Pensioen- en Uitkeringsraad magazine
AANSPRAAK Juni 2010
Til Gardeniers:
‘de wereld bestaat uit gevers en nemers’
Inhoud
Inhoud
til gardeniers
cees van baardewijk
ralph prins 2 AANSPRAAK - JUNI 2010
Mag ik u even aanspreken?
3
Centrum voor Onderzoek naar de Geschiedenis der Nederlandse Joden
4
Toespraak Minister-President Jan Peter Balkenende bij de Nationale Herdenking op de Dam 4 mei 2010
5
‘In de Hongerwinter werd ik snel volwassen’ Oud-CDA-minister van CRM en later van Volksgezondheid, Til Gardeniers, vertelt over haar leven in de oorlogsjaren.
6
‘Trouw aan Holland tot het bittere einde’ Cees van Baardewijk over het Indisch jongerenverzet en de internering in de Glodokgevangenis 1944-1945.
10
‘Ik ben nog lang niet uitgeraasd over die oorlog’ Beeldend kunstenaar Ralph Prins vertelt zijn oorlogsgeschiedenis en praat over zijn bekendste oorlogsmonument, het Nationaal Monument Westerbork.
14
Ten Toon & Te Doen • Tentoonstelling ‘Oranje bitter, Nederland bevrijd!’ in De Verdieping van Nederland, de expositieruimte van de Koninklijke Bibliotheek (KB) en het Nationaal Archief in Den Haag. • Tentoonstelling in het Haags Historisch Museum; Oorlog en Bevrijding in 3-D. • Expositie in Nationaal Monument Kamp Amersfoort.
18
Zoek?!
20
Vraag en Antwoord
22
Afscheid staatssecretaris Jet Bussemaker
22
Puzzel
23
colofon / Adressen
24
Het ereveld Leuwigajah ligt in Tjimahi, vlakbij Bandoeng. Om er te komen moet je over een zandweg vol hobbels en kuilen, die vol water staan. Het is nog regentijd en een stevige bui heeft zijn sporen nagelaten. Als de auto de parkeerplaats van de begraafplaats opdraait, zie ik in de verte, achter de lokale begraafplaats, de Nederlandse vlag. Daar is het ereveld met ruim 5.000 graven, in onberispelijke staat dankzij de inspanningen van de Oorlogsgravenstichting. Eindeloze rijen witte kruizen, met vaak een naam maar vaak ook alleen maar het opschrift ‘onbekend’, af en toe een Davidster en helemaal achteraan de kindergraven. Mijn ogen dwalen over de begraafplaats en vervolgens langs het overweldigende landschap in de omgeving. De schoonheid van het land omgeeft deze plek, die herinnert aan de ontberingen en gruwelijkheden ten tijde van de Japanse bezetting. De volgende dag bezoeken we het Ursulinenklooster in Bandoeng. De zuster die ons rondleidt door het gebouw dat tegenwoordig dienst doet als school,
Foto: Rogier Fokke
Mag ik u even aanspreken?
vertelt van de regelmatige bezoeken van voormalige geïnterneerden uit de Japanse tijd, toen het klooster een interneringskamp was. Die bezoeken maken vaak veel emoties los, maar hebben juist daardoor soms ook een helende werking. Voor nabestaanden en belangstellenden organiseert de Oorlogsgravenstichting reizen naar Indonesië met bezoeken aan de erevelden. Dat zullen voor de betrokken familieleden vaak moeilijke reizen zijn. Maar wie ooit op Leuwigajah heeft gestaan begrijpt het belang om de geschiedenis in meerdere opzichten een plaats te geven.
Ronald Leopold Algemeen secretaris / directeur
Pensioen- en Uitkeringsraad Magazine 3
Foto: Eva Ben-David
Foto: Lea Menashe
Centrum voor Onderzoek naar de Geschiedenis der Nederlandse Joden Het centrum voor Onderzoek naar de Geschiedenis der Nederlandse Joden houdt zich bezig met de geschiedenis, de cultuur en de tradities van de Nederlandse Joden. Dit omvat ondermeer de Sefardische en de Asjkenazische Joden, hun sociale en culturele geschiedenis, hun literatuur, hun denkwereld en kunst, zowel in Nederland als daarbuiten, vanaf de eerste meldingen van Joodse bewoners in de Lage Landen tot heden. Het centrum stimuleert en initieert wetenschappelijk onderzoek naar de Nederlands-Joodse geschiedenis. Hiertoe wordt iedere drie jaar een symposium georganiseerd, afwisselend in Israël en Nederland. Tevens worden onderzoeksprojecten uitgevoerd die betrekking kunnen hebben op velerlei onderwerpen, zoals de geschiedenis van de Portugese Joden in de 17de en 18de eeuw, mondelinge geschiedenis, chazanoet (liturgische gezangen), vertaling van boeken en documenten naar het Ivriet etc. Het centrum is in 1968 opgericht op initiatief van wijlen dr. Jozeph Michman, en werd in 1972 een onderdeel van de Hebreeuwse Universiteit (HU). Het centrum voor Onderzoek naar de Geschiedenis der Nederlandse Joden wordt bestuurd door een Academische Raad, allen wetenschappers van de HU, die het centrum adviseert en toezicht houdt op de onderzoeksprojecten. De activiteiten van het centrum worden beheerd en gefinancierd door de stichting voor Onderzoek naar de Geschiedenis van de Nederlandse Joden. 4 AANSPRAAK - JUNI 2010
Bibliotheek In december 2008 is de bibliotheekruimte geheel gemoderniseerd. De collectie boeken en archieven is veruit de grootste Nederlandstalige collectie in Israël op het gebied van het Nederlandse Jodendom. Allen die zich interesseren voor de geschiedenis van de Joden in Nederland zullen hier van alles van hun gading kunnen vinden. Naast de 3.500 boeken is er een grote collectie archiefmateriaal: tijdschriften, brieven, verslagen, jaargangen van verenigingen, cd’s en videobanden, etc. Ook kunt u hier enkele prachtige uitgaven vinden uit zeventiende-eeuwse Amsterdams Joodse drukkerijen. Veel uniek materiaal is in de loop der jaren aan de stichting geschonken door Nederlandse particulieren. U bent hartelijk uitgenodigd om eens te komen kijken. Het centrum is geopend van 9.00 uur tot 13.00 uur op iedere werkdag. Neem s.v.p. eerst contact met ons op!
Center for Research on Dutch Jewry, Rabin World Center of Jewish Studies, The Hebrew University of Jerusalem, Mount Scopus, Jerusalem 91905, Israël, tel: 00972-2-5880242 (kantoor) of 00972-2-5881417 (bibliotheek), e-mail:
[email protected] en van bibliothecaresse Dina Goldschmidt, dina.goldschmidt@ gmail.com, website: http://dutchjewry.huji.ac.il
Eldad Kisch
Toespraak minister-president
jan peter balkenende Enkele maanden geleden overleed Miep Gies, de moedige helpster van Anne Frank en de andere bewoners van het Achterhuis. Miep Gies stond pal voor haar medemensen toen dat het hardst nodig was. Uit volle overtuiging en met gevaar voor eigen leven. Omdat zij het onacceptabel vond dat Joodse medeburgers werden uitgesloten, vervolgd en vermoord om wie zij waren. Zelf schreef zij daar later over: ‘Ik ben geen held. (…) Mijn verhaal is het verhaal van heel gewone mensen in een buitengewoon verschrikkelijke tijd. Een tijd zoals er, naar ik van ganser harte hoop, nooit meer zal komen. Het is aan alle gewone mensen in de hele wereld om dat te voorkomen.’
Foto: Nationaal Comité 4 en 5 mei/ Joël van Houdt
Die gewone mensen – dat zijn wij. Wij houden de herinnering aan alle Nederlandse slachtoffers levend. Aan de weerloze burgers die omkwamen door vervolging, gebrek en geweld. Aan de moedige mannen en vrouwen die hun leven gaven in het verzet.
En aan alle militairen die het hoogste offer brachten, toen en later. Op 4 mei herdenken wij hen. En dat zullen we blijven doen. In stilte. Met diep respect. Zij leven voor altijd voort in ons hart. Het is nu 65 jaar geleden dat er een einde kwam aan de ergste verschrikking die Nederland ooit heeft gekend. Sindsdien zijn we vrij. En we staan hier in het besef dat het aan ons is die vrijheid te blijven koesteren en verdedigen. Dat we zelf pas echt vrij zijn als ook anderen in vrijheid kunnen leven. In Nederland. En overal waar mensen zuchten onder geweld en onvrijheid. Zoals Miep Gies handelde en haar Joodse medeburgers hielp toen dat van haar gevraagd werd. ‘Ik ben maar een gewoon mens’, schreef zij in haar herinneringen. En: ‘Ik ben alleen bereid geweest om te doen wat er van me werd gevraagd en wat destijds nodig leek.’ Dat is ook onze opdracht. Een verplichting die we hebben aan de mensen die we vandaag herdenken. Niet wegkijken bij onrecht en onderdrukking. Maar kiezen voor vrijheid en verantwoordelijkheid. Iedere dag opnieuw.
Nationale Herdenking op de Dam 4 mei 2010 Pensioen- en Uitkeringsraad Magazine 5
Oud-CDA-minister van CRM en later van Volksgezondheid, Til Gardeniers, vertelt over haar leven in de oorlogsjaren. ‘De Hongerwinter heeft mijn leven veranderd. Sindsdien zie ik de verhoudingen tussen mensen die geven of nemen scherper’, aldus Til Gardeniers. In de oorlog bracht zij als 15-jarig kind verzetsberichten voor haar vader en voor haar latere zwager rond. Samen met haar zus hielp ze een gewonde Engelse piloot naar het zuiden. In deze editie van Aanspraak vertelt zij over haar oorlogservaringen en de invloed ervan op haar leven. Waaraan merkte u dat de oorlog naderde? Til Gardeniers: ‘Als jongste van een gezin van vijf kinderen ben ik op 18 februari 1925 in Rotterdam geboren. Mijn vader was hoofdonderwijzer op een Rooms Katholieke Lagere School voor jongens. Hij waarschuwde ons al in 1933 voor Hitler: “Van een dictator kan nooit iets goeds komen. Als Hitler Frankrijk aanvalt, dan valt hij ook Nederland aan om naar Engeland door te stoten. Die Maginot-linie houdt hem niet tegen.” Hij was een vrijdenker en een vakbondsman. Mijn moeder was vaak ziek vanwege hartproblemen en reuma. Tot grote zorg van mijn ouders was ik ook vaak ziek. In 1937 kwam Duitse familie van mijn moeder bij ons logeren. Een neefje vertelde dat het zijn grootste eer was om voor de Führer te sterven. Waarop mijn vader zei: “Zo wordt hier niet gesproken. Ik sta erop dat jullie vertrekken!” Onder huilend protest van mijn moeder bracht mijn vader hen naar het station. Dit maakte diepe indruk op mij.’
