periodiek van draaistroomdispuut Waldur Voor u ligt de tweede uitgave van de Gjallar, de tweede oplage van het periodiek van DSD Waldur. Aan mij de eer om het blad te openen en met u kort terug te kijken op het eerste jaar van DSD Waldur.
Inhoud Bestuur Waldur
1
Werkzaam in het bedrijfsleven: Wouter van den Akker 3 Excursie onderstation
4
EVT-BBQ
4
Werkzaam binnen EVT: Prof. Schot
5
Uit het nieuws
7
Begunstigersdag 2003
10
Promoties Energietechniek Symposium EPE
11 12
Agenda 12 nov excursie Clauscentrale 15 dec excursie NUON januari nieuwjaarsborrel januari excursie Pirelli
Opstarten betekent aan de weg timmeren. Of het nu is met het klussen aan de nieuwe Waldurkamer, het werven van studentleden of het opstarten van commissies. Wat je ervoor terugkrijgt is niet mis. In het eerste jaar is DSD Waldur bij de elektrotechniekstudenten bekend geworden als een gezellige club mensen, die zonder veel poespas spectaculaire activiteiten ondernemen, zonder de doelgroepen, studenten, faculteit en begunstigers, uit het oog te verliezen.
Gjallar (jachthoorn) is de hoorn gedragen door Heimdall, de wachter van de Noorse goden. Met een zachte toon kondigt Heimdall de komst van de goden aan, maar in tijden van gevaar klinken krachtigere tonen.
Vanaf 2 oktober 2002 zijn twee excursies georganiseerd, allereerst naar Essent in Geertruidenberg en Den Bosch, waar vooral de trading-floor hoge ogen gooide. Daarna werd de Siemens windmolen langs de A16 in Zoetermeer beklommen. Deze windmolen heeft namelijk een heus panoramadek. De excursie werd mede georganiseerd door het Delftse SterkStroom Dispuut. Ook ludieke studentenactiviteiten werden dit jaar ondernomen, zo waren er drie filmavonden en een ledenuitje in Eindhoven, waar al laserschietend de studenten elkaar probeerden neer te knallen. Gelukkig zijn we hierdoor geen leden kwijt geraakt. In samenwerking met de faculteit, en met name de leerstoel van Prof. Vandenput, is het symposium ‘innovatieve elektromechanica’ gestalte gegeven, met meer dan 60 bezoekers uit verschillende invalshoeken; een zeer geslaagde activiteit. Een ander evenement waar nog lang over zal worden gesproken is het Gala dat samen met onze moedervereniging e.t.s.v. Thor is georganiseerd. In de prachtige omgeving van kasteel Henkeshage in St. Oederode, vond op vrijdag de 13e december het gala plaats met meer dan 150 bezoekers. De traditionele begunstigersdag bracht ons dit jaar naar Corus in IJmuiden. Een buslading vol begunstigers kreeg het superlatief van grootst te zien. In de lezingen werd onder andere ingegaan op hoe de aankoop van energie voor zo een grootgebruiker in zijn werk gaat. De van oudsher hechte band van DSD Waldur, zowel onder de studenten, als ook met de betrokkenen/begunstigers, blijkt dan toch zijn vruchten af te werpen: het oude gezegde, vele handen maken licht werk, gaat ook hier op. Het eerste jaar van DSD Waldur is een succesvol jaar geweest doordat er met zoveel mensen hard aan gewerkt is en ik hoop en verwacht dat we de komende jaren op dezelfde voet verder kunnen gaan.
Draaistroomdispuut WALDUR Technische Universiteit Eindhoven E-laag 1.06 Postbus 513 5600 MB Eindhoven Telefoon: 040 - 247 3562 Fax: 040 - 244 8375 E-mail:
[email protected]
In elk trimester wordt er een excursie voor studenten op de rol gezet. Op 30 oktober zijn we naar Alstom Transport in Ridderkerk gegaan. Tijdens deze technische excursie werd door de medewerkers ingegaan op de dagelijkse praktijk van de ingenieur in het multinationaal bedrijf dat de aansturing voor motoren in transportmiddelen maakt. Voor vele studenten waren de presentaties een eyeopener, niet alleen vanwege de technische inhoud, maar ook vanwege de nadruk die lag op het systematisch werken. De liberalisering van de energiemarkt heeft in Nederland al duidelijk zijn weerslag gehad. De groene stroom commercials zijn niet van
Het Waldur bestuur
1
Een van de ambitieuze plannen van Waldur is een studiereis in de zomer van 2004. De bedoeling was om naar Brazilië te gaan, maar helaas, het aantal studenten dat interesse bleek te hebben in een zo grote reis, bleek te laag. Daarom worden de reisdoelen iets dichterbij gezet, namelijk in Oost-Europa, Polen en Tsjechië om precies te zijn. Om niet in elkaars wielen te rijden, hebben we de handen ineengeslagen met e.t.s.v. Thor, onze moeder vereniging die in dezelfde periode een studiereis in de pen had. Het wordt dus een gezamenlijke studiereis van veertien dagen met 27 mensen, precies drie busjes. Tijdens deze reis kunnen we Thor eens laten zien wat elektrotechniek werkelijk is!
Koffieuurtje in de Waldur-kamer
de lucht en de komende tijd zullen de energiebedrijven elkaar alleen nog maar sterker gaan beconcurreren. In het begin van het tweede trimester zullen we naar de energiebeurs APX gaan, om aan den lijve te ondervinden wat de vrije energiemarkt inhoudt. Over de derde excursie wordt later meer bekend, maar zoals wel bekend, het wordt de moeite waard. Dit jaar staat wederom een symposium gepland, ditmaal in samenwerking met de leerstoel van Prof. Blom, Electrical Power Systems. Hierin zal een van de onderzoeksgebieden van deze groep uitgebreid worden belicht. We beogen een goede mix van lezingen uit de universiteit en het bedrijfsleven, zoals het afgelopen EPE symposium. Studenten die interesse hebben om mee te organiseren kunnen zich bij het bestuur aanmelden.Meer informatie hierover zullen we te zijner tijd bekend maken.
2
De begunstigers kan ik geruststellen. Rond het moment van dit schrijven, wordt het begunstigerschap onder de loep genomen en voor het volgende jaar zal u een nieuw en nog beter voorstel worden aangeboden. De nieuwjaarsborrel, dies-borrel en begunstigersdag zullen uiteraard ook dit jaar weer plaatsvinden. Want de unieke band met de begunstigers is er eentje die we zeker niet kwijt willen! Namens het nieuwe bestuur wil ik u veel plezier wensen met het lezen van deze tweede Gjallar en hoop u ook dit jaar regelmatig bij een Waldur-activiteit tegen het lijf te lopen. Pim Jacobs Voorzitter DSD Waldur Colofon Gjallar: nr.2, november 2003 Redactie: Paul Hesen, Femke van Belzen, Davy Thielens E-mail:
[email protected] Oplage: 100 f/c print, 150 digitaal
Werkzaam in het bedrijfsleven: W outer van den Akk er Wouter Akker Plamuren en schuren of een stukje voor Gjallar schrijven? Deze vraag kwam even bij mijn boven toen ik een meeltje van Davy kreeg. Het besluit was snel genomen daar mijn recent verworven huis toch een 5-jaren plan dreigt te worden. Degenen onder U die ook ooit een oud huis met “authentieke kenmerken” hebben opgeknapt weten dat je hier je vrije tijd prima in kwijt kunt. Gelukkig vergt ons huis niet alle tijd en houd ik nog voldoende tijd over om te trouwen, te volleyballen, “de wereldzeeën te trotseren” met het Nautisch Genootschap (sinds 1822) en ook de Gen91 activiteiten hoef ik zelden te missen.
