Modulebeschrijving
Pedagogische omgangscoaching Ambulante Gezinsinterventies
INDEX
Samenvatting
3
A. Modulebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
4
1. 2. 3. 4. 5.
4 4 5 6 9
Risico- of probleemomschrijving Doel van de module Doelgroep van de module Aanpak van de module Materialen en links
B. Onderbouwing van de module
10
6. 7. 8. 9.
10 12 12 14
Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Samenvatting onderbouwing Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Onderzoek naar de uitvoering van de module
C. Effectiviteit
16
10. 11.
16 16
Nederlandse effectstudies Buitenlandse effectstudies
D. Overige informatie
17
12. 13. 14.
17 17 17
Toelichting op de naam van de module Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) Overeenkomsten met andere modules
Bijlage CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken)
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 2/21
SAMENVATTING
Doel
De ouders zijn weer in staat om zelfstandig vorm te geven aan de omgang met hun kind(eren) op een dusdanige manier dat het welzijn van het kind/de jongere niet in het gedrang komt. Ouders accepteren de ouderrollen (geen partners meer maar wel ouders) en nemen dezen weer op zich. Het kind/de jongere voelt zich hierdoor niet belemmerd om met beide ouders contact te onderhouden en blijft zo uit het loyaliteitsconflict. Het kind/de jongere geeft zijn niet-verzorgende ouder een plek in zijn leven. Ouders kunnen en willen (weer) zelfstandig problemen oplossen met betrekking tot de omgangsregeling en vraagstukken rondom hun kind.
Doelgroep Pedagogische omgangscoaching richt zich op jeugdigen tussen de 0 – 18 jaar van scheidende of gescheiden ouders, waarbij door een conflictsituatie de bezoekregeling met de niet-verzorgende ouder niet tot stand komt.
Aanpak Pedagogische omgangscoaching is een module van het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding en wordt altijd samen met ouderschapsmediation ingezet. Een traject bij het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding duurt gemiddeld zeven maanden. In deze zeven maanden vinden er maximaal twaalf begeleide omgangen plaats tussen de niet-verzorgende ouder en het kind/de jongere, eenmaal per twee weken. Daarnaast vinden er tien gesprekken plaats (ouderschapsmediation), gezamenlijk met ouders, om te komen tot zelfstandige omgang. Het traject bestaat uit drie fases. De startfase is vooral gericht op kennismaking en het maken van afspraken met ouders. Er worden doelen met ouders opgesteld waaraan gedurende het traject aan gewerkt wordt. De omgangs- en bemiddelingsfase richten zich op het herstellen van het contact tussen de niet-verzorgende ouder en kind. Daarnaast wordt er in deze fase aandacht besteed aan de communicatie tussen ouders en het vormgeven van het ouderschap. In de afrondende fase wordt gekeken of de omgang uitgebreid kan worden. Samen met ouders wordt gekeken naar wat er nog nodig is om zelfstandig de omgang vorm te geven.
Materiaal Er wordt geen materiaal gebruikt bij de inzet van de module omgangscoaching.
Onderzoek Er zijn geen studies voorhanden.
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 3/21
A. MODULEBESCHRIJVING: PROBLEEM, DOELGROEP, DOEL, AANPAK, MATERIALEN EN UITVOERING