‘Na de oorlog kreeg ik deze aquarel van de ruïne van de Laurenskerk van een bevriende Engelse militair. Een mooie herinnering aan het bevrijdingsfeest dat op het plein voor de kerk werd gehouden.’ 6 AANSPRAAK - JUNI 2010
Waar bevond u zich toen de oorlog begon? ‘Op 10 mei 1940 werd ik ’s ochtends wakker van de ronkende vliegtuigmotoren boven de stad. Mijn vader stormde de slaapkamer binnen en riep: “Het is oorlog, het zijn Duitse vliegtuigen! Luister naar de radio!” Jarenlang had ik wroeging over mijn eerste gedachte: ‘Nu hoef ik gelukkig mijn wiskunde proefwerk niet te maken!’ Binnen tien minuten stonden mijn vader en ik op het dak te kijken naar de Duitse bommenwerpers tegen een strakblauwe hemel.’
‘In de Hongerwinter werd ik snel volwassen’ Hoe ervoer u het bombardement op Rotterdam? ‘Toen het bombardement begon op 14 mei was ik in de stad om boodschappen te doen. Op de terugweg begonnen de sirenes te loeien. Duitse bommenwerpers dropten bommen in golven boven de stad. Op straat schreeuwden schuilende mensen mij toe: “Meisje, ga naar binnen!” Ik belde zo maar ergens aan en mocht er schuilen. Na het eindsignaal holde ik naar huis. Mijn ongeruste ouders waren blij me te zien. Met mijn vader liep ik naar de brug over de Schie en daar keken we twee uur naar de dikke grauwe rookwolken. Een mensenstroom uit de binnenstad kwam er aan. Mijn moeder maakte pannen erwtensoep die we uitdeelden aan de getroffenen. Later liep ik de stad in; je kon niet ‘vatten’ wat je zag. Een vrouw rende compleet in de war over straat met een lege vogelkooi in haar hand. De vrijwillige brandweer bevrijdde dag en nacht mensen uit het puin. Zodra er een bom op je huis valt, ben je alles kwijt. Daarom hecht ik weinig waarde aan bezit. Als ik over het bombardement praat, ruik ik die rook- en brandlucht weer.’ Hoe raakte u betrokken bij verzetsactiviteiten? ‘Daar rolde ik vanzelf in door de sterke band met mijn vader. Als enige van het gezin wist ik van mijn vaders activiteiten, omdat ik op zijn kamer mocht lezen. Hij ontfermde zich over mij vanwege mijn zwakke gezondheid. Op een dag droeg mijn vader als stil verzet een stukje rood en blauw op zijn revers naar school. Hij werd opgepakt, maar in de cel kreeg hij last van zijn hart. Hij werd direct naar het ziekenhuis gebracht, waar hij door Duitse soldaten werd bewaakt. Zijn zesde klas stond al voor de gevangenis en later voor het ziekenhuis te zingen. Dat maakte toen kennelijk nog indruk. Men liet hem vrij als hij niet meer zou provoceren. Met enkele vrienden was hij al begonnen met oproepen tot stil verzet. Hij ging nu niet meer naar vergaderingen, maar bleef schrijven. Rolschaatsend bracht ik zijn berichten en verzetskrantjes rond. Omdat ik zo klein was, viel ik
niet op. Ook voor de verzetsgroep van de vriend van mijn oudste zus was ik sinds juni 1940 koerier. Nadat de Geuzen waren gepakt in het najaar van 1940, werden verzetsgroepen uiterst voorzichtig. Zijn groep bracht later geallieerde piloten naar het zuiden. Mijn oudste zus hielp hem hierbij. Eén keer mocht ik mee ter ondersteuning, omdat de piloot gewond was aan zijn been.’ Wat zijn uw heftigste herinneringen? ‘Mijn moeder overleed in 1941 aan een hartkwaal. Bij de begrafenis huilde ik aan één stuk door. Mijn broer vroeg mij op te houden, omdat mijn vader daardoor niet kon stoppen. Sindsdien kan ik niet meer huilen en keert mijn maag om bij verdriet. In de zomer van 1942 logeerde ik bij een schoolvriendin in Bloemendaal en kreeg tyfus. Direct bezetten de Duitsers het huis. Er werd een wacht voor de deur geplaatst en een legerarts onderzocht mij. Nadat ik een week ‘buiten westen’ had gelegen voelde deze arts vrijwel geen hartslag meer en vertrok hij, mét de wacht voor de deur. Gelukkig hoorde de moeder van mijn vriendin me een paar uur later van boven roepen: “Ik heb geen koorts meer.” Twee maanden later was ik genezen. Medio 1943 werd ik opgepakt door een politieagent, omdat hij dacht dat ik Joods was en ik niet de verplichte ‘J’ in mijn persoonsbewijs had staan. Hij zette mij een nacht en een morgen in een cel. Het feit dat er geen klink aan de deur zat, heb ik nooit kunnen vergeten. Mijn grootste zorg was dat mijn vader niet wist waar ik bleef. ’s Morgens werd hij op school gebeld en mocht me ophalen. De agent zei bij mijn vertrek: “Je bent ook niet bang uitgevallen!” Ik antwoordde: “Nee, maar ik vraag me wel af wat u met me gedaan zou hebben als ik toch Joods was geweest.” Daarop bleef hij stil. Hoe bent u de Hongerwinter doorgekomen? ‘In de oorlogsjaren kregen we bonnen van familie uit Limburg. Na Dolle Dinsdag was het Zuiden afgesneden en dit merkten wij direct in onze eethoePensioen- en Uitkeringsraad Magazine 7
‘De wereld bestaat uit gevers en nemers’ fietstassen te checken. Enorm geschrokken liepen we door. Eenmaal thuis kreeg mijn vader tranen in zijn ogen toen hij de appels zag.’
veelheden. Begin januari 1945 aten we op een dag maar vijf gortkorrels per persoon. Mijn vader en mijn tweede moeder hielden vol aan vier korrels genoeg te hebben. Op straat zag ik hoe een moeder een korst brood uit de hand van haar kind graaide. Ik zag heel scherp dat de wereld bestaat uit gevers en nemers. Alleen fietste ik op hongertochten langs boerderijen op zoek naar voedsel voor ons gezin. En met mij vele anderen. In de vrieskou lagen mensen tegen de dijk aan te slapen. Er waren stervenden tussen, waarbij ik soms de ogen sloot. In de Hongerwinter werd ik snel volwassen. Samen met een oudere zus maakte ik in januari 1945 een hongertocht. We kwamen uit in Haaften in de Betuwe. We ruilden alles wat we bij ons hadden. Zo volgeladen was fietsen naar huis onmogelijk zodat we twee dagen moesten lopen. Onderweg ontmoetten we een huilend leeftijdsgenootje, die bang was omdat het ná spertijd was. Samen trokken we verder.
Wat merkte u van verzetsactiviteiten om u heen? ‘Onze buurman werd gezocht na een verzetsactie. Mijn vader zei tegen mijn oudste zus en mij dat deze buurman in de kelder kon onderduiken. Ik bracht daar zijn eten. Wij besloten er verder met niemand over te spreken. Die avond deed de SS een inval. Twee soldaten met geweren met bajonetten prikten door alle kastruimten. Mijn oudere zus begon te huilen toen ze de dekens van haar aftrokken. Mijn vader, mijn oudste zus en ik keken elkaar geen moment aan tijdens de huiszoeking. Niets mocht de onderduiker verraden. Vloekend verlieten de SS-ers ons huis. “Voor je eigen veiligheid ga je nu naar een ander adres, want ze komen zeker terug!”, zei mijn vader.
