Percutane Endoscopische Gastrostomie Naam student : Maaike de Kleijn Studentnummer : 3209849
Inleiding In dit essay wordt uitgelegd wat percutane endoscopische gastrostomie (PEG) is en wanneer deze geplaatst kan worden. Tevens zal er een korte toelichting gegeven worden over de voor en nadelen van sondevoeding en verschillende toedieningsystemen. Tot slot wordt er nog kort ingegaan op de multidisciplinaire aanpak die bij kinderen met sondevoeding een vereiste is. De informatie in dit essay is met name gericht op sondevoeding bij kinderen.
Een percutane gastrostomie Een percutane gastrostomie is een via de buikwand gelegde maagsonde die kunstmatige voeding mogelijk maakt. Een PEG wordt ingebracht door middel van een endoscopische procedure, een gastroscopie (zie bijlage 1). Met behulp van een endoscoop wordt de maag opgeblazen zodat de maag met een groter oppervlak tegen de buikwand komt te liggen. Vervolgens brengt de arts een gastroscoop in de maag in waarna de onderzoeksruimte verduisterd wordt en de arts probeert de plek te vinden waar het licht van de endoscoop door de buikwand heen schijnt. Daar wordt onder plaatselijke verdoving een incisie in de buikwand gemaakt en wordt een draad naar binnen gevoerd. De endoscopist pakt de draad vast en voert hem via de keel naar buiten. Daar wordt de speciale sondeslang aan de draad vastgemaakt, waarop men de sonde voorzichtig aan de draad via de incisie naar buiten trekt. Aan de binnenkant van de PEG-sonde zit een inwendig fixatieplaatje, om de sonde te fixeren. Daarnaast wordt er een uitwendig fixatieplaatje gemonteerd. De eerste weken na de procedure moeten deze twee fixatieplaatjes strak tegen elkaar zitten totdat zich een fistel gevormd heeft. Meestal wordt de PEG-katheter na zes tot twaalf maanden vervangen door een gastrostomie ballonkatheter of een verkorte gastrostomie ballonkatheter/button. Het voordeel van deze katheters is dat de patiënt een grotere bewegingsvrijheid heeft.
Keuze voor een PEG Kinderen die in aanmerking komen voor een PEG kunnen verdeeld worden in een aantal categorieën: -
Ziekte: kinderen die ten gevolge van medische problematiek niet in staat zijn tot orale intake. Bijvoorbeeld: premature en dysmature kinderen, kinderen met een metabole aandoening, etc)
-
Ervaringstekort: kinderen die vanaf de geboorte sondevoeding hebben gehad, hebben veel moeite met de overstap naar orale voeding. Deze kinderen houden vaak lang sondevoeding.
-
Motorische en/of congenitale afwijkingen: kinderen met een afwijkende motoriek in het mondgebied en/of afwijkingen in de anatomie van het gelaat, de mond, het palatum, maag-darmkanaal, etc. Vaak is er hierbij sprake van een combinatie van afwijkingen. Kinderen met neurologisch letsel vallen ook onder deze groep.
-
Progressieve spierziekte: bijvoorbeeld kinderen met Duchenne, kinderen met spinale musculaire atrofieën, etc.
-
Gedragsmatig: kinderen die voedsel weigeren waardoor de orale intake te laag is. Het gaat hierbij om kinderen waarbij geen medische oorzaak is voor het weigeren van voedsel.
-
Verstandelijk en meervoudige handicaps: veel kinderen met een ernstige meervoudige beperking zijn geheel of gedeeltelijk afhankelijk van sondevoeding.
De voor en nadelen van sondevoeding Het kiezen voor sondevoeding heeft voor - en nadelen zeker als men kijkt naar de ontwikkeling van het kind. De volgende opsomming is met name opgesteld uit het oogpunt van logopedisten. Voordelen: -
In een aantal situaties is sondevoeding de enige mogelijkheid om het kind voldoende voeding en vocht te kunnen geven. Daardoor kan het kind in een voldoende voedingstoestand gehouden worden of in een betere voedingstoestand gebracht worden en kan het kind herstellen.
-
Door het geven van sondevoeding kan in sommige gevallen het opdoen van nare ervaringen door het kind voorkomen worden. Bijvoorbeeld als het drinken pijnlijk is of op een andere manier onaangenaam is.
