PENSIOENREGLEMENT 2010 Basispensioenregeling van Stichting VVV-Pensioenfonds
Toelichting bij pensioenbegrippen afkoop
arbeidsongeschiktheid
deelnemer
dispensatie
franchise
geregistreerd partnerschap
gewezen deelnemer gezamenlijke huishouding
indexcijfers (loonindex of prijsindex)
jaarsalaris
notariële samenlevingsovereenkomst
partner
PR30109.1
Een pensioenuitvoerder heeft de mogelijkheid om kleine pensioenen af te kopen. Het pensioenbedrag moet dan blijven beneden een wettelijk bepaalde grens (die ieder jaar wijzigt). De pensioenaanspraken vervallen dan, maar de pensioenuitvoerder keert in plaats daarvan een bedrag ineens, de afkoopwaarde, uit aan de pensioengerechtigde. Iemand is arbeidsongeschikt indien hij een uitkering krachtens de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) ontvangt. De voorliggende periode van ziekengeld wordt voor de arbeidsongeschiktheid niet meegeteld. De werknemer die deelneemt in de pensioenregeling. De werkgever kan onderscheid maken wie voor de pensioenregeling in aanmerking komt. Bijvoorbeeld onderscheid naar verschillende categorieën personeel of een leeftijdsgrens van 21 jaar. In sommige bedrijfstakken is een pensioenfonds ingesteld waar in principe alle werknemers uit die bedrijfstak bij aangesloten zijn. Maar als de werkgever bij een ander pensioenfonds of een verzekeraar een gunstiger pensioenregeling kan verzekeren, kan hij onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld worden van aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds. Dat heet dispensatie. Dispensatie is ook mogelijk als de werkgever eerst zelf al een pensioenregeling had en daarna pas het fonds voor de bedrijfstak is ingesteld. Bij pensioenopbouw wordt verondersteld dat de deelnemer van de overheid de AOW zal ontvangen. Bij de vaststelling van de pensioenen wordt daarmee rekening gehouden door het salaris eerst te verminderen met een bedrag, de franchise. Het geregistreerd partnerschap komt net als het huwelijk tot stand via de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het geregistreerd partnerschap komt in veel opzichten overeen met het huwelijk. De (ex-)werknemer van wie het deelnemerschap in de pensioenregeling is beëindigd, bijvoorbeeld door ontslag. Volgens een pensioenregeling kan er partnerpensioen voor nietwettelijke partnerrelaties bestaan. Hiervoor is onder andere een gezamenlijke huishouding op één adres vereist. Tevens is van belang dat de samenlevingsovereenkomst notarieel wordt vastgelegd. Dus LAT-relaties komen niet in aanmerking voor partnerpensioen. Soms worden bedragen aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de lonen of de prijzen. Hulpmiddel zijn dan indexcijfers (loonindexcijfers of prijsindexcijfers) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Door vergelijking van CBS-cijfers uit verschillende jaren, wordt de ontwikkeling over die periode vastgesteld. In de pensioenberekening speelt het jaarsalaris een centrale rol. In het pensioenreglement is opgenomen welke salariscomponenten meetellen. Als ongehuwd samenwonenden onderlinge (financiële) afspraken maken, kunnen ze die in een overeenkomst door een notaris laten vastleggen. Natuurlijk kunnen ze ook hun afspraken zelf op papier zetten zonder dat er een notaris aan te pas komt (of ze kunnen helemaal niets opschrijven), maar in die situaties voldoet de partnerrelatie niet aan de eisen van de pensioenregeling om partnerpensioen te kunnen krijgen. In de Pensioenwet wordt de term partner gebruikt voor degene die aanspraak kan maken op partnerpensioen. Onder partner wordt verstaan de gehuwde en de geregistreerde partner. In het pensioenreglement kan opgenomen zijn dat er ook partnerpensioen is voor de ongeregistreerde partner (samenwonend). In het pensioenreglement is een en ander uitgewerkt.
1
pensioendatum
pensioengerechtigde kinderen
pensioengrondslag pensioenjaren
pensioenoverzicht
risico (pensioen op risicobasis; pensioen met risicokarakter)
scheiding
toeslagen
uitkeringsovereenkomst
uitvoeringsovereenkomst
verevening
PR30109.1
De datum waarop het pensioen zal ingaan volgens de normale uitgangspunten uit het pensioenreglement, òf de datum waarop het pensioen na een keuze tot verschuiving van de pensioendatum feitelijk in gaat. De kinderen van de deelnemer komen in aanmerking voor wezenpensioen. Dat zijn niet alleen de biologische kinderen waarvoor de deelnemer als ouder wordt aangemerkt, maar ook de adoptiekinderen en pleegkinderen. Als de deelnemer een partner heeft met kinderen die niet kind van de deelnemer zijn, komen ook die kinderen voor wezenpensioen in aanmerking, mits zij maar behoren tot het gezin of de gezamenlijke huishouding van de deelnemer en de partner. Als in de pensioenberekening van het jaarsalaris de franchise is afgetrokken, wordt het resterend bedrag pensioengrondslag genoemd. In de pensioenberekening zijn vaak pensioenjaren van belang. In het reglement staat vanaf wanneer ze geteld worden. Dat kan het moment van toetreding tot de pensioenregeling zijn, maar ook kunnen er voorliggende dienstjaren worden meegeteld. De jaren lopen door tot de pensioendatum. Als een deelnemer tijdens het dienstverband overlijdt, wordt het partner- en wezenpensioen bepaald mede aan de hand van de pensioenjaren die nog doorgebracht hadden kunnen worden tot de pensioendatum. Door waardeoverdracht kunnen er extra jaren zijn toegekend. Een pensioenuitvoerder moet aan de deelnemers in de pensioenregeling een overzicht sturen van de actuele stand van hun pensioenen. Dit overzicht vermeldt ook de uitgangspunten waarop de pensioenen berekend zijn, zoals het jaarsalaris en een parttimepercentage. De pensioenen op risicobasis worden jaar voor jaar – uiterlijk tot ontslag of pensionering – vastgesteld voor het geval het risico zich zal voordoen in dat jaar. Doet zich het risico niet voor, dan heeft deze pensioenaanspraak geen waarde. Het hier bedoelde risico kan zijn overlijden of intreden van arbeidsongeschiktheid. Bij pensioenen met een risicokarakter volgt er geen pensioenuitkering als de deelnemer eerst met ontslag gaat en daarna het risico zich voordoet. Uit elkaar gaan van partners heeft verschillende juridische varianten. Welke pensioenrechten de ex-partner houdt, is wettelijk apart geregeld voor ouderdoms- en voor partnerpensioen. Zie hiervoor het pensioenreglement. Bij scheiding behouden de kinderen van de deelnemer gewoon aanspraak op wezenpensioen. Een werkgever of een pensioenfonds kan beslissen om door middel van toeslagen te proberen de pensioenen waardevast of welvaartsvast te houden. Een uitkeringsovereenkomst is een pensioenafspraak waarbij het te verkrijgen pensioen wordt vastgesteld in concrete jaarlijkse pensioenbedragen. Wettelijk is voorgeschreven dat een werkgever die een pensioenregeling heeft, die moet onderbrengen bij een pensioenfonds of een verzekeraar. Daarvoor moet een overeenkomst gesloten worden, de uitvoeringsovereenkomst. Als één partner van een gehuwd stel ouderdomspensioen ontvangt, zullen in de praktijk beide echtgenoten daarvan genieten. De wetgever vindt het daarom logisch dat bij scheiding het ouderdomspensioen ook over beide partners verdeeld wordt. Dat heet verevening van het ouderdomspensioen. Bij scheiding kunnen de echtgenoten andere afspraken maken.
2
WIA-grenssalaris
PR30109.1
Soms is in de pensioenregeling het WIA-grenssalaris van belang. Dat is de salarisgrens tot waar de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen uitkeringen geeft. De WIA is de opvolger van de WAO.
3
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds Inhoudsopgave Hoofdstuk I Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3
Pensioenregeling en uitvoering Pensioenregeling en deelnemers Uitvoering van de pensioenregeling Informatie voor de deelnemers
Hoofdstuk II Artikel 4
Berekeningsgrondslagen Berekeningsgrondslagen
Hoofdstuk III Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11
Pensioenaanspraken Ouderdomspensioen Partnerpensioen ANW-hiatenpensioen Partnerbegrip Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Toeslagen
Hoofdstuk IV Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15
Keuzemogelijkheden Verschuiving van de pensioendatum Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen Ruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden
Hoofdstuk V Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23
Bijzondere gebeurtenissen en situaties; verplichtingen deelnemer Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap Waardeoverdracht Pensioenopbouw na arbeidsongeschiktheid Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen Pensionering Afkoop van kleine pensioenen Verplichtingen van de deelnemer
Hoofdstuk VI Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26
Financiële bepalingen Financiering van de pensioenregeling Deelnemersbijdrage Uitkering van de pensioenen
Hoofdstuk VII Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31
Overige bepalingen Fiscale maximering Beperkingen Wijzigingsvoorbehoud Onvoorziene gevallen Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
Bijlagen
Pensioenregeling voor aspirant-deelnemers Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonende deelnemers Afkoopfactoren
PR30109.1
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
HOOFDSTUK I Artikel 1 1.
