDEN.
Meuig\aildig- zijn dit jaar de berichten over sterfte in
Speciaal in de oudere Yeenlvoloniën schijnt de
de haver.
mate voor
ziekte veelvuldig en in erge
Met deze z.g.
sterfte
«
»
te
komen.
meeste gevallen wel het
zal in de
zijn. Op de zieke planten men eene schimmelplant (Cladosporium herbarum).
zwart in de haver bedoeld
vindt
Hoewel
in erge gevallen de rogge ook niet vrij
is
blijft.,
loch de haver het meest vatbaar.
De o.a. in
ziekte
is
niet nieuw.
Heeds
in
1897 heerschte ze
Kloosterveen en omstreken in erge mate.
In dat jaar
en nog eens in 1902, werden zieke planten opgezonden naar
Er werden toen ook proeven genomen met besproeiing der zieke plekken met Bordeauxsche pap, echter zonder, of in ieder geval slechts met een zeer Prof. Dr. Ritzema Bos.
gerijig resultaat,
hetgeen ook niet
de schimmelplant zoowel in
De gende
:
als o'p
is
te
verwonderen, wijl
de bladeren woekert.
verschijnselen van de ziekte zijn ongeveer de vol-
In een
tot
nog
toe regelmatig
gewas haver, komen
plotseling hier en daar grootere of kleinere plekken,
eene geelwitte,
fletse
kleur vertoonen.
die
De ontwikkeling der
ziekte gaat zeer vlug, zoodat de aangetaste planten in 2 a '3
dagen, vooral
Het doch
(Ie
bij
warm en droog
weder, dood kunnen zijn.
van het optreden van de ziekte
tijdstip
verschillend,
is
planten zijn gewoonlijk nog niet hooger dan
+
^y
voet, meestal kleiner.
Eenmaal aangetaste plekken gunstigste
geval
zeer
zich
herstellen
onvolkomen.
Meestal
in
sterven
het
de
planten totaal af; de plaats wordt ingenomen door onkmi-
den en het resultaat Yolg-ens
is
weinig opbrengst en
üitzema Bos kan de
\'uil
land.
ziekte overgebracht wor-
—
—
11!»
den door do sporen, welke de wind op de bladeren der phinion, de nabijheid van de eerst aangetaste, waait.
in
laat zicli verklaicn,
breiden.
De
zi(d
11
ierdoor
knnnen
dat de zieke plekken zich
uit-
kan op een perceel gebracht worden
door het zaaizaad, vooral wanneer het gewas den vorigen
zomer door regenachtig weder slecht
Toch worden de verschijnselen
is
binnengehaald.
in de praktijk hierdoor
Zoo trad de ziekte in 1902 zeer sterk
zeer slecht verklaard.
op, niettegenstaande het zaaizaad in 1901 uitstekend geoogst
Yoor 1904 en 1905 geldt
was.
wanneer de besmetting van het kon,
het
perceel
terwijl juist de zelfs zóó sterk
men
Yerdea-
hetzelfde.
meer gelijkmatig
ziek
moeten worden,
pleksgewijze optreedt.
ziekte
aan bepaalde plekken gebonden
Zc'
schijnt
te zijn,
dikwijls reeds te voren de plaatsen kan aanwijzen,
Bovendien zou de ziekte
de ziekte zal optreden.
zou,
zaaizaxul uitging of uit.gaan
dat
waar
bij sporen-
verspreiding vooral door middel van het zaaizaad,
sommige
jaren veel algemeener moeten voorkomen en niet tot bepaalde
kampen bepaald Dit
alles
blijven.
wijst
er op
ieder geval niet de meest
het
iiijn,
gewone
is.
iii
Waarschijnlijker zou
dat de kiemen in den grond blijven en van daaruit
de planten besmetten.
Maar
doet niet in alle gevallen. te
deze verspreidingswijze
dat
toch ook deze verklaring vol-
Zoo trad
b.v.
op een proefveld
Kloosterveen in 1902 de ziekte pleksgewijze zeer sterk op,
niettegenstaande in lS9o laatst
—
haver was verbouwd.
dus sedert 9 jaren
—
Men
— voor het
zou hier dus moeten
veronderstellen, dat de sporen gedurende negen jaren in den
grond hunne kiemkracht hadden behouden.
men dan mesten
Maar hoe zou
verklaicn het pleksgewijze voorkomen der
ziekte op eenen geheel
nieuwen dalgrond, waarop
vrucht haver wordt verbouwd?
En
dit
gekomen op de nieuwe ontginningen
is
als eerste
herhaaldelijk voor-
te
Yroomshoop,
o.a.
— van
Hecldema, enz.
lieeren Wolters,
(Ie
—
120
TJit
deze feiten
werd de gevolgtrekking gemaakt, en mijns inziens zeer tereclit,
dat de oorzaak van de ziekte in den
bodem
en dat de schimmelplant slechts een bijkomend als
een secundair verschijnsel
is
nen ons dus voorstellen, dat de planten door
dus
iets is,
We
beschouwen.
te
schuilt
kun-
eene of
d'e
andere oorzaak in den bodem abnormaal worden, daardoor
zwakker zijn en in dezen toestand minder
in eenig opzicht
of geen weerstand
hebben tegen het indringen der schim-
meldraden.
In een artikel van Xieuice
Wolters, te Nieuw-Buinen, in de
van
tlialgrond
Juli 1904, wordt de bewuste
aan het gebruik
ziekte toegeschreven
den
ïï.
Veendammer van 23 z.g.
bij
het toemaken van
dus de grijs
loodzand,
tot.
zwart
gekleurde laag zand, direct volgende onder de veenlaag.
De
praktijk leert, dat juist op die plekken, waar dit zand
voor de bezanding of rood
zand
hier de haver,
—
maar
gebruikt
A^ooral dit laatste
dat de schimmel niet
slechts een
is
is
niet een'
een sterk bewijs voor
de eigenlijke oorzaak,
moeten zoeken
is.
De heer Wolters meent de
in de afwezigheid
plantenvoedende stoffen in het loodzand niet door middel
met wit
Xiet alleen mislukt
secundair verschijnsel, dat m. a w. de
ziekte een voedingskwestie oorzaalc te
— in tegenstelling
maar ook rogge en aardappels geven
vollen opbrengst.
de stelling,
is
de sterfte optreedt.
:
meer
van een
of
stoffen,
die ook
van de gebmikelijke hulpmeststofEen in
voldoende mate zouden worden aangevoerd. tegen de kwaal worden opgegeven
:
Als middelen
aanwending van
stal-
mest, compost, woelen en opnieuw bezanden.
Dat deze middelen werkelijk schijnen II. J.
ceelen,
Wolters
waarop
te
te
helpen, hebben
Mei 1905) aan de ontginningen Yroomshoop gezien. Gedeelten van
wij bij een bezoek (31
in vorige jaren
vaai
per-
van de haver niets terecht
— kwMiu
('Il
iM)l\
aiidcro
121
gewassen
—
c'011
slcchk-u
werden gedeeltelijk opnieuw bezaiul
nicl,
upl)r('n<,'sl
wit
ol'
gaven,
rood zand,
en bemest niet kun.s(nie&t of stalmest of eompost; en werkelijk
was in deze gedeelten geen enkele zieke haverplant
waar
te
Het gewas stond
nemen.
bemesting met ding, bleek
si
—
Ook de
uitstekend.
ahnest of compost alleen, zouder herbezan-
tenminste voorloopig
A oor de lierbezanding
of rood zand gebruikt, dus pl.m. 1/4
M3 (=
compostbemesting 24
—
waren per H.A.
afdoende- te zijn,
-JOOO
kruiwagens wit
gewone bezanding, voor
pl.m. 10 Liist) Zwolselie mest
per H.A., aangevuld met cliilisalpeter.
Wa.nneer nu
blijkt,
dat ook elders eene liCTbezanding
het gewenschte resultaat heeft, dan vraagt af
:
men
zich toch
welke plant envoedende stof wordt op deze wijze gegeven,
die in eene volledige
magnesium Wij zouden de
IJzer of
trachten te verklaren
kunstmestbemesting niet aanwezig is? zullen het toch niet feiten :
liever
Het loodzand
op is
kunnen
zijn.
de volgende wijze
zeer sterk uitgeloogd,
zoodat het nagenoeg uitsluitend bestaat uit zuiver kiezelzuur
en meer of minder humuskorrels.
Een gevolg is
aan
is,
dat deze grondsoort niet alleen zeer
alle })lantenv(iedende stoften,
maar ook weinig
of
arm geen
abst)rptievermogen heeft, dus geen planteuvoedsel kan vast-
leggen en voor uitsi)oeling behoeden.
Wordt een dalgrond, toegemaakt met
dergelijk zand.
bemest met uitsluitend liulpmeststoÖ'en, dan zullen deze gedeeltelijk naar beneden spoelen
en de planten dus op een
gegeven oogenblik gebrek aan voedsel krijgen.
In dien
toestand wordt de haverphmt een prooi der schimmelplant.
Wordt
daarentegtMi
dergelijke
met
straatvuil, compost, stalmest
volumineuse stoften gemest, waarin
of
naast het
eigenlijke planteuvoedsel nog andere elementen vooi'komen, die
(Ie
voedende stoften vastleggen, dan treedt de sterfte niet
—
—
122
op, of wordt eventueel de ziekte
zandinfT
met goed zand
heeft
Eene
voorkomen.
dezelfde werking.
kwaal vroeger niet waargenomen werd, terwijl loodzand voor
tocli
lierbe-
Dat de ook wel
bezanden gebruikt werd, wordt verklaard
liet
doordat teen nog uitsluitend compost bij de bemesting werd
Later
gc^bruilvt.
men
is
meststoffen begonnen
op deze oude gronden met kunst-
de resten van de vi'oegere stalmest-
;
en compostbemestingen gingen in omzetting over, hetgeen
nog
sterk bevorderd
wordt door de oplossende werking van
kaïniet, chilisalpeteT enz.,
dat
teil slotte
waardoor
men
zich kan voorstellen
de absorbeerende kracht van den
achteruit gaai en niet voldoende
meer
is
bodem
sterk
voor het goed tot
werking komen vau de toegediende kunstmestbemesting. Er vertoonen zich onregelmatige plekken, waarop in dé eerste plaats de haver mislukt, welke plekken zich eventueel in
den loop der jaren kunnen uitbreiden.
Men meent
imniers ook te kunnen nagaan, dat de ziekte op de oude
dalgronden van
jaaa* tot
Toch zullen
jaar in ergere
mate
niet alle verschijnselen door onze theorie
Wij geven haar
op ongedwongen wijze worden verklaard.
dan ook gaarne voor zijn, dat de
met
te
optreedt.
beter.
Niettemin zou het gewenscht
landbouwscheikundigen zich eens bezig hielden
onderzoeken in hoeverre eene jarenlange kunst-
bemesting invloed heeft op het absorptievemiogen van den
bodem en
of de
grond der zieke plekken in
dit opzicht andere
eigenschappen heeft dan de normale.
Aan de
praktijk
bewuste ziekte in
alle
wending van stalmest
is
het,
verder te onderzoeken of de
gevallen voorkomen wordt door aanof compost, in plaats
kunstmest, door woelen of herbezanden
middelen afdoende
;
Van uitsluitend
en zoo
zijn of slechts tijdelijk een
ja,
of dieze
goed resultaat
Hebben.
Ondergeteekende houdt zich zeer aanbevolen voor mede-
—
123
—
decliug vau uicerdcre bijzoiidcrliodcii sclie
landbouwers
hem
verzoekt de Drent-
cii
eventueel te willen opgeven kampen,
met voldoend groote zieke plekken, om er geschikt een proef op te kunnen nemen.
HoüGKVEEN, 2 Juni 1905.
ELEMA.
J.
P.vS.
ik
i^a het schrijven
van het bovenstaande, ontving
de Noovd-Ouster van 3 Juni
1.1.,
ariikel over hetzelfde onderwerp.
waarin een redactie-
De
heer
het resultaat, dat de alkalische reactie
oorzaak zou kunnen zijn van de ziekte.
Kok komt
tot
van den bodem do
Zouden ook deze
waarnemingen op ouden Yeenkolonialen bodem niet in verband kunnen staan met een verminderd vermogen om sommige voedende
stoffen vast te leggen of het uitspoelen te
2k)u b.v. het kali op
beletten?
een sterk gekalkten veen-
grond onder bepaalde omstandigheden wel voldoende
werking komen?
tot
Prof. Tacke vond, dat hoogveen toch al
geen groot absorptievermogen voor kali heeft, zoodat eene vü'Orraadsbemesting met kali onmogelijk was.
Hoe het ook
zij,
een onderzoek in de aangegeven rich-
ting zou mijns inziens zeer wenschelijk zijn.
Ik wil hier nog even melding maken van het klaver, een diep wortelend gewas,
gelukt te
:
een
steunen.
feit,
wM
feit,
dat
op de zieke plekken
dat mijne opvatting van de zaak schijnt
—
124
GERINGE
KIEItlKRACHT VAN (
Tarwe.
Vervolg van
b'.
1903 GEWONNEN ZAAD.
iN
iG6 van jaarrjatifj
X
)
Bij hetgeen reeds omtrent het slecht
van de uitgezaaide zomertarAve
in
den vorigen jaargang werd
Ook met den
gezegd, wil ik nog het volgende mededeelen.
Heer L. H. Maiisholt over het slecht
opkomen
Uithuizerpolder correspondeerde ik
te
opkomen der zomertarwe.
Ik had dezen Heer
het resultaat van mijn onderzoek (zie vorigen jaargang)
De heer Mansholt antwoordde mij daarop « Uw vermoeden, dat wij hier met de (28 April 1904) werking van eeaie zwam te doen hebben, komt mij hoogst
meegedeeld.
:
waarschijnlijk voor, de verschijnselen in aanmerking geno-
men,
die bij de
kieming en het opkomen van het zaad zich
voordeden. »
Ik ben zoo vrij geweest, den hoofdinhoud van
mee
schrijven over deze zaak
Uw
deelen op eene vergadering
te
van de Noorder Afdeeling van de Groninger Maatschappij van Landbouw; en nu bleek mij, dat landbouwers, die de
— er
zomertarwe vitrioolden, bevredigende
opkomst
waren er
opkomst verkregen,
alles te
wenschen overlaat.
drie
terwijl
—
eene zeer deze
overigens
Zoo zaaide
ik zelf
onder
de meest gunstige omstandigheden prachtige zomertarwe
van 79 KGr. per HL. zonder 31,5 planten
opkwamen
zaaide van 74 a 75 IvG.,
goeden stand verkreeg,
;
te vitriolen,
terwijl
«
Wat
vitrioolde, een' zeer
190 planten per M2.
die ik zaaide, moest grootendeels
M2
mijn buurman, die tarwe
maar deze wèl
n.1.
waarvan per
De
tarwe,
worden omgeploegd
de Schlanstadter zomertarwe betreft, kan
ik
».
nog
meedeelen. dat een landbouwer hier naast mij, deze ook
—
—
125
zaaide, en dat hij ze wegeiis oiivoldoeiulc
opkomst moest her-
zaaien, nitfje/oiulcrd de tanve, die uit één van de zakken
kwam; kon
dit «"(•eideclle
gestaan,
den zolder
o])
soms
die
watermethode van Jensen
gedeelde feit
der nader op terug te komen.
Haver.
opkomen van haver ontving bovengenoemd,
mee-
Ik Loop er hieron-
— sleelit
voorjaar 1904 verschil-
ik in het
Zoo schreef mij de Heer L. H. Mansholt ioi
zijn' brief
Met de haver
denis
»
Ook omtient geringe kiembaarheid en
lende klachten.
«
?
dcMi lieer L. II. Maiisliolt
zeer zeker merkwaardig.
iis
dat een van de
warm werd. Ligt hierin om het ook eens met de waim-
probeeren
te
door
dit laatste
:
tej^en een' schoorsteen
vrij
miisschien eeme vingerwijzing
Vooral
betreffende landbouwer
anders verklaren dan daardoor
dit niet
zakken met zaaizaad
had
De
stond goed.
Probsteier
is
van 28 April 1904
:
het al ongeveer dezelfde geschie-
haver,
deze
in
die
werd
provincie
wegens onvoldoende
geoogst, mo'et voor een groot gedeelte
ü])komst herzaaid worden, 'niettegenstaande het Hektoliter-
gewicht voldoende was (46
a
48 KG.).
Ik telde
hoeveelheid zaaizaad van 200 L. per HA., op
1
bij
M-
eene
opiier-
vlakte bij
enter Probsteier haver van 47
bij
Ligowohaver, die sinds 4 jaar hier
verbouwd werd, van 49 KG. en bij
oi-igineele Probsteiei-
.
IvGr.
.
.
52 })lanten,
1T8 planten,
haver van
49 K(j., bij eene hoeveelheid zaaizaad van 250 L. per
IMijkbaar
is
haar vailerland
in
.
.
.
388 planten.
de origineelo Probsteier haver oniler
dan de enter Probsteier insgelijks
HA.
»
in
190") in
gnn^tiger omstandigheden
geoogst
in
Groningen; de Ligowohaver, die
Groningen werd verbouwd,
rijpt
iets
eerder
— dau de Piobsteier, en in
126
—
scliijnt beter
weer
te
hebben getroffen
den oogsttijd. Waarschijnlijk hebben wij ook in dit geval met eene
besmetting der uitgezaaide haverkorrels door Fusariuvi
doen gehad
met zekerheid
;
maken, daar
ik
valt zulks
evenwel niet uit
geen haverkorrels van de uitgezaaide
die mislukt was,
tot onderzoek
ontvangen heb.
te
te
partij,
Maar
de
volgende waarneming, reeds vermeld in mijn verslag over de werkzaamheden, in 1904 verricht in het phytopathologisch laboratorium, wijst erop, dat wij hier vrij stellig,
evengoed
als bij
't
slecht
ontkiemen van de zomertarwe, met
eene Fusarium-infectie van het zaaizaad te doen hadden,
In Mei ontving ik uit Roodeschool, en in Juni uit Grootegast haverplantjes,
halm,
—
die
aan het ondergedeelte van den
soms reeds aan het onderaardsche halmlid (tusschen
maar mee'stal aan het daarop volgende lid, tusschen den halm en de omgevende bladscheede, eene
korrel en kroon),
—
schimmelmassa vertoonden, welke Fusarium-conidiën voorts bracht.
Deze zwam had de basis van den halm geheel door-
woekerd, en deed aldus de plant sterven. schijnlijkheid
had de Fusarium zich ook hier reeds op de
haverkorrels gevestigd,
na
eerst later,
I^aar alle waar-
't
maar heeft deze zwam
uitzaaien, in
't
in
hoofdzaken
voorjaar, sedert er
meer
regen gevallen was, zich sterk uitgebreid en zoodanig vat op de haverplantjes gekregen, dat deze het
nu
in een reeds
meer
gevorderd stadium van ontwikkeling toch nog moesten opgeven.