Opeens hoorden we twee Duitse militairen aankomen. Wij bleven alle drie tegen de dijk aanliggen, maar ze ontdekten ons meteen. Het was al spertijd en we vervoerden ook nog verboden levensmiddelen als olie en melk. Eén aangeschoten soldaat richtte de loop van zijn geweer op ons en riep: “Sie werden erschossen!” Mijn zus en onze beschermelinge begonnen te huilen, maar ik kon immers niet huilen en keek hem strak aan. De klik van de trekker horend dacht ik: ‘Nu ga ik dood’ Net op tijd sloeg zijn collega het afgaande geweer in de lucht. Hij zei: “Ach Heinrich, es sind nur Mädel!” Tot onze opluchting liepen ze verder zonder onze
De vriend van mijn oudste zus is in het voorjaar van 1944 opgepakt door de SS in zijn ouderlijk huis. Hij bleek verraden door een Duitse spion in zijn verzetsgroep tijdens het zogenoemde Englandspiel. Toen mijn zus en ik de SS voor zijn huis zagen staan, hebben we nog een aantal mensen kunnen waarschuwen. Op sommige adressen stond de SS en dan fietsten we door. Maar bij enkelen waren we op tijd, onder andere bij pater van Apeldoorn. Mijn zus belde aan bij de pastorie en zei: “Zeg tegen pater van Apeldoorn dat de SS eraan komt!” Zo konden er nog enkelen op tijd onderduiken. Mijn zus kreeg
8 AANSPRAAK - JUNI 2010
een brief van de SS dat haar vriend, in Utrecht berecht, ter dood was veroordeeld. Later ontvingen wij een briefje waarin stond: ‘Ik zit in een trein, die naar Duitsland rijdt. Ik leef nog.’ In de Hongerwinter piekerden mijn zus en ik over onze vriendjes omdat we lange tijd niets hoorden. Na Dolle Dinsdag was er geen contact meer mogelijk met het Zuiden. Mijn vriend Mat was ondergedoken in Zuid-Nederland, omdat hij niet in Duitsland wilde gaan werken. Om hoop te krijgen gingen we naar een waarzegger. Die vertelde dat de vriend van mijn zus niet dood was. Mijn vriend zou over een breed water zijn gegaan. Achteraf bleek alles te kloppen: Mat had zich gemeld bij de Royal Air Force en was staartschutter geworden. Slechts 3% van deze ‘rear gunners’ heeft de oorlog overleefd, dus ik had geluk dat hij het overleefde. Bij de vriend van mijn zus bleken tijdens verhoren nagels uitgetrokken te zijn. Met geen woord sprak hij hier ooit over.’ Kunt u vertellen hoe u de bevrijding hebt ervaren? ‘Depressief van de honger dacht ik vlak voor de bevrijding dat ik nooit meer zou kunnen lachen. Op 5 mei 1945 vroeg mijn vader of ik poolshoogte wilde nemen. We hoorden Engelse radiomuziek en zagen in de verte mensen dansen bij de Bergse plas. Een buurman waarschuwde: “Ga niet naar de stad, want de SS is nog bij de Veerhaven aan het vechten!” Op 5 mei was in Wageningen wel de capitulatie getekend, maar op sommige plaatsen bleef de SS doorvechten. Pas op 8 mei is in Duitsland de onvoorwaardelijke internationale overgave getekend en durfde iedereen naar de Coolsingel te gaan waar eindeloze rijen Canadese voertuigen juichend zijn binnengehaald. Tot mijn verbazing kon ik nog lachen, sterker nog, ik juichte mee!’ Hebben de oorlogservaringen uw leven veranderd? ‘Omdat ik een aantal keer bijna dood was geweest, nam ik mij voor mijn tijd en mogelijkheden goed te gebruiken. Ik realiseerde me dat je meer tijd moet vrijmaken voor een ander. Tijdens de oorlog had ik HBS-B en een secretaressediploma gehaald, maar als je de Hongerwinter hebt meegemaakt, dan kun je álles. Mijn hele leven ben ik in de pen geklommen voor anderen en ontdekte al doende vaak de juiste weg om dingen te bewerkstelligen. Zo verzeilde ik via allerlei vrijwilligers- en bestuurswerk in de politiek, eerst voor de KVP, en later werd dat CDA. In mei 1971 werd ik Tweede
aquarel van De ruïne van de laurenskerk
Kamerlid; van 1977 tot 1982 minister van CRM en later Volksgezondheid in de kabinetten Van Agt. Van 1983 tot 1995 was ik lid van de Raad van State, waarbij ik alle opgedane ervaring kon gebruiken.’ Wat hebt u als kamerlid en minister gedaan voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen? ‘In 1971 kreeg ik als kamerlid de portefeuille ‘verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen’ en was lid van de kamercommissie van Justitie. De toenmalige minister van justitie Van Agt kwam in 1972 met het voorstel tot vrijlating van de Drie van Breda. Hartverscheurende hoorzittingen volgden; de einduitslag is bekend: ze werden niet teruggestuurd. Toch maakte deze emotionele discussie meteen duidelijk dat de beloofde ereschuld in de jaren na de Tweede Wereldoorlog in feite nog moest worden ingevuld. Er was alleen een Verzetspensioenwet geregeld, maar hele groepen getroffenen bleken over het hoofd gezien. Bij de discussies over het ontstaan van de Wuv, de Wiv en de Wubo was ik als kamerlid sterk betrokken. Als minister vond ik het een eer om het Hollandse Paviljoen te openen in Auschwitz. Overlevenden kwamen bij die gelegenheid voor het eerst terug in het kamp dat hen niet klein had gekregen. Ook daar bleek onvergetelijk helder hoezeer Koningin Wilhelmina’s woorden: “Wij hebben een Ereschuld naar hen”, van toepassing zijn tot de laatste getroffene.’ Interview en foto’s: Ellen Lock Pensioen- en Uitkeringsraad Magazine 9
Foto: Ellen Lock
In 1944 dwongen de Japanners Indische jongemannen een pro-Nippon verklaring te tekenen uit angst dat zij naar de Amerikaanse bevrijders zouden overlopen. Ruim 480 Indische jongeren verzetten zich hiertegen. Voor hun trouw aan Holland werden zij zwaar gestraft met een Japanse internering in de Glodokgevangenis. Cees van Baardewijk was een van deze dappere Indische jongemannen die zelfs onder wrede Japanse lijfstraffen bleef weigeren om zijn Hollandse achtergrond te verloochenen.
Trouw aan Holland tot het bittere einde Cees van Baardewijk over het Indisch jongerenverzet en de internering in de Glodokgevangenis 1944-1945 10 AANSPRAAK - JUNI 2010
Indischman ‘Weet u wat een Indischman is? Iemand met een inlandse moeder en een Hollandse vader, zoals ik.’, vertelt Cees van Baardewijk. ‘Op 13 oktober 1927 ben ik in Soerabaja geboren, al snel verhuisden mijn ouders naar Batavia waar ik ben opgegroeid. Mijn vader kwam uit Gorinchem. Mijn grootvader was een arme schoenlapper. In 1920 zond hij zijn drie zonen naar Nederlands-Indië zodat hij 400 gulden handgeld per zoon kreeg. Zo begon mijn vader als loopjongen bij een grote handelsmaatschappij, de Geo Wehry. Later werd hij vertegenwoordiger in Junghansklokken in de hele Indische Archipel. Op Borneo ontmoette mijn vader in Bandjermasin mijn moeder. Haar vader was naast dorpshoofd ook hoofdcommissaris en schooldirecteur. Mijn moeder beheerste vele talen en werd privésecretaresse bij de Banka-Billiton Maatschappij, een grote tinmaatschappij. Mijn vader had het ambitieuze plan om binnen een paar jaar met zijn gezin naar Zwitserland te emigreren. Hij was een dominante man en duldde geen tegenspraak. Hij gaf altijd af op de inlanders, terwijl hij nota bene zelf met een inlandse was getrouwd. Vaak zei hij tegen mij: “Cees, jij bereikt hier niets als Indo-Europeaan! We gaan naar Zwitserland, want daar kun jij arts worden!” Hij had een punt, je kon destijds als Indo-Europeaan moeilijk een topbaan krijgen en Nederlandse ambtenaren in dezelfde functie verdienden altijd meer. Als kind tussen twee culturen ervoer ik dagelijks het onderscheid dat in die koloniale samenleving werd gemaakt. Ik was te donker om Hollands en te licht om inlands te zijn.’ Bezet ‘Via de radio vernam ik van de Japanse aanval op Pearl Harbour op 7 december 1941. Pas toen begin maart 1942 de havens van Batavia werden gebombardeerd, kregen wij het idee dat de oorlog dichtbij kwam. Mijn vrienden en ik vonden het geweldig om die bommenwerpers in actie te zien. Mijn moeder en
mijn zus kropen in de schuilkelder die we verplicht in de tuin hadden moeten aanleggen. Japanners met hun merkwaardige tropenpakken met flaphoeden marcheerden door de straten. Het verbaasde ons zeer dat deze kleine Japanners de machtige Hollandse heersers zo snel hadden verslagen. Mijn vader was als vertegenwoordiger altijd op reis. Hij heeft gelukkig niet in het jappenkamp gezeten, want hij stierf ruim een half jaar voor de Japanse bezetting op 11 juni 1941 aan een galoperatie. Mijn moeder werd als inlandse uiteraard niet geïnterneerd. Mijn zus en ik werden ook met rust gelaten. Wel vreesden wij dat mijn zestienjarige zus meegenomen zou worden. Japanse soldaten doorzochten meer dan eens ons huis. Mijn moeder zei: “Dit gaat fout!” en besloot om naar een betere buurt, Menteng, te verhuizen, waar bijna geen soldaten waren ingekwartierd.
Mijn zus Nettie en ik in Holland, tijdens groot verlof van mijn vader in 1934.
betrapt had het ons allemaal de kop kunnen kosten. Het was streng verboden om een radio in huis te hebben. In die bezettingstijd begon ik met een handeltje in kasten waarin ik een grammofoon met versterker monteerde. Deze muziekkasten vonden gretig aftrek bij de Japanners.’
Mijn Hollandse vader trouwde mijn inlandse moeder in 1925.