PENSIOENREGELING EN UITVOERING
Pensioenregeling en deelnemers
VVV-Nederland (Stichting VVV-Nederland, koepel van de VVV’s, gevestigd te s’-Gravenhage), heeft voor de werknemers van de aangesloten instellingen, hierna samen de werkgever genoemd, een pensioenregeling getroffen. Onder ‘aangesloten instelling’ wordt bedoeld een tot Stichting VVV-pensioenfonds, hierna het pensioenfonds genoemd, toegetreden rechtspersoon, welke eveneens moet zijn aangesloten bij VVV-Nederland, dan wel gelieerd moet zijn met een bij VVV-Nederland aangesloten rechtspersoon, alsmede VVV-Nederland zelf alsmede overige instellingen op het gebied van toerisme en recreatie welke een organisatorische of economische binding hebben met VVVNederland of een daarmee verbonden rechtspersoon. De pensioenregeling wordt uitgevoerd door het pensioenfonds.
2.
Deelnemers in deze pensioenregeling zijn de door de aangesloten instelling bij het pensioenfonds aangemelde werknemers die 21 jaar of ouder zijn. Uitgesloten van deelname zijn de werknemers die op grond van een overheidsregeling of een andere bijzondere regeling bij de werkgever zijn tewerkgesteld, een en ander ter beoordeling van het bestuur van het pensioenfonds.
3.
Het deelnemerschap eindigt a. door het overlijden van de deelnemer; b. op de pensioendatum; c. door beëindiging van het dienstverband met de werkgever vóór de pensioendatum (ontslag); d. indien de instelling waarbij de deelnemer werkzaam is, overeenkomstig het bepaalde in de statuten van het pensioenfonds niet langer bij het pensioenfonds is aangesloten. Het deelnemerschap eindigt niet indien de deelnemer gebruik maakt van een bij de aangesloten instelling van kracht zijnde regeling inzake prepensioen. In dat geval blijven tijdens de periode van uitkering van het prepensioen de pensioenaanspraken, de opbouw daarvan en de plicht tot het betalen van bijdragen door de aangesloten instelling en de deelnemer bepaald op de voet van dit reglement als ware er geen sprake van prepensioen. Het deelnemerschap eindigt niet als bij het einde van het dienstverband de pensioenopbouw vanwege arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet zoals genoemd in artikel 18. Het deelnemerschap in deze pensioenregeling wordt dan voortgezet in de mate waarin de voortgezette pensioenopbouw bestaat en duurt zolang dat recht bestaat. Als de deelnemer onbetaald verlof heeft, blijft de aanspraak op partner- en wezenpensioen en ANW-hiatenpensioen voor een periode van maximaal 18 maanden ongewijzigd in stand. Wat de gevolgen van onbetaald verlof zijn voor de overige pensioenen, bepalen de werkgever en de werknemer in overleg. Gedurende het ouderschapsverlof wordt de opbouw van het ouderdomspensioen en de aanspraak op partner- en wezenpensioen, ANW-hiatenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen voortgezet.
4.
Voor de toepassing van de bepalingen omtrent aanvang en duur van het dienstverband respectievelijk ontslag, worden elkaar direct opvolgende dienstverbanden bij verschillende aangesloten instellingen als één doorlopend dienstverband beschouwd.
Artikel 2
Uitvoering van de pensioenregeling
1. De werkgever heeft de uitvoering van de pensioenregeling ondergebracht bij het pensioenfonds. Het pensioenfonds is bereikbaar via Stichting VVV-Pensioenfonds, Postbus 160297, 1320 AH Almere. Het pensioenfonds is de pensioenuitvoerder van de pensioenregeling. Tussen de werkgever en het pensioenfonds bestaat daarvoor een uitvoeringsovereenkomst.
PR30109.1
5
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
2.
Het pensioenfonds heeft bij Nationale-Nederlanden pensioenverzekeringen gesloten voor de pensioenverplichtingen uit het pensioenreglement. Zolang de pensioenen bij Nationale-Nederlanden zijn verzekerd, zijn op de pensioenen ook de algemene en bijzondere verzekeringsvoorwaarden van Nationale-Nederlanden van toepassing. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de pensioenverzekeringsovereenkomst die tussen het pensioenfonds en Nationale-Nederlanden voor deze pensioenregeling is gesloten.
3.
Het pensioenfonds heeft een deel van de administratieve werkzaamheden van de pensioenregeling uitbesteed aan Nationale-Nederlanden. Deze werkzaamheden zijn beschreven in de pensioenverzekeringsovereenkomst. Nationale-Nederlanden is bereikbaar via Postbus 93604, 2509 AV Den Haag. Bepaalde delen van de administratie worden door anderen uitgevoerd.
Artikel 3
Informatie voor de deelnemers
1.
Het pensioenfonds geeft de deelnemers en andere belanghebbenden alle informatie waar zij volgens de Pensioenwet recht op hebben. Zo zal het pensioenfonds de deelnemers jaarlijks een pensioenoverzicht toesturen (met daarin een opgave van de waardeaangroei van de pensioenaanspraken en informatie over toeslagverlening. Ook degenen met een ingegaan pensioen krijgen jaarlijks een pensioenoverzicht. Gewezen deelnemers van wie het pensioen nog niet is ingegaan krijgen iedere vijf jaar een pensioenoverzicht, en datzelfde geldt voor gewezen partners met een aanspraak op partnerpensioen (zie artikel 19 over de gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen).
2.
Op verzoek stelt het pensioenfonds dit reglement beschikbaar voor de deelnemer.
3.
Op verzoek verstrekt de werkgever of het pensioenfonds de uitvoeringsovereenkomst ter inzage.
4.
Het pensioenfonds heeft een klachtenprocedure. Eventuele klachten kunnen worden toegezonden aan het adres dat in artikel 2 staat.
HOOFDSTUK II Artikel 4
BEREKENINGSGRONDSLAGEN
Berekeningsgrondslagen
1.
Voor de hoogte van het ouderdomspensioen, het partnerpensioen en het wezenpensioen zijn de pensioenjaren en de pensioengrondslag van de deelnemer bepalend.
2.
Pensioenjaren zijn de jaren die liggen tussen de aanvang van het deelnemerschap en de pensioendatum. Jaren gelegen vóór leeftijd 21 tellen hierbij niet mee.
3.
De pensioengrondslag is gelijk aan het jaarsalaris, verminderd met een franchise. De pensioengrondslag wordt bij opname in de pensioenregeling vastgesteld. Vervolgens wordt de pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari opnieuw vastgesteld. Wijzigingen op andere data worden niet in aanmerking genomen. De pensioengrondslag wordt afgerond op hele euro’s.
4.
Het jaarsalaris is gelijk aan 12 maal het vaste bruto maandsalaris van de deelnemer, plus de vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering tot een jaarlijks door de werkgever vast te stellen maximum. Een eventuele bijdrage van de werkgever voor een levensloopregeling telt hierbij niet mee. Verhogingen van de pensioengrondslag tellen volledig mee in de pensioenberekening zolang het jaarsalaris van de deelnemer niet hoger is dan het WIA-grenssalaris per 1 januari van dat jaar. Het WIA-grenssalaris is gelijk aan het jaarloon waarover de uitkeringen volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) maximaal worden berekend. Als het jaarsalaris van de deelnemer hoger is dan het WIA-grenssalaris of stijgt boven het WIAgrenssalaris, wordt het pensioen alleen verhoogd voor zover de verhoging van de
PR30109.1
6
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
pensioengrondslag niet meer bedraagt dan 30% van de pensioengrondslag in het voorgaande jaar. Wanneer het jaarsalaris stijgt boven het WIA-grenssalaris, komt bij de vaststelling van de pensioengrondslag echter minimaal de salarisstijging tot het WIA-grenssalaris in aanmerking. 5.