1. Risico- of probleemomschrijving Kinderen hebben hun beide ouders nodig om tot een gezonde groei en ontwikkeling te komen. Hierin staan de rechten en belangen van het kind/de jongere voorop, zoals expliciet tot uiting komt in onder andere artikel 9 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK, Verenigde Naties, 1989). In dit artikel staat dat het kind recht heeft op omgang met beide ouders als het kind van één of beide ouders gescheiden is, tenzij dit niet in het belang van het kind is. Artikel 18 van het IVRK voegt daar nog aan toe dat beide ouders verantwoordelijk zijn. Het belang van het kind staat hierbij voorop (...). Ieder jaar krijgen in ons land meer dan 70.000 kinderen te horen dat hun ouders uit elkaar gaan. Uit onderzoek blijkt dat kinderen van gescheiden ouders op korte en langere termijn twee keer meer te kampen hebben met psychische problemen dan kinderen uit complete gezinnen (Spruijt, 2007). Ongeveer 14.000 kinderen per jaar verliezen het contact met hun uitwonende ouder (meestal de vader). Ongeveer 7000 kinderen per jaar komen door scheiding in ernstige problemen. Op korte termijn kunnen bijvoorbeeld schoolproblemen, schoolverzuim, slaapproblemen, opstandig of teruggetrokken gedrag of depressieve gevoelens het gevolg zijn. Gevolgen op de langere termijn kunnen zijn: Problemen in de relatievorming, aarzelen met het aangaan van vaste relaties. Vroegtijdig het huis verlaten, drugs- en alcoholgebruik. Een verhoogde kans op crimineel gedrag. Er is een twee keer zo grote kans om later zelf te scheiden in vergelijking met kinderen uit complete gezinnen. Het blijkt dat kinderen uit gescheiden gezinnen vier tot zes jaar na de scheiding dubbel zoveel gedragsproblemen vertonen dan kinderen die geen echtscheiding hebben meegemaakt. Ook is gebleken dat bij kinderen, die aangewezen zijn op de jeugdhulpverlening, relatief veel moeizame scheidingen in hun anamnese voorkomen. Reden om echtscheiding als risicofactor heel serieus te nemen. De hulpverleningspraktijk leert dat voortdurende scheidingsproblemen het effect van hulp bij ontwikkelingsproblemen (schoolproblemen, slaapproblemen, opstandig of teruggetrokken gedrag, depressie) flink beperkt. Voorwaarde om deze ontwikkelingsproblemen te verhelpen is om in die gevallen éérst de echtscheidingsproblematiek aan te pakken. Welke problemen mogelijk ontstaan is per situatie en per kind verschillend. Voor kinderen die na de echtscheiding geen contact (meer) hebben met de niet-verzorgende ouder zijn de gevolgen ingrijpend. In veel van die gevallen is bemoeienis van de rechter nodig. In Friesland was geen structurele deskundigheid voor deze doelgroep. Om deze en bovengenoemde redenen is in september 2010 het omgangscentrum geopend.
2. Doel van de module De pedagogische omgangscoaching effectueert en begeleidt een omgangsregeling tussen de nietverzorgende ouder(s) en het kind/de jongere op een zodanige wijze dat de ouders in de toekomst in staat zullen zijn zelfstandig invulling te geven aan een (opgelegde) omgangsregeling. Het betreft die gevallen, waarin de ouders “opgeslokt” worden door hun onderlinge strijd, en onvoldoende in staat zijn om het belang van hun kind hierin voorop te stellen. Uitgangspunt hierbij is dat wordt aangesloten bij de hulpvraag van de ouders. Bij alle vormen van begeleiding is het doel dat ouders binnen een afgebakende periode in staat zijn om zelfstandig de omgangsregeling uit te voeren. De omgangscoaching biedt de deskundigheid om samen met ouders te beoordelen welke hulp noodzakelijk is. Ook wordt er aandacht besteed aan psycho-educatie, zodat ouders inzicht krijgen in de effecten van hun gedrag op de kinderen. Kernbegrippen in de benadering van ouders zijn oplossingsgericht en systeemgericht werken, waarbij empowerment van ouders een belangrijke rol speelt.
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 4/21
De pedagogische omgangscoaching hanteert de visie dat kinderen recht hebben op een omgangsregeling/band met beide ouders. Ouders hebben een verantwoordelijkheid ten opzichte van hun kinderen als het gaat om het vervullen van hun ouderrol en dus ook als het gaat om het goed laten verlopen van de omgangsregeling met de niet-verzorgende ouder.
