Peddelen tegen de stroom in Vrijheid en verplichtingen van NOS-correspondenten
Masterscriptie Ricus Dullaert (s1318950) Hoofdbegeleider: prof. dr. H.B.M. Wijfjes Tweede lezer: prof. mr. M.E. Chavannes Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen Studiepad dagbladjournalistiek 30-08-2010
“Journalists, universally, dislike criticism, particularly if it’s labeled ‘constructive’.” James Greenfield, voormalig buitenlandredacteur voor de New York Times.
Inhoudsopgave Inleiding
1
Hoofdstuk 1: De buitenlandcorrespondent: tussen organisatie en individu 1.1 De correspondent als objectieve beschouwer? 1.2 Journalist als onderdeel van een geoliede machine 1.3 Verslaggeving en techniek, techniek en verslaggeving 1.4 Overgeleverd aan derden 1.5 Het ontstaan van de nieuwsstroom 1.6 Conclusie
5 5 10 17 20 24 28
Hoofdstuk 2: Van NTS tot NOS Nieuws 2.1 Het Journaal beteugeld 2.2 Het Journaal brengt ‘duiding’ 2.3 Het monopolie doorbroken 2.4 Een creatieve aanpak 2.5 Reorganisatie 2.6 Het Journaal nu
30 30 33 36 40 43 45
Hoofdstuk 3: Buitenlandcorrespondent en redacteur. Theorie en praktijk 3.1 Theorie 3.2 De praktijk: hoe komt een item tot stand? 3.3 Hoe moet het dan wel?
47 47 50 53
Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet en methodologie 4.1 Onderzoeksopzet 4.2 Methodologie
56 56 58
Hoofdstuk 5: Analyse 5.1 Relatie binnen/buitenland 5.2 Buitenlands nieuws
61 61 64
Conclusie & discussie
77
Bibliografie
81
Bijlagen
85
Inleiding De journalistiek, en dan met name de buitenlandberichtgeving, verkeert in zwaar weer. Ondanks of misschien wel dankzij de steeds groter wordende stroom aan informatie uit verre oorden daalt het vertrouwen in het functioneren van journalisten.1 Nederlandse buitenlandcorrespondenten kregen een flinke knauw in reactie op het boek ‘Het zijn net mensen’ van Joris Luyendijk. Luyendijk toonde daarin het versimpelde of soms zelfs verwrongen beeld dat krantenlezers en tv-kijkers dagelijks krijgen voorgeschoteld. De zin ‘Het is waar, want het was op het Journaal’ blijkt niet meer op te gaan, of dat al lange tijd niet meer gedaan te hebben. De ‘onthullingen’ van Luyendijk zijn voor journalisten zelf niets nieuws. Zij klagen al jarenlang over de dwingende werking van de nieuwsstroom, gegenereerd door internationale persbureaus. Die stroom werkt op twee manieren onafhankelijke nieuwsgaring tegen. Ten eerste baseren de correspondenten, die niet overal in hun soms uitgestrekte gebied kunnen zijn, zich zelf op de diensten van AFP, AP en Reuters. Maar ook redacteuren in het thuisland lezen de verhalen van de persbureaus. Dit leidt er in veel gevallen toe dat correspondenten op verzoek van de bureauredactie artikelen schrijven of items maken die anders het levenslicht niet gezien zouden hebben. Verhalen die niet zelden een stereotiep beeld van een land oproepen.2 Een van de organisaties in Nederland die deze ontwikkeling het sterkst voelt is de NOS. Vooral voor haar tv-journaals, afhankelijk van geschikt beeldmateriaal en onder tijdsdruk, vallen correspondenten terug op beelden en invalshoeken die niet door henzelf gemaakt of bedacht zijn. De problemen die deze situatie met zich meebrengt werden op de NOS Correspondentendagen in april 2007 nog eens benadrukt door Bram Vermeulen, destijds correspondent voor zuidelijk Afrika. Hij signaleerde dat hij te vaak slechts als stand-upper bij het nieuws wordt ingezet, terwijl volgens hem zijn meerwaarde juist ligt in het maken van reportages die net even verder kijken dan het dagelijkse nieuws.3
1
Steven Barnett, 'On the road to self-destruction', British Journalism Review 19 (2008) 2: 5-13 Stephen Hess, Through their eyes. Foreign correspondents in the United States (Brookings Institution Press: Washington, D.C., 2005), 78 3 Audiovisueel materiaal NOS Nieuws over correspondentendagen, NOS Nieuws, april 2007 2
1
Hoewel niemand hét antwoord lijkt te hebben op het probleem dat Luyendijk heeft geagendeerd lijkt iedereen het erover eens dat buitenlandcorrespondenten minder afhankelijk moeten worden van internationale persbureaus en de eigen bureauredactie. Een visie die de hoofdredactie van de NOS deelt. Al in 2003 werd aangegeven dat een ‘kruisgesprek wel eens achterwege mocht worden gelaten om een reportage de volgende dag mogelijk te maken’.4 Eind 2005 schreef NOS Nieuws-hoofdredacteur Hans Laroes het explicieter op in de nota ‘Hooggeëerd publiek!’: “Correspondenten moeten meer hun landen in en minder voice-overs leveren. Te vaak worden ze aan het bureau gehouden om alleen maar hun stem te leveren aan beelden die ze niet eens zelf hebben gezien.”5 Tot dusver is de omvang van deze trend nooit onderzocht. Deze scriptie beoogt daarom de klacht van de correspondenten in cijfers om te zetten en eventueel aanbevelingen te doen voor toekomstige buitenlandberichtgeving van het NOS Journaal. De hoofdvraag waarop deze scriptie het antwoord probeert te geven is dan ook: In hoeverre krijgen buitenlandcorrespondenten bij het NOS Journaal de ruimte om eigen verhalen te maken in plaats van commentaar bij nieuws van persbureaus te leveren? Naast deze vraag komen er in de discussie rond dit onderwerp vragen rond de verdeling van binnen- en buitenlands nieuws naar voren. Daarom zoekt deze scriptie ook het antwoord op de volgende deelvragen: −
Wat is het percentage buitenlandberichtgeving in het NOS-Journaal tussen
januari 2006 en december 2009? −
Welke gebieden krijgen in het NOS Acht Uur Journaal tussen januari 2006 en
december 2009 meer, welke minder aandacht? −
Welk percentage van het buitenlands nieuws in het NOS Acht Uur Journaal tussen
januari 2006 en december 2009 wordt verslagen door correspondenten? −
Is er tussen januari 2006 en december 2009 een ontwikkeling zichtbaar binnen
het buitenlandbeleid van de NOS?
4 5
Hans Laroes, Ten aanval. ‘All the news that’s fit to broadcast...’ (NOS: Hilversum, 2003), 29 Hans Laroes, Hooggeëerd publiek! (NOS: Hilversum, 2005), 51
2
Om antwoord te geven op deze vragen is gekozen voor zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve benadering. Ten eerste heb ik 112 uitzendingen van het NOS Acht Uur Journaal (van af nu Journaal, tenzij anderszins gespecificeerd) bekeken. De uitzendingen beslaan telkens de vijfde week van een kwartaal vanaf 2006 tot en met 2009. De vijfde week is willekeurig gekozen; de periode tussen 2006 en 2009 is dat niet. Eind 2005 kwam de NOS-notitie Hooggeëerd Publiek uit, waarin Hans Laroes, hoofdredacteur van het nieuw ontstane NOS Nieuws, zijn visie op de toekomst gaf. Onderdeel van die visie was het vaker eropuit sturen van de correspondenten. Een andere reden is dat in 2006 het boek 'Het zijn net mensen' van Joris Luyendijk verscheen, dat zoals gezegd de discussie over de rol van de buitenlandcorrespondent voor een breder publiek op de kaart zette. In de geanalyseerde uitzendingen bekijk ik aan de hand van de tijd die aan items wordt besteed wat het antwoord is op deelvraag 1, 2 en 3. Oftewel: welk gedeelte van het Journaal gaat over het buitenland, over welke gebieden gaat het dan en wat doen de correspondenten? Om deelvraag 4 en de hoofdvraag te beantwoorden zoom ik in op het functioneren van de correspondenten. Hun producties deel ik in in vier categorieën: −
nieuwsbericht
−
kruisgesprek
−
nieuwsreportage
−
achtergrondreportage
In de eerste twee categorieën komen de correspondenten niet tot nauwelijks van hun bureau, en maken zich zo afhankelijker van de nieuwsstroom; bij de laatste twee gaan ze het land in en vergroten ze de kans op een eigen, unieke invalshoek. Door te bekijken hoe de correspondenten invulling geven aan hun correspondentschap kan ik bepalen in hoeverre ze hun eigen items kunnen maken en zo ontsnappen aan de dagelijkse nieuwsstroom. Ten slotte toets ik de bevindingen die uit deze kwantitatieve analyse komen aan de dagelijkse praktijk door drie medewerkers van het Journaal te interviewen: 3
plaatsvervangend chef buitenland Michiel Hartzuiker, Turkije-correspondent Bram Vermeulen en eindredacteur Jaap Leemijer. Ik bevraag ze over de werkwijze van de NOS en leg ze de uitkomsten uit de analyse voor. Voordat we hier aanbelanden moeten we ons echter verdiepen in de weg naar de discussie die Luyendijk zo beeldend beschreef. Het eerste hoofdstuk schetst het theoretisch kader waarbinnen buitenlandcorrespondenten werken en bespreekt de factoren die van invloed zijn op hun functioneren. In het tweede hoofdstuk volgen we ontstaan en uitbreiding van de NOS tot de grootste nieuwsorganisatie van Nederland – en de rol van de ontluikende buitenlandredactie daarin. Het derde hoofdstuk kijkt nader naar deze redactie. Hoe wil de NOS-hoofdredactie dat deze werkt en in welke mate gebeurt dat ook daadwerkelijk in de praktijk? Hierop volgt na de methodologie de daadwerkelijke analyse van de uitzendingen met het commentaar van de NOS-medewerkers. In de conclusie en daaropvolgende discussie bekijken we het antwoord op hoofd- en deelvragen en worden aanbevelingen voor verder onderzoek gegeven.
4
1: De buitenlandcorrespondent: tussen organisatie en individu 1.1 De correspondent als objectieve beschouwer? Een wereldbeeld wordt – gelukkig – niet alleen gevormd door journalisten. Naast het journaal op tv of de buitenlandpagina’s in de krant zijn er andere manieren waarop we informatie binnenkrijgen: films, directe communicatiemiddelen als post, telefoon en internet, toerisme, diplomatie en politiek, en tenslotte door onderwijskundige, artistieke of sportieve evenementen.6 Desalniettemin zijn nieuwsorganisaties een belangrijke factor in hoe we de wereld zien. Als het om het buitenland gaat speelt uiteraard de buitenlandredactie van een medium een grote rol. Een van de meest aansprekende figuren van een nieuwsredactie is echter de buitenlandcorrespondent. Is dit de objectieve reporter die als alwetend verslaggever voor ons de wereld duidt? Welke beslissingen spelen een rol bij de keuzes die hij maakt bij het selecteren van het wereldnieuws? Om inzicht te krijgen in het functioneren van een buitenlandcorrespondent moeten we kijken naar een aantal individuele factoren. Een nuttig model is dat van Pamela Shoemaker (zie Figuur 1.1). Zij onderscheidt krachten als: -
waarden, normen, ethiek
-
beoordelingsstrategieën
-
manieren van denken
-
gedachten over zijn/haar rol als journalist
-
manieren om een eerste indruk te krijgen (cognitieve heuristiek)
-
soort baan
-
socialisatie in de organisatie
-
voorspellingen maken Het zijn krachten die op elke journalist van invloed zijn. Dergelijke
levenservaringen zorgen ervoor dat elke journalist eigen keuzes maakt in het selecteren van nieuws en het omgaan met nieuwsfeiten – hoezeer deze ook zal betogen dat hij of zij onafhankelijk en objectief is.7 6
Hamid Mowlana, Global information and world communication (New York/London: Longman, 1986), 2 Pamela Shoemaker, ‘A new gatekeeping model’, in Social meanings of news: a text reader, ed. Daniel Allen Berkowitz (Thousand Oaks: SAGE Publications, 1997), 62 7
5
Figuur 1.1: Intra-individuele gatekeeping-processen.
Bron: Shoemaker, ‘A new gatekeeping model’, 61
Mediaonderzoeker Jaap van Ginneken groepeert deze krachten in drie soorten socialisatie, vaak onbewuste mechanismen die van invloed zijn op de manier waarop een journalist een boodschap begrijpelijk maakt voor zichzelf en zijn publiek: -
primaire socialisatie: de cultuur waarin iemand geboren is
-
secundaire socialisatie: normen en waarden van het beroep
-
een mogelijke tertiaire socialisatie: de cultuur van een bepaalde (nieuws)organisatie8 De primaire socialisatie (de invloed van de cultuur waarin iemand is geboren op
zijn of haar gedachten en acties) is bijzonder relevant voor buitenlandcorrespondenten: 8
Jaap van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws. De 101 verschillen die elk 1 procent verschil maken (Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum, 1996), 64-69
6
zij moeten immers verslag doen van en in contact treden met (mensen uit) andere culturen. Mogelijke discrepanties in wereldbeeld, waarden en normen komen dan sneller aan de oppervlakte dan bij journalisten die in hun eigen cultuur werken. Een van de uitingsvormen van deze primaire socialisatie is het woordgebruik in verschillende culturen. Met dezelfde woorden kunnen heel andere dingen bedoeld worden. Joris Luyendijk, lange tijd werkzaam als Midden-Oostencorrespondent voor de NOS (evenals voor Rado 1, de Volkskrant en het NRC Handelsblad), signaleert dit in zijn bestseller Het zijn net mensen. Hij merkt dat hij bij zijn berichtgeving over het IsraëlischPalestijnse conflict de Palestijnse Hamasstrijders consequent wegzet als ‘terroristen’ – een term die de Israëliërs gebruiken. Dit terwijl de Palestijnse bevolking hen juist als vrijheidsstrijders ziet. Door zijn woordkeus kiest Luyendijk ongemerkt de kant van het door het Westen gesteunde Israël.9 Een tweede voorbeeld dat hij geeft is naamgeving: we kunnen het hebben over ‘Al-Qaida’ – eng en exotisch. Of we kunnen spreken van ‘de Basis’, de vertaling van deze Arabische term. Dit klinkt al wat dichter bij huis.10 Daarnaast speelt de primaire socialisatie een rol bij de soort verhalen waarmee een correspondent aan kan komen bij zijn redactie. De reden dat Nederlanders naar het buitenland worden uitgezonden is dat hij de Nederlandse cultuur kent en dus weet op wat voor verhalen de Nederlanders zitten te wachten. Een van degenen die hierover klaagt is voormalig NOS-correspondent voor het Midden-Oosten Thomas Loudon. Hij merkt dat zijn verhalen een ‘Nederlandse’ invalshoek moeten hebben wil hij ze kunnen slijten. Dat deze invalshoek niet per se aansluit bij datgene wat er in zijn regio gebeurt, is van ondergeschikt belang.11 Een andere factor die de journalist beïnvloedt is de set aan normen, waarden en verwachtingen die heerst in de beroepsgroep van de journalistiek: de secundaire socialisatie. Paradoxaal genoeg zien journalisten zichzelf graag als autonome, onafhankelijke, objectieve professionals. Maar juist dat zelfbeeld duwt de journalist in een keurslijf.12 Het is wederom Luyendijk die hier de vinger op de zere plek legt. Hij trekt de mogelijkheid van het toepassen van een van de journalistieke basisregels, hoor en 9
Joris Luyendijk, Het zijn net mensen: beelden uit het Midden-Oosten (Amsterdam: Podium, 2006) idem 11 Trouw, 6-10-2009 12 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 67 10
7
wederhoor, in twijfel. Volgens hem is het voor correspondenten in dictaturen (zoals die in het Midden-Oosten veel voorkomen) bijna onmogelijk om via het klassieke journalistieke principe van hoor- en wederhoor te werken. Doet hij dit wel, dan komt de partij met het beste mediabeleid als winnaar uit de bus.13 “De boodschap is dat onvermijdelijk, als je je beste beentje hebt voorgezet, datgene wat je maakt nog steeds vervormd en vertekend en versimpeld is”, aldus Luyendijk in een debat in De Balie in Amsterdam. “En dat is wanneer alles is goedgegaan. Zelfs als je je houdt aan de journalistieke regels krijg je een vertekend beeld.”14 Het is lastig verhalen te maken in een dergelijke dictatuur. Luyendijk wil best een verhaal maken over het leven van iemand bij hem om de hoek. De vraag is: wat zegt dat in een land dat geen opiniepeilingen en sociologische onderzoeken kent? Luyendijk komt in zijn boek niet met een oplossing voor deze problemen; hij pleit wel voor meer openheid binnen de buitenlandjournalistiek. Volgens hem moeten correspondenten aangeven wat ze allemaal níet weten, in plaats van zich een alwetende rol aan te meten. Los van de problemen van het toepassen van hoor en wederhoor in dictaturen is er een inherent probleem aan deze journalistieke regels. Een journalist gebruikt hoor en wederhoor om tot een ‘objectief’ nieuwsbericht te komen. Zo kan hij immers aantonen dat hij niet slechts een kant van het verhaal heeft gebracht, en eenzijdige berichtgeving heeft vermeden. Deze objectieve benadering hoeft echter niets te maken te hebben met wat waar of echt is. Zoals Nick Davies het in zijn bestseller Flat earth news uitdrukt: “Als twee mannen een wei gaan maaien, de een komt terug en zegt: ‘Het is gedaan’, en de ander zegt: ‘We hebben geen grasspriet gemaaid’, dan vereist de neutraliteit dat de journalist een conflict creëert rondom de staat van de wei, de claims van beide mannen naast elkaar zet en het bericht de wereld in gooit, impliciet met een bordje erboven: ‘We weten niet wat er gebeurt is, beslissen jullie maar’.”15 De tertiaire socialisatie, het zich aanpassen aan de normen en waarden van een specifieke organisatie, verschilt per bedrijf. Over het algemeen kan gezegd worden dat journalistieke organisaties naast de secundaire socialisatie sterk leunen op deze tertiaire 13
Luyendijk, Het zijn net mensen, 79 Het Maakbare Nieuws. Een antwoord aan Joris Luyendijk, De Balie, Amsterdam, 07-05-2008, http://www.debalie.nl/player/playmovie_v2.jsp?movieid=254208&videofragmentsid=, 08-01-2010 15 Nick Davies, Flat Earth News (London: Vintage Books, 2009), 112 14
8
socialisatie, omdat het erg moeilijk is de werkwijze van journalisten te controleren. Ook dit geldt in het bijzonder voor buitenlandcorrespondenten, aangezien zij praktisch nooit op de bureauredactie van hun organisatie komen.16
16
Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 69-70
9
1.2 Journalist als onderdeel van een geoliede machine Een journalist is geen individu dat alleen te maken heeft de diverse vormen van socialisatie. Hij is ook onderdeel van de nieuwsorganisatie waarin hij werkt. Om de valkuilen en dilemma’s in het werk van de buitenlandcorrespondent goed te kunnen begrijpen, is daarom het nuttig te kijken naar de vaak gebruikte maar ook hier bijzonder relevante theorie van de journalist als gatekeeper ofwel poortwachter. De buitenlandcorrespondent is – net als alle journalisten - een ‘sluiswachter’ die de informatie die op hem afkomt selecteert en doorgeeft. Verderop in de nieuwsorganisatie zitten nog meer gatekeepers: chefs van de (in dit geval buitenland-) redactie en eindredacteuren.17 Bij al deze poortwachters spelen de bovengenoemde factoren die van invloed zijn op de individuele journalist een rol. Figuur 1.2: Gatekeeping in een nieuwsorganisatie
Bron: Shoemaker, ‘A new gatekeeping model’, 60 17
Shoemaker, ‘A new gatekeeping model’, 58-62
10
De buitenlandcorrespondenten zijn de poortwachters aan de rand van de nieuwsorganisatie (de cirkels links op de afbeelding). Er komt veel op deze persoon af; ten eerste een niet-aflatende stroom nieuws en persberichten. De poortwachter zal deze informatie filteren en er bepaalde dingen uit selecteren. Daarnaast komt er echter ook druk vanaf de kant van de organisatie in de vorm van verwachtingen, nieuwsopdrachten van de redactie et cetera (in het schema aangegeven als groupthink phenomenon, dat de correspondent bereikt door de pijlen die naar links wijzen).18 Hierbij moet worden aangetekend dat dit schema erg simpel is; weinig nieuwsverhalen komen tegenwoordig nog via slechts één nieuwsorganisatie tot het publiek. Het bovenstaande schema kan dan ook worden uitgebreid als nieuws van de ene naar de andere redactie reist. Er wordt dan simpelweg een extra organisatie links in het schema geplaatst.19 Dit heeft tot gevolg dat de buitenlandcorrespondent niet langer de eerste gatekeeper is die het nieuws selecteert en filtert: hoe meer organisaties tussen hem en de bron van het nieuws staan, des te verder hij in het schema naar rechts opschuift. Een voorbeeld van hoe nieuws door meerdere organisaties, met elk hun eigen gatekeepers, reist is nieuws dat wordt geproduceerd door lokale media, wordt opgepikt door een persbureau, in een ander land in een nationale krant komt waar vervolgens weer een lokale krant op aanslaat. Het is van belang te beseffen dat nieuwsorganisaties geen statische omgevingen zijn. In de geschiedenis van het tv-nieuws is het correspondentenbestand sterk uitgebreid en weer ingekrompen, wat weer invloed heeft gehad op het werk van de buitenlandcorrespondent. 1.2.1 Geschiedenis van de tv-correspondenten Bij de geboorte van het televisienieuws in de jaren vijftig van de vorige eeuw is haar status nog niet hoog. Journalisten werken liever bij het overheersende medium, de radio. Vooral enthousiaste jonge krachten storten zich daarom op de televisie. Door exploderende kijkcijfers stijgt het respect voor het nieuwe beeldmedium echter snel. In de Anglo-Saksische wereld leidt dit ertoe dat gerespecteerde radiocorrespondenten de
18 19
idem idem
11
sprong wagen naar de televisiewereld. Al snel hebben de grote nieuwsbedrijven zo een redelijk uitgebreid netwerk van correspondenten in binnen- en buitenland.20 Het decennium erna is het televisienieuws bezig met een flinke opmars. De buitenlandcorrespondenten delen in het succes, zowel op het gebied van aanzien als budget. Geld is geen probleem; het belangrijkste is een exclusief verhaal, en het liefst ook exclusieve beelden. Paradoxaal genoeg lijden de nieuwsuitzendingen grote verliezen; er wordt niet van ze verwacht dat ze winst maken. Reporters maken hier dankbaar gebruik van door zich een zeer luxueuze levensstijl aan te meten. De concurrentie tussen de voornaamste televisiestations is groot. Sommige networks openen bureaus in ontwikkelingslanden als Congo, maar die praktijk is geen lang leven beschoren. Uiteindelijk vestigen de Amerikaanse correspondenten zich voornamelijk in Europa. Ontwikkelingslanden worden grotendeels genegeerd, behalve die in het Midden-Oosten. Zelfs Zuid-Amerika wordt verslagen vanuit Miami.21 De Vietnamoorlog is een van de eerste ‘televisie-oorlogen’. De Amerikaanse president Richard Nixon klaagt dat de beelden van gewonde Amerikaanse soldaten op tv leiden tot een demoralisatie van het thuisfront. In werkelijkheid laat slechts een miniem gedeelte van de tv-beelden daadwerkelijk gevechtsacties zien.22 Ook de jaren zeventig blijven een goede tijd voor de correspondenten. De nog altijd groeiende budgetten van de Amerikaanse televisiemaatschappijen zorgen er voor dat correspondenten de ruimte krijgen om verslag te doen van de gebeurtenissen in ‘hun’ land. Daarnaast heeft het Amerikaanse televisiepubliek een uitgebreide belangstelling voor buitenlands nieuws, voornamelijk vanwege de Koude Oorlog. Door hun financiële armslag kunnen de Amerikanen vaker satellietverbindingen bestellen dan hun Nederlandse collega’s.23
20
Joe Foote, Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent (Southern Illinois University Press: Carbondale, 1998), 2 21 Joe Foote, Live from the trenches, 4-6 22 Greg McLaughlin, The war correspondent (Londen: Pluto Press, 2002), 39 23 Jim Bittermann, ‘The best of times...’, in Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent, ed. Joe Foote (Carbondale: Southern Illinois University Press, 1998), 72-74
12
Kader: New World Information Order Dit verhaal gaat voornamelijk over de Anglo-Saksische nieuwswereld. Een van de redenen hiervoor is dat nieuwsmedia uit de VS en Engeland voorop liepen in de ontwikkeling van het televisienieuws. In de jaren zestig en zeventig ontstond er dan kritiek: de Westerse media domineren het nieuwsbeeld. Derde wereldlanden komen er in het nieuws bekaaid vanaf; niet alleen wordt er zeer eenzijdig over bericht, ook zijn er weinig
nieuwsproducenten
te
vinden
buiten
het
Westen.
