Persdossier Opening: 6 december 2013 Onder de Hoge Bescherming van Hunne Majesteiten de Koning en de Koningin
Persdienst MUSEE FIN-DE-SIECLE MUSEUM BE CULTURE General Manager: Séverine Provost Project Coordinators: Charlotte Materne (FR)
[email protected] - +32 (0)484 82 19 43 Lore Lambrechts (NL)
[email protected] - +32 (0)478 43 66 67 T: (0)2 644 61 91 -
[email protected] - www.beculture.be
Dienst communicatie & externe relaties KONINKLIJKE MUSEA VOOR SCHONE KUNSTEN VAN BELGIE Pers - Barbara Porteman
[email protected] - +32 (0)2 508 34 08 www.fine-arts-museum.be 1
INHOUD 1. VOORWOORD
VAN
MICHEL DRAGUET
3
2. PERSBERICHT
7
3. MUSÉE FIN-DE-SIÈCLE MUSEUM, PAREL VAN ONS ERFGOED
8
4. MUSÉE FIN-DE-SIÈCLE MUSEUM MET EDUCATEAM
20
5. EEN TECHNISCHE UITDAGING
23
6.
26
BUITENGEWONE EN MULTIDISCIPLINAIRE SAMENWERKING
7. MUSEE FIN-DE-SIECLE MUSEUM EN BASE DESIGN
32
8. EUROPALIA INDIA
33
9. PRAKTISCHE INFO
35
2
1. VOORWOORD DOOR MICHEL DRAGUET Talrijke actuele studies kennen aan cultuur, en in het bijzonder aan het patrimonium, een belangrijke rol toe bij de uitwerking van een economisch herstelbeleid in Europa. Nu Europa bestempeld wordt als ‘onzichtbaar’ of ‘oud’, en men zich bewust is van de noodzaak om een economie uit te werken die gericht is op duurzame ontwikkeling, moet Europa levenskracht putten uit wat zijn historische kwaliteit uitmaakt: een kenniseconomie met wortels in een patrimonium dat in eenzelfde perspectief waardevolle landschappen koppelt aan weergaloze getuigenissen van het verleden. In 2009 legde het eerste Forum van Avignon het accent op deze dubbele inzet van territoriale ontwikkeling, waarbij duurzame ontwikkeling gekoppeld wordt aan de ontsluiting van het culturele erfgoed. In dit verband heeft de opening van het Musée Magritte Museum in juni 2009 bijgedragen tot het temperen van de impact van de economische crisis in Brussel. Verschillende detailstudies hebben het wervende effect van dit nieuwe initiatief aangetoond. Dit succes, dat tot een verdubbeling van ons bezoekersaantal leidde, ligt ook aan de basis van een andere uitdaging, met name de herschikking van de federale collecties in museale eenheden. Deze eenheden ontsluiten een patrimonium dat, van de prehistorie tot de hedendaagse kunst, van hier en uit de hele wereld, een beschermd erfgoed voor de komende generaties vormt. Onze richtlijnen zijn: uitstalraam van onze collecties in hun totaliteit, middel tot verdere ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek, economische hefboom in tijden van crisis, en tot slot bijdrage tot de vorming van een Europese identiteit. Vandaag komen we samen om de tweede etappe van dit proces te ontdekken, het Musée Fin-de-Siècle Museum. Het nieuwe museum krijgt onderdak krijgt in het gebouw dat Philippe RobertsJones en Roger Bastin bouwden, een sobere constructie waarmee de publieke opinie, destijds niet erg geneigd om aan de moderne kunst haar volle uitstraling te geven, zich kon verzoenen. De sluiting van het Museum voor Moderne Kunst stelde ons in staat om vanaf februari 2010 een reeks werken uit te voeren met het oog op de herinrichting van de vier verdiepingen van niveau -5 tot -8. Deze werken waren hoogdringend en de instelling zou in grote problemen zijn gebracht als ze naar een latere datum waren uitgesteld. Het was immers sinds 1989 geleden dat aan het gebouw aandacht werd geschonken. De klimatisatie, de verwarming, de elektriciteit, de veiligheid en de vloerbekleding werden eveneens vernieuwd. Met de steun van de Regie der Gebouwen, de familie Gillion Crowet en de Vrienden van de Koninklijke Musea gebeurden niet alleen infrastructurele ingrepen en verbeteringen, maar was ook een nieuwe aanpak van de tentoonstellingsscenografie mogelijk. Het Musée Fin-de-Siècle Museum vormt niet langer een museum van de moderne kunst, maar van het modernisme in de betekenis waarin het in een laat 19de-eeuws tijdschrift als L’art moderne ontwikkeld werd. De 19de eeuw wordt er belicht als een sleutelmoment in de geschiedenis van de Europese cultuur. Toen werd eveneens de basis gelegd van Brussel als centraal trefpunt en hoofdstad van het toekomstige Europa. Het museum werpt zich op als een parel van ons patrimonium. Wat houdt dat precies in?
3
De nieuwe museale eenheid brengt het verhaal van een moderniteit die rond 1900 gevoelens en ideeën in vele gedaanten liet bloeien en gedijen. Wij hebben ernaar gestreefd de geest van het gebouw te eerbiedigen en voordeel te halen uit de architecturale keuzes van toen. De ‘lichtput’ is een amfitheater geworden waar, in het hart van het Museumplein, de herinnering bewaard wordt aan een architectuur die in Brussel zo vaak stiefmoederlijk werd behandeld. De zalen werden gerenoveerd zonder toe te geven aan een modieuze trend die het moet hebben van kleureffecten en kitsch revival. Wij hebben ons integendeel willen houden aan de moderne principes die de ontwerpers van het gebouw beoogden. Dat de wanden niet helemaal wit zijn, ligt dan weer in de lijn van een modernistisch ideaal dat eigen is aan het fin de siècle. Met de organisatie van de salons van Les XX (1883–1894) en van La Libre Esthétique (1894–1914) in de zalen van ons eigen museum, is Brussel een unieke smeltkroes van creativiteit geweest. Niet de impressionistische vloedgolf was daarin het belangrijkste ingrediënt. Het symbolisme, het wagnerisme en de art nouveau vormden samen de elementen van een identiteit die in ruime mate het aanzicht van Brussel heeft bepaald. De uitdrukking ‘Brussel, hoofdstad van de art nouveau’ heeft niet alleen betrekking op de architectuur, zij verwijst in de eerste plaats naar de sterke dynamiek die in alle vormen van kunst en creativiteit in de samenleving tot uiting kwam: literatuur, schilderkunst, opera, muziek, architectuur, fotografie en poëzie. Maeterlinck, Verhaeren, Ensor, Khnopff, Spilliaert, Maus, Horta, Van de Velde, Kufferath, Lekeu – de lijst is ver van volledig – belichamen een creativiteit waarvan de weerklank ver over onze grenzen reikte. De Europese en zelfs wereldwijde receptie van een Maeterlinck, die in 1911 de Nobelprijs ontving, vormt daarvan een schitterend bewijs. Dit museum ontleent zijn legitimiteit aan de eenendertig salons die in Brussel het beste van de Europese kunst en cultuur bijeenbrachten. Het is opgebouwd rond de kunstkringen die vanaf 1868 – toen de Société Libre des Beaux-Arts werd opgericht – in België het debat over de moderniteit op gang brachten waarvan Charles Baudelaire, enkele jaren eerder in Parijs, reeds de betekenis had uitgediept in zijn Petits poèmes en prose. Tegenover de moderniteit als modeverschijnsel stond immers een beweging die zich, binnen de moderne stroming zelf, kritisch opstelde tegen het illusoire van een al te dweperig modernisme. Excentrisch ten opzichte van Parijs, maar toch centraal door haar hoedanigheid van Europees kruispunt, is de Belgische kunstscène de vruchtbare bodem geweest waar die moderniteit, met haar avant-gardistische hartstocht zowel als haar kritische houding, in al haar facetten tot rijping kon komen. De geschiedenis van dat avontuur vertellen, vergde een multidisciplinaire aanpak die slechts mogelijk was dankzij een partnership van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten met de Koninklijke Bibliotheek, de Koninklijke Muntschouwburg, de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, de Bibliotheca Wittockiana, het Koninklijk Belgisch Filmarchief, de Koning Boudewijnstichting en Belfius Bank, waarvan de collecties de diepe verankering van deze fin-de-sièclecultuur in het Belgische landschap illustreren. Samen met die partners hebben we een verhaal kunnen samenstellen dat in zijn beknoptheid toch diepgravend is, en dat bovendien ronduit spectaculair wordt dankzij de buitengewone collectie Gillion Crowet die ons door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in bruikleen is gegeven. Het historische parcours komt tot leven via de meesterwerken die door een gepassioneerde verzamelaarster bijeen werden gebracht. Sommigen wilden dit ensemble, dat van de eenheid en creativiteit van een tijdperk getuigt, opsplitsen tussen sierkunsten en schone kunsten. Het was evenwel de uitdrukkelijke wens van Anne-Marie Crowet dat de pâtes de verre, schilderijen, meubelen en zilverwerk samen een luisterrijk spektakel zouden vormen, als evocatie van het gemeenschappelijke streven van kunstenaars en ambachtslieden naar een kunst die de werkelijkheid een ander aanzien geeft. 4
Ik wil mijn collega’s bedanken die bereid waren, en de durf hadden, om dit partnership aan te gaan: dhr. Patrick Lefèvre, algemeen directeur van de Koninklijke Bibliotheek, dhr. Peter de Caluwe, directeur van de Koninklijke Muntschouwburg, dhr. Michel Wittock, voorzitter van de Bibliotheca Wittockiana, dhr. Nicola Mazzanti, directeur van het Koninklijk Belgisch Filmarchief, dhr. Dominique Allard, directeur bij de Koning Boudewijnstichting, en dhr. Jos Clijsters, voorzitter van het directiecomité van Belfius Bank. Ook aan dhr. Rudi Vervoort, minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, betuig ik mijn erkentelijkheid, evenals aan dhr. Guy Vanhengel, minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Externe Betrekkingen, verantwoordelijk voor de inbewaringgeving van de collectie Gillion Crowet in deze nieuwe museale eenheid. Met amicale dankbaarheid vermeld ik hier ook dhr. Charles Piqué die deze schenking met veel overtuigingskracht heeft bepleit – ik zou haast zeggen: opgedrongen. Aan deze art-nouveauliefhebber, die geen moeite heeft gespaard om het patrimoniale geheugen van Brussel te verrijken, verklaar ik mij gaarne schatplichtig. Ik wil ook de leden van het begeleidend comité van de schenking danken voor al het werk dat zij hebben verricht: Pierre Dejemeppe, Anne-Sophie Walazyc, Pieter De Keyser en Guy Conde-Reis van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Frederik Leen van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, René Delcourt van het Federaal Wetenschapsbeleid, dhr. Gillion Crowet, vertegenwoordiger van de familie, en de experten Françoise Aubry en Pascale Vandervellen. In verband met deze schenking wens ik ook hulde te brengen aan de heer Didier Reynders, viceeersteminister, die als minister van Financiën van bij het begin dit schenkingsproject, dat in 2006 tot een goed einde werd gebracht, heeft gesteund. Mijn dank gaat ook naar allen die, binnen het museum zelf, het project hebben begeleid. Inga Rossi-Schrimpf die als projectleidster belast was met de coördinatie; de conservatoren Francisca Vandepitte en Dominique Marechal; Sophie Van Vliet en Marie Decoodt, van de dienst tentoonstellingen; Peter Vanhopplinus, verantwoordelijk voor de technische teams en voor de controle van de werkzaamheden; Vinciane De Brouwer, hoofd van de financiële dienst; Anne Goffart, verantwoordelijke van de communicatie; Isabelle Vanhoonacker die ten behoeve van een steeds talrijker wordend publiek de educatieve dienst leidt, evenals Colette Janssens, verantwoordelijk voor de ondersteunende diensten. Via elk van deze verantwoordelijken wil ik hier mijn erkentelijkheid uitdrukken jegens hun teams die met toewijding en deskundigheid hebben gewerkt. Mijn dank gaat ook naar de collega’s in de instellingen die deel uitmaken van het partnership; hun steun en medewerking heeft ons geholpen om van een droom werkelijkheid te maken. In mijn dank aan het personeel van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België betrek ik tevens met bijzonder genoegen de Vereniging van de Vrienden van de Koninklijke Musea die ons, onder het voorzitterschap van Philippe Delusinne, met enthousiasme en doeltreffendheid steunt. Behalve onze voorzitter dank ik ook de hele raad van bestuur, die het idee om dit Musée Fin-deSiècle Museum op te richten als eerste etappe van de herstructurering van de collectie moderne kunst welwillend en belangstellend heeft onthaald. Ik vermeld hier in het bijzonder Christiane Berghmans-Waucquez die met zoveel inzet en plezier het project ‘Become a Friend’ ontwikkelt, evenals Sylviane Van Droogenbroeck die op efficiënte wijze het werk van de vrijwilligers in goede banen leidt – de vrijwilligers die onze familie zijn, en zonder wie de Musea niet zouden kunnen functioneren. Graag bedank ik ook, in de persoon van administrateur-generaal Laurent Vrijdaghs, de teams van de Regie der Gebouwen voor hun perfecte samenwerking.