De franchise is per 1 januari 2010 gelijk aan € 12.750,-. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari herzien. Dit gebeurt door het laatst geldende franchisebedrag aan te passen met het percentage waarmee het loonindexcijfer over de maand september van het voorgaande kalenderjaar is gestegen ten opzichte van het loonindexcijfer over de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Onder loonindexcijfer wordt verstaan het indexcijfer voor CAO-lonen, inclusief de bijzondere beloningen, CAO-sector Particuliere bedrijven zoals dit wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Indien het CBS bovengenoemd indexcijfer niet meer vaststelt of op andere wijze vaststelt, zal aanpassing geschieden op basis van het voor bovengenoemd indexcijfer in de plaats tredend cijfer, dan wel –indien geen in de plaats tredend cijfer wordt vastgesteld- op basis van een zo veel mogelijk vergelijkbaar, door het CBS op te stellen indexcijfer. De franchise wordt naar beneden afgerond op een veelvoud van € 50. De franchise bedraagt echter nooit minder dan het minimumbedrag zoals omschreven in artikel 18a lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964.
6.
Als een deelnemer parttime werkt, wordt daarmee als volgt rekening gehouden: - de pensioengrondslag wordt op fulltimebasis vastgesteld; - ieder pensioenjaar waarin parttime is gewerkt wordt voor een evenredig deel in aanmerking genomen. Voor toekomstige pensioenjaren wordt in dit verband aangenomen dat het laatste parttimepercentage tot de pensioendatum gelijk blijft. Een wijziging van het parttimepercentage in de loop van een jaar – waaronder begrepen wordt de aanvang of het einde van parttimewerk – heeft gevolg voor de pensioenberekening vanaf de wijzigingsdatum. De pensioenberekening blijft wel gebaseerd op het salaris op fulltimebasis per 1 januari en de franchise per 1 januari. Voor het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van een evenredig deel van het salaris op fulltimebasis dat hoger is dan het WIA-grenssalaris.
HOOFDSTUK III Artikel 5 1.
PENSIOENAANSPRAKEN
Ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen gaat in op de 1e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt.
2a. Het jaarlijkse ouderdomspensioen is gelijk aan 1,75% van de pensioengrondslag van de deelnemer op de datum van opname in de pensioenregeling, vermenigvuldigd met het aantal pensioenjaren. b. Bij een wijziging van de pensioengrondslag wordt het jaarlijkse ouderdomspensioen verhoogd of verlaagd met 1,75% van deze verhoging of verlaging, vermenigvuldigd met het aantal pensioenjaren dat ligt na deze wijziging. 3.
Het ouderdomspensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen.
Artikel 6 1.
Partnerpensioen
Het partnerpensioen gaat in op de 1e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
PR30109.1
7
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
2.
Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou gaan ontvangen, of het partnerpensioen waarop de gewezen deelnemer bij einde van het deelnemerschap recht heeft behouden.
3.
Het partnerpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dit betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen.
4.
Er bestaat geen recht op partnerpensioen als op of na de pensioendatum: - de gewezen deelnemer in het huwelijk treedt; of - de gewezen deelnemer een geregistreerd partnerschap aangaat; of - de gewezen deelnemer een ongeregistreerd partnerschap aangaat dat voldoet aan de voorwaarden zoals omschreven in artikel 8.
Artikel 7 1.
ANW-hiatenpensioen
Het ANW-hiatenpensioen gaat in op de 1e van de maand waarin de deelnemer vóór de pensioendatum overlijdt. Het loopt door tot de 1e van de maand waarin de partner 65 jaar wordt. Als de partner eerder overlijdt, loopt het pensioen door tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt. Echter als tot het huishouden van de overgebleven partner een kind behoort dat nog geen 18 jaar is - dit kan ook een nog ongeboren kind zijn - wordt de ingangsdatum uitgesteld en gaat het ANW-hiatenpensioen in op de 1e van de maand die volgt op de dag waarop het kind 18 jaar wordt. Wanneer het kind overlijdt of zelfstandig gaat wonen voor zijn/haar 18e verjaardag, gaat de uitkering in op de 1e van de maand die daarop volgt.
2.
Alleen deelnemers met een partner die geboren is op of na 1 januari 1950 komen in aanmerking voor het ANW-hiatenpensioen.
3.
De hoogte van het ANW-hiatenpensioen is gelijk aan het bedrag op jaarbasis van de uitkering voor een nabestaande zonder kinderen volgens de Algemene nabestaandenwet, zoals dat geldt op 1 januari van het jaar waarin de deelnemer overlijdt. (Per 1 januari 2010 is dit € 13.880,-.) Als de uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet wijzigt na het overlijden van de deelnemer, heeft dat geen invloed op het ANW-hiatenpensioen.
4.
Dit ANW-hiatenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Dit pensioen kent een zuiver risicokarakter; het heeft geen opbouwwaarde. Bij overlijden na einde van de deelname in deze pensioenregeling volgt er geen uitkering.
Artikel 8 1.
Partnerbegrip
De partner in dit pensioenreglement is: a. De echtgenote/echtgenoot van de (gewezen) deelnemer; b. De geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer. Dit is de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer volgens de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Het geregistreerd partnerschap wordt gelijkgesteld aan het huwelijk. Deze partner wordt hieronder 'geregistreerde partner' genoemd; c. De ongeregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer. Dit is de ongehuwde persoon: - met wie noch de (gewezen) deelnemer, noch een andere persoon dan de (gewezen) deelnemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan; en - met wie de (gewezen) deelnemer minimaal een half jaar een gezamenlijke huishouding voert; en - die niet in de rechte lijn of in de tweede graad aan de (gewezen) deelnemer verwant is; en - die met de (gewezen) deelnemer een notarieel samenlevingscontract heeft gesloten. Dit contract moet minimaal de volgende gegevens bevatten: de naam, de geboortedatum en de burgerlijke staat van de deelnemer en de partner, de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding en enige vermogensrechtelijke bepalingen.
PR30109.1
8
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
Deze partner wordt 'ongeregistreerde partner' genoemd en deze partnerrelatie 'ongeregistreerd partnerschap'. De (gewezen) deelnemer met een ongeregistreerd partnerschap mag niet gelijktijdig gehuwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben. 2.
Als de gehuwde deelnemer of de deelnemer die een geregistreerd partnerschap is aangegaan, ook een ongeregistreerde partner heeft, is er alleen aanspraak op partnerpensioen voor de echtgenote/echtgenoot of de geregistreerde partner. De ongehuwde deelnemer die geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, maar die meer ongeregistreerde partners heeft, kan slechts één van hen aanwijzen als partner in de zin van deze pensioenregeling. Bij een later huwelijk, het later aangaan van een geregistreerd partnerschap of bij latere aanwijzing van een andere ongeregistreerde partner, beschouwt het pensioenfonds voor uitvoering van deze regeling de partnerrelatie met de eerder aangewezen ongeregistreerde partner als beëindigd.
Artikel 9 1.
Wezenpensioen
Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Uitkering van het wezenpensioen loopt door tot de 21e verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is - op het moment van ingang van het wezenpensioen; of - op de 21e verjaardag van het kind, loopt de uitkering van het wezenpensioen door tot de 27e verjaardag van het kind. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, loopt de uitkering door tot de dag waarop het kind overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering, of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is, gebeurt volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet.
2.
Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het ouderdomspensioen (zie artikel 5) dat de deelnemer op de pensioendatum – bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap – zou gaan ontvangen, of het wezenpensioen waarop de gewezen deelnemer bij einde van het deelnemerschap recht heeft behouden. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (gewezen) deelnemer overlijdt zonder een partner na te laten of op de 1e van de maand waarin de partner overlijdt.
3.
Pensioengerechtigd zijn: - kinderen van de (gewezen) deelnemer; - kinderen van de partner, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (gewezen) deelnemer of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; - pleegkinderen van de (gewezen) deelnemer (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Kinderen van de (gewezen) deelnemer of partner zijn de kinderen die tot de (gewezen) deelnemer of partner als vader of moeder in een familierechtelijke betrekking staan zoals bedoeld in het Burgerlijk Wetboek. Hier vallen ook geadopteerde kinderen onder.
PR30109.1
9
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na de pensioendatum de status van pleegkind van de gewezen deelnemer hebben gekregen of tot het huishouden van de gewezen deelnemer zijn gaan behoren. Als er echter recht op partnerpensioen bestaat op grond van een partnerrelatie die al bestond vóór de pensioendatum en het kind na de pensioendatum geboren wordt uit deze relatie, is het kind wel pensioengerechtigd. 4.
Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen.
Artikel 10
Arbeidsongeschiktheidspensioen
1.
Deelnemers hebben aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen bij een jaarsalaris dat hoger is dan het jaarloon waarover de uitkeringen volgens de WIA maximaal worden berekend. (In 2010 is dit € 48.716,-.)
2.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in zodra de deelnemer recht heeft op een WIAuitkering. Het loopt door zolang dit recht bestaat, maar uiterlijk tot de pensioendatum. Als de deelnemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en recht heeft op een IVA-uitkering en voor deze uitkering de wachttijd is verkort, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen pas uitgekeerd na afloop van de wettelijke periode van loondoorbetaling.
