pensioengids pensioengids
PENSIOENGIDS
Zorgen over/voor morgen Zelden hebben zo veel mensen zo veel belangstelling getoond voor de toekomst van de pensioenen als nu. Langzaam maar zeker begint het tot ons door te dringen dat ons pensioenstelsel er niet zo gunstig voor staat. Rapporten zoals dat van de Studiecommissie voor de Vergrijzing of het Groenboek van de Nationale Pensioenconferentie krijgen veel aandacht. Ze raken een gevoelige snaar.
W
e kennen intussen de hete hangijzers. Er is om te beginnen de vergrijzing van de bevolking, waardoor steeds meer mensen bij de pensioenkassen komen aanschuiven. Er zijn de begrotingsproblemen, die zelf gedeeltelijk zijn bepaald door de vergrijzingsproblematiek (pensioenen én gezondheidszorg) en nog toenamen door de economische crisis, waardoor het beleid er maar niet in slaagt de financiering van behoorlijke pensioenen op een overtuigende manier veilig te stellen. En er is de activiteitsgraad van onze bevolking – de verhouding tussen het aantal mensen die werken en het aantal mensen die niet werken. Iedereen geeft nu wel toe dat onze activiteitsgraad onhoudbaar is, maar desondanks verbetert de situatie nauwelijks. Onder druk van de moeilijke economische omstandigheden blijven ook nu nog ‘piepjonge’ mensen met brugpensioen vertrekken. De overweging dat het wettelijk pensioen verbeterd zou moeten worden, tot op een niveau waarop aanvullende pensioenspaarsystemen overbodig zouden zijn, zal behalve hier en daar een vakbondsleider weinig mensen tegenhouden. De gewone man kiest eieren voor zijn geld omwille van de onduidelijkheid over de pensioenen, de onzekerheid over zijn pensioen enz. Naarmate men duidelijker inziet hoe laag de pensioenen nu zijn, stijgt ook het belang dat men toekent aan het eigen sparen in functie van de persoonlijke situatie en de concrete vooruitzichten. In deze gids zetten we op een rijtje wat het wettelijk pensioen momenteel voorstelt, en welke mogelijkheden u hebt om zo nodig hier en daar wat bij te spijkeren.
|2|
PENSIOENGIDS
Het wettelijk pensioen
M
et ‘wettelijk pensioen’ bedoelen we het gewone pensioen waarop u als werknemer, zelfstandige of ambtenaar recht krijgt door bijdragen voor de sociale zekerheid te betalen. In ons land kennen we drie verschillende pensioenstelsels, die behoorlijk los van elkaar staan. Wie in de loop van zijn beroepsloopbaan zowel werknemer als zelfstandige of ambtenaar was, al was het maar één dag, bouwt in elk stelsel apart rechten op en zal in elk stelsel een apart pensioen ontvangen. De wettelijke pensioenen omvatten behalve de rustpensioenen ook de overlevingspensioenen. Een overlevingspensioen is wat de huwelijkspartner ontvangt als degene die het recht op een rustpensioen opbouwde zelf komt te overlijden, voor of na zijn pensionering.
Werknemers
De Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) bekommert zich om de pensioenen in de privésector en concentreert zich daarbij in de eerste plaats op werknemers (arbeiders en bedienden). HTTP://WWW.RVP.FGOV.BE
Zelfstandigen
Het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen (RSVZ) verzorgt het hele sociale statuut van de zelfstandigen en int dus ook de pensioenbijdragen. De uitbetaling van de zelfstandigenpensioenen gebeurt wel door de Rijksdienst voor Pensioenen. HTTP://WWW.RSVZ.BE
Ambtenaren
Voor ambtenaren uit de openbare sector is er de Pensioendienst voor de Overheidssector (PDOS). Die kent de rust- en overlevingspensioenen van ambtenaren toe, berekent ze en beheert ze. De uitbetaling van die ambtenarenpensioenen gebeurt via de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven - Pensioenen, kortweg CDVU-Pensioenen. HTTP://WWW.PDOS.FGOV.BE HTTP://CDVUPENSIOENEN.FGOV.BE
Gemengde statuten
De tijd dat mensen hun hele leven lang één beroep uitoefenden, vaak dan nog bij dezelfde werkgever, is al lang voorbij. Steeds meer mensen combineren bovendien verschillende statuten, of zijn achtereenvolgens werknemer, zelfstandige of ambtenaar. Jammer genoeg zijn de wettelijke pensioenstelsels nog lang niet op deze realiteit berekend en gaan talrijke voorwaarden uit van de veronderstelling dat mensen hun hele carrière hetzelfde werk blijven doen en vooral binnen hetzelfde stelsel blijven. |3|
PENSIOENGIDS Aan bepaalde rechten binnen elk stelsel zijn minimumvoorwaarden verbonden – en wie een gemengde loopbaan heeft, kan soms in elk stelsel ónder die minimumvoorwaarden blijven.