Met een aantal Indische vrienden verhuisde ik de meubels van Hollandse gezinnen met grote handkarren naar de kampen. Per gezin waren we een dag bezig om hun kasten te verhuizen naar het Tjidengof Kramatkamp. Als dank voor deze hulp kregen we vaak allerlei cadeaus, zoals een vliegenierspet of bijvoorbeeld een zilveren kandelaar en die ruilden we voor voedingsmiddelen. Om rond te komen handelde mijn moeder in kruiden. Wij woonden in een groot huis met veel opslagruimte. Van allerlei bevriende Hollanders kregen we meubels in bewaring die waren volgestopt met dierbare spullen. Dat was natuurlijk ten strengste verboden. Mijn moeder deed eens zo’n ladekast open en haalde daar tot haar grote schrik een radio uit. Als een Japanner ons hiermee had
Registratie ‘De Japanse bezetter vreesde dat als de Amerikanen op korte termijn zouden landen, de jonge Indo-Europeanen de Amerikanen zouden begeleiden om hun militaire doelen te bereiken. Deze groep Indo-Europeanen, die altijd buiten de kampen was gebleven, vormde een steeds groter militair risico voor de Japanners. Ze zouden immers solidair zijn met de Hollanders en dus ook met de geallieerden. Daarom verplichtten de Japanners alle Indo-Europeanen op een registratiekantoor in Batavia een verklaring te tekenen om zich pro-Nippon op te stellen en dus anti-Hollands. We werden bijeengeroepen in een registratiekantoor in de wijk Rijswijk, waar we werden toegesproken door Indischman Van den Eeckhout. Het registratiekantoor heette Oeroesan Peranakan, ‘registratie gemengd bloed’ in het Maleis. Van den Eeckhout zei: “Werk met de Jap mee. De Nederlander kijkt toch op jullie bruine huid neer. De Japanner is jullie bevrijder.” Opeens sprong één van ons, Erick Soute, op een tafel van bamboe. Hij schreeuwde ons toe: “Jongens, we hebben dan wel Indisch bloed, maar ook Hollands bloed. Verloochen je Hollandse bloed nooit! Leve de Koningin!” De pro-Nippon-jongens mochten na het tekenen van de verklaring meteen naar buiten. Wij anti-Nipponstemmers moesten achterblijven om onze persoonlijke gegevens in te vullen.’ Pensioen- en Uitkeringsraad Magazine 11
Eenzame opsluiting ‘Die dag mochten we weer naar huis gaan, maar we hadden wel het vermoeden dat onze anti-Nipponverklaring ons niet in dank werd afgenomen. Op 24 september 1944 om 6 uur ’s ochtends werd ik van mijn bed gelicht door de Japanse militaire politie, de Kempetai. Ze hadden bij een huiszoeking pamfletten die ik rondstrooide onder mijn bed gevonden, maar dat vertelden ze mij op dat moment niet. Ik wist absoluut niet waarom ze mij gevangen namen. Ze wilden waarschijnlijk een voorbeeld stellen. Ik werd meegevoerd naar Sectie 6 in Kramat. Sectie 6 was een groot patriciërshuis waaronder zich cellen bevonden. Daar werd ik de eerste vier weken gevangen gehouden met 10 jonge anti-stemmers in één cel. Mijn moeder had bij de Javaanse gevangeniscommandant Soeria voor elkaar gekregen dat ze ons eten mocht brengen. Mijn moeders Javaanse taal maakte kennelijk indruk op hem. Met drie man tegelijk werden we naar een bak water gebracht om ons te wassen. Door de celmuren kon ik met andere gevangenen spreken. Na een maand kreeg ik eenzame opsluiting. Er was geen daglicht en het dak van de kleine cel liep schuin. Ik sliep op de grond, zonder matras. Mijn etensbord gebruikte ik als hoofdkussen. Je wordt suf van het donker, alle dagen lijken hetzelfde en je weet niets meer. In deze periode vermagerde ik sterk.’ Verhoor ‘Na drie maanden werd ik overgebracht naar de Politieke Inlichtingendienst (PID) aan het Koningsplein. Twee Kempetai verhoorden mij en gooiden de pamfletten van onder mijn bed op tafel. Met één harde klap in mijn gezicht werd ik bewusteloos tegen de grond geslagen. De hele dag door werd ik ondervraagd en in mijn gezicht en op mijn rug geslagen. Om 16.00 uur werd ik suf geslagen naar Sectie 6 teruggebracht. We moesten toezien hoe anderen de zogenoemde ‘waterproef’ ondergingen, waarbij zij vastgebonden op een bed volgegoten werden met water. Vervolgens werden zij op de grond gegooid en sprong een Japanner op hun buik. Deze gruwelijke wreedheden overleefde vrijwel niemand. Anderen moesten lang met een stok in hun knieholte op de grond gehurkt zitten, zodat hun knieschijven eruit sprongen. Hun geschreeuw ging door merg en been. Dit was allemaal pure intimidatie om ons verzet te breken.’ De Glodokgevangenis ‘Op 25 januari 1945 werden alle Indische jongens uit Sectie 6 in een vrachtwagen naar de Glodokgevangenis gebracht in de benedenstad van Batavia. Het was 12 AANSPRAAK - JUNI 2010
een oude afgekeurde gevangenis, die de Japanners in gebruik namen. Bij het betreden van het kamp had ik het geluk dat ik een door mijn moeder gemaakte pyjama met een lange broek droeg, waardoor men niet goed zag dat ik sterk vermagerd was. Daarom dachten de Japanners dat ik nog sterk genoeg was om eten te dragen en werd ik als stoker in de corveeploeg geplaatst. Iedere dag moest ik houten blokken met een bijl in vieren splitsen. De hele dag moest ik op een beperkt terrein bij de keuken blijven. Eénmaal per dag moest ik samen met een andere jongen een loodzware ton van 50 kilo met eten van de keuken naar het plein dragen. Ik heb er nog littekens van op mijn schouder en rug. Je mocht niemand spreken, dat kon ook niet want je was voortdurend omgeven door vier bewakers. We sliepen met 8 man in een kleine cel met de corveeploeg, het keukenpersoneel en de stokers. In alle cellen krioelde het van de wandluizen, die voortdurend over je heen kropen. Niemand kon ontsnappen, omdat we als grote Indischmannen teveel opvielen tussen de kleine Javanen. Onderduiken was er niet bij, want een Javaan gaf je ook meteen aan. Het ergste was dat er binnen drie weken al een dode onder ons viel. Hij had te weinig gegeten. Ik kende hem goed. Snel daarna viel er nog een dode. Ze hadden zoveel heimwee dat ze niet meer aten. Hun lijken werden op een kar buiten de poort gezet. Het was afschuwelijk om je medegevangenen te zien verhongeren. In die zeven gruwelijke maanden in de Glodokgevangenis raakten we 70 man kwijt. Alle gevangenen waren sterk vermagerd, iedereen stond op instorten. Alleen op 29 april, de verjaardag van de Japanse keizer, kregen we een uitgebreid feestmaal met gebraden vlees en gebakken garnalen, waardoor sommige jongens zich overaten en stierven aan een maagscheuring.’ Bevrijd ‘Toen we Amerikaanse gevechtsvliegtuigen over de Glodokgevangenis zagen vliegen kregen we hoop. Het Japanse afweergeschut haalde die vliegtuigen niet. De bewakers deelden onze vreugde niet en schopten ons woedend naar onze cellen. Van de enige vriendelijke bewaker in de gevangenis hoorden we dat het einde van de oorlog naderde. Hij vertelde ons dat de atoombom was gevallen en dat Japan zich zou gaan overgeven. Achteraf bleek de atoombom onze redding. Nog maar tien jaar geleden zijn er Japanse documenten gevonden en wees Amerikaans onderzoek uit dat de Japanners werkelijk van plan waren om ons te executeren. Op 27 augustus 1945 opende de ‘goede’ bewaker de poorten en waren we
vrij. We werden eerst naar het Halimoenkamp gebracht. In een open bestelwagen wachtte mijn moeder op mij. Zij reed mij met negen jongens naar onze buurt. Het was onveilig op straat omdat inlandse vrijheidsstrijders de Nederlanders uit Nederlands-Indië wilden verdrijven. Twee jongens die we net hadden thuisgebracht in een volksbuurt, werden in hun huis opgewacht en zijn door veertig inlandse jongens aan stukken gesneden. We hoorden dit vreselijke nieuws van onze bedienden. Mijn moeder vond het voor mij in ons huis te onveilig en stuurde me met een vriend naar het vliegveld. “Jij blijft voorlopig buiten de stad, want dat gaat hier helemaal fout aflopen!”, waarschuwde zij. We meldden ons aan als vliegveldbewakers en verbleven ‘s nachts in tenten aan de rand van het vliegveld. Tot ik in december 1945 alleen met de boot naar Holland ging, bleef ik bij de vliegveldbewaking. Mijn moeder en mijn zuster werden met rust gelaten.’
Met ons gezin voor onze Cheverolet, ik zit gehurkt.
Hollandse betutteling ‘In Holland kwam ik bij een tante in huis om mijn HBS af te maken. Op de eerste dag zei ze: “We gaan nu een echte Hollandse jongen van jou maken!” Dit schoot mij in het verkeerde keelgat. Het verbaasde mij dat mijn familie zo weinig over Nederlands-Indië wist. Ze dachten dat de huizen op palen stonden. Mijn familie en mijn vrienden op school begrepen mijn Indische cultuur niet. Soms trok ik mij huilend op mijn kamer terug. Er was zo weinig bekend over Nederlands-Indië en over wat wij net hadden meegemaakt. Bovendien kreeg ik verkering met een katholiek meisje en dat was volgens mijn streng gereformeerde tante helemaal uit den boze. Ik trok