3.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het verschil tussen: - het jaarsalaris van de deelnemer en - het maximum jaarloon waarover de uitkeringen volgens de WIA worden berekend. Beide bedragen worden vastgesteld per 1 januari van het jaar waarin de arbeidsongeschiktheid aanvangt. In voorkomend geval worden de beperkingen toegepast die omschreven zijn in artikel 4 lid 4. Als het jaarsalaris van de deelnemer bij het begin van de arbeidsongeschiktheid lager is dan het jaarsalaris op de eerste ziektedag, dan geldt het jaarsalaris van de deelnemer op de eerste ziektedag.
4.
klasse
1 2 3 4 5 6 5.
Als (en zolang) de deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering, die gebaseerd is op een arbeidsongeschiktheid van 80% - 100% 65% - 80% 55% - 65% 45% - 55% 35% - 45% minder dan 35%
bedraagt het jaarlijks uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen onderstaand deel van het bedrag bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% 50,75% 42% 35% 28% n.v.t.
Op het arbeidsongeschiktheidspensioen zijn de verzekeringsvoorwaarden van Nationale-Nederlanden van toepassing (zie artikel 2 lid 2).
PR30109.1
10
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
In deze voorwaarden is onder meer het volgende geregeld: - De deelnemer krijgt geen arbeidsongeschiktheidspensioen (of verhoging daarvan) als hij/zij op de ingangsdatum van de verzekering van het arbeidsongeschiktheidspensioen recht heeft op een WIA- of WAO-uitkering. - De deelnemer krijgt geen arbeidsongeschiktheidspensioen als hij/zij op de ingangsdatum van de verzekering van het arbeidsongeschiktheidspensioen door ziekte of ongeval zijn/haar normale werk niet of niet volledig kan doen en aansluitend recht krijgt op een WIA-uitkering. - De hiervoor genoemde uitsluitingen vervallen zodra de deelnemer vier weken aaneengesloten geen recht heeft op een WIA- of WAO-uitkering respectievelijk zijn/haar normale werk volledig kan doen. - De (gewezen) deelnemer is verplicht bij arbeidsongeschiktheid er aan mee te werken dat Nationale-Nederlanden kan bepalen of er nog sprake is van arbeidsongeschiktheid en, zo ja, in welke mate. 7.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Dit pensioen kent een zuiver risicokarakter; het heeft geen opbouwwaarde. Bij arbeidsongeschiktheid na einde van de deelname in deze pensioenregeling volgt er geen uitkering.
Artikel 11
Toeslagen
1.
Het pensioenfonds probeert jaarlijks per 1 januari toeslagen te verlenen op: - de ingegane pensioenen (met bijbehorende nog niet ingegane partner- en wezenpensioenen); - de nog niet ingegane pensioenen waarop de gewezen deelnemers recht hebben volgens artikel 15; - het opgebouwde gedeelte van de pensioenaanspraken van de deelnemers. Het bestuur van het pensioenfonds beslist jaarlijks in hoeverre de pensioenen worden aangepast.
2.
De toeslag op de ingegane pensioenen en de nog niet ingegane pensioenen waarop de gewezen deelnemers recht hebben volgens artikel 15 is maximaal gelijk aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de maand oktober vergeleken met dat indexcijfer voor de maand september van het daaraan voorafgaande jaar. Het hier bedoelde prijsindexcijfer is het consumentenprijsindexcijfer voor werknemersgezinnen alle huishoudens, die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CPI alle huishoudens) voor de eerste keer heeft gepubliceerd. Bij vervallen van dat indexcijfer of bij wijziging in de berekening daarvan, zal de toeslagverlening daaraan naar billijkheid worden aangepast. De verhoging bedraagt maximaal 3%. De toeslag op het opgebouwde gedeelte van de pensioenaanspraken van de deelnemers is gelijk aan de ontwikkeling van het loonindexcijfer voor de maand september vergeleken met dat indexcijfer voor de maand september van het daaraan voorafgaande jaar. Onder loonindexcijfer wordt verstaan het indexcijfer voor CAO-lonen, inclusief de bijzondere beloningen, CAO-sector Particuliere bedrijven zoals dit wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Bij vervallen van dat indexcijfer of bij wijziging in de berekening daarvan, zal de toeslagverlening daaraan naar billijkheid worden aangepast. De verhoging bedraagt maximaal 3%.
3.
Er is geen reserve gevormd en er wordt geen premie betaald. Het pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van de pensioenen uit de overrente die op grond van de pensioenverzekeringsovereenkomst (zie artikel 2) beschikbaar komt. Als in een jaar de overrente niet genoeg is voor het verlenen van de omschreven toeslag, wordt een lagere toeslag gegeven.
PR30109.1
11
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
HOOFDSTUK IV Artikel 12
KEUZEMOGELIJKHEDEN
Verschuiving van de pensioendatum
De (gewezen) deelnemer kan op verzoek de pensioendatum vervroegen. Dit verzoek moet minimaal zes maanden voor de beoogde pensioendatum bij het pensioenfonds zijn ingediend. Vervroeging is alleen mogelijk in hele maanden. De deelnemer moet bij vervroeging het dienstverband beëindigen. Als de deelnemer een deel van het pensioen vervroegt (deeltijdpensioen), moet hij/zij het dienstverband met hetzelfde percentage verminderen. Voor degene die op het moment van de vervroeging nog deelnemer is in de pensioenregeling, worden eerst de bepalingen over tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap toegepast. Vervolgens wordt het daardoor verlaagde bedrag van het ouderdomspensioen omgerekend. Het ouderdomspensioen wordt omgerekend op basis van onderstaande factoren: beoogde pensioenleeftijd 64 63 62 61 60 59 58 57 56 55
resterend ouderdomspensioen in percentage van het pensioen op de normale pensioendatum 93 87 81 76 71 67 63 59 56 52
In geval van pensioenvervroeging heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om een deel van het levenslange ouderdomspensioen om te zetten in een AOW-overbruggingspensioen. Dit laatste pensioen is bedoeld om de AOW te overbruggen in de periode van de vervroegde pensioendatum tot de 1e van de maand waarin de 65e verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt. Het AOW-overbruggingspensioen dat de (gewezen) deelnemer door deze ruil krijgt, wordt bepaald volgens onderstaande tabel: vervroegde pensioenleeftijd 64 63 62 61 60 59 58 57 56 55
in te ruilen levenslang ouderdomspensioen om € 100, - jaarlijks AOW-overbruggingspensioen te krijgen (op dezelfde vroege pensioenleeftijd) € 6,89 € 13,14 € 18,83 € 24,04 € 28,82 € 33,22 € 37,31 € 40,98 € 44,44 € 47,62
Bij vervroeging van de pensioendatum blijft het bij het ouderdomspensioen behorende partner- en/of wezenpensioen ongewijzigd.
PR30109.1
12
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
Artikel 13
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
De (gewezen) deelnemer heeft de keuze om vanaf de pensioendatum eerst een aantal jaren een hoog pensioen te ontvangen en daarna een laag. Het lage pensioen mag niet lager zijn dan 75% van het hoge pensioen. De deelnemer heeft daarbij de keuze uit de varianten a en b. VARIANT A Het levenslange ouderdomspensioen wordt omgezet in een hoger tijdelijk ouderdomspensioen van de pensioendatum tot 65 jaar gevolgd door een lager levenslang ouderdomspensioen vanaf 65 jaar in de verhouding 100:75. Het hogere ouderdomspensioen dat tot 65 jaar wordt verkregen is gelijk aan de omzettingsfactor vermenigvuldigd met het om te zetten levenslange ouderdomspensioen. Het lagere ouderdomspensioen dat vanaf 65 jaar wordt verkregen bedraagt 75% van het hogere ouderdomspensioen tot 65 jaar. De omzettingsfactoren bedragen als volgt: Bij pensionering op 55 jaar 56 jaar 57 jaar 58 jaar 59 jaar 60 jaar 61 jaar 62 jaar 63 jaar 64 jaar
Omzettingsfactor voor variant a 1,15 1,16 1,17 1,19 1,20 1,22 1,23 1,25 1,28 1,30
VARIANT B Het levenslang ouderdomspensioen wordt omgezet in een hoger tijdelijk ouderdomspensioen van de pensioendatum tot 70 jaar gevolgd door een lager levenslang ouderdomspensioen vanaf 70 jaar in de verhouding 100:75. Het hogere ouderdomspensioen dat tot 70 jaar wordt verkregen is gelijk aan de omzettingsfactor vermenigvuldigd met het om te zetten levenslange ouderdomspensioen. Het lagere ouderdomspensioen dat vanaf 70 jaar wordt verkregen bedraagt 75% van het hogere ouderdomspensioen tot 70 jaar. De omzettingsfactoren bedragen als volgt: Bij pensionering op 55 jaar 56 jaar 57 jaar 58 jaar 59 jaar 60 jaar 61 jaar 62 jaar 63 jaar 64 jaar 65 jaar
PR30109.1
Omzettingsfactor voor variant b 1,10 1,10 1,11 1,12 1,13 1,14 1,15 1,16 1,17 1,19 1,20
13
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
Artikel 14
Ruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd
1.