Yan den
zaaitijd,
van de geaardheid van den bodem
en van den graad der besmetting van de korrels kan het
hebben afgehangen, óf reeds de
doodde.
op de korrels gevestigde Fusarium later de jonge plantjes
Bij de zomertarwe toch deden wij ook de ervaring
op, dat de rels, óf
of de
kiemende korrels óf pas
Fusarium
óf reeds de uitgezaaide,
wel eerst later de jonge planten doodt
kiemende kor(zie dit
Tijd-
— (Teel
sclii'ifi, r/'u
III
X,
')[)),
1)1.
—
127
cii
Koshiip
noemt,
-snort, dio hij F. nrrndccinn.
stoi-fto bij
Ix'sclii'i jl'i
als (k'
<^oiio
Fusa-
oorzaak van
kiomplanton van gerst en haver in Denemaikeu.
X,
(Zie dit Tijdschrift, deel
Reeds
bl.
101).
in het verslaf]^ over do
—
werkzaamheden,
in 1901:
verricht in het phytopathologisch laboratorium (zie dit deel, bl. 22),
wees
dat in dat jaar in onderscheiden strd^en
ik er op,
van ons land de haver erg aan
mige gevallen werden
in
«
het zwart
»
In som-
leed.
hoofdzaken Clddosporiuin-irxicii-
aan de oppervlakte der stervende bladeren aange-
ficaties
troffen;
andere gevallen traden de Macrosporimu- on
in
Hetcros'poihnnAT\\c\\fiQx\{\£'?,
meer op den voorgrond.
In
hoever deze verschillende conidiënvormen door verschillende
zwammen worden laten; zeker
voortgebracht, moeten
M-ij
in
't
midden
het dat de zelfde zwam, die Macrospoi'iuin- of
is
Hcicvospoi'lu ?/(-conidiën produceert, tegelijk Cladnxpon u m-
conidiën kan voortbrengen.
In mijn werkje
bouwgewassen de
»
(I,
zwartzwammen
Ziekten en Beschadigingen der Land-
« 2'"
druk,
bl.
102-105) wees ik er op, dat
oorspronkelijk saprophytisch leven, en
zich vooral op het graan saprophytisch vestigen,
nadat het rijp
het,
Vidd blijft staan, oog-st
deren,
is
geworden, nog een
Niet slechts de halmen en de bla-
maar ook de aren en de
kleinere of grootere,
korrels,
worden dan met
roetachtig zwarte vlekken,
zwartzwammen gevormd in
wanneer
lang op het
vooral wanneer aanhoudende regen den
doet vertraofen.
Dat
tijd
die door
Avorden, bedekt.
don natten zomer 190^ het rijpe graan dikwijls
veel te lang op het land
worden geoogst,
ligt
moest blijven alvorens
voor de hand.
En
te
kuniuMi
op een in April
1904 ontvangen monster haver, die zou worden uitgezaaid,
werden dan
ook
door mij
(met Chidiisporiinn- en
onderscheiden
zwartzwammen
Spondcs min iii-i'v\\c\\f\c{\\\v) aange-
— troffen.
Zaait
men nu
128
—
korrels,
die
met zulke zwartzwani-
rnen besmet zijn, wh, dan worden va.ak de jonge graan-
zwammen
planten door deze
aangetast
:
sommige planten
sterven reeds als kiemplantjes, andere groeien vrij goed op,
en brengen eene aar of pluim
te
voorscbijn
;
maiar de blade-
ren hebben intusschen gele vlekken gekregen, die
zich.
wel-
dra tot geelachtige strepen uitbreiden, welke later bruin
worden; en weldra worden de bladeren in zoodanige mate aangetast, dat de aar of pluim niet tot voldoende ontwikkeling kan
komen en
tot volledige
de korrels klein blijven, indien
zij
al
vorming geraken.
Misschien moeten sommige der gevallen van
sterfte, in
1904 onder de kiemplanten van haver en tarwe waargeno-
men, worden toegeschreven aan de werking van zwart-
zwammen, en moet dus
in dezen niet alles op rekening
van
de Fusarium worden gebracht.
In ieder geval
kwam
streken onzes lands later in
het zwart
« 't
»
in onderscheiden
seizoen op groote schaal in de
havervelden voor. zoodat gansche stukken daardoor wegstierven.
Deels kan dit geschied zijn doordat de op de
uitgezaaide korrels aanwezige groote uitbreiding erlangden,
op meer gevorderden leeftijd
zwartzwammen niet dadelijk maar de haverplanten eerst aantastten; deels ook kunnen
de in leven gebleven planten besmet zijn geworden door de
zwartzwamconidiën, die zich op do reeds door deze zwam-
men gedoode kiemplantjes hadden Hoewel het mij dus vuldig optreden van
«
ontwikkeld.
vrij zeker
het zwart
»
voorkomt, dat het veel-
in de
haver moet worden
ioe geschreven, hetzij direct hetzij indirect,
digheid, dat de uitgezaaide haverkorrels
aan de omstan-
met zwartzwammen
besmet zijn geweest, zoo bleek toch uit verschillende omstandigheden dat de aard van den grond oorzaak kan de kwaal zich Óf epidemisch en op groote schaal slechts sjx)radisch
zijn, dat
—
-
en in zeer geringe mate vertoont.
óf
wel
— 7aw n.iii
«
mij
wcM'dcii y.wait
lu'l
met
,<)ii(l('u
|)hiultii)
i\v<'(Ml('
licift
ln't
st'lirijvou
V()I<^('ii{lo
voor
in
:
(de
Zij
a
<(K'-
zieke
Decnseho
over eene uitgestrektheid van l/l Are, juist
de ludling van den oprit eener brug-.
en
lamelijk
selierp
weer mi(hlen
plek.
De
plek
is
rond
van de gezonde plajiten geseheiden, in de plek
gezonde planten staan
Hier bleek dus de ziekte beperkt
omgrensde
;i;iiil;il
('('ii
Scliccnida
een stuk origineclc
l)ij
terwijl
.lutii
v;iii
lijdciidc havcrphiiili'H uil
»
kwamen
lji<j,()Avohaver
de
in
—
120
».
tot eene seherp
te zijn
de helling van den oprit der brug
13ij
— is
bodem zeker opgehoogd geworden, misschien met anderen
de
grond dan die van de
rest
van den akker.
In twee der gevallen (het werd reeds over 1904 vernield),
n.1. in
mijn
gevallen, die zich te
Oude Pekela voordeden, bleek tevens
te
in
jaarA-erslag
Tjuchem en
het wortelgestel der
onderzochte haverplanten zeer slecht ontwikkeld en ten deelc afgerot te zijn.
Hier bleken dus ook bodeniinvloeden
werkzaam geweest. tot
te zijn
In een der gevallen werd ons ook grond
onderzoek toegezonden, en toen bleek de bodem zuur te
reageeren.
Meerdere mededeelingen van practici en ook van den
Heer te
J.
Heidema, Directeur der Rijkslandbouwwinterschool
Groningen, wezen er mij op dat het optreden van het zwart
in de haver werkelijk in
verband stond met de groudsge-
steldheid. (Zie overigens ook het belangrijke opstel
Heer «
te
J.
Elenia,
op
bl.
van den
118 van dezen jaargang van het
Tijdschrift over plantenziekten
».)
Er dienen nog nadere onderzoekingen dienaangaande in 't werk gesteld maar het laiit zich zeer wel
worden
;
inzien, dat de bodemgesteldheid
van groeten invloed
de snelheid van de ontwikkeling der planten, de eerste jeugd,
't
zij
ook later; en dat
't zij
—
zwartzwam eenmaal met het uitgezaaide graan,
is
op
alleen in
wanneer de of op welke
— wijze clan ook, op
't
land
—
130
gebraclit
is
— de
meer
of
minder
krachtige ontwikkeling van het gewas aanleiding geeft dat de planten óf geheel aan de
Zaad van kool,
zwam
ten offer vallen, óf slechts
mate ervan hebben
in betrekkelijk geringe
te lijden.
—
In het vroege voorjaar weixl mij her-
haaldelijk zaad van verschillende koolsoorten ter onderzoe-
king toegezonden, met de bedoeling na
te
gaan, of daarop
ook parasieten voorkwamen, die de oorzaak van het ontstaan
van
vallers
«
»
in de kool zouden
mij gebleken, dat deze
Phoma ken bl
vallers
«
zwam,
oleracea, dezelfde
» in
kunnen
zijn.
Later
is
worden veroorzaakt door
die ook de
(Zie dit deel
leveoi roept.
't
»
«
kankerstron-
van het Tijdschrift,
105.)
Ik deelde reeds mee, dat Fhoina oJeracea op geen der onderzochte zaden werd aangetroften.
Er werden
in
't
geheel 17 monsters zaad van Sool onder-
zocht, en wel voornamelijk zaad van het jaar 1903,
maar
ook zaad van 1900, 1901 en 1902.
Over
kiemen
't
dat
;
het snelst
1902 en
geheel bleek het zaad van 1900 zeer langzaam te
'3
;
van 1901 en
evenwel was in
'2
geen groot verschil
zaad langzamer kiemt,
is
kiemde
dit opzicht te
sneller,
bespeuren.
een bekend
dat van 1903
tusschen het zaad van
Dat het oudere
feit.
Het zaad van 1903 bleek, althans wat de meeste monsters Dit zaad was betreft, zwak te zijn, met weinig kiemkracht. blijkbaar slecht gerijpt.
men
Op
het in den thermostaat te kie-
gelegde zaad ontwikkelden zich verschillende schimmels,
met name Penicilhium.
Deze schimmels zaten echter buiten
op de zaadhuid, en deden aan de zich ontwikkelde kiemplan-
Maar op zaden van verscheiden monsters van 1903 bleek ook nog eene zwartzwam te zitten, dde èn
tjes
geen nadeel.
op de
te
kiemen gelegde koiTels èn in kunstmatige' kuituren
—
—
131
nu oens in den Macrosporluw-, dnn in den Sporulcoiuuin-, dan weer in den Altcnuirui-ronn bleek (e fiuciifif'<'<>r(',n. ll(>t
niyc(diuni van dezt'
zwam
maar verbreidde
uilwcndi»:: op de zaadliuid,
soms
in
voor een groot
zal
ged<'elt(!
ziek loeli ook
deze; nimmer, voorzoover ik kon nagaan,
zaadlubben of in de andere deelen der kiem.
zwam kwam evenwel derige ontwikkeling,
in
den thermostaat
al spoedig- tot
weldra, de
en tastte
de
iji
Deze zwartweel-
zaxidlobben
der
kiemende zaden aan, waardoor het kiem])lantje, meestal reeds vóór het zich geheel ontwikkeld had, word gedood.
Ook gezonde kiemplanten, met sporen van de bedoelde zwartzwam besmet, stierven binnen 2 tot 4 dagen tijds. Zaadlobben en stengeltje Morden geel en worden door de
zwam
uitgezogen.
In enkele gevallen werden
tot
'10% van do
in doii ther-
mostaat ter kieming geplaatste zaden gedurende het kie-
mingsproces door de
zwam
Vaak bepaalde
gedood.
zich het
aantal zaden, dat op deze wijze mislukte, tot 4 a 10 %. Bij hetgeen boven werd meegedeeld,
vergeten, dat de
zwartzwam
in
mag
den thermostaat,
niet
worden
bij
hoogere
temperatuur (25°C) en hoog w^atergehalte der
omgevende
lucht, in zeer gunstige condities verkeerde, dus snel voort-
woekerde en vele conidiën (sporen) vormde,
—
terwijl de
koolkiemplantjes onder deze omstandigheden zwakker waren
dan
zij
in de viije
natuur zouden
waren om. aan d© zwartzwam. ten
Het bleek mij dan
ook, dat
zijn,
en dus vatbaarder
offer te vallen.
van monsters zaad, dat door
de zwartzwam tamelijk erg was besmet, wanneer het buiten
werd uitgezaaid, geen in
't
oogvallend groot aantal plantjes
wegbleven of spoedig na de kieming stierven. Zulks neemt niet weg, dat de aanwezigheid van de
zwartzwam op het zaad, ook banen
bij
't
uitzaaien buiten op de
of kiembedden, niet altijd ongevaarlijk zal wezen;
— liooge temperatiuir en
Bij
{Iegelijk het geval
kunnen
wanneer het zaad
in
132
—
fyrnote
zal dit wel
voelitiglieid
en in
zijn,
't
l)ijzonder natuurlijk,
—
bakken wordt uitgezaaid,
Reeds boven werd erop gewezen, dat de hier bedoelde zwartzwani nu eens in den Macrosporium-,
dan
den
in
Sporidesmium-, dan weer in den Alter nar la-vorm fructi-
Met volkomen zekerheid de identiteit dezer zwam stellen, was mij onmogelijk; maar ik wil er hier op
ficeerde.
vast te wijzen,
dat
waarschijnlijk dezelfde
zij
naam Sporidesmium cxitiosum Kühn
Kühn
svs ]\Iont.) door
het koolzaad
I,
»,
Beschadigingen der
bij
131-135),
maar
bl.
die
is,
onder den
= Polydesmais
oorzaak van de
werd beschreven
»
plantenziekten
bl.
als
(
(Zie o.a.
«
van
Tijdschrift over
32-55; E-itzema Bos,
Landbouwgewassen
exitiu-
spikkelziekte
«
»,
«
2^
Ziekten en druk,
II,
die ook eene dergelijke ziekte veroorzaakt
zaadvoortbrengende koolplanten en koolrapen,
terd en andere kruisbloemige planten. Deze
bij
zwam
mos-
veroor-
zaakt zwartbruine vlekken op de liauwen en ook op de takken.
Is het koolzaad door de spikkelziekte aangetast,
dan
bevinden zich buiten op de bovenvermelde zwartbruine plek-
ken van de stengels, takken
eai
met de conidiën der zwartzwam vrij
;
hauwen do conidiëndragers bij het
dorschen raken deze
en er zullen er natuurlijk vele op de uitgedorschte korrels
terecht komen, die in eenigszins vochtige
vastkleven, en dan allicht een
brengen.
Er
is
mycelium
omgeving daaraan tot ontwikkeling
nog eene andere wijze mogelijk, waarop de
zaden kunnen besmet geraken.
Eenige malen Averd door
mij waargenomen, dat het mycelium van Sporidesmiiiin exitiosuni zich door
den wand der hauw heen in de zaadhuid
had verbreid, op dezelfde wijze
als
Ascochyta
op de peulen vestigt, dat doet in de erwten. zooals ik
meen
die het zaad
te
mogen
Pisi^ die zich
Hebben
wij,
veronderstellen, bij de zwartzwam,
van de kooljylanten kan bederven, met Spori-
(hsiiiiii
zaad
III
.ril insii
(
dan kan de
Ie (Idcii,
lil
de heide aan/^-eduide wijzen
(»])
Itcsnict
j)laals«;ii
Wijze, waarop het zaad dient
te
De
uit^ozaaide
kwamen, za,ad,
zaad,
vochtig weer
is
in
liet
liet
bij
vochtig weer
van
inislnkkin<,^
voorjaar
van
hel
voor-
11)04
vraag rijzen, of het niot gewonscht
düoii de
dat gerijpt
van
V(de «•evallen dio
in^' \a\\
worden behandeld,
wanneer het in een' natten zomer rijpt en wordt geoogst.
I
pi-n.
j
is
is,
in een' natten zomer, vooral als het bij
geoogst, eene bewerking te laten ondergaan,
waardoor de eventueel op dat zaad aanwezige
worden gedood.
zwammen
Zeker zal geen practicus die vraag anders
dan bevestigend beantwoorden, wanneer
slechts
middelen
kunnen worden aangegeven om het zaad op eenvoudige en gocdkoope wijze
te
staande regelen van
onlsmetten. dit,
De
ervaringen, in boven-
en in mijn vorig
schrift over plantenziekten
X,
»,
bl.
ai'tikel
Tijd-
(«
152-1G5) vermekl, geven
reods eene vingerwijzing, wat in dezen zou zijn te doen. Allereerst
is
gebleken, dat eene behandeling van de
zomertarwe met kopervitriool,
uitgezaaide
dat
zooals
als
middel tegen brand geschiedt, de Fnsariuni-zicJvte van de
kiemende korrels en van de kiemplanten zeer veel verminIs het
derde. «
vitri(den
»
dus in
als
vochtige ze.mer late
óók
als
len
»
algemeen gewens.cht, het graan
te
men
deze behandeling niet achterwege,
middel tegen do Fusariumziekte der kiemplanten.
Toch mag alleen de
wendig
't
middel tegdn brand, bepaaldelijk na een'
(){)
niet
worden vergeten, dat door het
zwammen kunnen worden
de zaadluud zitten
;
«
vitrio-
gedood, die uit-
terwijl de Ftisdiui
m
zich
soms
ook inwendig in de graankorrels uitstrekt, de AscocJii/fa de
zaadlobben der erwten geheel dooi-woekert, ea de Spon-
desmlum
zich bij de zade
de zaadhuid
uitstickt.
van de koolplanten soms
ITet
is
nu de vraag,
tot
in
of niet liet 10
—
—
134
van de geoogste zaden aan eene lioogei^ tempe-
blootstellen
ratuur in staat zou
zijn,
binnengedrongen zwam uitbreiding te beperken
de ook meer of minder ux de zaden te
;
doeden of altbans baar in bare
natuurlijk met dien verstande,
bet kiem vermogen er niet onder
dait
lij de.
Het kunstmatig drogen van bet voor den zaai bestemde zaad scbijnt vroeger meer in zwang geweest te zijn dan tegenwoordig,
zooals
blijkt
bet zaad zicb op die wijze beter
men meende, van opbrengst
komt zaatl
te
daaromtrent
te
liet
conserveeren, èn omdat
Dat nu bet
laatste altijd bet geval
moeten worden betwijfeld, en Wollny
tot de conclusie dat bet
(2)
kunstmatig drogen van bet
op droge gronden en in droge klimaten in
verwerpen
door
Het gescbiedde èn omdat
bet kunstmatig gedroogde zaad een betere
te krijgen.
zou zijn, scbijnt
wat
uit
Scbindler (1) wordt meegedeeld.
't
algemeen
is.