een denkbeeldig harnas aan en wapende mij tegen de Hollandse betutteling en tegen de discriminerende opmerkingen. Ik ben nog een aantal keren met mijn Hollandse vrouw teruggeweest naar Indonesië en in de bergdorpjes herken ik de sfeer van vroeger nog. Ik zie de adat, het gewoonterecht en de omgangsvormen, dan weer terug en voel me senang! Ik spreek de taal en voel me als het ware even terug in de tijd. Alleen in die bergen valt het harnas van me af.’ Wet Indisch Verzet ‘In 1984 heeft Erick Soute zoveel mogelijk Indische jongemannen van de Glodokgevangenis aangeschreven en de eerste reünie georganiseerd in Amersfoort. Het weerzien was fantastisch. We zijn Holland trouw gebleven tot het bittere einde. Ongeveer zeventig jongens hebben die keuze met hun dood moeten bekopen en die herdenken we bij onze jaarlijkse reünie in Bronbeek. De vriendschappen met die Indische verzetsstrijders betekenen veel voor mij en gaven mij al die jaren hoop om door te gaan! Niemand van ons had destijds een andere keuze kunnen maken. Je was half-Hollands en half-inlands en je wilde geen van beide verloochenen. Als ik de Japanse vlag zie, krijg ik nog steeds koude rillingen. ‘Die vlag haat ik vanuit de grond van mijn hart!’ De Nederlandse overheid heeft ons lange tijd niet erkend als verzetsstrijders. In 1983 kregen wij van het ministerie een brief dat de Verzetsherdenkings-kruizen op waren en niet meer bijgemaakt zouden worden voor ons. We hebben zelf een Glodok-Herdenkingskruis laten vervaardigen. Veel Glodokjongens zeiden: “Soedah” wat betekent ‘Laat maar!’ Ik kon dat niet. Ik heb Prins Bernhard namens onze groep een brief geschreven met het verzoek om erkenning. Hij was een man naar mijn hart en de prins schreef ons een keurige brief terug. Het was te zot voor woorden dat we niet werden erkend. Met twee andere Glodokjongens streed ik voor erkenning bij de Buitengewone Pensioenraad, de Centrale Raad van Beroep en de Nationale ombudsman. Je moest oorlogsgerelateerde lichamelijke of geestelijke klachten hebben om in aanmerking te komen voor een Indisch Verzetspensioen, waardoor slechts weinig Glodokjongens er recht op hadden. Die Jappen hebben mijn rug kapotgeslagen. Uiteindelijk zijn we na onze jarenlange strijd erkend door de Wet Indisch Verzet, omdat we ons in de Tweede Wereldoorlog gedurende langere tijd bleven verzetten tegen de Japanse bezetter en trouw gebleven zijn aan Holland.” Interview: Ellen Lock Pensioen- en Uitkeringsraad Magazine 13
Beeldend kunstenaar
Foto: Ellen Lock
‘Ik ben nog lang niet uitgeraasd over die oorlog’ Ralph Prins vertelt zijn oorlogs-
geschiedenis en praat over zijn bekendste oorlogsmonument, het Nationaal Monument Westerbork. Kunstenaar ‘Op 3 mei 1926 ben ik geboren in een Joodse familie in Amsterdam. Ik bleef enig kind en mijn ouders zijn gescheiden toen ik anderhalf jaar was. Zij bleven goed met elkaar omgaan. Mijn vader nam mij iedere woensdag mee naar musea en speelde veel intelligentiespelletjes met mij. Als ik zijn vragen foutloos beantwoordde, mocht ik zeggen wat we die dag gingen doen. Het liefst ging ik met hem naar Artis. Mijn moeder was directrice in een tehuis voor moeilijk opvoedbare Joodse meisjes in Santpoort. Ze behandelde de meisjes met respect en als vriendinnen. Het bijzondere van het tehuis was, dat het geen gesloten instelling was; je kon er vrij in en uit gaan. Haar visie op deze zorg baarde opzien in binnen- en buitenland. Als kind verbleef ik vaak bij mijn moeder in Santpoort. Mijn oma woonde bij ons in huis en zorgde voor ons. Op jonge leeftijd wilde ik kinderpsychiater worden, maar al gauw werd ik vanwege mijn creativiteit door anderen opgemerkt als kunstenaar in spé. Toen de Tweede Wereldoorlog begon, was ik veertien en woonde in bij het bevriende gezin van Joseph Gompers, een schrijver en dichter, omdat dit voor mij dichter bij school was. Zijn zoon Philip zat een paar 14 AANSPRAAK - JUNI 2010
klassen hoger dan ik op het Amsterdamse Barlaeus Gymnasium. Mijn vriend en pleegbroer Philip is later in Mauthausen vermoord en ik moet nog vaak aan deze talentvolle jongen denken.’ Een zondagskind ‘De oprichting van het Joods Lyceum in 1941 was een direct gevolg van de Duitse bezettingspolitiek. Joodse leerlingen van openbare middelbare scholen in Amsterdam, waar de meeste Joodse kinderen op zaten, werden van hun scholen verwijderd en mochten nog slechts onderwijs volgen aan het Joods Lyceum. Daar raakte ik bevriend met Juultje Ketellapper en we waren onafscheidelijk. Zo ging ik met Juultje mee naar het verjaardagsfeestje van Anne Frank. Het was puur platonisch met Juultje. In het Anne Frankmuseum ligt Juultje’s poëziealbum, waar Anne ook in heeft geschreven: ‘Vergeet mij niet’. Met pijn in mijn hart heb ik later een gedenkteken voor de slachtoffers van die school gemaakt. In 1943 liepen onze klassen leeg vanwege de vele razzia’s op Joden in Amsterdam. Joden werden op lijsten geplaatst en opgeroepen voor zogenoemde
werkkampen in Duitsland. Iedereen probeerde zijn eigen hachje te redden. Mijn vader schudde me wakker toen hij vertelde wat er gebeurde met Joden in Duitsland. Ik dacht: ‘Hoe kan ik mijn overlevingskansen vergroten? Misschien zou ik als huisschilder een kans hebben om te overleven, want in Duitsland hadden ze vast schilders nodig voor al die barakken.’ Met een mapje tekeningen onder mijn arm ging ik naar de afspraak op de Joodse Ambachtsschool om toegelaten te worden tot de opleiding ‘Huisschilder’. Ze vonden mij zo goed dat ik meteen het eerste jaar mocht overslaan. Mijn moeder was verbaasd en riep uit dat ik altijd al een zondagskind was geweest. Voor het eerst van mijn leven kreeg ik een kwast in mijn hand en er was een magische klik. Mijn tekenlerares wilde niet geloven dat ik nooit eerder letters had getekend. Ik was 17 toen ik daar was aangenomen en met rode oortjes mijn eerste naaktmodel moest tekenen.’ De Barneveldgroep ‘In december 1942 kwam mijn moeder vanwege de bijzondere zorgmethode die zij hanteerde in haar tehuis met haar gezin in aanmerking voor het zogenoemde Plan Frederiks. Karel Johannes Frederiks, de Nederlandse secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken, was in 1941 benaderd door vijf bevriende Joden die bang waren voor de antisemitische politiek van Hitler. Frederiks probeerde Joden, die een specifieke maatschappelijke waarde hadden, zo lang mogelijk uit de kampen te houden. Zijn plan om deze mensen eerst in drie huizen in Gelderland te interneren werd tijdelijk goedgekeurd door de Duitse bezetter. Vanwege haar functie werden mijn moeder, mijn oma en ik geplaatst in de zogenoemde Barneveldgroep. Op 31 maart 1943 werden wij geïnterneerd in het huis ‘De Biezen’ in Barneveld. Het was weliswaar een vrijwillige internering, maar de keuze was óf gevangen in dit huis óf deportatie naar Westerbork. We mochten het huis niet uit zonder ster en we mochten niet van het terrein af. We zaten hier met meerdere families gevangen. Voor ons was dit een bijzondere
tijd, want mijn moeder ontmoette er haar nieuwe vriend die vanaf dat moment bij ons bleef. Met toestemming van de commandant mocht ik er mijn studie vervolgen. Dagelijks kreeg ik privéles van een inspirerende docent, Hans van der Waal. In die tijd, toen de academische wereld er nog geen oog voor had, erkende hij fotografie al als kunstvorm. We spraken niet over de oorlog en niet over de trein naar Auschwitz. We probeerden allemaal door te leven alsof de oorlog er niet was en alsof er geen dreiging van deportatie was, maar je voelde iedere dag de spanning. Je leerde leven met de dag, je moest wel.’ Kamp Westerbork ‘Lange tijd dachten we dat we hier veilig zouden zijn voor deportatie, maar nadat Frederiks was gestorven werden wij op 29 september 1943 met de Barneveldgroep toch naar Westerbork gedeporteerd. Met zware koffers moesten we vanaf het station naar het kamp lopen. In Westerbork ontmoette ik de destijds bekende Nederlandse beeldend kunstenaar Jobs Wertheim. Als achttienjarige jongeman was ik diep onder de indruk van zijn uitstraling en capaciteiten. Hij introduceerde me in zijn kennissenkring. Uit deze bijzondere ontmoetingen putte ik hoop om alle narigheid en vernedering te verdringen. Het gehuil van kinderen bij het wegrijden van de treinen sneed door ieders ziel. Vanwege de bescherming die de Barneveldgroep in eerste instantie had gekregen, hadden we ook in Westerbork meer bewegingsvrijheid dan de andere gevangenen. Van die bewegingsvrijheid maakte ik gebruik door ordonnans te zijn, ik bracht stiekem in mijn laarzen briefjes over en weer voor mensen uit de strafbarak naar mensen die in het kamp gevangen zaten. Wanneer er nieuwe transporten kwamen had ik het er druk mee, want iedereen kende wel iemand in de strafbarakken. De mensen die op transport gingen vonden het prettig om hun naam op hun koffers en rugzakken te hebben, dus heb ik veel namen op koffers geschilderd en daar mensen een plezier mee gedaan. Op foto’s van stapels koffers in de media herken ik soms mijn handschrift.’
‘We spraken niet over de oorlog en niet over de trein naar Auschwitz’
Pensioen- en Uitkeringsraad Magazine 15
Foto: Ellen Lock
Onvermoede energiebronnen ‘Op 4 september 1944 werden we in een veewagen naar Theresienstadt gedeporteerd. De kleinste dingen raakten me het meest. Ik zag bijvoorbeeld hoe een deftige oudere dame in onze wagon niet op de ton haar behoefte wilde doen met iedereen eromheen. Die blik van vernedering op haar gezicht kwam hard bij mij binnen. Je zag dat die mevrouw kapot ging door het onterende. Het was erg dat iemand die zo perfect en ladylike was opgevoed, dit moest ondergaan. Alles wat gebeurde was zo niet te bevatten. In de volgepakte veewagon kon ik nog door een kleine spleet naar buiten kijken. Theresienstadt was één groot nepkamp, het was het modelkamp van Hitler om in een propagandafilm aan het Rode Kruis te laten zien dat alle kampbewoners goed werden behandeld. Deze propagandafilm heette: ‘Hitler schenkt den Juden eine Stadt’. Ik heb er met een borsteltje de straten moeten poetsen onder bevel van de kampcommandant. O wee, als er nog een kruimeltje lag. Allemaal kafkaëske onderdelen. De Deense regering eiste in 1943 dat het Rode Kruis er toegang kreeg tot de Deense gevangenen. Mijn pleegbroer Philip heeft nog een kaart naar Holland gestuurd vanuit dit kamp, waarop een stempel stond met de tekst: ‘Auf dem Flug erschossen’, dat wil zeggen op de vlucht neergeschoten, de Nazi’s deden net alsof je daar kon ontsnappen! Er was geen enkele mogelijkheid om te ontsnappen uit dit zwaar bewaakte concentratiekamp. Als gezin bleven we dicht bij elkaar. Ieder gezin had zijn eigen weg naar rauwe aardappels, hout voor het kacheltje en naar andere middelen om 16 AANSPRAAK - JUNI 2010