5
Het personeel van de Koninklijke Musea kon rekenen op de deskundigheid van de bedrijven die aan de renovatie van de installaties meewerkten en deze met de meest vernieuwende technologie hebben bedacht. Om te eindigen vermeld ik graag Editions Hazan, die de productie van de bezoekersgids in alle stadia hebben gevolgd en begeleid. Niet zonder ontroering dank ik ten slotte onze mecenassen. Roland en Anne-Marie Gillion Crowet – en ik betrek hierbij ook graag hun familie – hebben een collectie samengebracht die uniek is in de wereld. Bij hun schenking hebben zij blijk gegeven van een buitengewone gulheid opdat niet alleen de collectie, maar ook haar kader behouden zou blijven: een schrijn dat, van hun appartement naar de museumzalen, van wat Mallarmé een ‘grotte d’intimité’ noemde naar de transparantie van een publieke plek, niets van zijn pracht en rijkdom heeft verloren. Het einde van een eeuw is geen synoniem van uitputting. Het is een feest van de geest die boven de hardheid van de tijd is uitgestegen. Het inwijden van een dergelijke plek op 6 december 2013 is symbolisch. Een eeuw geleden immers legde de Koninklijke Muntschouwburg de laatste hand aan zijn ‘Parsifal’ die een maand later in première zou gaan. 2 januari 1914 vormde het hoogtepunt van een veelomvattende beweging die dertig jaar eerder was begonnen. Wij weten wat erop is gevolgd, en daarom heeft die datum voor ons een tragische weerklank. Dit museum brengt een deel van ons verleden tot leven en helpt ons inzicht verwerven in wie en wat we zijn. Het is het levendige geheugen van een fascinerend, met schaduw en licht doorweven tijdperk, dat zijn toekomst droomde terwijl het zich een oorsprong bedacht. Een blijvende les en tegelijk een spektakel in het hart van een Europese hoofdstad … waar nu vrede heerst.
Michel Draguet Algemeen Directeur Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België
6
2. PERSBERICHT 05/12/2013 Op 6 december 2013 opent het Musée Fin-de-Siècle Museum de deuren en kan het publiek kennismaken met een uitzonderlijke verzameling werken van Belgische kunstenaars als James Ensor, Fernand Khnopff, Léon Spilliaert, Victor Horta, Henry Van de Velde en Philippe Wolfers, maar ook van buitenlandse kunstenaars als Paul Gauguin, Auguste Rodin, Pierre Bonnard, Emile Gallé, Louis Majorelle en Alphonse Mucha. Vier jaar na de opening van het Musée Magritte Museum - de eerste stap in de reorganisatie van de federale kunstcollecties – ronden de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België een tweede etappe in dat proces af. Met de komst van het Musée Fin-de-Siècle Museum krijgt het Belgische kunstpatrimonium meer dan ooit internationale weerklank. Het Musée Fin-de-Siècle Museum presenteert Brussel als een uniek Europees artistiek knooppunt ten tijde van de eeuwwisseling. In de salons van Les XX (1883-1894) en van La Libre Esthétique (1894-1914) ontmoetten de grootste kunstenaars elkaar en creëerden ze schilderijen en voorwerpen die tot op vandaag van een buitengewone artistieke rijkdom getuigen. De artistieke dynamiek van het fin de siècle herleeft ten volle in de aantrekkelijke, moderne inrichting van het museum. Het publiek wordt volledig in de sfeer van de jaren 1900 ondergedompeld dankzij een gevarieerde artistieke collectie die balanceert tussen filosofie en poëzie, architectuur en schilderkunst, fotografie en literatuur. Het kantelmoment tussen de 19e en de 20e eeuw deed een reeks nieuwe kunststromingen ontstaan: impressionisme, realisme, neo-impressionisme, postimpressionisme en symbolisme. Naast die grote inhoudelijke rijkdom getuigt de collectie ook van een uitgesproken Belgisch karakter, met kunstenaars als Jean Delville, Henri Evenepoel, Constantin Meunier, Emile Claus, Théo Van Rysselberghe, Félicien Rops en Léon Spilliaert. Om de vele uitingen van de artistieke creativiteit rond de eeuwwisseling te kunnen overspannen, hanteren de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België een multidisciplinaire aanpak en werken ze samen met de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, de Koninklijke Bibliotheek, Belfius, de Koninklijke Muntschouwburg, Cinematek, de Université Libre de Bruxelles, de Bibliotheca Wittockiana en de Koning Boudewijnstichting. Een andere partner is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat de schitterende collectie Gillion Crowet in bewaring geeft. Ongetwijfeld wordt die collectie een van de hoogtepunten van het nieuwe museum. Ook de Nationale Loterij, de Regie der Gebouwen en de bedrijven Petercam, Tevean en Perrier-Jouët hebben in het project geïnvesteerd. De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten willen in het bijzonder de familie Gillion Crowet danken om haar bijdrage tot de totstandkoming van het museum. De vele multidisciplinaire en zintuiglijke ervaringen, creatieve ontdekkingen en moderne technologische toepassingen die het museum te bieden heeft, zullen zeker bij het publiek in de smaak vallen. Het Musée Fin-de-Siècle Museum wil voor iedereen toegankelijk zijn en is daarom ook aangepast aan mindervalide personen. Een open publieke ruimte en een aangepast onthaal voor specifieke doelgroepen, maken dat iedereen kan meegenieten van deze unieke ervaring. Op 6 december 2013 is het zover. Vanaf dan kan het publiek een duik nemen in de vele schitteringen van het fin de siècle. 7
3. MUSÉE FIN-DE-SIÈCLE MUSEUM, PAREL VAN ONS ERFGOED
Een nieuwe kijk Ontdekking van de materie HET REALISME — De Société Libre des BeauxArts DE FOTOGRAFIE HET SOCIAAL - REALISME — De economische crisis en de sociale problemen
Het betoverend licht Uitbarsting van de kleur JAMES ENSOR LES XX — LA LIBRE ESTHÉTIQUE HET NEO - IMPRESSIONISME HET POST - IMPRESSIONISME EN LES NABIS
Een totaalkunst Nieuwe uitdrukkingswijzen DE ARCHITECTUUR ART NOUVEAU FERNAND KHNOPFF DE OPERA HET SYMBOLISME DE COLLECTIE GILLION CROWET
Op naar de moderniteit Lijnen en vormen LEON SPILLIAERT DE LATEMSE KUNSTENAARS — GEORGES MINNE 8
Een nieuwe kijk Ontdekking van de materie HET REALISME — De Société Libre des Beaux-Arts Het realisme is de dominante stroming in de kunst en de literatuur tijdens de tweede helft van de 19de eeuw waarvan de opkomst samenvalt met diepgaande politieke en maatschappelijke veranderingen. In navolging van de Franse kunstschilder Gustave Courbet, maar ook van Belgen als Charles De Groux of Alfred Stevens, verenigen zich een groot aantal kunstenaars in de Société Libre des Beaux-Arts die te Brussel wordt opgericht in 1868. Hun streven wordt gekenmerkt door een uitgesproken drang naar vrijheid, oprechtheid en realisme. Om die reden keren ze zich af van het door regels ingesnoerde academisme en van de historieschilderkunst die enkel belangstelling heeft voor een geïdealiseerd verleden. In plaats van deze conventionele en in hun ogen ouderwetse kijk op de geschiedenis leggen ze de nadruk op de eigen en eigentijdse omgeving en de natuur. Voorwaarde voor deze op de ‘echte’ wereld gerichte blik is de noodzaak om hun onderwerpen nauwkeurig te observeren.
Charles HERMANS (1839 - 1924), Bij dageraad, 1875, olieverf op doek © Brussel, MRBAB/KMSKB
Uit de collectie: Charles De Groux, Félicien Rops, Jean-François Portaels, Edouard Agneessens, Camille Van Camp, Alfred Stevens, Alfred Cluysenaar, Charles Hermans, Émile Wauters. Louis Artan, Adrien-Joseph Heymans, Alfred Verwee, Louis Dubois, Joseph Coosemans
DE FOTOGRAFIE In de 19de eeuw ontstaan met de fotografie en de film nieuwe beeldtechnieken. Beide kennen tot in 1914 een snelle evolutie. Terwijl de fotografie al zeer snel uitgroeit tot een democratisch medium en zich aldus vanaf de jaren 1880 populariseert, kaapt ze ook – hoewel niet onbetwist - de aandacht weg van kunstenaars en fotografen-kunstenaars. In de discussie omtrent de vraag of fotografie een kunst is, verlegt de focus zich in de jaren 1890 naar een esthetische benadering. Alexandre is de bekendste Belgische fotograaf uit die periode. Hij maakte deel uit van de ‘picturalistische beweging’ die in Engeland ontstond deze fotografen concentreerden zich op de esthetiek van het beeld - maar hij werkte evenzeer met Fernand Khnopff aan picturaal bewerkte foto’s.