Met
de
nieuwe
informatietechnologie zou het mogelijk moeten zijn om een meer gebalanceerde nieuwsstroom te genereren, menen velen.24 Om de merites en haalbaarheid van dit idee te onderzoeken voert de UNESCO in de jaren zeventig het ‘New World Information Order’-debat. Ook stelt het in 1976 een speciale onderzoekscommissie in, de commissie-MacBride. De commissie concludeert dat – zoals verwacht – de nieuwsstroom van en naar de Derde Wereld verbeterd moet worden. De discussie hierover wordt aangegeven met de term ‘North-South-debat’. Een tweede aandachtspunt is het ‘East-West-debat’. Volgens de commissie-MacBride is er ook geen goede informatiebalans tussen de kapitalistische Westerse wereld en de socialistische dan wel communistische landen. Ondanks de pogingen van de UNESCO wordt de ‘New World Information Order’, zoals die veel mensen voor ogen stond, niet bereikt. Ook nu zijn er geen aanwijzingen dat de wereldinformatiestroom meer in balans is, ondanks het oprichten van het Arabische tv-station Al Jazeera, dat de Arabische evenknie van CNN en de BBC wil zijn. De ontwikkeling van satelliettechnologie heeft in de jaren tachtig verstrekkende gevolgen voor werk en organisatie van het correspondentenbestand. Nu het mogelijk is om met SNG (Satellite News Gathering) praktisch overal ter wereld al dan niet live voor de camera te staan, wordt de druk op de correspondent om een verhaal snel af te hebben steeds groter. Doordat een SNG-set in een vliegtuig kan worden vervoerd, komt er steeds
24
Jo Bardoel en Jan Bierhoff, Informatie; achtergronden en analyses (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1994), 82
13
meer ‘parachute-journalistiek’, waarbij een verslaggever uit het thuisland of een nabijgelegen standplaats wordt ingevlogen.25 Deze trend heeft niet alleen maar positieve gevolgen. De grote AngloAmerikaanse tv-zenders hebben liever grote, strategisch gelegen bureaus met veel medewerkers die ze naar de omringende landen vliegen dan een correspondent in elk land. Specifieke kennis over een land, zoals het spreken van de taal of inzicht in politieke of maatschappelijke stromingen wordt steeds minder belangrijk.26 Met de val van de Berlijnse muur in 1989 en de ineenstorting van de Sovjet Unie verandert er veel in de buitenlandjournalistiek. Met name in Amerika, maar ook in GrootBrittannië, is er een scherpe daling te zien in het percentage buitenlands nieuws in de tvjournaals. Komt in de jaren zeventig en tachtig in Amerika nog een derde tot 40 procent van het televisienieuws uit het buitenland, in 1995 is dat gedaald tot 13,5 procent. Driekwart van die daling vindt na het einde van de Koude Oorlog plaats.27 De landen die internationaal gezien in het begin van de jaren negentig het meest in de belangstelling staan zijn de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad (de VS, Rusland, China, Groot-Brittanië en Frankrijk) en Duitsland.28 Een paradoxale ontwikkeling, aangezien het door de technische ontwikkelingen uit het decennium ervoor juist mogelijk is om met minder personeel meer tv-beelden te schieten, zelfs op locaties zonder vast redactiebureau. Ook bieden de internationale persbureaus steeds meer materiaal aan. Een van de redenen achter de verminderde aandacht voor buitenlands nieuws is een financiële. Konden buitenlandcorrespondenten in de jaren zeventig en tachtig nog uitgeven wat ze wilden, in de jaren negentig moeten ook bureaus in het buitenland onder het mes van de bezuiniging. Nieuwe eigenaren van de grote Amerikaanse nieuwsconcerns geven zich geen rekenschap van de publieke functie die ze vervullen. Ze
25
Michael Murrie, ‘Communication technology and the correspondent’, in Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent, ed. Joe Foote (Carbondale: Southern Illinois University Press, 1998), 98-99 26 Jim Bittermann, ‘The best of times...’, 77 27 Edward Seaton, ‘The diminishing use of foreign news reporting’, (http://www.asne.org/index.cfm?ID=627), 1998 28 Daniël Biltereyst en Stijn Joye, ‘Voorspelbaar buitenland. Analyse van de buitenland- en internationale berichtgeving van de VRT- en de VTM-journaals in 2003’ in Nieuws op televisie. Televisiejournaals als venster op de wereld, ed. Marc Hooghe, Knut de Swert en Stefaan Walgrave (Leuven: Acco, 2005), 161
14
verdienen meer geld met het verkopen van advertenties rond ‘infotainment’ dan bij hard nieuws. Gevolg is een drastische daling van het aantal vaste correspondenten en het percentage buitenlands nieuws.29 De drie grote Amerikaanse networks halveren hun correspondentenbestand.30 Hierbij worden televisiejournalisten zwaarder getroffen dan hun collega’s van de schrijvende pers. Doordat tv meerdere mensen nodig heeft om een uitzending te maken, plus de kosten voor vervoer van het materiaal, moeten de makers van televisienieuws scherpere keuzes maken waar hun teams heen te sturen.31 Het nieuws dat de Amerikaanse televisiejournaals nog wel brengen is gewelddadiger dan vroeger; meer dan de helft van de verhalen is gerelateerd aan oorlogshandelingen, criminaliteit of rampen. Aan de ene kant komt dit doordat camera’s mobieler en makkelijker te hanteren zijn dan vroeger. Er is echter ook een grotere vraag naar gewelddadig nieuws, zowel van het publiek als door de bureauredactie.32 Het toegenomen geweld op tv reflecteert het grotere gevaar waarin journalisten zich in de jaren negentig moeten begeven om hun verhaal rond te krijgen. De Koude Oorlog met haar relatief vaststaande ideologische machtsblokken maakt plaats voor een wereld waarin locale conflicten plotseling kunnen oplaaien en journalisten met of zonder opzet makkelijk tot slachtoffer kunnen vervallen. Het toenemend aantal doden in de pers heeft ook te maken met de strengere eisen van het televisiepubliek. Oorlogen en conflicten moeten gevisualiseerd worden; tv-journalisten naderen dan ook vaker het slagveld, met alle gevaren van dien.33 De aanslagen op het World Trade Center op 11 september 2001 schudden de wereld, maar ook de journalistiek wakker. In de westerse wereld, en met name in Amerika, is er tijdelijk een gigantische stijging in het buitenlands nieuws te zien. Jaren met een gestage daling in het nieuws van over de landsgrenzen lijken in een klap te moeten worden ingehaald. Teams met correspondenten worden naar Afghanistan 29
Donald Shanor, News from abroad (New York City: Columbia University Press, 2003), 66 Stephen Hess, International news & foreign correspondents (Washington, D.C.: Brookings Institution Press, 1996), 59 31 Garrick Utley, ‘The shrinking of foreign news’ in Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent, ed. Joe Foote (Carbondale: Southern Illinois University Press, 1998), 89 32 Hess, International news & foreign correspondents, 34,46 33 Arnold Karskens, Pleisters op de ogen. De Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo (Amsterdam: Meulenhof, 2001), 270-271 30
15
gestuurd; van de grote Amerikaanse tv-stations heeft alleen CNN daar mensen zitten ten tijde van de aanslagen.34 De tijdelijke achterstand van de Amerikaanse tv-stations vlak na de aanslagen ten spijt is televisie voor de bevolking de belangrijkste bron van informatie over terrorisme. Geen grote verrassing, aangezien de televisie voor tweederde van de Amerikanen de belangrijkste nieuwsbron is.35 De grote aandacht voor het buitenland in de Verenigde Staten houdt niet lang aan. Hoewel er in de maanden na 11 september veel buitenlands nieuws uitgezonden wordt, blijkt dat de drie grote networks (NBC, ABC en CBS) in het eerste half jaar van 2002 grotendeels teruggekeerd zijn naar hun oorspronkelijke agenda.36 In de krantenwereld is een soortgelijke ontwikkeling te zien; 64 procent van de kranten meldt dat ze sinds 2005 minder aandacht zijn gaan besteden aan buitenlands nieuws.37 Dat nieuws wordt door weinig correspondenten verslagen: in 2006 hadden de media van de gehele Verenigde Staten nog maar 141 buitenlandcorrespondenten.38 Het is moeilijk te zeggen of deze trend ook in Nederland opgang doet. Wel hebben veel journalisten het gevoel dat de buitenlandjournalistiek in zwaar weer verkeert.39
34
Shanor, News from abroad, 9-10 Guido Stempel en Thomas Hargrove, ‘Media sources of information and attitudes about terrorism’, in Communication and terrorism. Public and media responses to 9/11, ed. Bradley Greenberg (Cresskill, New Jersey: Hampton Press, Inc., 2002), 20-21 36 http://www.journalism.org/node/695, 24-07-2008 37 http://www.journalism.org/node/11963, 24-07-2008 38 Davies, Flat earth news, 99 39 http://www.denieuwereporter.nl/?p=497, 24-07-2008 35
16
1.3 Verslaggeving en techniek, techniek en verslaggeving Het verhaal van de televisiecorrespondent is onvermijdelijk een verhaal over techniek. De (hoofdzakelijk Engelse en Amerikaanse) correspondenten in de jaren vijftig en zestig moeten vanwege de kosten nog voorzichtig omspringen met wie en wat ze filmen. Met de komst van Electronic News Gathering (ENG) in de jaren zeventig, waarbij van film overgegaan wordt op het goedkopere videotape, verdwijnt deze beperking. De correspondent kan nu langer filmen en het gefilmde materiaal gemakkelijker bewerken. Een ander voordeel is dat de journalist met de ENG veel sneller live voor de camera kan staan.40 De satelliet blijkt de belangrijkste aanjager van journalistieke ontwikkelingen op tv in de jaren tachtig. Nu het mogelijk is om met SNG (Satellite News Gathering) praktisch overal ter wereld al dan niet live voor de camera te staan, wordt de druk op de correspondent om een verhaal snel af te hebben steeds groter.41 De journalistiek kan zich in het laatste decennium van de vorige eeuw opmaken voor opnieuw een technologische verandering: Digital News Gathering (DNG). Bij het bewerken van video moeten de redacteuren de band telkens heen en weer spoelen. Met het digitaliseren van beelden is dit verleden tijd. Toch ziet niet iedereen de voordelen; het kost veel tijd om de beelden over te zetten naar een digitale omgeving. Pas wanneer een techniek wordt uitgevonden die de beelden gelijk na het opnemen automatisch digitaliseert nemen meer journalisten het nieuwe systeem in gebruik.42 Een andere belangrijke verandering is - uiteraard - de ontwikkeling van het internet. In 1999 is internet de belangrijkste bron voor 95 procent van de buitenlandcorrespondenten in Amerika. Hierbij moet worden aangetekend dat de journalisten vaak krantensites bezoeken; kranten die ze voor die tijd in de papieren versie lazen. Toch kunnen ze op internet meer nieuwsbronnen aanboren dan daarvoor het geval was. Ook in hun eigen land; door het internet zijn correspondenten beter op de hoogte van wat er bij hun publiek speelt. Het gevaar is dat journalisten minder van achter hun
40
Michael Murrie, ‘Communication technology and the correspondent’, 96-97 ibidem, 98-99 42 ibidem, 100-101 41
17
bureau vandaan komen; de verhalen van talloze media liggen op internet voor het oprapen.43 Internet (en de dominantie van de internationale persbureaus) heeft ervoor gezorgd dat een van de valkuilen van de buitenlandjournalistiek nog dieper is dan voorheen: het fenomeen 'borrowed news' (geleend nieuws). Dit is het sterkst te zien op nieuwswebsites: verhalen die de persbureaus leveren worden veelal zonder controle op het net gezet. Een trend die opgang doet; bestond in 2001 nog 34 procent van verhalen op de grote nieuwswebsites uit persbureaumateriaal (van Reuters, AP en het Franse AFP), in 2006 was dit al 50 procent. En dan gaat het alleen nog maar om verhalen die letterlijk zijn overgenomen; veel nieuwssites herschrijven een stuk om zo een op het oog uniek verhaal te leveren.44 Dit heeft niet alleen gevolgen voor de bureauredactie van een nieuwsmedium, maar ook voor de buitenlandcorrespondent. Correspondenten leunen sterk op internetsites van lokale media; doordat iedereen verhalen van de persbureaus kopieert is er weinig ruimte voor eigen interpretatie. Naarmate correspondenten minder het land intrekken wordt deze afhankelijkheid alleen maar groter; dit kan verstrekkende gevolgen hebben voor de berichtgeving.45 De komst van het internet heeft ervoor gezorgd dat het werk van de correspondenten (en alle andere journalisten) gejaagder is geworden; hen wordt vaak gevraagd hun stukken eerder of voor zover ze af zijn op te sturen, zodat ze op de website geplaatst kunnen worden. Niet iedereen is daar even blij mee.46 Voor televisiecorrespondenten geldt dit overigens in mindere mate, hoewel ook zij worden geacht videomateriaal te leveren voor het internet. Veel correspondenten hebben het gevoel dat de technologische ontwikkelingen in hun vak, en met name het internet, tot gevolg hebben dat ze minder controle kunnen uitoefenen over het nieuws dat hun opdracht- of werkgever brengt.47 Bureauredacteuren hebben toegang tot dezelfde sites als
43
Hess, Through their eyes, 104-105 Davies, Flat earth news,107 45 ibidem, 102 46 Denis Wu en John Hamilton, ‘US foreign correspondents: changes and continuity at the turn of the century’, Gazette 66 (2004) 6: 517-532, Shanor, News from abroad, 181 47 Hess, Through their eyes, 123-124 44
18
de correspondenten. Hierdoor wordt het nieuws minder divers; er is meer druk van het thuisfront de grote verhalen in het land te verslaan. Een laatste ontwikkeling is dat correspondenten, die vroeger puur voor krant, radio of tv werkten, nu meerdere kanalen tegelijk moeten bedienen. Ook dit drukt op de tijd die een correspondent heeft om nieuws te checken of achtergrondinformatie te verzamelen.48
48
Interview met Bram Vermeulen, correspondent Turkije NOS Nieuws, 07-06-2010
19
1.4 Overgeleverd aan derden Hierboven is beschreven hoe de buitenlandcorrespondent door reorganisaties en de opkomst van internet en de multimediale newsroom steeds minder de tijd heeft zijn bronnen te checken. Maar wat zijn die bronnen? En zijn ze zonder meer te vertrouwen? Buitenlandcorrespondenten hebben een aantal mogelijkheden om aan nieuws te komen. Ten eerste: hun eigen netwerk. Door reorganisaties heeft de correspondent echter steeds minder tijd dit netwerk te ontwikkelen. Daarom wordt hij in toenemende mate teruggeworpen op andere bronnen. Een van die bronnen is de stroom aan persberichten en rapporten die voorlichters van allerlei groeperingen over de correspondent uitstorten. Uiteraard hebben dergelijke groeperingen een belang bij het aanbieden van een verhaal. Ze bieden quotes aan die de betrokken personen nooit gezegd hebben, houden regelmatig enquêtes die niet representatief zijn of richten zelfs pseudo-wetenschappelijke instituten op.49 Ook overheden doen hieraan mee: propaganda-afdelingen van de Amerikaanse overheid leverde geheel voorgefabriceerde items aan tv-stations over de voortgang van de oorlogen in Afghanistan en Irak. Deze werden uitgezonden.50 Naast directe bronnen en voorlichters kan (en moet) een buitenlandcorrespondent terugvallen op lokale media. Deze hebben een veel groter personeelsbestand dan de kleine buitenlandbureaus en weten beter wat er speelt in hun land. Maar evenals het buitenlands correspondentenbestand hebben ook binnenlandse redacties te lijden gehad van de marktwerking en efficiency in de journalistiek: ook daar zijn ontslagen gevallen en reorganisaties doorgevoerd. Davies noemt als voorbeeld de BBC. Nadat daar tussen 1986 en 1994 al zevenduizend banen verloren waren gegaan, werd in 1997 aangekondigd dat een kwart van het personeel moest vertrekken. In 2005 volgde nog een ontslagronde, waarbij 13 procent van het personeel zijn biezen kon pakken. Twee jaar later werden nog eens 500 mensen ontslagen bij de nieuwsdienst, alsook 600 man bij de afdeling ‘Factual and Learning’.51 De vraag is: hoe kan een eenzame buitenlandcorrespondent verslag doen van wat er gebeurt in een land als de lokale media daar ook al moeite mee hebben?