In 1996 kwam de tijd om de TU in te ruilen voor mijn huidige werkgever: Eaton Electric. Eaton Electric (het voormalige Holec) is onderdeel van de Eaton groep, een industrieel bedrijf met een omzet van 7.2 Miljard • per jaar en activiteiten op het gebied van hydraulische systemen, versnellingsbakken, automotive onderdelen, brandstofsystemen en natuurlijk elektrische schakelen verdeelsystemen (2.7 Miljard • per jaar). De componenten en systemen van Eaton Electric in Hengelo beginnen bij het stopcontact in woonhuizen (domotica) en eindigen in de 36kV schakelstations. Eaton Electric is de enige fabrikant die in Nederland eigen schakelcomponenten en technologieën ontwikkelt. Hiervoor beschikt het bedrijf in Hengelo dan ook over een eigen kortsluitlaboratorium. Ik ben aangenomen als Development Specialist Technology, een bijzonder brede functie die zich beweegt in de gebieden: R&D, normalisatie, marketing en verkoop. In een wervingsadvertentie zou deze zin gevolgd worden door de opmerking dat de “spin in het web” positie U in de gelegenheid stelt het innovatieproces binnen de onderneming vorm te geven. Dit is dan ook precies wat gebeurde: na een inwerkperiode veranderde mijn functie geleidelijk van “technisch expert” naar “technologie en innovatie adviseur” en geef ik nu mede richting aan het marketing en R&D beleid.
Wouter van den Akker in de bedrijfshal van Eaton Holec
Hoe is het zo gekomen? Mijn interesse voor energietechniek begon al op vroege leeftijd toen ik wel eens met mijn vader meeging naar 10kV schakelruimtes van de toenmalige PGEM. Al dat mooi geschilderde en gebogen koper vergezeld door een interessante brom had een bepaalde aantrekkingskracht op mij. Nadat ik ook nog het stoffelijk overschot van de bak van een kraan die in een 10kV kabel had gegraven mocht bewonderen, stond energietechniek boven aan mijn studielijstje. In 1991 ben ik dan ook in Eindhoven aan de TU begonnen. Ik vond en vind dat bogen een van de mooiste verschijnselen zijn, die de kracht van elektriciteit in een zeer pure vorm tonen. Mijn interesse ging dan ook al snel uit naar schakelaars, daar dit de apparaten zijn die deze bogen kunnen beheersen. Achtereenvolgens liep ik stage bij René Smeets (demping van schakelgolven in kabels) en STRI (Swedish Transmission Research Institute). Bij STRI heb ik het isolatiegedrag van kunststof isolatoren in barre weersomstandigheden bekeken. Afstuderen deed ik bij Prof. Damstra en Dr. Merck op het gebied van hoge stromen onderbreking met vacuümschakelaars. WALDUR kende ik al een beetje van de oriëntatiedagen maar aan het begin van mijn derde jaar maakte ik pas echt kennis. Korneel Wijnands promootte tijdens de koffie-uurtjes op vakkundige wijze de organisatie van een studiereis hetgeen er toe leidde dat ik de studiereis naar Zwitserland heb georganiseerd. Gelukkig kwamen in deze tijd ook Koen Gommers, Ronald Gruntjes, Mischa Vermeer en Brendan Williams tot de conclusie dat WALDUR stoer was en samen vormden wij het bestuur 1994/ 1995. Dit bestuursjaar was ontzettend leerzaam maar vooral ook ontzettend gezellig (dit laatste zeker ook door onze vrienden die tegelijkertijd in het Thor en Odin bestuur zaten).
Terugkijkend op mijn TU opleiding is er een onderdeel waar ik zeer veel profijt van heb en heb gehad: de labervaring die ik heb opgedaan in het “hoge stromen lab” van de TU. Door een praktische stage of afstudeeropdracht krijg je een goed idee wat er allemaal moet en kan gebeuren bij proeven met kA’s en kV’s. Door deze labervaring ben ik op mijn werk vaak in staat om met een experiment sneller en doorslaggevender advies te geven dan met een computersimulatie zou kunnen. Een hiaat in de TU opleiding vind ik de adviesvaardigheden. Een ingenieur zal naar alle waarschijnlijkheid vele adviezen uitbrengen waarvan er een aantal minder prettig zijn voor sommige betrokkenen. Tijdens overnameprocessen (Holec -> Delta -> Eaton) bijvoorbeeld, moeten er adviezen uitgebracht worden die grote gevolgen kunnen hebben voor het voortbestaan van bepaalde lokaties. Zaken als gezichtsverlies, culturele verschillen en diplomatieke agenda’s zijn dan enorm belangrijk om de juiste beslissingen mogelijk te maken.
Wouter van den Akker temidden van het reisgezelschap (1994)
3
Excursie 380/150/10 kV onderstation Eindhoven Afgelopen mei was het weer tijd om met een groep energietechniekstudenten een interessante omgeving te bezoeken. De vraag komt dan wel eens naar boven, waarom je het altijd ver weg moet zoeken als het dichtbij ook interessant kan zijn. Samen met het college vermogensschakelaars van Prof. Smeets was er het plan om deze vermogensschakelaars die we op het college leerden kennen eens in hun “natuurlijke omgeving” te bezichtigen. Tot verbazing van de meeste studenten bleek in Eindhoven een biotoop te liggen waar grote vermogensschakelaars in het wild voorkomen.
Aan de 150kV rail ligt een flink aantal 150/10kV transformatoren voor de voeding van de afgaande velden die (een deel van) onze lichtstad van elektriciteit voorzien. Niet te vergeten zijn natuurlijk de verschillende types vermogensschakelaars. Bij ieder type was Prof. Smeets er vlug bij om de verschillende kenmerken uit te leggen en de link met de theorie uit het college te leggen. Toch is er ook een duidelijk verschil: een plaatje van ongeveer 10 bij 10 cm uit het dictaat of zo’n echte schakelaar die een paar meter boven de grond uitsteekt! Ook de verschillende scheiders, aardingsschakelaars, stroom- en spanningstransformatoren werden bezichtigd en besproken. Tijdens een kijkje in het bijgelegen gebouw kwam de 10kV-installatie aan bod met onder andere de toonfrequente sturing die op de spanning gesuperponeerd wordt.
Onderstation Eindhoven-Oost is een knooppunt van verschillende spanningsniveaus. Er komen 380kV lijnen binnen van het landelijke koppelnet (beheerd door TenneT). Groep studenten valt in het niet bij de 380-150 kV trafo Van de 380kV verzamelrail zijn er Na deze vele indrukken was het weer 3 afgaande 380/150kV transformatijd om terug te keren naar de veilige toren voor de 150kV rail van het universiteit waar je niet continu hoeft hoogspanningsnet rondom Eindhoven (beheerd door Essent). uit te kijken dat je de verkeerde dingen aanraakt. Het was in Voor een student energietechniek is het natuurlijk interessant ieder geval een nuttig uitstapje dat de studenten de nodige feeling om eens langs die grote 380/150kV transformatoren te met de praktijk bezorgt. Nu weten we tenminste hoe de installaties wandelen die je vaak alleen van de plaatjes uit de dictaten eruit zien, waaraan we berekeningen uitvoeren! kent. En om het gezoem en geknetter te ervaren die aanwezig zijn in onderstation dat volledig in bedrijf is.
EVT -BBQ EVT-BBQ -BBQ:: vechten om territorium De EEG-hal gevuld met rook en verbrande luchtjes. Was er soms weer een condensator ontploft? Was er weer een kabel overbelast? Nee, het was 26 juni weer tijd voor de jaarlijkse EVT BBQ, het culinaire uitje van de vakgroepen EPS en EPE. Peter Wouters en Monica Kloet hadden zich dit jaar wederom uitgesloofd om er een leuk feestje van te maken, feestjes die al een hele reputatie beginnen te krijgen. Maar nog mooier was dat dit jaar ook alle leden van Waldur uitgenodigd waren. Want wat is er nu leuker dan een gezellig samenzijn tussen studenten en medewerkers? Zoals ondertussen ook al gebruikelijk begint te worden waren er ook weer vele betrokkenen van de twee vakgroepen aanwezig. De aanwezigheid van deze mensen, veelal ook begunstiger van Waldur, draagt natuurlijk groots bij aan de sfeer, middels de vele sterke verhalen uit de beroepspraktijk.