Het afspraakje van Max, Max Linder, Pathé Frères, 1913, Zwart-Wit © Cinematek
In 1895 ontstonden de eerste cinematografische projecties. Dit medium maakte een nog snellere evolutie door dan de fotografie: al voor 1914 werden de eerste langspeelfilms gerealiseerd. Sedertdien beïnvloeden fotografie en film de blik van de kunstenaars en bijgevolg ook de evolutie van de schone kunsten waarin deze nieuwe artistieke expressiemiddelen zich in de loop van de 20ste eeuw volledig zouden gaan integreren. 9
HET SOCIAAL- REALISME De economische crisis en de sociale problemen In het midden van de 19de eeuw groeit België uit tot één van de meest toonaangevende industriemachten van WestEuropa. Vanaf 1882 brengt de realistische schilder en beeldhouwer Constantin Meunier (1831-1905) de harde wereld van de industriearbeider in beeld. Met het unieke observatievermogen van een reporter geeft hij de activiteiten weer in de hoogovens, staal- en glasfabrieken, op de kades en in de steenkoolmijnen, en getuigt hij van de lastige levensomstandigheden van het proletariaat. Hij onderscheidt zich met dit oeuvre in 1886, niet toevallig één jaar na de oprichting van de Belgische Werkliedenpartij. Hij ontpopt zich tot internationaal erkend boegbeeld van de culturele milieus rond het progressieve tijdschrift L’Art moderne. Constantin MEUNIER (1837 - 1905), De puddelaar, 1884/1887-1888, Zittend beeld, brons 145,5 x 81,5 x 87,5 © Brussel, MRBAB/KMSKB
In het verlengde van het realisme en in de lijn van de filosofie en letterkunde van het naturalisme vertonen Belgische kunstenaars een grotere gevoeligheid voor de sociaalhistorische werkelijkheid dan voorheen het geval was. In navolging van de miserabilistische taferelen van Charles De Groux, willen ze de gevolgen van de industriële omwentelingen weergeven in hun werk. Daarin beelden ze de volksmens af tijdens zijn labeur en in zijn dagelijks leven. Hun bekommernis is niettemin in eerste instantie beeldend van aard, een zoeken naar authentieke artistieke en menselijke expressie. Elke kunstenaar probeert in zijn eigen stijl het anekdotische te overstijgen om het leven van de volksmens weer te geven, even heroïsch en episch als ellendig en berustend.
Eugène LAERMANS (1864 - 1940), Een stakingsavond, 1894, olieverf op doek, 150 x 211 © Brussel, MRBAB/KMSKB
Uit de collectie: Josué Dupon, Léon Frederic, Eugène Laermans, Charles Van der Stappen, Vincent van Gogh
10
Het betoverend licht Uitbarsting van de kleur JAMES ENSOR In het België van de jaren 1880 - 1890 wordt de vernieuwer James Ensor door zijn tijdgenoten niet goed begrepen. Vandaag ontsnapt zijn geniale en visionaire kijk nog steeds aan elke classificatie en wordt hij beschouwd als de voorloper van de moderne kunst. Eerst teert de kunstenaar op het realisme, maar vrij snel begint hij mysterie en innerlijkheid te evoceren in donkere burgerinterieurs en experimenteert hij met verfmaterie en kleur. Vanaf 1883 kent zijn uitbundige creativiteit een nieuwe wending, waarin de werkelijkheid, het fantastische of de ironie door elkaar gaan vloeien. Masker en skelet verschijnen als hoofdmotief. Hij voelt zich miskend en eenzaam en aan de hand van spot en karikatuur zet hij zich af tegen de gevestigde maatschappij. Zijn originaliteit ligt in het invoeren van een carnavaleske en macabere iconografie die getuigt van een expressionisme avant la lettre. Enkele voorbeelden illustreren zijn al dan niet tegenstrijdige banden met generatiegenoten.
James ENSOR (1860 - 1949), Skeletten bekvechten om een bokking, 1891, olieverf op doek, 16 x 21,5 © SABAM Belgium
Uit de collectie: Willy Finch en Fernand Khnopff
LES XX – LA LIBRE ESTHETIQUE Tussen 1883 en 1893 fungeert de kunstkring Les XX, onder leiding van secretaris Octave Maus, als invloedrijkste forum van de avant-garde in België en als draaischijf in de internationale verspreiding. Door de open tentoonstellingspolitiek, de democratische werkingsstructuur en de originele opzet van hun evenementen onderscheiden de Vingtisten zich binnen de bestaande artistieke scène. In de marge van het salon presenteert de kring ook een omkaderingsprogramma van lezingen over eigentijdse kunst en literatuur, alsook concerten van hedendaagse muziek. Spreekbuis van de kring is het in 1881 door Edmond Picard en Octave Maus opgerichte tijdschrift ‘L’Art moderne’, dat niet alleen wekelijks verslag brengt van hun activiteiten maar ook in kritieken en opiniestukken de progressieve doelstellingen van kring en redactie propageert. De jaarlijkse salons, die aanvankelijk in de lokalen van het Paleis voor Schone Kunsten en vanaf 1887 in het Museum voor Schilderkunst doorgingen (beiden vandaag KMSKB), kenden een groeiend succes. Na de ontbinding van Les XX in 1893 worden de activiteiten ten dele verder gezet binnen La Libre Esthétique, met meer aandacht voor de decoratieve kunst van de art nouveau en thematentoonstellingen.
Ansichtkaart van Théo van Rysselberghe, (1862–1926) aan Octave Maus met ontwerp van de affiche voor het zesde salon van La Libre Esthétique, Brussel, 24 januari 1897 14,2 × 9,1 © Brussel, AACB
Uit de collectie: Archiefdocumenten van het Octave Maus Fonds, Rembrandt Bugatti, Gisbert Combaz, Fernand Khnopff, Théo van Rysselberghe 11
HET NEO - IMPRESSIONISME De introductie van het pointillisme is het persoonlijke antwoord van de Franse kunstenaar Georges Seurat op de problematiek van licht, vorm en kleur die de impressionisten tot dan toe bezighield. Vanaf 1886 ontwikkelt hij een stippeltechniek die stoelt op de wetenschappelijke verdeling van kleuren door de natuurkundige Chevreul. Ongemengde kleurstipjes worden systematisch naast elkaar gezet, zodat de optische menging zich bij waarneming op afstand voltrekt, in het oog van de toeschouwer. Het resultaat is een levendig vibrerend schouwspel van lichtweerkaatsingen en een verfijnde weergave van wisselende atmosferische gewaarwordingen. Vrij vlug kent deze schilderkunstige vernieuwing internationale weerklank, mede door de aanwezigheid van Seurat en Signac op de salons van Les XX en La Libre Esthétique. In België geldt de jonge Henry Van de Velde als belangrijkste vertegenwoordiger van deze stroming.
Georges SEURAT (1859-1891), De Seine bij La Grande-Jatte,1888, olieverf op doek 65 x 82, © Brussel, MRBAB/KMSKB
Uit de collectie: Georges Seurat, Paul Signac, Théo Van Rysselberghe, Henry Van de Velde, Willy Finch, Auguste Rodin Théo VAN RYSSELBERGHE (1862 - 1926), De wandeling, 1901, olieverf op doek, 97x 130 © Brussel, MRBAB/KMSKB
HET POST - IMPRESSIONISME EN LES NABIS Daar waar de impressionisten het vluchtige licht buitenshuis weergeven en zodoende de soliditeit van het beeld ondergraven, gaan de post-impressionistische Nabis (Hebreeuws voor ‘de Profeten’) op zoek naar goed leesbare synthetische vormen. Zij beogen niet langer een directe weergave van de werkelijkheid, maar een evocatieve transpositie ervan tot een weloverwogen esthetische orde. Vernieuwend autonoom lijn -en kleurgebruik, met een voorkeur voor platte vlakken en krachtige decoratieve contouren, biedt de kunstenaars de mogelijkheid om hun persoonlijke belevingswereld tot uitdrukking te brengen. Deze zoektocht naar artistieke herbronning en zucht naar primitivisme hebben Paul Gauguin, de inspirator van deze Franse kunstenaarsgroep, van Parijs over Bretagne tot in de Markiezeneilanden gebracht. Anderen trokken zich terug in een mentale wereld van religiositeit en mystiek, verwant aan deze van het opkomende idealisme.
Paul GAUGUIN (1848 - 1903), Bretonse kruisweg, of De groene Christus, 1889, olieverf op doek, 92 x 73,5 © Brussel, MRBAB/KMSKB
Uit de collectie: Paul Gauguin, Édouard Vuillard, Pierre Bonnard
12
HET BELGISCHE IMPRESSIONISME Omstreeks 1880 komt er in België een inheems impressionisme op dat voordeel haalt uit de vernieuwingen van de realisten. Zo geven realistische landschapschilders in de open lucht de lichtschakeringen weer of leggen ze nadruk op heldere kleuren. Een belangrijke stap wordt gezet wanneer Ensor in zijn ‘burgerinterieurs’ een zeer tastbare ‘poëzie van het licht’ invoert. Ook Henri De Braekeleer experimenteert iets later in dezelfde zin. Het Belgische impressionisme kent echter vooral een doorbraak als Franse kunstenaars vanaf 1886 te Brussel gaan tentoonstellen bij de groep Les XX. Er volgt een stroomversnelling wanneer reeds het jaar nadien Un dimanche à la Grande Jatte van Georges Seurat te Brussel wordt getoond. Dankzij dit manifest van het neoimpressionisme wordt de techniek van het ‘pointillisme’ hier al vroeg geïntroduceerd. Het duurt echter nog tot 1904 wanneer de triomf van het Franse impressionisme bevestigd wordt tijdens een tentoonstelling van La Libre Esthétique. België wordt er vertegenwoordigd door de kring Vie et Lumière die in 1904 is opgericht en die het ‘luminisme’ ingang doet vinden als (een late) Belgische strekking in het impressionisme.