49
Davies, Flat earth news,157-171 ibidem, 176 51 ibidem, 67 50
20
Het is geen wonder dat de journalist zich wendt tot een op het eerste gezicht eindeloze bron van nieuws: de persbureaus. Zij hebben overal ter wereld ogen en oren. De persbureaus zijn geen nieuw fenomeen. Bureaus als het Franse Agence Havas (nu Agence France Presse), het Britse Reuters en het Amerikaanse Associated Press (AP) zijn al in de 19e eeuw belangrijke informatiebronnen voor journalisten. Later komt daar het eveneens Amerikaanse United Press International (UPI) bij: samen vormen zij de ‘grote vier’, en overheersen het nieuwsaanbod in de Westerse wereld, Latijns-Amerika, Azië en Afrika. Een vijfde speler is het Russische TASS, dat belangrijk is voor de Sovjet Unie.52 Daarnaast kennen veel landen een eigen nationaal persbureau. Bekende zijn de Deutsche Press Agenture (DPA), het Spaanse EFE en het Nederlandse ANP. Eind jaren zeventig komen daar persbureaus bij die een bepaalde (veelal nietWesterse) wereldregio bedienen; voorbeelden zijn de Pan African News Agency (PANA), de Latin American Regional News Agency (LATIN) en de Caribbean News Agency (CANA). Die jaren zien ook sterkere samenwerking tussen nieuwszenders in die gebieden: zo wordt de Asian-Pacific News Network opgetuigd naar het model van het Europese EVN, waarin journaals hun videobeelden uitwisselen.53 Heden ten dage zijn er nog maar drie daadwerkelijk internationale persbureaus: Reuters, AP en – wat kleiner – AFP.54 Op het gebied van televisienieuws voeren in eerste instantie andere namen de boventoon. Een van de belangrijkste beeldagentschappen uit de begindagen van de tv is het Britse Visnews. Ook het Brits-Amerikaanse WTN levert al snel beelden aan redacties in allerlei landen, evenals het Amerikaanse CBS-News. Dit laatste bureau verzorgt ook veel items voor het jonge NTS-Journaal op de Nederlandse televisie. Deze drie persbureaus blijven lange tijd de belangrijkste organisaties op het gebied van televisiebeelden. Pas in de jaren negentig verliezen zij hun dominante positie. Eerst met de opkomst van CNN tijdens de Eerste Golfoorlog. CNN zendt, in tegenstelling tot de rest, uit op een eigen kanaal. In 1994 richt AP, dat zich tot dan toe vooral bezighoudt met tekst en foto, APTV op. In 1998 fuseert APTV met het hierboven genoemde WTN; samen gaan zij door als Associated Press Television Network (APTN). Ook de Britse concurrent 52
Mowlana, Global information and world communication, 29 ibidem, 31 54 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 47 53
21
Reuters zet een televisiepoot op, Reuters TV (het vroegere Visnews). De twee laatstgenoemden springen in het gat dat het Amerikaanse UPI achterlaat; het gaat ten onder aan managementproblemen. APTN en Reuters TV zijn nu de twee grootste leveranciers van internationale televisiebeelden; de eerste claimt 88 procent van de mondiale tv-media te voorzien van beelden.55 Een verschil met de oude tv-zenders is dat deze twee persbureaus summier en feitelijk verslag doen, zowel op tekstgebied als op video.56 Die persbureaus, of ze nu tekst of filmbeelden leveren, zijn geen neutraal doorgeefluik van het nieuwsaanbod in de wereld. Uit een onderzoek van de UNESCO in het begin van de jaren tachtig blijkt dat dan 57 procent van de verhalen van Reuters over westerse landen gaat. Voor het AFP is dit 50 procent, voor UPI maar liefst 81 procent. Het zal geen verrassing zijn dat de beelden van de European Broadcasting Union (de Eurovisie, waarin omroepen uit verschillende Europese landen hun beelden uitwisselen) ook sterk op het westen gericht zijn.57 Nieuwsmedia vertrouwen op de persbureaus. Zo sterk zelfs, dat de BBC een bericht van het nationale Britse persbureau Press Agency (PA) beschouwt als een gecheckte bron.58 Media gebruiken de persbureaus in zeer sterke mate. Een analyse van de vier belangrijkste Britse kwaliteitskranten en the Daily Mail, die op het algemene publiek is gericht, bracht aan het licht dat 60 procent van de verhalen in deze kranten geheel of grotendeels uit persbureaumateriaal of persberichten bestond. Nog eens 20 procent vertoonde elementen van dergelijk materiaal. Slechts 1 procent van de geanalyseerde berichten meldde dat het oorspronkelijk van persbureaus afkomstig was. De onderzoekers denken dat een groot gedeelte van deze verhalen niet is gecheckt door de verantwoordelijke journalist.59 Verdienen de persbureaus dit vertrouwen? Niet per se: net als alle nieuwsorganisaties zijn zij onderhevig aan bovenstaande ontwikkelingen. Ook hun journalisten worden beïnvloed door primaire, secundaire en tertiaire socialisatie. 55
Davies, Flat earth news, 104 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 48 57 Jan Servaes en Clement Tonnaer, De nieuwsmarkt. Vorm en inhoud van de internationale berichtgeving (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1992), 86 58 Davies, Flat earth news, 75 59 ibidem, 52-53 56
22
Persbureaus zijn zeer sterk doordrongen van de journalistieke code van hoor en wederhoor, maar houden zich niet per se bezig met de waarheid. Feiten zijn hun domein, niet duiding. Ook hun organisaties hebben geleden onder ontslaggolven (Reuters ontsloeg tussen 2002 en 2006 vijfduizend medewerkers), en voelen de druk om snel hun berichten te leveren. Ondanks de naam ‘internationale persbureaus’ zijn ze niet alomtegenwoordig; AP zit in 121 landen, Reuters in 92. Hun tv-poten zijn gevestigd in 58 respectievelijk 59 naties.60
60
ibidem, 104
23
1.5 Het ontstaan van de nieuwsstroom Ondanks hun tekortkomingen hebben de internationale persbureaus een ding dat voor ze spreekt: hun correspondentenbestand is groter dan dat van de reguliere nieuwsorganisaties. Enigszins gedateerd onderzoek lijkt er ook op te wijzen dat het aanbod van de internationale persbureaus nog redelijk genuanceerd is. De persbureaus zijn echter nog maar het begin: het nieuws vervolgt daarna zijn weg door nationale persbureaus, landelijke en regionale kranten. Volgens een ruwe schatting van onderzoeker Jaap van Ginneken geven de grote persbureaus 20 procent van het binnenkomend materiaal door. Nationale persbureaus maken daar een selectie uit (Van Ginneken schat dat het ANP zo’n 50 procent overneemt), waarvan een nationale krant weer slechts 10 procent van gebruikt. Slechts een klein gedeelte van het nieuws bereikt dus daadwerkelijk het publiek.61 Nieuwsberichten die uiteindelijk bij het publiek arriveren, focussen zich vooral op conflict en geweld.62 De reden hiervoor moet worden gezocht in de al eerder behandelde primaire socialisatie: iedere gatekeeper heeft een bepaald wereldbeeld. Telkens als er een selectie wordt gemaakt in een Westerse nieuwsorganisatie, zal deze zich focussen op het afwijkende (de eigenlijke definitie van nieuws), datgene wat buiten het standaard Westerse wereldbeeld valt. Hoe meer poortwachters er aan te pas komen, des te meer nadruk er komt op de vervorming, het unieke in het bericht. Impliciet wordt hiermee het standaard wereldbeeld bevestigd. Volgens de communicatiewetenschapper Dennis McQuail komt hierdoor minder ‘variatie, uniciteit en onvoorspelbaarheid’ in het nieuws.63 Dit proces wordt nog eens versterkt naarmate iedereen gaat leunen op de persbureaus: er treedt een papegaai-effect op waarbij de lezer of kijker grotendeels dezelfde verhalen voorgeschoteld krijgt.64 De nieuwsstroom is geboren. Zelfs als de correspondent sterk in zijn schoenen staat is dit proces niet altijd te vermijden. Dit komt door wat Davies het ‘Ninja Turtlesyndroom’ noemt: media zijn bang een verhaal te missen. Davies baseerde de term op ouders die in de jaren negentig hun kinderen niet naar de tv-serie ‘Teenage Mutant Ninja Turtles’ wilden laten kijken. Toen 61
Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 71 Mowlana, Global information and world communication, 29-30 63 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 72 64 Jim Bittermann, ‘The best of times...’, 77 62
24
op school bleek dat iedereen erover sprak, gaven de ouders hun kinderen toch toestemming.65 Een soortgelijk systeem gaat op voor media: als iedereen een verhaal brengt, kan jouw krant, journaal of website niet achterblijven. Luyendijk beschrijft in zijn boek hoe de nieuwsstroom die via persbureaus en buitenlandse nieuwsstations binnenkomt de correspondent dwingt aandacht te besteden aan bepaalde gebeurtenissen.66 Luyendijk in een uitzending van Tegenlicht: “Het bestaande misverstand is dat de correspondent kijkt wat er is gebeurd, en daar dan naar toe gaat. Ik had nooit een camera bij me. Je hebt persbureaus, die filmen alles wat nieuwswaardig is. Dat komt binnen in Hilversum; die hebben ook CNN opstaan. Dan ontstaat er een idee: dit is het nieuws. Jij mag dat als correspondent gaan invullen. Als CNN en de persbureaus aandacht besteden aan een aanslag van Palestijnen in Israël, is het bijna onmogelijk om te zeggen: maar moeten we ook niet iets aan die bezetting van de Palestijnen door Israëliërs doen? Redacties denken dan ook: weet jij het beter dan CNN?”67 Verderop in de uitzending geeft hij een voorbeeld. “Ik zat in Gaza, want daar was een bomaanslag op een flatgebouw waar een terrorist in zat. Die ging dood, maar ook een hoop andere mensen. De redactie in Hilversum faxte me de samenvatting van de beelden, en ik maakte er een tekstje op.”68 Verschillende journalisten en onderzoekers wijzen erop dat deze versimpeling en homogenisering van het nieuws vooral geldt voor tv-journalistiek. Een van hen is Koert Lindijer, correspondent voor zuidelijk Afrika voor NOS Radio en NRC Handelsblad, is het oneens met Luyendijk en reageert fel in een opiniestuk in die krant. Lindijer ageert vooral tegen de tv-journalistiek: op tv is het volgens hem niet mogelijk om serieuze, genuanceerde journalistiek te bedrijven. Correspondenten moeten daarom volgens hem niet afgerekend worden op hun televisiewerk, zoals Luyendijk vooral doet. Een journalist kan in een dictatuur wel degelijk goede journalistiek bedrijven, vindt Lindijer. Als hij maar de goede mensen kent die – desnoods anoniem – uitspraken durven te doen over het
65
Davies, Flat earth news, 145-146 Luyendijk, Het zijn net mensen, 30, 78 67 www.uitzendinggemist.nl, Tegenlicht. Het Midden-Oosten gedecodeerd, VPRO, 09-04-2007 68 Idem 66
25
regime. Luyendijk had te weinig journalistieke ervaring en zat te kort in het MiddenOosten om de valkuilen te kunnen omzeilen, meent Lindijer.69 Onderzoeker Van Ginneken noemt het journaal zelfs een vorm van ‘collectieve psychotherapie’, waarin ‘mogelijke bedreigingen van ons wereldbeeld worden opgeroepen, geïdentificeerd, geëtiketteerd, gecategoriseerd, ‘behandeld’ en vervolgens weer weggeborgen.’70 Conny Mus, RTL-correspondent voor het Midden-Oosten, is het met Lindijer eens dat Luyendijk te kort als correspondent heeft gewerkt. Maar volgens Mus is het wel degelijk mogelijk om met een goed netwerk betekenisvolle televisiejournalistiek te bedrijven. Mus: “Als Hilversum mij tien minuten voor de uitzending belt, dan heb ik een netwerk van mensen die ik kan bellen, zodat ik een kwartier later in de goede richting zit.”71 Veel buitenlandcorrespondenten herkennen de klachten van Luyendijk echter wel. Zij zoeken hun heil op internet. Zo laat de NOS haar medewerkers bloggen over het wel en wee in hun standplaats. Ook Thomas Loudon, vroeger Midden-Oostencorrespondent voor onder andere de NOS, merkt dat er in het Journaal weinig ruimte is voor achtergrondverhalen. Hij lanceert daarom in oktober 2009 de site vjmovement.com, waarop 150 videojournalisten uit de hele wereld achtergrondverhalen maken. “Als er nu ergens een bom ontploft, dan volgt morgen de uitlui en overmorgen is de explosie vergeten”, aldus Loudon in Trouw. ,,Maar zoiets heeft gevolgen. Dat laten wij zien in onze video's en cartoons. Die zijn te lang voor de journaals, maar op het web is voldoende ruimte.”72 Voor Luyendijk zijn dergelijke initiatieven op internet echter niet voldoende. Ook hijzelf schreef wel eens achtergrondverhalen die een ander beeld gaven van de situatie dan de persbureaus. Maar die maken geen blijvende indruk, aldus Luyendijk. “Je hebt een nieuwsstroom, en als jij één keer een ander verhaal vertelt, past dat niet in het beeld. De nieuwsstroom is een rivier, en je kunt meepeddelen of niet.”73 Een volledig andere 69
Koert Lindijer, ‘Een correspondent moet minder in beeld en meer naar het feest’, NRC Handelsblad, 2402-2007 70 Van Ginneken, Schepping van de wereld in het nieuws, 36 71 Het Maakbare Nieuws. Een antwoord aan Joris Luyendijk, De Balie, Amsterdam, 07-05-2008 72 Trouw, 6-10-2009 73 www.uitzendinggemist.nl, Tegenlicht. Het Midden-Oosten gedecodeerd, VPRO, 09-04-2007
26
manier van journalistiek bedrijven blijft voor hem de enige oplossing. De vraag is volgens hem: “Welke controleurs gaan de controleurs controleren?”74
74
Het Maakbare Nieuws. Een antwoord aan Joris Luyendijk, De Balie, Amsterdam, 07-05-2008
27
1.6 Conclusie Het is wellicht verhelderend het bovenstaande verhaal nog eens door de ogen van het gatekeeping-model te bekijken. Figuur 1.3: Gatekeeping in een nieuwsorganisatie
Bron: Shoemaker, ‘A new gatekeeping model’, 60
De invloed van reorganisaties en de werkdruk die de technologische ontwikkelingen met zich meebrengen kunnen in termen van gatekeeping als volgt uitgelegd worden. Hoe minder poortwachters aan de linkerkant van het schema van Shoemaker overblijven, des te meer werk de overgebleven gatekeepers op hun bordje krijgen. Vanuit het midden van het schema (de redactie) komt daarbij nog eens de toegenomen druk om snel items te leveren aan de diverse mediavormen (tv, radio, internet) die een moderne nieuwsorganisatie rijk is. Gevolg: de gatekeeper heeft minder tijd zijn bronnen te checken op onjuistheden, een netwerk te ontwikkelen en eigen verhalen te bedenken. In het uiterste geval neemt hij propaganda direct over: de poort wordt zwakker. 28
Een andere mogelijkheid is terug te vallen op andere media: lokale nieuwsorganisaties of persbureaus. In dat geval schuift de buitenlandcorrespondent een stapje op in het model: hij staat minder dicht bij de bron van informatie. Zoals we gezien hebben worden verhalen verderop in de nieuwsstroom door primaire socialisatie dan aangepast aan het overheersend Westerse wereldbeeld. Tenslotte komt de stroom aan informatie (in het schema gesymboliseerd door pijlen aan de linkerkant) niet alleen meer binnen bij de correspondent. Doordat beelden van gebeurtenissen in de wereld in een oogwenk over de aarde verzonden worden, ziet de redactie beelden even snel als de correspondent. Hierdoor – en door het fenomeen Ninja Turtle-journalistiek - neemt de druk die vanuit de organisatie op de poortwachter aan de linkerkant van het schema wordt uitgeoefend toe. De buitenlandcorrespondent als gatekeeper ligt van beide kanten onder vuur.
29
Hoofdstuk 2: Van NTS tot NOS Nieuws 2.1 Het Journaal beteugeld Ook Nederlands grootste nieuwsorganisatie – de NOS – heeft te maken met de in het vorige hoofdstuk beschreven ontwikkelingen. De nieuwsfabriek die tegenwoordig bekend staat als het NOS Journaal begint meer dan vijftig jaar geleden met uitzenden, dan nog het NTS-Journaal genoemd. Op 5 januari 1956 ziet het – in die tijd nog schaarse – Nederlandse televisiepubliek hoe de dochter van schaker Max Euwe alle muurversiering ondersteboven hangt wanneer haar vader op een toernooi actief is.75 Dit eerste journaal onder de auspiciën van de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) komt echter niet zonder slag of stoot tot stand. De omroepen, die vijf jaar eerder besloten de beschikbare zendtijd onderling te verdelen, zien aanvankelijk geen noodzaak tot een gezamenlijke nieuwsvoorziening.76 De voornaamste tegenstander van deze visie is de programmacommissaris van de NTS, Jan Willem Rengelink. Hoewel lid van de VARA, is hij juist van mening dat publiek en omroepen gebaat zijn bij een gezamenlijk programma. Hij weet zich in deze gedachte gesteund door de Partij van de Arbeid en premier Willem Drees.77 Deze botsing tussen voorstanders van invloed door de omroepen en pleitbezorgers van een zelfstandig journaal zou tekenend zijn voor de felle discussies over de rol van het Journaal in de daaropvolgende decennia. Na jaren van overleg en debat tussen de verschillende omroepen en de NTS krijgt Rengelink zijn zin, hoewel de eerste hoofdredacteur van het NTS-Journaal, Carel Enkelaar, wel elke week verantwoording moet afleggen aan een journaalcommissie. In die commissie zijn alle omroepen vertegenwoordigd, die hun veto kunnen uitspreken over de onderwerpen die Enkelaar in zijn Journaal wil behandelen.78 Doordat de techniek nog niet ver gevorderd is kan het NTS-Journaal in de beginjaren op het gebied van buitenlandberichtgeving niet zo snel berichten als het wel zou willen. Filmpjes moeten per vliegtuig worden ingevlogen, met alle risico’s van dien. 75
Huub Wijfjes, ‘De journalistiek van het journaal’, Tijdschrift voor Mediageschiedenis 8 (2005) 2: 7-29 Ad van Liempt, Het journaal. Vijftig jaar achter de schermen van het nieuws (Amsterdam: Balans, 2005), 14 77 ibidem, 13 78 ibidem, 16 76
30
Vooral de Britse BBC en het Amerikaanse CBS zijn grote leveranciers.79 Doordat deze organisaties een stuk verder zijn gevorderd in het brengen van hard nieuws, zijn deze items minder vrijblijvend dan de binnenlandse onderwerpen die het journaal aanpakt. Hoewel eind 1956 de crises rond het Suezkanaal en de Russische inval in Hongarije snel en adequaat worden gecoverd, moet het Journaal op het gebied van buitenlandberichtgeving sterk leunen op de productie van internationale persbureaus.80 Daar moet verandering in komen, vindt hoofdredacteur Enkelaar. In overleg met programmacommissaris Rengelink bekijkt hij de mogelijkheid tot het uitwisselen van beelden met andere Europese nieuwsdiensten. Technisch gezien blijkt dat mogelijk door beelden over te stralen en ze dan te filmen. Televisiejournaals in andere landen blijken enthousiast, en in oktober 1958 illustreren negen landen de dood van paus Pius XII met dezelfde beelden, uitgewisseld via de Eurovisie (of EVN).81 Ondanks deze overwinning voor Enkelaar blijven eigen correspondenten uit. De voornaamste reden hiervoor is de precaire relatie met de omroepen. Die zijn als de dood dat het NTS-Journaal commentaar gaat leveren bij nieuwsfeiten. Dat is voorbehouden aan de omroepen zelf. Dit neemt niet weg dat het Journaal steeds meer buitenlands nieuws begint te vertonen. In 1959 is slechts een kwart van de items binnenlands nieuws.82 Deze verdeling blijft zo tot het begin van de jaren zeventig; vooral een financiële kwestie. Het is goedkoper door anderen geproduceerde onderwerpen te vertonen dan zelf het land in te gaan op zoek naar nieuws.83 Zo blijft de Nederlandse televisiekijker in het eerste decennium van het televisienieuws wat buitenlandverslaggeving betreft grotendeels aangewezen op droge feiten zonder commentaar. Tv-actualiteitenrubrieken van de omroepen bestaan nog niet. Zij sturen wel correspondenten uit naar brandhaarden als Hongarije en Israël, maar zetten deze alleen in voor radioprogramma’s.84 Pas in jaren zestig zendt Nederland eigen televisieploegen naar het buitenland. Maar die ploegen leveren niet aan het Journaal. Naar de oorlog in Vietnam gaat G. 79
Vincent Crone, ‘Het journaal als tegengif’, Tijdschrift voor Mediageschiedenis 8 (2005) 2: 43-60 Wijfjes, ‘De journalistiek van het journaal’, 14 81 Van Liempt, Het journaal, 40 82 ibidem, 47 83 ibidem, 180 84 Karskens, Pleisters op de ogen, 136, 157 80
31
Hiltermann namens de AVRO, KRO’s Brandpunt stuurt een team onder leiding van Aad van den Heuvel. Vaste buitenlandverslaggevers blijven echter nog lange tijd uit.85 Is het Nederlandse televisiepubliek de eerste jaren nog zeer enthousiast over het NTS-Journaal, na enkele jaren komt er steeds meer kritiek. Voor de kleine Journaalredactie blijkt het lastig op binnenlands gebied harde nieuwsitems te verzorgen, zeker wanneer de uitzending wordt verlengd naar twintig minuten.86 Wanneer het Journaal bij de moord op de Amerikaanse president John F. Kennedy de mist in gaat, hebben commentatoren van verschillende kranten geen goed woord over voor de uitzending. De items die de redactie aanvat, zijn te triviaal, luidt de kritiek. Het Journaal krijgt te kampen met steeds hogere verwachtingen.87 Hoofdredacteur Enkelaar heeft dan al zijn biezen gepakt, en is opgevolgd door de NCRV’er Dick Simons. Die is voorstander van een sterke bemoeienis van de omroepen met het NTS-Journaal. De omroepen willen dat het Journaal puur het nieuws volgt en niet maakt. Ook moet het zich verre houden van elke vorm van commentaar. Dat leveren ze zelf wel, in pas opgerichte actualiteitenrubrieken als Brandpunt en Achter het Nieuws. Simons willigt deze wens in, met het gevolg dat het Journaal veel van de maatschappelijke ontwikkelingen in de jaren zestig mist.88 De ontwikkeling naar een kritische en onafhankelijke stijl van berichtgeven die een groot deel van journalistieke wereld in de jaren zestig maakte, gaat dus grotendeels voorbij aan het Journaal. Dit is – wederom – voorbehouden aan de actualiteitenrubrieken van de omroepen, die geen concurrentie van het Journaal wensen. Pas in de jaren zeventig zal het Journaal (dan omgedoopt tot NOS-Journaal) een hardere journalistieke koers gaan varen, met meer achtergrondberichtgeving en analyse, tot dan toe taboe verklaard.89 Aanvankelijk nog onder Simons, maar vanaf 1976 onder rasjournalist Ed van Westerloo, zelf afkomstig van KRO-actualiteitenrubriek Brandpunt.90
85
Karskens, Pleisters op de ogen, 189-190 Charles Groenhuijsen en Ad van Liempt, Live! Macht, missers en meningen van de nieuwsmakers op tv (Den Haag: Sdu Uitgevers, 1995), 13 87 Crone, ‘Het journaal als tegengif’, 54 88 Wijfjes, ‘De journalistiek van het journaal’, 15 89 Van Liempt, Het journaal, 139 90 Wijfjes, ‘De journalistiek van het journaal’, 15-16 86
32
2.2 Het Journaal brengt ‘duiding’ Van Westerloo krijgt van de Commissie Uitingen, die formuleert binnen welke grenzen het Journaal mag opereren, de benodigde vrijheid. Hoewel rechtstreeks opiniërende informatie nog niet is toegestaan, mag het Journaal vanaf 1974 wel gebeurtenissen in het nieuws uitleggen in het kader van andere ontwikkelingen. Van Westerloo maakt optimaal gebruik van deze maas in de omroepvoorschriften, en zorgt ervoor dat met name de politieke verslaggeving een stuk volwassener wordt. Ook op het gebied van buitenlandverslaggeving grijpt Van Westerloo de ruimere armslag wat betreft achtergrondinformatie (‘duiding’, noemt hij het) met beiden handen aan. Hij stelt de eerste vaste buitenlandcorrespondenten aan: Eddo Rosenthal in Israël en Hans van der Werf in Brussel.91 In de jaren daarna zal het correspondentenbestand van de NOS alleen nog maar uitbreiden, hoewel het uit financiële overwegingen nog wordt gedeeld met kranten. Eppo Jansen, Fred Foppen, Philip Freriks en Peter Brusse gaan in 1977 vanuit respectievelijk Madrid, Rome, Parijs en Londen berichten. Evenals de eerste correspondenten van de Anglo-Amerikaanse zenders is het buitenlandnetwerk van de Nederlandse televisie dus nog erg op Europa gericht. Aan het begin van die jaren zeventig is er weinig geld om beelden van correspondenten via dure straalverbindingen naar Nederland te versturen. Vaak moeten ze dus commentaar leveren bij beelden van de Eurovisie (EVN), het uitwisselsysteem van televisiezenders in negen Europese landen. Beelden die ze zelf vaak niet gezien hebben. Op de redactie in Hilversum is niet iedereen even blij met de nieuwe collega’s; vooral de oudere redacteuren vinden dat zij betere verhalen kunnen maken dan de correspondenten.92 Zo komt het regelmatig voor dat de nieuwe correspondenten door technische gebreken commentaar moeten leveren bij beelden die zelf niet gezien hebben. De bureauredacteuren menen dit zelf beter te kunnen dan hun collega’s in het buitenland. Met de komst van jongere redacteuren wordt dit probleem echter snel verholpen.93 Ook aan het begin van de jaren tachtig blijft het Journaal uitbreiden. Eerst met het Jeugdjournaal, in 1983 met het half elf-journaal, een jaar daarop ook met het half zes91
Van Liempt, Het Journaal, 158 ibidem, 176-177 93 idem 92
33
journaal, gepresenteerd door Maartje van Weegen. Dit laatste journaal wijkt qua presentatie sterk af van de andere journaals, doordat Van Weegen onder andere livegesprekken houdt met mensen uit het nieuws van die dag. Ook is de algehele stijl een stuk losser dan het hoofdbulletin om acht uur. De uitzending om half zes blijkt een groot succes.94 In 1985 stapt hoofdredacteur Van Westerloo op om tv-directeur bij de NOS te worden. Peter Brusse, daarvoor nog correspondent in Londen, volgt hem op. Het blijkt geen gelukkige keus; Brusse mist de benodigde organisatorische kwaliteiten en ervaring om zich staande te houden in Hilversum. 95 Er moet een nieuwe hoofdredacteur komen. Op voorspraak van Ed van Westerloo wordt dit Gerard van der Wulp, die als politiek redacteur pas vier jaar bij het Journaal werkt. Hij voert snel een reorganisatie door, waardoor vele redacteuren op een andere plek belanden.96 Een van de gevolgen van de reorganisatie is dat Maartje van Weegen naar het acht uur-journaal gaat, het vlaggenschip van de NOS. De levendige presentatie waarmee ze het half zes-journaal zo populair maakte, wordt ook bij het hoofdbulletin ingevoerd. Praktisch gevolg is onder andere het houden van kruisgesprekken met correspondenten, technisch mogelijk gemaakt door de satelliet. Dit zal lange tijd nog wel erg duur blijven.97 Het NOS-Journaal lijkt zich na een mindere periode herpakt te hebben. Al snel volgen er echter opnieuw tegenslagen; een groot deel van de ervaren journaalmedewerkers vertrekt, hetzij naar het nieuwe programma NOS Laat, hetzij naar de pas opgerichte commerciële zenders. Door de komst van het RTL Journaal begin jaren negentig krijgt het NOS-Journaal voor het eerst in haar geschiedenis concurrentie.98 In de omgang met de omroepen kent Van der Wulp de nodige problemen, zeker wanneer blijkt dat die geen noodzaak meer zien voor het acht uurjournaal. Sinds een aantal jaar is er op zeven uur ook een uitgebreid journaal geprogrammeerd, en dat kan samen met het tien uurjournaal de kijker voldoende informeren, menen de omroepen. Van der Wulp, gefrustreerd door de willekeur van de omroepen, pleit er juist voor om 94
Groenhuijsen, Live!, 20 ibidem, 21 96 Van Liempt, Het journaal, 231-232 97 idem 98 Groenhuijsen, Live!, 22 95
34
vanaf vier uur ’s middags elke twee uur een uitzending te verzorgen. Hij krijgt uiteindelijk zijn zin.99 Doordat de NOS de beschikking krijgt over twee satellietwagens kunnen die journaals ook gevuld worden; vanaf nu kan het Journaal van elke plek in Nederland rechtstreeks uitzenden.100
99
Van Liempt, Het journaal, 250-251 Groenhuijsen, Live!, 23
100
35
2.3 Het monopolie doorbroken In de jaren negentig ontstaan er nieuwe manieren om het nieuws te benaderen. Naast de conventionele manier met zijn nadruk op institutioneel nieuws (waarin het NOS-Journaal altijd had uitgeblonken) komen de publieke benadering en de populaire benadering op. De publieke benadering van het nieuws kenmerkt zich door het verslaan van nieuws dat dichtbij de belevingswereld van de kijker staat, of dat in dienst van de burger staat. De populaire benadering probeert door middel van een aangename presentatie en de nadruk op spectaculair en celebrity-nieuws de kijker aan zich te binden.101 Vooral de commerciële zenders blijken deze nieuwe vormen van journalistiek dankbaar aan te pakken, hoewel de NOS ook al enkele stappen op dit pad had gezet met het half zesjournaal.102 Dit heeft gevolgen voor met name het acht uurjournaal. Hans Laroes, dan nog redactiechef, constateert dat de kijkers van het NOS-Journaal hoger opgeleid zijn dan die van RTL. Laroes suggereert daarom het acht uurjournaal op een intellectueel hoger plan te trekken.103 Ook op het gebied van de buitenlandjournalistiek heeft RTL een andere insteek dan het NOS-Journaal. Het RTL-Journaal laat haar correspondenten geen commentaar leveren bij beelden van de internationale persbureaus, maar ziet ze liever achtergrondreportages maken. De NOS maakt geen achtergrondreportages, aangezien die thuishoren in de actualiteitenrubrieken. De NOS-correspondenten blijven bij hun primaire taak: het verslaan van het nieuws.104 Het meeste aandacht voor buitenlands nieuws heeft Nederland bij calamiteiten. Het RTL Nieuws en het NOS Journaal bereiken bij het uitbreken van de Golfoorlog in 1991 samen zo'n 6 miljoen mensen. Internationaal gezien is die oorlog de doorbraak van het televisiestation CNN, dat als enige constant live uitzendt. CNN ontwikkelt zich tot de standaard voor het verslaan van rampen en oorlogen. Het NOS Journaal begint dan ook bij de Golfoorlog met extra ochtend- en middaguitzendingen. De jaren erna eist het publiek dat er bij groot nieuws snel live
101
Wijfjes, ‘De journalistiek van het journaal’, 18 idem 103 Van Liempt, Het journaal, 265 104 Groenhuijsen, Live!, 25 102
36
gegaan wordt. Dit heeft ook zijn weerslag op de correspondenten, die in dergelijke gevallen meer moeten improviseren dan ooit.105 Kader: Nederlandse correspondenten, 1989-2006 Die correspondenten beginnen ondertussen een aardig legertje te vormen. In 1989 doet Peter
Vasterman
voor
het
eerst
uitgebreid
onderzoek
naar
Nederlandse
buitenlandcorrespondenten. In januari van dat jaar blijken er in totaal 380 correspondentschappen te zijn, die door 211 correspondenten vervuld worden; er zijn dus buitenlandverslaggevers die meer dan een correspondentschap voor hun rekening nemen. Televisiejournaals
en
actualiteitenrubrieken
zijn
goed
voor
78
van
de
correspondentschappen.106 Het is geen verrassing dat in 1995, wanneer Vasterman zijn onderzoek herhaalt, het aantal correspondenten dat voor tv werkt flink gestegen is; met het RTL Nieuws is er een nieuwe speler op de markt van de tv-journalistiek. Figuur 1.4: Correspondentschappen per medium
Bron: http://www.denieuwereporter.nl/?p=496, 11-07-2008
In 2006, wanneer Vasterman samen met Leendert van der Valk opnieuw naar de Nederlandse correspondenten kijkt, is er juist een sterke daling te zien, met name bij de radio-
en
tv-correspondentenschappen;
zijn
er
in
1995
nog
155
tv-
correspondentschappen, 11 jaar later is dit aantal gedaald tot 66. Deze cijfers zijn echter
105
Van Liempt, Het Journaal, 282 Peter Vasterman en Ralph en Wendy Young, 'Het correspondentennetwerk', de Reporter, januari 1989, 20-25 106
37
minder alarmerend dan ze lijken; hier liggen vooral organisatorische veranderingen aan ten grondslag. De Publieke Omroep ondergaat in 2005 een grondige reorganisatie, waarbij omroepen die vroeger allemaal een eigen correspondent hadden, die nu delen. De buitenlandjournalisten zijn vaker aan een bepaald programma gebonden, wat in de nieuwe telling van Vasterman als één opdrachtgever telt. Desalniettemin is het aantal buitenlandcorrespondenten sinds 1995 ook in absolute zin gedaald, met 6 procent (van 256 naar 241).107 Die correspondenten zijn – uiteraard - niet evenredig over de wereld verdeeld. Uit het onderzoek van Vasterman en Van der Valk blijkt dat vooral Afrika karig bedeeld is (zie Tabel 1.2). Opvallende resultaten zijn verder dat het Midden-Oosten grotendeels vanuit Israël of Egypte wordt verslagen. Ondanks de toetreding van een groot aantal voormalige Oostbloklanden tot de Europese Unie zijn daar weinig journalisten gestationeerd. WestEuropa daarentegen blijft het grootste deel van de buitenlandcorrespondenten herbergen.