3. Doelgroep van de module 3.1 Voor wie is de module bedoeld? Pedagogische omgangscoaching richt zich op jeugdigen tussen de 0 – 18 jaar van scheidende of gescheiden ouders, waarbij door een conflictsituatie de bezoekregeling met de niet-verzorgende ouder niet tot stand komt. Kenmerkend voor deze doelgroep is dat het kind/de jongere vaak belast wordt met de conflictueuze strijd van ouders. De omgangsregeling is gestopt door één van beide ouders of wordt nauwelijks uitgevoerd. De ouders zijn door de Rechtbank of gemeente doorverwezen naar het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding. Jeugdhulp Friesland heeft als standpunt het verblijf van in het gezin en gezinsvormen te bevorderen en het verblijf in een residentie te voorkomen of in duur zo kort mogelijk te houden. Ondersteun het kind, de ouders, het netwerk in de opvoeding van de jeugdige in de eigen omgeving ofwel in een vervangende omgeving waarin het kind opgroeit en zich kan wortelen. Het uitgangspunt „vijf keer gezin‟ betreft in volgorde van voorkeur: 1. het eigen gezin; 2. een netwerkgezin; 3. een pleeggezin; 4. een pleeggezin extra; 5. een gezinshuis. De module pedagogische omgangscoaching die zicht richt op het eigen gezin is bij uitstek een module die gericht is op het realiseren van het vijf keer gezin beleid. 3.2 Indicatie en contra-indicatiecriteria Jeugdhulp Friesland biedt specialistische jeugdzorg op het gebied van opgroei- en opvoedingsproblemen, in de leeftijdscategorie 0 t/m 18 (met een uitloop tot 23) jaar. Kinderen, jongeren en hun ouders/opvoeders kunnen een beroep doen op Jeugdhulp Friesland. Dit doen zij als de normale ontwikkeling van het kind wordt belemmerd. Mogelijk is er sprake van psychosociale problemen, psychiatrische problemen, gezinsgerelateerde problemen, psychische problemen, gedragsproblemen of een combinatie daarvan. Kinderen en jeugdigen met een psychiatrische, zintuiglijke, lichamelijke en/of verstandelijke beperking die redelijk sociaal redzaam zijn, worden ook behandeld en/of opgevangen, als dit past binnen de behandelprogramma‟s en mogelijkheden van Jeugdhulp Friesland. We nemen ook jeugdigen op met een civielrechtelijke maatregel. In specifieke situaties worden kinderen met een strafrechtelijke maatregel behandeld (Gedragsbeïnvloedende maatregel). De door Jeugdhulp Friesland gehanteerde indicatiecriteria en contra-indicaties zijn uitgebreid beschreven in De Betekenis onder het hoofdstuk Doelgroepenbeleid op pagina 15. Deze folder is te downloaden op www.jeugdhulpfriesland.nl onder het tabblad „Jeugdhulp Friesland‟. Voor de module pedagogische omgangscoaching gelden naast de algemene indicatiecriteria en contra-indicaties de volgende specifieke indicatiecriteria en contra-indicaties. Indicatiecriteria: Er is sprake van een niet (meer) uitgevoerde omgangsregeling, waardoor er geen contact is tussen kind en niet-verzorgende ouder. Bij beide ouders is er de wens /bereidheid om de omgang te effectueren.
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 5/21