Pensioenpunt
De pensioendiensten zijn zich wel bewust van de nieuwe realiteit. Zo hebben de verschillende pensioendiensten de handen in elkaar geslagen om beter tegemoet te kunnen komen aan de vragen die mensen met een gemengde loopbaan kunnen hebben over hun (toekomstig) pensioen. Die nieuwe, gemeenschappelijke dienst heet ‘Pensioenpunt’. Op 17 plaatsen, verspreid over heel België, staan medewerkers van de drie pensioeninstellingen samen ter beschikking om vragen over gemengde loopbanen te beantwoorden. In Vlaanderen heeft Pensioenpunt antennes in Antwerpen, Brugge, Brussel, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Oostende, SintNiklaas en Turnhout. Voor adressen en openingsuren: WWW.PENSIOENPUNT.BE
Een bijzonder interessante website is ook: WWW.MY PENSION.BE
Met pensioen gaan: wanneer?
D mannen.
e wettelijke pensioenleeftijd in België is 65 jaar, zowel voor werknemers als voor zelfstandigen en ambtenaren. Sinds 2009 is de wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen dezelfde als voor
Sommige beroepen vormen een uitzondering: voor zeelui begint het wettelijk pensioen op 60 jaar, voor vliegend personeel in de burgerluchtvaart op 55 jaar en voor mijnwerkers op 55 of 60 jaar, naargelang ze onder- of bovengronds werkten. Voor magistraten ligt de leeftijdsgrens hoger, voor sommige politiemensen en militairen lager. Wie de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, ziet zijn rustpensioen in principe aanvangen op de eerste dag van de daaropvolgende maand.
Vervroegd pensioen
In alle stelsels is een vervroegd pensioen mogelijk vanaf 60 jaar, voor wie minstens 35 jaar gewerkt heeft (als werknemer, zelfstandige of ambtenaar). Een kalenderjaar wordt hiervoor pas meegeteld indien de tewerkstelling overeenstemt met minstens een derde van een voltijdse tewerkstelling. Maar wie kiest voor een vervroegd pensioen, levert wel een deel van zijn pensioenbedrag in. Hij kan immers minder loopbaanjaren voorleggen. Voor een werknemer die op zijn 23e begon te werken en met 62 stopt, |4|
PENSIOENGIDS na 39 jaar werken, bedraagt de zogenaamde ‘loopbaanbreuk’ 39/45 (in plaats van 42/45 als hij pas met 65 zou stoppen). Hij zal tussen de 6 en de 10% minder pensioen ontvangen. Een zelfstandige die op 60-jarige leeftijd met pensioen gaat, levert in totaal 25% van zijn pensioen in. Voor wie op 62-jarige leeftijd stopt, is dat 1%. Sinds 2009 kunnen zelfstandigen vervroegd met pensioen zonder inlevering als ze 42 loopbaanjaren kunnen bewijzen. Alle loopbaanjaren tellen mee, ook die als werknemer of ambtenaar. Statutaire ambtenaren kunnen hun wettelijk pensioen aanvragen vanaf 60 jaar als ze ten minste 5 dienstjaren hebben na 1976.
Later vertrekken?
Voor ambtenaren is 65 jaar de leeftijd waarop ze niet langer in dienst kunnen blijven en op pensioen gesteld moeten worden. Maar verder is niemand verplicht om met pensioen te gaan, als hij nog werkt. (Wie een sociale uitkering heeft, is wel verplicht op de wettelijke leeftijd pensioen te nemen, aangezien de uitkering dan stopgezet wordt.) Wel is het zo dat het voor werkgevers gemakkelijker is om iemand op te zeggen als die de pensioenleeftijd bereikt. Waardoor ze in de praktijk hun werknemers toch met pensioen kunnen ‘sturen’. Zelfstandigen kunnen doorgaan zolang ze willen.
Hoeveel pensioen zal ik krijgen?
De hamvraag, voor iedereen die nadenkt over zijn toekomstig pensioen, is: hoeveel zal het bedragen? Tal van enquêtes hebben al aangetoond dat de meeste mensen een totaal verkeerde inschatting maken van wat ze later aan pensioen zullen ontvangen. In werkelijkheid blijken de wettelijke pensioenen een heel stuk lager te liggen dan mensen denken.
Welke elementen spelen mee in de berekening van het pensioen?
De lengte van de beroepsloopbaan. Voor een volledig pensioen is (meestal) een loopbaan van 45 jaar nodig. Omdat het tegenwoordig veel voorkomt dat mensen tot na hun 20e studeerden en voor hun 65e al stoppen, komen steeds minder mensen nog aan die volledige loopbaan – en ontvangen ze dus ook geen volledig pensioen. Hier wordt de zogenaamde ‘loopbaanbreuk’ toegepast: voor iemand die bijvoorbeeld 39 loopbaanjaren kan bewijzen, zal het uitgekeerde pensioen 39/45e van een volledig pensioen bedragen. Vandaar het belang om eerder op de 1ste januari met pensioen te gaan dan op 1 december. Zo wint u een jaar. Opgelet! De perioden van werkloosheid, ziekte of invaliditeit, militaire dienst en burgerdienst, loopbaanonderbreking en dergelijke worden ook meegeteld. |5|
PENSIOENGIDS De hoogte van de professionele inkomsten. Hogere inkomsten geven recht op een hoger pensioen. Tenminste, tot aan een bepaald plafond. Zodra dat plafond bereikt is, geeft alles wat iemand daarboven verdient geen recht meer op méér pensioen. De gezinstoestand. Wie gehuwd is, krijgt een hoger pensioen. Het beroep. Mijnwerkers, beroepsjournalisten en de bemanning van schepen en vliegtuigen hebben recht op een hoger pensioen; ze betalen ook een hogere bijdrage.