107
http://www.denieuwereporter.nl/2006/06/aantal-correspondenten-neemt-nauwelijks-af-aantalopdrachtgevers-wel/, 11-07-2008
38
Figuur 1.5: Waar zitten de Nederlandse correspondenten?
Bron: http://www.denieuwereporter.nl/?p=494, 11-07-2008
In diachroon perspectief valt op dat sinds 1989 Zuid-Amerika en Afrika ten zuiden van de Sahara aan nieuwswaarde hebben ingeboet, aan het dalende aantal correspondenten te zien. Het Midden- en het Verre Oosten zijn daarentegen belangrijker geworden.
39
2.4 Een creatieve aanpak Door de concurrentie van de commerciële omroepen ontstaat er bij het NOSJournaal de vraag naar een nieuwe, creatieve, minder ambtelijke hoofdredacteur, die door middel van originele voorstellen het journaal nieuw elan kan geven. De keus valt op Nico Haasbroek, die in 1997 Gerard van der Wulp opvolgt.108 Uit een enquête die Haasbroek onder de journaalredacteuren houdt blijkt dat die het Journaal te degelijk en te saai vinden, onder andere door de sterke concentratie op het Haagse nieuws. Haasbroek probeert hier wat aan te doen, en propageert een wat luchtiger stijl van televisiemaken.109 Niet iedereen is echter even blij met de frivole onderwerpen die nu en dan in het Journaal opduiken. Bij critici ontstaat de angst dat het Journaal zijn betrouwbaarheid kwijtraakt door te triviale of emotionele verslaggeving.110 Een ander punt dat Haasbroek aanstipt is de hoeveelheid buitenlands nieuws in de NOS-uitzendingen. Idealiter is de verhouding tussen binnen- en buitenlands nieuws 60/40, in de praktijk blijkt dat 44/49 (plus een gedeelte Nederlands nieuws in het buitenland). Vooral in de ochtenduitzendingen is er te veel nieuws uit het buitenland. In tegenstelling tot andere landen, die altijd met binnenlands nieuws openen, begint het NOS-Journaal echter wel met buitenlandonderwerpen als de nieuwskeuze dit billijkt.111 Haasbroek signaleert op het gebied van de buitenlandjournalistiek een te grote afhankelijkheid van beeldmateriaal van de persbureaus. In een nota over buitenlandberichtgeving schrijft hij ook op buitenlandgebied origineler nieuws te willen brengen en de correspondenten meer op reportage te laten gaan. Een praktisch voortvloeisel van de nota is dat in de Verenigde Staten Bureau Washington wordt opgezet.112 De creativiteit en losse manier van leidinggeven van Haasbroek leidt behalve tot nieuwe initiatieven (het ’s nachts herhalen van bulletins, redacteuren in het noorden en zuiden van het land en de aanzet tot een centrale nieuwsredactie voor radio, tv en teletekst113) ook tot conflicten tussen de journaalredactie en de hoofdredacteur. Met name 108
Wijfjes, ‘De journalistiek van het journaal’, 18 Nico Haasbroek, Journaaljaren (Amsterdam: Vassallucci, 2004), 115 110 Van Liempt, Het journaal, 279-281 111 Haasbroek, Journaaljaren, 131, 120 112 ibidem, 212-222 113 ibidem, 106 109
40
zijn veelvuldige media-optredens, waarbij hij kritiek op het Journaal en de medewerkers niet schuwt, schieten de betrokken personen dikwijls in het verkeerde keelgat. Het zorgt ervoor dat het draagvlak van Haasbroek op de redactie aanzienlijk vermindert.114 In mei 2002 is het zover. Na de moord op Fortuyn is Haasbroek niet op de redactie te vinden. Wel verschijnt hij, geëmotioneerd, bij RTL Nieuws op het scherm. Als hij zich in het programma Storing dan ook nog eens negatief uitlaat over verslaggever Job Frieszo barst de bom op de journaalredactie. Haasbroek zou niet genoeg achter de medewerkers van het Journaal staan. Zijn adjunct-hoofdredacteuren Hans Laroes, Bernadette Slotboom en René Went zeggen namens de redactie het vertrouwen in hem op, waarop directeur Ruurd Bierman hem de wacht aanzegt.115 De redactie wil na de creatieve maar onberekenbare Haasbroek weer een degelijke hoofdredacteur, die veel op de werkvloer is te vinden om de dagelijkse processen in het oog te houden. De – voor de hand liggende – keus valt op adjunct Hans Laroes. Hij had zich in de jaren negentig al onderscheiden als de ideoloog van het NOSJournaal, en hield sinds 2000 als operationeel hoofdredacteur veel met de nieuwsproductie bezig.116 Laroes neemt het roer over in een voor het NOS-Journaal en de samenleving woelige periode. De moord op Fortuyn veroorzaakte net zoveel onrust in Nederland als de aanslagen van 11 september dat op internationaal gebied deden. Het Journaal wordt geconfronteerd met het feit dat het de opkomst van Fortuyn grotendeels gemist heeft. Laroes ziet het als zijn missie om, zoals hij het formuleert, ‘de straat en de staat met elkaar te verbinden’.117 Dit houdt in dat hij maatschappelijke onrust beter in beeld wil brengen. De manier waarop is voorlopig nog niet duidelijk, ook niet voor veel redacteuren. Een gedeelte is het ook helemaal niet eens met het streven naar meer ‘nieuws van de straat’. Zoals wel vaker in de geschiedenis van het Journaal steekt de angst voor ‘opleuking’ en trivialisering de kop op: “De staat en de straat, die terminologie komt me mijn neus uit. (...) Aan het journalistieke werk, het feiten verzamelen, komen we niet meer 114
Van Liempt, Het journaal, 288-290 Sjak Jansen, ‘Gebrek aan leiderschap; Nico Haasbroek redt het niet bij het NOS-Journaal’, Algemeen Dagblad, 24-05-2002 116 Van Liempt, Het journaal, 295 117 Laroes, Ten Aanval, 8-11 115
41
toe.”118, klaagt Rob Koster, plaatsvervangend chef Den Haag, tegenover NRC-redacteur Gerard van Westerloo. Op het gebied van de buitenlandberichtgeving mag er wat Laroes betreft het een en ander veranderen. In zijn nota Ten Aanval legt hij de nadruk op het belang van een correspondent in de Arabische wereld. Ook pleit hij voor een flexibelere inzet van teams in het buitenland, zodat landen zonder correspondent voldoende aandacht krijgen van het Journaal. Een nieuwe term die opduikt is die van camjo. Laroes ziet een toekomst voor een correspondent die zelfstandig een gehele productie kan maken.119 Een van de correspondenten die hier actief mee aan de slag gaat is de latere adjunct Tim Overdiek, gestationeerd in Groot-Brittannië.
118 119
Gerard van Westerloo, ‘De droom van de hoofdredacteur’, M, december 2003 Laroes, Ten Aanval, 29-30
42
2.5 Reorganisatie Daarnaast ligt er op organisatorisch gebied een verandering in het verschiet. Het Radio 1-journaal, het NOS-Radionieuws, Met het oog op morgen, NOS Teletekst, de website en het NOS-Journaal vallen voortaan onder één hoofdredacteur – Hans Laroes. Daarmee is Laroes de laatste officiële hoofdredacteur van het NOS-Journaal, dat voortaan NOS Nieuws gaat heten. De nieuwsgaring van de genoemde programma’s wordt op een centrale plek gedaan.120 Het zal nog tot het begin van 2006 duren voordat deze structuur werkelijkheid wordt. Tegelijkertijd maakt de organisatie de omslag van analoog naar digitaal. In de nota ‘Hooggeëerd Publiek!’ zet Laroes het voor NOS Nieuws te volgen pad uit. Ieder medium en programma krijgt een eigen format. Redacteuren werken niet noodzakelijkerwijs voor één programma of medium, maar voor meerdere.121 De anchorfunctie van de presentatoren moet volgens Laroes worden versterkt, correspondenten moeten meer hun land in.122 In de nieuwe organisatie worden nieuwsgaring en verwerking in theorie van elkaar gescheiden. Er komt een centrale 'vergaarredactie', die het inkomende nieuws bekijkt en beoordeelt of het bij internet, radio of tv het best tot zijn recht komt. Vervolgens werken de verslaggevers, die nog wel voor één medium werken, samen met de multimediale redacteur aan de verwerking.123 In theorie, want de praktijk blijkt weerbarstiger: redacteuren die vroeger alleen voor radio of tv werkten, moeten zich plots ook bezighouden met andere media. Lastig voor de verslaggevers, die nog wel voor één medium werken: ze zijn hun vaste redacteur kwijt, die vroeger alle aandacht kon schenken aan het verwerken van een reportage. 124 Voor de buitenlandredactie geldt dit overigens in mindere mate, aldus plaatsvervangend chef buitenland Michiel Hartzuiker. “De correspondent blijft een bureauredacteur als sparringspartner houden.”125 120
Wilma de Rek, ‘Ik wil alles kunnen; ik hoop dat ik op tijd zal inzien dat mijn periode voorbij is’, de Volkskrant, 19-03-2005 121 Laroes, Hooggeëerd Publiek!, 36 122 ibidem, 46-51 123 Klaske Tameling, www.convergentie.nos. Mediaconvergentie binnen NOS Nieuws (Groningen 2009) 115 124 ibidem, 116 125 Interview Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS Nieuws, Hilversum 18-02-2010
43
In de nieuwe organisatie loopt de communicatie op de nieuwsvloer niet soepel: de redactie voor de centrale nieuwsgaring is simpelweg te groot en log. Ook heerst er bij de (vroegere) radiomedewerkers het gevoel dat in de vergaderingen alle aandacht gaat naar de tv-uitzendingen. En het internet? Alleen redacteuren en verslaggevers die er een passie voor hebben doen daar extra moeite voor.126 Zacht gezegd is dus niet iedereen blij met de nieuwe organisatie. In de evaluatie ‘Getrokken gras’, die adjunct-hoofdredacteur René Went schrijft nadat de NOS drie maanden met de centrale nieuwsgaring heeft gewerkt, worden harde noten gekraakt. Door de schaalvergroting moet er veel meer vergaderd worden, terwijl collega’s elkaar niet eens meer kennen, luidt de belangrijkste klacht.127 Het directe gevolg hiervan is een kwaliteitsvermindering van met name het Radio 1-Journaal en de zes en acht uurbulletins van het NOS-Journaal, menen vele redacteuren.128 Eind 2008 is de structuur van de nieuwe organisatie goed doorgedrongen bij de NOS. Maar de problemen zijn na twee jaar nog niet voorbij. Nog steeds klaagt de redactie over de multimediale garing en verwerking, waardoor de redacteuren de binding met de programma's zijn verloren. Er is weinig discussie op de redactie, en de werksfeer is niet om over naar huis te schrijven. De redactie ziet wel het voordeel van multimediale nieuwsgaring, maar om de kwaliteit te herstellen gaan er stemmen op om de verwerking op de oude manier te doen: een redacteur die voor een bepaald programma werkt. In tegenstelling tot de officiële strategie gebeurt dit in de praktijk ook weer. Tenslotte blijken mede door de reorganisatie veel medewerkers te vertrekken.129 Overigens lijkt deze trend in 2009 afgenomen; gingen in 2008 nog 41 mensen op eigen verzoek weg, in 2009 waren dat er nog 18.130
126
Tameling, www.convergentie.nos, 115/116 Jean-Pierre Geelen, ‘Bij nieuwe NOS kennen collega’s elkaar niet’, de Volkskrant, 28-06-2006 128 Jean-Pierre Geelen, ‘Nieuwe problemen NOS-Nieuws’, de Volkskrant, 06-06-2007 129 Tameling, www.convergentie.nos, 117 130 http://nos.nl/over-de-nos/jaarverslag-2009-cijfers/, 03-06-2010 127
44
2.6 Het Journaal nu Ondanks of misschien wel dankzij de reorganisatie is het Acht-Uur-Journaal een van de best bekeken programma’s op de Nederlandse televisie gebleven. Dat het journaal ook in een tijd van concurrerende digitale media nog altijd haar aantrekkingskracht behoudt, blijkt wel uit de kijkcijfers. In de periode 2006-2009 steeg de kijkdichtheid (het percentage kijkers naar een bepaald programma afgezet tegen het totaal aantal kijkers) van het Acht-Uur-Journaal van 10,7 naar 12,1 procent. Het absolute aantal kijkers is in die tijd ook toegenomen. Naar een gemiddelde uitzending in 2009 keken 1.822.000 mensen boven de 6 jaar, tegen 1.606.000 kijkers vier jaar daarvoor (zie Figuur 1.6). Figuur 1.6: Kijkcijfers van het NOS Acht Uur Journaal, 2006-2009
Bron: KLO Informatie en Advies, 2010
Ter vergelijking: het concurrerende half acht nieuws van RTL4 trok in dezelfde periode gemiddeld iets minder dan een miljoen kijkers per aflevering, een kijkdichtheid van 6,5 procent (zie Figuur 1.7). Figuur 1.7: Kijkcijfers van het RTL half acht journaal, 2006-2010
Bron: RTL Nederland, 2010
45
Deze geschiedenis van de NOS heeft geleid tot de vorm van het NOS Acht Uur Journaal zoals we dat vandaag de dag kennen. Het Journaal werkt met een vast format. Zo zijn er de vaste presentatoren (anchors) Rob Trip (verving Philip Freriks begin 2010) en Sacha de Boer. Ook Gerard Arninkhof, Jeroen Overbeek, Rik van de Westelaken en Astrid Kersseboom presenteren regelmatig het Journaal. Naast vaste presentatoren heeft het Journaal een vaste lengte en indeling. Een doordeweekse uitzending duurt ongeveer 25 minuten.131 Op zaterdag is een Journaal 20 minuten lang132; op zondag 15.133 Elke uitzending begint met een leader van 30 seconden. Hierin worden de drie belangrijkste onderwerpen van die avond aangekondigd. Daarop volgen drie tot vier items van gemiddeld 2 tot 2,5 minuten. Om de kijker niet te vermoeien met te veel van dergelijke lange items volgen daarna een aantal korte berichten (gemiddeld zo'n 30 seconden, met uitschieters van 15 tot 55 seconden), waarna weer drie tot vier langere items komen. Het geheel wordt afgesloten met het weer en de eindtune (15 seconden). Soms is er nog een item tussen het weer en de eindtune, vaak met een grappig (bedoeld) bericht of een aankondiging van zo'n 30-40 seconden.