te overleven. Het was in die barakken bitter koud. Er was weinig eten dus iedereen vermagerde sterk en had weinig weerstand. Mensen met een warm hart waren belangrijk in deze situatie. Er zaten kunstenaars, wetenschappers en musici uit alle landen. Velen werden na enige maanden toch op transport gesteld naar het vernietigingskamp Auschwitz. Theresienstadt was geen vernietigingskamp, maar velen stierven van honger, kou en besmettelijke ziekten. Ik probeerde mij in al die ellende te focussen op de positieve dingen van mensen. Je kunt een heleboel kracht putten uit onvermoede energiebronnen. Voor mij was het belangrijk dat ik iedere dag met mijn familie kon praten. Ik kreeg een warm gevoel als ik mijn oma in die barakken aan tafel wat brood zag eten en dan toch een stukje papier neerlegde als placemat. Ik vond het bijzonder dat zij zo verfijnd bleef in die duisternis. De Nazi’s konden bepaalde gewoontes niet afpakken.’ De vrijheid proeven ‘Op een dag ging het gerucht dat je je in een rij kon opstellen omdat kampcommandant Rahm verzoeken om naar Zwitserland te gaan wilde afwegen. We wisten toen nog niet dat vanuit Zwitserland getracht werd om Joodse gevangenen uit Theresienstadt vrij te krijgen in ruil voor goederen, geld of krijgsgevangenen en dat Himmler aan het eind van de oorlog bereid was om een klein aantal gevangenen te ruilen. De enige voorwaarde voor vertrek was dat je de kampcommandant duidelijk moest uitleggen waarom uitgerekend jij zou mogen gaan. In het kamp vertrouwden veel mensen dit niet. Ik vond dit idee zo onvoorstelbaar dat ik in de rij ben gaan staan om te zien wat er zou gebeuren. Medegevangenen vreesden dat het ook wel weer een lijst voor iets heel anders kon zijn. Opeens stond ik voor de kampcommandant die naar mijn reden vroeg. Ik vroeg: “Ik wil eerst uw toestemming om met u te praten alsof er geen oorlog is.” Hij stemde hierin toe. Wijzend op mijn hart antwoordde ik: “Ik weet hier van binnen dat ik ben geboren voor de beeldende kunst. De beste school op dit gebied is de Kunstgewerbeschule in Zürich en daar had ik op gezeten als er geen oorlog was.” Hij begon hard te lachen en zei: “Ik weet zeker dat er niemand zo’n goede reden heeft als jij! Je gaat maar mee naar Zürich en je familie mag ook mee.” Ook andere mensen uit de Barneveldgroep zijn op die manier via het Rode Kruis in Zwitserland geruild. Aan de keuze van die commandant heb ik mijn leven te danken. Met bewaking werden we op 5 februari 1945 uit het
atelier van mij, daar zal ik voor zorgen.” Mijn moeder had gelijk gekregen, ik ontmoette in mijn leven altijd de juiste mensen op de juiste tijd. Wotruba regelde via de Nederlandse ambassade in Bern dat ik na de bevrijding op de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag een vrij rooster mocht volgen. Ook toen het vrede was, kreeg ik een atelier van hem met alles wat ik nodig had om van te leven. Hij bracht mij in contact met Vroom en Dreesmann, waar ik etalages en pakpapier voor mocht ontwerpen. Ik werd geheel vrijgelaten. Voor Amnesty International mocht ik affiches maken met typografische kunst: ‘Schrijf ons brieven, al komen ze niet aan, op een dag zullen wij ze lezen.’’ Nationaal Monument Kamp Westerbork ‘Alleen bij het maken van de herdenkingstekens was er altijd veel bemoeienis van anderen. Ik begrijp natuurlijk wel dat het gevoelige materie is. Het was voor mij moeilijk om bij mijn eigen gedachten te blijven en me niet te laten beïnvloeden. Het Nationaal Monument Westerbork was een opdracht die ik van mijn vriend Otto Treumann overnam, omdat hij ziek was. Het werd in 1970 door Koningin Juliana onthuld. Ik wilde juist geen mensen of dieren in dit monument opnemen, want vrome Joden hebben daar moeite mee. Ik heb dit monument precies
Foto: Herinneringscentrum Kamp Westerbork
kamp op de trein naar Zwitserland gezet. Onze sterren mochten van onze jassen af, onderweg kregen we voor ons doen veel eten en drinken mee, zodat we er wat beter uitzagen wanneer we in Zwitserland aankwamen. Er werd aan de vrouwen zelfs make-up uitgedeeld. Bij de Zwitserse grens stond op 7 februari 1945 de internationale pers ons op het station op te wachten. We kregen schalen met taartjes aangereikt. Met de eerste hap van een tompoes proefde ik de vrijheid! Tegen het einde van de oorlog kwamen steeds meer gevangenen via de dodenmarsen samen in Theresienstadt. Met het oog op de naderende Russische troepen probeerden de SS-ers zoveel mogelijk gevangenen naar de dieper in Duitsland gelegen kampen te brengen. Door de samenvoeging van een groot aantal gevangenen in steeds minder kampen stortten de voorzieningen vrijwel volledig in. Al snel was er een grote uitbraak van tyfus waaraan veel gevangenen overleden. Het kamp werd pas op 8 mei 1945 door de Russen bevrijd. Als je dit alles hebt overleefd, dan blijven de oorlogen van nu een enorme impact op je hebben. Die oorlog houdt niet op in je hoofd. Zodra het gaat over mensen die gevangen zitten, raakt mij dat meteen. De onrust van: ‘Ik moet iets voor die mensen doen, want als wij niet waren geholpen…’, gaat nooit meer weg.’
Vrijgelaten ‘Al gauw raakte mijn leven in een stroomversnelling. Ik moest een test doen voor de school waar ik zo graag naar toe wilde in Zürich. Via een internationale kunstonderwijs inspectie maakte ik op die school kennis met de Oostenrijkse beeldhouwer Fritz Wotruba. Hij zag mij bezig en vroeg: “Heb je wel een atelier?” “Nee, ik heb niet zoveel nodig”, antwoordde ik hem. Hij zei toen: “Je krijgt zo gauw mogelijk een
‘Schrijf ons brieven, al komen ze niet aan, op een dag zullen wij ze lezen.’
kunnen maken zoals het zich het in mijn gedachten aandiende. De zwaar gehavende rails van het monument strekken zich als wanhopige armen uit naar de hemel. Voor mij is kunst maken zeer zeker therapie. Ik kan er gelukkig veel in kwijt en nog steeds, want wat dat betreft ben ik nog lang niet uitgeraasd over die oorlog.’ Interview: Ellen Lock Pensioen- en Uitkeringsraad Magazine 17
Ten toon & te Doen Oranje bitter, Nederland bevrijd! Tentoonstelling en publicatie over vreugde, verdriet en verwarring na de bevrijding
Foto: Fotocollectie Elsevier
28 april t/m 4 juli De Verdieping van Nederland presenteert de tentoonstelling ‘Oranje bitter, Nederland bevrijd!’, in de gezamenlijke expositieruimte van de Koninklijke Bibliotheek (KB) en het Nationaal Archief in Den Haag. Filmbeelden, foto’s en diverse documenten geven de bezoeker een contrasterend beeld van deze in het nationaal geheugen zo feestelijke bevrijding.
Velen komen in interneringskampen terecht waar de bewaking regelmatig eigen rechter speelt. Aan de hand van uiteenlopende thema’s - Vrijheid, Foute keus, Verwoest land, Naar huis, Machtsstrijd en Soldatenvolk - biedt de tentoonstelling inzicht in deze schemerperiode. In de periode net na de bevrijding zijn er veel affiches, rijmprenten en briefkaarten gedrukt, eveneens te zien in de tentoonstelling.
Iedereen kent wel de beelden van de zwaaiende menigte langs de straten. Naast al deze blije gevoelens spelen ook verdriet, verwarring en angst voor afrekening met het verleden een grote rol. Alle Nederlanders die tijdens de oorlog aan de kant van de bezetter staan, worden berecht door speciaal ingestelde tribunalen en bijzondere gerechtshoven.
Publicatie: Ter gelegenheid van de tentoonstelling is een gelijknamige publicatie verschenen met een bijzondere formule. Unieke historische filmbeelden – te zien op de bijgaande DVD – vormen het vertrekpunt in ieder hoofdstuk van het boek. Plunderende bevrijders in de Betuwe, wraakacties in Groningen, de intocht van de Canadezen in Amsterdam (in kleur!) en nog veel meer. Zo is de bevrijding van Nederland op de voet te volgen, van september 1944 tot augustus 1945, van Zuid-Limburg tot Sumatra. ‘Oranje bitter, Nederland bevrijd!’ is te koop bij de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief, in de boekhandel en op alle bekende boekensites. ISBN 978 90 400 7698 5, prijs € 14,95. Meer informatie: zie website: www.deverdiepingvannederland.nl/oranjebitter. Of lees en schrijf zelf verhalen over de bevrijding op website: www.hetverhalenarchief.nl/bevrijding Locatie: De expositieruimte ‘De Verdieping van Nederland’ bevindt zich tussen de Koninklijke Bibliotheek en het Nationaal Archief, vlak naast Den Haag CS en is zeven dagen per week gratis toegankelijk.
Oorlog en Bevrijding in 3-D
Nederland viert dit jaar 65 jaar bevrijding. Om die reden organiseert Het Haags Historisch Museum van 5 mei t/m 26 september 2010 de tentoonstelling Oorlog en Bevrijding in 3-D. Foto’s van Den Haag van Wim Berssenbrugge. De foto’s van Berssenbrugge (1918-2007) zorgen voor een extra dimensie en geven een nieuwe kijk op de Tweede Wereldoorlog in de Hofstad: in kleur én stereo. Na 65 jaar maken ze de toeschouwer bijna ooggetuige van de oorlogsjaren en de bevrijding. De foto’s werden recent ontdekt en zijn nooit eerder getoond.
Nederlands grondgebied zijn nooit andere foto’s gemaakt. Toch zijn meer dan duizend exemplaren vanuit dichtbevolkt Haags gebied richting Londen afgevuurd. De catastrofale gevolgen van het door verkeerde coördinaten aangestuurde bombardement zijn bekend: een deel van Bezuidenhout werd op 3 maart 1945 weggevaagd, ruim 500 Hagenaars vonden de dood, circa 30.000 raakten dakloos. Als verzetsfotograaf hield Berssenbrugge zich met zijn verzetsgroep voornamelijk bezig met spionagewerkzaamheden. Zo speelde hij informatie door over de lanceerplaatsen van de V-2 raketten aan de autoriteiten in Londen. De tentoonstelling besteedt aandacht aan deze verzetsactiviteiten. Ook andere, vaak bekende, plekken in Den Haag, werden door Berssenbrugge in kleur vastgelegd: de euforie van de binnentocht van de geallieerden, de voedseldroppings en de verbranding van een complete inventaris van een Haags NSB kantoor. Gelijktijdig verschijnt de publicatie van fotograaf én ontdekker van de foto’s Johan Degewij over Wim Berssenbrugge.