Wat moeten we ons voorstellen bij een maximumpensioen? Een maximumpensioen is wat iemand krijgt als hij niet alleen een volledige loopbaan kan bewijzen (in principe: 45 kalenderjaren, het jaar van de pensionering niet meegerekend) maar ook elk loopbaanjaar meer verdiende dan de grensbedragen. Laat meteen duidelijk zijn dat zeer weinig mensen aan die dubbele voorwaarde voldoen. Een bediende die voor het maximumpensioen in aanmerking komt, krijgt ongeveer 2.480 euro bruto per maand als hij een gezin onderhoudt. Alleenstaand krijgt hij ongeveer 1.980 euro per maand. Van die bedragen gaan de bedrijfsvoorheffing en sociale lasten af. Voor een alleenstaande zelfstandige die 45 jaar lang steeds de maximale bijdragen betaalde, bedraagt het maximale rustpensioen 1.080 euro bruto per maand. Een gezinshoofd krijgt maximaal 1.350 euro per maand. Vóór de inhoudingen. Bij de ambtenaren geldt het principe van de ‘uitgestelde wedde’: ze krijgen een hoog pensioen om te compenseren voor een wedde die tijdens hun loopbaan relatief laag was in vergelijking met de lonen in de privésector. Hoedanook, sinds de Copernicushervorming zijn er topambtenaren – niet veel – van wie het pensioen oploopt tot 6.040 euro bruto.
Het minimumpensioen is niet echt het minimum.
In theorie bestaan er minimumpensioenen. In het werknemersstelsel bedraagt het 1.306,42 euro per maand voor een gezin en 1.045,43 euro voor een alleenstaande. Bij de zelfstandigen is dat respectievelijk 1.306,42 en 983,79 euro. Bij de ambtenaren 1.546,13 en 1.236,93 euro. Maar laat het begrip ‘minimumpensioen’ u niet misleiden. Ook voor deze minimumpensioenen is een volledige loopbaan vereist – die vrijwel niemand dus kan voorleggen. In de praktijk kan het net zo goed gebeuren dat iemand met een gemengde loopbaan in elk van de drie stelsels onder de voorwaarden blijft om een minimumpensioen te krijgen. De federale ombudsman voor de pensioenen signaleerde onlangs het geval van een dame die 13 jaar als zelfstandige werkte, 10 maanden als werkneemster en 16 jaar als ambtenaar – en op haar 60e na 30 loopbaanjaren amper 670 euro pensioen kreeg. |6|
PENSIOENGIDS Realistisch blijven: de gemiddelde pensioenen
Als vuistregel geldt dat een pensioen in het algemeen ongeveer 60% bedraagt van het laatste nettoloon – of 75% voor een gezin. Gemiddelden kunnen natuurlijk op veel manieren berekend worden. De meeste bronnen komen voor het gemiddelde werknemerspensioen in België uit op een kleine 1.030 euro per maand, of 1.111 euro voor de gemiddelde mannelijke werknemer en 634 euro voor de gemiddelde vrouwelijke werknemer. Zelfstandigen komen met gemiddeld 569 euro per maand nauwelijks aan de helft van wat werknemers krijgen. Het gemiddelde verbergt grote verschillen tussen mannen (800 euro) en vrouwen (300 euro). De gemiddelde ambtenaar heeft dan weer het dubbele van een gemiddelde werknemer, of 2.227 euro per maand.
(Bronnen: Federaal Planbureau en Atlas der Pensioenen 2010) En wat krijg ik?
In de loop van de maand die volgt op uw 55e verjaardag (en zonder dat u dat hoeft aan te vragen) krijgt u van elke pensioendienst die een dossier over u heeft een loopbaanoverzicht en een raming van de pensioenrechten die u hebt opgebouwd en nog kunt opbouwen. Dit is dan het eerste officiële document dat u een idee zal geven van wat u qua pensioen kunt verwachten. Maar het blijft wel een raming. In afwachting van uw 55e verjaardag kunt u zelf de oefening maken op een gemeenschappelijke website van de drie grote pensioeninstellingen. Die site heeft het grote voordeel dat u er ook een gemengde loopbaan kunt invoeren. Hoe preciezer de data en de bedragen die u invoert, hoe beter het resultaat van de berekening uw werkelijke pensioen zal benaderen. Doe de oefening: WWW.KENUWPENSIOEN.BE
Ook op pensioenen worden inhoudingen verricht
Via de pensioendienst houdt de fiscus een bedrijfsvoorheffing en sociale bijdragen af. De inhoudingen gebeuren aan de bron door respectievelijk de Rijksdienst voor Pensioenen (voor de pensioenen van werknemers en zelfstandigen) en de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven – Pensioenen (voor de ambtenarenpensioenen). De inhouding houdt rekening met eventuele andere wettelijke of extralegale pensioenen, en met het aantal personen dat mogelijk (nog) ten laste is. Er wordt ook een bijdrage voor de gezondheidszorg afgehouden. Altijd 3,55% van het maandelijkse brutopensioen, als dat daardoor niet lager wordt dan respectievelijk 1.332,27 euro (alleenstaanden) of 1.578,92 euro (gezinnen). |7|
PENSIOENGIDS Zodra iemand per maand bruto 2.135,98 euro (voor alleenstaanden) of 2.469,46 euro (voor gezinnen) heeft, komt hier een solidariteitsbijdrage bij. De solidariteitsbijdrage loopt nooit op tot meer dan 2% van het brutopensioen – maar houdt wel rekening met eventuele andere pensioenen. Op rustpensioenen van de overheid wordt nog een extra inhouding gedaan: 0,5% ter financiering van… de begrafeniskosten! Daartegenover staat dat als de persoon op wiens pensioen die inhouding werd verricht overlijdt, een vergoeding uitbetaald wordt van 1 maand pensioen bruto.