Contra-indicaties: Als er sprake is van agressie naar de medewerkers van de pedagogische omgangscoaching of blijvende en/of niet hanteerbaar ingeschatte onveiligheid voor het kind/de jongere. Alcohol-/drugsgebruik tijdens de omgang kan een reden zijn om de bemiddeling te stoppen. Onvermogen van ouders om tot gedragsverandering te komen, bijvoorbeeld op grond van psychiatrische beperkingen, persoonlijkheidsproblemen, cognitieve beperkingen of verslavingsproblematiek. 3.3 Toepassing bij migranten Het programma heeft geen speciale faciliteiten (zoals vertaalde schriftelijke instructies of tolken) om migrantengroepen in het bijzonder te kunnen bedienen.
4.
Aanpak van de module
4.1 Structuur en opbouw De module is onderverdeeld in drie fases: De startfase Tijdens de startfase vinden er twee gesprekken met beide ouders gezamenlijk plaats en maakt het kind/de jongere kennis met de omgangscoach. De niet-verzorgende ouder is hierbij niet aanwezig. Er wordt gestart met een gezamenlijke intake met ouders waar mogelijk, ouderschapsmediator en eventueel gedragswetenschapper. Tijdens het tweede gesprek worden er samen met ouders doelen opgesteld voor de komende periode Voorwaarden voor deze en volgende fases zijn: ouders gaan gezamenlijk in gesprek; Ouders communiceren in aanwezigheid van hun kind op een niet belastende manier over de andere ouder. Dit betekent op een rustige manier met elkaar praten, geen stemverheffing, discussies of lastige vragen voor een ander moment bewaren, als het kind/de jongere er niet bij is; de eventuele wensen van het kind/de jongere, met betrekking tot de omgang, worden in kaart gebracht; ouders zijn op de hoogte bij wie ze met welke vragen terecht kunnen. Voor vragen over bijvoorbeeld de omgang, kunnen ze bij de pedagogisch medewerkers terecht. Er kan sprake zijn van vrijwillige aanmelding door de ouders zelf of er kan een beschikking door de rechter worden afgegeven. De rechter laat zich in dergelijke beslissingen regelmatig adviseren door de Raad voor de Kinderbescherming. De meeste zaken die bij de omgangscoaching terechtkomen, zijn doorverwezen door de rechtbank. Een beschikking kan helpen ouders te “dwingen” de omgangsregeling op te starten. In het uiterste geval, wanneer ouders op herhaalde uitnodiging niet komen, kan de beschikking met reden worden teruggestuurd naar veilig thuis. Wanneer de aanmelding binnen komt bij het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding, worden beide ouders binnen twee weken uitgenodigd voor een gezamenlijk intakegesprek (1½ uur). Bij dit intakegesprek is een ouderschapsmediator aanwezig en eventueel ook de gedragswetenschapper. Tijdens het intakegesprek wordt aan ouders uitgelegd wat het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding kan bieden en wat de werkwijze is. Daarnaast worden de mogelijkheden en de grenzen besproken. Er wordt ouders meteen duidelijk gemaakt welke zaken wel en welke zaken niet besproken worden. Hierbij gaat het om de belangen en de rechten van het de jeugdige op een band met beide ouders. Besproken wordt wat de verwachtingen zijn en wat de knelpunten zijn, waarom omgang nu niet mogelijk is en wat er nodig is om na het traject pedagogische omgangscoaching zelfstandig een omgangsregeling uit te voeren. Daarnaast wordt aan de verzorgende ouder gevraagd hoe deze het kind/de jongere zal voorbereiden op omgang met de niet-verzorgende ouder. Wanneer wenselijk kunnen omgangscoaches hierbij ondersteunen.