Spectaculair en uniek is de foto van een lancering van een V-2 raket nabij het Vredespaleis in Den Haag. Van de lancering van dit gevreesde Duitse wapen vanaf
Haags Historisch Museum, Korte Vijverberg 7, Den Haag, tel: +31(0)70 364 69 40, website: www.haagshistorischmuseum.nl
Foto’s van Den Haag van verzetsfotograaf Wim Berssenbrugge 5 mei t/m 26 september 2010
Expositie ‘Groeten uit Amersfoort’ tot 15 juli 2010
Foto: Kees Aben
De expositie ‘Groeten uit Amersfoort’ in het bezoekersgebouw van Kamp Amersfoort is een beeldende weerspiegeling van de ingrijpende belevenissen van een kind in oorlogstijd. Het gaat om de ervaringen van de kunstenaar Kees Aben, die van zijn 4e tot en met zijn 6e jaar traumatische ervaringen opdeed in Amersfoort. Door middel van beeldende werken probeert Kees Aben deze ervaringen, waaronder ziekte met blijvend letsel, te verwerken. De objecten zijn gemaakt van historisch materiaal, dat de kunstenaar sinds de Tweede Wereldoorlog heeft bewaard. Hier en daar gebruikte hij toevoegingen uit deze tijd om een en ander te kunnen relativeren. Dat resulteerde in verrassende objecten, zoals intrigerende kijkdoosjes, oud speelgoed, naar eigen beleving heringedeelde landkaarten, ingelijste pamfletten en archivalia. Gedenkplaats Kamp Amersfoort, Loes van Overeemlaan 19, 3832 RZ Leusden, tel: 033-4613129, www.kampamersfoort.nl Pensioen- en Uitkeringsraad Magazine 19
Foto’s: Wim Berssenbrugge / Haags Historisch Museum
Haags Historisch Museum
Soerabaja en overleden 29 mei 1984 te Enschede). Wie heeft Frans en zijn ouders gekend? Alle informatie is welkom: Frank van Oortmerssen, Kapelstraat 6, 5591 HE Heeze, tel: 0653 247 990, e-mail:
[email protected]
De redactie stelt cliënten in de gelegenheid een korte advertentie (maximaal 100 woorden) te plaatsen. Hieraan zijn geen kosten verbonden. Ontvangen oproepen kunnen meestal niet direct worden geplaatst, omdat er veel verzoeken binnenkomen. De redactie neemt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van de oproepen. Alle oproepen zijn te zien op de website van de Raad (www.pur.nl). Herdenkingsreünie Stichting Japanse Vrouwenkampen op woensdag 25 augustus 2010 op het landgoed Bronbeek in Arnhem. Heeft u geen uitnodiging ontvangen, dan kunt u zich aanmelden voor 10 augustus 2010: St. Japanse Vrouwenkampen, Hoflaan 95, 3062 JD Rotterdam, tel: 038 333 16 50, e-mail:
[email protected], voor meer informatie: www.vrouwenkampen.nl Voor een (digitaal) vervolg op mijn boek ‘De koningin van Plan-Zuid. Geschiedenissen uit de Beethovenstraat’ (1998) ben ik op zoek naar de vroegere bewoner van Beethovenstraat 114-II, Ruth Katz. Weet u of zij nog in leven is en hoe ik met haar in contact kan komen? Zij is de dochter van Wilhelm Katz en Ida Hess, haar broer heette Paul, alle drie omgekomen in de kampen. Er bestaat een JOKOS-dossier over de familie (Nr. 1888). Reacties svp naar: Frank van Kolfschooten, Beethovenstraat 114-II, 1077 JP Amsterdam, tel: 0206735274, e-mail:
[email protected] In 1970 ontdekte ik op de begraafplaats Menteng Pulo te Jakarta de urn van Frans van Oortmerssen. Hij is geboren op 22 september 1921 te Bandjermasin en als KNIL Mlt.Sld Tkl.Inf., stamboom 78221, deel uitmakend van I Inf. Dep. Bandung, op 26 april 1943 te Niihama, Japan in krijgsgevangenkamp overleden. Op een Japanse registratiekaart staat dat hij diende onder kapitein Tielenius Kruithof. Zijn vader heette Roelof van Oortmerssen verbleef in de oorlog in Tambaksari, Soerabaja. Zijn moeder was Georgina, Evelina, Wilhelmina Knollaert (geboren 6 mei 1902 te 20 AANSPRAAK - JUNI 2010
Ivm de plaatsing van een herinneringsplaquette zijn wij op zoek naar naaste familieleden van Catharina (Kittie) Helmina Koperberg, geboren 27 maart 1892 te Weltevreden (Nederlands Indië), overleden Sobibor 14 mei 1943 en van haar broer Henri (Hans) Koperberg, geboren 15 maart 1890 te Muntok (Nederlands-Indië), overleden 21 september 1964 in Rotterdam, beiden kinderen van Marcus Koperberg (1858-1938), mijnbouwkundig ingenieur op Sumatra, en van Sara Catz (1864-1908). Reacties graag naar: dhr. H. Fontijn, Arnhemse Bovenweg 33/407, 3708 AA Zeist, tel: 030-6952755, e-mail:
[email protected] Mijn moeder was Ietje Perwata, geboren in Garut, Ned.Indië en overleden in Arnhem. Zij verbleef in haar jeugd regelmatig bij de familie Sittrop. Wie kan mij hierover meer vertellen? Zij had een zuster, Itje/Tjetje, voor mij tante Yta. Zij is in 1908 geboren in Garut. Gehuwd met dhr. Van Rooijen. Zij kregen een zoon en een dochter. Itje/Tjetje is in 1964 overleden en begraven in Indonesië, Garut. Zijn er familieleden van de familie Van RooijenPerwata? Mijn moeder’s broer heette Enking. Het laatste contact was in 1940 in Gang Kampung Pulo, Meester Cornelis. Wie heeft informatie over mijn familie? Reacties graag naar: F.H.A. Legand, Willem Pijperstraat 19, 6815 AV Arnhem, tel: 06-53333406, e-mail:
[email protected] Voor een cliënte zoek ik getuigen of getuigenissen van mogelijke dwangarbeid in een matrassenfabriek in Negerilama of Paso(e) tijdens de Japanse bezetting op Ambon. Reacties graag naar: Rijpkema Van der Veen Advocaten, t.a.v. mr. L. Rijpkema, Postbus 1586, 9701 BN Groningen, tel: 050-3185286, e-mail: l.rijpkema@ rvdv-advocaten.nl Op zoek naar nabestaanden van de heer en mevrouw Gelkopf (hij was kleermaker met een winkel in Nijkerk). Tijdens de oorlog zijn zij samen met hun kinderen Ronnie en Esther ondergedoken bij de heer en mevrouw J.E. Rozendal op F110 in Nijkerkerveen. Ook zijn we op zoek naar (de nabestaanden van) Maurits (Mau), een orthodox-
Joodse heer, die op bovenstaand adres geruime tijd op zolder was ondergedoken. Hij kwam waarschijnlijk met de familie Goldschmidt mee uit Arnhem in 1943. Mau is naar horen zeggen na de oorlog naar Israël geëmigreerd. Reacties graag naar: mw. A. Marcus, De Zon 25, 1188 GE Amstelveen, tel: 020-3411741, e-mail:
[email protected] Wie heeft mijn vader, Jan Frits Rusch nog gekend? Hij is geboren op 8-6-1902 in Pelantoengan (midden Java). Hij is met mijn moeder Ina Doorman getrouwd te Pematang Siantar op Sumatra in 1939. Voor zover ik weet was hij planter op een plantage aldaar. Voor die tijd was hij stuurman bij de koopvaardij (K.P.M.). Zijn vader (mijn grootvader) was een belanda en zijn moeder een Javaanse vrouw. Hij is geïnterneerd geweest in Tjimahi (bij Bandung). Op 18-12-1944 is hij daar overleden. Hij ligt begraven op het Kerkhof Leuwigajah te Tjimahi. Wilt u alstublieft reageren als u iets weet? Reacties graag naar: Ineke Rusch; De Bazelstraat 23; 9731 MV Groningen, tel: 050-5422476, e-mail: i_rusch@ hotmail.com Ivm een aanvraag voor erkenning voor de familie Mulder als ‘The Righteous Among the Nations’ ben ik op zoek naar personen, die mij inlichtingen kunnen verschaffen over Tiny Mulder en de Mulder familie uit Friesland. Tiny Mulder was verzetsvrouw in de Knokploeg Friesland. Ik ben op zoek naar onderduikers die door Tiny naar veilige adressen werden gebracht. Maar ook neergeschoten piloten, die door haar werden opgevangen, verborgen en werden begeleid op de ‘escape line’, dan wel mede verzetsstrijders die haar hebben gekend of hebben samengewerkt. Reacties graag naar: L. Weijl, A.M. Levin str. 3-14, Mazkeret Batya, Israël, tel: 00972 (0) 54 576 4945, e-mail:
[email protected] Onlangs kregen we enkele papieren die iemand gevonden had over een Joodse onderduiker in de Tweede Wereldoorlog met de vraag of we informatie konden vinden over ‘Karl Gunther Hanf’ (geb. 20-01-1918 te Gladbach-Duitsland). De namen van de ouders van Karl Gunther (ook Karl Israël genoemd) zijn Alfred Hanf en Marta Grunfeld. Karl Gunther heeft volgens zijn papieren als kind polio gehad en dientengevolge beperkingen in het gebruik van zijn arm. Karl Gunther is vlak voor de oorlog w.s. in Nederland gekomen en woonde in Bilthoven. We zijn benieuwd of we familie van hem kunnen vinden om zijn eigendom aan hen terug te geven en om zijn
verhaal te horen. Reacties graag naar: dhr. R.W. de Graaff, Merellaan 8, 3728 EE Maartensdijk, tel: 0346214433, e-mail:
[email protected] Ivm onderzoek voor mijn proefschrift zoek ik informatie over of een foto van Jacob Polak, geboren op 24 maart 1911 in Amsterdam. Hij was de zoon van Isaac Polak en Rebecca Polak-Hennipseel. Hij had twee broers: Meijer Polak (vermoord in Auschwitz) en Benjamin Polak (vermoord in Sobibor). Jacob Polak stierf tijdens een medisch experiment door een nazidokter in het Natzweiler Kamp en ik wil met mijn onderzoek bewerkstelligen dat deze praktijken niet ontkend of vergeten kunnen worden. Reacties graag naar: Raphaël Toledano, 31, Avenue des Vosges, 67000 Strasbourg, Frankrijk, tel: 0033388222658, mobiel: 0033612806473, e-mail:
[email protected] Wie kan mij vertellen wat er in Seibersdorf gebeurde en wat voor kamp dat was? Mijn vader is daar vermoord. Ik heb van het Rode Kruis vernomen dat er vooral Poolse, Jiddish sprekende Joden zaten. Mijn vader sprak die taal als Sefardi niet. Reacties graag naar: mw. E. Santcroos, Koningshof 39, 1211 MH Hilversum, e-mail:
[email protected] Ik heb in Struiswijk en Tjihapit geïnterneerd gezeten in de Jappenkampen. Ik was toen tussen de 6 en 10 jaar. Ik werd 11 jaar aan boord van de Johan van Oldenbarnevelt. Mijn vraag is of er mensen zijn die mij nog kennen en die in Struiswijk ook in Barak 3 hebben gezeten of in Tjihapit in de Djoharlaan (ik woonde op nr. 8). Reacties graag naar: mw. E. Schilders, Dotterbloem 2, 1991 KA Velserbroek, tel: 023-5377993. Ik ben op zoek naar een verzetsman die onder de naam ‘Nico uit Rotterdam’ twee Amerikaanse vliegers heeft geholpen naar Engeland te komen via Engelmansplaat. Reacties graag naar: J. Vanderveen, Boermarkeweg 11, 9414 VK Laaghalen, tel: 0593-592541 of 06-13168970, e-mail: klarajelle@ kpnmail.nl Justus E. (Ted) Marchand is geïnteresseerd in contact te komen met Nederlandse of uit Nederland afkomstige gevangenen van het kamp Auschwitz III (Monowitz, Buna). Hijzelf was daar nr. 175463. Reacties graag naar: J.E. Marchand, 42 935 Hadar Am, Israël, tel: 00972-98332442, fax: 00972-98871383. Pensioen- en Uitkeringsraad Magazine 21
Foto: Ellen Lock
Vraag
& antwoord In uw blad heb ik iets gelezen over een wetsvoorstel voor de overgang van werkzaamheden naar de SVB. Hoe staat het daarmee? De overgang van de werkzaamheden en de verantwoordelijkheden van de Pensioen- en Uitkeringsraad en de Sociale Verzekeringsbank zijn geregeld in een speciale wet, de zogeheten Wet Uitvoering wetten voor Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen (Wuvo). Nadat deze wet al eerder door de Tweede Kamer was aangenomen is in april 2010 ook de Eerste Kamer akkoord gegaan. De Wuvo vormt de basis voor het uitvoeringsbestel in 2011 en de daaropvolgende jaren. De Wuvo treedt op 1 januari 2011 in werking en regelt alleen de toepassing en de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. De afzonderlijke Wetten bp, de Wuv en de Wubo blijven gewoon bestaan. De volledige tekst van de Wuvo is te vinden op onze website.