131
http://player.omroep.nl/?aflID=10233552, 13-05-2010 http://player.omroep.nl/?aflID=10263174, 13-05-2010 133 http://player.omroep.nl/?aflID=10257937, 13-05-2010 132
46
Hoofdstuk 3: Buitenlandcorrespondent en redacteur. Theorie en praktijk. 3.1 Theorie 3.1.1 Ten aanval! (2003) In deze notitie beschrijft de nieuwe hoofdredacteur Hans Laroes hoe de NOS volgens hem de eenentwintigste eeuw tegemoet moet treden, die op buitenlandgebied werd ingeluid door de aanslag op het World Trade Center, in Nederland zelf door de moord op Fortuyn. Laroes trekt daaruit enkele conclusies voor het functioneren van de buitenlandredactie, die niet lang daarvoor eigen, vaste bureauredacteuren heeft gekregen. De veranderende wereld vraagt om andere expertise, vindt hij, zowel op de redactie als in het correspondentennetwerk. De Verenigde Staten hoeven niet minder in het nieuws, wel op een andere manier. En de NOS heeft een inhaalslag te maken op het gebied van de islam. Daarom besluit Laroes tot het plaatsen van een correspondent in het Jordaanse Amman, naast de medewerker die de NOS al had in buurland Israël. Ook wil hij meer greep op de ontwikkelingen in de landen van de voormalige Sovjet-Unie, die steeds nadrukkelijker richting West-Europa bewegen. Tenslotte pleit Laroes voor meer parachute-journalistiek, 'hit-and-run-operaties'.134 Daarnaast zegt de hoofdredacteur iets over de vorm waarin dit allemaal moet gebeuren. “De EVN en de agencies [persbureaus, RD] aanvullen met enig eigen beeld en stand-upper kan wel op Dag 1 van een verhaal, maar daarna gaat het om uitleg, voorbeeld, achtergrond. De concrete verbeelding van de abstracte gebeurtenis.”135 En verderop: “Altijd maar een stand-upper aan het eind van een correspondentenbijdrage is cliché. (…) Kruisgesprekken mogen wel eens achterwege worden gelaten om een reportage de volgende dag mogelijk te maken. Ook hier geldt: de hoofdstroom van het nieuws kan gevolgd worden via de agencies en eigen uitleg en duiding: de uitwerking in een reportage daarna geeft het Journaal de kleur van een eigen keuze en invalshoek.”136 134
Laroes, Ten aanval!, 15-16 ibidem, 16 136 ibidem, 29 135
47
Dergelijke verhalen moeten niet losgezongen zijn van het nieuws, waarschuwt Laroes. De gespecialiseerde buitenlandredactie produceert nog wel eens te tijdloze items. Om dit alles mogelijk te maken belooft hij niet in het budget van buitenland te snijden.137 3.1.2. Hooggeëerd Publiek! (2006): In zijn beschrijving van de nieuwe organisatie van de NOS (dat vanaf 2006 officieel NOS Nieuws heet) beschrijft Laroes ook de nieuwe rol van de buitenlandredactie en -correspondenten. Volgens de hoofdredacteur zorgt het onderbrengen van de correspondenten in een multimediale organisatie ervoor dat de NOS 'meer [haar] gang [kan] gaan en de eigen denk- en productiekracht [kan] vergroten.'138 Gevolg hiervan is wel dat op enkele plaatsen de aparte radio- en tv-correspondenten gebundeld wordt. Soms wordt iemand daarom ontslagen, soms werken de twee correspondenten voor beide media. Laroes erkent dat het niet mogelijk is om een radiocorrespondent in een dag om te toveren tot tv-expert. Hij roept daarom op tot geduld. In de nota beschrijft Laroes enkele concrete keuzes in het buitenlandbeleid. De voormalige Sovjet-Unie moet eraan geloven; er komt minder focus op zowel Rusland, Oost-Europa verliest zijn correspondent. Het vrijgekomen budget wordt geïnvesteerd in een bureau in China, een vestiging in India en meer aandacht voor Turkije. Daarnaast wil de hoofdredactie minder aandacht voor het Israël-Palestina-conflict, en meer over Irak en Iran. Tenslotte komt er naast de traditionele regio-correspondenten een aantal themacorrespondenten.139 Naast deze organisatorische veranderingen streeft de nota naar een belangrijke inhoudelijke verandering in het werk van de correspondenten: “Correspondenten moeten meer hun landen in en minder voice-overs leveren. Te vaak worden ze aan het bureau gehouden om alleen maar hun stem te leveren aan beelden die ze niet eens zelf hebben gezien. Te vaak moeten ze een te klein feit op de radio becommentariëren. Laten we uitgaan van het volgende: correspondenten leveren
137
idem Laroes, Hooggeëerd Publiek!, 50 139 ibidem, 51 138
48
geen voice-overs meer, tenzij...”140 Verderop in deze scriptie zullen we zien of dit streven van Laroes werkelijkheid is geworden. 3.1.3 Publiek in de toekomst (2010) In deze nota, waarvan het openbare gedeelte niet zo gedetailleerd is als de vorige twee, gaat Laroes voornamelijk in op het veranderende mediapubliek. Hij schetst een toekomst waarin de luisteraars en kijkers niet alleen meer het Radio 1 Journaal en Acht Uur Journaal volgen.141 De NOS maakt zich zorgen over de dwang van de 24-uurscyclus van het nieuws, en de niet-aflatende druk die dat op redacties legt. Maar daar kan de NOS wel tegen, herhaalt Laroes het standpunt dat hij ook eerder heeft uitgedragen. “Wij blijven specialismen en research beschermen, en op zoek naar zelf te maken verhalen in het buitenland. Wel nieuws, nieuwswaardig en nieuws gerelateerd, geen features. Het betekent dat we de mensen die we vrijmaken voor specialisatie etc. die ruimte ook geven; dat we correspondenten optimaal inzetten en niet alleen maar voice-overs laten inspreken, zes keer per dag.”142 Dat betekent overigens niet dat die nieuwscyclus dan maar volkomen genegeerd dient te worden, vervolgt de hoofdredacteur waarschuwend. Tenslotte gaat de nota in op de aloude vraag of de NOS (evenals de journalistiek in het algemeen) wel de hele wereld evenwichtig in beeld brengt. Laroes: “De economische en politieke focus schuift zozeer richting China, dat het goed voorstelbaar is ook onze aandacht te verschuiven. We hebben al bureaus in twee machtcentra (die overigens verschillende rollen spelen): Washington en Brussel. Het lijkt tijd om te gaan werken aan een Bureau Beijing.”143 Een vreemde opmerking, aangezien in de nota Hooggeëerd Publiek! uit 2006 het 'Bureau Beijing' al wordt aangekondigd, en correspondent Wouter Zwart al enkele jaren in vaste dienst van NOS Nieuws is.
140
idem Hans Laroes, Publiek in de toekomst, Hilversum 2010, http://weblogs.nos.nl/hoofdredactie/2010/01/08/publiek-in-de-toekomst-4/, 13-06-2010 142 idem 143 idem 141
49
3.2 De praktijk: hoe komt een item tot stand? “Die nota's, dat zijn mooie kreten”, zegt plaatsvervangend chef buitenland Michiel Hartzuiker. “Maar de waan van de dag is heel sterk; eindredacteuren kijken toch naar hun eigen programma. We hebben zo'n 420 mensen werken bij het NOS Nieuws. Het is lastig om zo'n grote organisatie aan te sturen. En correspondentendagen zijn er maar eens in de twee jaar.”144 De ideaalbeelden die Laroes in zijn notities schetst blijken niet altijd gemakkelijk te verwezenlijken. 3.2.1 Organisatie Dat komt ten eerste al door de omvang van de organisatie, zegt Hartzuiker. Volgens hem werken zo'n 420 mensen bij NOS Nieuws. Volgens het jaarverslag van 2009 is dat een zuinige schatting; in dat document staat dat er 668 mensen op de rol staan bij de NOS, oftewel 616 fte's.145 Daarvan werken 36 mensen op de buitenlandredactie in Hilversum (34 fte); daarnaast kan een beroep worden gedaan op 4 of 5 vaste freelancers. Ook zijn er dertien correspondenten in vaste dienst; het gaat om de correspondenten in Washington, Brussel, Berlijn, Moskou, Beijing en het Midden-Oosten. Veertien andere correspondenten zijn zogenaamde 'retainers': zij hebben geen vast contract, maar wel de afspraak een bepaald aantal verhalen te leveren. Tenslotte werkt de NOS met tien correspondenten die per verhaal betaald worden.146 De correspondenten die regelmatig verhalen aanleveren hebben vaste sparringpartners op de redactie in Hilversum. Zo heeft Turkije-correspondent Bram Vermeulen drie mensen met wie hij van gedachten kan wisselen over 'zijn' land. “Op wekelijkse basis hebben we contact”, aldus Vermeulen. “Als ik een voorstel heb, breng ik dat in bij de productievergadering. Die beslist vervolgens of het een goed idee is en of er wat mee gedaan wordt.”147 Bij groen licht van de eindredactie moet de correspondent eerst een begroting maken, zegt Hartzuiker. “Soms is het zo dat een onderwerp interessant is, maar te duur. De meeste items kosten tijd, er moet gereisd worden, je moet een cameraploeg inhuren... 144
Interview met Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS Nieuws, 18-02-2010 http://nos.nl/over-de-nos/jaarverslag-2009-cijfers/, 14-06-2010 146 Aanvullende vragen aan Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS Nieuws, 17-062010 147 Interview met Bram Vermeulen, correspondent Turkije NOS Nieuws, 07-06-2010 145
50
Voordat een item tot stand komt zijn er dus veel vergaderingen en overlegjes. Soms is dat wel irritant. Je ligt ook wel eens in de clinch met de eindredactie.”148 In principe beslist de eindredactie dus alleen of een item gemaakt wordt, niet hoe. Maar van die ongeschreven regel wordt wel eens afgeweken, zegt eindredacteur Jaap Leemijer. “Het komt wel eens voor dat wij ons met de vorm bemoeien, dat we bijvoorbeeld vragen om een kruisgesprek. Maar correspondenten zeggen dan ook wel eens 'nee'. Soms ook om inhoudelijke redenen.”149 In de praktijk doe je dat als correspondent echter niet vaak, een verzoek – of opdracht – weigeren. Vermeulen: “Ik doe het wel, maar het zit in ieders aard dan toch dat verhaal te willen maken. Zeker als freelancer. Maar dat is niet altijd het beste.”150 Bij een reportage of kruisgesprek moet de correspondent een cameraploeg inhuren. De montage gebeurt ook in het land waar het nieuws zich afspeelt. Alleen wanneer beelden van persbureaus gebruikt worden vindt de montage in Hilversum plaats. De eindredactie beslist uiteindelijk waar en wanneer een item in het Acht Uur Journaal komt. 3.2.2 Reorganisatie Een andere belemmering voor het uitvoeren van de plannen van Laroes vormt de reorganisatie van de NOS begin 2006. Die laat ook de buitenlandredactie niet onberoerd. De nieuwsgaring wordt centraal; het Acht Uur Journaal heeft niet langer eigen redacteuren, hoewel de vaste sparringpartners van de correspondenten blijven. Ook voor de correspondenten is de verandering ingrijpend. Vermeulen: “Dat [de reorganisatie, RD] heeft heel veel invloed gehad, sowieso op de werkdruk. De tv kwam er opeens bij [daarvoor was Vermeulen alleen radiocorrespondent, RD], dat was ongelofelijk arbeidsintensief. Het aantal uren dat je maakte vloog omhoog.”151 Waar correspondenten eerst alleen voor radio of tv werken, moeten ze nu voor allebei paraat staan. En dan ook nog, mocht dit zo uitkomen, voor internet. De 'retainers', die ook nog aan andere media leveren, werken helemaal multimediaal. 148
Interview met Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS Nieuws, 18-02-2010 Interview met Jaap Leemeijer, eindredacteur Acht Uur Journaal NOS Nieuws, maart 2010 150 Interview met Bram Vermeulen, correspondent Turkije NOS Nieuws, 07-06-2010 151 idem 149
51
De reorganisatie heeft een tweezijdig effect op de werkzaamheden. Aan de ene kant wordt het een stuk drukker, zoals Vermeulen al aangeeft. Vermeulen: “Bij breaking news, zoals vorige week bij het Gazakonvooi, is er werkelijk geen ruimte om adem te halen of te eten. Als je niet live bent, ben je op pad. Je kunt net iemand interviewen. Ik sta wel eens bij een demonstratie, dan moet je weg om te gaan monteren, terwijl je eigenlijk met het verhaal bezig moet zijn. En dan wil de krant ook nog een stuk. Ergens lijdt het product daaronder. Ik snap dat er bezuinigd moet worden, maar er zit een grens aan. Iedereen die pretendeert dat het geen mindere journalistieke producten oplevert, die liegt.”152 De verslaggevers kunnen het zich niet meer permitteren zich alleen te concentreren op radio of tv, hoewel dit verschilt per post. Hartzuiker: “Dat [het multimediaal werken, RD] is nog niet overal doorgedrongen. Rop Zoutberg [correspondent in Spanje, RD] werkt erg multimediaal, maar in Rome hebben we nog twee mensen zitten die gescheiden werken. Saskia Dekkers in Frankrijk werkt ook voornamelijk voor tv. Al die media willen voortdurend correspondenten in de uitzending. Voor een bureau als Washington gaat dat nog wel, maar Wouter [Zwart, RD] in Peking doet alles alleen. Als de radio 's ochtends bijvoorbeeld Rop Zoutberg in de uitzending wil, maar hij wil op reportage, dan bijt dat elkaar.”153 Aan de andere kant, merken zowel correspondent Bram Vermeulen als eindredacteur Jaap Leemijer op, is er juist meer ruimte om, als het rustig is, op pad te gaan. Dit omdat iemand anders, die bijvoorbeeld vroeger de radio deed, jouw plek als correspondent in kan nemen mocht er iets belangrijks gebeuren in je gebied. Leemijer: “Je [kunt] nu ook eisen dat de een voor de ander inspringt, zodat die meer tijd heeft voor een achtergrondverhaal.”154 Volgens Leemijer hebben de tv-uitzendingen per saldo gewonnen bij de reorganisatie. Hierbij valt ook te denken aan de klacht uit Getrokken Gras, de evaluatie van de reorganisatie, waarin radiomedewerkers klagen dat de meeste aandacht naar de tv-uitzendingen gaat (zie hoofdstuk 2.5).
152
idem Interview met Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS Nieuws, 18-02-2010 154 Interview met Jaap Leemeijer, eindredacteur Acht Uur Journaal NOS Nieuws, maart 2010 153
52
3.3 Hoe moet het dan wel? De waan van de dag, de grote organisatie, de druk van de redactie en de nieuwsstroom, ze staan uitgebreide achtergrondberichtgeving in de weg. Maar hoe moet het dan wel? Is het een probleem dat correspondenten er niet altijd aan toe komen om reportages te maken? Zijn meer achtergrondreportages het antwoord? In de al eerder genoemde discussie rond het boek van Joris Luyendijk komt een aantal buitenlandcorrespondenten, alsmede de NOS zelf, met hun visie op deze kwestie. In de discussie rond het boek van oud-NOS-correspondent Joris Luyendijk (zie hoofdstuk 1) komt het standpunt van de NOS nog eens duidelijk naar voren. De NOS heeft bij monde van hoofdredacteur Hans Laroes begrip voor Luyendijks standpunten. Maar, zegt Laroes bij meerdere gelegenheden, om tegemoet te komen aan de kritiek dat nieuwsstroom, tijdsdruk en dictatoriale regimes onafhankelijke nieuwsgaring in de weg staan zou bij elk journaalitem een voorbehoud gemaakt moeten worden, of de hele geschiedenis van een situatie opnieuw worden uitgelegd. “De journalistiek moet regelmatig pogingen doen om de grotere verhalen uit te leggen”, aldus Laroes in een video-interview met Tegenlicht, “maar je kunt niet iedere keer als je het over Al-Kaida hebt, de wereld verklaren tot aan het jaar nul. Je kunt niet altijd alle relevante context over de kijker heenstorten.”155 In het debat in De Balie in Amsterdam formuleert hij het scherper: “Het is onzin om te zeggen: dit is het Acht-Uur-Journaal, u krijgt een samenvatting van het nieuws maar of het klopt weten we niet.”156 Zoals gezegd komt Luyendijk niet direct met een oplossing hoe journalistiek dan wel bedreven moet worden. Dat ergert zijn voormalige collega Bram Vermeulen, voormalig correspondent voor zuidelijk Afrika voor de NOS en het NRC Handelsblad (tegenwoordig gestationeerd in Turkije). Vermeulen had op de NOS Correspondentendagen in april 2007 al aangegeven dat hij meer zijn gebied in wilde, en geen nut zag in het inspreken van teksten bij beelden die zelf niet eens gezien had.157 Zijn oplossing voor het probleem van de dwingende nieuwsstroom is: vertraging. Vermeulen zegt in het debat: “Weg met die weblogs, weg met die multimedialiteit. Het is echt maf. 155
http://www.vpro.nl/programma/plaatsdesoordeels/afleveringen/33951908/items/34243017/media/342430 18/#, 08-01-2010 156 Het Maakbare Nieuws. Een antwoord aan Joris Luyendijk, De Balie, Amsterdam, 07-05-2008 157 Audiovisueel materiaal NOS Nieuws over correspondentendagen, NOS Nieuws, april 2007
53
Als ik in Zimbabwe zit moet ik verhalen maken voor verschillende nieuwsshows op de radio, tv en twee kranten. Het NRC Handelsblad zakt om 11 uur [‘s ochtends, RD] en we hebben om 6 uur ‘s avonds nog even NRC Next. De oplossing is: geef mij de tijd, en ik ga drie weken in een dorp in Malawi zitten, en schrijf over wat armoede is. Dat is de journalistieke oplossing. Maar ik weet niet, en dat wil ik graag van jou [Joris Luyendijk, RD] horen, of dat de oplossing is voor jouw probleem, namelijk dat de beeldvorming verkeerd is.”158 In het debat geeft Luyendijk geen definitief antwoord op deze laatste vraag van Vermeulen. Wel zegt hij dat er ‘een aantal problemen [zijn], die je op verschillende niveaus moet gaan analyseren en die ook parallel aan elkaar lopen’.159 Voor Vermeulen is afstand van de dagelijkse nieuwsstroom dus de oplossing voor genuanceerdere buitenlandberichtgeving. Als we dit in termen van gatekeeping bekijken, zoals in Hoofdstuk 1, betekent dit het volgende: Vermeulen wil opschuiven naar de linkerkant van het gatekeeping-model. We zagen eerder al dat hoe meer nieuwsorganisaties tussen de correspondent en de bron van het nieuws staan, des te verder deze naar rechts opschuift in het model, met als gevolg een verlies van controle over deze bronnen. Vermeulen suggereert dat deze afhankelijkheid van de nieuwsstroom doorbroken kan worden door ervoor te zorgen dat hij zo mogelijk de eerste gatekeeper in het nieuwsproces is. Vermeulen betwijfelt echter of deze oplossing kan gelden voor het Journaal. “Het probleem is: een achtergrondreportage bij de NOS is alsnog maar een item van maximaal twee minuten. Hoeveel leg je daarin nu echt uit?”160 Toch is de meerwaarde van de correspondent het duiden van ontwikkelingen, niet het vertellen van gebeurtenissen, aldus Vermeulen. Dat vindt zijn voormalig Afrikacollega Koert Lindijer ook. “In de nieuwsvoorziening is onze rol bijna uitgespeeld, we kunnen nauwelijks meer tegen de snelheid op”, schrijft Lindijer in zijn reactie op ‘Het zijn net mensen’. “‘Hilversum’ of ‘Rotterdam’ weten steeds vaker iets sneller dan wij in het veld. Grote
158
Het Maakbare Nieuws. Een antwoord aan Joris Luyendijk, De Balie, Amsterdam, 07-05-2008 idem 160 Interview met Bram Vermeulen, correspondent Turkije NOS Nieuws, 07-06-2010 159
54
nieuwsontwikkelingen kunnen net zo goed op de redactie worden bijgehouden.”161 Lindijer vindt dat de Nederlandse redacties daar wel de voorwaarden voor moeten scheppen. “Misschien moeten de redacties ons meer coachen, ons aansporen minder op bezoek te gaan bij machthebbers en meer bij auteurs, musici, bedelaars, boeren en hoeren.”162 Laroes geeft aan dat de NOS ook pogingen doet om dit te bewerkstelligen. “Ik vind dat je op zoek moet gaan naar verhalen waarmee je illustreert wat er werkelijk in je gebied gebeurt. [Chinacorrespondent, RD] Wouter Zwart kan bijvoorbeeld naar een partijcongres gaan over particulier bezit, maar ook naar dure villa's naast sloppenwijken. Ik denk dat we in het verleden stopten bij die partijcongressen, en nu proberen andere verhalen te maken die kleiner zijn, maar meer over het land vertellen.”163 Later: “Je kunt vertellen waarom een woordvoerder iets zegt, en hoe de propaganda werkt. Dat lukt niet binnen drie uur. Maar als je zegt: dit speelt hier, en daar wil ik voor volgende week vrijdag een verhaal over maken, dan is daar ruimte voor. Dat is idealiter hoe correspondenten werken, ook binnen een dagelijkse nieuwsorganisatie.”164 Een andere manier om de werkwijze van buitenlandjournalisten te tonen vormen de weblogs van de NOS. Daar, aldus Laroes, hebben correspondenten de ruimte om de beperkingen van hun werk aan de geïnteresseerde bezoeker duidelijk te maken. “We proberen de correspondenten op weblogs te laten vertellen over hun werk. (...) Correspondenten zijn veel meer gaan vertellen over dingen die in hun land gebeuren, los van radio en tv. De oude stijl van een correspondent die voor een gebouw gaat staan en in twee minuten de wereld verklaart, die is echt voorbij.”165
161
Koert Lindijer, ‘Een correspondent moet minder in beeld en meer naar het feest’, NRC Handelsblad, 2402-2007 162 idem 163 http://www.vpro.nl/programma/plaatsdesoordeels/afleveringen/33951908/items/34243017/media/342430 18/#, 08-01-2010 164 idem 165 Het Maakbare Nieuws. Een antwoord aan Joris Luyendijk, De Balie, Amsterdam, 07-05-2008
55
Hoofdstuk 4: Onderzoeksopzet & methodologie 4.1 Onderzoeksopzet Uit de voorgaande hoofdstukken is gebleken dat er veel discussie is over de vraag of buitenlandcorrespondenten op adequate wijze verslag doet van de gebeurtenissen in de wereld. Sommigen pleiten voor een andere rol van de buitenlandcorrespondent; deze zou meer achtergronden moeten brengen in plaats van commentaar bij nieuwsberichten te leveren dat ook vanuit Nederland gedaan zou kunnen worden. Of, in termen van gatekeeping: meer op zou moeten schuiven naar de bron van het nieuws, zonder dat andere poortwachters met hun culturele en organisationele socialisatie daartussen zitten. Sinds Joris Luyendijk ‘Het zijn net mensen’ publiceerde is deze discussie ook onder de aandacht van het grote publiek gekomen. De gevestigde journalistiek worstelde echter al veel langer met deze vraag. Zo ook de grootste nieuwsorganisatie van Nederland, de NOS. Al enkele jaren heeft de hoofdredactie in haar nota’s aangegeven dat er meer achtergrondreportages in het buitenland gemaakt mogen worden. Ook een aantal van de NOS-correspondenten zelf is deze mening toegedaan. Deze scriptie beoogt daarom te bekijken hoe het nu daadwerkelijk zit met de buitenlandberichtgeving door de correspondenten van de NOS. Moeten zij slechts commentaar leveren bij het nieuws, of krijgen ze ook de ruimte om achtergrondverhalen over hun gebied te maken? Dit leidt tot de volgende hoofdvraag: In hoeverre krijgen buitenlandcorrespondenten bij het NOS Journaal de ruimte om eigen verhalen te maken in plaats van commentaar bij nieuws van persbureaus te leveren? Er is in de contexthoofdstukken echter ook een aantal secundaire vragen naar boven gekomen die beantwoord kunnen worden. Zoals in het hoofdstuk over de geschiedenis van de NOS te lezen valt fluctueerde de verhouding tussen binnen- en buitenlandberichtgeving in de NOS-Journaals door de jaren heen flink. Volgens de NOS zelf is de verhouding tegenwoordig ongeveer 60 procent binnenlands nieuws tegenover 56
40 procent buitenlands nieuws. In dit onderzoek wordt bekeken of deze claim klopt, wat leidt tot de volgende deelvraag: Deelvraag 1: Wat is het percentage buitenlandberichtgeving in het NOS-Journaal tussen januari 2006 en december 2009? Verder zagen we dat er lange tijd bezorgdheid is geweest over de verdeling van buitenlandcorrespondenten over de continenten. Daarbij bleek dat zich al decennialang minder journalisten in Afrika vestigen dan in de overige continenten. Ik probeer daarom in deze scriptie aan te geven of dit ook gevolgen heeft voor het volume van de berichtgeving van het NOS Journaal. Daarnaast kan bekeken worden over welke gebieden meer achtergrondverhalen gemaakt worden. Deelvraag 2: Welke gebieden krijgen in het NOS Acht Uur Journaal tussen januari 2006 en december 2009 meer, welke minder aandacht? Ook rijst de vraag in welke mate de NOS gebruik maakt van haar correspondenten. Welk gedeelte van de buitenlandberichtgeving wordt door de correspondenten gedaan en welk gedeelte door de bureauredactie? Deelvraag 3: Welk percentage van het buitenlands nieuws in het NOS Acht Uur Journaal tussen januari 2006 en december 2009 wordt verslagen door correspondenten? Tenslotte beoogt dit onderzoek niet alleen vast te stellen in hoeverre de buitenlandcorrespondenten hun eigen onderwerpen kunnen bepalen, maar ook of daar tussen 2006 en 2009 een ontwikkeling in de richting van meer achtergrondverhalen te zien is. Ik verwacht van wel, aangezien de NOS zich dit in haar nota’s heeft voorgenomen. Deelvraag 4: Is er tussen januari 2006 en december 2009 een ontwikkeling zichtbaar binnen het buitenlandbeleid van de NOS?