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 6/21
Het intakegesprek wordt afgesloten met het ondertekenen van een contract met daarin afspraken over de begeleide omgangscontacten, verantwoordelijkheden en het halen en brengen van het kind/de jongere. Tijdens deze fase vindt er ook een kennismakingsgesprek plaats met het kind/de jongere. Het kind/de jongere kan kennismaken met de omgangscoach die bij de begeleide omgang aanwezig is. Het kind/de jongere krijgt tijdens deze kennismaking uitleg over de omgangen en het kind/de jongere krijgt de gelegenheid tot het stellen van vragen. Wanneer het kind jonger is dan 4 jaar, dan vindt er alleen een kennismaking plaats en kan het kind alvast de ruimte verkennen. Na de kennismaking en de intake volgt er een tweede gesprek met beide ouders. Tijdens dit gesprek wordt het plan van aanpak opgesteld. Het doel hiervan is dat ouders gemotiveerd worden om na te denken hoe zij ervoor kunnen zorgen dat de omgang weer op gang komt en dat de kinderen weer contact kunnen hebben met beide ouders. Dit plan van aanpak wordt gedurende het proces bijgesteld. Het is belangrijk ouders in deze fase te laten nadenken over de ouderrol en opnieuw verdelen van ouderschapstaken. Omgangs- en begeleidingsfase Tijdens deze fase lopen er twee trajecten naast elkaar. Enerzijds is er eenmaal per twee weken een begeleide omgang tussen het kind/de jongere en de niet-verzorgende ouder. Anderzijds zijn er gezamenlijke gesprekken met ouders om vorm te geven aan de gestelde doelen uit het plan van aanpak. Gedurende deze fase vinden er acht begeleide omgangen plaats en vier gesprekken met beide ouders. De omgang wordt begeleid door de omgangscoach. De ouderschapsmediator voert de gesprekken met ouders. Wanneer mogelijk worden de begeleide omgangen voortgezet in de thuissituatie van één van beide ouders. De omgangscoach observeert de mogelijkheden van de ouders en het kind. Ouderschapsmediator bespreekt met ouders de bevindingen, eventueel kan de omgangscoach bij een gesprek met ouders aanschuiven. Doelen voor deze fase: ouders weten voor zichzelf bij wie zij in hun netwerk steun en hulp kunnen halen; het kind/de jongere mag tegen beide ouders praten over beide ouders en daarbij positieve ervaringen uitwisselen; het aantal conflicten en de heftigheid ervan tussen ouders is afgenomen. Ouders communiceren en handelen vanuit hun positie als ouder van het kind/de jongere en zijn in staat om hun conflicten als ex-partners te beheersen. In deze fase vullen de kinderen en de ouders de „eilanden‟ app in waarna een gezamenlijk gesprek plaatsvindt. Jeugdhulp Friesland heeft een interventie ontwikkeld in de vorm van een app die kinderen en ouders in staat stelt om met elkaar in gesprek te gaan over de scheiding en de afspraken over de omgang die gemaakt moeten worden. De interventie is een middel om dit gesprek met elkaar te voeren. De interventie zal worden uitgevoerd door alle kinderen uit het gezin en door beide ouders. In de app is voor ieder gezinslid een eiland. Dit eiland kan door het kind (of ouders) gevuld worden met leuke dingen, zorgen en wensen. De app is een goed middel voor hulpverleners om op een luchtige manier met kinderen in gesprek te gaan en kinderen vragen te stellen over ouders en de omgang. De app geeft een overzicht van de dingen die op dat moment voor het kind belangrijk zijn en waar ouders aandacht voor zouden moeten hebben. De omgangscoach vult de app met de kinderen in en de ouderschapsmediator met de ouders. Met het inzetten van de interventie worden de kinderen betrokken bij het traject en kunnen ze op een luchtige interactieve manier richting ouders aangeven wat ze van hen nodig hebben. Ouders krijgen hierdoor inzicht in wat hun kinderen nodig hebben en hebben minder moeite om het kind centraal te stellen en de ex- partnerstrijd te laten liggen. Kinderen voelen zich door de interventie gehoord en serieus genomen door ouders en hulpverlening. Het doel is dat kinderen minder snel in een loyaliteitsconflict terecht komen, omdat ze ervaren dat ouders hun behoeften centraal zetten. Met daaruit volgend de ervaring dat niet zij, maar ouders verantwoordelijk zijn voor het maken van afspraken over de omgang.