Afscheid staatssecretaris
Jet Bussemaker Jet Bussemaker was in het Kabinet Balkenende IV staatssecretaris op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Van 22 februari 2007 tot 23 februari 2010 vervulde zij deze post, waarin zij ook belast was met het beleid voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.
Mijn complimenten voor uw blad. Blijft Aanspraak bestaan? Hartelijk dank voor uw reactie. Het cliëntenmagazine Aanspraak blijft bestaan en zal ook in de toekomst ieder kwartaal gratis worden toegezonden aan aanvragers, pensioen- en uitkeringsgerechtigden en belangstellenden.
Op 20 februari 2010 viel het Kabinet Balkenende IV. Jet Bussemaker nam op 13 april 2010 in Den Haag afscheid van alle organisaties en belangengroepen. In haar afscheidstoespraak liet zij weten dat zij zich altijd graag heeft ingezet voor deze bijzondere doelgroep en het jammer vond dat zij haar werk niet volledig heeft kunnen afronden. Zij voelde zich vanwege haar familieachtergrond nauw betrokken bij de doelgroep. Haar grootvader van vaderskant was tijdens de Tweede Wereldoorlog marineofficier in Nederlands-Indië. Haar grootvader van moederkant was als huisarts betrokken bij het artsenverzet.
Ik heb een artikel 19 toeslag van de Wubo. Blijft dit bedrag belastingvrij als de SVB de uitkeringen gaat verzorgen? De Sociale Verzekeringsbank zal zich aan dezelfde regels houden als de Pensioenen Uitkeringsraad bij bedragen waarover wel en geen loon- of inkomstenbelasting is verschuldigd.
Een delegatie van de cliëntenraad van de Pensioen- en Uitkeringsraad was op haar afscheid aanwezig. Zij bedankten de staatssecretaris voor haar betrokkenheid en inzet op het terrein van de zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.
22 AANSPRAAK - JUNI MAART 2010 2010
?
puzzel Uw oplossing:
Horizontaal 1 kindervouwsel 13 in elkaar 14 regelmaat 15 wettelijke aansprakelijkheid 16 ontsluiten 18 moeder (Fries) 19 zangstuk 21 aanleggen 22 Nederlandse Omroepstichting 23 onaardige opmerking 24 naschrift 25 lege ruimte 27 Engelse titel 28 korte kous 30 zuivelproduct 32 kloosterzuster 34 laatste letter van het Griekse alfabet 36 edelgas 38 onder andere 39 vraagstuk 41 al te mooi gemaakt 43 zangnoot 44 trend 46 graansoort 47 zwarte kleverige stof 49 geen enkel persoon 51 voor 53 deel van het gezicht 55 natie 57 United Nations 58 eetpapier 59 hogesnelheidslijn 60 radio, tv en kranten 62 olijkerd 63 kleine vlinder 64 deel van een boek 65 daar 66 loopvogel 68 jenever 69 groente.
Verticaal 2 melkklier 3 incasseren 4 harde pees 5 telwoord 6 de onbekende 7 oxideren 8 lichaamsdeel 9 pro Deo 10 spijkerbroek 11 voldoende gekookt 12 gedoe 15 welriekende hars 17 vreemde munt 18 verrot hout 20 zuiver 22 snoepgoed 25 reptiel 26 sierlijk 29 middeleeuws koopvaardijschip 30 deel van Engeland 31 Aziaat 33 het land betreffende 35 moeder 37 normaal laagwater 40 periode van hoogste gebruik 42 olm 45 ameublement 46 uitdrukkingsmiddel 48 vrucht 50 lange paal op schepen 52 paard 54 plant 56 broodsoort 58 eruitzien 60 korf 61 beest 63 afgemat 64 klomp planten 67 persoonlijk voornaamwoord 68 persoonlijk voornaamwoord.
Los het kruiswoordraadsel op en breng daarna de letters uit het diagram over naar de gelijkgenummerde vakjes van de oplossingsbalk. Uw oplossing kunt u voor 1 augustus 2010 sturen naar: de redactie van Aanspraak, Postbus 9575, 2300 RB Leiden. Uit de goede oplossingen worden de namen getrokken van een eerste (€ 65), een tweede (€ 40) en een derde (€ 25) prijswinnaar. In het volgende nummer van Aanspraak maken we de oplossing van deze puzzel en de namen van de drie prijswinnaars bekend. (N.B. medewerkers van de Pensioen- en Uitkeringsraad zijn van deelname uitgesloten). Prijswinnaars maartpuzzel: De juiste oplossing was: ‘lentebries’. De winnaars van de puzzel uit de maarteditie 2010 zijn: mw. I. Jonathans-Valdivia, Hidden Valley Lake, California, USA (1e prijs); mw. C.T. Strumphler-De Jong, Bloemendaal (2e prijs); mw. J.F.H.T. Kingma-Geertzen, Hilvarenbeek (3e prijs). Van harte gelukgewenst! U ontvangt het bijbehorende geldbedrag zo spoedig mogelijk op uw bankrekening.
Pensioen- en Uitkeringsraad Magazine 23
colofon AANSPRAAK is een uitgave van de
Pensioen - en Uitkeringsraad Aan de inhoud van de artikelen kunnen geen rechten worden ontleend. Overname van (delen uit) dit magazine mag uitsluitend geschieden na schriftelijke toestemming van de redactie. Indien u wilt reageren op de artikelen, of als u suggesties heeft, kunt u schrijven naar het redactieadres of mailen naar onderstaand e-mailadres.
REDACTIEADRES Pensioen- en Uitkeringsraad T.a.v. Aanspraak, Postbus 9575, 2300 RB Leiden TELEFOON, E-MAIL EN WEBSITE 071 - 535 65 00,
[email protected], www.pur.nl OPLAGE 40.000 exemplaren INTERVIEWS EN TEKST André Kuijpers, Ellen Lock, Saskia Oskam, Han Timmer FOTO’S Kees Aben, Familiecollectie Cees van Baardewijk, Eva Ben-David, Wim Berssenbrugge, Fotocollectie Elsevier, Rogier Fokke, Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Joël van Houdt, Lea Menashe, Ellen Lock COVERFOTO Ellen Lock VORMGEVING Irene de Bruijn, Ellen Lock DRUKWERK Groen Media Services, Leiderdorp Voor slechtzienden is de gesproken versie van AANSPRAAK gratis op CD-rom verkrijgbaar. English translations of selected articles in Aanspraak can be found on our website: www.pur.nl
CORRESPONDENTIEADRES Pensioen- en Uitkeringsraad Postbus 9575, 2300 RB Leiden BEZOEKADRES Pensioen- en Uitkeringsraad Kanaalpark 140, 2321 JV Leiden Telefoon: 071 - 535 65 00 Fax: 071 - 576 60 03 E-mail:
[email protected] Website: www.pur.nl BUITENLAND ISRAËL Nederlands Informatie Kantoor (NIK) Sha ‘arei Ha ‘ir, 216 Jaffa Street, 5th floor 94-383 Jerusalem Telefoon: (0)2 - 537 - 2991 Fax: (0)2 - 537 - 7041 E-mail:
[email protected] INDONESIË Ambassade v/h Koninkrijk der Nederlanden Jl. HR Rasuna Said Kav. S-3, Jakarta, 12950 Telefoon: (021) 524 - 8200 Fax: (021) 525 - 0443 E-mail:
[email protected] VERENIGDE STATEN Consulate General of the Netherlands WUV-department 11766 Wilshire Boulevard, suite 1150 Los Angeles, CA 90025 Telefoon: 1 877 388 2443 (Toll free) Fax: 1 310 478 3428 E-mail:
[email protected] Website: www.cgsanfrancisco.org CANADA Consulate General of the Netherlands Warvictims Department 1, Dundas Street West, suite 2106 Toronto, Ontario M5G 1Z3 Telefoon: 416 - 598 - 2534 ext. 230 Fax: 416 - 598 - 8064 E-mail:
[email protected] Website: www.dutchconsulate.toronto.on.ca AUSTRALIË Consulate-General of the Netherlands Wuv Department Level 23, Tower 2, 101 Grafton Street (corner Grosvenor St), Bondi Junction NSW 2022 Telefoon: (0)2 9387 6644 Fax: (0)2 9387 3962 E-mail:
[email protected] Website: www.netherlands.org.au