4
Nieuw dit jaar was de territoriumvorming die nodig was om de opdringerige ruimtezoekende deelnemers aan het Hajraa-toernooi op afstand te houden. Zij roken het bier van het Walhalla en de worsten van Peter en dachten dat dit dus wel aan hen toe zou behoren. Maar waarvoor ligt anders dat rood-witte lint in de kast? Terwijl in het ene kamp het wel en wee van de vele Russische Revoluties werd besproken, ging het in een ander kamp over de maximaal toelaatbare piekspanning bij een kettingisolator zonder dat er doorslagen plaats zouden vinden. En op de een of andere manier leken de Waldur-leden zich uitermate goed te vermaken. Zo goed zelfs dat het spektakel pas om tien uur ’s avonds was afgelopen!
Het was weer gezellig druk bij de EVT - BBQ
Werkzaam binnen EVT rof .A EVT:: PProf rof.. irir.. JJ.A .A.. Schot Zoals in elke uitgave van de Gjallar nemen we ook een kijkje in het leven van iemand die binnen de faculteit werkzaam is. Of in dit geval, werkzaam is geweest, want ons erelid, professor Schot, is bereid gevonden een stuk te schrijven voor de Gjallar. Hieronder zijn fascinerend verhaal. Op zeker moment gaf het Bureau Pers en Voorlichting van de Technische Hogeschool Eindhoven het volgende persbericht uit (zie figuur). Zo’n persbericht is weliswaar objectief, maar het oogt nogal afstandelijk. Het leek me echter wel geschikt als entree voor een stukje in Gjallar, waar de redactie om had verzocht. Ik ga het persbericht gebruiken als kapstok, loop er al toelichtend doorheen en zal vervolgens het een en ander vertellen over de periode na 1972.
na de tweede wereldoorlog ook gedurende een aantal jaren dienstplichtigen werden toegevoegd. De basisopleiding was tamelijk pittig en bereidde ten dele voor op een mogelijk verblijf in de tropen (met name op wat toen nog Nederlands Oost-Indië heette), maar naast die basisopleiding was er veel vrije tijd en hoewel pokeren best een aardig en ook wel vormend kaartspel is, ben ik toch in de avonduren maar een schriftelijke opleiding voor een MO-akte wiskunde gaan volgen.
Na de militaire dienst trad ik in dienst van Mij. van Berkel’s Patent N.V. Die firma heeft een roemrucht verleden. Zo maakte zij een aantal jaren dieselmoteren voor stationaire doeleinden en bouwde zij vliegtuigen, wat later nog goed herkenbaar was aan de ongewoon grote overspanningen in de fabricagehallen. Maar bij Hoe kwam het dat ik geboren mijn entree in 1950 was men werd in een stadje aan de al jaren gespecialiseerd in Rijn? Wel, mijn vader was apparatuur voor slagerijen en schipper op een rijnaak, in weegschalen. De ontwikzodoende. Als een schipperskeling van weegschalen was kind leerplichtig wordt, zijn tot dan toe bij van Berkel er verschillende oplossingen. vooral een zaak van trial and Zo zijn er in de belangrijkste error geweest, maar nu wilde havens schippersscholen, die men een echt fijnmechaje kunt bezoeken als het nisch laboratorium oprichPersbericht van het Bureau Pers en Voorlichting van de TH Eindhoven schip in zo’n haven ligt. ten. Een ingenieur, afkomstig Verder kan gebruik worden van Fokker en vertrouwd met gemaakt van kostscholen of kan familie aan de wal worden rekenwerk en moderne fijnmechanische meettechniek (in het ingeschakeld. bijzonder met rekstrookjes) werd hiervoor aangetrokken en ik werd de eerste assistent die hij op zijn beurt weer aantrok. Later werd Na het lager onderwijs volgde aan de wal de Mulo-A, die, wat het personeelsbestand uitgebreid, er werd een werkplaats ingericht we tegenwoordig algemeen vormend onderwijs noemen, gaf, maar en meetapparatuur aangeschaft, overigens pas nadat er een in feite opleidde voor een baan “op kantoor”, zoals dat toen onderzoek- en ontwikkelingsprogramma was opgesteld, wat in de heette. Merkwaardigerwijs heb ik later juist aan deze school, waar gegeven omstandigheden nog niet zo eenvoudig was. Hierna kon in de hogere jaren ook onderricht werd gegeven in steno, typen, met het eigenlijke werk worden begonnen. boekhouden, handelsrekenen en het schrijven van handelsbrieven in het Nederlands, Duits en Engels, veel gehad. Ik heb het er reuze naar mijn zin gehad. Later zou de ervaring die ik opdeed bij het opzetten en inrichten van zo’n laboratorium me Inmiddels was echter mijn interesse in techniek manifest nog van pas komen bij mijn eerste jaren aan de TU Eindhoven. geworden. Dit leidde tot een overstap naar de Mulo-B, waarvan Het rekenwerk en de omgang met mijn baas (die later lector werd de b-opleiding toegang tot o.a. de zeevaartschool/ aan de TH Delft) inspireerden tot verdere studie en wel aan de TH machinistenschool (in Rotterdam toen met veel leerlingen) en in Delft. Maar in die tijd was de toegang tot een universitaire ook tot de MTS (in het kader van de algemene naaminflatie thans studie minder gemakkelijk dan nu en zo begon ik dus aan het HTS geheten). In Rotterdam vormde de MTS de technische tak Gemeentelijk Avondlyceum in Rotterdam aan de voorbereiding van de Academie voor Beeldende Kunsten en Technische op het staatsexamen HBS-b. Vervolgens kon ik me dan laten Wetenschappen. De vrijwel uitsluitend mannelijke leerlingen van inschrijven aan de TH in Delft. Ik koos voor de studierichting de MTS hadden echter vrijwel geen – in een enkel geval echter Electrotechniek omdat ik op de MTS ook in die richting was juist een innig! - contact met de leerlingen van de afdeling der afgestudeerd; die keuze was dus het meest efficiënt, maar in feite Beeldende Kunsten (Men sprak in die tijd nog niet van studenten ging mijn interesse uit naar physica en wiskunde in het algemeen. als het middelbaar onderwijs betrof). Inmiddels was ik van baan veranderd omdat een blijvende Na de MTS moest, nogal tegen mijn zin, de militaire dienstplicht specialisatie in de weegtechniek me niet verstandig leek. Mijn vervuld worden. Ik werd ingelijfd bij het Korps Mariniers, wat nieuwe werkgever was A. de Hoop Electrotechnische Fabriek, voorheen uitsluitend bestond uit beroepsmilitairen, maar waaraan gelegen aan de Maas in Rotterdam. Deze firma kende ook een
5
ontwikkelingsafdeling en verder twee proefvelden,een voor binnenkomende, defecte apparaten en electrische machines en een voor uitgaande,gerepareerde en nieuwe apparaten en machines (veelal voor maritieme toepassingen, want het bedrijf verzorgde de complete electrische uitrusting van civiele en militaire schepen). Eén ingenieur had de leiding over deze drie groepen. Van hem, maar in het bijzonder van de oude rotten op de proefvelden heb ik veel opgestoken. Nog steeds vind ik het boeiend om op zo’n proefveld de beproeving van apparatuur en van machines mee te maken.
werd benoemd. Helaas heeft hij niet lang van zijn pensioen kunnen genieten; in 1993 is hij overleden. We keren weer even terug in de tijd: Ons eigen gebouw, E-Iaag, kwam als eerste definitieve hal van de nieuwe TH gereed en we konden verhuizen van het paviljoen naar de hal, toen nog met een eigen ingang, een eigen portier en een eigen koffiejuffrouw. De inrichting van het nieuwe laboratorium was een hele klus, maar gaf veel voldoening.