Met pensioen, en toch bijklussen?
G
epensioneerden mogen in principe nog een beroepsactiviteit uitoefenen, maar als hun inkomsten bepaalde (vrij lage) plafonds overschrijden, wordt hun pensioen meteen een stuk verminderd (voor de periode dat ze die inkomsten hebben). Een absolute voorwaarde is ook dat de beroepsactiviteit tijdig aangegeven wordt. Wie dat niet doet, riskeert een tijdelijke schorsing van zijn pensioen (een maand of, bij herhaling, drie maanden).
Elementen
Welke beroepsinkomsten gepensioneerden mogen hebben, zonder dat ze hun pensioen in gevaar brengen, hangt van diverse elementen af: Gaat het om een rust- of om een overlevingspensioen? (Wie een rustpensioen geniet vóór de wettelijke pensioenleeftijd mag tot aan de wettelijke pensioenleeftijd maar heel beperkt bijverdienen.) Welke activiteit voert de gepensioneerde uit? (Of het pensioen zelf gebaseerd is op een loopbaan als werknemer, zelfstandige of ambtenaar is niet van belang.) Is de werkende gepensioneerde jonger dan de wettelijke pensioenleeftijd of niet? (Zodra de wettelijke pensioenleeftijd bereikt wordt, liggen de toegelaten bedragen aanzienlijk hoger.) Zijn er kinderen ten laste of niet?
Voorbeelden
Bij wijze van voorbeeld citeren we hier de beide uitersten en een realistische, vaak voorkomende situatie. 1. Iemand die de wettelijke pensioenleeftijd nog niet bereikt heeft maar toch een rustpensioen geniet (al of niet gecombineerd met een overlevingspensioen), geen kind ten laste heeft en een zelfstandige activiteit wil uitoefenen, mag met die activiteit op een jaar ten hoogste 5.937,26 euro verdienen (na aftrek van sociale bijdragen en beroepskosten). |8|
PENSIOENGIDS 2. Aan de andere kant mag iemand die de wettelijke pensioenleeftijd bereikt heeft, een kind ten laste heeft en een rust- of overlevingspensioen geniet, met een activiteit als werknemer nog 26.075 euro bruto bijverdienen, zonder in te boeten op zijn pensioen. 3. Een veel voorkomende situatie is een werknemer van wie de werkende echtgenoot overlijdt en daardoor recht krijgt op een overlevingspensioen. Zelf blijven doorwerken kan, maar om het volledige overlevingspensioen te blijven ontvangen, mogen de inkomsten als werknemer vóór de eigen wettelijke pensioenleeftijd de 17.280 euro niet overschrijden (21.600 euro als er een kind ten laste is).
Sancties bij overschrijding
Indien de beroepsinkomsten van de gepensioneerde de toegelaten maxima overschrijden met minder dan 15%, wordt het pensioen met hetzelfde percentage verminderd. Wordt het plafond met meer dan 15% overschreden, dan wordt het pensioen zolang helemaal geschorst. In de praktijk is voorzichtigheid geboden: wie vergeet dat ook de eindejaarspremie zal meetellen, of overschat hoeveel van zijn beroepskosten fiscaal aftrekbaar zijn, kan die fout duur betalen.
Op één been kun je niet staan De vier pijlers van het Belgische pensioensysteem
H
et verhaal van het wettelijk pensioen maakt maar één conclusie mogelijk: voor veel gepensioneerden is rondkomen met het wettelijk pensioen een illusie. In een brede kijk op de financiële toestand van een gepensioneerde worden daarom niet minder dan vier verschillende elementen bekeken. In dat verband spreekt men vaak van ‘de vier pijlers van het pensioen’. De tweede en derde pijler worden samen ook vaak aangeduid als ‘extralegaal pensioen’. 1. De eerste pijler is natuurlijk gewoon het wettelijk pensioen, zoals voorgesteld in de vorige luikjes: het door de wet gegarandeerde basisinkomen dat iemand toekomt op basis van een loopbaan als werknemer, als zelfstandige of als ambtenaar. De pensioenen in de eerste pijler worden gefinancierd met een zogenaamd repartitiestelsel. Dat wil zeggen dat de uitbetaling van de pensioenen gebeurt met wat op hetzelfde ogenblik wordt afgehouden als bijdrage bij de actieve beroepsbevolking: de pensioenbijdragen van de actieven worden onmiddellijk doorgeschoven naar de gepensioneerden.