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 7/21
De wensen en ideeën van de jeugdigen rond de begeleide omgang en de toekomstige omgang kunnen meegenomen worden tijdens de gesprekken met ouders. Begeleide omgangscontacten De begeleide omgangen (maximaal twaalf) vinden plaats op een locatie van de Medische Orthopedagogische Dagbehandeling of bij ouders thuis. Ook kan het zijn dat de omgang op een neutrale plek vorm gegeven wordt, zoals de kinderboerderij of balorig. Er is altijd één omgangscoach aanwezig bij de omgang. Er kunnen meerdere gezinnen tegelijk begeleide omgang hebben. De omgangscoach streeft ernaar de omgang tussen de ouders zoveel mogelijk te normaliseren. Wanneer het mogelijk is, is het in het belang van de jeugdigen wanneer de verzorgende ouder ze brengt. Wanneer de jeugdigen zien dat de ouders op een „normale‟ manier met elkaar kunnen communiceren, kan dit een positief effect hebben op de jeugdigen. De verzorgende ouder is verplicht de kinderen voor te bereiden op de omgang met de niet-verzorgende ouder. Dit wordt door de omgangscoach gecontroleerd door hiernaar te vragen. Als het kind/de jongere angstig is of niet goed is voorbereid, begeleidt de omgangscoach de verzorgende ouder en het kind/de jongere hierin. Het kind/de jongere kan met alle vragen bij de omgangscoach terecht, ook met minder leuke vragen. De niet-verzorgende ouder heeft gedurende 1 ½ uur omgangscontact met zijn/haar kinderen. De niet-verzorgende ouder is verantwoordelijk om dit contact te begeleiden. Wanneer nodig kunnen omgangscoaches hierbij ondersteunen. De omgangscoaches maken gebruik van observatielijsten om inzicht te krijgen hoe ouder en kind met elkaar omgaan en hoe de interactie verloopt. Daarnaast beoordelen de omgangscoaches wat ervoor nodig is om een goed contact tussen ouder en kind op te bouwen. In de omgangsruimte is voldoende speelgoed aanwezig, zodat ouder en kind zich kunnen vermaken. Daarnaast is er de mogelijkheid om naar buiten te gaan. Waar nodig stimuleert, corrigeert en/of begrenst de omgangscoach de ouder. De omgangscoach spreekt het contact voor en na met de niet-verzorgende ouder en geeft waar nodig pedagogische adviezen. Aan de orde komen onderwerpen als: verwachtingen van het contact, hoe te reageren op reacties of gedragingen van het kind/de jongere, wat ging er goed en wat minder goed, vervolgcontact. Na de eerste drie omgangscontacten vindt er een telefonisch gesprek plaats tussen de omgangscoaches en de verzorgende ouder. Belangrijk hierbij is dat de omgangscoach inzicht krijgt in hoe het kind/de jongere is thuisgekomen van de omgang, hoe het kind/de jongere gereageerd heeft en of de verzorgende ouder nog eventuele vragen heeft over de begeleide omgang. Oudergesprekken Bij de gesprekken met ouders is de ouderschapsmediator aanwezig. Het doel van de gesprekken met ouders is om te komen tot afspraken zodat ouders de omgang zelfstandig vorm kunnen geven. De ouderschapsmediator zorgt ervoor dat beide ouders hun verhaal kunnen doen, gericht op de omgang. Daarnaast moedigt de ouderschapsmediator de ouders aan om te komen tot concrete afspraken met betrekking tot de omgang. Er worden duidelijke afspraken gemaakt, welke zaken wel en welke zaken niet besproken kunnen worden. Op het moment dat ouders conflicten uit het verleden willen bespreken, zal de ouderschapsmediator ouders hierop aanspreken. De ouderschapsmediator spreekt ouders aan wanneer zij zich niet aan de afspraken houden. Er wordt gesproken in het hier en nu en gekeken naar de toekomst. Afrondende fase Tijdens deze fase vinden er maximaal vier begeleide omgangscontacten plaats. Daarnaast zijn er nog drie gesprekken met beide ouders. Tijdens de bemiddelingsgesprekken met ouders wordt besproken in hoeverre het plan dat ouders hebben opgesteld al uitgevoerd kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan onbegeleide omgang tussen de niet- verzorgende ouder en de kinderen. Gedurende ieder gesprek wordt met ouders gekeken wat ervoor nodig is om stappen te maken en welke afspraken ouders hierover kunnen maken. Wanneer nodig zullen ook de kinderen betrokken worden. Aan het einde van het traject wordt een eindverslag geschreven, waarin de doelen samen met ouders geëvalueerd worden. Hierin staat beschreven op welke manier ouders invulling gaan geven
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 8/21
aan de omgang met hun kinderen. Er wordt een advies geschreven met een eventuele aanbeveling voor vervolghulp. Ouders zijn verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat dit verslag ook bij de rechtbank terecht komt. Het traject pedagogische omgangscoaching wordt met een eindgesprek met beide ouders, ouderschapsmediator en eventueel gedragswetenschapper afgesloten. Tijdens dit gesprek wordt het proces geëvalueerd en kunnen, waar nodig, afspraken gemaakt worden over de eventuele inzet van nazorg in de vorm van een aantal gesprekken of vervolgzorg, zoals het omgangshuis van Humanitas. Er wordt nu schriftelijk vastgelegd hoe de omgangsregeling wordt vormgegeven. Follow-up en nazorg Na drie maanden vindt er een follow up gesprek met beide ouders plaats. Dit gesprek wordt gevoerd door de ouderschapsmediator. Ouders kunnen aangeven wat wel en niet heeft gewerkt en eventueel het plan dat ze samen gemaakt hebben bijstellen. Na zes maanden vindt er een telefonische follow up plaats. Dit gebeurt door het afnemen van een vragenlijst bij beide ouders. Dit wordt gedaan door een andere ouderschapsmediator dan die ouders begeleid heeft. Ouders kunnen aangeven wat ze aan de begeleiding vanuit ouderschapsmediation hebben gehad, welke factoren een positief effect hebben gehad en hoe de situatie er nu uitziet. Wordt de omgang uitgevoerd zoals afgesproken etc. 4.2 Duur De module duurt in totaal ongeveer zeven maanden. 4.3 Frequentie/4.4 Intensiteit In deze zeven maanden vinden er maximaal twaalf begeleide omgangscontacten plaats tussen de niet-verzorgende ouder en het kind/de jongere eenmaal in de twee weken en maximaal tien gesprekken met beide ouders gezamenlijk om te komen tot een zelfstandige omgangsregeling. 4.5 Setting Een locatie van de Medisch Orthopedagogische Dagbehandeling, neutrale plek of bij één van beide ouders in de thuissituatie.