Scbindler zegt
:
o
Dat bet kunstmatig drogen van bet
zaadgoed in den akkerbouw ooit ergens in
't
groot zou
gescbieden met bet oog op bet doen stijgen van de opbrengst,
onwaarscbijnlijk, daar bet werk
is
te^
omslacbtig
en bet succes tocb nog eenigszins twijfelacbtig.
is
Ook met
bet lijnzaad gescbiedt dit wel niet meer; en waar bet, zooals in Lijfland, in
nog
vrij
algemeen gebeurt,
ligt dit uitsluitend
den klimatologiscben toestand van bet land, waar regen-
achtig weer veel gedurende den oogst voorkomt, waardoor
Ook bet graan kunstmatig gedroogd; maar bet
bet kunstmatig drogen noodzakelijk wordt.
wordt daar zeer dikwijls motief
is
daar, evenals bij bet lijnzaad, de betere conser-
« Die Lehre vom Pflanzenbau auf physiologischer (1) Scbindler, Grundlage . Aligemeiner Theil. (1896), bl, 161-163. (2) Wollny, « Das Dorren der Samen », in « Oesterreichiscbes Landwirthschaftliches Wochenblatt ». 1879, n° 48, ;
— vmi
voering
opbrengst
&
W.
indertijd
ik te
C"^
om
Kiihn
kregen
de
de
bij
bekende
bi('l(iiz:i;ul(<'ler8
dat het bict<'iizaad daar ik
\v<',n(hle
mij
tot
Hij
waaraan
verplichtte
mij
door
Heer
uitvoerige
het volgende ontleen
ik
Toen onze kuituur zich
tot
:
boven 100,000 KG. beet-
worti'lzaad uitbreidde, bleek het dat steeds in
kiemkraeht van ons zaad ver achterstond soorten, en
dt'Ji
inliehtingen betreffende de door liem ver-
resultaten.
ni('(l('(k'elingen, «
van
veilioooing'
de
jiict
Naarden gezien had,
wordt gedroogd,
geregehl
H.
znaiziiad,
».
Daar Kiikn
lid
—
135
bij
't
voorjaar do de Duitsche
ook bij de kiemproeven meer jonge planten
(h»t
ten gevolge van aantasting door schimmels te gronde gin-
De
gen.
reden van dit
alles bleek later uitsluitend te zijn
het grootere watergehalte van het in onze vochtige polders geoogste zaad, dat ook bij het mooist denkbare weer nog steeds »
tot
18%
water bevat.
Wij
zijn dus verplicht, alles kunstmatig te drogen
benedon 15
%
water, en zelfs
In natte jaren, zooals 1902 en
'3
is
dit
nog
niet voldoende.
moet het drogen zeer spoedig
na het oogsten geschieden, d.w.z. zoolang het zaad aan het stroo op het land (afgesneden) luchtig opgezet staat,
van regen
warm weer
of
niet veel te vreezen
duidelijke ontkieming j)laatsvindt,
doch wanneer het zaad droog
zeer, zeer
Dit laatste
bouwer dat
—
voor ons een zeer groote zorg, omdat de land-
luMg kilo's
Komt
wanneer
begint het gevaar;
wordt gehaald, en daarbij niet
van merkt, en
koren eerst moet dorschen
of
duizenden »
in
eerst
er
gaat de kiemkraeht eiken dag achteruit.
er uiterlijk niets
men
schuur
is
is,
;
is
is
geworden.
als
zelfs steeds
beweert
het goed droog in
In 1002 hebben wij ettelijke
daardoor verloren.
echter het zaad direct van het land zelf br(X'iend
en doornat (20 u
2-"5
%
wafer), in de machine, daai zijn de
— resultaten verrassend.
Ik
—
13Ö
lieb zelf
zaad behandeld,
dat. bij
aankomst zóó warm van broei was, dat men er zich aan brandde, en daarbij wit van schimmel, welk zaad in enkele
nren een volkomen goed aanzien had gekregen en eene hooge
kiemkracht bleek
Wat
»
te
hebben.
de temperatuur aangaat, kan ik
U
weinig zekere
gegevens meedeelen, daar dezo voor elke soort van machine verschillend zal zijn; bij ons
is
de lucht in de machine soms
wel GO^C, doch het zaad aan den uitgang niet hooger dan 40°C.
Hoewel
»
wij
nooit
nadeel van hooge temperaturen
hebben kunnen constateeren, drogen wij toch
maal dan
al te
hoog
te
gaan.
liever twee
Dit laatste vindt vooral zijn
reden in de omstandigheid, dat wij in natte jaren gewoonlijk eerst zooveel mogelijk voor het eerste bederf
en dus snel moeten werken, 14
%
te »
om dan
moeten redden,
later alles
nog eens
tot
drogen.
Wat
van den achteruitgang der
betreft de oorzaak
kiemkracht (wanneer het zaad niet gedroogd wordt), geloof ik dat dit slechts gedeeltelijk op te
voeren
;
schimmelwoekering
is
terug
wel komen er in vochtig bewaard zaad meer
schimmels voor en worden ook meer kiemplantjes aangetast,
doch lang niet in verhouding
mende
korrels.
door en door met mycelium bezet 't
ook geringe
mende
korrel
vermindering der kie-
tot de
Daarbij komt de kiem, die zeer sterk en
—
is,
—
toch steeds tot
ontwikkeling; terwijl er
van ontwikkeling geen sprake
bij is.
zij
de niet kie-
Wij zouden
dus moeten aannemen, dat het kiempje reeds binnen het zaad zoo sterk aangetast was, dat het gedood werd
;
maar
dan zou in het kiembed zich zulk eene sterke woekering zeker wel kenbaar maken, en dit laatste ziet
men
tische
is
niet het geval.
Wel
op sommige niet kiemende zaden soms saprophy-
zwanunen, maar nooit sterke woekering van Pythmm,
— l'Junnii, vwA.
137
zwanimcii diu do kicniplaiilfii
([JiirasitisfLc
»
—
—
vaii bieten doodeii).
ILoc^wel uit de bovenaangeliaaldtj
dat
Iviiliu blijkt,
liet
drogen van bet
niet in de eerste plaats gesebiedt te>
woorden van den lieer bieteiizaa
om
scbadelijke
Naarden
zwammen
maar vooral om onafhankelijk daarvan de
besl lijden,
kiembaarbeid van bet zaad
te
vergrooten, zoo laat bet
zieli
toeb wed begrijpen, dat in natte zomers, wanneer de oogst
voebiig binnenkomt, ook vel© korrels zitten, in de
— misschien
zwammen, die buiten op de zwammen, welke reeds
ook wel
zaadbuid zijn binnengedrongen,
— door tijdig drogen
van bet geoogste zaad zullen worden gedood. is
althans in laag gelegen,
het,
In natte jaren
vochtige streken, zeker
gewenscht, het voor den zaai bestemde zaad to drogen.
De
125 vermelde ervaring van een' landbouwer wijst daar
oj) bl.
Het
ook op.
hier minder do plaats, nauwkeuriger aan te
is
geven, op welke wijze dat drogen het best geschiedt. J.
RlïZEMA Bos.
Amsterdam, Mei 1905.
KORTE niEDEOEELINGEN.
VI.
Bcilrd(jc
Pilzgallcn von zijden,
=
Ü.
1
platen), Leipzig, M'ilhelm
Engelmann.
Prijs 2
Mk 60
1.60.
Het
zij
mij vergund,
noemd werk aan van
zur lihusiologischoi Anatomie da' Riitcr von Guitenherg (70 blad-
Hermann
tle
te
hier
met enkele woorden bovenge-
kondigen, dat niet zoo zeer voor den
man
praktijk als wei voor den beoefenaar van de wetenschap-
pelijke phytopathologie
veel
belangrijks
bevat.
Schrijver
— —
wijst er op, daf
—
138
lerwijl onze konnis
van de
planten
in
zwammen, met name wat haren bouw en hare
parasiteerende
ontwikkelingsgeschiedenis betreft, in de laatste jaren zeer
—
vooruitgegaan
zwammen
de veranderingen, welke deze zij
En
onderwerp
zijn
bij
de planten, waarin in
't
werk
de onderzoekingen, die er dan nog omtrent dit
gedaan, houden zich voornamelijk bezig met
de beschrijving van den
zwammen
bij
nog maar weinig zijn
parasiteeren, teweegbrengen,
gesteld.
is
nauwkeurige onderzoekingen omtrent de
houw
der misvormingen, door de
planten teweeggebracht, soms ook met de wijze,
waarop zich deze misvormingen ontwikkelen aan eene weten;
schappelijke
verklaring van haar ontstaan wordt weinig
—
aandacht gewijd.
Nu weten
wij omtrent de oorzaken van
de bedoelde misvormingen, welke «
galvormingen
niets;
»
kan aanduiden,
men voor eigenlijk
directe chemische of phj^sische
een gedeelte als
nog zoo goed
als
inwerkingen van den
parasiet op de voedsterplanten spelen daarbij niet de hoofdrol
:
er gaat van den parasiet een prikkel uit, die groote verande-
ringen in de weefsels der vocdsterplant kan doen optreden;
maar hoe
die prikkel
hoogstens vermoedens.
komt, daaromtrent bestaan
tot stand
Met
Guttenberg ook niet bezig
;
dit
probleem houdt zich von
zijne
onderzoekingen hebben het
doel, te trachten, het optreden
van nieuwe weefsels en het
veranderen van bestaande weefsels te verklaren
welke de
zwam
punt onderzocht
hij
els,
aangetast
onoschatellina
Alpenrozen,
Bursa pastoris), wanneer
het
Albugo candida {Cysiopus candidus),
aangetast door
plant,
de functies, Uit dit oog-
de vorming van nieuwe weefsels
herderstasche (Cajisella getast door
uit
van hare vocdsterplant verlangt.
,
Exoascus amentorum,
door
Ustilago
Maydis,
aangetast door Puccinia
aangetast
— —
bij
bij
bij is
—
het
aan-
bij
de
de maïs-
Adoxa
Adoxae, en
bij
door Exobasidium Rhododendri.
Nadat de verschillende vervormingen,
die de
organen van de
— bovenvermelde
door
planten
zwammen
parasitische
—
130
de werking-
der aangegeven
ondergaan, uitvoerig voor ieder geval
apart l)ehandcld zijn, laat de schrijver aan het slot van zijn
werkje een algemeen overzicht over de verkregen resultaten volgen.
—
Eerst bespreekt
hij
dan de veranderingen,
die de cellen
der voedstcrplanten onder den invloed der parasieten onder-
gaan.
In
't
algemeen laat zich
cellen,
bij
zwam
vloed van eene parasitische
staan,
die
onder den in-
eene vermeerdering
van het protoplasma, eene grootere dichtheid en eene grootere ondoorzichtigheid
van het protoplasma de
zwam
Ten
in
slotte
't
De vermeerdering
daarvan constateeren.
zonder twijfel het gevolg van de door
is
leven geroepen verhoogde activiteit der cel.
kan het protoplasma echter toch verdwijnen,
wanneer het geheel en
al
nl.
door den parasiet als voedsel ver-
bruikt wordt.
De buitenste laag van het protoplasma wordt overal,
waar hyphen
of
haustoriën (zuigorganen) in de cel binnen-
dringen, ingeslulpt.
Bedoeling van
dit
proces
is,
het proto-
plasmalicliauni der cel van den parasiet afgescheiden te houden,
en aldus den dood der cel te verhinderen.
Dikwijls scheidt
deze buitenste protoplasmalaag eene dunne laag cellulose af,
waardoor de hyphen geheel
De celkern gedraagt ongelijk, ting,
maar
zij
soms eene
of gedeeltelijk
zich in verschillende gevallen zeer
ondergaat toch
deeling.
omgrensd worden.
Ook
in
't
algemeen eene vergroo-
de kernlichaampjes vergrooten
zich en vermeerderen zich door dceling. Bij
sommige der weefsels van de galvormingen,
door de werking van parasitische
welke
zwammen ontstaan, neemt
hoeveelheid celvocht in de cellen toe, in andere neemt Dikwijls treedt anthocyaan erin op.
Waarschijnlijk
de
zij af.
is dit
het
gevolg van een hooger gehalte van het celvocht aan suiker; zooals Overton in andere gevallen heeft aangetoond, dat het
—
—
140
optreden van de bovengenoemde roode
kleurstof aan
toename van het suikergehalte der organen gebonden
eene
is.
De cellulosewand kan onder den invloed van parasitische
zwammen hij
Vooreerst wordt
groote veranderingen ondergaan.
dikwijls tot verhoogden groei geprikkeld.
blijft
Dikwijls echter
de verhouting van den cellulosewand uit; en in
meen ondergaat
hij
verschillende veranderiiigen,
minder weerstandbiedend tegenover de
worden de celwanden
gom omgezet
in
:
zwam
dit is
alge-
't
hem
die
Soms
malden.
een beschermings-
maatregel van de voedsterplant ten opzichte van den parasiet, evenals de afscheiding van nieuwe celluloselagen
nengedrongen hyphen en haustoriën,
—
rondom
bin-
Vervolgens behandelt Guttenberg de cigen^Sirdige. weefsels, die in do
door
zwammen
veroorzaakte gal vormingen optreden.
De anatomische veranderingen, welke een door do aantasting door eene
zwam
orgaan
of ander
ondergaat, moeten in hoofd-
zaken daardoor worden verklaard, dat het ingevolge van de inwerking dezer Zij
zwam
verandert wat zijne
zijn vooral verschillend van elkaar,
functie
naarmate
jeugdigen of meer volwassen toestand door de
zij
betreft. in
meer
zwam worden
aangetast.
Wanneer de
weefsels reeds in den toestand van meristeem
onder den invloed van den parasiet komen
gaan
zij
te staan,
dan onder-
zeer groote veranderingen, en accomodeeren zich ge-
heelaan de behoeften van dezen.
De zwam
stelt
zekere eischen
aan de voedsterplant wat betreft de functies, die deze voor haar
moet vervullen, en de plant vormt
in
verband daarmee verschil-
lende weefselsystemen, welke daarvoor geschikt zijn.
vooral
het
huidweefsel,
het leidingsweefsel,
Dat
zijn
het weefsel
voor de ophooping van reservestoffen. Het huidweefsel wordt door de epidermis gevormd.
in
De
verreweg de meeste gevallen «
Pilzgallen
»
hebben
dit, in
zooverre het als beschutting tegen te krachtige transpiratie dient, even
goednoodig
als de
normale plantendeelen
;
en even-
- in — zeer hebben
liehoefle
zij
aan eono laag, die ze beschermt tegen
Maar toch hebbeu de door zwammen
uitwendige invloeden.
veroorzaakte misvormingen gewoonlijk eone dunnere opper-
huiddan de normale plantendeelen, daar deze gemakkelijk moet
kunnen barsten al
of verscheurd
worden, omdat de sporen meest-
inwendig worden gevormd en eerst door het barsten der
opperhuid naar buiten kunnen treden. zijn
dan gewoonlijk ook
Met het oog hierop
misvormingen, die door
bij
worden veroorzaakt, de opperhuidscellen de inrichtingen, waardoor
di<'
is in
niet in het bezit
van
van normale plantendeelen ge-
woonlijk stevig aan elkaar bevestigd
Het leidingswcefsol
zwammen
zijn.
de gallen meestal sterk ontwik-
keld; en zulks wordt gemakkelijk verklaard door de omstandigheid, dat de voedingstoffen voor den parasier meestal niet in
de gallen zei ven door assimilatie worden gevormd, en dus aan
dezen moeten worden toegevoerd die de
zwam
Al naar de soort van stoffen,
bovenal noodig heeft,
verschillend.
Dat
in
is
de
bouw
der vaatbundels
de vaatbundels de tracheeën door tra-
cheïden vervangen worden, laat zich waarschijnlijk gevoegelijk aldus verklaren
van water noodig
als
:
dat niet zoozeer eene snelle voortgeleiding
wel eene ophooping van groote massa's daarvan
is.
Thans bespreken
wij het weefselsysteem, dat voor de op-
hooping van reservestoffen dient.
Dit weefselsj^steem
neemt
wel het grootste gedeelte van de gallen in. Deels dient het voor de ophooping van bouwstofifen (voedingsweefsel), deels fungeert
het als waterreservoir.
Het voedingsweefsel bestaat
wandige parenchymatische
cellen,
dende reservestof fungeert het zeer
Het waterweefsel
is
dun-
waarin zeer veel zetmeel en
ook opgeloste koolhydraten aanwezig plasma.
uit
zijn.
Als stikstof hou-
rijkelijk
voorhanden proto-
gekenmerkt door zeer dunne
cehvanden, die inzinkingen en opzwellingen vertoonen, alzoo golfvormig gebogen
zijn,
zoolang het weefsel niet met water
—
142
— strekken zich de celwanden
overvuld
is
geheel.
Het waterweefsel der gallen heeft dus den zelfden
bouw
in
;
als het
laatste geval
't
waterweefsel, dat
normalen toestand aantreft. zijn
aan
men
sommige planten
bij
Dat de cellen van
dit weefsel rijk
voor de hand.
cel vocht, ligt
Het waterweefsel en het voedingsweefsel kunnen verschillende weefsels van de normale plant ontstaan
blad ontstaan
zij
in
uit zeer :
in het
óf uit het palissadeweefsel, óf uit het spons-
weefsel, óf uit beiden; bast, mergstralcn en
in
stengels en takken ontstaan
merg; maar ook
uit
zij
uit
de elementen der
vaatbundels en uit de epidermis kunnen water weefsel en voedingsweefsel gevormd worden.
Voor de vorming van deze
weefsels bestaan dus alleen physiologische gronden. Intercellulaire holten zijn in de weefsels der « Pilzgallen »
gewoonlijk niet of niet dan spaarzaam aanwezig.
—
In het bovenstaande heb ik een beknopt overzicht trachten te
geven van den inhoud van Guttenbergs werk, dat zaken
behandelt, die gewoonlijk in de boeken over phytopathologie niet
dan op zeer onvoldoende wijze worden besproken.
de onderzoekingen van Guttenherg gebied,
waarop
is
zich tot dusver slechts
Door
een stap gezet op een
sommige onderzoekers
hadden bewogen, en dan doorgaans nog niet anders dan toevallig. «
Er moot echter nog heel wat gebeuren, eer men met de
Pilzgallen
gekomen «
als
Zoocecidiën
Beyerinck
of
»
Mj^cocecidiën zoo
met de insektengallen >.
zoo
,
goed op de hoogte of
in
't
algemeen
is
de
waaromtrent vooral onze landgenoot Prof. hoogst
belangrijke
onderzoekingen
heeft
ingesteld. .1.
R. B.
—
—
143
VII. IhicariiKj van znml.
F.
D""
AV.
J.
iruiigor
14"
(Teysmaniiia,
Jaargaiif^,
om
aH.) lioeft do laalslo jaron volc proovcii g'oiioinoii
V2''
l)owaringsnielli(Klo voor tabakzaad in Dcli io viiuU-n hi'OTin
op
pHMvoiiiH'ii
vol^ondo
do
worden
wijze
bij droog,
een
oii
is
Hot zaad moet
p^oslaag^d.
warm
;
weer, en
mag
niet onrijp
Zoo noodig moet bet op een droge en koele plaats uit-
zijn.