|9|
PENSIOENGIDS 2. De tweede pijler omvat wat we ook wel ‘aanvullende pensioenen’ noemen. Het gaat om een inkomen waarvoor gespaard werd gedurende de actieve loopbaan. Bij de werknemers gaat het hier om de groepsverzekering: een spaarverzekering waarvoor zowel de werkgever als de werknemer maand na maand een bijdrage storten. Zelfstandigen kunnen voor zichzelf hetzelfde doen bij hun verzekeringsmaatschappij of de sociale kas waarbij ze zijn aangesloten. De financiering van de tweede pijler gebeurt dus niet op basis van repartitie: het aanvullend pensioen wordt betaald uit een collectieve spaarpot die gedurende de loopbaan door de verzekeringsmaatschappij of het pensioenfonds belegd werd. De tweede pijler is niet verplicht: werkgevers beslissen vrij of ze hun werknemers een aanvullend pensioen zullen aanbieden, en zelfstandigen kiezen zelf of ze het nuttig vinden hiervoor extra bijdragen te storten. Het systeem wordt door de overheid wel gereglementeerd en fiscaal ondersteund. 3. De derde pijler is wat mensen met behulp van de fiscus individueel sparen als appeltje voor de dorst. Onder de derde pijler verstaan we het pensioensparen en de levensverzekeringen. Het gaat om individuele contracten waarvoor de overheid een belastingvermindering toestaat. De individuele spaarinspanning krijgt daardoor meteen een aanzienlijk hoger rendement dan wat op dezelfde manier gespaard zou worden in de vierde pijler. 4. De vierde pijler wordt gevormd door alle andere inspanningen die mensen zich getroosten om een appeltje voor de dorst opzij te zetten, zonder dat die daarom door de overheid gestimuleerd worden. Van spaarboekjes en termijnrekeningen via obligaties en aandelen naar beleggingsfondsen... Ook investeringen in vastgoed, zelfs die in de eigen woning, kunnen worden beschouwd als deel van de vierde pijler. Ze dragen immers bij tot het opbouwen van het vermogen dat na de pensionering zal bepalen hoe breed iemand het heeft. Deze gids heeft het verder niet over de vierde pijler, maar we geven u toch één vuistregel mee. Als u denkt dat uw wettelijk pensioen samen met uw aanvullende voorzieningen (groepsverzekering, aanvullend pensioen, pensioensparen) niet voldoende zal zijn om uw behoeften te dekken, weet dan dat u per 500 euro die u daar maandelijks nog bovenop wilt doen ruwweg 100.000 euro extra kapitaal nodig zult hebben.
| 10 |
PENSIOENGIDS De tweede pijler: de groepsverzekering en het aanvullend pensioen De groepsverzekering
De tijd dat een werkgever de groepsverzekering heel selectief kon gebruiken als een extraatje voor kaderleden of management is voorbij. In 2003 heeft de wet op de aanvullende pensioenen ervoor gezorgd dat veel meer werknemers binnen een bedrijf van de groepsverzekering kunnen genieten als het bedrijf zo’n groepsverzekering afsluit. Het stelsel vond sindsdien ook zijn weg in de kmo, zelfs voor arbeiders. Dat betekent nochtans niet dat een groepsverzekering een algemeen recht is. Het blijft de vrije keuze van een werkgever om een groepsverzekering aan te bieden; over de modaliteiten ervan wordt doorgaans collectief overlegd. Groepsverzekeringen zijn bedoeld om de zogenaamde ‘vervangingsratio’ van het pensioen te verbeteren: de verhouding tussen het laatste maandloon en de eerste uitkering van het wettelijk pensioen. Die ratio ligt voor een doorsnee alleenstaande rond de 60% voor bescheiden inkomens (tot 1.500 euro per maand). Voor gemiddelde inkomens (1.500 - 3.000 EUR) bedraagt het 40%. Voor hogere inkomens vanaf 3.000 euro bedraagt die vervangingsratio zelfs slechts 25%. Algemeen wordt aangenomen dat 70% aangewezen is om van een comfortabel pensioeninkomen te spreken. Meteen is duidelijk op welk inkomen de groepsverzekering wil mikken. De fiscale begunstiging van de diverse aanvullende pensioensystemen stelt als voorwaarde dat het totale pensioen niet uitstijgt boven de 80% van het laatste maandloon. Traditioneel werden de groepsverzekeringen zo georganiseerd dat ze op het moment van de pensionering een bepaald inkomen garandeerden. De premie werd in de loop van het contract zo nodig aangepast om het ‘te bereiken doel’ te financieren. De formule bestaat nog steeds, maar omdat bedrijven meer duidelijkheid willen over hun kosten, kiezen ze tegenwoordig meer voor formules met vaste bijdragen. In principe kan de werkgever de hele premie neertellen. In de praktijk worden de meeste plannen voor 3/4 of 2/3 door de werkgever gefinancierd en voor de rest door de werknemer zelf. Nochtans is de werkgever helemaal vrij in de beslissing over het budget dat hij voor de groepsverzekering wil uittrekken. Daardoor komen tal van groepsverzekeringen in de praktijk zelfs niet in de buurt van die 10% verbetering van de brutovervangingsratio. De meest mature groepsverzekeringsplannen zetten tegenwoordig een premie van 5 tot 7% van het loon opzij, of 1.500 tot 2.000 euro per jaar. Als die inspanning 40 jaar volgehouden wordt, krikt ze de vervangingsratio van het pensioen