Emile CLAUS (1849 - 1924), Koeien bij het oversteken van de Leie © Brussel, MRBAB/KMSKB
Uit de collectie: Émile Claus, Anna Boch, Jenny Montigny, Adrien-Joseph Heymans
In Tervuren en elders schildert Boulenger direct naar de natuur en wordt hij de centrale figuur van een kleine kunstenaarskolonie. Zélf lanceert hij op het salon van 1866 de benaming ‘School van Tervuren’, alluderend op de school van Barbizon die hem en zijn medekunstenaars diepgaand heeft beïnvloed. Zijn verfbehandeling is vrij en onstuimig en op die manier geeft hij op krachtige wijze uiting van zijn getourmenteerde persoonlijkheid. Hij heeft invloed op een hele kunstenaarsgeneratie wat het ontstaan van een autochtoon impressionisme bewerkstelligt. Hier worden impressies van bos, stad of zee, soms in slechte weersomstandigheden, met directe en losse schriftuur en gevoelig kleurgebruik op het doek geschilderd. Zo had de vrije en soms ongecontroleerde borstel- en paletmestechniek van Vogels, alsook zijn schetsmatige en rijke matière behandeling invloed op Ensor.
Hippolyte BOULENGER (1837 - 1874), De oude Haagbeukdreef Tervueren, 1871-1872, olieverf op doek 130,5 x 93 © Brussel, MRBAB/KMSKB
Uit de collectie: Hippolyte Boulenger, Guillaume Vogels, Willy Finch, Félicien Rops, Pericles Pantazis
13
Een totaalkunst Nieuwe uitdrukkingswijzen DE ARCHITECTUUR ART NOUVEAU Aan het einde van de 19de eeuw onderging de architectuur, zowel op het vlak van ruimtelijke opvatting als interieurdecoratie, een grondige transformatie. Drie namen overheersten in wat de Belgische art nouveau-architectuur zou worden: Victor Horta, Paul Hankar en Henry Van de Velde. Zij waren zowel de wegbereiders als de theoretici van deze stroming. Victor Horta ontwikkelde een eigen visie waarbij hij de rechte lijn ten voordele van de gebogen lijn afwees. Als een van de eersten begreep hij bovendien dat ijzer een ornamentele functie kon hebben en beschouwde hij glas als een wezenlijk architecturaal element. Zijn eerste opdrachtgevers Emile Tassel, universiteitsprofessor, en Eugène Autrique, een beroemd advocaat, introduceerden hem bij de Brusselse hoge burgerij waar hij een omvangrijk clientèle zou vinden. Tot zijn bekendste realisaties in Brussel behoren het Volkshuis (1895-99, gesloopt in 1965), het Paleis voor Schone Kunsten en het Centraal Station, dat hij door zijn overlijden niet zou kunnen afwerken. De praktijk van Paul Hankar werd gevormd door zijn theoretische reflectie over de kunsten en zijn politiek engagement ten voordele van sociale architectuur. Hoewel Hankar eveneens voorstander was van asymmetrie en gebogen lijnen, onderscheidde hij zich door zijn voorliefde voor polychromie en een zeer gevarieerde materiaalbehandeling. Een van zijn meesterwerken is het huis van de symbolistische schilder Albert Ciamberlani in Elsene waar de met sgraffito versierde gevel de metalen structuur zichtbaar laat. Kunstschilder Henri Van de Velde wilde het onderscheid tussen de schone en toegepaste kunsten uitwissen en pleitte voor een nieuwe kunst (“art nouveau”), gebaseerd op de moraal en op de eenheid van de kunsten. Hij legde ook de nadruk op het belang van de lijn. In 1895, vijf jaar voor zijn vertrek naar Berlijn, zette hij als autodidact de stap naar de architectuur met het ontwerp van zijn eigen woning in Ukkel (Bloemenwerf). Het gebouw draagt kenmerken die verwant zijn aan die van Engelse cottages. De art nouveau-architectuur die door deze drie grote persoonlijkheden ontwikkeld werd, zou worden voortgezet door navolgers die wel de vormentaal maar niet de diepere structurele logica overnamen. De esthetiek ging de progressieve burgerij langzamerhand vervelen. Deze desinteresse veralgemeende zich met als gevolg dat een groot deel van dit patrimonium mettertijd verloren ging.
HENRY VAN DE VELDE, Bloemenwerf, het huis van de architect, Vanderaeylaan in Ukkel (Brussel), 1895. Archieven moderne architecteur Brussel © Archieven moderne architecteur
14
FERNAND KHNOPFF De technisch veelzijdige kunstenaar Fernand Khnopff is één van de belangrijkste vertegenwoordigers van het symbolisme in België. Zijn Brugge – de stad waar hij zijn prille kinderjaren heeft doorgebracht - en Fosset – het familiale vakantieverblijf in de Ardennen - zijn hoofdthema’s in zijn werk, zijn zuster Marguerite is zijn lievelingsmodel en muze. Als literatuurfreak, anglofiel, medestichter van Les XX en later van de Libre Esthétique, ontwerper van decors en kostuums voor de opera, zoekt hij steeds naar het ‘schoonheidsideaal’. Hij doet zich gelden als de schilder van DE vrouw: engel, vamp of duivel. Vanaf 1900 spitst hij zich toe op de bouw van zijn huis, ‘de tempel van het ik’ (ondertussen is dit gebouw afgebroken).
Fernand KHNOPFF (1858 1921), Over de stilte, 1890, Pastel op papier, 878 x 443mm © Brussel, MRBAB/KMSKB
Fernand KHNOPFF (1858 - 1921), Liefkozingen, 1896, olieverf op doek, 50.5 x151 © Collectie Gillion Crowet, schenking van M. en Mevr. Gillion Crowet aan het Brussels hoofdstedelijk gewest, in depot KMSKB
DE OPERA Tijdens het fin-de-siècle evolueert de Brusselse Muntschouwburg tot internationaal centrum van symbolistische cultuur, wegens haar centrale rol in België én in Frankrijk bij de receptie van de opera’s van de Duitse componist Richard Wagner. Het fenomeen van het Wagnerisme en de esthetiek van het Gesamtkunstwerk groeide uit tot een ware hype in Brussel en ligt mede aan de basis van de eigenlijke symbolistische opera. In beide gevallen zien we een intense samenwerking tussen componisten, muzikanten, theatermakers, literatoren en beeldende kunstenaars, zoals Fernand Khnopff in het culturele milieu rond het vooruitstrevende operahuis van directeur Maurice Kufferath. De Germaanse sagen en mythen over dreigende ondergang, fatale vrouwen en de nodige heroïek vormen de sleutelthema’s voor deze creaties.
Mariette CharlesMazarin in de rol van Salomé van Richard Strauss, uitgevoerd in De Munt , 25/03/1907 © De Munt/ La Monnaie
Henry DE GROUX (1867 - 1930), De Walkurenrit, 1890, Pastel op papier, gekleefd op dik karton 79,4 x 112,2 © Brussel, MRBAB/KMSKB
Uit de collectie: Schaalmodellen operadecors, Henry de Groux, Godefroid De Vreese, Juliaan Dillens, Fernand Khnopff, Constantin Meunier, Charles Samuel
15
HET SYMBOLISME Het symbolisme is een stroming in de literatuur en de beeldende kunsten die in 1886 te Parijs wordt gedefinieerd. Het beschouwt het impressionisme als een door fysische indrukken beheerst materialisme en moedigt daarom het idealisme en een meer poëtische gevoeligheid aan. De kunst zou opnieuw een ontdekkingsreis worden naar de mysteries van de ziel en de wereld van de symbolen, door de droom, de erotiek, de angst en zelfs esoterische doctrines. Het symbolisme heeft zijn wortels in het diepste aanvoelen van het bestaan en het onderbewustzijn, nog voor dat dit laatste door Freud is geanalyseerd. De beweging komt in Parijs onder Sâr Péladan te staan die in 1892 de ‘Salons de la Rose + Croix’ sticht, tentoonstellingen waaraan ook Belgische kunstenaars deelnemen. Sommige kunstenaars zoeken een sfeer die diepe verinnerlijking uitstraalt, anderen verzinken in meer oppervlakkiger decoratieve effecten. Uit de collectie: Jean Delville, William Degouve de Nuncques, Émile Fabry, Albert Ciamberlani, Willy Schlobach, Léon Frederic, Constant Montald, Henry De Groux, Edward BurneJones, Henri Le Sidaner, Jan Toorop
Sir Edward COLEY BURNE-JONES (1833 - 1898), Bruidsstoet van Psyché, Psyche's Wedding, 1895, olieverf op doek, 119,5 x 215,5 © Brussel, MRBAB/KMSKB
In het spoor van de literatuur uit de donkere romantiek, ontwikkelt zich tijdens het fin-de-siècle een voorkeur voor in duisternis gehulde taferelen van schemering en nacht. Evocatieve scènes, waarvan de ware betekenis niet met de rede gekend kan worden, maar enkel met hart en gevoel. Het nachtelijk duister omfloerst alle contouren, nodigt uit tot metamorfose en reveleert een inerte wereld van poëzie, slaap, droom, onderbewustzijn, hartstochten, duistere driften en dood. Uit de collectie: William Degouve de Nuncques, Jean Delville, Juliaan Dillens, Xavier Mellery, Félicien Rops, Odilon Redon, Willy Schlobach Félicien ROPS (1833 - 1898), Le Vice suprême, 1884, Potlood, Oost-Indische inkt, gehoogd met witte gouache op papier, 23,8 x 16 © Brussel MRBAB/KMSKB
16
DE COLLECTIE GILLION CROWET In 2006 is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dankzij de schenking Gillion Crowet eigenaar geworden van de belangrijkste art nouveau-collectie ter wereld. Om deze voor het publiek toegankelijk te maken, werd zij in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België ondergebracht. De collectie biedt een schitterend overzicht van een uiterst belangrijke periode uit de geschiedenis van de sierkunsten. Deze werden van oudsher als minderwaardig ten opzichte van de zogenaamde ‘schone kunsten’ beschouwd, maar in de jaren 1900 stonden zij op gelijke voet ten dienste van een esthetisch en spiritueel ideaal, namelijk het ontwerpen van een interieur als totaalkunstwerk, als een ‘symbolistisch decor’ zoals Emile Gallé, de meester van de art nouveau in Nancy, het omschreef. De ongeveer tweehonderd kunstwerken uit de collectie Gillion Crowet die in het museum worden tentoongesteld – glaswerk, juwelen, beeldhouwwerk, meubelen, schilderijen – vormen een schitterend getuigenis van dat streven, dat in het Europa van het fin de siècle zo actueel was.