5. Materialen en links Er zijn geen specifieke materialen beschikbaar voor de uitvoering van de module.
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 9/21
B. ONDERBOUWING VAN DE MODULE
6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Sinds 1 maart 2009 moeten ouders een verplicht ouderschapsplan maken. Hierin staan afspraken over de kinderen. Minimale eisen hierover zijn vastgelegd in de wet. Daarnaast wordt vastgelegd wat ouders belangrijk vinden voor hun kind; zoals bedtijden, het maken van huiswerk, opvattingen over straffen of wat ouders moeten doen als ze het niet eens zijn over iets. Het is maatwerk en het plan moet regelmatig worden bijgesteld omdat jeugdigen zich ontwikkelen. Ook daarover moeten ouders afspraken maken. Het is belangrijk dat ouders: rekening houden met de behoeften van het kind/de jongere; niet te veel veranderen; duidelijke afspraken maken; kinderen betrekken bij het ouderschapsplan; hulp zoeken als het maken van afspraken niet goed lukt. Het verplichte ouderschapsplan (Spruijt en Kormos, 2010, p. 122). Als ouders het niet eens kunnen worden over de verblijfsplaats van het kind/de jongere na de scheiding en/of de omgang tussen ouder en kind, neemt de rechter een beslissing. De rechter vraagt in zeer problematische gevallen advies aan de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad richt zich op onderzoek naar de situatie van het kind/de jongere en het uitbrengen van een goed onderbouwd advies aan de rechter. Uit Raadsonderzoek blijkt dat de mening van de inwonende ouder belangrijk is. Het risico dat vader (meestal de uitwonende ouder) geen omgangsregeling krijgt, hangt samen met een aantal factoren: een grotere woonafstand tussen vader en kind; slechte fysieke gezondheid van vader; zijn niet-Nederlandse achtergrond; misbruik; oudervervreemding; agressief gedrag. Om tot een succesvolle omgangsregeling te komen is het nodig dat ouders beseffen dat ze een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben ten opzichte van hun kinderen als het gaat om het vervullen van hun ouderrol en dus ook als het gaat om het goed laten verlopen van de omgangsregeling met de niet-verzorgende ouder. Daarnaast is kennis nodig van de gevolgen en effecten van een scheiding op jeugdigen en de schadelijke effecten van een langdurige strijd tussen ouders. Deze effecten zijn afhankelijk van de leeftijdsfase van de jeugdigen. De ontwikkelingspsychologie biedt daar veel kennis over evenals de systeemtheorie (denk aan parentificatie en loyaliteit). Het is van belang dat ouders zo snel mogelijk de verantwoordelijkheid van gezamenlijke ouder-zijn weer oppakken en zelf in staat zijn om na te denken en vorm te geven aan een goede omgangsregeling. Om ouders zo veel mogelijk in hun kracht te zetten, te empoweren en zelf te laten nadenken over oplossingen wordt het oplossingsgericht werken ingezet. Welke bronnen hebben ouders zelf tot hun beschikking en wie kunnen hen daarbij helpen en ondersteunen? Kennis van het systeem en de onderling spelende krachten en de manier waarop gecommuniceerd wordt binnen en met het systeem is daarbij nodig. In de hierna volgende tekst worden de in de pedagogische omgangscoaching gebruikte theoretische kaders beschreven. Oplossingsgericht werken Pedagogische omgangscoaching richt zich op de mogelijkheden, niet op de onmogelijkheden. Het doel is om de ouders te empoweren zelfstandig vorm te geven aan de omgang. Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 10/21
Jeugdhulp Friesland tracht in haar zorg en behandeling zoveel mogelijk de draagkracht/draaglastverhouding voor kinderen, jeugdigen en ouders in balans te brengen. Daarbij tracht de omgangscoaching aan te sluiten bij dat wat goed gaat en gebruik te maken van reeds aanwezige krachten en competenties. Systeemgericht werken Systeemgericht werken betekent voor Jeugdhulp Friesland dat de hulpverlening zich richt op het kind/de jongere en zijn/haar opvoeders. Bij de jeugdhulpverlening worden echter voornamelijk kinderen/jongeren aangemeld en niet de gezinnen/opvoeders. Een gevolg hiervan is dat de aandacht van de hulpverleners zich dan vaak ook beperkt tot het kind/de jongere. Maar een kind/jongere is niet alleen op de wereld. Het maakt deel uit van de omgeving die van invloed is op zijn of haar gedrag. Er wordt mee gezegd dat het kind/de jongere niet los gezien kan worden van zijn omgeving en dat die omgeving dus op een actieve manier bij de hulpverlening betrokken hoort te worden. Het problematische gedrag is niet in een sociaal vacuüm ontstaan en zal ook niet in een sociaal vacuüm kunnen worden opgelost. Niet de persoon als individu is in de systeemtheorie de eenheid van behandeling, maar de persoon in relatie tot zijn omgeving. Doordat in elk systeem relaties op een andere manier worden ingevuld, heerst er binnen elk systeem een eigen sfeer. Daarbij zijn drie aspecten belangrijk: de mate van binding, die de onderlinge betrokkenheid regelt; de balans van geven en nemen, die de