57
4.2 Methodologie Om deze vragen te beantwoorden is ervoor gekozen om een kwantitatief en een kwalitatief onderzoek uit te voeren. 4.2.1 Kwantitatief In het kwantitatieve gedeelte analyseer ik door middel van een aselecte steekproef de Acht Uur Journaals van januari 2006 tot december 2009. Er is juist voor deze periode gekozen omdat NOS-hoofdredacteur Hans Laroes in december 2005 aangaf de buitenlandcorrespondenten meer achtergrondreportages te willen laten maken. Ook publiceerde Joris Luyendijk in het begin van 2006 zijn boek ‘Het zijn net mensen’, dat in Nederland de praktijk van de buitenlandberichtgeving en de problemen daarvan op de kaart zette. De einddatum is gekozen om een zo actueel mogelijk beeld van de situatie te kunnen geven. Om een evenwichtige analyse van de Acht Uur Journaals te kunnen maken heb ik de vijfde week van elk kwartaal vanaf januari 2006 tot en met december 2009 bekeken. In totaal zijn dit dus zestien weken NOS-Journaal. In deze journaals wil ik op programmaniveau kijken naar: -
het percentage buitenlands nieuws dat aan bod komt; hiermee beantwoord ik deelvraag 1.
-
de plaats van het buitenlands nieuws: is het de opening van het journaal, of komt het pas later in de uitzending aan bod? Hiermee kan het gewicht dat de NOS aan buitenlands nieuws toekent in kaart gebracht worden.
Op itemniveau kijk ik naar: -
het gebied waarover het item handelt; dit om te kijken welke gebieden veel, welke weinig aandacht krijgen. Als eenheid neem ik hierbij het aantal seconden dat een item in het Journaal toebedeeld krijgt. Dit lijkt me de meest objectieve maatstaf om de mate van aandacht in het Journaal te meten, omdat er zo verschil wordt gemaakt tussen een kort berichtje en een uitgebreide reportage. Hiermee wordt deelvraag 3 beantwoord.
-
de vorm van het item. Hier deel ik de items in de volgende categorieën in: 58
o nieuwsbericht voorgelezen door presentator o nieuwsbericht met voice over van redacteur o nieuwsbericht met voice over of standupper van correspondent o kruisgesprek o reportage van correspondent met directe nieuwsaanleiding o reportage van correspondent zonder directe nieuwsaanleiding Hierbij is een nieuwsbericht gedefinieerd als een item waar beelden van persbureaus of andere leveranciers (zoals de uitwisseling van beelden van de Europese nieuwsorganisaties) gebruikt wordt. Bij een reportage is de correspondent met een eigen cameraman op pad gegaan. Met deze indeling kan ik bepalen in hoeverre de correspondent de ruimte krijgt om reportages te maken, al dan niet met een directe nieuwsaanleiding. Daarnaast brengt het in kaart welk gedeelte van het buitenlands nieuws door de correspondent behandeld wordt en welk gedeelte door de bureauredactie. Het geeft het antwoord op de hoofdvraag en deelvragen 2 en 4. De indeling is gemaakt met het gatekeeping-model in het achterhoofd. De veronderstelling is dat buitenlandcorrespondent bij het afgaan van bovenstaand rijtje steeds minder poortwachters voor zich vindt (links in het model) en dichter bij de bron van het nieuws is. Dit is met name het geval in de reportage zonder directe nieuwsaanleiding. De correspondent heeft zich hierbij (blijkbaar) niet laten leiden door de nieuwsstroom met bijbehorend stereotiep wereldbeeld, maar heeft het verhaalidee bijvoorbeeld zelf bedacht. Zo is hij een van de eerste poortwachters die zich buigt over het verhaal, en minimaliseert op die manier de kans op vervorming – anders dan door de primaire, secundaire en tertiaire socialisatie die in hemzelf en zijn nieuwsorganisatie bestaan. 4.2.2 Kwalitatief In het kwalitatieve onderzoek worden de resultaten van de kwantitatieve analyse voorgelegd aan correspondenten en bureauredacteuren van de NOS. Om de zaak van alle kanten te belichten heb ik een correspondent, een eindredacteur van het Acht Uur Journaal en iemand van de buitenlandredactie gesproken: 59
-
Bram Vermeulen, NOS-correspondent in Turkije (voormalig Afrikacorrespondent). Door zijn opmerkingen ben ik aan deze scriptie begonnen en is de hoofdvraag ontstaan.
-
Jaap Leemijer. Eindredacteur van het Acht Uur Journaal en voormalig bureauredacteur op de buitenlandredactie.
-
Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland.
Deze personen heb ik gevraagd naar de werkwijze van de redactie, de invloed van de waan van de dag op hun werk en de berichtgeving van het Acht Uur Journaal. Tenslotte heb ik ze de bevindingen uit de kwantitatieve analyse voorgelegd. Hun reacties daarop verwerk ik direct onder de relevante hoofdstukken.
60
Hoofdstuk 5: Analyse De kwantitatieve analyse is, zoals gezegd, gebaseerd op 112 uitzendingen van het NOS Acht Uur Journaal uit de periode januari 2006 tot en met december 2009. In totaal gaat het ruwweg om 42,5 uur beeldmateriaal. De bekeken journaals zijn onderverdeeld in items, die weer in categorieën zijn verdeeld (zie Methodologie). In de volgende kolommen worden meerdere soorten getallen gepresenteerd. Bij het antwoord op deelvragen 1 en 2 is er onderscheid gemaakt tussen de tijd die een item krijgt in het Journaal (het belangrijkste criterium) en de hoeveelheid gemaakte items. Bij de beantwoording van de overige vragen zijn de getallen relatief. De genoemde percentages slaan hierbij op de hoeveelheid tijd besteed aan een nieuwscategorie afgezet tegen de totale berichtgeving door correspondenten. Overal is duidelijk aangegeven om wat voor soort getallen het gaat; de lezer moet echter wel even goed lezen en niet alle cijfers over een kam scheren. Om de uitkomsten van de kwantitatieve analyse aan de werkelijkheid te toetsen zijn de resultaten daarvan voorgelegd aan drie medewerkers van het NOS Journaal op verschillende sleutelposities in de organisatie. In onderstaand hoofdstuk zijn hun opmerkingen direct onder de relevante subparagrafen weergegeven.
5.1 Relatie binnenland/buitenland 5.1.1 Deelvraag 1: Verdeling binnenlands en buitenlands nieuws De balans tussen binnenlands en buitenlands nieuws in het NOS Journaal kwam voornamelijk onder de aandacht tijdens het bewind van Nico Haasbroek. Hij propageerde een verdeling van 60 procent Nederlands nieuws, de overige 40 procent moest over het buitenland gaan. De reden hiervoor is dat – volgens Haasbroek - de kijker nu eenmaal geïnteresseerder is in de wereld dicht om hem of haar heen dan in gebeurtenissen in verre landen.166 In de tijd van Haasbroek was de daadwerkelijke verdeling 44/49 procent. Sindsdien is er door de hoofdredactie van de NOS geen wenselijke verdeling tussen het binnenlands en buitenlands nieuws meer uitgesproken. De verdeling van binnenlands en 166
Haasbroek, Journaaljaren, 131
61
buitenlands nieuws die Haasbroek wenselijk achtte blijkt het Journaal ook vandaag de dag niet te halen. De afgelopen vier jaar ging gemiddeld 47 procent van het nieuws over binnenlandse aangelegenheden. Het buitenlands nieuws kreeg met 43 procent slechts een fractie minder aandacht. Van 0,8 procent van de verhalen kon niet worden vastgesteld of ze tot het binnenlands of buitenlands nieuws behoorden; dit zijn voornamelijk items over sportgebeurtenissen, maar ook van economische onderwerpen is het soms moeilijk vast te stellen of het zich in Nederland of in andere landen afspeelt. In de door Haasbroek genoemde doelstelling is de positie van het weer niet helemaal duidelijk. Gemiddeld besteedt het Journaal 9 procent van haar tijd aan het weer; wordt deze tijd bij het binnenlands nieuws opgeteld, dan komt het Journaal op 56 procent binnenlands nieuws. In deze scriptie is het weer als een aparte entiteit behandeld, los van de rest van het Journaal; voornamelijk omdat het niet onderworpen is aan de vaste Journaalstructuur en –redactie, maar eigen mores kent die niet binnen het blikveld van deze scriptie vallen. Figuur 1.8:
Bron: Zie Bijlage 2.
62
Het antwoord op deelvraag 1 (Wat is het percentage buitenlandberichtgeving in het NOS-Journaal tussen januari 2006 en december 2009?) is hierbij gegeven; geconcludeerd mag worden dat er gemiddeld niet veel meer tijd aan het binnenlands dan aan het buitenlands nieuws wordt besteed bij het Journaal, en dat dit in tegenspraak is met de doelstelling die het Journaal zichzelf heeft gesteld. Misschien is het ook niet zo gek dat het Journaal dat streven niet haalt; eindredacteur Jaap Leemijer van het Acht Uur Journaal heeft nooit gehoord van een dergelijk quotum. “Als eindredacteur is een dergelijk streven ook onwerkbaar. Zo zullen we tot [de Tweede Kamerverkiezingen van, RD] 9 juni ons meer focussen op Nederland. Wat ik zelf wel belangrijk vind: bedenk ook bij groot binnenlands nieuws dat de wereld groter is dan Nederland alleen.”167 Misschien is het om die reden dat elke uitzending, week of zelfs jaar een vaste verdeling tussen deze twee soorten nieuws kent. Zo ging meer dan de helft van het nieuws in 2008 over zaken in het buitenland; in 2009 werd dit gecorrigeerd, en besteedde het Journaal 52 procent van de tijd aan binnenlands nieuws. 5.1.2 Opening van het Journaal Hoewel nieuws over Nederland niet veel meer tijd krijgt toebedeeld dan het buitenlands nieuws, heeft het wel een prominentere plek in het Journaal. In de 112 geanalyseerde uitzendingen opende het Journaal 71 keer met een binnenlands onderwerp, oftewel 63,4 procent. Het tweede item wordt gemiddeld vaker gereserveerd voor buitenlands nieuws; daar is slechts in 46,4 procent van de gevallen sprake van een Nederlands onderwerp. Ook hier is echter sprake van variatie per jaar; in 2008 (waarin in de bekeken Journaals sowieso veel aandacht aan buitenlands nieuws werd geschonken) werd de tweede plek 21 van de 28 keer voor nieuws uit het buitenland ingeruimd. In 2009 was dit slechts in 11 van de 28 uitzendingen het geval. Vanaf het derde item is de verdeling tussen binnen- en buitenlands nieuws ongeveer 50/50. Ook hier is eindredacteur Leemijer zich niet bewust van enig beleid. Hij toont zich over de telefoon dan ook lichtelijk verbaasd over de verdeling. “Bij mij is dat geen bewuste keuze. Misschien gaat het onbewust, dat je eerder opent met verhalen die
167
Interview met Jaap Leemeijer, eindredacteur Acht Uur Journaal NOS Nieuws, maart 2010
63
zich dichter bij de belevingswereld van de kijker bevinden. We hebben daar in ieder geval alle vrijheid in.”168
5.2 Buitenlands nieuws 5.2.1 Deelvraag 2: Welke landen zijn het meest in het nieuws? Figuur 1.9
Hoe lang waren welke landen in het nieuws?
Bekijk hier een interactieve versie van deze kaart met de informatie van elk land afzonderlijk. Bron: Zie bijlage 2.
Het zal geen verrassing zijn dat één land met kop en schouders uitsteekt boven de rest, als we het hebben over aanwezigheid in het Journaal: de Verenigde Staten. In de bekeken uitzendingen werden maar liefst 132 items (meer dan drieënhalf uur) over de VS gemaakt, bijna drie keer zoveel als de daaropvolgende landen Afghanistan en Frankrijk. Over dat laatste land werden 45 items gemaakt, meer dan de 33 die Afghanistan behandelden. Qua tijd komt Afghanistan echter op de tweede plaats, met name vanwege de vele achtergrondreportages; ook twee lange interviews met veteranen uit Afghanistan door Marga van Praag zijn bij dit land gerekend. Over de suprematie van de Verenigde Staten in de berichtgeving moet worden opgemerkt dat in 2008 de ogen van de wereld op dat land waren gericht vanwege de presidentsverkiezingen. In de eerste week van november, ook meegenomen in dit 168
idem
64
onderzoek, ging het over weinig anders dan de verkiezing van Barack Obama. Desalniettemin blijft – ook als we de presidentsverkiezingen buiten beschouwing laten de overweldigende aandacht voor dit land opmerkelijk. In totaal werd 8,5 procent van de tijd van de bekeken journaals aan de VS besteed; dit is bijna 20 procent van de totale buitenlandberichtgeving. Plaatsvervangend chef buitenland Michiel Hartzuiker noemt twee redenen voor de focus op Amerika. Ten eerste spelen de persbureaus een rol. “Die brengen nu eenmaal Angelsaksisch nieuws.” Daarnaast is er volgens Hartzuiker een grotere vraag naar items over Amerika. “In Duitsland zijn minder mensen geïnteresseerd.” De buitenlandredactie ziet het als een probleem. “En dat benoemen we ook; we proberen minder snel aan te slaan op Amerikaans nieuws. Maar over het algemeen kun je zeggen dat we behoorlijk Atlantisch georiënteerd zijn.”169 Opvallend is verder niet zozeer wie er wel in de top van de lijst staan – Duitsland, Frankrijk en Israël – maar wie er niet in staan. China, toch een opkomende wereldmacht, krijgt twee keer zo weinig aandacht als Duitsland. Japan, (nog) de tweede economie van de wereld was in zestien weken tijd welgeteld tweeënhalve minuut in beeld. Van de in economisch opzicht in opkomst zijnde BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China) mogen alleen Rusland (met van oudsher een correspondent) en China (ook een correspondent) zich in de attentie van de NOS verheugen. India (2 items, 200 seconden) en Brazilië (1 item, 108 seconden) komen er zeer karig vanaf. Ook de landen in ZuidOost Azië, de economische tijgers van de jaren negentig, zijn weer verzonken in vergetelheid. Hartzuiker geeft aan dat er discussie op de redactie is of deze landen genoeg in beeld komen. “We hebben nu Wouter Zwart in China zitten. Dat gaat ongelofelijk belangrijk worden, en daar willen we vroeg bij zijn. India is een ander verhaal. We zeggen dat we Wilma van der Maten er vaker heen moeten sturen, maar het is politiek minder interessant. Dat land is meer geschikt voor achtergrondverhalen. Een beslissing van Amerika heeft direct gevolg voor ons. Een besluit van India niet.”170
169 170
Interview met Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS Nieuws, 18-02-2010 idem
65
Hetzelfde geldt volgens Hartzuiker voor Marokko. Hartzuiker: “Mensen vragen wel eens waarom we daar geen correspondent hebben zitten; het interesseert toch een grote groep Nederlanders? Maar het land wordt geregeerd door een koning, er komt gewoon geen klap nieuws vandaan. Daar een correspondent neerzetten levert gewoon te weinig op.”171 In de zestien geanalyseerde weken was er dan ook geen enkel bericht te zien over het land. Ook een land als Venezuela, internationaal toch veel in de belangstelling, kwam niet langs. Minder verrassend zijn de lege plekken op de kaart in Afrika; slechts enkele conflictgebieden als Sudan en Congo komen aan bod. De meeste landen van Zuid-Amerika staan wel op de kaart; een nadere analyse leert echter dat buiten Bolivia de Latijnsamerikaanse landen nauwelijks in het nieuws zijn. Zij krijgen slechts enkele korte berichten. De koloniale banden met Suriname blijken grotendeels doorgesneden; in de geanalyseerde weken kwam de kijker slechts via twee korte berichten iets over dat land te weten. Over Indonesië werd daarentegen een aantal langere reportages gemaakt; misschien niet verwonderlijk, aangezien het het grootste moslimland ter wereld is. Figuur 1.10
Hoe vaak waren welke landen in het nieuws?
Bekijk hier een interactieve versie van deze kaart met de informatie van elk land afzonderlijk. Bron: Zie bijlage 2. 171
idem
66
Dit is het antwoord op deelvraag 2 (Welke gebieden krijgen in het NOS-Journaal tussen januari 2006 en december 2009 meer, welke minder aandacht?) 5.2.2 Komt dit overeen met de aanwezigheid van een (al dan niet vaste) correspondent in die landen? Tot op zekere hoogte. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen de gebieden met een vast bureau (de VS, Duitsland, België, China en het Midden-Oosten), de correspondenten die als 'retainers' werken en degenen die betaald worden per verhaal. In het eerste geval zijn de medewerkers full-time voor de NOS in dienst en moet de NOS dus de kosten van de correspondent eruit halen. Ook met de retainers heeft de NOS vaste afspraken. Bij de correspondenten die per verhaal betaald worden ligt dit anders; de NOS is bij hen niet verplicht een bepaald aantal verhalen af te nemen. De beslissing om een dergelijk land te negeren als er weinig nieuwswaardigs gebeurt is dan ook makkelijker. In de bekeken journaals kregen de landen met een vast bureau veel aandacht. Zoals gezegd komt een groot gedeelte van het buitenlands nieuws uit de Verenigde Staten; bijna twintig procent van het buitenlands nieuws gaat over de VS. Ook Duitsland en België scoren hoog, als we bedenken dat het bureau in Brussel ook verantwoordelijk is voor een groot deel van de items over de Europese Unie. Uiteraard is het niet vreemd dat deze standplaatsen veel in het nieuws komen; er is voor gekozen een bureau in die landen te creëren aangezien er veel gebeurt. Dat bevestigt Michiel Hartzuiker: “Het is logisch dat die bureaus meer nieuws leveren dan andere: ze zitten daar niet voor niets, er komt meer nieuws vandaan.” Hartzuiker ziet echter ook de nadelen. “Aan de andere kant is het een vicieuze cirkel: van vaste bureaus verwacht je veel nieuws, dus leveren ze meer. Ongeacht de nieuwswaarde.”172 Een uitzondering op deze 'regel' is China, het enige bureau dat niet in de top vijf (of zelfs top tien) van behandelde landen staat. Er werd meer aandacht besteed aan landen met een correspondent die niet in vaste dienst is (zoals Italië en Frankrijk) of zelfs landen
172
idem
67
zonder vaste correspondent (Afghanistan) dan aan China. De NOS overweegt dan ook het bureau in China uit te breiden met een redacteur-producer.173 Dat de NOS ook flexibel is, en niet alleen maar bericht uit landen waarin het een beroep kan doen op een correspondent, laat de oorlog tussen Libanon en Israël zien. Ondanks de afwezigheid van een vaste correspondent in Libanon was de oorlog veelvuldig op het Journaal. Om toch ter plekke verslag van de gebeurtenissen te kunnen doen werd Gerri Eickhof ingevlogen. Israëlcorrespondent Sander van Hoorn deed de rest. De NOS kon en wilde moeite doen om de oorlog zo goed mogelijk te verslaan – ook al zat er geen vaste correspondent. Uit de rest van de data blijkt echter gelijk de keerzijde van de afwezigheid van een vaste correspondent: na augustus 2006, het tijdstip van de oorlog tussen Israël en Libanon, zijn er geen items meer te vinden over het laatstgenoemde land. Libanon is na de oorlog uit het nieuws verdwenen. Overigens doet de NOS wel moeite om ook achtergrondreportages te maken over landen zonder medewerkers; zo is er een serie gemaakt over het leven op Cuba toen Fidel Castro er niet meer aan de macht was. Het valt op hoe weinig de NOS soms gebruik maakt van haar correspondenten. In de geanalyseerde periode hebben de correspondenten in Argentinië, Suriname, Griekenland, Brazilië, Hongarije en Australië niets over het land waarin ze gevestigd zijn gemaakt. Dit wil overigens niet zeggen dat ze niets voor het Journaal gedaan hebben; ze kunnen iets in de omringende landen gemaakt hebben. Een aparte positie neemt Afghanistan in. In dat land zit geen vaste correspondent, volgens NOS-hoofdredacteur Hans Laroes vanwege veiligheidsoverwegingen. Toch werd er – uiteraard na koploper Amerika – de meeste tijd besteed aan berichtgeving over Afghanistan. En niet alleen maar door de redactie in Hilversum; alleen over Duitsland werden meer achtergrondreportages gemaakt. De Afghanistsanreportages zijn grotendeels het werk van Peter te Velde, die vaak naar hoofdstad Kabul of Uruzgan vliegt om te kijken hoe het er gesteld is; een nieuwsaanleiding is niet altijd nodig. Afghanistan staat in scherp contrast met buurland Pakistan of Irak. Deze twee landen – ook belangrijke vuurhaarden in het Midden-Oosten – worden voornamelijk vanaf het bureau in Hilversum verslagen. Tegenover de zeven achtergrondreportages 173
Aanvullende vragen Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS nieuws, 17-06-2010
68
over Afghanistan vinden we er één uit Irak; over Pakistan kwam in de bekeken uitzending geen enkel item van een correspondent. Over de relatie tussen de aanwezigheid van een correspondent in een land en de aandacht ervoor in het Journaal kan dus gezegd worden dat de plekken met vaste bureaus vaak in het Journaal komen. Of dit komt door de aanwezigheid van de full-time medewerkers of door het gewicht van het nieuws is een kip-en-ei-verhaal; wel geeft de plaatsvervangend chef buitenland aan dat de eerste verklaring zeker een rol speelt. Bij de correspondenten die niet uitsluitend voor de NOS werken zit het anders; sommige leveren bijna niets aan, andere juist extreem veel. De NOS lijkt hier flexibel mee om te gaan. De West-Europese landen komen daarbij als winnaar uit de bus: Frankrijk, Groot-Brittannië en verrassenderwijs Italië komen zeer vaak in het nieuws; Spanje en Portugal moeten zich met minder belangstelling tevreden stellen. Over het algemeen zijn de geïnterviewde NOS-medewerkers tevreden met de manier waarop het Journaal haar aandacht verdeelt over de wereld. Turkije-correspondent Bram Vermeulen: “We doen het best goed: China is in opkomst, daar hebben we een bureau. En Afrika: zes jaar geleden zat daar geen enkele correspondent, nu wel. (…) Ik vind dat de wereld behoorlijk wordt verslagen.”174 5.2.3 Deelvraag 3: Welk gedeelte buitenlands nieuws door correspondenten? Het NOS Journaal maakt voor het buitenlands nieuws graag gebruik van haar correspondenten. Meer dan de helft (55,5 procent) van de tijd dat kijkers van het Journaal naar een buitenlandonderwerp kijken, is dat gemaakt door een correspondent. In bijna 30 procent van de gevallen (28,8 om precies te zijn) is een redacteur in Hilversum verantwoordelijk voor de productie; de presentator leest bij de overige Hilversum-items het nieuws voor (15,9 procent). Het grootste gedeelte van de items die de presentator voor zijn rekening neemt zijn de korte nieuwsberichten in het midden van elk Journaal. Vaak zullen ook deze door redacteuren bij elkaar zijn gezocht; deze leggen in ieder geval geen beslag op de tijd van een correspondent. Hiermee is deelvraag 3 (Welk percentage van het buitenlands nieuws in het NOS 20.00 Journaal wordt verslagen door correspondenten?) beantwoord. 174
Interview met Bram Vermeulen, correspondent Turkije NOS Nieuws, 07-06-2010
69
Wel moet worden opgemerkt dat er meer items in Hilversum worden gemaakt dan door de correspondenten; de verhalen van de correspondenten zijn echter langer. Een gemiddeld buitenlanditem dat in Hilversum door een redacteur gemaakt is duurt twee minuten, dat van een correspondent bijna tweeënhalve minuut (145 seconden). De buitenlanditems die de presentator voorleest duren gemiddeld 37 seconden; zoals gezegd zijn dit meestal de korte stukjes in het midden van de uitzending. Als we naar de afzonderlijke jaren kijken kunnen we geen duidelijke trend onderscheiden in het gebruik van correspondenten. Zo waren de correspondenten in 2006 verantwoordelijk voor minder dan de helft van het buitenlands nieuws; in 2007 lag dit percentage boven de 60, waarna het in 2008 en 2009 weer daalde, respectievelijk naar 58,1 en 53,7 procent. Figuur 1.11
http://www.chartle.net/embed?index=24008 Bron: Zie bijlage 2.