De (gewezen) deelnemer kan het partnerpensioen dat is opgebouwd vanaf 1 januari 2002, of de helft hiervan, op de pensioendatum ruilen om het ouderdomspensioen te verhogen. De (gewezen) deelnemer met een partner heeft daarvoor de instemming nodig van de partner. Dit verzoek moet minimaal zes maanden voor de beoogde pensioendatum bij het pensioenfonds zijn ingediend.
2.
Het extra ouderdomspensioen dat wordt verkregen bij ruil van het partnerpensioen is gelijk aan de ruilfactor vermenigvuldigd met het partnerpensioen. De ruilfactor bij volledige ruil bedraagt als volgt: Pensioendatum 55 jaar 56 jaar 57 jaar 58 jaar 59 jaar 60 jaar 61 jaar 62 jaar 63 jaar 64 jaar 65 jaar
3.
Ruilfactor 0,22 0,21 0,21 0,21 0,20 0,20 0,19 0,19 0,18 0,17 0,17
De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap en op de pensioendatum ruilen om het partnerpensioen te verhogen. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om een zodanig deel van het ouderdomspensioen te ruilen voor extra partnerpensioen dat de verhouding tussen deze beide pensioenen 100:70 bedraagt. Volgens deze pensioenregeling bedraagt het partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen. Ruil van ouderdomspensioen naar extra partnerpensioen is daarom slechts mogelijk als er aanspraken op partnerpensioen aan een of meer gewezen partners zijn toegekend. In dat geval kan het partnerpensioen namelijk op de pensioendatum of bij eerder einde van het deelnemerschap voor de dan aanwezige partner lager zijn dan 70% van het ouderdomspensioen. Het extra partnerpensioen dat wordt verkregen bij ruil van het ouderdomspensioen is gelijk aan de ruilfactor vermenigvuldigd met het te ruilen ouderdomspensioen. De ruilfactor is weergegeven per € 100 uit te ruilen pensioen en bedraagt als volgt: Bij ruil op 25 jaar 26 jaar 27 jaar 28 jaar 29 jaar 30 jaar 31 jaar 32 jaar 33 jaar 34 jaar 35 jaar 36 jaar 37 jaar 38 jaar 39 jaar 40 jaar 41 jaar
PR30109.1
Ruilfactor 84,49 84,51 84,53 84,55 84,56 84,58 84,59 84,60 84,61 84,63 84,64 84,66 84,68 84,71 84,74 84,79 84,84
14
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
42 jaar 43 jaar 44 jaar 45 jaar 46 jaar 47 jaar 48 jaar 49 jaar 50 jaar 51 jaar 52 jaar 53 jaar 54 jaar 55 jaar 56 jaar 57 jaar 58 jaar 59 jaar 60 jaar 61 jaar 62 jaar 63 jaar 64 jaar 65 jaar
84,90 84,97 85,06 85,16 85,28 85,42 85,58 85,74 85,93 86,12 86,32 86,53 86,74 86,95 87,18 87,41 87,65 87,90 88,17 88,44 88,73 89,02 89,33 89,64
Het te verkrijgen partnerpensioen is 70% van het volgens de tabel bepaalde resterende ouderdomspensioen. Als de ruil plaats vindt bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap, wordt het ouderdomspensioen eerst verlaagd door toepassing van de bepalingen hierover (zie artikel 15). 4.
Er is geen ruil mogelijk van het partnerpensioen en ouderdomspensioen waarop een gewezen partner recht heeft behouden als gevolg van de artikelen 19 en 20.
5.
Bij ruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd wijzigt het wezenpensioen niet.
Artikel 15
Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden
1.
Bij een combinatie van keuzemogelijkheden geeft het pensioenfonds het resultaat op.
2.
Bij de toepassing van keuzemogelijkheden mogen er geen pensioenaanspraken ontstaan of overblijven die lager zijn dan de grens voor afkoop van kleine pensioenen. Zie artikel 22. Dit betekent het volgende: - Bij vervroeging van het ouderdomspensioen moet het nieuwe ouderdomspensioen boven de afkoopgrens blijven. - Bij variatie in hoogte van het ouderdomspensioen moet het lage pensioen boven de afkoopgrens blijven. - Bij ruil van een gedeelte van het partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen moet het resterende deel van het partnerpensioen boven de afkoopgrens blijven. - Bij ruil van een gedeelte van het ouderdomspensioen naar extra partnerpensioen moet het resterende deel van het ouderdomspensioen boven de afkoopgrens blijven, en moet het nieuwe partnerpensioen ook boven de afkoopgrens blijven.
3.
Bij de toepassing van de ruilverhoudingen is de leeftijd van de (gewezen) deelnemer in jaren en maanden bepalend. Voor leeftijden die niet in de voorgaande artikelen zijn genoemd, stelt het pensioenfonds de ruilverhouding op een zelfde wijze vast.
PR30109.1
15
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
4.
Als de pensioenverzekeringsovereenkomst die het pensioenfonds met Nationale-Nederlanden heeft gesloten, eindigt - en er al dan niet een nieuwe overeenkomst wordt gesloten - kan het pensioenfonds een andere ruilverhouding toepassen dan genoemd in de vorige artikelen. In dat geval brengt het pensioenfonds de deelnemers hiervan op de hoogte.
HOOFDSTUK V
Artikel 16
BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES; VERPLICHTINGEN DEELNEMER
Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap
Als het deelnemerschap - anders dan door overlijden - eindigt vóór de pensioendatum, behoudt de gewezen deelnemer recht op het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen dat tot de datum van beëindiging is opgebouwd. Het pensioen dat tot de beëindigingsdatum is opgebouwd is het pensioen dat berekend is op grond van de pensioenjaren tot de beëindigingsdatum. De aanspraken op ANW-hiatenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen vervallen. Als een deelnemer aansluitend op het deelnemerschap recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, houdt de gewezen deelnemer gedurende die periode aanspraak op ANW-hiatenpensioen. De hoogte van dit pensioen wordt tijdsevenredig vastgesteld. Als het dienstverband van een deelnemer eindigt terwijl het arbeidsongeschiktheidspensioen dan al is ingegaan, blijft dat pensioen doorlopen. In dit geval zijn wel de voorwaarden van toepassing die in artikel 2 lid 2 zijn genoemd. Verder geldt dat een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid dan alleen in aanmerking wordt genomen voor zover die wijziging leidt tot een lagere uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen of tot het vervallen daarvan. Neemt de arbeidsongeschiktheid toe tot een mate die valt in een hogere klasse, dan wordt de uitkering niet verhoogd of hervat. Artikel 17 1.
Waardeoverdracht
Bij opname in de pensioenregeling heeft de deelnemer het recht de waarde van pensioenen die opgebouwd zijn in een of meer vorige dienstverbanden over te laten dragen naar het pensioenfonds. Aan de hand van de beschikbare overdrachtswaarde bepaalt het pensioenfonds de extra aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen. De extra aanspraken worden vervolgens op dezelfde manier behandeld als aanspraken die in deze pensioenregeling zijn opgebouwd. Het recht op waardeoverdracht bestaat niet als de deelnemer de procedure later opstart dan zes maanden na opname in deze pensioenregeling, of als de pensioenopbouw in het desbetreffende vorige dienstverband is beëindigd vóór 8 juli 1994. Waardeoverdracht is in deze gevallen alleen mogelijk wanneer de betrokken werkgevers en de betrokken pensioenuitvoerders bereid zijn aan de waardeoverdracht mee te werken.
2.
Als de gewezen deelnemer gaat deelnemen in de pensioenregeling van een volgende werkgever, heeft hij/zij het recht de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken over te laten dragen naar de pensioenuitvoerder van die nieuwe werkgever. Door de overdracht vervallen de aanspraken die op grond van dit reglement zijn verkregen. Als de deelnemer de procedure tot waardeoverdracht later opstart dan zes maanden na opname in de nieuwe pensioenregeling, bestaat geen recht op waardeoverdracht. Waardeoverdracht is in dat geval alleen mogelijk wanneer de betrokken werkgevers en de betrokken pensioenuitvoerders bereid zijn aan de waardeoverdracht mee te werken.