Wanne«r bet goed gedroogd
gO'spreid worden.
is,
moet bot
bowaai'd worden in goed sluitende bnssen, waarin tusschen
bet zaad boutaseb
twee eiscben, die stellen, n.1.
is
Deze
gestrooid.
men
stof voldoet
aan do
aan een dergelijke middenstof kan
zwak alkaliscb
te zijn,
zoodat elke zuurvorming
en daarop volgende besebimmeling wordt tegengegaan verder zwak bygroscopiscb te zijn,
half
jaiar
%
en
binding.«stof voor
als
eventueele voebtigbeid van bet zaad.
;
Tan
zaad,
dat een
op deze wijze wa.s bewaard, Avas de klemkracbt maar
terwijl vain droog zaad, bewaard was, de kiemtoevoeging van boutaseb zonder dat
22
lager dan van het versche zaad
kraeht met 47 niet houtasch
%
was afgenomen.
bewaarde zaad veel
;
Bovendien kiemde het
sneller.
Q.
YIII. Vergiftiging door l^opersulfaat.
Dai
zelfs
zonder gevaar
W.
»
uitwendig inwrijven met kopersulfaat niet is,
blijkt uit een bericht in hot
«
"Wiener Med.
1904, 22 Oct., wa«r een geval vaji vergiftiging wordt
vei-meld, dat
voorgekomen was
bij
een
.soldaat.
Ilij
bad.
—
—
144
tegen uitslag, 5 a 6 gram kopersulfaat, opgelost in melk, op
liet
Door de huid was deze
hoofd gesmeerd.
nomen, met
dit
gevolg dat 24 uur later zich vergiftigings-
vorm van darmontsteking en braking
verschijnselen in den
In het braaksel werd een belangrijke hoeveel-
voordeden.
De
heid koper gevonden.
Nu
stof opge-
zal
patiënt genas spoedig.
wel niemand, die Bordeaussche pap bereidt,
kopersulfaat in groote hoeveelheid op gevoelige huidplaatsen
wTijven.
Maar
het
na de bespuiting aan de handen
is
is
toch altijd aan
flink te reinigen
te
raden, zich direct
van het koperzout, dat
blijven zitten, en van de pap die door
afdruipen op het aangezicht
is
gevallen.
Bordeauxsche
paj)
bevat overigens koper in minder gemakkelijk opneembaren
vorm, dan kopersulfaatoploi&sing. Q.
IX. HandbucJi der FüanzenkranMicitcih von Prof. 3"^,
Soraucr;
vollstandig
Gemeinschaft mit Prof. (jpgchen vort Prof.
Z)""
neuhearheitete Lind
und
If"
L.
Pmil
Anüage,
Reh
in
heraus-
D" P. Sorauer.
In 1874 verscheen van dit werk de eerste druk
van 40G bladzijden;
D""
in 1886 zag de tweede
:
een deel
druk het
licht,
vam 920 en van 456 thans liggen vóór mij twee aflevea-ingen van den
en wel in twee deelen, respectievelijk bladzijden
;
derden druk, die volgens den prospectus een' omvang krijgen van 90 a 96 vel,
d.i.
1440 a 1536 bladzijden.
zal
Een
van Sorauer, dat in afleveringen verschijnt, wordt ten slotte altijd grooter dan oorspronkelijk geraamd werd, en het zou mij niet verwonderen werk echter van den aard
als
de
als dïit
omvang wel een paar duizend
bladzijden werd.
Dat
—
U5
—
icdcic iiicnwo diuk zoovim'I niccr ouivaiif^ii
vorige, dal
van
jicn
nounuk'
kennis van di'w i'crstou
werk
zijn
und
(jartuer
van
luuHlzaki'li jkr gn-volg-
liet
is
(iiizc
druk zoo 1(S74
iii
— van
»,
boek
ofschoon
—
Bütaniker
für
;
voor practici
het
Landwirte,
ook
toeh
veel
i
j-
Soi-aiU'r
»
voor
kon inen
mei kwaardigs
Gartner,
schrijver alras dat het
omvangrijk en te moeilijk te verstaan was,
te
hoezeer hij ook,
als
oud-practicus, steeds de belangen der
Speciaal voor den pra
oog had gehouden.
't
vciscli
Handbuch der PflanzenFoi-stleute mid
«
maar het bleek den
»;
praktijk in
heette
df
Landwirte,
für
plantonzit'ktekundigen
«
De tweede druk
krankheitedi
«
(l;iii
oiuslaiidi^ln'id,
zcci' is {((•«••(Mionicn. c'<3ii
toen nog ter nauwernood spreken bevatte.
dt;
planicii/iokk'u sodori lid
d<'
rorstleiite
phuitkuiulig-cn
woidl
jl<
cus schreef hij dan ook weldra een afzonderlijk werk (188S), getiteld
De
«
Die Schaden der cinheimischen Kulturpflanzen
».
derde druk blijkt, hoezeer ook nu nog steeds op de prak-
tijk het
oog gericht
blijft,
toch voor den gewonen praeticus
veel te omvangrijk te zijn en te veel wetenschappelijken zin bij
den lezer
te veronderstellen,
om
het nog een handboek
voor den gewonen landbouwer, den tuinman, enz. te noemen.
Het
is
blijkbaar in hoofdzaken voor den geleerde van het vak
Trouwens aan een omvangrijk boek, dat èn
geschreven.
de algemeene grondslagen van de ziektenleer der planten
omvat èn tevens belangrijks behoefte,
't
alles
samenvoegt wat er op
Is bijkans
Sorauer verscheen.
20 jaar geleden, dat de
»
2"
druk van
Het meest compleete werk op phytopa-
thologisch gebied was tegenwoordig 1'rank's
der Pflanzen
dit gebied voor
verschenen, was in de laatste jaren groote
is
(1880),
maar
't is
«
Krankheiten
nu ook alweer
tien jaren
geleden (1895), dat de tweede drnk van dit boek het licht zag; tien jaren, waarin op plantenziektekundig gebied veel is
gewerkt en veel
is
nagedïicht.
—
—
146
Met vreugde begroeten
wij
daarom de verscliijning van
den derden druk van het hoogst belangrijke werk van den veteraan op pbytopathologisch terrein, van den man, die jaren lang zooveel heeft bijgedragen tot de vermeerdering
van onze kennis op
't
gebied van de ziektenleer der planten,
en die voortdurend, ook
i'eeds in
den eersten druk van zijn
werk (1874), erop wees, dat het bij parasitaire plantenziekten niet alleen op de studie van den parasiet aankomt,
maar ook op de
die de ziekte veroorzaakt,
studie van de
omstandigheden, die den parasiet in zijne
ontwikkeling
begunstigen of belemmeren, en op die van de meerdere of
mindere dispositie van de voedsterplant voor den aanval
van den
parasiet.
Het moet
als
een groot voordeel worden beschouwd, dat
het boek van Prof. vSorauer in de derde uitgave door drie verschillende personen wordt bewerkt, en in verband daar-
mee
in drie deelen verschijnt. Sorauer zeli bespreekt in het
eerste deel vooreerst
ziekte
algemeene zaken,
heeft te verstaan,
omge^dng afhankelijk tisme
n.1.
wat men onder
hoe de organismen van hunne
wat het wezen van het
zijn,
parasi-
wat omtrent erfelijkheid van ziekte en ziekteaanleg,
is,
omtrent degeneratie, omtrent de oorzaken van vatbaarheidsgraad voor bepaalde ziekten delt hij de geschiedenis
te
zeggen
valt.
Yerder behan-
van de ziektenleer der planten van
de oudste tijden tot op heden.
Na
deze algemeene inleiding gaat Sorauer voort met in
het eerste deel te bespreken
den invloed van ongunstige
:
toestanden des bodems (ligging, ongunstige physische toest.and,
overvloed van water en van voedende stoffen, gebrek
aan water en aan voedende behandeling vorst, te
van
stoffen).
schadelijke
Daarna volgt de
atmospherische
invloeden
hooge temperatuur, gebrek en overmaat van
invloed van hagel, stoiin, bliksem.
:
licht,
Verbolgens die van de
;
\vorl
van
.schailclijla'
147J-
«iolfcn in atmospliccr
<'ii
worden de verwondingen behandeld en
slotte
Ixxlom.
wat
;il
daarmee saineuliangt (veredeling, stekken). Prof. JAiulau behandelt in het tweede deel do ziekten,
welke
bij
planten M'orden teweeggebraeht door andere (para-
sitisehe) planten.
Eerst worden de ziekten besproken, die
door slijmzwammen en door bacteriën worden veroorzaakt
daarna zullen de ware
zwammen
draadzwammen, de zaadplanten of Phane-
of
wieren of Algen en de para,siteerende
rogamen worden behandeld.
Reh heeft de bewerking vim het derde deel op zi(di genomen hij zal achtereenvolgens geven 1" eene inleiding, D""
:
;
waarin de levenswijze der sckadelijke dieren, de wijze van beschadiging, enz. nit een algemeen gezichtspunt worden
behandeld
;
2°
een overzicht van de voor de kultuurgewassen
schadelijke dieren uit de groepen der wormen, schaaldieren,
duizendpootachtigen, mijten, insekten, gewervelde dieren; 3°
de behandeling van de bestrijding dezer schadelijke die-
ren, waarbij achtereenvolgens ter sprake
komen
:
de natuur-
lijke vijanden uit het dierenrijk, die uit het plantenrijk,
de mechanische en chemische bestrijdingsmiddelen en de
daarvoor benoodigde toestellen;
4°
de beteekenis van de
dis-
positie der planten voor aantasting door dieren.
Tusschen
de
drie
medewcrkei's
bestaat
natuurlijk
overeenstemming in de wijze van behandeling; maar overigens bewerkt ieder van hen zijn gedeelte geheel zelfstandig.
Ook verschijnen de kelijk
afleveringen van de drie dcclen onafhan-
van elkaar.
Zoo zijn dezer dagen verschenen
afl.
1
van deel I en
afl. 1 van deel II. Het groote voordeel van de bewerking van den nieuwen druk van Sorauer's standaardboek door drie pei'sonen is niet
slechts, dat
nu
ieder
van de medewerkers
juist dat gedeelte
van het uitgebreide vak der phytopathologie voor zijne rekc-
—
148
—
neemt, waarin hij het best thuis
iiing
is;
maar bovenal
ook,
dat het alleen op die wijze mogelijk wordt, het geheele boek
binnen betrekkelijk korten
tijd te
er anders verscheiden jaren
mee zouden gemoeid
doen verschijnen, terwijl zijn, zoodat
het eerste gedeelte reeds verouderd zou wezen, wanneer het laatste gedeelte verscheen
een verschijnsel,
:
omvangrijke
bij
werken niet vreemd.
Yolgens in het prospectus gedane
belofte zal het geheele
werk tegen
't
einde van 1906 gereed
Zoo laat zich dan verwachten, dat de litteratuur bin-
zijn.
nen korten
tijd verrijkt
wordt met een boek, waarin zoowel
de algemeene begrippen omtrent het optreden van plantenziekten en -beschadigingen en omtrent de bestrijding van deze, alsook in
't
bijzonder de verschillende plantenziekten
en beschadigingen uitvoerig worden behandeld. onmisbaar blijken
zal
te
zijn voor ieder,
Dit boek
met de
die
zich
tegenwoordig zoo snel ontwikkelende phytopathologie op de
Zonder twijfel
hoogte wil blijven. plaats voor den
niet
man van
't
zal het in de allereerste
vak berekend wezen
wegneemt dat de ontwikkelde
;
wat echter
practicus, die vrijen tijd
tot zijne
beschikking heeft, het boek met vrucht kan raad-
plegen.
He^t
is
zoodanig geschreven, dat ook hij, die weinig
voorbereidende kennis heeft, het kan begrijpen, mits hij er ernstig in studeere
;
en nooit
is
uit het oog verloren dat de
phytnpatholögie in het belang van de praktijk moet werk-
zaam
zijn.
Volgens het prospectus verschijnt de derde druk van het werk van Sorauer in IG tot 18 afleveringen a 3 (/
1,80) per aflevering.
J.
Mark
R. B.
JEAN SOUHEUR, Antwerpen Fabrikant van minerale producten.
—
—
Gekristalliseerde koolzureAsbestine of amiantc in poeder. Mineraal wit. Mika. kalk. China Clay (Koalin). — Feldspath. Mangaan in poeder. Zwavelzuur barium. Fluorspath Potlood of graphiet. - Silicatine (calorifuge). Goprecipil eerde zwavelzure kalk. — Talk van Venetië en van Frankrijk. Puimsteen in stukken en in poeder. Plastische aardsoorten,
—
—
— —
—
—
—
— —
AGENT
voor het verkoopen van stecnen en platen van kunstdienstig voor het maken van wanden, zolderingen (plafonds), vonten en afsluitingen van allen aard, b. v. voor de afscheiding van vochtige, koude of warme lokalen en voor het bckleeden van ketels en dergelijke toestellen.
ALGEMEl'^N
matigen Tuf,
FOSTITE! Het Fostite-Poeder en de Fostite-Pap zijn de beste middelen voor de behandeling der ziekten van den VVijnstok, de Tomaten, de Aardappelen, de Rozen, de Bloemen, enz en vernielen al het ongedierte van de planten, zonder de planten te schaden. Deze producten ,
zijn
M.
aanbevolen door ANGENOT, doctor :
in wetenschappen, leeraar van praktische scheikunde aan het handelsinstituut te Antwerpen; M. MEES, algemeen bestuurder van « La Roseraie Beige » te Jette Saint-Pierre M. A. DE SMEDT, onderpastoor te Saint-Pierre-Cappelle bij Edingcn M. S. JACOBS, pastoor te Hellebecq (Hain) ; M. F. CLAREBAUT, pastoor
C.
;
;
te Moerbeke bij Geeraardsbergen. Mijne producten zijn gebruikt in de openbare tuinen te Berlijn, in de Koninklijke tuinen te Stuttgart, in de vermaarde Palmengarten te Frankfort a/M door de " Raffeisen-Instituts " te Straasburg, enz. Het officieel verslag van het Instituut voor plantenphysiologie en plantenziekten te Berlijn, zegt dat FOSTITE er met goeden uitslag is aangewend geworden en dat men het zich ieder jaar met voldoening herinnert. Daarenboven is de FOSTITE aanbevolen in Zwitserland door de comiteiten voor het planten van den wijnstok en bijzonderlijk door het comiteit va» Zurich. Kostelooze toezending van de brochure met uitleggingen aan ieder, die ze vraagt aan ,
M«^
JEAN SOUHEUR,
PN EU
Antwerpen.
SLUITING M A T ISCHE HERCULES Fabruiekmerk
(Gebreveteekd)
:
j^^^l
DOOn MIDDEL
^M
VAN DEN BAIN-MARIE
•'
OF VAN HET
UITPOMPEN DER LUCHT.
(waterbad)'
(1)
Gesloten glas.
Eenig systeem dat de conservedoozen en
alle
andere potten en
glazen, zoowel voor vloeistoffen als voor vaste lichamen, luchtdicht
en werktuigelijk sluit. Groote spaarzaamheid van werk en stof. Gemakkelijke en geheel gewaarborgde toepassing door het waterbad bewerking, ^f j^gt verdunnen van de lucht. Dit sluitingssysteem is aangenomen door de bijzonderste consorvefabrieken van de wereld. Fig. 1 stelt een definitief gesloten flesch voor Ög. 2 de flesch vóór en fig. 3 na de bewerking. Voor meer inlichtingen, het toezenden van stalen en de vergunning voor den verkoop van üt product, zich te wenden tot (2)
Vóör
fie
;
Phytop&thologisoh L&boratoriam
WILLIE COMMELIN SCHOLTEN
te
Amsterdam
KN Kruidkandig Genootschap
DODONAEA
te Gent.
TIJDSCHRIFT
PLANTENZIEKTEN ONUER KEDACTIR VAN
Prof.
Dr.
J.
RITZEMA BOS,
Directeur vao het Phytopathologisch Laboratorium Willie
Commelin Scholten
te
Amsterdam.
ELFDE JAARGANG. Zesde aflevering.
GENT,
BOEKHANDEL
J.
1905.
VUYL
S
TEK
E.
INHOUD. —
Proefnemingen omtrent de bestrijding van het Bitzema Bos. stengelaaltje (Tjdenchus devastatrix) en het bieten- of haveraaltje 149 (Heterodera Schachtii) III. Rapport over het proefveld in den Nieuwlandscher. polder, ter opsporing van bestrijdingsmiddelen tegen het stengelaaltje, 1905 (door J. Oortwijn Botjes en J. Ritzema Bos).
J.
H. M. Quanjer en A. VÜPtheim.
—
Een geval van beschadi162
ging der vegetatie door rook
Ritzema Bos.
—
De Amerikaansche meeldauw van de kruisbes een nieuwe vijand (Sphaerotheca mors uvae Berk et Curt) 170 der bessentelers in aantocht naar Europa
J.
:
Résumé uit de
ingeleverde vragenlijst omtrent het haveraaltje " 177 Statuten der Nederlandsche Phytopathologische (Plantenziekten181 kundige) Vereeniging Huishoudelijk reglement der Nederlandsche Phytopathologische 183 (Plantenziektenkundige) Vereeniging «'
.
.
NEDERLANDSCHE PHYTOPATHOLOGISCHE VEREENIGING. D^^
Ingevolge een besluit, genomen in de vergadering van Nederlandsche phytopathologische -.Vereeniging, gehouden te Amsterdam op 10 Febr. j. 1., wordt voortaan aan de donateurs en de leden van voornoemde vereeniging een exemplaar van dit
de
« Tijdschrift
over plantenziekten
»
toegezonden. D-- J.
RITZEMA BOS, Voorzitter.
nts^'-'i««^-
TijDSCH.
O.
Plantenziekten
PXAAT
VI.
Phytopathologisoh Laboratorium
WILLIE GOMMELIN SCHOLTEN
te
Amsterdam
EN Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te
Gent.
Tijdschrift over Plantenziekten ONDER REDACTIE VAN
Prof. D^
Elfde Jaargang.
—
6*=
RITZEMA BOS.
J.
December
Aflevering.
igoS.
OMTRENT DE BESTRIJDING VAN HET STENGELA<JE [Tylenchus devastatrix) EN HET BIETEN- OF HAVERAALTJE
PROEFNEHIIIIGEN
[Heterodera Schachtii). (Vervolg van jaargang X,
III.
RAPPORT OVER HET PROEFVELD
IN
bl.
121.)
DEN NIEUWLANDSCHEN POLDER
TER OPSPORING VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN TEGEN HET STENGELAALTJE, 1905.