70
5.2.4 Deelvraag 4 en hoofdvraag: Hoe verslaan die correspondenten het nieuws? De kern van deze scriptie is hoe het NOS Journaal haar correspondenten inzet om een zo helder mogelijk beeld van de wereld te schetsen. Om hier een antwoord op te geven zijn de items van de correspondenten ingedeeld in vier categorieën: -
een nieuwsbericht, al dan niet met een standupper
-
een kruisgesprek
-
een reportage met directe nieuwsaanleiding (nieuwsrepo)
-
een achtergrondreportage (zonder directe nieuwsaanleiding)175
Figuur 1.12
http://www.chartle.net/embed?index=24006 Bron: Zie bijlage 2.
175
Het verschil tussen de twee laatste categorieën is niet altijd even scherp te maken (zie Methodologie).
71
Figuur 1.13
http://www.chartle.net/embed?index=24020 Bron: Zie bijlage 2.
Nieuwsberichten In een door een correspondent gemaakt nieuwsbericht wordt voornamelijk gebruik gemaakt van beeldmateriaal dat door buitenlandse persbureaus is aangeleverd. Vaak komt de correspondent zelf niet in beeld, maar hoort de kijker alleen zijn of haar stem. Eventueel volgt er nog een standupper, waarbij de correspondent voor de camera een toelichting geeft op het nieuws. Dergelijke berichten kunnen ook in Hilversum gemaakt worden; soms is dit ook het geval, en hoeft de correspondent slechts een tekst in te spreken of de standupper te maken. De correspondent gaat er bij deze items niet zelf op uit om mensen te interviewen. Een goed voorbeeld van een nieuwsbericht met een standupper is het item van Ruslandcorrespondente Kysia Hekster over een voorkomen staatsgreep in Georgië (14.35 tot 17.04).
72
Van de tijd die de correspondenten in het Journaal ter beschikking kregen ging gemiddeld 26,6 procent naar deze nieuwsberichten (zie diagram boven). Er was echter een flinke variatie in de afzonderlijke jaren; zo was in 2007 bijna 40 procent van de door correspondenten gemaakte items een nieuwsbericht, het jaar daarop minder dan 20 procent. Een trend is hier dan ook moeilijk te onderscheiden. Gekeken naar de plekken waar dit soort nieuwsberichten gemaakt worden, valt op dat vooral Frankrijkcorrespondent Saskia Dekkers veel nieuwsberichten van commentaar voorziet; een derde van de tijd dat Frankrijk in het Journaal is spreekt Dekkers een nieuwsbericht in (of geeft ze commentaar via een standupper). Hoewel de VS in absolute tijd nog wel op de tweede plek staat, maken de correspondenten in dat land relatief weinig nieuwsberichten (10 procent van de tijd die aan de VS wordt besteed is een nieuwsbericht van een van de correspondenten daar). Verder zijn de berichten over Europa vaak ook nieuwsberichten die door een correspondent zijn gemaakt (meestal door de redactie in België). Een mogelijke reden hiervoor is dat het moeilijk is Europese onderwerpen in een reportage te vatten; dezelfde redactie besteedt slechts 8 procent van aan België toegekende tijd aan dit soort nieuwsberichten. Er valt ook nog wel iets te zeggen over de klacht dat correspondenten werk doen dat ook in Hilversum gedaan kan worden. Als we kijken naar de verhouding tussen de nieuwsberichten die in Hilversum en die in het buitenland worden gemaakt, zien we het volgende. De redactie maakte in de geanalyseerde uitzendingen in totaal 159 nieuwsberichten over buitenlandse aangelegenheden, de correspondenten 73. De NOS laat dingen die in Hilversum gedaan kunnen worden dus in ruwweg twee derde van de gevallen ook door bureauredacteuren aldaar doen. De items van de bureauredacteuren zijn met twee minuten gemiddeld wel korter dan die van de correspondenten; hun nieuwsberichten zijn gemiddeld 15 seconden langer. Deze verdeling is in de meeste jaren ongeveer gelijk; alleen in 2007 moesten de correspondenten evenveel nieuwsberichten maken als de redactie. Volgens plaatsvervangend chef buitenland Michiel Hartzuiker en eindredacteur Jaap Leemijer spreken correspondenten veel minder vaak nieuwsberichten in dan voorheen. Leemijer: “Ik denk dat dat 10, 15 jaar geleden veel vaker voorkwam dan nu. We hebben nog wel standuppers en voice-overs, maar die moeten functioneel zijn. Een 73
goed voorbeeld is het Volkscongres in China dat nu gehouden wordt. Vijftien jaar geleden hadden we de correspondent een voice-over laten maken bij zo'n congres. Nu halen we de beelden van het congres van de persbureaus en spreken er hier een presentatietekst bij in. Maar Wouter [Zwart, correspondent te China, RD] is naar het platteland gegaan voor een eigen reportage, om te kijken hoe het beleid van de afgelopen jaren heeft uitgepakt voor de gewone Chinese bevolking.”176 Correspondent Bram Vermeulen signaleert dat hij nog wel eens wordt ingezet om nieuwsberichten in te spreken. “Soms is het sjieker om het de correspondent te laten doen. Dat zijn niet de items waar ik het meest trots op ben, ik doe liever iets wat ik zelf heb bedacht.” Moeten de door correspondenten ingesproken nieuwsberichten dan maar helemaal verdwijnen? Nee, denkt Vermeulen. “Het voegt ook wel iets toe; de correspondent kan meer nuance aanbrengen in het bericht.”177 Zo denkt Hartzuiker ook over. “Een correspondent heeft meer bewegingsvrijheid dan een redacteur, hij kan interpretatie brengen. Hij heeft gezag, hij kan het nieuws duiden. Dat is – ook in een nieuwsbericht – toegevoegde waarde.”178 Kruisgesprek De meeste Journaalkijkers zullen de gezichten van de correspondenten herkennen van de kruisgesprekken die ze met de presentator voeren. In een kruisgesprek heeft de presentator een vraag en antwoordinterview met de medewerker in het buitenland. De vragen van het kruisgesprek zijn van tevoren voorbereid. De functie van het kruisgesprek is het nieuws op een aantrekkelijke manier te presenteren; dat de correspondent de antwoorden geeft verleent de informatie ook een zekere autoriteit. Bekijk een kruisgesprek van Ruslandcorrespondent Geert Groot Koerkamp over het overlijden van de schrijver Solszenytsin (8.16 tot 10.36). Het kruisgesprek blijkt een redelijk constante factor in het Journaal; gemiddeld is eenvijfde van de tijd dat een correspondent in het Journaal zit een vraag en antwoordinterview met de presentator (zie diagram boven).
176
Interview met Jaap Leemeijer, eindredacteur Acht Uur Journaal NOS Nieuws, maart 2010 Interview met Bram Vermeulen, correspondent Turkije NOS Nieuws, 07-06-2010 178 Interview met Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS Nieuws, 18-02-2010 177
74
Nieuwsreportage In een nieuwsreportage maakt een correspondent een (gedeelte van) het item zelf; hij/zij gaat met een cameraploeg op pad om mensen te interviewen. De reportage moet dan wel een directe nieuwsaanleiding hebben. Een goed voorbeeld van een dergelijke reportage zijn interviews rondom verkiezingen, bijvoorbeeld die in Frankrijk (3.34 tot 5.27). De afgelopen jaren zijn er minder van deze reportages in het Journaal gekomen. Waren het er in de geanalyseerde Journaals van 2006 nog 19 (ongeveer een derde van de tijd dat de correspondenten in het Journaal waren), in 2009 waren het er nog maar 12, oftewel 22 procent (zie diagram boven). Achtergrondreportage Een achtergrondreportage heeft evenals een nieuwsreportage eigen beelden en interviews. Het verschil is dat een achtergrondreportage geen directe nieuwsaanleiding heeft. Zoals gezegd is het onderscheid soms lastig te maken; bij enkele reportages is het echter erg duidelijk, zoals de serie die verslaggever Marc Bessems in juli en augustus 2008 op Cuba maakte (9.48 tot 12.51). In tegenstelling tot de nieuwsreportages zijn de achtergrondreportages de laatste jaren in opkomst. Werd in 2006 en 2007 nog minder dan een kwart van de tijd die correspondenten in het Journaal waren aan achtergrondreportages besteed, de afgelopen twee jaar was dat meer dan een derde. Het neemt daarmee verreweg de meeste tijd in van de geanalyseerde categorieën. Hierbij moet worden opgemerkt dat achtergrondreportages met bijna drie minuten over het algemeen langer duren dan nieuwsreportages (gemiddeld tweeënhalve minuut), kruisgesprekken (twee minuten) en nieuwsberichten (twee minuten en vijftien seconden). Ook in absolute aantallen is de achtergrondreportage overige nieuwsvormen echter voorbijgestreefd als de meest populaire reportagevorm. Hiermee is een bevestigend antwoord gegeven op deelvraag 4 (Is er tussen januari 2006 en december 2009 een ontwikkeling zichtbaar binnen het buitenlandbeleid van de NOS?). Bewust beleid of een toevallige ontwikkeling? Eindredacteur Jaap Leemijer beantwoordt die vraag stellig. “Dat is absoluut bewust beleid; er is nu meer ruimte om achter het bureau weg te gaan.”179 Maar plaatsvervangend chef buitenland Hartzuiker 179
Interview met Jaap Leemeijer, eindredacteur Acht Uur Journaal NOS Nieuws, maart 2010
75
vindt de conclusie dat er meer nadruk op achtergrondreportages is gekomen 'moeilijk' te duiden. “De correspondenten leggen eer in met een mooie achtergrondrepo. We proberen wel vaker achtergrondprojecten op te zetten: Marc Bessems ging als camjo naar Cuba om daar de veranderingen onder Raul Castro in beeld te brengen. (…) Maar we hebben geen quotum of iets dergelijks. Het nieuws vraagt om bepaalde verhalen.”180 Dat spanningsveld tussen nieuws en achtergrond herkent Leemijer ook wel. “Als er ergens een aanslag is gaat dat voor. De correspondenten weten zelf ook: we zijn een nieuwsprogramma. Dat neemt niet weg dat we onze nieuwsfunctie breder zien dan alleen het melden van gebeurtenissen die ook op de persbureaus te vinden zijn.”181
180 181
Interview met Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS Nieuws, 18-02-2010 Interview met Jaap Leemeijer, eindredacteur Acht Uur Journaal NOS Nieuws, maart 2010
76
Conclusie & discussie Het NOS Journaal maakt graag gebruik van haar correspondenten. Zij zijn verantwoordelijk voor meer dan de helft van de buitenlandproductie en als zodanig op buitenlandgebied de gezichten van het Journaal. Over hun werkwijze is echter discussie; correspondent Bram Vermeulen gaf aan dat hij te vaak commentaar gaf bij berichten die ook in Hilversum gemaakt zouden kunnen worden. Hij pleitte voor meer ruimte om zijn gebied in te gaan; dat is volgens hem de meerwaarde van een correspondent. Uit dit onderzoek blijkt dat de angst dat correspondenten slechts aan hun bureau gekluisterd zijn niet geheel op werkelijkheid berust; in 2006 was bijna 60 procent van de tijd die correspondenten in de geanalyseerde uitzendingen hadden een reportage waarbij de correspondent zelf het land in ging om mensen te interviewen en eigen beelden te maken. In 2007 daalde dit percentage naar 45 procent, maar de afgelopen twee jaren schommelde het weer rond de 60 procent. In absolute aantallen is het beeld iets minder helder; in 2007 en 2008 waren er meer ‘bureau-items’ (nieuwsberichten en kruisgesprekken); in 2009 echter duidelijk meer reportages. Het beeld dat correspondenten de deur niet uitkomen klopt dus niet. Dit wil niet zeggen dat het gevoel van Vermeulen onjuist is; je kunt beargumenteren dat de correspondenten geen enkel nieuwsbericht meer moeten maken, aangezien dit net zo goed in Hilversum kan gebeuren. Een standpunt waar de NOSmedewerkers het zelf overigens niet mee eens zijn. Bij nadere analyse van de reportages is er een opvallende ontwikkeling te zien. Het percentage reportages is – op 2007 na, toen er een dip te zien was – nagenoeg gelijk gebleven; correspondenten gingen in 2009 niet vaker de deur uit dan in 2006. Er lijkt echter wel een accentverschuiving te zijn in de soort reportages die de afgelopen jaren gemaakt zijn. Waren er in 2006 nog vooral nieuwsreportages, in 2009 was die rol overgenomen door de achtergrondreportages. Het NOS Journaal lijkt zich steeds vaker af te vragen welke verhalen er achter het nieuws zitten; de buitenlandcorrespondenten zijn degenen die dit de huiskamer binnen moeten brengen. Zij besteden meer tijd aan deze achtergrondreportages dan aan andere nieuwsvormen (aangenomen mag worden dat een dergelijke reportage meer tijd kost dan het inspreken van een nieuwsbericht of het voorbereiden van een kruisgesprek). 77
Of deze verschuiving van nieuwsreportage naar achtergrondreportage een bewuste keuze is die voort is gekomen uit de discussie rond het boek van Joris Luyendijk kan uit deze gegevens niet worden opgemaakt. Uit de nota's van het NOS Nieuws zou je zeggen van wel; hoofdredacteur Hans Laroes heeft er meermaals op gehamerd dat correspondenten meer het land inmoeten. Daarom is het volgens eindredacteur Jaap Leemijer zeker bewust beleid. Plaatsvervangend chef Michiel Hartzuiker trekt dit echter in twijfel. Er zijn in ieder geval geen quota, zegt hij. Hij wijst erop dat het moeilijk is dergelijke veranderingn in een organisatie als de NOS door te voeren, zowel vanwege de omvang als de werkdruk. Een factor die mogelijk van invloed is geweest bij de toename van achtergrondreportages is de reorganisatie die de NOS begin 2006 doorvoerde. Deze hield in dat correspondenten die voorheen slechts voor tv of radio werkten, nu voor beide beschikbaar moeten zijn. De gevolgen waren tweeërlei. Aan de ene kant zijn correspondenten drukker bij breaking news, zoals Turkije-correspondent Bram Vermeulen aangeeft. Aan de andere kant zijn er meer collega's die in kunnen springen als de vaste correspondent op pad is voor bijvoorbeeld een reportage. Het is zeker niet onmogelijk dat de toename in het aantal achtergrondreportages gefaciliteerd wordt door deze grotere flexibiliteit. Uiteindelijk kan op basis van de gegevens uit de geanalyseerde uitzendingen geconcludeerd worden dat het NOS Nieuws – zoals het zich in 2003 al voornam - op itemniveau een duidelijke poging doet om zich door het maken van meer achtergrondreportages los te maken van de stroom nieuws die de persbureaus genereren. De verwachting dat er in de loop van de afgelopen vier jaar een grotere nadruk zou worden gelegd op de achtergrondreportages is dus ingelost, of dit nu bewust beleid is geweest of een cultuuromslag die mede bepaald is door de discussie over de functie van buitenlandcorrespondenten die de afgelopen jaren in alle hevigheid is gevoerd. Uit de antwoorden op de deelvragen blijkt dat het bewust voeren van beleid sowieso lastig is bij een nieuwsgedreven organisatie als het NOS Nieuws. In de verdeling binnenlands-buitenlands nieuws blijkt geen gouden regel te zijn; de verhouding is in de geanalyseerde uitzendingen 49 procent binnenlands en 43 procent buitenlands nieuws (de 78
rest is het weer), maar dit verschilt sterk per periode. Ook bij de vraag of het Journaal met binnenlands of buitenlands nieuws opent wordt niet naar de lange termijn gekeken (het antwoord is dat tweederde van de uitzendingen met binnenlands nieuws opent; vanaf het derde item is de verdeling gelijk). Dan is er nog de kwestie waar de buitenlandjournalistiek al het langst kritiek over krijgt: de dominantie van westerse nieuwsmedia in het nieuwsaanbod. Al in de jaren zeventig wilde men een 'New World Information Order' creëren, die meer recht zou doen aan de landen uit de Tweede en Derde Wereld. Die poging faalde, en ook nu nog slaat de balans – in ieder geval bij het Acht Uur Journaal van de NOS – door in het voordeel van de westerse wereld. In de geanalyseerde uitzendingen ging bijna 20 procent van het buitenlands nieuws over Amerika. Verder zijn vooral de West-Europese landen prominent aanwezig. Wel werd er veel tijd besteed aan Afghanistan. Plaatsvervangend chef buitenland Michiel Hartzuiker van de NOS geeft toe dat zijn organisatie nog 'Atlantisch georiënteerd' is. Een van de redenen daarvan is volgens hem de focus van de persbureaus op Angelsaksisch nieuws. Daarnaast is de vraag naar Amerikaanse items groter, aldus Hartzuiker. De aandacht voor de in economisch in opkomst zijnde 'BRIC-landen' (Brazilië, Rusland, India en China) blijft achter, ondanks de aanstelling van Wouter Zwart als vaste correspondent in China. De uitbreiding van dit bureau met een redacteur-producer moet de ontwikkelingen in het Verre Oosten beter in het Journaal zien te krijgen. Discussie In deze scriptie stond de vraag centraal of correspondenten nog wel eens van hun bureau komen, of dat ze alleen maar de persbureaus volgen, wat net zo goed in Hilversum kan gebeuren. Het antwoord op die vraag is duidelijk: 60 procent van de tijd dat correspondenten in het nieuws komen, gaat het om een reportage. In de soort reportages die ze maken is een duidelijke ontwikkeling te zien; de NOS kiest ervoor om meer achtergronden te brengen ten opzichte van de minder diepgravende nieuwsreportages. De vraag is: is dit een goede ontwikkeling? De NOS denkt – gezien haar notities en de interviews met haar medewerkers – van wel. Bram Vermeulen en Michiel 79
Hartzuiker willen echter niet zover gaan om alle door correspondenten ingesproken nieuwsberichten af te schaffen. De correspondent voegt nog wel degelijk wat toe, aldus Vermeulen. Ik ben het hiermee eens. Het is niet per definitie zo dat een nieuwsbericht het best door mensen in Hilversum gedaan kan worden. Per onderwerp moet een redactie bekijken welke vorm het best geschikt is. Het kan dan best zo zijn dat de een nieuwsbericht de meeste geëigende vorm is, maar men toch de duiding die een correspondent kan brengen nodig heeft. Daarentegen is het wel zo dat het inzetten van een achtergrondreportage nu nog erg incidenteel is. Het weinige beleid dat er is ten aanzien van het functioneren van de correspondenten blijkt zeer lastig door te voeren in de praktijk. Een blik op de werkzaamheden van de correspondenten in 2007 leert dat de balans opeens kan doorslaan (in dat jaar besteedden de correspodenten plotseling 40 procent van de tijd in het Journaal aan nieuwsberichten). Om een consistente koers te kunnen varen is het voor de NOS aan te bevelen deze balans beter in de gaten te houden. Hierbij hoeven geen quota gesteld te worden. Wel kan de redactie – bijvoorbeeld op de correspondentendagen – bekijken wat de balans van het afgelopen jaar was. Voor onderzoekers speelt een andere kwestie. Niet voor niets noemt NOShoofdredacteur Hans Laroes zijn laatste nota 'Publiek in de toekomst'. Daarin gaat hij in op een veranderd publiek, dat via andere kanalen als sociale media het nieuws tot zich neemt. Het Journaal, hoewel tot dusver het vlaggeschip van het NOS Nieuws, zal die rol wellicht verliezen. Dit geldt des te sterker voor haar rol in de niche-markt die het buitenlands nieuws is geworden. Wellicht is het goed om te bekijken in welke mate de rol die de NOS eens op het gebied van de buitenlandjournalistiek speelde – die van alwetende nieuwslezer – is geërodeerd door de opkomst van alternatieve media als vjmovement.com. Dat deze alternatieven een welkome aanvulling kunnen zijn op het Journaal, merkte Bram Vermeulen al op: zelfs een achtergrondreportage in het Journaal duurt maar twee minuten. De vraag is: wat is hun rol in het huidige medialandschap, en hoe kunnen het NOS Nieuws en andere traditionele media op deze ontwikkelingen inspelen?