PR30109.1
16
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
Artikel 18
Pensioenopbouw na arbeidsongeschiktheid
Als de deelnemer tijdens het deelnemerschap voor 35% of meer arbeidsongeschikt wordt en recht heeft op een WIA-uitkering, dan heeft hij/zij ook recht op gehele of gedeeltelijke voortgezette opbouw van de pensioenaanspraken. De voortgezette opbouw loopt dan ook door na een eventuele beëindiging van het dienstverband. klasse als (en zolang) de deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering die gebaseerd is op een arbeidsongeschiktheid van 1 80% - 100% 2 65% - 80% 3 55% - 65% 4 45% - 55% 5 35% - 45% 6 minder dan 35%
wordt de pensioenopbouw voortgezet voor 100% 72,5% 60% 50% 40% n.v.t.
Als de deelnemer na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband volledig revalideert stopt de voortgezette pensioenopbouw. Als de deelnemer na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband revalideert tot een mate van arbeidsongeschiktheid die in een andere klasse valt, vermindert de voortgezette pensioenopbouw. Als de mate van arbeidsongeschiktheid daarna weer toeneemt tot een percentage dat valt in een andere klasse, wordt de voortgezette pensioenopbouw niet meer vermeerderd of hervat. Voortgezette pensioenopbouw vindt plaats aan de hand van het jaarsalaris dat van toepassing was tot het moment waarop de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden. Als dit jaarsalaris lager is dan het jaarsalaris van de deelnemer op de eerste ziektedag voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid, geldt het jaarsalaris van de deelnemer op de eerste ziektedag. Voortzetting van de pensioenopbouw vindt alleen plaats voor de soorten pensioen waarop de deelnemer al vóór de beëindiging van het dienstverband aanspraak had. Voor dat tijdstip mogen hierop ook niet de bepalingen over tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap zijn toegepast. Het aangaan van een partnerrelatie na het einde van het dienstverband geeft geen recht op ANWhiatenpensioen. Op de voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid zijn de verzekeringsvoorwaarden van Nationale-Nederlanden van toepassing (zie artikel 2 lid 2). In deze voorwaarden is onder meer het volgende geregeld: - De pensioenopbouw wordt niet voortgezet als de deelnemer op de ingangsdatum van de verzekering (of de verhoging daarvan) al recht heeft op een WIA- of WAO-uitkering. - De pensioenopbouw wordt niet voortgezet als de deelnemer op de ingangsdatum van de verzekering door ziekte of ongeval zijn/haar normale werk niet of niet volledig kan doen en aansluitend recht krijgt op een WIA-uitkering. - De hiervoor genoemde uitsluitingen vervallen zodra de deelnemer vier weken aaneengesloten geen recht heeft op een WIA- of WAO-uitkering respectievelijk zijn/haar normale werk volledig kan doen. - De (gewezen) deelnemer is verplicht bij arbeidsongeschiktheid er aan mee te werken dat Nationale-Nederlanden kan bepalen of er nog sprake is van arbeidsongeschiktheid en, zo ja, in welke mate. Als de deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid om de pensioendatum te vervroegen, vervalt de voortgezette opbouw op de vervroegde pensioendatum.
PR30109.1
17
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
Artikel 19 1.
Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen
Onder beëindiging van de partnerrelatie wordt in dit pensioenreglement verstaan: - echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; - beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding op verzoek van één van de partners; - beëindiging van het ongeregistreerd partnerschap door beëindiging van de gezamenlijke huishouding. Onder beëindiging van de partnerrelatie in de zin van dit pensioenreglement valt niet de situatie dat de partners aansluitend aan de ene vorm van de relatie - huwelijk, geregisteerd partnerschap of ongeregistreerd partnerschap - met elkaar een andere van deze relatievormen aangaan.
2.
Bij beëindiging van de partnerrelatie behoudt de gewezen partner aanspraak op het partnerpensioen dat tot die datum is opgebouwd.
3.
Als de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt op de wijze zoals omschreven in lid 1, wordt bij het overlijden van die gewezen deelnemer de gewezen partner als partner beschouwd. Hij/zij houdt dan recht op het partnerpensioen dat bij het einde van het deelnemerschap was vastgesteld. Dit geldt alleen als deze partnerrelatie al bestond bij het einde van het deelnemerschap.
4.
De bepalingen in lid 2 en 3 zijn niet van toepassing als: - de echtgenoten of de geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Het pensioenfonds moet hiermee instemmen; - in verband met de beëindiging van een ongeregistreerd partnerschap de partners schriftelijk anders overeenkomen. Het pensioenfonds moet hiermee instemmen.
5.
Het partnerpensioen voor een volgende partner is het pensioen dat kan worden verkregen volgens artikel 6, verminderd met de aanspraak van de gewezen partner.
6.
In geval van beëindiging van de partnerrelatie van een gewezen deelnemer wordt voor de verdubbeling van het wezenpensioen de gewezen partner die aanspraak heeft behouden op partnerpensioen, als partner beschouwd.
Artikel 20 1.
Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen
In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap, kan de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner recht hebben op verevening van het ouderdomspensioen volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). (Pensioenverevening is niet aan de orde bij omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap of omgekeerd en ook niet bij beëindiging van een ongeregistreerd partnerschap.) Er is geen recht op verevening als het bedrag van de verevening lager is dan de wettelijke grens.
2.
De hoofdregel van de WVPS is dat het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerde partnerschap is opgebouwd, voor de helft toekomt aan de gewezen partner. Partijen kunnen hierover afwijkende afspraken maken.
3.
Het recht op verevening kan alleen rechtstreeks bij Nationale-Nederlanden geldend gemaakt worden als het verzoek binnen twee jaar na de scheidingsdatum bij Nationale-Nederlanden is ingediend. Dit moet gebeuren met het formulier dat daarvoor wettelijk is voorgeschreven. Het pensioenfonds zal voor de verevening kosten in rekening brengen. Deze kosten zijn voor rekening van beide gewezen echtgenoten of geregistreerde partners.
PR30109.1
18
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
4.
Partijen kunnen op grond van artikel 5 van de WVPS er voor kiezen om het vereveningsrecht, samen met het partnerpensioen van de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner, om te zetten naar een eigen ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner. Het pensioenfonds stelt bij deze conversie de eis dat de pensioendatum wordt bepaald volgens de regels van dit reglement; ook de overige regels van dit reglement moeten zoveel mogelijk worden gevolgd.
Artikel 21
Pensionering
1.
De pensioendatum is de 1e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt. Dit is niet het geval als hij/zij gebruik maakt van de mogelijkheid om de pensioendatum te verschuiven.
2.
Als de (gewezen) deelnemer niet heeft laten weten dat hij/zij de pensioendatum wil verschuiven, zal het pensioenfonds hem/haar enkele maanden voor de pensioendatum hierover informeren.
Artikel 22
Afkoop van kleine pensioenen
1.
Als per de datum van beëindiging van het deelnemerschap de opgebouwde pensioenaanspraken lager zijn dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt, heeft het pensioenfonds het recht om de pensioenaanspraken af te kopen. Dit recht bestaat vanaf twee jaar na de beëindiging van het deelnemerschap. Deze afkoop wordt opgeschort als de gewezen deelnemer een procedure tot waardeoverdracht is gestart. De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de gewezen deelnemer.
2.
Bij beëindiging van de partnerrelatie heeft het pensioenfonds vergelijkbaar recht tot afkoop van de aanspraken op partnerpensioen. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de gewezen partner. Na afkoop van partnerpensioen voor een gewezen partner wordt artikel 19 lid 5 toegepast alsof er geen afkoop heeft plaatsgevonden.
3.
Als bij overlijden van een (gewezen) deelnemer het partnerpensioen en/of wezenpensioen lager blijkt te zijn dan de wettelijke grens, heeft het pensioenfonds een vergelijkbaar recht tot afkoop van dit pensioen.
4.
Bij een eventuele afkoop past het pensioenfonds afkoopfactoren toe. Deze afkoopfactoren zijn vermeld in de bijlage bij dit pensioenreglement. Als de pensioenverzekeringsovereenkomst die het pensioenfonds met Nationale-Nederlanden heeft gesloten, eindigt – en er al dan niet een nieuwe overeenkomst wordt gesloten – kan het pensioenfonds andere afkoopfactoren toepassen dan genoemd in de bijlage. In dat geval brengt het pensioenfonds de deelnemers hiervan op de hoogte.
Artikel 23
Verplichtingen van de deelnemer
1.
De deelnemer moet het pensioenfonds direct informeren over: - huwelijk en echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; - het aangaan van een geregistreerd partnerschap en beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of ontbinding van het geregistreerd partnerschap; - de totstandkoming van een ongeregistreerd partnerschap en de beëindiging daarvan (zie lid 2 en 3 van dit artikel); - het overlijden van de echtgenote/echtgenoot, de geregistreerde partner of de ongeregistreerde partner.