Inmiddels was ik als werkstudent met mijn studie in het 3e jaar beland en werd het als maar moeilijker om zonder het volgen van colleges de inhoud van die colleges te leren kennen; de Centrale Commissie voor Studiebelangen bij de TH Delft gaf namelijk geen dictaten uit voor de vakken in de hogere jaren. Gelukkig kreeg ik een studiebeurs en kon ik verder als student gaan studeren. Ik trouwde in 1956 en we kregen inwoning bij mijn moeder die in 1943 weduwe was geworden. In 1958 studeerde ik af en kreeg bij het solliciteren de keuze uit twee banen, een, die qua bestemming nog niet helemaal vast stond, bij BBC in Zwitserland en de andere bij de pas opgerichte TH Eindhoven. Ik koos voor de laatste, en de reden was nogal prozaïsch, maar voor een jonggetrouwd, inwonend stel erg belangrijk: we zouden in Eindhoven een (huur)woning toegewezen krijgen. Zoals wel meer mensen die de beginjaren van de TH hebben meegemaakt, verklaren, waren die jaren werkelijk uniek. Als voorbeeld noem ik de inzet van de studenten: ze wilden het naadje van de kous weten en stelden eisen die vaak verder gingen dan hun leermeesters voor ogen hadden. Later is me duidelijk geworden dat deze opstelling van de studenten niet zó uniek was, maar ook elders wel in startsituaties optreedt. Hoe het ook zij, we begonnen enthousiast en voor mij was dat onder leiding van Prof. Niesten. Hij was enige jaren hoogleraar geweest aan de TH in Bandoeng, maar moest vandaar met een aantal andere Nederlandse collega’s vertrekken na het ontstaan van de staat Indonesië. Hij behoorde tot een kleine groep van personen die in Eindhoven de plannen voor de inrichting van het onderwijs en het onderzoek bij de nieuwe TH opstelden. In die jaren was het nog niet de gewoonte om het gebied van een leerstoel nauw af te grenzen en zo was Niesten dus aangesteld voor het geven van onderwijs en het verrichten van onderzoek op het gebied van de Electrotechniek. De eerste jaren ging bijna alle beschikbare tijd naar onderwijs, maar vooral bij het inrichten van de laboratoria moest toch al direct rekening worden gehouden met het onderzoek dat we later zouden gaan doen. Daarbij werd getracht tot een zekere afstemming te komen met de zuster in Delft; voor de leerstoel van Niesten betekende dit dat wij ons meer met machines voor middel en klein vermogen zouden bezig houden, want in Delft ging de interesse uit naar grote machines. Verder bracht Niesten vanuit zijn eigen studietijd een interesse van buiten zijn eigenlijke vakgebied mee: de electronica; er waren toen al eerste aanzetten om daarmee (kleine) electrische machines te besturen; wij spraken toen van machine-electronica en daarvoor behoefde niet met Delft te worden afgestemd, want daar waren op dat gebied geen of weinig activiteiten. Niesten had geluk: kort voor mij was in Delft iemand afgestudeerd met een grote liefde voor en ook reeds behoorlijke kennis van electronica; toch was hij afgestudeerd en assistent geweest bij de leerstoel voor electrische machines en transformatoren, maar die leerstoel verzorgde ook het vak Mutatoren (toen met hoofdzakelijk kwikdampvaten als stuurbare schakelelementen). Die jonge ingenieur was W.J. de Zeeuw. Hij is het die het vak Vermogenselectronica bij de leerstoel van Niesten vorm en inhoud heeft gegeven. Ik wil er graag de aandacht op vestigen dat hij wegens zijn verdiensten voor de studenten ook tot erelid van Waldur
6
Professor Schot in actie tijdens een Waldur-activiteit in 1989
Na de studentenrevoltes in het bultenland kwam in ons land in 1970 de Wet Universitaire Bestuurshervorming van minister Veringa tot stand en werd het begrip “vakgroep” ingevoerd. Inmiddels was de vermogenselectronica zo’n belangrijk deel van de oorspronkelijke leerstoel gaan uitmaken, dat besloten werd dit ook in de naam van de vakgroep tot uitdrukking te brengen en zo ontstond de Vakgroep Electromechanica en Vermogenselectronica. Ook het andere uitgangspunt van de beginfase: de aandacht voor het kleine, werd uitgebouwd: Philips had interesse voor onze bemoeienissen met kleine electrische machines en zo behoorden wij tot de eersten die contractresearch gingen plegen; het begrip “derde geldstroom” moest toen nog geboren worden. E.e.a. mondde uit in het vak Mini-Electromechanica en de totstandkoming van een bijzondere leerstoel hiervoor, bemand door Kamerbeek van het Nat. Lab. van Philips, die voorheen in onze vakgroep werkzaam was en bij Niesten promoveerde. Parallel aan deze ontwikkeling ontstond even later het vak MiniVermogenselectronica, waarvoor ook een bijzondere leerstoel werd gecreëerd, ditmaal bemand en financieel fors gesteund -tot op de dag van vandaag – door Philips Lighting. Naast deze bijzondere hoogleraren, die pas in een latere fase aantraden, was practisch vanaf het begin ook een buitengewoon hoogleraar aan de vakgroep verbonden. Hij was werkzaam in de industrie en kwam een dag per week naar Eindhoven om de studenten voor te lichten over de bouw van electrische machines in de practijk. Hij had ook belangrijke invloed op het onderzoek binnen de vakgroep door zijn confrontatie in de practijk met interessante cases en nieuwe ontwikkelingen. Er is nog veel te vertellen over andersoortige activiteiten, zogenaamde micro-ontwikkelingshulpprojecten, waarbij individuen van alle afdelingen en diensten waren betrokken, of over grootschaliger werk ten behoeve van Afrika (Nigeria en Tanzania) en Indonesië. Bij het laatste speelde Niesten jarenlang de hoofdrol; later nam ik veel van hem over. Maar laat ik niet aan de verleiding toegeven; dit stuk is nu al tamelijk lang aan het worden. Laat ik in gedachten terug gaan tot 1989. Ik ben dan 62 en er
wordt langzamerhand aan pensionering en opvolging gedacht. Dan komt onverwachts de vraag uit Delft om nog een paar jaar daarheen te komen om te fungeren als voorzitter van de Vakgroep Electriciteitsvoorziening & Hoogspanningstechniek en van de Vakgroep Vermogenselectronica & Electrische Machines. Er waren in Delft problemen met de opvolging van hoogleraren in die vakgroepen en tezamen met voorgenomen bezuinigingen bij de Faculteit der Electrotechniek aldaar, voorzag men - ook van buiten de universiteit - een ongunstige afloop als er niet zou worden ingegrepen. Ik ben op dit verzoek ingegaan en de regeling van mijn opvolging in Eindhoven kon in gang worden gezet. Het was wel een spannende tijd in Delft, maar alles is redelijk op zijn pootjes terechtgekomen. Met de studenten in Delft heb ik goede contacten gehad. Zo heb ik met het Sterkstroomdispuut een prachtige zomerexcursie naar Zuid-Afrika gemaakt. Bij de voorbereiding daarvan was een belangrijke rol weggelegd voor Prof. van Wijk van de Randse Universiteit bij Johannesburg. Hij was in het verleden een aantal jaren als onderzoeker aan mijn vakgroep in Eindhoven, trok veel op met de Zeeuw en promoveerde bij Niesten op een omvangrijk onderwerp op het gebied van de machine-electronica. Zo blijkt de wereld, zoals vaker, toch kleiner dan je op basis van afstanden in kilometers zou denken. Bij mijn afscheid in Delft in 1992 werd ik door het SSD tot erelid van dit dispuut benoemd. Hoewel ik heel goed de tijdelijkheid van dit bestaan besef, zeker nu ik ouder word, neem ik toch de vrijheid om zolang ik leef en nog niet tot het bekende stof ben weergekeerd, trots te zijn op het feit dat ik zowel van het SSD als
van het DSD Waldur erelid ben.