Dit rapport
is
een vervolg van
liet
verslag over
proefveld in 1904, dat op bl. 115-124 van deel «
Tijdschrift over plantenziekten
Zooala
men
liet liet
voorkomt.
in 1898 klaver
is,
— 1899
— 1900 paardeboonen — 1901 gerst — 1902 haver en
1903 paardeboonen. sterke
van
in dat verslag zien kan, groeide op het stuk
land, ^vaarin het proefveld gelegen liaver
»
X
De
beide laatste gewassen leden in zeer
mate aan de Tylenchusziekte
aangenomen, dat de
;
ziekte, die zich in
terwijl
mag worden
1899 in de haver ver-
toonde, aan dezelfde oorzaak te wijlen was.
—
10
— Op de
—
150
perceelen A, B, C,
D
en
E
(zie plaat
in 1904 liaver, welke overal zeer erg ziek
invloed van herfst 't
de
bodembewerkingen in den
verschillende
van 1903 en
't
YI) groeide
was en waarbij de
voorjaar van 1904 nauwelijks of in
geheel niet waargenomen kon worden, zoodat
mag aannemen
meü
gerust
dat deze invloed gelieel wegvalt voor de
volgende vrucht.
Onder de haver waren gezaaid en wel op perceel bastaard-, op
De
A
verschillende
witte, op perceel
D
C Lucerne- en op
veldjes
a^
—
bg
klaversoorten
—
en
—
c^
E
B
Zweedsche
roode klaver.
d^ en
e^
ontvingen in
October van 1904 eene bemesting van 600 kg. superphosphaat e^ kregen bovendien nog 600 Ook het vorige jaar hadden de beide
per H.A.; d^ en
kg. kainiet. laatste veldjes
dezelfde bemesting ontvangen.
De klaver op het veldje
werd
e_,
in
don herfst 1904
afgeplukt en vervolgens dichtgetreden met paarden.
De bedoeling hiervan stand in
'wanneer
't
men
Het wordt
was,
een gelijksoortigen toe-
leven te roepen als die welke verkregen wordt
de jonge klavers in den herfst laat afweiden.
in de praktijk als een
axioma aangenomen, dat
de afgeweide klavers het minst uitdunnen in den loop van
den winter; en ofschoon hiervan
velerlei andere oorzaken
de schuld dragen, meenden de proefnemers toch de uitwerking van het afweiden op het stengelaaltje te moeten
nagaan. Intusschen kon geen
resultaat
van het dichttreden
worden geconstateerd wat de Tylenchus aangaat; maar wel kon worden waargenomen dat veldmuizen zich ten grond niet thuis gevoelen.
Op
in.
dien dich-
het veldje e^ werd den
heelen winter geen muizengat aangetroffen; terwijl deze
gaten
in
kwamen.
alle
andere perceelen zeer menigvuldig voor-
— De groene
151
—
klavervcldjes trokken de veldnniizou uit
omringende braakland
gebrnik van strychninehavor kon de schade worden
Er
zijn in
toch
ia
't
liet
en slechts door herliaald
tot zich,
l>ei>t'rkt.
voorjaar geen open plekken ontstaan; maar
de invloed der muizen zoo groot geweest, dat alle
oogstcijfers waardeloos zijn geworden.
Do
klavers op de jwrceelen A,
zich volkomen normaal.
der tweede
sne
Bij
't
en C ontwikkelden
li
begin van de ontwikkeling
de eerste helft van Juli, kon
men
tus-
schen de volkomen gezonde lucemeplanten enkele zwakke
exemplaren ontdekken, die echter
bij
aaltjes bleken te zijn.
kwamen ook
Sporadisch
onderzoek vrij van achterlijke
pkinten voor op het Zweedsch bastaardklaverveldje; en in deze planten werden bij onderzoek in het Phytopatologisch
Het
laboratorium wel Tylenchus gevonden.
de Zweedsche bast aardkl'a ver niet volkomen is
gebleven; maar deze
is
blijkt dus dat
vrij
van ziekte
opgetreden in uiterst geringen
graad.
Het
witte klaverperceel was volkomen gezond.
Op de
perceelen
D
en E, die met roode klaver bezet
waren, was de eerste snede volkomen normaal
;
ze leverde op
de perceelen zonder muizenschade 4400-5200 kg. hooi per
H.A.
op.
in de
ten
Wanneer men bedenkt,
dat de eerste snede klaver
omgeving van het proefveld over
gevolge
van
de
aanhoudende
't
algemeen kort was
droogte,
opbrengst volstrekt niet klein te noemen.
dan
Even
is
die
als
bij
Zweedsche bastaardklaver, werden hier en daar exemplaren gevonden, die door het aaltje waren aangetast.
Hun
aantal
de bastaardklaver; maar dit kon niet verhinderen, dat ook bij roode klaver een goede tweede
was grooter dan
bij
snede geoogst zou zijn, indien niet de bladrandkever hier groote schade had aangericht.
Na
het afsnijden van deze
snede ontwikkelden zich in September weer overal nieuwe
-sclieuten, die een
152
—
volkomen gezond
uiterlijk bezitten, ter-
wijl er nergens een open plek door de ziekte ontstaan
Indien
men
niet bepaald naar aaltjesziekte zocht, zou
is.
men
baar in de eerste, tweede nocb derde snede bebben opgemerkt. "Wij zien dus, dat de ziekte sterker optreedt bij roode
klaver dan bij Zweedscbe bastaard, witte en lucerne klaver.
Dit
komt
veel meer uit op een naburig veld, waar met roodklaverzaad, ook wat zaad van die andere soorten gezaaid is. Op enkele plekken, waar de roede feit
tegelijk drie
klaver door de aaltjes totaal soorten
Wat
is
oogenscbijnlijk
in
vernietigd, ziet
men
volkomen gezonden toestand.
witte klaver en lucerne aangaat, zoo
is
haar mindere
Op een
aantastbaarheid ook reeds vroeger gebleken.
land in den
die drie
Oud Xieuwlandschen
stuk
polder werden in 1901
roode en witte klaver gezaaid, waarvan de eerste in den loop van
't
volgende voorjaar geheel
terwijl de
uitstierf,
witte klaver nog twee jaar lang eene uitstekende weide heeft
Van
opgeleverd, waar geen ziekte werd aangetroffen.
stuk land werden in 1902 eenige vaten
dat
met grond gevuld en
vervolgens bezaaid met roode klaver en lucerne.
De
roode
klaver stierf nog hetzelfde jaar aan de Tylenchusziekte, terwijl de lucerne
nog
dit jaar
een krachtig gewas heeft
opgeleverd.
Hieruit
mag
volstrekt niet
lucerne nooit aangetast wordt ten, dat ze niet erg zal
terrein,
;
worden
afgeleid,
maar men mag
worden
geteisterd, althans
waar vroeger nooit lucerne gegroeid
dat d©
er uit beslui-
is,
op een
ook al
is
de
aaltjesziekte daar wel in andere gewassen opgetreden.
zien
Het proefveld gaf overigens geen scherp verschil te tusschen de verschillende klaversooi-ten, omdat de ziekte
ook
bij
is,
de
soort,
waarvan bekend
is
dat ze zeer aantastbaar
namelijk roode klaver, slechts in geringe mate optrad.
I
— Dit
feit
—
eigenlijk het meest merkwaardige op het
is
De
heele veld.
153
klaver toch heeft van af April 190-1 tot
September 1905 op een terrein gestaan, dat met stengelaaltje als
't
ware
is
waren aangetast en
vergeven, waar in lOO-j de boonen sterk in
1904 geen enkele haverplant onge-
schonden bleef.
Op
eon naburig terrein in dezelfden polder
is
de kla-
ver plaatselijk door het stengelaaltje geheel vernietigd, en deze klaver
is
op denzelfden dag gezaaid en groeide onder
(De vruchtopvolging was
gezonde haver na gerst. laatste
jaren
haver-klaver.
:
in de
klaver-haver-tarwe-erwten-mosterd-gerst-
Alleen van de eerste klaver
is
bekend dat ze
zeer ziek was).
Door bovenstaande waarnemingen
natuurlijk vol-
is
strekt niet aangetoond, dat de klaver alléén aangetast
door
aaltjes, die uit klaver
afkomstig zijn
;
maar
er
wordt is
wel
door bewezen, dat de invloed van aaltjes, uit haver of boonen afkomstig, op de klaverplant niet bijzonder groot
is(l).-
(1)
Deze waarneming
is in
volkomen overeenstemming met wat ik
reeds vroeger door herhaalde proefnemingen constateerde.nl. dat
—
hoewel tusschen de stengelaaltjes, die verschillende gewassen ziek
maken, geen soortelijk verschil in bouw is waar te nemen, en hoewel er zij ook op den duur in staat zijn, al die gewassen aan te tasten, toch in zekeren zin « physiologische rassen » van het stengelaaltje bestaan, die zich aan het leven in eene bepaalde plantensoort goaccomodeerd hebben, in dier voege dat de groote meerderheid van de stengel-
—
aaltjes, die sedert
verscheidene generatiön in ééne bepaalde planten-
soort geleefd hebben, niet in eene andere plantensoort overgaan.
Op bl. 55 en 56 van deel II van het door mij uitgegeven werkje Ziekten en Beschadigingen der Landbouwgewassen (2« druk\ schreef ik - Verder is ook bewezen, dat stengelaaltjes, welker voorouders reeds «
>»
:
sedert verscheidene generatiün zich in eene bepaalde soort van planten hebben ontwikkeld, niet zoo heel gemakkelijk in grooten getale over-
— De was op
—
154
invloed van de bemesting met minerale meststoffen
oog niet zichtbaar, terwijl de oogstcijfers volkomen
't
onbetrouwbaar zijn door den belangrijken invloed, dien de
mnizenschade er op beeft uitgeoefend.
Het
ligt voor de
hand, dat hier ook geen verschil in ziektegraad op bemeste
en onbemeste tereinen
De
veldjes F, G,
waar
viel
H,
te
nemen.
J werden even
I en
als in 1904,
bestemd voor den verbouw van paardeboonen.
Nadat
alle
perceelen in den herfst eenige keeren ondiep
geploegd en geëgd waren, kreeg perceel J, dat
600 kg. superphosphaat had ontvangen, op den
van 1904 weer GOO
kg. superphosphaat
't
vorige jaar
18"*^°
October
met 600 kg.
kainiet,
terwijl perceel I alleen 600 kg. superphosphaat ontving.
Op de
perceelen
T
en
Gr
ontvingen de op de plaat
YI
dubbel gearceerde helften eene toevoeging van calcium hypochloride.
De
bedoeling hiervan was, te zien, of
men
in
deze stof een middel bezit ter beperking van de schade,
welke door het stengelaaltje wordt aangericht, en zoo
ja,
welke hoeveelheid en welke wijze van onderbrenging de
meeste aanbeveling verdient. Perceel f^b kreeg 1 kg. of 400 kg. per H.A, i^h 800 kg.
per H.A., g^a 1200 kg. en g^a 1600 kg. per H.A.
gaan
in
eene andere plantensoort, die overigens op zich zelve wel zijn. Zoo zullen stengelaaltjes, welker voor-
geschikt voor hen zou
ouders sedert vele jaren óf uitsluitend in rogge,
en boekweit leefden
(bijv.
óf afwisselend in
rogge
op onze zandgronden), niet zoo heel gemak-
kelijk, althans niet in groeten getale,
in jonge ajuinplanten overgaan
en zich daar. ten minste aanvankelijk, slechts weinig vermeerderen.
Wel gaan
er altijd enkele exemplaren in zoo'n nieuw
gewas over;
deze vermeerderen zich in het nieuwe gewas, en van de nakomelingen gaat een volgend jaar een grooter procent daarin over; zoodat door
herhaalde teelt van het nieuwe gewas
wordt gefokt,
't
welk voor het leven
a,
h. w.
dé,S,rin
langzamerhand een ras
geschikt
is.
J.
R
B.
— Vervolgens werden
155
—
de voor boonen bestemde veldjes
al
geëgd en verder twee keer ondiep gej)loe^d, waaiua de veldjes
g^, h^, l^
f^,
en
eeno diepte van 30 cM. werden
tot
j,
getweevoord, eene diepte welke hier slechts in droge jaren verkrijgbaar
is.
Kunstmest en calciumhypocliloride lagen op de veldjes (t,
j^)
laatstie
dus zeer diep-, op de westelijke veldjes
(f,-j,)
zeer ondiep in den grond.
Xa
behoorlijk diep te zijn voorgeëgd, Averden alle per-
ceelen den
Op
28'**"
Maart
boonen bepoot.
niet
de perceelen F. en G. werd haver naast de boonen
gezaaid en wel gedeeltelijk in en gedeeltelijk tussehen de boonenrijen. Dit geschiedde met tweeerlei doel.
In de eerste plaats stengelaaltje, bij
zoodat
haver zeer gevoelig voor het
is
men
bij
haververbouw scherper dan
boonen kan waarnemen of het calciumhypochloride
of niet heeft geholpen.
haver het
aaltje
En
verder wilden
misschien
tot
zich
Avij
trekt
nagaan en
zoo
al
of de
een©
beschutting voor de boonen zou kunnen opleveren.
Het vorige jaar was de bodem op de dubbel gearceerde deelen van perceel I en J des voor j aars diep voorgeëgd,
zonder dat
de bodem
men
hiei'van resultat^^n
had gezien
op die deelen na het zaaien
thans werd
;
met den voet
flink
dichtgetrapt, in de veronderstelling, dat een dichte struk-
tuur der oppervlakte misschien aan de beweging der aaltjes in den
grond hinderlijk kan
Men
ziet,
zijn.
dat op velerlei wijze beproefd werd,
Tylenchiis tegen te werken,
maar deze
om d©
liet zich niet
bang
maken.
Op te
de velden
F
en
G
begon
hij zijn
tegenwoordigheid
doen gevoelen door reeds zeer vroegtijdig
alle
planten aan te tasten en geheel of gedeeltelijk
te
ha ververnie-
;
— tigen,
onverscliillig of
men
veel of weinig calciumliypo-
den grond had gebracht, en of
cliloride in
ondiep
—
156
had
De
ondergeploegd.
liedtoevoeging
liet
boonen even goed
hem koud
;
men
het diep of
calciumhypochlo-
heelo
in
tei*wijl hij
aantaistte op de veldjes
't
vervolg de
waar deze apart
stonden, als op die waar er haver tusschen was gezaaid.
Ook
het dichttreden op de dubbel gearceerde deelen van de
perceelen I en J had geenerlei resultaat.
Aanvankelijk was het optreden der ziekte in de boonen
Wel
op geen der veldjes sterk merkbaar.
zag
men
reeds
vóór den bloei hier en daar een ziek en stervend exemplaar
maar het aantal dezer kwijnende planten was aanvankelijk gering, veel geringer dan het vorige jaar.
Na
den bloei
echter werd het aantal zieken steeds grooter; steeds talrijker
werd het aantal planten,
die vroegtijdig stierven, een'
zwarten benedenstengel kregen en omvielen, zoodat er tegen
den oogsttijd niet meer dan de helft overeind stonden, die ook nog grootendeela waren aangetast. laat optrad,
Dat de
ziekte zoo
hangt misschien samen met de zeer gunstige
weersgesteldheid in het voorjaar, waardoor de plant haar tijdelijk
kon
te
boven komen.
Eenig resultaat leverde de superphosphaat-bemesting op, terwijl het diep geploegde deel het heele jaar door iets
beter was dan het ondiep bewerkte.
Men H,
I en J.
ziet dit
ook in de oogstcijfers van de perceelen
(De oogst op de perceelen
F
en
G staat natuurlijk
onder den invloed van de haver, die gedurende een deel van 't
jaar tusschen de boonen heeft gegroeid.) h,
13
— onbemest, ondiep geploegd,
'/,
hj
H.L. per
H
A. (1 H. L.
=
80 kg.)
— onbemest, diep geploegd, —
46\', H.L. perH.A.
— leverde 5 Va^g- boonen = leveriie
6
'/j
^g- boonen
=
—
— i,
—
boonen ij
600 kg, super., ondiep geploegd, =--
15
'/^
H.L. per
— leverde
6
kg'
'/*
HA.
— GCO kg. super., diep geploegd, — leverde 7 kg. boonen =
17 VjH.L.
—
J,
perH.A.
600 kg. super., 600 kg. kainiet, ondiep geploegd,
leverde 6 jj
—
157
^j
^
kg. boonen
=
15
H
'/g
L. per
H.A.
— 600 kg. super., 600 kg. kainiet, diep geploegd, — leverde
7 V4 kg. boonen
De perceel
=
18 7, H.L
per H.A.
siiperpliospliaat heeft de opbrengst
H
tot
16
f^
H.L
op pcrcoelen
eene verhooging, die evenwel niet
men
van 15 H.L. op en J verhoogd
I
belangrijk
al te
:
als
is,
bedenkt, dat een goede boonenoogst ongeveer 40 H.L.
bedraagt.
De verhooging door
de diepe bewerking
14 ^6 H.L. op de perceelen op de perceelen h2, ig en jg.
hj,
ij
en
Deze vermeerdering in opbrengst niet een gevolg
van het
feit,
waren geploegd en hierdoor
j^
is
17
tot
die 7i2
van H.L.
oogenschijnlijk
is
dat de aaltjes naar de diepte in
booneplanten konden aanvallen
;
minder grooten getale de
maar vindt naar onze mee-
ning hare oorzaak in de grootere watercapaciteit van den diep geploegden grond, die de boonen in staat stelde
om
in
de uiterst droge periode vóór en gedurende den bloei krachtiger
gewas te vormen dan op de ondiep geploegde perceelen,
en hierdoor ook het stengelaaltje beter
Op
het boonenproefveld zagen
een rechtstreeksche bestrijding der
te
weerstaan.
we geen aaltjes.
resultaten van
—
Even als het vorige jaar dienden ook thans de perceelen K, L, M, N en O voor den verbouw van erwten. Ook hier werd een proef genomen met calciumhypochloride en wel op de dubbel gearceerde deelen van de
perceelen
K
en L,
— ^5'
lib
kja ontving 5 kg. of
—
15S
2000 kg. per H.A; k^ a 800
kg.,
1600 kg enljb 2800 kg. per H. A. Gelijktijdig met het uitstrooien van calciumhypoclilo-
ride, nl.
den
18'**°
October, ontving het veldje n^ 600 kg.
superphosphaat, terwijl
behalve met 600 kg. superphosmet 600 kg. kainiet. Alle perceelen werden vóór en na den IS*^*"* October 0^
phaat, nog bemest werd
eeuige keeren geploegd en geëgd tot eene diepte van ongeveer 15 cM., zoodat de toegevoegde stoffen zoo goed mogelijk in de bovenste lagen zijn verspreid.