Émile GALLE (1846-1904), De zeepaardjes, ca. 1901–03, Meerlagig geblazen glas met ingesmolten metaaldeeltjes, en opgelegd glas; geëtst en gepatineerd met oxidedampen, H.18,5 cm, © Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in bruikleen in de KMSKB
De art nouveau gooide de oude canons overboord en gaf op een heel eigen wijze vorm aan volkomen nieuwe thema’s. Met haar barokke fantasie vertegenwoordigde zij een tijdlang de moderniteit. Maar dat duurde slechts enkele decennia: zij viel in ongenade, werd als ‘maniëristisch, decadent en decoratief’ gebrandmerkt en verdween gedurende een groot deel van de 20ste eeuw uit de belangstelling. Toen ze uiteindelijk herontdekt en in ere hersteld werd, was een groot deel van haar architecturale patrimonium vernield en waren ontelbare decoratieve elementen en kunstvoorwerpen verloren gegaan. Bij het begin van de jaren 1960 raakten twee jonge verzamelaars, Anne-Marie Crowet en haar echtgenoot Roland Gillion, in de ban van de art nouveau, waar niemand nog belangstelling voor had – in 1965 werd zelfs het Volkshuis van Victor Horta gesloopt. Gedurende dertig jaar heeft AnneMarie Crowet, wier vader ook een groot verzamelaar was, veilingzalen, antiquariaten en de Parijse markten afgeschuimd, uitdragerijen en zelfs huizen van particulieren bezocht om stukken aan te kopen, weer te verkopen of te ruilen, om uiteindelijk alleen het mooiste en het beste over te houden. Tegen het einde van de jaren ‘80 omvatte de collectie van het echtpaar prestigieuze namen als Gallé, Lalique, Majorelle, Cros, Horta en Mucha, en wat de schilderkunst betreft, Khnopff, Delville, Schwabe en Mossa. Om te vermijden dat de collectie verspreid zou raken of naar het buitenland zou verdwijnen, stelde de familie Gillion Crowet een schenkingsprocedure in gang met de bedoeling de successierechten te regelen en een kostbaar patrimonium, dat wezenlijk verbonden is met de geschiedenis en de identiteit van België, voor het publiek te ontsluiten. Om dit te realiseren werd een comité samengesteld waarin drie partijen vertegenwoordigd waren: de familie Gillion Crowet, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de federale staat. Voor de revalorisatie van het ensemble werd een beroep gedaan op Belgische en buitenlandse experts, in het kader van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België die zich ertoe verbonden de collectie voor eenieder open te stellen. Na een lange procedure werd de schenking ten gunste van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uiteindelijk bekrachtigd. De familie Gillion Crowet schonk bovendien nog een aantal bijkomende stukken, opdat het ensemble in het Musée Fin-de-Siècle Museum de samenhang zou behouden die deze collectie zo uitzonderlijk maakt. Door die gemeenschappelijke inspanning zijn deze meesterwerken van de art nouveau voor de toekomstige generaties bewaard gebleven, en is een patrimonium openbaar en toegankelijk gemaakt.
Georges DESPRET (1862 - 1952) Masker van Cléo de Mérode, 29 x 20 x 8,5 © Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in bruikleen in de KMSKB
17
Wat bij al deze kostbaarheden in de eerste plaats opvalt, is hun uiterste verfijning. Alle traditionele materialen van het kunstambacht, zoals aardewerk, glas, hout en metaal, werden aangewend maar vaak op een nieuwe en originele manier bewerkt en samengesteld – de scheikunde die men in die tijd beter onder de knie kreeg, maakte volstrekt nieuwe experimenten mogelijk – en op een nooit eerder geziene wijze met elkaar gecombineerd. Dankzij hun buitengewone vaardigheid konden de glasbewerkers, edelsmeden en beeldhouwers van de jaren 1900 kunstwerken met een ongeëvenaarde verfijning verwezenlijken. Onder de mooiste stukken moeten zeker de werken van Emile Gallé worden vermeld, wiens prachtige glazen objecten het resultaat zijn van een doorgedreven bewerking van het materiaal, of de ‘impressionistische beelden’ van Henri Cros, die in glaspasta gezichten creëerde. Ook De natuur is een van de topwerken van de collectie. Dit beeld, ontworpen door Alphonse Mucha en uitgevoerd door de bronskunstenaar Emile Pinedo, is van een uitzonderlijke kwaliteit. De gulden glans die over het bronzen gelaat hangt, wekt deze mysterieuze jonge vrouw met gesloten ogen als het ware tot leven. Ook in De verre prinses, een eveneens door Mucha ontworpen wandlamp, wordt een vrouwengelaat omgeven door een ingewikkeld spel van plooien en curven. Maar de figuur van de vrouw, die bij de symbolisten zo vaak voorkomt, leende zich ook tot meer verontrustende interpretaties, zoals men ziet in Medusa van Fernand Khnopff, of in Maleficia van de edelsmid Philippe Wolfers. Alphonse MUCHA, (1860 - 1939), De natuur. Heidense godheid, 1899 - 1900, Verguld brons, sieraden in malachiet; uitgevoerd door Emile Pinedo , H. 70 © Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in bruikleen in de Koninklijke Musea
Men kan niet over de art nouveau spreken zonder een fenomeen te vermelden dat in belangrijke mate heeft bijgedragen tot haar ontstaan: de belangstelling voor de Japanse kunst die in de jaren 1870 begon en die tot een ware rage zou uitgroeien. Dit ‘japonisme’ had een grote invloed op de stijl van de jaren 1900 en beïnvloedde kunstenaars over heel Europa. Aan de Japanse kunstenaars, wier werken zij nauwlettend bestudeerden, ontleenden zij de voorliefde voor de lijn, de aandacht voor de materialen, voor de reliëfs, voor de kleurverhoudingen. Ook hun thema’s namen zij over, en naar het voorbeeld van het rijk van de Rijzende Zon, waar de natuur de bron van alle schoonheid is, verwerkten zij bloemen en vogels, vegetale motieven en insecten tot decoratieve elementen, met een repertoire dat steeds rijker en geraffineerder werd. Zo ontwierp Louis Majorelle het meubilair Nénuphar (waterlelie) en creëerde hij samen met Antonin Daum de lamp Magnolia; Emile Gallé, een groot natuurkenner en virtuoos beeldsnijder, ontwierp een pronktafeltje met poten in de vorm van libellen. De belangstelling voor het kunstambacht werd niet alleen beïnvloed door de Japanse kunstenaars en door de zorg die zij besteedden aan het nederigste huishoudelijke voorwerp. Zij sloot ook aan bij een oudere traditie, die van de Engelse Arts & Crafts, een beweging die in de jaren 1860 de kunst van de middeleeuwen had herontdekt en de toegepaste kunsten in ere had hersteld. Veertig jaar later streefden kunstenaars in Londen, in Parijs in de Ecole des Arts Décoratifs, in de Münchener en de Wiener Secession, in Darmstadt, een van de brandpunten van de jugendstil, en in Brussel er op hun beurt naar om ‘het Schone’ weer zijn plaats te geven in het dagelijkse leven, waarbij ze met de meest uiteenlopende materialen werkten. In die nieuwe omgeving vonden de symbolistische schilderijen, die evenzeer een uitzicht op de droom boden, als vanzelfsprekend hun plaats. 18
Op naar de moderniteit Lijnen en vormen LEON SPILLIAERT Ingebed in een symbolistische context, weet Léon Spilliaert met zijn Japans geïnspireerd werk met abstraherende lijnen en kleuren een sfeer van mysterie en vervreemding op te roepen. Duizelingwekkende perspectieven en beklemmende afwezigheid verraden zijn meest intieme angsten. Omwille van het bevreemdende karakter van zijn oeuvre wordt hij wel eens als voorloper van het surrealisme beschouwd.
Léon SPILLIAERT (1881 - 1946), De baadster, 1910, Chinese inkt, penseel, pastel op papier, 649 x 504 mm © Brussel, MRBAB/KMSKB
DE LATEMSE KUNSTENAARS — GEORGES MINNE Beeldhouwer George Minne daarentegen vond inspiratie in een expressief primitivisme. De jonge kunstenaar oogstte al gauw bijval bij de symbolistische schrijvers, die hem introduceerden bij de groep Les XX. Minne, die door Maeterlinck ‘de grote uitbeelder van de smart’ genoemd werd, wordt later in Sint-Martens-Latem erkend als de vader van het expressionisme.
George MINNE (1866 - 1941) ? De kleine reliekdrager, 1897, marmer, 67 x 18,5 x 38 © Brussel, MRBAB/KMSKB
19
4. MUSÉE FIN-DE-SIÈCLE MUSEUM MET EDUCATEAM Educateam, de educatieve dienst die al meer dan 40 jaar actief is binnen de Koninklijke Musea, stelt u graag het panorama van de artistieke disciplines uit de 19de eeuw voor. De gidsen, allen kunsthistorici, nemen u mee op een passionele ontdekkingsreis doorheen deze periode. Educateam heeft een belangrijke rol in de sensibilisering van het publiek en het overbrengen van kennis inzake kunst en cultuur. U bent welkom op onze lezingen, creatieve circuits, stages en rondleidingen. Surf naar www.extra-edu.be en maak kennis met ons programma. Je vindt er films, foto’s, nieuws, spelletjes, pedagogische dossiers, creatieve denksporen … Deze tools zijn bedoeld voor iedereen, onze expertise staat in functie van een breed publiek: volwassenen, jongeren, kinderen maar ook specifieke doelgroepen. De cel Museum op Maat bestaat uit vier programma’s : Komeet (voor kwetsbare groepen), Sesam (voor socioculturele verenigingen), Gebarentaal (voor doven en slechthorenden) en Equinox (voor blinden en slechtzienden). Deze programma’s omvatten gevarieerde activiteiten : « Audiodescriptie en akoestische rondleidingen», « Atelier rondleiding »… en vele andere verrassingen ! Op naar de Belle époque en haar fin-de-siècle-gevoel!
Volg de gids ! Afspraak: Forum Museum Oude Kunst Regentschapsstraat 3, 1000 Brussel
20
Rondleidingen - Groepen Lager onderwijs Smaakmaker Stel je eigen thema voor
Secundair hoger onderwijs Smaakmaker Stel je eigen thema voor
Groepen > Volwassenen Kennismaking met de verzameling
Broodje brussel Rondleidingen in samenwerking met Broodje Brussel 19.12.2013: Kennismaking met het nieuwe Fin-desiècle Museum 30.01.2014: Kennismaking met het nieuwe Fin-desiècle Museum
Voor meer info: www.extra-edu.be (klik: Programma) duur: 1u30 prijs: Schoolgroepen : € 45/max. 15 (W.E.: € 65) + € 2 inkom/p.p. gratis voor begeleiders (1 begeleider per groep) Groepen volwassenen : € 65/max. 15 (W.E.: € 80) + € 5 inkom/p.p. vreemde talen: + € 12,50/gids
[email protected] Online reservatie T +32 (0)2 508 33 33
Rondleidingen bezoekers Individueel Rondleidingen op zondag – 14:00 Een kennismaking met de hoogtepunten van de museumverzameling: realisme, symbolisme, impressionisme en stromingen uit het begin van de 20ste eeuw. 26.01, 23.02, 30.03, 27.04, 25.05 /2014 €8 /6 p.p. reserva e@fine‐arts‐museum.be
27.03.2014: Sculptuur tijdens het Fin de siècle 24.04.2014: De wereld van Fernand Khnopff 26.06.2014: Avant-garde kunst in België
Stages Kinderen: 6 >12 jaar
telkens op donderdag van 13:00 tot 14:00 reserveren verplicht: reserva e@fine‐arts‐museum.be T +32(0)2 508 33 33
Het atelier van de kunstenaar Hoe word je kunstenaar? Hoe maak je een kunstwerk? Wat hebben een schilder, een beeldhouwer en een tekenaar nodig? Hoe ziet hun atelier er uit? Pasen: 09, 10, 11 april 2014 Onthaal vanaf 09:00 – Museumstraat 9 / Opvang tot 17:00 – Regentschapsstraat 3 / Picknick meebrengen Inschrijving via reserva e@fine‐arts‐museum.be
21
Museum op Maat In het nieuwe Fin-de-Siècle Museum zijn voor blinden en slechtzienden visuele wegmarke-ringen aangebracht die ervoor zorgen dat zij zelfstandig het parcours kunnen volgen. Voor doven en gebarentaalgebruikers ontwikkelden we de visiogids, een tablet vol filmpjes met uitleg over de werken in gebarentaal.