-
De sondevoeding kan aanvullend gegeven worden, hierdoor kan het kind mogelijkheden ontwikkelen om zelf voeding te eten/drinken. Het energiepeil kan dan goed gehouden worden zodat de conditie van het kind wel optimaal blijft.
-
Sondevoeding is in sommige gevallen de enige optie, bijvoorbeeld bij ernstige aspiratieproblematiek. Door het geven van sondevoeding kunnen veel problemen voorkomen worden.
-
Bij voedselweigering kan de relatie tussen ouder en kind ernstig verstoord raken. Om rust te creëren rondom de eetsituatie kan dan tijdelijk gekozen worden voor sondevoeding.
Nadelen: -
Kinderen die sondevoeding krijgen in de periode waarin ze normaliter het drinken met behulp van de reflexactiviteit van het mondgebied zouden moeten oefenen, ontwikkelen deze activiteit niet. Ook bij langdurige sondevoeding kan het kind een ervaringstekort opdoen.
-
Slikken bevordert de peristaltische beweging van de slokdarm en daardoor het ledigen van de maag. Bij sondevoeding wordt de maaglediging minder geactiveerd en spuugt het kind vaker.
-
Bij continue voeding is er onvoldoende balans tussen energie-intake en verbruik. Daarnaast geeft langdurige sondevoeding ook verteringsproblemen en staat het de ontwikkeling van maag en darmen in de weg.
-
Kinderen ontwikkelen niet of nauwelijks een hongergevoel wat de overgang naar orale voeding in de weg staat.
-
Het lichamelijke contact tussen ouder en kin verloopt op een andere manier waardoor de sensomotorische ontwikkeling anders kan verlopen.
Keuze voor een toedieningsysteem De sondevoeding kan op verschillende manieren worden toegediend. De wijze van het toedienen hangt af van de situatie van het kind. Allereerst dient er een keuze gemaakt te worden over de toediening. Sondevoeding kan in porties gegeven worden, te onderscheiden
in intermitterend (met tussenpozen) en per bolus. Het is ook mogelijk om continue sondevoeding te geven, daarbij wordt er druppelsgewijs sondevoeding via de katheter in de maag gebracht. De voeding kan handmatig gegeven worden, door middel van een spuit of trechter. Hiervoor wordt meestal gekozen in het geval van voeding per portie. Er kan ook gekozen worden voor een voedingspomp, meestal bij continue sondevoeding. Vanuit logopedisch oogpunt is sondevoeding in porties het meest ideaal, helemaal als daarbij de inlooptijd relatief kort is want daardoor lijkt het het meest op normaal eten. Er zijn echter factoren waarbij dit niet mogelijk is zoals ernstige reflux. Daarnaast is er nog een onderscheid te maken in volledige sondevoeding, waarbij er helemaal geen orale intake is, en aanvullende sondevoeding, hierbij wordt er een combinatiegemaakt van sondevoeding en orale voeding.
Multidisciplinair team Bij kinderen met sondevoeding is het van groot belang om nauw samen te werken met verschillende disciplines. Als logopedist is overleg met de huisarts onontbeerlijk en erg belangrijk voor een goede samenwerking met de ouders en het kind. Samenwerking met de fysiotherapeut, een diëtist en een verpleegkundig is daarnaast een absolute pre.
Bronnen Da Costa, S.P, van den Engel-Hoek, L (2004) Kinderen met sondevoeding. Post HBO cursus Hanze Service Van den Engel-Hoek, L (1999) Eet en drinkproblemen bij jonge kinderen. Van Gorcum Morris, S.E , e.a. (1997) Children with feeding tubes, part 1-3. (www.new-vis.com/fym/papers/p-feed12.htm) Diverse patiëntenfolders. Erasmus Medische Centrum, Sophia Kinderziekenhuis Informatie m.b.t. larynxreconstructe. Katholieke Universiteit Leuven (www.kuleuven.be/cltr/nl/larynx/plaatsen.htm#beelden)
Bijlage
Figuur 1: De endoscoop wordt ingebracht en de buikwand wordt opgelicht door de scoop zodat de percutane naald kan worden gepositioneerd (1).
Figuur 2: De naald doorprikt de buikwand tot in de maag (2). Een geleidingsdraad wordt doorheen de naald gebracht en tot in de mond getrokken met de endocoop (3).
Figuur 3: De gastrostomie sonde wordt over de geleidingsdraad getrokken (van binnen naar buiten) (4).
Figuur 4: De PEG-sonde na plaatsing.