In
't
voorjaar ontvingen de perceelen k
,
1_,
en m^ nog
eene chilibemesting van respectievelijk 200, 100 en 400 kilo per
HA. Den
28'*^°
Maart 1905 werd perceel
stammige Zeeuwsche groene erwten,
M
met Zeeuwsche kroonerwten,
peulen en
N
K
bepoot met kort-
L met
met
rozijnerwten,
origineele blauw-
O met verbasterde blauwpeulen (l'angstrooige Men ziet, dat dezelfde variëteiten zijn ge-
blauwpeulen).
bruikt als in 1904, met dit verschil, dat de zeer zwakke
schokker door de Zeeuwsche kroonerwt
Op
in de erwtenrijen gezaaid,
ziekte
van de erwten kon
De
is
vervangen.
het dubbel gearceerde deel van perceel
om
te zien of die
O werd
haver
haver ook de
afleiden.
ziekte trad bij alle erwtesoorten betrekkelijk laat
op ten gevolge van het bijzonder gunstige voorjaarsweer.
De groene erwten en de periode
rozijnerwten, die des voorjaars een
van zeer langzamen groei vertoonen en in die
periode vooral veel .van het stengelaaltje te lijden hebben, profiteerden daarvan het meest.
De teiten jaar.
ziekte vertoonde zich daar ook bij
genoemde
gedurende het voorjaar niet in die mate
als
varië-
het vorige
Toen leverde het gewas in Mei en Juni een treurig
gezicht op, terwijl het zich later wonderlijk goed herstelde-;
;
—
—
loO
thans waren de erwien in Juni wel grootondeels aangetast
maar
er stierven weinig exemplaren, terwijl het krachtige
opbloeien in lateren tijd
min
of
meer achterwege
bleef.
Gedurende den heelen groeitijd gaven deze erwtevariëteiten
den indruk van een min of meer kwijnend gewas,-
zonder dat er juist veel doode planten gevonden kondeji
worden. Alleen bij de Zeeuwsche kroonei*wt ontstonden hier en
daar holle plekken, en het bleek duidelijk, dat deze variëteit
minder
sterk
lijk niet zoo
is
dan de Zeeuwsche groene,
al is ze
waarschijn-
vatbaar als de schokker.
De blauwpeulerwten gedroegen
zich
evenals
in
het
vorige jaar; ze vertoonden aanvankelijk weinig sporen der ziekte,
maar
stierven na den bloei hier en daar, zoodat ze
gedurende den oogsttijd een holstaand gewas opleverden.
De
origineele blauwpeul
is
ook thans weer in veel
mate aangetast dan de verbasterde, terwijl van de laatste gezegd kan worden, dat ze van al de verbouwde gewassen ook nu weer den minsten last van de ziekte gehad
sterkere
heeft. '
Het
verschil tusschen de origineele blauwpeul en de
verbasterde was nog grooter dan het vorige jaar;
maar het
onderscheid tusschen de laatste en de Zeeuwsche groene
minder
sterk.
kleiner;
maar
De
opbrengst
is
bij
de blauwpeul
dit is ten deele toe te schrijven
dat op de helft van perceel
O
aan het
is
zelfs feit,
gedurende langen tijd haver
in de erwtenrijen heeft gegroeid, en ten deele ook
aan de
grootere opbrengst, die hier de kleine groene overal heeft
opgeleverd.
De
opbrengst
klein door dat ze zeer
dun
van
alle
zijn gezaaid,
erwtensoorten
om
werd
de ziekte bij de
planten afzonderlijk beter te kunnen waarnemen. Volledigheidshalve deelen we de opbrengsten der ver-
— schillende
leverde
ki
—
onbemeste veldjes mee,
waarde aan die
opbrengst
160
is
cijfers
20
meenen
HL
per
ofschoon
HA;
10 V? HL.
li
ten deele toe te schrijven aan
't
weinig
wij
moeten hechten
te
:
(de lage
vernietigen van
van vele bloemen door het zwarte vliegje ni
(1)); m^ 14 7. HL; 12 ^3 HL; en Oj 16 Vs HL per HA. Meer waarde mag men hechten aan de vergelijking der
cijfers
voor de bemeste en de daaraan beantwoordende onbe-
meste veldjes, aangezien we hier niet tal
van invloeden, die voortvloeien
wijze der planten.
te
doen hebben met
uit de ongelijke groei-
De opbrengsten waren
de volgende.
Bemest met
Opbrengst per
Opbrengst per H.A.
kiOnbemest20 H.L.
ka
200
100 1^ mg 400
11
n^ O2
»
«
11
«
"
20
«
600 kg.superphosphaat 13 600 kg. super f 600 kg.
7? "
kainiet IS^/a
Wij
HA
25 H.L.
kg. chili
••
zien hier eene kleine verhooging in opbrengst ten
gevolge van de andere minerale bemesting
;
maar eene
zeer
belangrijke stijging ten gevolge van een sterke chiligift.
De
aan
tot sterken
en snellen groei, en dit geeft den planten kracht
om nieuwe
chili is
een drijvende kracht
scheuten te vormen,
als
;
ze zet
de oude door Tylenchus zijn ver-
nietigd.
Gedurende den geheelen groeitijd was de invloed van de chilisalpeter zeer sterk merkbaar stof de ziekte zelve niet
in staat
om
;
en ofschoon deze mest-
kan tegengaan, zoo
is zij
zeer goed
de gevolgen te verminderen.
Dit zal natuurlijk
bij de
mate het geval zijn dan bij
niet-leguminosen in sterkere
de leguminosen, waar een
—
IGl
—
chili-bemesting in de praktijk uit don aard der zaak minder toegepast zal worden.
Üük op
liet
erwteproefveld, kon
chloride geen resultaten verkrijgen
HA
van 2800 kg. per
men met calciumhypo-
;
zelfs
op het veldje
van de zware
b was in
Ij
't
gift
gewas
geen resultaat zichtbaar.
De haverplanten op de
veldjes Oj a en o^ a werden allen
aangetast en stierven grootendeels zonder dat ze de erwten
konden beschutten.
Wanneer we de gewassen
op het proefveld in den loop
van de laatste twee jaren nagaan, dan komen we
tot do
conclusie dat alle rechtstreeksche bestrijdingsmiddelen een
negatief resultaat hebben opgeleverd.
Het in
't
is
niet gelukt
om
door bepaalde grondbewerkingen,
voorjaar of in den herfst, het binnendringen der aaltjes
in de planten te verhinderen of te bemoeilijken; terwijl ook
gebleken
duidelijk
is,
dat
men
door het toedienen van
calciumhypochloride aan den bodem de aaltjes niet kan dooden, ten minste niet in die mate, dat de vermindering
aan het naverbouwde gewas zichtbaar wordt.
Het
is
gebleken, dat
veroorzaakt,
draagt
om
men
de schade, die de Tylenchus
belangrijk kan beperken,
krachtige planten te kweeken
door de kuituur
te
indien :
men
zorg
in de eerste plaats
vermijden van zwakke variëteiten zooals
origineele blauwpeulerwten en schokkers
;
in de tweede plaats
door den bodem in een' vruchtbaren, vooral stikstofrijken, toestand te brengen, waardoor de plant wordt gedreven tot
krachtigen en snellen groei. Bij
de bestrijding van
grootste gewicht
het aaltje
moet verder het
worden gehecht aan de vruchtopvolging.
In de eerste plaats mogen haver, klaver, boonen en erwten
of
andere aantastbare planten niet dan met groote
—
162
—
tusschenpoozen op een besmet veld worden gekweekt, zoodat dezelfde vruclit niet te vaak op denzelfden akker voorkomt;
maar ook mogen twee aantastbare gewassen verbouwd worden.
niet
na elkaar
Dit laatste geldt stellig voor haver, boonen en erwten, terwijl waarschijnlijk de aaltjes uit die gewassen afkomstig, niet
zoo'n grooten invloed hebben
op klaver en lucerne
en omgekeerd.
Yan de
roode klaver, Zweedsche bastaard-, witte en
lucerne, schijnt de eerste het meest vatbaar te zijn;
maar
een duidelijk oordeel over de aantastbaarheid dier soorten
kan eerst
bij
OOStWOld .
j
Amsterdam
herhaling der proef worden gekregen. }
^
r.
,
J-
-,r.r.^
October 190o.
, .T.
OORTWIJN BoTJES. „ ^^ Ritzema Bos.
EEK GEVAL VAN BESCHADIGING DER VEGETATIE DOOR ROOK.
In
het
eind
van
Juli
werd
door
ons
een
zware
beschadiging der vegetatie in de Plantage en in de tuinen achter de huizen van de ïuinlaan te Schiedam geconstateerd, die zich als volgt voordeed
"Wanneer op
:
bij gaande. Plaat
Til, die een deel van den
plattegrond van Schiedam weergeeft, uit het punt 1, voor-, stellende een
glashut, stralen getrokken worden,
windrichtingen aanduiden, over een hoek van
67'*30',
die de
omvat
de verkregen sector het beschadigd deel van de Plantage.
Wij
verdeel'en dit gebied in divergenties
van
11°15^',
en
duiden de zonen van de Plantage met de opeenvolgende
—
van haren naam aan.
It'tters
P
De boonien en
elders in
zijn niet
:
mindere mate gele en bruine vlekken en de randen
of'
Dit geeft de geheele vegetatie van
derzelve sterven af.
Schiedam een armelijk voorkomen, dat zien
heesters van
meer beschadigd dan men liet overal Schiedam ziet hunne bladeren hebben in meer-
het stuk
dere
—
163
te
naam van
en bestempeld kan worden met den
is,
weer
alle jaren
chronische rookbeschadiging.
De andere stukken van de Plantage hebben daarenboven De boomen en heesters
het karakter van acuut lijden.
vertoonen dit in
L
en
G
A, N,
duidelijk, in
De acute beschadiging
sterk.
F
en A' zeer
bestaat, behalve in de vlek-
kigheid der bladeren, in het afsterven derzelve, dat van den
rand uit voortgaat
boomen.
zelfs geheele
waar
te
laan, in
en Z.
nemen /i
W.
en t.
ook toppen en takken sterven
;
Het maximum van
in de tuinen achter de d.i.
t,
ja
af,
kwijnen
dit
is
huizen van de Tuin-
tusschen de windrichtingen
Z.
W.
t.
W.
Z.
Het woord
o
acuut
sel vrij plotseling is
»
duidt reeds aan, dat het verschijn-
opgetreden.
Daar ons evenwel over den
datum van dat optreden geen betrouwbare gegevens ten dienste staan, kunnen wij hieruit niet, in verband met de opgaven van windrichting, tot zekere conclusies komen omtrent de plaats vanwaar de schadelijke gassen werden uitgezonden.
De ligging
hiervoor verantwoordelijk gesteld is
zoo, dat
men
dan wel
alle,
niet
enkelfe
Evenmin kan
met 7, die zouden kunnen worden,
der fabrieken 1 tot en
met onze gegevens kan aanwijzen
of ze
ervan schuld hebben.
uit
morphologisch onderzoek
(1)
van de
beschadigde plantendeelen met zekerheid besloten worden,
welke stoffen de verwoesting hebben aangericht.
(1)
Zie ook Ilaselhoff und Lindau
-hl.37J.
:
Deschad.
d.
Voget.
d.
Rauch, 1903
;
—
—
164
Derhalve moest chemisch onderzoek
worden en gericht
zijn
te
baat genomen
:
op de, voor de vegetatie nadeelige bestanddeelen, die rook van een witglasfabriek [1) kan leveren, te weten de zure gassen
zwaveldioxyde en flnorwaterstof
en het
(1)
eventueel als stof meegevoerde arsenigzuur
op de nadeelige rookbestanddeelen, glasf abrieken
4,
3,
{2,
S en
6),
te
wachten van pak-
weten fluorwaterstof
te
en zwaveldioxyde, en op de dito bestanddeelen,
te
verwachten uit de soda-
fabriek 7 (de cursieve cijfers verwijzen naar de teekening), te
weten de zure gassen chloorwaterstofzuur en zwavelMateriaal voor vergelijkend onderzoek
dioxyde.
meld
is
verza-
:
ten
zwaar,
eerste,
acuut beschadigd materiaal van
boomen en
heesters, bij elkaar staande op :t
van. 1, nit
de terreinen n en
monster
is
genomen, gemerkt Z
300 M.
ZW.
van waar ook een grond-
t,
in de tabel.
ten tiveede, licht, chronisch beschadigd materiaal, ver-
zameld op
±
TOO M.
ZWW van
1,
van een plek, niet op het
in kaart gebrachte deel voorkomend. is
Ook op deze
plek
een grondmonster gestoken. (L). ten derde^ gezond materiaal
het Vondelpark
te
(6r),
Amsterdam, en
Het plantenmateriaal
is
met grondmonster,
uit
uit een tuin te Enkhuizen.
bewaard tusschen schoon
filtreer-
papier; de grondmonsters, gestoken op een diepte van 30 a
40 cM., zijn bewaard in schoone glazen buizen.
Onderzocht
a: Het
is
:
totaal aschgehalte,
omdat
dit meestal
wordt
verhoogd door inwerking van zure gassen op levende bla-
in den rook van (1) Over het voorkomen van Fluorwaterstofzuur glasfabrieken, zie Haselhoff und Lindau 1. c. pag. 257.
'iJDSCII. O.
1>1.AAT Vil
Plantknzikkten.
Schaal
1
:
Sooo ZtO
Fal^riel^eTi
Huizen
^::"ïï:;5:
Vegetatie
^H. Wat e-p
— deren
Deze
(2).
105
bopaliiigi'U
—
van hot aschgoluilte gcscliieddcn
met de daarbij belioorcude voorzorgen alcoholvlam.
(•'{),
o.a.
gebruik van
Uit de literatuur blijkt, dat j)lanten onder
inwerking van een schadelijk rookbestanddccl, hiervan op-
nemen b als
(1)
dus
;
is
bepaald
:
Het zwavelzuurgehalte, omdat zoowel zwavel igzuur,
:
zwavelzuur, dat op de bladeren heeft ingewerkt, daarin
En
teruggevonden moet worden.
wel, quantitatief, aldus
:
de aan de lucht, zonder verwarming gedroogde bladeren
worden verascht volgens König
met verdund
asch
(4).
filtraat
een
bepaling van zwavelzuur (H^
SO J
Het
in de tabel opgegeven als
is
c
Het chloorgehalte
:
uitgetrokken,
salpeterzuur
van het helder
en
Vervolgens wordt de
aliquoot
deel
cl :
de
voor
als bariumzout gebruikt.
H^ SO^.
in een ander aliquoot gedeelte
het als voren verkregen filtraat, volgens Volhardt.
opgegeven
gekookt,
van
Het
is
als Cl.
Qualitatief
is
op
arsenicum
(As)
gereageerd.
Hiertoe zijn de plantendeelen voorbereid volgens Berntrop
(5).
De verkregen
Marshapparaat,
mann
model
vloeistof
Berntrop;
is
ecliter
(G) in dit opzicht gewijzigd, dat
tallijn chloorcalcium,
in plaats
gebracht in een
naar
Locke-
een buis met kris-
van gedroogde watten,
is
ingeschakeld tusschen ontwikkelingsflescb en spiegelbuis. Het toestel en de gebruikte reagentia zijn vooraf op As. vrijheid onderzocht, en ook
gram
is
geconstateerd, dat 10 mikro-
(0,010 mgr.) As., in den gasontwikkelaar gebracht als
(2)
Zie Haselhoff und Liiidau, pag. 381.
(3)
L.
(4)
(5) (6,
c. pag. 385. König., Untersuchung landwirtsch. etc. Stoffe 1891, pag. 635. Berntrop, Chetn. Weekbl. ir>Oct. 1905, pag. 832. Lockemann. Z. f. angew. Chemie, 17 Maart 1905, pag. 42t».
U
—
166
-
verdunde kaliumarseniiet oplossing, volgens Berntrop kon worden aangetoond. Dit qnantiim, op gezonde bladeren ingedroogd, en op dezelfde wijze verwerkt, leverde ook een
In aanmerking nemende
zeer duidelijke arseenspiegel.
de groote verspreiding van
liet
element arsenicum in de
natuur, die door de toepassing van verfijnde reacties 't
licht gebracht,
hebben wij
't
is
aan
wenschelijk gevonden geen
gram bladmassa op de aanwezigheid van 10 mikrogram As te onderzoeken, en besluiten
grootere hoeveelheden dan 2
wij, bij als stof e
't
uitblijven van een spiegel, op afwezigheid van
op de bladeren gewaaid arsenigzuur. Qualitatief en benaderd quantitatief fluoor volgens
:
Behrens
Wegens de overmaat van Daarom is de
(1).
moest gedistilleerd worden.
storende zouten,
gevoeligheid van
de reactie niet meer nauwkeurig op te geven, en moest empirisch gewerkt worden op deze wijze, dat het platinaschaaltje bij elke reactie driemaal door het mikrovlammetje
gehaald werd, en dat
bij positief resultaat, alleen
kiezelfluoornatrium
kristalliseerend
acht
werd
op direct geslagen.
Zoo kon 200 mikrogram fluoor (F) in den vorm van fluoor-
ammonium,
in
afwrijving met zuiver calciumcarbonaat,
goed worden aangetoond
;
100 mikrogram niet meer.
minimumhoeveelheden bladmassa, fluoor
De
in welke op deze wijze
kon worden aangetoond, geven een uitzicht in den
graad van acute beschadiging, eventueel door dit gas veroorTot afwezigheid van dit element is besloten, als, ook zaakt.
na volledige proefdroppel,
en verdere verdamping van den de licht rood gekleurde, hexagonale
destillatie
niet
kristallen optraden.
In de hieronder volgende tabel geeft de letter Z aan
(1)
Behrens, Anl.
bij de eerste
kolom
zware, acute beschadiging; L, lichte,
:
z.
Microch Anal. 1898, pag n3a.
— cliroiiist'lie
beschadiging
;
167
—
G, gezond materiaal.
kent jwsitief resultaat bij de qualitatieve reacties.
Omschrijving van de monsters
+
bete€-
—
—
168
Conclusies.
Uit deze gegevens laten zich de volgende conclusies trekken
;
De
a.
bepalingen van het aschgehalte hebben niets
geleerd.
De bepalingen van
&.
het zwavelzuurgehalte leeren, dat
eene abnormale verhooging van dit gehalte gevonden wordt, zoowel in de zwaar en acuut,
met
Z
rijker
Z, rijker
dan L, aan
de licht en chronisch
In één geval zijn de bladeren L^
beschadigde bladeren. in vergelijking
als in
dit
aan zwavelzuur; in een ander,
bestanddeel.
Hieruit kan
besluiten, dat op zeer verschillende plaatsen in
werking van zwaveldioxyde op de vegetatie
schadelijke
plaats heeft, zooals
rijen
men
Schiedam
met het oog op de
vele fabrieken, moute-
en destilleerderijen geen verwondering behoeft
wekken.