| 11 |
PENSIOENGIDS op tot 70 of 75%. Maar andere ondernemingen kunnen zich niet méér veroorloven dan een premie van 1 of 1,5% van het loon, waardoor ze de vervangingsratio slechts 2,5 tot 4 procentpunten verbeteren. Als iemand met pensioen gaat, kan hij kiezen hoe de groepsverzekering uitbetaald wordt: hetzij als kapitaal, hetzij als een levenslange lijfrente. Doorgaans kiezen mensen voor de eerste formule. Bij de uitbetaling van het kapitaal worden een solidariteitsbijdrage en een Riziv-bijdrage afgehouden (samen ongeveer 5%). Van het saldo houdt de fiscus dan 10% (plus gemeentebelastingen) in van het deel dat u zelf financierde en 16,5% (plus gemeentebelastingen) van het deel dat de werkgever financierde. Maar die 16,5% wordt verlaagd tot 10% voor wie doorwerkt tot 65 jaar. Verandert u van werk? Dan kunt u het opgebouwde kapitaal rustig laten staan waar het staat – tot u met pensioen gaat. Biedt uw nieuwe werkgever ook een groepsverzekering aan? Dan kunt u er eventueel voor opteren de opgebouwde rechten over te hevelen naar het nieuwe plan. Uw nieuwe werkgever is u daarbij ongetwijfeld behulpzaam. Hoe veilig is uw groepsverzekering eigenlijk? Met andere woorden: wat doet de verzekeraar precies met de premies die uw werkgever en uzelf inbrengen? Over het algemeen worden de premies belegd in tak-21-producten: relatief veilige beleggingsverzekeringen die een gegarandeerd minimumrendement mogelijk maken. De overheid ziet er nauwgezet op toe dat de verzekeringsinstellingen voldoende reserves opbouwen om hun verplichtingen te kunnen nakomen. Informatie over de groepsverzekering is nog een teer punt. Uit enquêtes blijkt dat veel mensen wel weten dat ze een groepsverzekering genieten, maar niet wat die werkelijk voorstelt. Weliswaar verplicht de Wet op de Aanvullende Pensioenen de verzekeraars om de rechthebbenden jaarlijks te informeren over de toestand van hun pensioenplan, maar slechts weinig mensen slagen erin de fiche die ze daarvoor krijgen te ontcijferen. De overheid werkt momenteel aan een geïnformatiseerde gegevensbank waarin de belangrijkste gegevens over groepsverzekeringen op overheidsniveau gecentraliseerd zouden worden. Dat zou ook betere informatie aan de toekomstige gepensioneerden mogelijk moeten maken. WWW.SIGEDIS.BE
| 12 |
PENSIOENGIDS Het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ)
Ook zelfstandigen kunnen hun wettelijk pensioen op een fiscaalvriendelijke manier zelf aanvullen, door naast hun verplichte sociale bijdrage ook een vrijwillige bijdrage te storten aan hun verzekeringsinstelling of hun sociaal verzekeringsfonds. Net als in de groepsverzekeringen voor werknemers worden de inlagen in de VAPZ-plannen door de verzekeraars vrij conservatief belegd: er ligt veel nadruk op zekerheid en minder op rendement. Maar omdat de premies die de zelfstandige betaalt volledig aftrekbaar zijn als beroepskosten, is het uiteindelijke rendement toch heel interessant. De vrijwillige bijdragen worden begrensd tot 8,17% van het inkomen waarop de sociale bijdragen worden berekend met een absoluut maximum dat voor het inkomstenjaar 2011 2.852,89 euro per jaar bedraagt – heel wat meer dan wat in het gewone pensioensparen (derde pijler) gespaard kan worden. Er kan ook enkel gestort worden voor kwartalen waarvoor de sociale bijdrage volledig betaald is. Dit aanvullend pensioen wordt uitgekeerd op het moment dat het wettelijk pensioen ingaat. Het kan de vorm van een kapitaal aannemen (de bijdragen, de gekapitaliseerde interesten en een winstdeelname), maar het kapitaal kan ook omgezet worden in een lijfrente, uit te betalen per kwartaal. Van het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen bestaat sinds 2004 ook een variant, het Sociaal Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen. In die variant wordt een deel van de premie (minstens 10%) overgeheveld naar een solidariteitsfonds, waarmee dan aanvullende waarborgen gefinancierd worden. Dat fonds kan dan bijvoorbeeld de premies doorbetalen als de zelfstandige ziek is of failliet gaat, of in een aantal gevallen in een inkomensvervangende vergoeding voorzien. Het sociaal verzekeringsfonds moet uiteraard uitleggen welke extra waarborgen het vooropstelt en hoe het solidariteitsfonds beheerd wordt. In het Sociaal Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen ligt de grens voor de vrijwillige bijdragen zo’n 15% hoger dan in het gewone VAPZ. De vrijwillige bijdragen worden begrensd tot 9,40% van het inkomen waaarop de sociale bijdragen worden berekend, met een absoluut maximum dat voor inkomstenjaar 2011 3.282,39 euro bedraagt.
| 13 |
PENSIOENGIDS De derde pijler: pensioensparen
Het stelsel van het pensioensparen is de eenvoudigste en meest toegankelijke weg om op eigen initiatief een extraatje opzij te zetten ‘voor later’. Anders dan de systemen van de tweede pijler is er geen arbeidsrelatie nodig, en ligt de beslissing om dit te doen bij niemand anders dan uzelf.