Equinox: voor blinden en slechtzienden Themawandeling in het Fin-de-Siècle Museum: 02.02.2014 – 04.03.2014 – 06.04.2014
Gebarentaal: voor doven, slechthorenden en gebarentaalgebruikers In het museum: Rondleidingen in Vlaamse gebarentaal Extra muros: Een museumgids komt met een koffer vol materiaal naar je school voor een activiteit rond kunst.
Sesam: voor personen in economische, sociale of culturele moeilijkheden Smaakmaker Een smaakmaker die je laat kennismaken met de meesterwerken uit het Fin-de-Siècle Museum
Komeet Interactieve rondleiding Ontdek de meesterwerken van het Fin-de-Siècle Museum tijdens een interactieve rondleiding
Henri EVENEPOEL (18721899), Henriette met de grote hoed,1899, 72 x 58 © Brussel, MRBAB/ KMSKB
22
5. EEN TECHNISCHE UITDAGING De zalen van het oude Museum Moderne Kunst hadden nood aan een grondige renovatie inzake technische installaties, het gebouw en de verlichting. Door de goede samenwerking met de Regie der Gebouwen en een sterke inzet van alle actoren leverden we een gebouw af dat niet alleen voldoet aan de huidige normen, maar zich ook op verschillende vlakken cutting edge kan noemen.
Technische installaties Door een vernieuwde reglementering was de branddetectie niet meer reglementair. Daarom werd deze volledig vernieuwd en verbeterd. De bestaande bekabeling hield een groot brandgevaar in. Om alle risico’s te vermijden is bij de plaatsing van alle nieuwe elementen de bekabeling vernieuwd. Het beheersysteem (BMS) was verouderd en diende vernieuwd te worden. Het doel is om in de toekomst met dit BMS-systeem, naast de verlichting, ook de energiemetingen en andere technische installaties in beheer te nemen. Het HVAC klimatiseringsysteem was 30 jaar oud. De regeling van dit systeem werd nog volledig lokaal gestuurd. Ook werd er tijdens het concept van deze installatie weinig rekening gehouden met de energie-efficiëntie. Na overleg is beslist de bestaande installatie volledig te vernieuwen en een warmtewisselaar te plaatsen om de uitgaande luchtstroom te ontdoen van zijn energie en die af te leiden naar de inkomende luchtstroom. Daarnaast wordt de volledige installatie gelinkt aan de BMS. Dit zal zorgen voor een efficiënter beheer. Alle elementen zijn voorbereid om, indien nodig, snel een volledige wifi-dekking te verkrijgen in het Musée Fin-de-Siècle Museum.
Verlichting Voor de renovatie was het, voor de vervanging van de werkverlichting, noodzakelijk het vals plafond volledig open te leggen. Om budgettaire redenen en om de werklast te verlagen, werd gekozen om onder dit vals plafond, dat tegelijk de expo- en werkverlichting bevat, een volledig nieuw railsysteem te voorzien. Bovendien kan dit systeem stroom leveren aan andere apparaten zoals projectoren, geluidsinstallaties, enz.. Tegelijk met deze aanpassingen is gekozen voor energie-efficiëntere verlichting in de vorm van LEDspots. Deze verlichting biedt een groot voordeel t.o.v. halogeenverlichting. Enerzijds is er geen nood aan een snelle vervanging van de lamp, anderzijds heeft dit type verlichting geen kwaliteitsvermindering bij het dimmen, iets wat bij halogeenverlichting wel het geval is. Bovendien is er een sterke besparing in energieverbruik t.o.v. halogeenverlichting. De geplaatste LED-spots verbruiken een derde minder energie t.o.v. de meest efficiënte halogeenverlichting. Bij de keuze van de verlichting is grondig gezocht naar de ideale spot die aan alle criteria voldeed: perfecte lichtkwaliteit, regelbaarheid en energie-efficiëntie.
23
Gebouw De bestaande epoxy-mortelvloer was sterk bevlekt en kon niet meer gereinigd worden. In overleg met de Regie der Gebouwen werd beslist een PU-vloer te leggen. Op verschillende plaatsen werd de bestaande architectuur aangepast aan de architectuurstijl van het Musée Fin-de-Siècle Museum, dit natuurlijk met respect voor de basisarchitectuur. De lichtkoker ter hoogte van de lichtput is afgesloten, omwille van een koudebrug die regelmatig condensatie en waterinfiltratie in de zalen veroorzaakte. De nodige schilderwerken zijn uitgevoerd.
24
25
6. EEN BUITENGEWONE EN MULTIDISCIPLINAIRE SAMENWERKING Het fin-de-siècle of de kunst van rond 1900 doorgronden, een museum uitwerken om de kunst van deze befaamde periode weer te geven, te laten ontdekken en te laten aanvoelen zonder daarbij de literatuur te betrekken, de boekkunst, de muziek en de opera in het bijzonder, de nieuwe technieken van de fotografie en de film - dat zou een dergelijk museum hol maken en de eigenheid van deze periode miskennen. Zeker, de vrije kunsten hebben elkaar altijd al wederzijds beïnvloed en zij doen dit ook nu nog. Niettemin kan deze interactie beschouwd worden als de hoogbloei zelf van het einde van de 19de eeuw. Hervorming van de kunst, hervorming van het leven - men mikte hoog, het Gesamtkunstwerk was de heersende visie toen. De schone kunsten vormen de wezenskern van dit nieuwe museum, maar die krijgt pas zijn volle betekenis dankzij de samenwerking tussen diverse instellingen die echte pareltjes in huis hebben, kunstvoorwerpen, boeken, foto’s, films of archiefmateriaal, om deze ‘cohabitatie van de kunsten’ doorheen het hele museumcircuit tot leven te brengen.
Koninklijke Bibliotheek van België Als partner van het museum is de Koninklijke Bibliotheek van België de wetenschappelijke bibliotheek van de Belgische federale staat; ze kan buigen op een wereldwijd erkend en uitzonderlijk rijk patrimonium, bewaard in de afdelingen Kaarten en plannen, Prenten, Eigentijds drukwerk, Kranten en nieuwe media, Handschriften, Munten en penningen, Muziek en Kostbare werken. Sinds oktober 2010 beschikt ze ook over een permanente tentoonstellingsruimte, LIBRARIUM, gewijd aan de geschiedenis van het boek en het schrift. Met een rijke selectie boeken, tekeningen, gravures en muziekdocumenten draagt de Koninklijke Bibliotheek op belangrijke wijze bij aan het Musée Fin-de-Siècle Museum.
De Munt De Munt staat aan de top van de operahuizen in Europa. Het huis presenteert naast opera’s, ook concerten en dansvoorstellingen. In 2011 werd de Munt door het tijdschrift Opernwelt tot ‘Opernhaus des Jahres’ bekroond. De collecties bevatten stukken die teruggaan tot het ontstaan van de Munt in 1700, waaronder programma’s, persartikels, affiches, productie- en personenfoto’s, decor- en kostuummaquettes, schilderijen en kostuums. Uit dit rijke fonds vindt u in het Musée Fin-de-Siècle Museum symbolisme reconstructies van operamaquettes en schetsen, affiches, partituren, libretti, uitnodigingen, foto’s van toenmalige operasterren., enz..
De Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis Last but not least, het is dankzij de collecties van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis en van het Koninklijk Filmarchief dat de internetgeneratie de oorsprong kan leren kennen van deze thans zo verspreide technieken die al meer dan 100 jaar de wereld van het beeld en van onze kijk op de wereld diepgaand beïnvloeden. Bovenop schatten van de nationale archeologie, de Europese sierkunsten en muziekinstrumenten (tentoongesteld in het MIM) of zelfs van de Klassieke Oudheid en de buiten-Europese beschavingen, beschikken de KMKG ook over een zeer rijk fonds foto’s uit de jaren 1890, toen de Belgische overheid foto’s aankocht als aanzet voor een museum van de fotografie dat echter nooit tot stand kwam.
26
Het Koninklijk Filmarchief Het Koninklijk Filmarchief werd opgericht in 1938 en heeft een zeer rijke filmcollectie, zowel fictie als documentaires, die wereldvermaard is. Het beheert ook een documentatiecentrum waar soms zeer oude documenten bewaard worden (tijdschriften, persknipsels, foto’s…) waarmee de geschiedenis van de film, zelfs tot aan zijn vroegste oorsprong, kan worden onderzocht. Tot slot heeft het Filmarchief ook een collectie schitterende filmtoestellen, voorouders van de filmprojector, waarvan een deel tentoongesteld wordt in de ‘Wunderkammer’ van de Cinematek (Baron Hortastraat).
Brussels Hoofdstedelijke Gewest. De Collectie Gillion Crowet Ten gevolge van de samenwerkingsovereenkomst die in september 2006 getekend werd tussen de familie, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, werd de schenking Gillion Crowet in depot gegeven aan het museum. De tentoonstelling De 20 meesterwerken van de Collectie Gillion Crowet die aan het einde van datzelfde jaar 2006 werd georganiseerd, bracht reeds een eerste selectie uit deze voormalige privécollectie. Gesterkt door de uitwerking van haar collectie als schenking, wilde de familie Gillion Crowet het project van het Musée Fin-de-siècle Museum, naar een concept van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, ondersteunen. Zij gaf de aanzet tot de realisatie van de zalen die deze collectie onderdak bieden en gaf de werken die in hun bezit waren in depot. De gehele collectie is thans ondergebracht in het schrijn van het Musée Fin-de-Siècle Museum. Voortaan is ze permanent toegankelijk voor het publiek en neemt ze in het circuit van het Musée Fin-de-Siècle Museum een centrale plaats. Zij benadrukt de centrale rol van Brussel als hoofdstad van de art nouveau op het kruispunt van de kunsten en de avant-gardes.