80
Bibliografie Audiovisuele bronnen: Audiovisueel materiaal NOS Nieuws over correspondentendagen, NOS Nieuws, april 2007 www.uitzendinggemist.nl, Tegenlicht. Het Midden-Oosten gedecodeerd, VPRO, 09-042007 Tegenlicht. Reactie van NOS-hoofdredacteur Hans Laroes op Joris Luyendijk, http://www.vpro.nl/programma/plaatsdesoordeels/afleveringen/33951908/items/3424301 7/media/34243018/#, 08-01-2010 Het Maakbare Nieuws: een antwoord aan Joris Luyendijk, De Balie Amsterdam, 07-052008 http://www.debalie.nl/player/playmovie_v2.jsp?movieid=254208&videofragmentsid=, 08-01-2010 Kranten: Algemeen Dagblad De Volkskrant NRC Handelsblad Trouw Literatuur: Bardoel, Jo en Jan Bierhoff. Informatie; achtergronden en analyses. Groningen: WoltersNoordhoff, 1994. Barnett, Steven. 'On the road to self-destruction.' British Journalism Review 19 (2008) 2: 5-13. Biltereyst, Daniël en Stijn Joye. ‘Voorspelbaar buitenland. Analyse van de buitenland- en internationale berichtgeving van de VRT- en de VTM-journaals in 2003’ in Nieuws op televisie. Televisiejournaals als venster op de wereld. Edited by Marc Hooghe, Knut de Swert en Stefaan Walgrave. Leuven: Acco, 2005. Bittermann, Jim. ‘The best of times...’, in Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent. Edited by Joe Foote. Carbondale: Southern Illinois University Press, 1998. 81
Crone, Vincent. ‘Het journaal als tegengif’, Tijdschrift voor Mediageschiedenis 8 (2005) 2: 43-60. Davies, Nick. Flat earth news. London: Vintage Books, 2009. Foote, Joe. Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent. Carbondale: Southern Illinois University Press, 1998. Ginneken, Jaap van. De schepping van de wereld in het nieuws. De 101 vertekeningen die elk 1 procent verschil maken. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum, 1996. Groenhuijsen, Charles en Ad van Liempt. Live! Macht, missers en meningen van de nieuwsmakers op tv. Den Haag: Sdu Uitgevers, 1995. Haasbroek, Nico. Journaaljaren. Amsterdam: Vassallucci, 2004. Hess, Stephen. International news & foreign correspondents. Washington, D.C.: Brookings Institution Press, 1996. Hess, Stephen. Through their eyes. Foreign correspondents in the United States. Washington, D.C.: Brookings Institution Press, 2005. Karskens, Arnold. Pleisters op de ogen. De Nederlandse oorlogsverslaggeving van Heiligerlee tot Kosovo. Amsterdam: Meulenhof, 2001. Laroes, Hans. Ten aanval. ‘All the news that’s fit to broadcast...’. Hilversum: NOS, 2003. Laroes, Hans. Hooggeëerd Publiek!. Hilversum: NOS 2005. Laroes, Hans. Publiek in de toekomst. Hilversum: NOS 2010. Liempt, Ad van. Het journaal. Vijftig jaar achter de schermen van het nieuws. Amsterdam: Balans, 2005. Luyendijk, Joris. Het zijn net mensen. Beelden uit het Midden-Oosten. Amsterdam: Podium, 2006. McLaughlin, Greg. The war correspondent. Londen: Pluto Press, 2002. Mowlana, Hamid. Global information and world communication. New York/London: Longman, 1986. Murrie, Michael. ‘Communication technology and the correspondent’, in Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent. Edited by Joe Foote. Carbondale: Southern Illinois University Press, 1998. 82
Seaton, Edward, ‘The diminishing use of foreign news reporting’, (http://www.asne.org/index.cfm?ID=627), 1998. Servaes, Jan en Clement Tonnaer. De nieuwsmarkt. Vorm en inhoud van de internationale berichtgeving. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1992. Shanor, Donald. News from abroad. New York City: Columbia University Press, 2003. Shoemaker, Pamela. ‘A new gatekeeping model’, in Social meanings of news: a text reader. Edited by Daniel Allen Berkowitz. Thousand Oaks: SAGE Publications, 1997. Stempel, Guido en Thomas Hargrove. ‘Media sources of information and attitudes about terrorism’, in Communication and terrorism. Public and media responses to 9/11 Edited by Bradley Greenberg. Cresskill, New Jersey: Hampton Press, Inc., 2002. Tameling, Klaske. www.convergentie.nos. Mediaconvergentie binnen NOS Nieuws. Groningen, 2009. Utley, Garrick. ‘The shrinking of foreign news’ in Live from the trenches. The changing role of the television news correspondent. Edited by Joe Foote. Carbondale: Southern Illinois University Press, 1998. Vasterman, Peter en Ralph en Wendy Young, 'Het correspondentennetwerk', de Reporter, januari 1989, 20-25. Westerloo, Gerard van. ‘De droom van de hoofdredacteur’. M, december 2003. Wijfjes, Huub. ‘De journalistiek van het journaal’, Tijdschrift voor mediageschiedenis 8 (2005) 2: 7-29. Wu, Denis en John Hamilton. ‘US foreign correspondents: changes and continuity at the turn of the century.’ Gazette 66 (2004) 6: 517-532. Websites: http://www.denieuwereporter.nl/?p=494, 11-07-2008 http://www.denieuwereporter.nl/2006/06/aantal-correspondenten-neemt-nauwelijks-afaantal-opdrachtgevers-wel/, 11-07-2008 http://www.journalism.org/node/695, 24-07-2008 http://www.journalism.org/node/11963, 24-07-2008 http://nos.nl/over-de-nos/jaarverslag-2009-cijfers/, 03-06-2010 http://player.omroep.nl/?aflID=10233552, 13-05-2010 83
http://player.omroep.nl/?aflID=10263174, 13-05-2010 http://player.omroep.nl/?aflID=10257937, 13-05-2010 Interviews: Interview M. Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS, 18-02-2010 Aanvullende vragen M. Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS Nieuws, 1706-2010 Interview J. Leemijer, eindredacteur NOS Acht Uur-Journaal, maart 2010 Interview B. Vermeulen, Turkije-correspondent NOS Nieuws, 07-06-2010
84
Bijlage 1: Interviews Bijlage 1.1: Interview Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS, 18-02-2010 Komt het voor dat correspondenten slechts in Hilversum geschreven tekst oplepelen? “Vroeger, zeg tien, vijftien jaar geleden, was het nog wel eens zo dat redacteuren in Hilversum de tekst schreven, en de correspondent het – eventueel met een standupper – insprak. Pure windowdressing. Ik durf te zeggen dat dat nu niet meer het geval is. We hebben correspondenten om ons iets over het land te laten zien. Ze moeten achter hun bureau vandaan. Dat wil niet zeggen dat dat altijd lukt. Sinds vier jaar is de redactie multimediaal. We hebben nu één correspondentencorps voor radio, tv en internet. Vroeger waren er negen correspondenten alleen voor tv. Er was niet veel overlapping tussen radio en tv. Nu worden ze door ons gedwongen multimediaal te werken. Hoewel dat nog niet overal is doorgedrongen. Rop Zoutberg [correspondent in Spanje, RD] werkt erg multimediaal, maar in Rome hebben we nog twee mensen zitten die gescheiden werken. Saskia Dekkers in Frankrijk werkt ook voornamelijk voor tv. Al die media willen voortdurend correspondenten in de uitzending. Voor een bureau als Washington gaat dat nog wel, maar Wouter [Zwart, RD] in Peking doet alles alleen. Als de radio 's ochtends bijvoorbeeld Rop Zoutberg in de uitzending wil, maar hij wil op reportage, dan bijt dat elkaar. Daarom hebben we tegen onze correspondenten gezegd: zeg soms 'nee' tegen ons. Als we een nieuwsbericht vragen terwijl een correspondent liever op reportage gaat, maken wij het van achter ons bureau in Hilversum.” Hoe komt een item tot stand? “Soms is het idee voor een item een initiatief van een correspondent. Maar soms komt het idee ook van iemand van de buitenlandredactie, daar zitten ook specialisten. De 85
correspondent en de buitenlandredacteur zijn aan elkaar gekoppeld, het zijn sparringspartners. Zijn die het eens over een onderwerp, stuurt een van hen een mailtje naar de chef buitenland met een voorstel. Dat gaat vervolgens naar de eindredactie; die beslist of we het onderwerp willen maken. Als er groen licht komt, moet de correspondent een begroting maken. Soms is het zo dat een onderwerp interessant is, maar te duur. De meeste items kosten tijd, er moet gereisd worden, je moet een cameraploeg inhuren... Voordat een item tot stand komt zijn er dus veel vergaderingen en overlegjes. Soms is dat wel irritant. Je ligt ook wel eens in de clinch met de eindredactie. Jarenlang was het zo dat er wel eens een item werd weggegooid. Nu proberen we niet met verhalen uit de lucht te komen vallen.” Geven jullie een representatief beeld van de wereld? “We hebben vaste bureaus in belangrijke plaatsen. Het zijn er nu vijf: Brussel, Berlijn, Washington, Peking, en het Midden-Oosten. Dat laatste bestaat uit Nicole le Fever in Amman en Sander van Hoorn in Tel Aviv. Het is logisch dat die bureaus meer nieuws leveren dan andere: ze zitten daar niet voor niets, er komt meer nieuws vandaan. Aan de andere kant is het een vicieuze cirkel: van vaste bureaus verwacht je veel nieuws, dus leveren ze meer. Ongeacht de nieuwswaarde. Over het algemeen kun je zeggen dat we behoorlijk Atlantisch georiënteerd zijn. Dat ligt ten dele aan de persbureaus, die nu eenmaal Angelsaksisch nieuws brengen. In Duitsland zijn minder mensen geïnteresseerd. De vraag naar Amerikaanse items is groot. Dat is een probleem, en we benoemen dat ook: we proberen minder snel aan te slaan op Amerikaans nieuws. Of we de BRIC-landen [Brazilië, Rusland, India, China, RD] genoeg in beeld brengen? Daar is wel discussie over. We hebben nu Wouter Zwart in China zitten, daar komt zeker meer focus op. Dat gaat ongelofelijk belangrijk worden. Daar willen we vroeg bij zijn. India is een ander verhaal. We zeggen dat we Wilma van der Maten er vaker heen moeten sturen, maar het is politiek minder interessant. Dat land is meer geschikt voor achtergrondverhalen. Een beslissing van Amerika heeft direct gevolg voor ons. Een besluit van India niet. Hetzelfde geldt voor Marokko. Mensen vragen wel eens waarom we daar geen correspondent hebben zitten; het interesseert toch een grote groep 86
Nederlanders? Maar het land wordt geregeerd door een koning, er komt gewoon geen klap nieuws vandaan. Daar een correspondent neerzetten levert gewoon te weinig op.” Wat is de balans tussen nieuws- en achtergrondverhalen in het Acht Uur Journaal? “Achtergrond is iets waar we mee worstelen. Ten eerste: items die op de plank kunnen blijven liggen proberen we te vermijden. We zijn een nieuwsorganisatie, en willen in de eerste plaats nieuws brengen. Correspondenten willen het liefst achtergrondverhalen maken, maar dat is toch au contraire je nieuwsfunctie. Dat neemt niet weg dat we voor de kijker context moeten geven. De kunst is dan ook achtergrondreportages te maken over actuele zaken. Je probeert een aanleiding te zoeken om een probleem uit te diepen. Bij de economische crisis in Griekenland maken we bijvoorbeeld een achtergrondverhaal over de corruptie daar. Wat achtergrondverhalen betreft is er op de tv minder ruimte dan op de radio: die is grootverbruiker. Zo rond de gemeenteraadsverkiezingen zegt de eindredactie: maak maar wat minder achtergrondverhalen.” Is er bewust beleid ten aanzien van de achtergrondreportages? “Nee, we hebben geen quotum of iets dergelijks. Het nieuws vraagt om bepaalde verhalen. Die nota's, dat zijn mooie kreten. Maar de waan van de dag is heel sterk; eindredacteuren kijken toch naar hun eigen programma. We hebben zo'n 420 mensen werken bij het NOS Nieuws. Het is lastig om zo'n grote organisatie aan te sturen. En correspondentendagen zijn er maar eens in de twee jaar. Je moet voortdurend dat gesprek voeren.” Herken je de conclusie dat er meer nadruk wordt gelegd op de achtergrondreportages? “Dat is moeilijk te zeggen. De correspondenten leggen eer in met een mooie achtergrondrepo. We proberen wel vaker achtergrondprojecten op te zetten: Marc Bessems ging als camjo naar Cuba om daar de veranderingen onder Raul Castro in beeld te brengen.
87
Sommige correspondenten hebben kritiek op de nieuwsberichten die ze brengen. Moeten die compleet uit het Acht Uur Journaal verdwijnen? “Nee. Een correspondent heeft meer bewegingsvrijheid dan een redacteur, hij kan interpretatie brengen. Hij heeft gezag, hij kan het nieuws duiden. Dat is – ook in een nieuwsbericht – toegevoegde waarde. We zeggen niet: weg met nieuwsberichten van correspondenten. Ze voegen zeker iets toe. Dat neemt niet weg dat een goed gemaakte achtergrondreportage veel zegt over een land. Dat is ook je toegevoegde waarde als correspondent.”
88
Bijlage 1.1.1: Aanvullende vragen Michiel Hartzuiker, plaatsvervangend chef buitenland NOS Nieuws, 17-06-2010 Beste Ricus, -De buitenlandredactie heeft een formatie van ruim 34 FTE. Er werken 36 redacteuren. Er zijn ook nog 4 of 5 'vaste freelancers'. -Alle correspondenten in de plaatsen die ik noemde EN Moskou zijn in vaste dienst. Dat zijn er op dit moment 13. -Er zijn 14 freelance-correspondenten met een garantiecontract, 10 freelancers worden per bijdrage betaald. -Extra investeren zou mooi zijn, maar dat gaat niet gebeuren. We willen wel graag het netwerk dat we nu hebben overeind houden. Dat is meer dan vrijwel alle andere Nederlandse media in deze tijd. -Mbt de bureau's: Peking is nu een eenmanspost. We denken er over om dat uit te breiden. Bv. Een senior redacteur-producer erbij. Zo'n constructie hebben we ook in Washington (2 correspondenten, 1 producer) en Brussel (3 correspondenten, 1 producer). Moskou en Midden-Oosten 1 mans-posten, Berlijn 2. We zijn bezig met rouleren van ons correspondentennetwerk, dus dit gaat in de nabije toekomst mogelijk veranderen. Groet Michiel
89
Bijlage 1.2: Interview Jaap Leemijer, eindredacteur NOS Acht UurJournaal, maart 2010 Is er een streven naar een bepaalde verdeling tussen binnenlands en buitenlands nieuws? “Ik heb nooit gehoord dat we ergens naar streven op dat gebied. Als eindredacteur is een dergelijk streven ook onwerkbaar. Zo zullen we tot [de Tweede Kamerverkiezingen van, RD] 9 juni ons meer focussen op Nederland. Wat ik zelf belangrijk vind: bedenk ook bij groot binnenlands nieuws dat de wereld groter is dan Nederland alleen.” Het NOS Journaal opent vaker met binnenlandse dan buitenlandse items. Een bewuste keuze? “Bij mij is dat geen bewuste keuze. Misschien gaat het onbewust, dat je eerder opent met verhalen die zich dichter bij de belevingswereld van de kijker bevinden. We hebben daar in ieder geval alle vrijheid in.” Hoe komt een buitenlanditem tot stand, en welke rol speelt de eindredactie daarin? “In principe gaat de buitenlandredactie aan de slag met een onderwerp. Of de correspondenten brengen zelf verhalen in. De eindredactie geeft vervolgens het groene licht. Het komt wel eens voor dat wij ons met de vorm bemoeien, dat we bijvoorbeeld vragen om een kruisgesprek. Maar correspondenten zeggen dan ook wel eens 'nee'. Soms ook om inhoudelijke redenen.” Komt het voor dat correspondenten berichten inspreken die net zo goed in Hilversum gemaakt kunnen worden? “Ik denk dat dat 10, 15 jaar geleden veel vaker voorkwam dan nu. Dat een correspondent een voice-over insprak, of een standupper maakte bij een verhaal dat we van de persbureaus hadden. Dat gebeurt veel minder. We hebben nog wel standuppers en voiceovers, maar die moeten functioneel zijn. Een goed voorbeeld is het Volkscongres in China dat nu gehouden wordt. Vijftien jaar geleden hadden we de correspondent een voice-over laten maken bij zo'n congres. Nu
halen we de beelden van het congres van de persbureaus en spreken er hier een presentatietekst bij in. Maar Wouter [Zwart, correspondent te China, RD] is naar het platteland gegaan voor een eigen reportage, om te kijken hoe het beleid van de afgelopen jaren heeft uitgepakt voor de gewone Chinese bevolking. Dat is een heel goed achtergrondverhaal. We kiezen voor verhalen. De vraag blijft wel of het nieuwswaardig is.” Is het beleid om meer ruimte te geven aan achtergrondverhalen in het Acht Uur Journaal? “Dat is absoluut bewust beleid; er is nu meer ruimte om achter het bureau weg te gaan. Wel hou je een spanningsveld tussen achtergrondverhalen en harder nieuws; dat geldt ook voor binnenlandse items. Als er ergens een aanslag is gaat dat voor. Maar we proberen te vermijden om tijdloze reportages te maken die op de plank kunnen blijven liggen. De correspondenten weten zelf ook: we zijn een nieuwsprogramma. Dat neemt niet weg dat we onze nieuwsfunctie breder zien dan alleen het melden van gebeurtenissen die ook op de persbureaus te vinden zijn.” Welke invloed heeft de reorganisatie van de NOS op dit proces gehad? “Sinds de reorganisatie ligt er een spanningsveld tussen radio, tv en internet. Vroeger hadden we correspondenten voor de radio en correspondenten voor tv, die elkaar nooit vervingen. Nu wel. Aan de ene kant merk je dat dat meer druk oplevert, aan de andere kant kun je nu ook eisen dat de een voor de ander inspringt, zodat die meer tijd heeft voor een achtergrondverhaal. Eerst waren er meer correspondenten voor de radio. Ook hebben we nu het plan het correspondentennetwerk voor tv uit te breiden. Daarom denk ik dat vooral de tv heeft geprofiteerd van de reorganisatie.”
91
Bijlage 1.3: Interview Bram Vermeulen, Turkije-correspondent NOS Nieuws, 07-06-2010 Hoe komt een buitenlanditem tot stand? “Op de redactie heb ik een aantal vaste sparringspartners, drie mensen die Turkije onder zich hebben. Op wekelijkse basis hebben we contact. Als ik een voorstel heb, breng ik dat in bij de productievergadering. Die beslist vervolgens of het een goed idee is en of er wat mee gedaan wordt. Ik ben een retainer; ik heb een vast freelance-contract, we hebben de afspraak dat ik een bepaald aantal verhalen maak.” Heeft de reorganisatie die begin 2006 voltooid is invloed gehad op het correspondentenwerk? “Dat heeft heel veel invloed gehad, sowieso op de werkdruk. De tv kwam er opeens bij [daarvoor was Vermeulen alleen radiocorrespondent, RD], dat was ongelofelijk arbeidsintensief. Het aantal uren dat je maakte vloog omhoog. Het kan allemaal wel, maar je hebt bij breaking news zoals vorige week bij het Gazakonvooi werkelijk geen ruimte om adem te halen of te eten. Als je niet live bent, ben je op pad. Je kunt net iemand interviewen. Ik sta wel eens bij een demonstratie, dan moet je weg om te gaan monteren, terwijl je eigenlijk met het verhaal bezig moet zijn. En dan wil de krant ook nog een stuk. Ergens lijdt het product daaronder. Ik snap dat er bezuinigd moet worden, maar er zit een grens aan. Iedereen die pretendeert dat het geen mindere journalistieke producten oplevert, die liegt.” De NOS adviseert correspondenten soms 'nee' te zeggen tegen Hilversum. Doe je dat weleens? “Ik doe het wel, maar het zit in ieders aard dan toch dat verhaal te willen maken. Zeker als freelancer. Maar dat is niet altijd het beste.” Is er door die multimediale druk wel ruimte voor achtergrondreportages? “Ja, die ruimte is er wel. Ik heb laatst voor de NOS een tiendaagse reis langs de TurksArmeense grens gemaakt. Daar kijk ik met grote tevredenheid op terug. Dergelijke
dingen kunnen zeker in mijn gebied, waar niet elke dag breaking news is. Daarom kies ik ook voor die post. De ruimte ontstaat ook doordat er sinds de reorganisatie meer tvcorrespondenten bij zijn gekomen; vroegere radio-correspondenten die de overstap hebben gemaakt. Dus dat is een gunstige ontwikkeling.” Komt het nog voor dat correspondenten voice-overs bij persbureaubeelden maken? “Dat komt nog wel voor; soms is het sjieker om het de correspondent te laten doen. Dat zijn niet de items waar ik het meest trots op ben, ik doe liever iets wat ik zelf heb bedacht. Toch voegt het ook wel iets toe; de correspondent kan meer nuance aanbrengen in het bericht.” Is het maken van achtergrondreportages het antwoord op de volgens sommigen jachtige buitenlandjournalistiek? “Het probleem is: een achtergrondreportage bij de NOS is alsnog maar een item van maximaal twee minuten. Hoeveel leg je daarin nu echt uit? Ik denk dat de meerwaarde van correspondenten ligt in het kijken naar langere ontwikkelingen in plaats van sec wat er gebeurt. Dat is een belangrijk verschil: je hebt wat er gebeurt en wat er verandert. Veel nieuws, zoals de blessure van Arjen Robben of het gedoe rondom Joran verandert helemaal niets aan het leven van jou en mij. Maar juist die grotere verschuivingen: de val van de euro, het tot bloei komen van Irak, die ontglippen ons vaak. Dat gebeurt niet vandaag. De eindredactie wil altijd een nieuwsaanleiding. Een ander voorbeeld: Turkije staat niet langer als een schoothondje te wachten op lidmaatschap van Europa. Dat probeer ik in de berichtgeving rond Gaza een beetje aan de oppervlakte te krijgen. Maar om zulk soort verhalen staat men in Hilversum niet te juichen. Toch is dat de taak van de correspondent: ontwikkelingen duiden, niet vertellen wat het nieuws is. Daar zijn die achtergrondreportages voor. Maar soms moet je in de hype meegaan. Zoals met de aardbeving in Oost-Turkije. Je bent er de hele dag mee bezig, maar eigenlijk is het bullshit. Als correspondent kun je er niks mee: qua achtergrond valt er niets over te vertellen. Maar ook kan dat wel, gebeurt het niet altijd. Kijk maar naar Haiti. Er is een aardbeving, maar niemand maakt een reportage over waarom dat het armste land op aarde is. Dat zou je toch moeten doen op dag drie. Het probleem is: op dag drie is er vaak geen 93
belangstelling meer voor een verhaal. Dan heeft de volgende hype zich alweer aangediend.” In de door mij bekeken uitzendingen is er veel aandacht voor Amerika. Vind je dat de aandachtsverdeling van de NOS in orde is? “Dat is een oud verhaal: we vinden Amerika nog steeds belangrijker. Maar we doen het best goed: China is in opkomst, daar hebben we een bureau. En Afrika: zes jaar geleden zat daar geen enkele correspondent, nu wel. Ik word er niet zo mistroostig van. Het is misschien soms jammer, maar ik vind dat de wereld behoorlijk wordt verslagen.”
94
Bijlage 2: Excelsheets geanalyseerde uitzendingen NOS Acht Uur journaal Zie elektronisch bijgevoegde bestanden.
95