2.
Als de deelnemer in aanmerking wil komen voor partnerpensioen (en ANW-hiatenpensioen) voor de ongeregistreerde partner (met wie hij/zij minimaal een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en nog voert), dan moet de deelnemer aan de werkgever een notariële samenlevingsovereenkomst overleggen. Deze samenlevingsovereenkomst moet in ieder geval de volgende gegevens bevatten: de naam en de geboortedatum en burgerlijke staat van de deelnemer en zijn/haar partner, de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding en enige vermogensrechtelijke bepalingen (bijvoorbeeld een regeling over de verdeling van de kosten van de gezamenlijke huishouding).
PR30109.1
19
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
De deelnemer staat er voor in dat de gegevens in de akte juist zijn. 3.
Als het ongeregistreerde partnerschap eindigt, moet de deelnemer het pensioenfonds hierover direct schriftelijk informeren. In deze schriftelijke verklaring moeten in ieder geval de naam en geboortedatum van beide partners zijn opgenomen en de datum waarop de gezamenlijke huishouding is geëindigd. De deelnemer en zijn/haar partner moeten deze verklaring ondertekenen. Wanneer de deelnemer aannemelijk maakt dat hij/zij ondanks zijn/haar inspanningen, geen medeondertekening van de gewezen partner heeft gekregen, mag het pensioenfonds afgaan op een eenzijdige verklaring van de deelnemer.
4.
Na beëindiging van het deelnemerschap is de gewezen deelnemer verplicht het pensioenfonds direct te informeren over het einde van een partnerrelatie. Hierbij gaat het niet om het overlijden van de partner.
5.
Als het pensioenfonds op grond van de Wet op de medische keuringen medische waarborgen mag vragen, dan moet de werknemer aan het medisch onderzoek meewerken.
6.
De werkgever en het pensioenfonds zijn niet aansprakelijk als een pensioen niet of niet juist is zeker gesteld omdat de deelnemer niet, niet goed of niet tijdig aan zijn/haar verplichtingen heeft voldaan.
7.
Als de werknemer van mening is dat hij/zij rechten kan ontlenen aan dit pensioenreglement maar geen documenten heeft ontvangen van het pensioenfonds en/of de werkgever waaruit dit blijkt, moet hij/zij zowel de werkgever als het pensioenfonds hierover informeren. Als dit niet gebeurt, is het pensioenfonds niet verplicht om uit te keren wanneer een werknemer door de werkgever ten onrechte niet is aangemeld.
HOOFDSTUK VI Artikel 24
FINANCIËLE BEPALINGEN
Financiering van de pensioenregeling
De werkgever betaalt het pensioenfonds een zodanige bijdrage dat het fonds in staat is de pensioenen te waarborgen. Dit is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst (zie artikel 2 lid 1 en 3 lid 4). Artikel 25
Deelnemersbijdrage
1.
De voor de uitvoering van de pensioenregeling benodigde gelden worden door de aangesloten instellingen en de deelnemers gezamenlijk opgebracht. Door het bestuur van het pensioenfonds zal jaarlijks worden vastgesteld hoe hoog de totale premiebijdrage van aangesloten instellingen en deelnemers tezamen zal zijn. Deze totale premiebijdrage zal, zoveel mogelijk, in de vorm van een vast percentage van de pensioengrondslagen van alle deelnemers in het pensioenfonds uitgedrukt worden. De premiebijdrage wordt zodanig vastgesteld dat de opgebouwde pensioenaanspraken steeds volledig afgefinancierd zijn en dat de kosten gedekt worden.
2.
De bijdrage van de deelnemers in de kosten van deze pensioenregeling zal afzonderlijk worden overeengekomen en worden vastgelegd in de arbeidsovereenkomst tussen hen en de aangesloten instelling. En wel voor de deelnemers in de vorm van een vast percentage van de pensioengrondslag. Deze bijdrage zal ten hoogste één derde deel zijn van het percentage als bedoeld in lid 1.
3.
Voor parttimers geldt de bijdrage naar evenredigheid.
4
De deelnemer is geen bijdrage verschuldigd als sprake is van voortgezette pensioenopbouw na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 18. Bij gedeeltelijke voortgezette opbouw is de bijdrage voor een deel verschuldigd.
PR30109.1
20
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
5.
Het ANW-hiatenpensioen wordt verzekerd tegen betaling van een risicopremie die onderdeel uitmaakt van de volgens lid 1 vast te stellen totale bijdrage.
6.
De werkgever houdt de bijdragen van de deelnemer in op zijn/haar salaris in dezelfde termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald.
Artikel 26
Uitkering van de pensioenen
De pensioenen worden aan de pensioengerechtigden uitgekeerd in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling. Het pensioenfonds kan de pensioengerechtigde verplichten een bewijs van in leven zijn te overleggen. Een vordering op een uitkering verjaart niet zolang de pensioengerechtigde in leven is.
HOOFDSTUK VII Artikel 27 1.
OVERIGE BEPALINGEN
Fiscale maximering
Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen is maximaal gelijk aan 100% van de laatste pensioengrondslag Een AOW-overbruggingspensioen (zoals omschreven in artikel 12) is maximaal gelijk aan twee keer het AOW-bedrag voor een gehuwde zonder toeslag, inclusief vakantie-uitkering. Het jaarlijkse levenslange partnerpensioen is maximaal gelijk aan 70% van de laatste pensioengrondslag. Het jaarlijkse wezenpensioen is maximaal gelijk aan 14% (voor volle wezen 28%) van de laatste pensioengrondslag. De pensioengrondslag voor deze maxima is het laatste jaarsalaris van de deelnemer verminderd met een franchise die volgens de Wet op de loonbelasting 1964 minimaal in aanmerking moet worden genomen als franchisebedrag bij de vaststelling van een pensioengrondslag. Dit franchisebedrag is gelijk aan 10/7 maal het enkelvoudige AOW-pensioen voor een gehuwde (exclusief de toeslag voor een partner jonger dan 65 jaar), vermeerderd met de vakantieuitkering, dat geldt op 1 januari van het jaar van vaststelling van de pensioengrondslag.
2.
Overschrijding van deze maxima door oorzaken zoals omschreven in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964, blijven buiten beschouwing.
3.
Als een (gewezen) deelnemer gedurende het deelnemerschap parttime heeft gewerkt, wordt: - de laatste pensioengrondslag op fulltimebasis vastgesteld; - deze pensioengrondslag vermenigvuldigd met het parttimepercentage. Bij wisselende parttimepercentages gedurende het deelnemerschap wordt het gewogen gemiddelde parttimepercentage genomen.
Artikel 28
Beperkingen
1.
Alle mededelingen die de werkgever voor de pensioenregeling aan het pensioenfonds doet, mag het pensioenfonds als juist aanvaarden. Als de werkgever onjuiste of geen mededelingen heeft gedaan, spant het pensioenfonds zich in om alsnog aanvullende financiering van de werkgever te krijgen.
2.
Het pensioenfonds vraagt in beginsel geen medische waarborgen voor het toekennen of verhogen van pensioenaanspraken. Als op grond van wet- en regelgeving medische waarborgen gevraagd mogen worden, kan het pensioenfonds dit doen. Wanneer de deelnemer vervolgens naar het oordeel van het pensioenfonds geen normale levens- of validiteitskansen heeft, worden de pensioenaanspraken niet of niet volledig toegekend. In dat geval bezien de werkgever en het pensioenfonds of er een bijzondere regeling kan worden getroffen en, zo ja, welke.
PR30109.1
21
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
Een medisch onderzoek kan deel uit maken van de medische waarborgen die de deelnemer moet leveren. Bij te late aanmelding van een deelnemer door de werkgever kan het pensioenfonds beperkende voorwaarden stellen wat betreft de gevolgen van overlijden of arbeidsongeschiktheid in het begin van het deelnemerschap. De deelnemer wordt hierover dan geïnformeerd. 3.
De aanspraken uit deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, of formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden. In de Pensioenwet is bepaald in welke gevallen dit wel is toegestaan.
Artikel 29
Wijzigingsvoorbehoud
1.
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden de pensioenregeling te wijzigen, te verlagen, te beperken of te beëindigen, als omstandigheden wijzigen die voor de werkgever van zodanig zwaarwegend belang zijn in relatie tot de belangen van de werknemers, dat de belangen van de werknemers daarvoor moeten wijken. Van een zwaarwegend belang is onder meer sprake als: a. de overheid de ouderdoms-, nabestaanden- en/of arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zodanig ingrijpend wijzigt, dat een herziening of beëindiging van de pensioenregeling, gelet op de opzet daarvan, noodzakelijk is; b. de werkgever na een afwijzing op een dispensatieverzoek dat hij heeft ingediend, verplicht is om zich voor (een deel van) het personeel dat onder deze regeling valt, aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds; c. de financiële positie van de werkgever de uitgaven voor de pensioenregeling niet meer toelaat.