Belfius Belfius was meteen gewonnen voor de creatie van het Musée Fin-de-Siècle Museum en wou er zijn naam aan verbinden door in eerste instantie een zestal representatieve topwerken uit zijn collectie uit te lenen aan de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België: De dronkaards van James Ensor (1883), De dans van Xavier Mellery (1888), De tuin van Fernand Khnopff (1886), De overstroming van Emile Claus (1892), Winterlandschap van Léon Spilliaert (1907) en Brunehilde van Geo Verbanck (1908). Deze zullen later aangevuld worden met bruiklenen van grafisch werk van o.m. James Ensor. Via dat partnership met de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België wil Belfius Bank en Verzekeringen zijn maatschappelijke rol ten volle spelen en een reële toegevoegde waarde bieden voor de samenleving, onder meer door zijn kunstcollectie zoveel mogelijk open te stellen voor het grote publiek. 27
Het engagement van Belfius om zijn collectie met een zo groot mogelijk aantal mensen te delen, komt naast die samenwerking ook tot uiting in tentoonstellingen in zijn eigen gebouwen in het kader van het programma “Cultuur voor iedereen” (bv. momenteel de tijdelijke tentoonstelling “Meesters van het Expressionisme”, tot 15 maart 2014 elke derde zaterdag van de maand gratis te bezoeken in de Kunstgalerij Belfius); een nauwe samenwerking met Belgische musea om tijdelijke “partnertentoonstellingen” te organiseren (bv. MSK Gent, Museum voor Schone Kunsten van Doornik, BAL in Luik, …); tentoonstellingen in samenwerking met de Belgische gemeenten (bv. “Permeke tot Permeke” in Poperinge).
Belspo, federaal wetenschapsbeleid Het is een open deur intrappen door te stellen dat ons land voor belangrijke uitdagingen staat. We denken bijvoorbeeld aan het halen van de Barcelonadoelstelling (3% van het BBP besteden aan onderzoek en ontwikkeling), meewerken aan het creëren van jobs en welzijn door innovatie, optimaliseren van de werking van de Belgische onderzoeksruimte en strijden tegen de klimaatwijzigingen. Het departement van het Federaal Wetenschapsbeleid en zijn 2.800 medewerkers dragen daar ruimschoots toe bij. Met de door ons Departement beheerde onderzoeksprogramma’s reiken we de regering betrouwbare en valabele gegevens aan waarmee zij onderbouwde beslissingen kan nemen op het gebied van duurzame ontwikkeling, strijd tegen de klimaatwijzigingen, biodiversiteit, energie, gezondheid, mobiliteit en de informatiemaatschappij. We beheren tevens de Belgische bijdrage aan de Europese ruimtevaartorganisatie. Die deelname van België, als vijfde grootste financier van de ESA, is van strategisch belang voor ons land en van essentieel belang voor onze bedrijven. Wij bieden bedrijven die aan de verschillende AIRBUS programma’s wensen deel te nemen O&O-steun die onmisbaar is om zich te kunnen positioneren, nu er wereldwijd een onverbiddelijke strijd woedt in die sector. De tien Federale Wetenschappelijke Instellingen, die deel uitmaken van het departement, bieden wetenschappers een uitzonderlijk onderzoekskader en – instrumentarium aan en huisvesten eveneens kunst- en historische collecties die jaarlijks meer dan 1,2 miljoen bezoekers komen bewonderen.
28
Bibliotheca Wittockiana De Bibliotheca Wittockiana is het enige museum ter wereld dat volledig gewijd is aan de boekbindkunst. Men bewaart er een unieke verzameling boekbanden doorheen vijf eeuwen, van de Renaissance tot op vandaag. Deze prestigieuze collectie werd samengebracht door de industrieel en bibliofiel Michel Wittock. Zo zijn volledige ontwerpen van Belgische kunstenaars als Henry Van de Velde, Paul Claessens, enz. bewaard gebleven. Het Henry Van de Velde fonds bevat bovendien de hele reeks in Parijs gegraveerde verguldstempels die Béarel voor de beroemde Belgische architect tekende voor de versiering van zijn art nouveau-banden.
Belnet BELNET, ons nationaal onderzoeksnetwerk, levert snelle internetlijnen aan Belgische universiteiten, hogescholen, onderzoekscentra en overheidsdiensten. Dit alles wordt aangevuld met de DWTI die informatiebemiddeling aan de wetenschappelijke gemeenschap, de sociaaleconomische wereld en de overheidsbesturen biedt. Het Federaal Wetenschapsbeleid coördineert tot slot de onderzoeksinspanningen van alle overheden van het land en zorgt ervoor dat onze onderzoekers kunnen inpassen in de internationale onderzoeksnetwerken. In die zin vormt het departement de kern van de Belgische onderzoeksruimte en een belangrijke pool van de Europese onderzoeksruimte. Het Federaal Wetenschapsbeleid vertegenwoordigt bijna 30% van het totale Belgisch budget inzake onderzoek. Het Federaal Wetenschapsbeleid vormt tevens een koepel over een aantal prestigieuze instellingen zoals de Academia Belgica in Rome, de Stichting Biermans-Lapôtre in Parijs, het meetstation op de Jungfraujoch in de Alpen, de Overzeese Academie voor Wetenschappen, het Belgisch Filmarchief, het Euro Space Center en het Von Karman Instituut. Deze instellingen bieden een bijkomende mogelijkheid voor onze onderzoekers om zich op internationaal vlak te profileren.
29
De Regie der Gebouwen, de vastgoedexpert van de federale staat Expertise ten gunste van het Musée Fin-de-Siècle Museum
Het in stand houden van het federaal architecturaal patrimonium is één van de kerntaken van de Regie der Gebouwen. Sinds 2005 werkt zij mee aan de uitvoering van het algemeen renovatieplan van de gebouwen van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België. Binnen dit kader werden de zalen van het oude Museum Moderne Kunst volledig gerenoveerd om er het Musée Fin-de-Siècle Museum in onder te brengen. De Regie der Gebouwen coördineerde de werken die gepaard gingen met een investering van circa € 4,9 miljoen. In een eerste fase werden de zalen voor de tijdelijke tentoonstellingen (niveaus - 3 en - 4) vernieuwd. Sommige wanden werden uitgebroken, de verlichting werd aangepast en alle muren kregen een lik verf. Deze vernieuwde ruimte werd in maart 2012 in gebruik genomen. De tweede fase hield de renovatie in van de andere ondergrondse niveaus. Op niveau - 8 werd een verhoogde marmeren vloer gelegd en er werden sommige tentoonstellingswanden uitgebroken. De bijzondere technieken zoals de databekabeling, de klimaatregeling, de elektriciteit, de liftinstallaties en de (brand)veiligheid worden aangepast en vernieuwd. Bijzondere aandacht ging uit naar de verlichting van de zalen, essentieel voor het uitlichten van de tentoongestelde kunstwerken, en de klimaatregeling. Renovatie van de Koninklijk Musea voor Schone Kunsten van België
Het algemeen renovatieplan van de gebouwen van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België heeft tot doelstelling dit waardevol patrimonium veilig te stellen, de architecturale harmonie van het Koningsplein te verbeteren en de bekendheid van de Musea te vergroten. Zo wordt momenteel het auditorium volledig vernieuwd en aangepast aan de hedendaagse normen inzake comfort, werking en veiligheid. Er wordt ook een aparte ingang aan het Museumplein gecreëerd voor bezoekersgroepen. Dankzij deze ingrepen zal het auditorium onafhankelijk van de rest van het museum kunnen functioneren. Groepen die het museum wensen te bezoeken, zullen op een vlotte wijze toegang krijgen. Zoom op de Regie der Gebouwen
De Regie der Gebouwen is een federale instelling van openbaar nut die instaat voor de huisvesting van de federale ambtenaren in kwalitatief hoogstaande werkruimten, en voor de vrijwaring van het federale architecturale erfgoed. Het patrimonium dat zij beheert, bevat enkele opmerkelijke gebouwen en monumenten. Elk jaar opnieuw vinden enkele bijzondere gebouwen en monumenten hun vroegere luister terug. Het Musée Magritte Museum, de Koninklijke Muntschouwburg, de Dinosaurusgalerij en de Evolutiegalerij van het Koninklijk Museum van Natuurwetenschappen, de Hallepoort, de Japanse toren, het Muziekinstrumentenmuseum, de Congreskolom, het zijn slechts enkele verwezenlijkingen van de Regie der Gebouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Regie der Gebouwen huurt ook functionele en aangepaste kantoren voor de federale ambtenaren en treedt zelf op als bouwheer. Voor grote projecten wordt samengewerkt met privé-partners. In 2013 ontving de Regie der Gebouwen de Publiek-Private Samenwerking Award. De Regie der Gebouwen staat ook in voor de bouw van de Europese scholen in België en treedt als gedelegeerd bouwheer op voor de Europese Raad. Zo’n 916 gebouwensites worden in eigendom beheerd, (ong. 4,8 miljoen m²), zo’n 434 gebouwensites worden gehuurd (circa 2,8 miljoen m²). De verwezenlijking van elk project is telkens het resultaat van een succesvolle samenwerking tussen de verschillende partners.
30
De Nationale Loterij, ‘Eerste mecenas van België ‘ De Nationale Loterij is een belangrijke mecenas – zelfs de grootste van het land. Ieder jaar opnieuw verdeelt zij een aanzienlijk deel van haar winst om organisaties en activiteiten te subsidiëren uit de meest diverse sectoren: humanitaire projecten, sociale activiteiten, sportmanifestaties, culturele evenementen, wetenschappelijk onderzoek en projecten ter bevordering van het nationaal prestige. Of het nu gaat om kleine, middelgrote of grote projecten, de uitgekeerde subsidies passen keer op keer in het kader van het algemene welzijn van de bevolking. De verenigingen die aldus een financieel duwtje in de rug krijgen, zijn talrijk én over het hele land verspreid. Want de Nationale Loterij is werkelijk overal, ook waar u het niet verwacht – eigenlijk vooral waar u het niet verwacht. In overeenstemming met de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, bepaalt de Koning ieder jaar het subsidieverdelingsplan van de Nationale Loterij in de vorm van een koninklijk besluit dat op voordracht van de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor de Nationale Loterij wordt vastgelegd na overleg in de Ministerraad.