Professor Schot tijdens de Waldur-betrokkenendag in 2001
Na mijn pensionering zijn mijn vrouw en ik weer teruggekeerd naar Eindhoven. Onze vier kinderen (drie jongens en een meisje) hebben ons tot nu toe vier kleinkinderen bezorgd, wat zorgt voor een zekere prettige onrust. Mijn vrouw leidt als kunstenares en huisvrouw het spreekwoordelijke dubbele leven. Ikzelf heb het, denk ik, aanzienlijk minder druk, maar verveel me met mijn interesse voor varen, oude talen en nog wat andere activiteiten, waaronder het onderhouden van de contacten met Waldur en het SSD, toch geen moment.
Uit het nieuws: Afschakelen secondekwestie De elektrische energietechniek was afgelopen tijd zeer regelmatig in het nieuws. Met name “Code Rood” leidde tot dagelijkse informatie in diverse nieuwsbulletins. Het eerste artikel in deze Gjallar is hieraan gewijdt. Het betreft een artikel uit het NRC handelsblad van 3 september jl. (auteur: Heleen de Graaf). In tijden van stroomtekort zijn het de stroombedrijven die beslissen wie er wel en wie er geen elektriciteit krijgt. Maar veel tijd daarvoor is er niet. Het zwarte scherm met dunne rode, gele en paarse lijnen is vele meters hoog en breed. Af en toe klinkt er een piep, een gong en een geluid dat klinkt als iemand die onder water praat, het teken dat er ergens een compressor is uitgevallen of een vermogensschakelaar uitstaat. Elk geluid is voor de drie mannen achter het dozijn computerschermen een reden om in actie te komen en te kijken of er een probleem is met het elektriciteitsnetwerk. In het hart van het bedrijfsvoeringcentrum van Continuon, de netbeheerder in de leveringsgebieden van Nuon, wordt zeven dagen per week, 24 uur per dag het netwerk van het bedrijf in de gaten gehouden. De piepen en gongen klinken met enige regelmaat, maar vooralsnog valt nergens de stroom uit. Als dat wel gebeurt, worden de technici vanuit het centrum aangestuurd. Als de stroom moét worden verbroken, omdat er bijvoorbeeld plotseling energiecentrales uitvallen, zijn het ook deze mannen die beslissen waar het licht uitgaat: uit de ruimte met gepantserd glas wordt de stroom afgesneden. Dat de energiebedrijven deze beslissingsbevoegdheid hebben, kwam aan het licht toen er deze zomer een stroomtekort dreigde. Landelijk netcoördinator TenneT wijst wel aan welke landelijke netbeheerder minder stroom krijgt, maar het zijn ten slotte deze distributiebedrijven die beslissen welke afnemers van het net gaan. Maar hoelang deze bedrijven daarover nog beslissen, is de vraag. Minister Brinkhorst van Economische Zaken maakte vandaag de
nieuwe maatregelen bekend in een brief aan de Tweede Kamer, onder meer over wie in een crisis bepaalt wie er wordt afgesloten. Gisteren zei TenneT dat bij het afschakelen moet worden gekeken naar de maatschappelijke consequenties. De energiebedrijven vinden het best, maar zeggen dat er nu al wordt gekeken naar de maatschappelijke impact. ,,Als er moet worden afgeschakeld staan de steden bij ons laag op de lijst om de onrust te beperken’’, zegt Dirk Visser, manager instandhoudingnet van Continuon. Op de afschakellijst van Nuon Noord-Holland staat het dorp Anna-Palowna op nummer één, gevolgd door plaatsen als Westwoud en Vijfhuizen. In Friesland staat Lemmer hoog op de lijst. De lijst van Noord-Holland kent slechts een plaatsnaam of acht, maar de kans dat deze alle acht worden afgesloten is miniem, aldus Visser. ,,Als dat gebeurt, is er wel wat meer aan de hand, dan ligt heel Nederland plat.’’ De lijst met plaatsnamen is een lijst die in tijden van nood wordt gevolgd en waarvan niet wordt afgeweken. Het is ook een lijst die nodig is, want wanneer er plotseling een stroomtekort is, hebben de mannen in het besturingscentrum geen tijd om eens rustig te kijken welk gebied van het netwerk wordt afgesloten. ,,Als we moeten afschakelen, dan komt de opdracht van TenneT. We hebben dan enkele seconden of wellicht een paar minuten om een aantal megawatt aan vraag los te koppelen’’, aldus Visser. Visser wijst erop dat het meestal een technische beslissing is: er moet een bepaalde hoeveelheid aan vraag uit en de verdeelstations die dat verspreiden gaan eruit. Zulke situaties kunnen zich voordoen als er bijvoorbeeld enkele centrales tegelijk uitvallen. Dat gebeurde in 1997 in de regio Utrecht, maar de kans dat het zich voordoet is miniem, aldus Bram Alkema, tot voor kort manager hoogspanning bij Essent. ,,De kans dat het afschakelplan wordt toegepast, valt in het niet bij de kans dat de klant een gewone storing krijgt.’’ Met een ‘gewone storing’ wordt bedoeld een defect in het netwerk, niet een tekort aan capaciteit.
7
Bij Essent staan Beilen en een buitengebied van Enschede hoog op de afschakellijst als er een tekort is. Het is overigens ondoenlijk volgens beide mannen om gedetailleerd per straat of wijk te kijken welke instellingen wel en niet van het net gaan. ,,Dat kunnen wij van hier uit ook niet bepalen, dan moeten er mensen de wijk in.’’ Wat de bedrijven wel proberen, is gebieden slechts een uur zonder stroom te laten zitten, waarna er een ander gebied aan de beurt is: een rollende black-out. Afgelopen zomer was er geen sprake van een plotseling wegvallen van capaciteit, maar van een langzaam krapper wordende situatie: door de hitte konden centrales minder stroom produceren omdat het rivier- en zeewater dat zij gebruiken voor de koeling anders te warm zou worden. Ondanks de Code Rood hoefden er geen huishoudens in het donker te zitten, mede dankzij bedrijven zoals Schiphol en Corus, die hun stroomverbruik verminderden. Volgens Alkema zijn situaties als Code Rood niet te voorkomen. ,,Het zijn Acts of God die niet af te dekken zijn. Het is hetzelfde met ijzelstormen en hoogspanningsmasten. Die masten zijn ontworpen om enorme stormen te weerstaan, maar bij een ijzelstorm breken ze af als luciferhoutjes.’’ Zowel Alkema als Visser hebben geen enkel probleem met nieuwe richtlijnen over het afschakelen. ,,Wij als sector hebben niet gevraagd om deze verantwoordelijkheid’’, aldus Alkema, ,,die hebben we gekregen van Economische Zaken.’’ Reactie ir. Cobben, medewerker bij Continuon Netbeheer en promovendus bij de groep EPS: De meest typerende zinsnede in dit artikel is “Het zijn acts of
God die niet af te dekken zijn”. Het lijkt mij te gemakkelijk om hier een schuldvraag neer te leggen. Uiteraard zijn er extreme omstandigheden te bedenken (die dan ook nog wel eens op blijken te treden) waardoor de energievoorziening wordt bemoeilijkt. Maar doordat ze van te voren te bedenken zijn kunnen we er ons ook tegen wapenen. Code rood was niet nodig geweest als er meer productievermogen was geweest. De vraag is alleen: Tegen welke omstandigheden willen we ons wapenen en wie is bereid om de prijs hiervoor te betalen? Liberalisering heeft het in ieder geval niet gemakkelijker gemaakt om een antwoord te krijgen op deze vraag. Interessant is wel de vraag of de volgorde op de afschakellijst door marktwerking kan worden beïnvloed. Diegene die de elektriciteit het hardste nodig hebben zullen er ook meer voor willen betalen. Of wordt het dan dat bij de rijken het licht blijft branden en het donker wordt bij de minder gestelden onder ons. Op het moment dat per klant afgeschakeld kan worden is dit een optie. Ook bij code rood geen paniek want tegen een vijfvoud van het normale tarief blijft de voorziening gewaarborgd. Wordt het wellicht interessant om het productievermogen te beperken om zodoende vaker een situatie met code rood te krijgen. Uiteraard kan een eventuele lokale storing nog roet in het eten gooien, maar dat is dan wellicht een act of …? Waarschijnlijk de lokale aannemer die een graafschade veroorzaakt of misschien een moeilijker te definiëren fenomeen. Uiteindelijk bezien blijkt code rood dus ook nog vele mogelijkheden te bieden. De vraag blijft echter of we met elektriciteit moet speculeren. Misschien moeten we het toch bezien als basisvoorziening voor onze maatschappij!