Basisfilosofie
De basisfilosofie van het pensioensparen is eenvoudig. U spaart elk jaar het bedrag dat u kunt missen. In 2011 mag dat bedrag maximaal 880 euro zijn, maar als het u niet uitkomt, mag u ook gewoon een jaartje overslaan. Volgend jaar vult u het gespaarde bedrag in op uw belastingaangifte en de fiscus past er een belastingvermindering op toe.
Fiscaal voordeel
Het fiscale voordeel verbonden aan het pensioensparen neemt de vorm aan van een belastingvermindering. Dit betekent dat u tot 40% van de betaalde premie terugkrijgt van de fiscus, afhankelijk van de hoogte van uw belastbaar inkomen en van uw persoonlijke situatie. Als u bijvoorbeeld het maximum van 880 euro betaalt aan een premie pensioensparen en u woont in een gemeente met 6% gemeentebelasting, dan situeert uw fiscaal voordeel zich tussen 279,84 euro (880 euro x 30% x 1,06) en 373,12 euro (880 euro x 40% x 1,06). De beleggingsopbrengst van uw premie pensioensparen wordt dus flink verhoogd dankzij het fiscale voordeel.
Formules
Om aan pensioensparen te doen, zijn twee verschillende formules mogelijk: het pensioenspaarfonds en de pensioenspaarverzekering. Het pensioenspaarfonds biedt op de lange duur uitzicht op een potentieel hoger rendement. U spaart bij een bank, en die belegt het geld in aandelen en obligaties. Het rendement hangt af van de beurs. U krijgt jaarlijks een update. De pensioenspaarverzekering is het veiligst. U maakt het jaarlijkse spaarbedrag over aan een verzekeringsmaatschappij, en die garandeert u een bepaald minimumrendement. Afhankelijk van de beleggingsresultaten van de maatschappij komt daar nog een winstdeelname bovenop. In principe gaat u in zee met een bank of een verzekeraar en loopt het contract tot u het opzegt. U kunt evenwel op een eenvoudige en fiscaal neutrale manier overstappen naar een ander contract. Voorwaarde is wel dat zo een transfert binnen dezelfde formule blijft: dus van pensioenspaarfonds naar pensioenspaarfonds of van pensioenspaarverzekering naar pensioenspaarverzekering. | 14 |
PENSIOENGIDS Voorwaarden
Wie in de Europese Economische Ruimte (EER) woont en minstens 18 jaar is, kan aan pensioensparen doen en dat tot en met het jaar waarin hij of zij 64 jaar is. Om effectief van de belastingvermindering te kunnen genieten, moeten er uiteraard belastingen verschuldigd zijn in België. De minimale looptijd bedraagt in principe 10 jaar. Gehuwden mogen elk apart aan pensioensparen doen en het gestorte bedrag fiscaal in rekening brengen. U mag slechts één pensioenspaarcontract hebben per instelling. Jaarlijks kunnen slechts betalingen voor één pensioenspaarcontract ingebracht worden in de aangifte. Belastingvermindering voor pensioensparen kan niet gecumuleerd worden met de fiscale voordelen voor werkgeversaandelen.
Omgaan met pensioensparen
Jong beginnen! Zodra een jongere zijn eerste beroepsinkomen incasseert en op die manier voldoende belastbare inkomsten verwerft, heeft hij er belang bij met pensioensparen te beginnen. Desnoods voor slechts een deel van het maximum. Wat vandaag opzijgezet wordt, kan immers dertig of veertig jaar rente opleveren; het gecumuleerde effect daarvan is massief: een maandelijkse spaarinspanning van 50 euro – 30 euro na recuperatie van het fiscale voordeel! – in een product met een gemiddeld rendement van 5% levert na 40 jaar een kapitaal van meer dan 75.000 euro op. In dit verband moet u uw bank beslist eens vragen naar de al even interessante (ook fiscaal ondersteunde) mogelijkheden van langetermijnsparen. Dat is zeker zo als u uw hypothecaire lening terugbetaald is en uw korf voor langetermijnsparen meer ruimte biedt voor pensioeninspanningen. Eén ding is zeker: later beginnen met pensioensparen vereist een veel grotere spaarinspanning om aan het einde van de rit hetzelfde te hebben. Vanaf een zekere leeftijd is het zelfs gewoon niet meer haalbaar.
Een fonds of een pensioenspaarverzekering. Uw keuze voor deze of gene formule wordt vooral bepaald door uw leeftijd en uw beleggersprofiel. Het spreekt vanzelf dat bijvoorbeeld een conservatieve belegger die al dichter bij zijn pensioen staat, kiest voor een pen-sioenspaarverzekering. Meer ondernemende beleggers of jonge pensioenspaarders kiezen dan weer een pensioenspaarfonds aangepast aan hun beleggersprofiel. Om het fiscale voordeel verbonden aan een premie pensioensparen te krijgen, moet u de premie betalen vóór 31 december van het inkomstenjaar. Als u bijvoorbeeld het fiscale voordeel wilt krijgen voor inkomstenjaar 2011, dan moet u de premie betalen vóór 31 december 2011. Voor de rest bepaalt u zelf wanneer u de premie betaalt. Hebt u een pensioenspaarfonds, dan betaalt u best via een | 15 |
PENSIOENGIDS maandelijkse inleg van één twaalfde van het maximum toelaatbare bedrag van 880 euro. U kunt dit in de praktijk eenvoudig oplossen door een doorlopende betalingsopdracht te geven aan uw bank. Op die manier koopt u gemiddeld tegen de beste koers. Doet u aan pensioensparen via een verzekeringsformule, dan betaalt u best zo vroeg mogelijk op het jaar. Op die manier kan uw premie vlugger beginnen renderen.