Er
om
bestaat evenwel geen reden
te
de beschadi-
ging van de Plantage en omliggende tuinen uitsluitend aan zwaveldioxyde toe c.
De
te schrijven.
bepalingen van het chloorgehalte leeren, dat een
schadelijke werking van chloorwaterstof op de acuut lijdende
nemen, zoodat, in verband met het onder h gezegde, de soda fabriek 7 als oorzaak van dit lijden niet in aanmerking kan komen. beplanting niet
d. o
De
is
aan
reacties op
riugstaub
»
te
arsenicum toonen aan, dat
dit niet als
op de onderzochte planten in Schiedam voor-
kwam. e.
De
reacties op Tluoor bewijzen, dat fluoorwaterstof
de oorzaak van de acute beschadiging
de oorzaak van
de
etsing
der ruiten,
is.
die
Tevens
is
men aan
het de
Tuinlaan tusschen Z.W.W. en Z.W.t.Z. kan opmerken.
—
—
160
Volgens HaselliofE und Lindau
(1) zijn klein© lioeveellio
Fhioorwaterstof voor acute beschadiging der vegetatie vol-
In door
doende.
dit gas verschroeide aardappelplauten
vond Ost, de eenige, volgens Haselhoiï und Lindau, die zich tot
op 1903 op grond van wetenschappelijke er\'aring over
bedoelde hoeveelheden heeft uitgelaten, 0,102 en 0,100 terwijl in druivebladeren 0,03G
%
als
% F,
onschadelijk moest
worden aangemerkt.
Waar bij
wij fluoor aanwezig vonden, zijn de hoeveelheden
benaderende schatting ten minste 0,02
een denkbeeld
tot 0,5
te
fluoorwaterstof op planten, vermelden wij,
van meening
is,
%.
Om
geven van de pernicieuze werking van dat Ost (2),
dat dit zuur in zijne verwoesting zwavel-
dioxyd verre overtreft, omdat het sneller naar den bodem zinkt,
en met de waterdamp der lucht nevels vormt, die over
groote afstanden in geconcentreerden
Het
vorm blijven hangen.
fluooi-waterstof, dat de vegetatie
van de Plantage
en omliggende tuinen heeft bedorven, kan nergens anders
van daan komen, dan van de glasfabrieken 1
tot
en met
6.
H. M. QU ANJER, Apotheker, Assistent van prof. Ritzema Sos.
A. VÜRTHEIM, Assistent aan het Rijkslandbouwproefstation te Hoorn.
(1)
Hascllioff u,
(2)
Ilaselhoff u, Lindau. L.
I
indau. L.
c.
c
pag.
26.3.
pag. 334.
—
—
170
DE ARIERIKAANSCHE MEELDAUW VAN DE KRUISBES (Sphaerotheca mors uvae Berk
et Curt);
ccn nicvice vijand der bessenielers, in aantocht naar
Europa.
Het
mij vergund
zij
liier
die bij de teelt van
allen,
kriiisbessen geïnteresseerd zijn, te wijzen op eene ziekte
van
veroorzaakt door eene parasitische zwam,
die
dit gewas,
oorspronkelijk in
Amerika inheemsch
is,
maar
sedert het
jaar 1900 achtereenvolgens op verschillende plaatsen in
Europa
is
opgetreden, en wel eerst in Ierland, toen in Rus-
Zweden en Denemarken, Brom-
land, vervolgens in ISTooi^v^^egen,
eindelijk ook op Duitsch gebied (in de nabijheid van
berg in Posen).
Het optreden van deze oorspronkelijk
alleen in
Amerika
levende kruisbesparasiet in enkele, ver uiteengelegen stre-
ken van Europa doet vermoeden, dat
met stekken
lijke gevallen
voerd geworden.
Hoe
het
hij in al die afzonder-
of struiken uit zij,
Amerika
is
inge-
het schijnt mij raadzaam,
onze Nederlandsche fruittelers te wijzen op het gevaar, 't
welk hier van uit de Nieuwe Wereld schijnt te dreigen.
De beroemde Zweedsche phytopatholoog Jacob Eriksson heeft, nadat hij eerst in zijn vaderland in eene brochure
op dit gevaar gewezen had, in de liche Presse
»
«
Deutsche landwirtschaft-
van 14 October 1905, N' 82 ook het Duitsche
publiek op den vijand attent gemaakt, en wel naar aanlei-
ding van het
feit,
dat deze zich in den loop van dit jaar ook
op Duitsch gebied heeft gevestigd; maar reeds een paar
maanden van te voren had de zeer werkzame en zeer waakzame « Kaiserliche Biologische Anstalt fur Land- und Forstwirtschaft
» te
Berlijn eene door haren directeur
D''
Rudolf
— Adoihold
howorktc
iiKM'Idauw in
't
bcssentci'lt
in
o
door
don
Aniorikaanschon
«^cfi^cvcii.
lan«^
tijden, misschien zoo lan^ de krnis-
lüii'oj)a
woidt IxMK'fVud,
komt
cene
daai'
meeldaiuvzwam wordt veroorzaakt,
ziekte voor, die door eene n.1.
— nvor
broolnivo
liclii
llceds sodert
171
die evenwel op verre
»,
zoo te duchten schijnt als de
Dit
Lév.
Giossulariae
Microspliacra
Europecschc viceJdduic
A inrrikaausche
o
de
is
na niet
inccJihnnr
»,
veroorzaakt door eene andere meeldaiiwzwam, n.1. Sjxicrotliccn
mors uvac Berk
et
De beide zwammen, hooron
tot
Curt. die deze ziekten teweegbrengen, be-
de meeldauwzwaninien of Erysiheeën (1), welke,
— zooals mag woiden bekend verondersteld — allen buiten op de organen leven van de planten, die
vormen
slechts hier
en daar zuigorganen
zij
aanta.ston
;
zij
(«
haustoriën
»),
welke in eene opperhuidscel binnendringen, en aldus de hoofdrol bij de voedselopneming spelen.
Eerst vormen de
talrijke, dooreengeslingerde
zwamdraden aan de oppervlakte
van het plantendeel, dat
bedekken,
zij
a.
h. w. een spinrag-
achtig overtreksel, dat of zeer los en draderig blijft, of wel
door sterke vertakking der dooreengeweven myceliumdraden
eene viltachtige geaardheid aanneemt.
meeldauwzwam voor, zoolang gevormd. Woldra ontstaan
Zóó doet zich de
zich nog geene sporen hebben
echter loodrecht op de
my-
cetddradcn, die het aangetaste plantendeel overtrekken, de sporv>n
v()(
rtbrengende takken, welke weldra overgaan in
heele i-eeksen of ketens van sporen. zich van elkaar loslaten, vallen
zij bij
Wanneer
deze laatsten
milliarden tusschen de
spinragachtige of viltachtige mycelliummassa, en bedekken
(1) Zie over Meeldauw zwammen " of Er\sipheeën o. a. hot opstel van Mcj. C. E. Destrée » in den 2«" jaargang van het " Tijtlsclirifc over
rianteni!.ieiitcn
-, hl. 5.
—
172
—
deze met een meelachtig stof; van daar de z
wammen
naam
meeldauw-
«
».
De Europeesche meeldauw
tast
gewoonlijk alleen de
bladeren aan, die door dezen aanval veel
worden en verschrompelen
;
hij
te
vroegtijdig geel
kan evenwel ook over de
vruchten en de twijgen zich uitbreiden, maar dat komt zeld-
zamer voor.
De Amerikaansche meeldauw
echter tast nevens de bla-
deren, ook in sterke
mate de kruisbessen zelve alsmede de
jonge twijgen aan.
Yooral doordat de jonge twijgen ten
gevolge van deze aantasting verschrompelen, en dikwijls dientengevolge de aan die twijgen zittende blaadjes reeds in jeugdigen,
volkomen onontwikkelden toestand doodgaan,
wordt groote schade teweeggebracht. Overigens vertoonen zich de beide soorten van kruis-
bessen-meeldauw aanvankelijk volkomen gelijk taste deelen der struiken
worden met een
de aange-
:
teer wit, eerst
spinragachtig, later meelachtig overtreksel bedekt.
dat
bij
is
toestand
;
Maar
den Amerikaanschen meeldauw slechts de eerste later wordt het overtreksel, door sterkere vertak-
king van de myceliumdraden, veel dikker, viltig of
zelfs
leerachtig, terwijl het eene koffie- of kastanjebruine kleur
aanneemt.
De Europeesche meeldauw
blijft zich altijd als
een spinragachtig of meelachtig overtreksel voordoen, en blijft
wit van kleur
:
in
't
allerlaatst vertoonen zich op
witten grond een aantal zeer kleine zwarte puntjes
de vruchtlichaampjes of peritheciën.
lichaampjes ontstaan ook
zwam
;
maar daar vallen
bij zij
;
den
dat zijn
Dergelijke vrucht-
de Amerikaansche meeldauw-
minder in
't
oog,
omdat de
myceliumdraden van deze zwam bruin worden. algemeen schijnt de Amerikaansche kruisbessenmeeldauw veel schadelijker te zijn dan de Europeesche, èn doordat hij meer de jonge twijgen aantast en aldus den groei
In
't
— viiu
—
173
beleinineit, vn doordat hij zich
dt'Zt'
ledig iiitgegrot'ide
bessen
o])
de nog niet vol-
De aangetaste bessen
vestigt.
groeien weinig meer. springen vaak met diepe barsten open, vallen soms
af,
en gaan
of'
aan den struik of op den grond
rottingszwammen erop
in rotting over, waarbij zieli allerlei
Xatuurlijk worden
vestigen.
op deze wijze niet rijp;
zij
en worden aangetaste bessen in onrijjK>n toestand, tusschen
do gave bessen slecht
in,
tot
compóte verwerkt,
smaken, bitter en ook wel alsof
zij
Uit het bovenmeegedeelde scliijnt
te
Amerikaansche meeldauw veel gevaarlijker peesche.
tend
Is natuurlijk de vraag, in
't
dan.
moet dezo
was aangebrand. volgen, dat de is
dan de Euro-
hoever zulks uitslui-
het verschil in geaardheid der beide meeldauw-
ligt in
zwanimen, dan wel misschien ten deele ook in het verschil in de onistiindigheden,
waaronder
zij
zich gewoonlijk ont-
wikkelen.
Mceldauwzwammen
uit het
gedacht SphacrotJi-cca zijn
ook in Nederland inheemsch, zooals Sph. ijannos^a, die
«
het
rozen en perziken veroorzaakt, en Sph. Ca^tagn^i,
icit » bij
komkommers, Spiraea Ulmaria en vele andere planten leeft. Ook onze inlandsche Sjihaerotheca-sooiten vormen meestal een dichter, meer viltachtig overtreksel over En de aangetaste deelen, dan de Mwrosphaeras doen. die op hop,
daaraan
is
zeker toe te schrijven dat
zij
meestal eene heviger
inwerking op de voedsterplant hebben. Overigens
even geval
als dit in
in
is,
invloeden
;
is 't
de verbreiding van de
Sphaerotheoa's,
algemeen met de meeldauwzwammen het
hooge mate afhankelijk van atmospherische
zoodat zich het eene jaar de door haar veroor-
zaakte ziekteverschijnselen in veel ergere mate vertoonen
dan het andere. j)erziken
Dit
is
bijv.
van
t
het wit
»
der rozen en
algemeen bekend. \2
— Uit
liét feit
—
174
nu dat Sphaerothcca mors uvae
iu onder-
scheiden streken van Xoord-Amerika zoo lievig optreedt, volgt nog niet stellig, dat zij
zij
zulks ook in ons land,
daar werd geïmporteerd, zou doen.
in dezen
van veel invloed zijn
;
waarbij evenwel dient te
worden opgemerkt, dat Xeclerland door wel eenigszins gepraedisponeerd
Aan den anderen kant
wanneer
Het klimaat kan
is
ever.wel
zijn vochtig klimaat
voor meeldauwziekten. zijn
weer dalen,
door
welke eene rivier stroomt, en die door bergen zijn ingesloten,
zijn zij
al
op zich zelve hooger gelegen, veel meer
voor het optreden dezer ziekten voorbeschikt dan het vlakke
Nederland.
Verder kan de ceconomische toestand van grooten vloed zijn op de verbreiding dezer ziekten. terreinen, die
met kruisbessen beplant
zijn,
in-
Uitgestrekte
geven allicht
aanleiding tot sterker verbreiding der ziekte; bepaaldelijk
wanneer, zooals in Amerika veelvuldig het geval
groote terreinen geen voldoend personeel aanwezig
gewas behoorlijk
te verplegen,
op zulke
is,
om
is
kwaal dadelijk voldoende maatregelen te nemen. Het niet bekend, of
soms op de plaatsen
in Ierland,
—
meeldauw
tot
is
mij
Denemar-
ken, Xoorwegen, Zweden, llusland en Posen, waar
zoover Europa betreft,
het
en bij het eerste optreden der
— voor
de Amerikaansche kruisbessen-
dusver schadelijk optrad, gelijksoortige toe-
standen heerschen; in dat geval zou het hevige optreden der kAvaal daar natuurlijk zeer goed te verklaren zijn, en zou
men,
bij
verhuizing van de Sphaerotheca mors uvae ook naar
Nederland, nog juist niet voor zóó hevig optreden daarvan hier te lande te vreezen hebben.
Ik behoor niet
tot
hen, die over vijanden, welke uit de
verte dreigen, dadelijk alarm schreeuwen, en gaarne tot allerlei
— desnoods
de hinderlijkste
toevlucht zouden nemen,
om maar
— maatregelen
hunne
de plaag buiten de grens-
— ])alon to liouden.
(]\Ien
1
—
ro
dcnke aan de gpscliiedenis
Maar aan den
C'oloiadokover en de San José seliildluisi)
anderen kant
a(dit ik liet
den
*aii
toeh zeer gewensclit, de aandar-ht
der Nederlandscliü kruisbessentelers
te-
vijand in Amerika, die blijk gegeven
vestigen op dezen lieeft,
althans in
sommige streken van lüiropa ook te kunnen tieren. Wie mocht meenen, hem in zijne bessentuinen Ie ontdekken, doet goed, dadelijk eenige aangetaste scheuten, bladeren of
vruchten aan mijn adres
te
kunne worde uitgemaakt,
of wij
zenden, opdat met zekerheid
met den Amerikaanschen
dan wel met den Europeeschen meeldauw In
't
eerste geval zou het zeker
te
doen hebben.
raadzaam wezen, de aange-
taste struiken te rooien en te verbranden, opdat tijdig eene
verdere
verbreiding
der kwaal
worde voorkomen.
Eene
geregelde bespuiting (éénmaal per jaar) met Bordeauxsche
pap
is
de bessentuinen even zeer
in
gaarden aan (o.a.
te
als
in
de ooftbooni-
bevelen, wijl daardoor verschillende ziekten
de Gloeosporium-zieki^, waardoor de bladeren veel
te
vroeg afvallen) worden voorkomen; maar ook tegen den
meeldauw werkt
Nog
zij
gunstig als voorbehoedmiddel.
dient de vraag nader te worden beantwoord, op
welke wijze waarschijnlijk de Amerikaansehe meeldauw
naar verschillende plaatsen van Europa
is
gebraeht.
wel vaste gegevens dienaangaande ontbreken, bijkans als zeker -stekken
is
Hoe-
mag men
wel
dat dit met bessenstruiken of
aannemen Immers de door meeldauw aangetaste
geschied.
kruisbessen zelve zijn niet leverbaar; en werden ook al zieke kruisbessen uit
Amerika naar Europa vervoerd, dan
zou nog de kans zeer gering zijn, dat deze daar in bessen-
tuinen terecht kwamen.
Waar
elders dus misschien,
den indringer
te
om
zich tegen den vreem-
vrijwaren, sprake zou kunnen zijn van
invoering van een verbod op den invoer van kruisbessen12-
— struiken,
176
—
en -stekken uit Amerika,
is
daarin voor Nederland
reeds voorzien, aangezien art. 1 van de wet van 23
houdend© bepalingen
tot
Mei 1899,
wering van de San José schildluis
(Staatsblad n° 127) reeds in
't algemeen den invoer van levende boomen en heesters uit Amerika verbiedt.
Mocht onverhoopt de Amerikaansche meeldauw ook hier te lande vertoonen, dan onderzoeken, langs welken
weg
is
zich
het zeker raadzaam te
hij de aangetaste kweekerij
of tuin bereikt heeft; en het zou goed
kunnen
zijn, dat
de
— zoo noodig met vergoeding van geleden verliezen aan de betrokken eigenaars, — dadelijk maatregelen Hegeering,
nam om
zijne uitbreiding te beperken.
Reeds boven deelde
ik
mee
dat de Amerikaansche kruis-
bessenmeeldauw veel gevaarlijker schijnt dan de Europeesche
in
;
Amerika moet
hij zelfs in vele streken de teelt
van de gewone kruisbessen onmogelijk hebben gemaakt, zoodat
men haar
door die van andere,
nauw verwante,
minder vatbare, maar ook minderwaardige soorten heeft vervangen.
nu even
veel
Of deze Amerikaansche kruisbessenmeeldauw schade zou doen wanneer hij in Nederland werd In ieder geval
ingevoerd, laat zich a priori niet beslissen.
moeten onze hessentelers op hunne hoede mij in
tioijielacKtige gevallen ziehe
zijn.
hessen,
Laten
zij
scheuten of
bladeren ter onderzoeking toezenden, opdat tijdig de maatregelen kunnen ivorden genomen, die nuttig hunnen zijn
om
de verbreiding der lnoaal in den aanvang J.
te stuiten.
RiTZEMA Bos.
— RESUMÉ "
—
177
VRA&EKLUST OHITRENT HET [Heterodei^a Schachlii).
UIT DE INGELEVERDE
HAVERAALTJE
"
Hoewel de door het Bestuui' der V( r. van Oud-Leerliiigen der R.L.W.S. to Groningen benoemde Commissie wel met oenigo voorliefde liare taak aanvaardde, wijl de raakte kwestie belangrijk
is,
voelde
liier
aange-
eenigzins
zij zicli toch.
teleurgesteld door de weinige ambitie, die deze vragenlijsten
Immers van de omtrent kwamen slechts 31 stuks terug.
de leden hadden gevonden.
bij
160 verzonden exemplaren
Het
spreekt, dat de hieruitgetrokken conclusie'a niet als
zoo betrouwbaar grooter aantal.
kunnen beschouwd worden, als die uit een De Commissie heeft dan ook de vrijheid
genomen, niet eerder de conclusie's neer
wanneer
zij
te schrijven,
haar volkomen betrouwbaar toeschenen
en daar heeft
zij
iets
;
dan hier
aangevuld met datgene wat haar
noodig scheen, zoodat dit resumé niet een absoluut zuivere afspiegeling
ten
is
is
van datgene wat in de verschillende rappor-
neergelegd.