Uit het nieuws: W Wee gaan weer splijten Het tweede artikel betreft de discussie over kernenergie welke momenteel weer oplaait in Nederland. Het betreft een artikel uit de Volkskrant van 20 september jl. (auteur: Jeroen Trommelen). De discussie over kernenergie laait langzaam weer op. Kerncentrales zijn nodig voor de energievoorziening en om het milieu te sparen, zeggen voorstanders. Maar het is wel duur, blijkt uit een Amerikaanse studie. Leuk of niet, maar Nederland is toe aan een nieuwe discussie over kernenergie. Dat stelt althans het Rathenau-instituut in Den Haag, de door de overheid ingestelde denktank die maatschappelijk debat over heikele kwesties organiseert. De nieuwe discussie is gepland voor begin 2004. Over de vorm wordt eind dit jaar besloten. Het georganiseerde kernenergiedebat begint daarmee te behoren tot de Nederlandse folklore. Tussen 1981 en 1983 werd de Brede Maatschappelijke Discussie (BMD) gehouden: een debat in vele tientallen zaaltjes dat werd voorgezeten door professionele gespreksleiders. Na afloop bleek de bevolking in grote meerderheid tegen kernenergie, zoals enquêtes ervóór al aangaven. In 1993 deed minister Koos Andriessen van Economische Zaken een poging met het Dossier Kernenergie waarin voor de bouw van nieuwe centrales werd gepleit. De minister ging voor in het debat op opiniepagina’s, televisieprogramma’s en in De Balie in Amsterdam. Hij liet ook een enquête houden onder de bevolking - die nog steeds massaal tegen kernenergie bleek te zijn. Dat laatste is in grote lijnen nog steeds zo. De overheid zelf is dan ook sterk verdeeld over de vraag op een nieuwe discussie over kernenergie gewenst is. Het milieu-ministerie van VROM ziet er geen heil in, liet staatssecetaris Van Geel al weten. Het is zijn taak in 2013 de laatste Nederlandse kerncentrale in Borssele te sluiten. Een nieuwe discussie komt daarbij slecht van pas. Wat denken de betrokkenen ervan?
8
Onderzoeker Stephan Slingerland van CE Delft, een onderzoeksinstituut dat voor het Rathenau de mogelijkheid van een discussie heeft onderzocht: ‘Deels gaat het debat over het debat zelf. Vooral de voorstanders van kernenergie pleiten nu immers voor een nieuwe discussie. Maar het is goed om ook de geluiden van de tegenstanders te horen. De discussie van twintig jaar geleden moeten we niet overdoen. We denken aan een debatavond en een televisieprogramma en aan specifieke doelgroepen, zoals jongeren die de discussie van indertijd niet hebben meegemaakt. Bij hen is de kennis over kernenergie geringer.’ Peer de Rijk, anti-kernenergieactivist bij World Information Service on Energy (WISE): ‘Het is het zonde van de moeite, het geld en de energie die erin moet. Maar nu de discussie ons toch om de oren vliegt, moet het maar. Feitelijk en inhoudelijk is er weinig veranderd. Alleen de klimaatdiscussie is erbij gekomen. Daar hebben de voorstanders van kernenergie handig gebruik van gemaakt.‘Bij een nieuwe discussie moet het speelveld gelijk zijn voor alle partijen. Dat was indertijd niet zo. Achteraf is gezegd dat de BMD vooral geleid werd door tegenstanders van kernenergie. Maar ik was erbij, en weet dat het op lokaal niveau niet gemakkelijk was om die discussie te beinvloeden. Het was een centraal geleid circus dat over het land heen walste. ‘Inhoudelijk hebben we het gelijk aan onze kant, maar hebben we het nog niet helemaal gekregen. We kijken met bewondering naar Duitsland dat haar kerncentrales zal sluiten. Door in het huidig tempo door te gaan met windenergie, kan dat zonder problemen. Het bewijst dat je echt moet willen investeren in duurzame energiebronnen.’ Rob Kouffeld, voorzitter van de pro-kernlobby stichting Kernvisie en oud-hoogleraar Energievoorziening aan de TU Delft:
‘Vernieuwing van het debat is een kleine hoogradioactief afval. Reken maar dat ook dát overwinning voor de kernlobby en een stap tot discussie zal leiden, en terecht.’ in de goede richting. De vorm moet wel André Versteegh, directeur van nucleair anders dan twintig jaar geleden. Eerst het onderzoekscentrum NRG in Petten: publiek objectief informeren en daarna in ‘Discussiëren over kernenergie is geen kwestie diverse groepen doorpraten. Zelf hoef ik niet van willen. We zullen wel moeten vanwege zonodig kernenergie. Ik wil wel continuïteit onze energie- en elektriciteits-problemen. Er van de energievoorziening, en daar heb je zijn nieuwe centrales nodig en vanwege het kernenergie voor nodig. ‘Gezegd wordt dat broeikaseffect kleven er bezwaren aan fossiele we meer aan energiebesparing moeten doen. brandstoffen. Als zoveel deskundigen zeggen Dat klopt, maar de praktijk wijst uit dat het dat het broeikaseffect bestaat, lijkt het me niet lukt. Als wetenschapper is dat iets om Kerncentrale in Borssele verstandiger daarmee rekening te houden. Een wanhopig van te worden. Deels zien we de nieuwe discussie zou zich vooral moeten urgentie van besparing niet in. Deels is onze richten op de jongere generatie. Het gaat om hun toekomst en levensstijl zo veranderd dat we niet anders meer kunnen. hun levensstandaard. ‘Zon en wind kunnen de eerste tientallen ‘Alternatieve energiebronnen lossen het probleem niet op. Ik ben jaren het gat niet opvullen. Landen die geen kerncentrales willen ook secretaris van de Vereniging voor Zonne-energie Nederland. zoals Denemarken hebben een groot probleem met het broeikasgas Doel is om 400 duizend zonneboilers te installeren. Dat kan 80 kooldioxide. Dat Duitsland het zal redden met wind en zonder miljoen kubieke meter aardgas per jaar sparen, maar dat is maar kerncentrales, is een drogreden.‘Een zwak punt zijn de kosten van één promille van wat de Gasunie oppompt.‘Het broeikaseffect kernenergie, of beter gezegd de investeringsrisico’s. De heb ik in deze discussie niet nodig. En dat kernenergie duur zou investeringsbedragen zijn zo hoog dat geprivatiseerde, kleine zijn, is onzin. Stroom van kernenergie uit Frankrijk is goedkoper bedrijven die niet kunnen opbrengen. Overigens is er een omdat kerncentrales veel meer arbeidsuren maken dan andere ontwikkeling naar kleinere centrales met minder vermogen, die centrales. Die Fransen zijn toch geen filantropen?’ minder kosten en sneller gebouwd kunnen worden.’ Femke Bartels, Greenpeace: ‘Kernenergie heeft afgedaan. Het is trekken aan een dood paard. Niemand weet wat het doel van een geregisseerde discussie zou moeten zijn. Bovendien debatteren we al volop, over het open houden van Borssele bijvoorbeeld. Volgende maand opent de koningin de opslagplaats voor
Het artikel behandelt de (opnieuw) oplaaiende discussie over kernenergie met reeds een aantal reacties van verschillende personen. Vandaar ditmaal geen extra reactie van iemand uit de vakgroep.