En aan het einde?
Indien u uw pensioenspaarcontract aangaat vóór uw 55ste verjaardag, houdt de bank of de verzekeraar op uw 60ste verjaardag een ‘anticipatieve heffing’ af voor de fiscus. Voor een pensioenspaarfonds veronderstelt de fiscus dat uw stortingen jaarlijks 4,75% hebben opgeleverd. (Zelfs 6,25% voor de stortingen vóór 1992). Bij pensioenspaarverzekeringen is het belastbaar bedrag gelijk aan de reserve van het contract. De genoten winstdelingen worden evenwel niet belast. De aanslagvoet is mild: 10% (of 16,5% voor de stortingen vóór 1993). Dat de fiscus langskomt, houdt niet in dat u met pensioensparen moet stoppen. U mag jaarlijkse stortingen blijven doen tot in het jaar waarin u 64 wordt. De stortingen die u doet ná het betalen van de ‘anticipatieve heffing’ worden helemaal niet meer belast. Uw premies of stortingen blijven wel van een belastingvermindering genieten in de personenbelasting. Als u slim bent en in het jaar van uw 60e verjaardag pas stort na uw verjaardag, dan geniet u in totaal dus vijf jaar lang van een dubbel fiscaal voordeel. Als het echt moet, kunt u uw kapitaal opvragen vóór uw 60e verjaardag. Maar dat wordt in de meeste gevallen fiscaal afgestraft.
| 16 |
PENSIOENGIDS
Uw pensioen: een zorg door de jaren heen Hoezo nú? Ik ben pas 25?
Sommige mensen kunnen het niet hebben dat jongeren op hun 25e al aan hun pensioen denken. Alsof een beetje sparen het onmogelijk zou maken om nog ergens voluit voor te gaan. Luister niet naar hen, zij dwalen! Want de spaarpot die u bij uw pensionering zult koesteren, bestaat behalve uit wat u hebt opzijgezet uit het rendement van die stortingen. Welnu, hoe meer tijd u uw spaargeld geeft om uit zichzelf meer waard te worden, hoe minder u in de loop van de jaren van uw consumptie moet afknijpen om aan het einde van de rit hetzelfde spaarresultaat te boeken. Vroeg beginnen is dus de boodschap. Twee spaarmethodes liggen voor jongeren voor de hand. Eén is de investering in het eigen huis. Twee is het pensioensparen. Spaar in het begin desnoods slechts een deel van het toegelaten maximum. Maar spaar!
Nú? Ik heb het druk. Ik ben 40!
Net omdat u het druk hebt met van alles en nog wat, is het onwaarschijnlijk dat u niet in staat zou zijn uw fiscale ‘potjes’ – voor langetermijnsparen, hypotheekleningen, levensverzekeringen, schuldsaldoverzekeringen – voor de volle 100% te benutten. Loop gewoon eens binnen bij de bank om te checken of u wel alle voordelen meeneemt waarop u recht hebt. Vast en zeker. Uw 55e verjaardag is wel de deadline voor een aantal interessante mogelijkheden. Om te genieten van fiscaalvriendelijke pensioenspaarverzekeringen of levensverzekeringen moet u een contract van minstens 10 jaar kunnen sluiten. En in het pensioensparen kunt u na uw 65e geen stortingen meer doen. Denkt u dat het daarom de moeite niet meer loont? Wel integendeel. Natuurlijk mag u geen wonderen meer verwachten van een spaarproject dat een relatief korte horizon heeft. Maar de fiscale voordelen blijven heel interessant – met name de stortingen die u na uw 60e nog kunt doen in een pensioenspaarplan. Maar dat moet u dan wel vóór uw 55e opgestart hebben.
Ik ben 65. Is er nog iets aan te doen?
U bent hardleers. Maar als u niet tevreden bent met wat uw pensioen oplevert, kunt u altijd nog wat bijklussen. Deze brochure werd gedrukt op 100% gerecycleerd papier met het Europees Ecolabel (registratienummer Dk/11/1). Ecologisch
| 17 |
IN9568 internet – Design16118 - 07.2011
Ik ben al 50. Is het nog wel op tijd?
Bereken zelf uw persoonlijke inspanning op www.bnpparibasfortis.be/pensioenplan, bel 0800/12345 voor een afspraak of ga langs in uw BNP Paribas Fortis-kantoor.
BNP Paribas Fortis, partner van uw projecten.
V.U. : F. Peene, Fortis Bank n.v., Warandeberg 3, 1000 Brussel, RPR Brussel, BTW BE 0403.199.702.
Start nu uw pensioenplan op maat en leef later voluit