31
7. MUSÉE FIN-DE-SIECLE MUSEUM EN BASE DESIGN Base Design werd door de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSKB) aangezocht om de nieuwe identiteit te bepalen van het Musée Fin-de-Siècle Museum. Deze opdracht startte met het vastleggen van een wervende en voor iedereen bevattelijke naam, en ging van daaruit verder met de uitwerking van de huisstijl van deze nieuwe instelling. Base Design ontwikkelde tegelijkertijd ook een transversaal grafisch systeem dat de samenhang versterkt tussen de verschillende musea die samen de KMSKB vormen. Koningsstaf, kroon, grafische opbouw en typografie zijn de basiselementen van deze gedeelde identiteit, terwijl kleuren worden ingezet om de musea van elkaar te onderscheiden. Met dit open en tijdloos systeem kunnen nieuwe instellingen naderhand nog steeds bij de KMSKB aangesloten worden. Base volgt nooit de platgetreden paden.Ze specialiseren zich op vele en veelzijdige manieren in grafisch ontwerp, artistiek beleid, audiovisuele media, copywriting en typografie. Brussel, New York, Barcelona, Madrid en Santiago de Chili worden aldus experimentele laboratoria waar deze creatievelingen hun grenzeloze talenten voor lay-out kunnen botvieren. Deze dorst naar creativiteit ligt aan de basis van zeer uiteenlopende projecten voor klanten van velerlei pluimage, waaronder BOZAR, De Munt/La Monnaie, Delvaux, Kipling, Women’secret, BeTV, MoMA QNS en tal van anderen. Hun specialiteit is verandering. Base Design
32
India in beeld. De pioniersfotografen (1850-1910) 06.12.2013 - 09.03.2014
JOHN MURRAY, Taj Mahal, waxen fotonegatieven, c. 1958 - 62, 400 x 443 mm
© Alkazi Collection of Photography: 99.17.0047
DE TENTOONSTELLING De introductie van het medium fotografie in India gaat terug op de jaren 1840, toen de eerste camera’s en fotografische toebehoren er geïmporteerd werden. Dit leidde tot de eerste fotografische genootschappen in Calcutta (thans Kolkata), Bombay (thans Mumbai) en Madras (thans Chennai). Een steeds talrijker wordende groep mensen die hun beeltenis op de gevoelige plaat wilden laten vastleggen, droegen er mee toe bij dat er vanaf de jaren 1860 ook geavanceerde fotoateliers het levenslicht zagen. Het waren figuren zoals Samuel Bourne en Charles Shepherd die het commerciële potentieel van de onderneming inzagen en studio’s inrichtten in de grote steden. Versterkt door de opkomst van de prentbriefkaart, zouden de beelden van India die in deze firma’s geproduceerd werden massaal circuleren en zou de iconografie van het land internationaal verspreid geraken. Fotografie was een handig middel om de technologische en commerciële ontwikkeling van een land in beeld te brengen, alsook om zijn culturele verscheidenheid te vatten. De pioniersfotografen die India intens verkenden, zagen de architecturale sites, steden en landschappen als onderdelen van een weldadig koloniaal systeem waar orde en sereniteit heerste. In hun documentaire foto’s legden ze niettemin na verloop van tijd, bewust of onbewust, de vinger op de fragiliteit van het Britse systeem. (Dat was onder meer duidelijk merkbaar op de ontelbare foto’s van de Opstand van 1857, ook bekend als de Eerste Onafhankelijkheidsoorlog.) De foto’s gaven echter evenzeer aan dat de historische monumenten in een staat van verval verkeerden. Zo droegen ze bij tot de sensibilisering voor het behoud van het nationale bouwkundige patrimonium. Voor deze tentoonstelling in het kader van het Europalia India festival, hebben de KMSKB mogen putten uit de Alkazi Collection of Photography. Dit heeft een selectie opgeleverd met stukken gaande van originele fotonegatieven en uiterst zeldzame albumine prints tot postkaarten. Dat ensemble is verwerkt in een expo waarbij de focus is komen te liggen op het syncretische karakter van de Indische cultuur. De foto’s tonen hoe architectuur, landschap en menselijke aanwezigheid in India verweven waren met elkaar. In wezen opgedeeld in drie secties, vangt de tentoonstelling aan met werk van Alexander Greenlaw. Als officier van de Britse Oost-Indische Compagnie was deze amateurfotograaf vanaf 1853 gestationeerd in de stad Bellary, niet ver van Hampi. Hij zou de eerste zijn die de historisch belangrijke Vijayanagara-site fotografeerde. Greenlaw ging bij het weergeven van dit architecturale onderwerp vaak op zoek naar monumentaliserende effecten; nu eens door het frame te vullen, dan weer door het camerastandpunt te verlagen. De esthetische kwaliteit van zijn werk schuilt in het feit dat hij de architectuur als een wezenlijk onderdeel van het landschap benaderde.
33
Als geografisch tegengewicht voor het werk van Greenlaw in Zuid-India, brengt het tweede deel van de tentoonstelling een fotoreeks van John Murray, een Schotse militaire arts die omstreeks 1849 zijn eerste stappen in de fotografie zette. Hij was met zijn regiment vlakbij Agra in de noordelijke staat Uttar Pradesh gelegerd en hij ontwikkelde er een grote belangstelling voor de Moghul-architectuur die in de regio te vinden was. De veertig jaar die hij in India doorbracht, spendeerde Murray onder meer aan de systematische registratie van de monumenten in en rond Agra. Zijn fotoreeks van de Taj Mahal wordt vandaag beschouwd als de eerste die ooit van de monumentale graf-site genomen werd. De tentoonstelling besluit met een reeks landschappen, stadsgezichten en portretten die de socioculturele diversiteit van India belichten. Dit luik bevat onder meer etnografische beelden uit William Johnsons Oriental Races and Tribes (1863 - 66) en uit de People of India-reeks (1868 - 75), tot stand gekomen in opdracht van gouverneur-generaal Lord Canning. Geanimeerde straatzichten, gedrukt op albumine papier of veelvuldig gereproduceerd op postkaarten, illustreren hoe de culturele geschiedenis van India steeds sterk bepaald is geweest door de bevolking en door de manier waarop die populatie werd weergegeven. De socio-culturele context is met andere woorden belangrijk voor het interpreteren van de tentoongestelde objecten. De foto’s roepen belangrijke vragen op omtrent het zogenaamde democratiserende aspect van de fotografie. Of droegen de foto’s van etnische groepen en kasten net bij tot de hiërarchiesering van de Indische samenleving? En welke rol bekleedden de Europese imperiale mogendheden hierin? Bij deze tentoonstelling is een rijkelijk geïllustreerde Engelstalige catalogus beschikbaar.
OVER DE TENTOONGESTELDE COLLECTIE De Alkazi Foundation for the Arts is een stichting gewijd aan de conservatie van de Alkazi Collection of Photography en aan de studie van de fotografie in het algemeen. Begonnen als de private collectie van Ebrahim Alkazi, heeft de stichting zich tot doel gesteld om een bijdrage te leveren aan het levendig houden van de Indische culturele geschiedenis. De collectie bevat werk in de vorm van fotografische albums, losse prints, papieren fotonegatieven, glasplaatnegatieven, beschilderde foto’s en prentbriefkaarten. De collectie heeft een bijzondere documentaire waarde voor de archeologie, de architectuurgeschiedenis, de geschiedenis van het urbanisme van koloniale steden, de antropologie, of nog, de topografie. Meer informatie vindt u op: www.acparchives.com.
Deze tentoonstelling kwam tot stand in samenwerking met de Alkazi Foundation for the Arts; als een onderdeel van het festival Europalia. India dankt ze haar bestaan aan het partnerschap met Europalia International en met de Indian Council for Cultural Relations. Curatoren: Rahaab Allana en Davy Depelchin
HET VOLLEDIGE PROGRAMMA STAAT OP WWW.EUROPALIA.EU
Pers:
[email protected] of
[email protected] T. 02 504 91 35
34
9. PRAKTISCHE INFO MUSEE FIN-DE-SIECLE MUSEUM
Adres
+32 (0)2 508 32 11 www.fine-arts-museuum.be
1000 Brussel - Hoofdingang voor individuele bezoekers: Regentschapsstraat 3 - Ingang voor (school)groepen (met gids of zonder gids): Koningsplein 2 (Gresham) - Ingang voor personen met beperkte mobiliteit (rolstoel): Regentschapsstraat 1A
INFOS & TARIEVEN Tickets
Tickets voor individuele bezoekers: aan de ticketbalie van de Musea (verkoop tot 16u30) Tickets voor groepen (vrij bezoek): Enkel op aanvraag via
[email protected] T +32 (0)2 508 33 33 onlineticketing.fine-arts-museum.be Geleide bezoeken NL / FR / DE / EN / SP / IT / RU / GR / JAP / Gebarentaal Enkel op aanvraag via
[email protected] T +32 (0)2 508 33 33 Bereikbaarheid Parking Albertina/Congres, via de Stuiverstraat of het Poelaertplein Metro: halte Centraal Station of Park (lijn 1) Trein: halte Brussel - Centraal Tram: 92, 94 Bus: 27,29,38,71,95 Tarieven € 8,00: Volwassenen van 26-64 jaar € 6,00: volwassenen 65+ en volwassen groepen € 2,00: Kinderen en jongeren 6-25 jaar, alleen of in groep; Personen met een handicap en hun begeleider; Werkzoekenden en leefloners € 0,00: Kinderen (tot en met 5 jaar) begeleid door een volwassene; vrienden van de KMSKB; alle bezoekers op de eerste woensdag van de maand vanaf 13 u.; houders van een perskaart; één begeleider per groep die een sterk verlaagd tarief geniet; Belgisch onderwijzend personeel; ICOM-leden; leden van de Vlaamse Museumvereniging (VMV) of van de Association francophone des Musées de Belgique (AFMB); Brusselse stadsgidsen; personeelsleden van het Federaal Wetenschapsbeleid (Belspo) Audivisiogids Prijs: € 4 Beschikbaar in: Nederlands, Frans, Engels en Duits Openingsuren Van dinsdag tot zondag, geopend van 10u00 tot 17u00. Gesloten op maandag, 1 januari, de 2de donderdag van januari, 1 mei, 1 en 11 november, 25 december. MuseumShop +32(0)2 508 34 20
[email protected]
MuseumBrasserie +32 (0)2 508 35 80
MuseumCafé +32 (0)2 508 34 91
[email protected]
[email protected] 35
Wetenschappelijk team Dr. Inga Rossi-Schrimpf Conservator werken op papier moderne kunst
Dr. Francisca Vandepitte Conservator moderne beeldhouwkunst & Constantin Meuniermuseum
Dr. Dominique Maréchal Conservator schilderkunst 19de eeuw
Persdienst MUSEE FIN-DE-SIECLE MUSEUM BE CULTURE General Manager: Séverine Provost Project Coordinators: Charlotte Materne (FR)
[email protected] - +32 (0)484 82 19 43 Lore Lambrechts (NL)
[email protected] - +32 (0)478 43 66 67 T: (0)2 644 61 91 -
[email protected] - www.beculture.be
Publiekswerking KONINKLIJKE MUSEA VOOR SCHONE KUNSTEN VAN BELGIE Verantwoordelijke - Isabelle Vanhoonacker
[email protected] - +32 (0)2 508 32 45
Dienst Communicatie & Externe relaties Pers - Barbara Porteman
[email protected] - +32 (0)2 508 34 08 Promotie - Anne Goffart, Camille Préfole
[email protected] - +32 (0)2 508 34 09
[email protected] - +32 (0)2 508 34 76 Nocturnes & Events - Caroline Haraké
[email protected] - +32 (0)2 508 34 12
36
37