9
Begunstigersdag 2003: Een knap staaltje bij Corus Waldur is weer springlevend en dus hadden we dit jaar weer een vertrouwde Begunstigersdag in plaats van een Betrokkenendag! Afgelopen juni zijn we met een bus vol met enthousiaste Waldurleden en -begunstigers naar Corus, het voormalige Hoogovens, gereden. Het verwachte spektakel: tonnen gloeiend staal dat binnen enkele minuten gereduceerd wordt tot een rol flinterdun metaal. Een verslag van deze geslaagde activiteit.
een interessante lezing over de energievoorziening van Corus en het inkoopbeleid op de nieuwe liberale markt. Corus is met 300 MW ingekocht vermogen en 12 MW eigen productie, goed voor zo’n 4% van het gehele Nederlandse energieverbruik. Uit dit verhaal blijkt wederom dat de liberalisatie van de energiemarkt wel altijd vruchten afwerpt, maar dat deze vruchten ook bijzonder zuur kunnen zijn. En een vrucht die 90 miljoen duurder uitvalt is behoorlijk zuur... Een voor ons onbekend feit is dat Corus ook een grote gasproducent is op de energiemarkt. Tijdens de productie van staal komen een verscheidenheid aan laag calorische gassen (4 tot 18 MJ/m3 in tegenstelling met 36 MJ/m3 van hoog calorisch Noordzeegas) vrij, die uitstekend geschikt zijn voor een selectie aan doeleinden. Naast inkoop van stroom produceert Corus ook zelf een deel van de benodigde energie. De productie gebeurt met 2 STEG centrales en ook wordt energie gewonnen uit gasdruk (60 bar uit het landelijke net reduceren naar de benodigde 8 bar levert al snel een kleine 1,3 MW!).
Waldur-begunstigers luisteren aandachtig naar de Corus-presentatie
Aangekomen in het hoge noorden worden we vriendelijk ontvangen door onze gastheer Hans Akkerman. In zijn presentatie wordt gedetailleerd uitleg gegeven over de organisatie van Corus, de belangrijkste producten en speerpunten en over de gevolgen van strategische keuzes. Dat er in het verleden niet alleen goede keuzes gemaakt zijn wordt niet ontkend, maar uitvoerig bediscussieerd. Het communicatiebeleid bij Corus houdt in dat op eerlijke vragen ook eerlijke antwoorden worden gegeven, wat een welgemeend compliment oplevert van prof. Schot aan onze gastheer. De producten van Corus zijn samen te vatten als grote plakken en zware rollen staal, eventueel gecoat, verzinkt of geverfd. Een van de specialiteiten van Corus is dat het staal vervormbaar blijft zonder dat het barst. Uit concurrentieoogpunt worden beton- en smeedstaal niet meer door Corus gemaakt. Want hoe je het ook wendt of keert, produceren in Europa blijft duur in vergelijking met produceren in “lage lonen landen.” Corus heeft zich daarom gespecialiseerd op hoogwaardig staal, dat minder dan 0.3% koolstof bevat. Het produceren van staal blijft immers vakmanschap en in andere landen ontbreekt veelal de kennis en techniek voor productie van dit hoogwaardig staal. Alle kennis is gegenereerd binnen het bedrijf en ook de meeste machines zijn ontworpen door Corus zelf, wat ze natuurlijk een flinke voorsprong geeft op de rest van de wereld. De laatste innovatie van Corus is de koudwalsstraat, waar het staal “slechts” tot 1650 graden wordt verhit in plaats van de gebruikelijke 3000 graden. Dit levert een enorme energiebesparing op. Energiebesparing en milieubewustzijn staan hoog in het vaandel bij Corus. Zo wordt het staal gemaakt uit 50% nieuw en 50% gerecycled materiaal, waarvan 20% afkomstig is uit eigen schrootafval. In het energiebeleidsplan staan tevens afspraken voor de lange termijn met betrekking tot CO2 reductie, efficiency en kwaliteit. Collega Ton de Jong van Corus’ energy department geeft vervolgens
10
De voordrachten en discussies worden afgesloten met de mededeling dat 2005 een spannend maar duur jaar gaat worden voor Corus, aangezien dan de grootste van de twee hoogovens in revisie gaat. Tijdens deze 60 dagen durende klus zal de hoogoven uit productie genomen moeten worden, want een capaciteitsverlies van 60% veroorzaakt en een verlaging van de gasexport. Maar daarna kan de oven er wel weer 15 jaar tegenaan! Na de ochtendsessie met goede presentaties en een groot aantal kritische vragen van onze begunstigers, is het tijd geworden voor de lunch. De goed verzorgde lunch valt bij iedereen in de smaak en aan tafel wordt gezellig bijgepraat over de strategie van Corus en de laatste ervaringen van menig Waldur-begunstiger. Het programma wordt vervolgd met een rondgang door de staalproductiefabrieken. Daarbij wordt het gehele proces tot de productie van gloedhete rollen staal op de voet gevolgd. De waarschuwing om geen randen vast te pakken, blijkt niet ongegrond. Sommige ruimtes zijn nogal stoffig en smerig, maar daar ontkom je bijna niet aan in zo’n productieproces. Het gloeiende staal zorgde daarbij voor de nodige warmteontwikkeling, wat bij de meeste deelnemers tot de nodige zweetdruppels leidde. Toch was het niet voor niets: met name de relatief nieuwe staalwalserij was zeer interessant om te zien.
Overzicht van het bedrijventerrein van Corus te IJmuiden
Tot slot worden we in onze touringcar rondgereden over het terrein van Corus; geen overbodige luxe, want Corus beslaat vele vierkante kilometers. Ondertussen krijgen we uitleg over de activiteiten in verschillende gebouwen op het terrein en krijgen we een goede indruk van alle bijkomstigheden binnen een staalproductiebedrijf. Daarbij valt een aantal sterk verouderde, en (deels) buiten gebruik zijnde, gebouwen op. Ook de plaats van lossen en opslag van de grondstoffen ijzererts en steenkool wordt uitvoerig bekeken. Al met al een indrukwekkend “kijkje in de keuken” van Corus. Nu is het echter de hoogste tijd om het verloren vocht weer aan te vullen en te kijken of de consumpties uit de keuken van Corus ook zo goed zijn! De Waldur-leden en begunstigers doen hun naam eer aan, en zorgen ervoor dat de tapkraan goed open blijft staan. Tijdens de gesprekken en discussies moeten de kelen natuurlijk goed gesmeerd worden. De contactpersonen bij Corus worden bedankt en voorzien van een goede fles citroenbrandewijn en de liefhebber kon nog het nodige aan promotiemateriaal van Corus verzamelen. Traditiegetrouw moet het Waldur-bestuur uiteindelijk aangeven dat het de hoogste tijd is om te gaan eten. Een week eerder had het bestuur van Waldur al een chinees beproefd en daar is dan ook een reservering gedaan om de magen van alle deelnemers op een sfeervolle manier, goed te vullen! Na een gezellig diner is het
Ook dit jaar viel het eten bij de begunstigers weer goed in de smaak!
voor de buschauffeur tijd om te gaan, hoewel dit voor de meeste deelnemers zeker niet geldt. Zonder verdere vertraging, maar met het nodige plezier, komen we aan het einde van de avond weer terug in Eindhoven. Waldur-begunstigers: het was weer een zeer geslaagde dag en hopelijk tot volgend jaar!