De eerste
—
conclusie, welke de
Commissie meende
te
mogen
Het haveraaltje heeft in deze provincie is wel deze (Groningen) ylaatsgewijze groote schade aangericht, en wel
trekken,
:
met name op de
lichte zavelgronden, in de
nieuw ingedijkte
polders, terwijl ook de zware klcigronden bijv. in
't
Oldambt
en onder de gemeente Ten Boer niet verschoond zijn gebleven, even min als de roodoorngronden onder Tjuchem.
Op
de veenachtige gronden
van beteekenis geconstateerd. wat hiervan de
men
oorzaaJi
kan
is
de ziekte echter nog niet
Wij
zijn,
laten
in
't
midden
daar dit niet met volko-
zekerheid kan gezegd worden, en gaan daarom liever na
welke factoren hunnen invl
—
— De 't
—
178
structuur van den grond
is
van beteekenis.
In
algemeen kan worden opgemerkt dat een ongunstige struc-
tuur van den bodem het optreden der ziekte bevordert.
Dit
blijkt uit liet door velen geconstateerde, dat het
bewerken
door ploegen in het voorjaar, het nadeel vergroot.
Anderen
merkten op dat bewerking in
natten toestand eveneens
te
ongunstig werkte met het oog op de ziekte.
Ook de hemesting en de bemestingstoestand van den grond oefenen een zekeren invloed
uit.
Bij elke bemes-
waardoor de groei der planten, vooral in den aanvang
ting,
harer ontwikkeling, wordt bevorderd,
gevolgen minder merkbaar.
van Chilisalpeter,
ziekte eenigzins
de ziekte in hare
terstond na de zaaiing,
kan de uitbreiding der
Zelfs
worden tegengegaan, zoo men deze meststof
gebruikt, zoodra krijgt.
is
vroegtijdige aanwending
liefst tijdens of
werkt zeer gunstig.
bijv.,
Een
men ontwaart
dat de haver zieke plekken
Ook groenbemesting met Ylinderbloemigen,
als
Al kan
men
wikke en klaver, kan sterk worden aanbevolen. de ziekte er niet geheel
mee voorkomen, toch kan het kwaad
zeer getemperd worden.
Meer invloed echter nog dan de bemesting, heeft de voorvrucht, zoodat de goede werking van een groenbemesting zeer zeker niet alleen toe te schrijven
brengen van stikstof in den bodem.
Het
is
is
aan het aan-
gebleken dat de
Dat gerst
ziekte het sterkst optreedt
na haver en
een slechte voorvrucht
wordt algemeen geconstateerd.
Zelfs
is,
meer nog dan van haver.
gerst.
Dit laatste zal echter zijn
oorzaak hier in vinden, dat het slechts zelden voorkomt, dat
Stilzwijgend wordt hier
haver na haver wordt verbouwd.
aangenomen dat na tingsplant.
Want
gerst niet
is
is
gezaaid een groenbemes-
dit het geval,
dan heeft de voorvrucht
een deel van hare slechte werking verloren.
—
—
—
17'.)
In iniiulere inato dan de beide genoemde graangewassen,
doen boonen en erwten de ziekte
Ie
Ook
voorschijn treden.
deze beide peuh'rucliten zijn echter nog geen goede voor-
vruchten
uoenien
te
;
genist kan dit echter gezegd worden
Onder Tjuchem
van khiver.
gebleken, dat bij verbouw
is
van boonen en rogge tusschen twee gewassen haver, het gevaar voor de ziekte niet van ovei'wegende beteekenis
is.
Met volkomen zekerheid kan echter gezegd worden, dat
als
minstens 4 achtereenvolgende jaren geen haver en zoo
in
min mogelijk de ziekte
«
wit koren
wat
vrij
is
»
is
verbouwd, het gevaar voor
verminderd.
Meende men vroeger dat de zwarte haver
niet
werd
aangetast of slechts in geringere mate, deze nieening
thans onjuist gebleken. zelfs in sterke
mate
De gewone
is
zwarte haver wordt
ziek, zoo de factoren als
:
niet te sterk
land, ongunstig weder en slechte voorvrucht aanwezig zijn.
Zoodat het schijnt dat de variëteit op het optreden der ziekte geen
merkbaren invloed
heeft.
Gaat men de verschillende vragenlijsten na, dan bemerkt men
al
spoedig dat al heel weinig directe bestrijdings-
middelen worden toegepast.
Slechts
enkelen
van, en dan nog wel in ongunstigen zin.
spreken er
Men kan dan
ook
gerust beweren, dat hoewel door toepassing van inspuiting
met zwavelkoolstof
of benzine
soms eenige resultaten zijn
verkregen, deze resultaten niet van dien aard zijn, dat een
zoodanige behandeling kan worden aanbevolen, daar er meer practische middelen bestaan, die betere gevolgen d(H>n zien.
Ja,
men kan
zelfs
zeggen dat het haveraaltje veel van
zijne verschrikking heeft verloren.
Want
al lijkt
oppervlakkig beschouwd, een volkomen beletsel te
verbouwen,
—
de ziekte,
om haver
door een goede ruime vruchtirisscling,
gepaard aan een goeden bemestingstoestand van den grond,
kan
dit beletsel grootendeels
worden opgeheven.
Men neme
— daarbij in ackt dat
nauwgezet moet
men met
zijn.
—
180
het kiezen van eene voorvrucht
Zaait
men
op perceelen, welke reeds
eerder aan de bewuste ziekte hebben geleden, dan
aan te raden, nooit gerst
Neemt men roode
men verschoond
op,
dan
te 't
is
dan
is
men
tamelijk zeker
Treedt de ziekte echter toch nog
blijft.
het aan te raden, zoo spoedig mogelijk Chili aan
wenden, kort,
het
voorvrucht te gebruiken.
als
of witte klaver,
dat
is
geschikte bodemstructuur
te
bevorderen,
in
de plant in den kortst mogelijken tijd door de
kwijnperiode, gelegen tusschen het groeien uit de korrel en het zich voeden door middel der wortels, heen te helpen.
Hiermede
in verband
kan het aanbeveling verdienen,
iets
de kans op een snellen groei
laat te zaaien, ten einde
te
vergrooten.
De Commissie (w. g.)
:
Heidema.
.1.
M. G. ZiJLMA. HiDDE PESMAN, Rappo7^teur.
De
strekking van dit rapport
Alg. Terg. der Yer. 24 Oct. 1905
te
v.
O.L.
d.
is
goedgekeurd in de
R.L.W.S. gehouden den
Groningen.
De (w.
g.)
Secretaris
:
H. P. Leemhuis Jzn.
— Slaliilen
—
181
dep Nederlandsche Phylopalbologische
(Planlenziekleiikundige) Vereeuiging. Qocdydicurd
bij
in de Ned.
Kon. Besluit van 20 December 1892, No. 26, opgenomen Staatscourant vau 26 Januari 1893, No. 22 en bij
Kon. Besluit
t^an 9
Mei 1905, No.
43,
opgenomen
in
de
Ned. Staatscourant can 25 Mei 1005, No. 122.
Artikel
Er bestaat
1.
in
Nederland eene Nedcrlandsehe
phytopathologische (plantenziektenkundige), vereeniging
die
zich ten doel stelt de verspreiding van kennis op het gebied van
ziekten en beschadigingen van planten en de bestrijding daarvan. Zij tracht dit doel te bereiken door het houden Art. 2. van voordrachten en de verspreiding van geschriften op het gebied van plantenziekten en hare bestrijding en door alle andore wettige middelen, die aan het doel der vereeniging
bevorderlijk
kunnen
zijn.
Lid van de vereeniging is ieder, die zich daartoe Art. 3. bij den penningmeester aanmeldt; het bedrag der jaarlij ksche contributie wordt bij huishoudelijk reglement bepaald. Het lidmaatschap gaat verloren door schriftelijk te bedanken bij den penningmeester a. door het niet betalen der contributie vóór 1 Mei van b. het loopende jaar. Donateurs of douatrices zijn zij, die aan de verArt. 4. eeniging eene gift in eens van f 100 of meer, of eene jaarlijksche bijdrage van f 5 of meer schenken, Vereenigingen en afdeelingen daarvan kunnen als donatrice :
;
toetreden.
Art.
5.
De leden ontvangen
den regel, de donateurs
in
de door de vereeniging of met haar steun uitgegeven geschriften kosteloos, voor zoover de geldmiddelen dit toelaten. steeds,
Art.
6.
Het bestuur bestaat
voorzitter, ondervoorzitter,
hun midden kiezen.
hoogstens 9 leden, die een en penningmeester uit
De bestuursleden worden benoemd door de
algemecnc vergadering, Voorzitter,
uit
secretaris
bij
volstrekte meerderheid van stemmen.
secretaris en penningmeester
lijksch bestuur.
vormen
het dage-
— Art. 7.
—
Algemeene vergaderingen worden gehouden waar
en wanneer het bestuur hiervan
182
dit zal
noodig achten. -Tot bijwoning
worden opgeroepen de
leden,
de donateurs en de
donatrices.
ééne algemeene vergadering Elk. jaar wordt minstens gehouden; wanneer 10 of meer leden schriftelijk eene algemeene vergadering bij den secretaris aanvragen, wordt zij binnen een maand gehouden. Alle beluiten in de algemeene vergadering worden genomen bij meerderheid van stemmen door de aanwezige leden, donateurs en donatrices
De keuze van personen geschiedt met gesloten
briefjes bij
volstrekte meerderheid van stemmen.
Art. 8. bij
Zoo noodig worden verdere bepalingen geregeld dat niets mag bevatten wat in
huishoudelijk reglement,
strijd is
met deze
Art. 9.
statuten.
Herziening
der statuten kan
geschieden
met
minstens V3 der stemmen van de aanwezige leden, donateurs en donatrices, na vooraf op de convocatie te zijn vermeld. De Nederlandsche pbytopathologische (plantenArt. 10. ziektenkundige) vereeniging is opgericht voor den duur van
29 jaren, aangevangen 11 April 1891; haar zetel is te Amsterdam. Het vereenigingsj aar begint 1 Januari. Deze gewijzigde statuten treden in werking op Art. 11. den dag waarop
zij
de Koninklijke goedkeuring vei krijgen.
Het Bestuur
RITZEMA BOS, Voorzitter. HAZELOOP, Ondervoorzitter.
Prof. J.
.T.
Ct.
Dr. H. Dr. H.
Prof. F. B.
D.
A. E.
W. HEINSIUS, .^.
Secretaris.
Amsterdam. CXLKOE^, Penningmeester. Haarlem.
F A. F. C. WENT. LöHXIS.
WELT. KOSTER Mz. H. KRELAGE. K.
:
— Huislioudelijk
183
reglemenl
Phylopalhologisclie
— dei»
Nedeplaiulsck
iPlaiitenziekleiikundigc)
Vepeeniging, A. Van de Leden Zij die als loden, donateurs of donatrices Artikel 1. wcnschon te worden ingeschreven, geven hiervan schriftelijk
kennis aan den Penningmeester. De leden betalen een jaarlijksche contributie van
1
gulden.
Opzegging van hot lidmaatschap of van de jaarlijks verschuldigde geldelijke bijdragen moet schriftelijk vóór 1 December geschieden bij den Penningmeester.
Art.
2.
6. Van het Bestuur. Dealgemeene vergadering bepaalt, uit hoeveel leden het bestuur zal bestaan, en benoemt hen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Vereonigen twee leden een gelijk aantal stemmen op zich, dan heeft een herstemming plaals; krijgen zij ook dan weer een gelijk aantal stemmen, zoo beslist het lot. Art. 4. Jaarlijks treden twee leden van het bestuur af,
Art.
3.
volgens een daartoe te
maken
Bij tusschentijdsch aftreden
rooster,
maar
zijn
wordt op de eerste
te
herkiesbaar.
houden alge-
meene vergadering in de opengevallen plaats voorzien de benoemde treedt in dat geval in de dienstjaren van hem, dien ;
hij
vervangt. In buitengewone gevallen kan hot bestuur, wanneer dit voor
den goeden gang van zaken noodzakelijk mocht zijn, tijdelijk tot aan de eerste te houden algeraeene vergadering, in de opengevallen plaatsen voorzien.
De Voorzitter leidt de vergadering, brengt de voorstemming en zorgt voor de handhaving der reglementen en voor de uitvoering der besluiten van de vergadering. Hebben meer voorstellen op één onderwerp betrekking, dan brengt hij dat van wijdere vóór dat van engere strekking in omvraag, terwijl hij steeds de stemming over amendementen aan die over het voorstel zelf doet voorafgaan Bij afwezigheid van Voorzitter en Ondervoorzitter leidt het oudste bestuurslid Art.
5.
stellen in
in jaren de vergadering.
Art.
6.
De Secretaris voert de briefwisseling en houdt de
notulen van de bestuurs- en de loden- vergaderingen. Hij
is
—
181
—
tevens bewaarder van het archief der Vereeniging. Bij zijn af-
wezigheid wordt een der andere leden door den Voorzitter met deze werkzaamheden belast.
De notulen worden onderworpen aan de goedkeuring der waarover zij loopen. In spoedeischende geval en kan de vergadering den Voorzitter machtigen, twee leden te benoemen, die namens haar de notulen leden, in de vergadering, volgende op die,
goedkeuren. De Penningmeester voert het geldelijk beheer en Art. 7. doet jaarlijks aan de algemeene vergadering rekening en verantwoording van zijn beheer over het afgeloopen jaar, nadat zijne rekening door het Bestuur is goedgekeurd. De aan de Vereeniging toegezegde of verschuldigde Art. 8. gelden worden door den Penningmeester zooveel mogelijk vóór den Isten Maart van elk dienstjaar geïnd. C. Van de Vergaderingen. Art, 9. De jaarlij ksche algemeene vergadering wordt gehouden in Februari of Maart de punten ter behandeling daarvoor moeten vóór l Januari bij den Secretaris worden ingediend. Art. 10. In alle bemoeiingen van de Vereeniging, die als punten van behandeling op eene algemeene vergadering ter sprake komen, heeft hot bestuur het recht van preadvies. Het Bestuur heeft het recht, in spoedeischende Art. II. gevallen besluiten te nemen, mits de kosten daarvoor de financieele krachten der Vereeniging niet te boven gaan, ;
D.
Slotbepalingen.
Geen artikel van dit Reglement zal kunnen gewijzigd worden, dan met goedkeuring van minstens tweederde der stemgerechtigden, die aan de stemming daarover deelnemen. Geen wetswijzing mag geschieden, dan nadat een voorstel daartoe op de agenda voor de algemeene vergadering is aangekondigd geworden. Aldus vastgesteld door de algemeene vergadering Art.
12.
der Nederlandsche Phytopathologische (Plantenziek-
tenkundige) Vereeniging van 18 Februari 1905.
Namens
het Bestuur
Prof. J
Dr.
H.
:
RITZEMA BOS, W. IIEINSIUS,
Voorzüier, Secretaris.
JEAN SOUHEUR, Antwerpen Fabrikant van minerale producten.
—
—
in poeder. Gekristalliseerde koolzure Mineraal wit, Mika. China Clay (Koalin). Feldspath. Mangaan in poeder. kalk. Silicatine (calorifuge). Zwavelzuur barium. Fluorspath. Potlood of graphiet. Geprecipiteerde zwavelzure kalk. — Talk van Venetië en van Frankrijk. Puimsteen in stukken en in poeder. Plastische aardsoorten.
Asbestine of
—
amiante
—
—
—
— —
—
—
—
ALGEME15N AGENT voor het verkoopen van steenen matigen Tuf, dienstig voor het maken van wanden,
— —
en platen van kunstzolderingen (plafonds),
vouten en afsluitingen van allen aard, b. v. voor de afscheiding van vochtige, koude of warme lokalen en voor het bekleeden van ketels en dergelijke toestellen.
FOSTITE! Het Fostite-Poeder en de Fostite-Pap zijn de beste middelen voor de behandeling der ziekten van den Wijnstok, de Tomaten, de Aa7-dappelen, de Rozen, de Bloemen, enz., en vernielen al het ongedierte van de planten, zonder de planten te schaden. Deze producten zijn
aanbevolen door
' :
ANGENOT,
doctor in wetenschappen, leeraar van praktische scheikunde aan het C. handelsiiistituut te Antwerpen; M. MEES, algemeen bestuurder van « La Roseraie SMEDT, onderpastoor te Saint-Pierre-Cappelle Beige te Jette Saint-Pierre ; M. A. pastoor bij Edingen ; M. S. JACOBS, pastoor te Hellebecq (Hain) ; M. F. te Moerbeke bij Geeraardsbergen. Mijne producten zijn gebruikt in de openbare tuinen te Berlijn, in de Koninklijke tuinen te Stuttgart, in de vermaarde Palmengarten te Frankfurt a/M., door de » Raffeisen-Instituts >• te Straasburg, enz. Het officieel verslag van het Instituut voor plantenphysiologie en plantenziekten te Berlijn, zegt dat FOSTITE er met goeden uitslag is aangewend geworden en dat men het zich ieder jaar met voldoening herinnert. Daarenboven is de FOSTITE aanbevolen in Zwitserland door de comiteiten voor het planten van den wijnstok en bijzonderlijk door het comiteit van Zurich. Kostelooze toezending van de brochure met uitleggingen aan ieder, die ze vraagt aan
M.
DE
••
CLAREBAUT,
Mr
JEAN SOUHEUR,
PN EU
Antwerpen.
SLUITING M A T ISCHE HERCULES Fabrriekmerk
(Gebreveteerd)
:
DOOn MIDDEL
OF VAN nET
VAN DEN BAIN-MARIE
UITPOMPEN DER LUCHT.
(waterbad)
(1)
Gesloten
systeem dat de conservedoozen en alle andere potten en jlazen, zoowel voor vloeistoffen als voor vaste lichamen, luchtdicht en werktuigelijk sluit. Oroote spaarzaamheid van werk en stof. Gemakkelijke en geheel gewaarborgde toepassing door het waterbad of het verdunnen van de lucht. Dit sluitingssysteem is aangenomen door de bijzonderste conservefabrieken van de wereld, Fig. 1 stelt een definitief gesloten flesch voor tig 2 de flesch vóór en fig. 3 na de bewerking, Voor meer inlichtingen, het toezenden van stalen en de vergunning voor den v erkoop van 1'^enig
;
iit
product, zich te
wenden
tot
JTE^^IV SOXTFTEUr^, ^^utA^ erpeii Relg^ië). i
/\.
New
Yorlc
Bolanical Ga"J?," .Viiml^
3 5185 00280 1890