2.
De werkgever heeft zich het recht voorbehouden zijn bijdrage aan de pensioenregeling te verlagen of te beëindigen in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden.
3.
Als de werkgever gebruik wil maken van het recht zoals omschreven in lid 1 of lid 2, zal hij de deelnemers hierover schriftelijk informeren en met hen overleggen over een eventuele herziening van de pensioenregeling. De opgebouwde pensioenaanspraken worden niet aangetast.
4.
Het pensioenfonds kan de ingegane en de nog niet ingegane pensioenen verminderen, als de financiële toestand van het pensioenfonds dat nodig maakt. Dit kan alleen in de situatie die is omschreven in artikel 134 van de Pensioenwet.
5.
Als het pensioenfonds gebruik wil maken van het recht zoals omschreven in lid 4, zal het pensioenfonds de betrokkenen, belanghebbenden en de werkgever schriftelijk over dit besluit informeren. De vermindering van de aanspraken kan op zijn vroegst plaatsvinden één maand nadat de betrokkenen, belanghebbenden, de werkgever en de toezichthouder hierover zijn geïnformeerd.
Artikel 30
Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het pensioenfonds. Artikel 31
Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
1.
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2010.
2.
Dit pensioenreglement vervangt het voorgaande reglement. De deelnemers aan de pensioenregeling volgens dit pensioenreglement kunnen geen rechten meer ontlenen aan het voorgaande pensioenreglement.
3.
Voor degenen die al deelnemer waren in de vorige pensioenregeling geldt dat de deelneming aan de pensioenregeling volgens een of meer voorafgaande pensioenreglementen als één geheel wordt beschouwd met de deelneming aan de regeling volgens het nieuwe reglement.
PR30109.1
22
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
4.
Deelnemers van wie het dienstverband met de werkgever is geëindigd vóór de ingangsdatum van dit pensioenreglement en die aan de vorige regeling alleen nog deelnamen vanwege voortgezette pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, worden geen deelnemer in deze pensioenregeling. Zij blijven deelnemer in de regeling volgens het vorige pensioenreglement.
PR30109.1
23
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
Pensioenregeling voor aspirant-deelnemers Bijlage bij het pensioenreglement dat op 1 januari 2010 in werking is getreden 1.
De aspirant-deelnemer is de werknemer die op het punt van de minimum leeftijd nog niet voldoet aan de eisen voor opname in de pensioenregeling volgens bovengenoemd reglement. Op alle andere punten voldoet hij/zij wel aan deze eisen en heeft hij/zij een partner en/of kinderen.
2.
De aspirant-deelnemer heeft aanspraak op: a. partnerpensioen voor de echtgenote/echtgenoot en wezenpensioen, als hij/zij gehuwd is: b. partnerpensioen voor de geregistreerde partner en wezenpensioen, als hij/zij een geregistreerd partnerschap is aangegaan; c. partnerpensioen voor de ongeregistreerde partner en wezenpensioen, als hij/zij een ongeregistreerd partnerschap is aangegaan (zoals omschreven in artikel 8 lid 1 onder c van het pensioenreglement); d. wezenpensioen, als hij/zij geen partner heeft zoals is omschreven in artikel 9 van het pensioenreglement maar wel één of meer pensioengerechtigde kinderen heeft; e. ANW-hiatenpensioen (zie artikel 7);
3.
De bepalingen van het pensioenreglement zijn zoveel mogelijk van toepassing. Hierbij geldt de volgende afwijking: De aanspraak op het partner- en/of wezenpensioen vervalt: - als de aspirant-deelnemer deelnemer wordt in de pensioenregeling; - bij einde van het dienstverband van de aspirant-deelnemer met de werkgever voordat hij/zij deelnemer is geworden in de pensioenregeling. - de bijdrage voor de aspirant-deelnemers in de kosten verbonden aan de zekerstelling van de aanspraken voor de aspirant-deelnemers bedraagt vanaf 1 januari 2004 € 180 per jaar. Het in de vorige volzin genoemde bedrag wordt jaarlijks door het pensioenfonds vastgesteld. Deze bijdrage zal ten hoogste één derde deel zijn van het vastgestelde bedrag als bedoeld in artikel 25 lid 1.
PR30109.1
24
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonende deelnemers Bijlage bij het pensioenreglement dat op 1 januari 2010 in werking is getreden Deze bijlage is bestemd voor ongehuwd samenwonende deelnemers. Als u ongehuwd samenwoont en uw partnerschap heeft laten registreren bij de burgerlijke stand, heeft u - volgens de bepalingen van het pensioenreglement - recht op partnerpensioen. Wanneer u ongehuwd samenwoont zonder met uw partner een geregistreerd partnerschap te zijn aangegaan, kunt u eveneens in aanmerking komen voor partnerpensioen. Hiervoor moet u voldoen aan de eisen die hieronder omschreven zijn. U moet eerst een notariële samenlevingsovereenkomst overleggen aan het pensioenfonds. Zonder deze overeenkomst heeft uw partner geen recht op partnerpensioen bij uw overlijden. Een partner is in dit verband de ongehuwde persoon van het eigen of het andere geslacht met wie u geen geregistreerd partnerschap bent aangegaan, maar met wie u minimaal gedurende een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en nog voert. De partner mag niet met een andere persoon een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan en mag bovendien niet in de rechte lijn of in de tweede graad aan u verwant zijn. De notariële samenlevingsovereenkomst moet de volgende gegevens bevatten: 1. de naam, de geboortedatum en de burgerlijke staat van u en uw partner; 2. de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding (eventueel met vermelding van het adres); 3. enige vermogensrechtelijke bepalingen (bijvoorbeeld een regeling over de verdeling van de kosten van de huishouding). Als u om privacy-redenen geen inzicht wilt geven in de samenlevingsovereenkomst, dan kunt u de notaris vragen om, naast de samenlevingsovereenkomst, een verklaring op te stellen waarin de gegevens onder 1 en 2 zijn vermeld en waarin staat dat in de samenlevingsovereenkomst enige vermogensrechtelijke bepalingen zijn opgenomen.
PR30109.1
25
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
Afkoopfactoren voor kleine pensioenen Bijlage bij het pensioenreglement dat op 1 januari 2010 in werking is getreden Afkoopfactor voor ouderdomspensioen Leeftijd ingaand 65 jaar 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61
PR30109.1
2,31 2,41 2,50 2,60 2,71 2,82 2,93 3,05 3,17 3,30 3,43 3,57 3,71 3,86 4,01 4,18 4,34 4,52 4,70 4,89 5,09 5,30 5,51 5,74 5,97 6,22 6,47 6,74 7,01 7,31 7,61 7,93 8,26 8,61 8,97 9,36 9,75 10,17 10,62 11,08 11,57
Afkoopfactor voor latent partnerpensioen (inclusief wezenpensioen) 0,66 0,68 0,71 0,73 0,76 0,79 0,82 0,85 0,88 0,91 0,94 0,98 1,01 1,05 1,09 1,13 1,16 1,20 1,25 1,29 1,33 1,37 1,42 1,46 1,51 1,56 1,60 1,65 1,70 1,75 1,79 1,84 1,89 1,93 1,98 2,03 2,07 2,12 2,16 2,20 2,23
Afkoopfactor voor ingegaan partnerpensioen 23,12 23,03 22,93 22,83 22,73 22,62 22,51 22,39 22,26 22,13 22,00 21,86 21,71 21,56 21,40 21,23 21,06 20,88 20,70 20,51 20,31 20,10 19,89 19,67 19,44 19,21 18,97 18,72 18,46 18,20 17,93 17,65 17,36 17,07 16,76 16,45 16,12 15,79 15,44 15,09 14,73
26
Pensioenreglement Stichting VVV-Pensioenfonds
62 63 64 65
12,09 12,63 13,22 13,84
2,27 2,30 2,32 2,34
14,37 13,99 13,60 13,21
Bij de toepassing van de afkoopfactoren is de leeftijd van de betrokkene in jaren en maanden bepalend. Voor leeftijden die niet in de voorgaande tabel zijn genoemd, stelt Nationale-Nederlanden de afkoopfactoren op een zelfde wijze vast. De afkoopfactoren zijn van toepassing op de genoemde pensioenen die volgens dit pensioenreglement worden opgebouwd. Voor andere pensioenen stelt Nationale-Nederlanden de afkoopfactoren op een zelfde wijze vast.
PR30109.1
27