Promoties Energietechniek Afgelopen maand stond voor de capaciteitsgroep Elektrische Energietechniek in het teken van een tweetal promoties. Een kort verslag. Allereerst was het de beurt aan Frans Dijkhuizen, die zijn proefschrift “soft-switched nested cells for gradient amplifiers, op 29 september succesvol verdedigde. Dr.ir. F.R. Dijkhuizen, ex-lid van de Herstart Commissie Waldur, was de afgelopen jaren werkzaam binnen de groep EPE en werd begeleid door Prof.dr.ir. Vandenput en Dr. Duarte. Sinds enige tijd is hij werkzaam bij ABB in Zweden. Zijn promotieonderzoek richtte zich op gradiënt versterkers, zoals toegepast in Magnetic Resonance Imaging, die gebruikt worden voor het voeden van inductieve spoelen met gradiëntstromen voor een breed scala aan stroom referentiesignalen.
door zijn paranimfen Sjef Cobben en Frans Provoost, verdedigde met succes zijn proefschrift: “Safety and EMC aspects of grounding, experimental studies in high-power systems”. Dr. Ir. J.B.M. van Waes was werkzaam binnen de groep EPS en werd begeleid door Prof.dr.ir. van der Laan en Dr. van Deursen. Sinds december 2001 is hij werkzaam bij Holland Railconsult in Utrecht. Zijn promotieonderzoek richtte zich op aarding van verschillende netten, die in het verleden onafhankelijk van elkaar ontworpen en uitgevoerd werden. Tegenwoordig is men genoodzaakt met een meer geïntegreerde aanpak de betrouwbaarheid te vergroten. In een globaal aardingssysteem worden de verschillende aardingssystemen gekoppeld, wat uit EMC-oogpunt de voorkeur verdient. Voorwaarde is dat de stroomverdeling bekend is om de veiligheid van laagspanningsklanten ook gedurende een fout in het HS- of MS-net te garanderen. Doel van het onderzoek was een aardingsmethodiek te ontwikkelen die zowel mensen als apparatuur beveiligt onder diverse omstandigheden.
Om de versterker meer flexibiliteit te geven voor het genereren van gradiëntstromen in een breder frequentiegebied zijn hoge nominale spanningen en hoge schakelfrequenties vereist voor Jeroen van Waes ontvangt de Doctor-titel van Prof. van der Laan Het onderzoek, uitgevoerd in nauwe vermogensconversie. In de praktijk samenwerking met NUON, is treedt een belangrijke beperking op vooral een experimentele studie van omdat een of meerdere schakelaars methodieken voor globale aarding en de consequenties hiervan. in de buurt van hun thermische limieten opereren tengevolge van Verschillende case studies zijn gepresenteerd om tot buitensporige dynamische verliezen. Dit probleem is onderzocht ontwerprichtlijnen te komen voor aardingssystemen. Vlak voor in zijn thesis door o.a. verder te kijken dan de huidig toegepaste het ter persen gaan van deze Gjallar werd nog bekend, dat Jeroen twee-level schakeltakken en door de multilevel schakeltakken te van Waes de Hidde Nijland prijs in ontvangst mag nemen voor combineren met soft-switching technieken. zijn bijdrage aan het vakgebied. Op 22 oktober jongstleden stond de promotie van Jeroen van Waes gepland. Deze begunstiger van Waldur, op de foto begeleid
11
Symposium EPE: Innovatieve Elektromechanica Na de herstart van Waldur is bij de capaciteitsgroep EVT het idee ontstaan om de recente ontwikkelingen in het vakgebied onder de aandacht van de studenten te brengen. Het idee heeft geresulteerd in een mini-symposium reeks, waarvan de eerste sessie meer dan succesvol te noemen is. Dit eerste symposium heeft ervoor gezorgd dat een groot aantal studenten en andere belangstellenden op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de elektromechanica. Lees hoe dit succes tot stand kwam…
en de projecten die nog komen. Dit onderzoek is net zoals de lezingen tijdens het symposium onder te verdelen in twee categoriën: precisie en automotive toepassingen. Daarna is het woord aan de eerste spreker, Prof. Compter van Philips CFT. Hij licht het ontwerp van een planaire motor met zes vrijheidgraden toe. Deze motor bestaat uit een platform met spoelen dat zweeft en beweegt boven een plaat met magneten. Met deze motor kunnen objecten over relatief grote afstanden in het xy-vlak worden verplaatst. De positie van het platform in de andere vier vrijheidsgraden kan echter ook geregeld worden. Doordat het platform magnetisch gelagerd is kan deze ook worden toegepast in vacuum. De achterliggende technische principes en het ontwerpproces worden duidelijk toegelicht. De volgende spreker is ir. Hol van ASML. Hij houdt een lezing over het ontwerp van een magnetisch lager dat wordt toegepast in waferscanners van ASML. Naast het werkingsprincipe legt hij duidelijk uit hoe deze zo optimaal mogelijk ontworpen kan worden.Na deze interessante lezingen is het tijd voor de koffie. Tijdens deze pauze wordt door sommige studenten onderling heftig gediscussieerd over de technische concepten die in de lezingen aan bod zijn gekomen.
Ir. van Veenendaal (Alstom) licht een Transversale Fluxmachine toe
Een succesvol symposium wordt gekenmerkt door een aantal ingrediënten. Te weten: boeiende sprekers, enthousiaste deelnemers en een mooie locatie. Verder is het belangrijk dat de lezingen divers zijn en dat ze het onderwerp van verschillende kanten belichten. Met dit idee in hun achterhoofd ging de symposiumcommissie van Waldur, Helm Jansen, Marcel Kicken en Davy Thielens, rond de tafel zitten met prof. Vandenput en mevrouw Lomonova van de leerstoel EPE om interessante onderzoeksgebieden van de elektromechanica te selecteren. De opzet is simpel maar bijzonder doeltreffend: de vakgroep selecteert de sprekers en Waldur regelt het symposium eromheen. De doelgroep van het symposium zijn alle studenten die enige interesse in het vakgebied hebben en zij die nog niet eens weten dat ze interesse hebben. Totaal wordt er uit gegaan van 25 studenten, aangevuld met medewerkers en enkele genodigden uit het bedrijfsleven. Maar onze verwachtingen werden zwaar overtroffen, zoals zal blijken.
Als iedereen een kop thee of koffie op heeft, is het woord aan ir. van Veenendaal van Alstom. Ir. van Veenendaal vergelijkt de verschillende motoren die in voertuigen worden toegepast en besteedt speciale aandacht aan de eigenschappen van de Transversale Flux Machine (TFM). Het bijzondere aan deze machine is dat een hoge koppeldichtheid gehaald kan worden, wat de motor ideaal maakt om voertuigen aan te drijven. De laatste spreker op dit symposium is dr. Thoolen van CCM. CCM, de afkorting staat voor Centre for Concepts in Mechatronics, heeft een praktische variant van het vliegwiel ontwikkeld en toegepast. Deze wordt gebruikt om remenergie op te vangen en deze te hergebruiken tijdens het optrekken, hetgeen veel energie bespaart. In deze lezing worden de ervaringen die tijdens dit project opgedaan zijn toegelicht. Na deze laatste lezing is het symposium bijna ten einde. De borrel is een goede afsluiter van een geslaagd symposium. Daarna is het toch echt voorbij, iedereen vertrekt met een tevreden gevoel en een hoofd vol van Elektromechanica.
Want dan is het 20 mei. Na alle organisatie en promotie nadert dan nu het uur van de waarheid en de zenuwen slaan toch echt een beetje toe bij het Waldur-bestuur en de organisatie. Maar bij het zien van de volle Dorgelozaal zijn ze ruimschoots tevreden. Het streven om 25 studenten te trekken voor het symposium is laag ingeschat, zoals de 40 studenten aantonen. Onder de studenten is een groot aantal jongerejaars, dus potentiële nieuwe Waldur-leden. Het totaal aantal deelnemers is 65. Het symposium vangt aan met een inleiding van Professor Vandenput. Hij heet de bezoekers welkom en vertelt kort iets over de vakgroep EPE (Electromechanics and Power Electronics). Prof. Vandenput geeft een overzicht van het lopende onderzoek
12
Davy bedankt de sprekers (foto: prof.dr.ir. Compter en staand ir. Hol)