rechtvaardigheid regelt; de sociale ordening, die de structuur regelt. Pedagogische omgangscoaching richt zich primair op de ouders van de kinderen. De ouders zijn de experts die iets aan de ontstane situatie kunnen doen en ervoor kunnen zorgen dat de kinderen niet terecht komen in een loyaliteitsconflict, maar loyaal mogen en kunnen zijn naar beide ouders toe. Communicatietheorie In de kern kan „communicatie‟ omschreven worden als: „Het wederzijds uitwisselen van informatie door middel van woorden en gebaren‟ (Bos, 1986). Dit proces veronderstelt een zender (iemand die berichten stuurt) en een ontvanger (diegene voor wie de boodschap bestemd is). Die moeten beschikken over identieke codes om elkaar te verstaan. De interpretatie van berichten (decodering) speelt in het proces een belangrijke rol. De systeem- en communicatietheorie gaat ervan uit dat de manier waarop mensen zich gedragen niet los te zien is van hun contacten met anderen. In deze contacten worden voortdurend boodschappen uitgezonden middels woorden en houdingen. Leertheorie De leertheorie gaat ervan uit dat gedrag aangeleerd is en dus ook weer afgeleerd kan worden, dit onder invloed van omgevingsfactoren. Het leren staat met andere woorden binnen de leertheorie centraal. Gedrag wordt door de leertheoretici als volgt omschreven: gedrag is een betekenisvolle reactie op een betekenisvolle situatie (Orlemans, 1985). Operante leertheorie In de operante leertheorie wordt ervan uitgegaan dat bepaalde gevolgen het gedrag van een bepaald persoon juist wel/niet versterken. Als op bepaald gedrag een positieve reactie volgt, dan zal de betreffende persoon dit gedrag vaker laten zien. Wordt het gedrag gevolgd door een onprettige (negatieve) reactie, dan zal het op den duur afnemen. De sociale leertheorie Niet alleen leert iemand gedrag door de gevolgen of dat wat er aan vooraf gaat, ook voorbeeldgedrag van anderen beïnvloedt het eigen gedrag. Men leert (nieuw) gedrag op grond van dat wat men belangrijke personen in de omgeving ziet doen. Ook de ouderbegeleider van de omgangscoaching kan een modelfunctie vervullen. Hij kan bijvoorbeeld waar de ouders bij aanwezig zijn met kinderen bepaalde afspraken maken, zodat de hulpverlener aan de ouders laat zien hoe je afspraken met je kind kunt maken.
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 11/21
Cognitieve leertheorie In de cognitieve leertheorie wordt uitgegaan van het unieke vermogen van de mens om analytisch te denken alvorens een beslissing te nemen. Anders gezegd gebruiken mensen informatie uit de omgeving om tot een oordeel te komen welk gedrag in een bepaalde situatie het beste is. Ontwikkelingspsychologie De ontwikkelingspsychologie kan ons veel informatie verschaffen over de ontwikkeling van jeugdigen, de bedreigingen die daarin kunnen voorkomen en de effecten van een scheiding in de diverse stadia van ontwikkeling. Door de ontwikkeling van jeugdigen heen kunnen we een aantal fasen onderscheiden die elk hun eigen ontwikkelingstaken bevatten. Deze fasen moeten succesvol doorlopen worden om een volgend fase in te kunnen gaan. Loyaliteit Loyaliteit bij jeugdigen is de vanzelfsprekende verbondenheid tussen ouders en kinderen die ontstaat bij de geboorte. Een kind is altijd loyaal aan beide biologische ouders. Als ouders gaan scheiden is het voor een kind soms moeilijk loyaal te blijven aan beide ouders. Jeugdigen worden soms gedwongen, bedoeld of onbedoeld, te kiezen. Toch komen in de praktijk ouders na scheiding vaak met elkaar in conflict, dit is nadelig voor de kinderen. Het verschil met oudervervreemding is dat er bij loyaliteitsproblemen nog wel contact is met beide ouders, maar ouders doen beiden een tegengesteld beroep op het kind/de jongere. Het kind/de jongere probeert te schipperen tussen beiden ouders. Als conflicten tussen ouders heftig en chronisch zijn, kan een kind zich gedwongen voelen te moeten kiezen, wat kan leiden tot ouderverstoting. Werkzame ingrediënten Kinderen ontmoeten op een neutrale plek de niet-verzorgende ouder. Ouders voeren gezamenlijke gesprekken in het bijzijn van de ouderschapsmediator, deze kan bemiddelen tussen ouders. Het geven van psycho-educatie, zodat ouders inzicht krijgen in wat hun gedrag betekent voor het kind/de jongere. Er wordt aangesloten bij de hulpvraag van ouders. Hierbij wordt het belang van het kind/de jongere niet uit het oog verloren. De ondersteuning vanuit de omgangscoaching richt zich puur op het vormgeven van de omgang, ouders komen daardoor minder snel in conflict over andere zaken zoals financiën, huisvesting etcetera. Het traject van pedagogische omgangscoaching kent een duidelijke fasering en er wordt op gezette tijden geëvalueerd.
7. Samenvatting onderbouwing Pedagogische omgangscoaching richt zich op het weer zelfstandig vormgeven van de omgang door ouders. Er wordt samen met ouders gekeken wat hiervoor nodig is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verschillende theoretische kaders en is er een duidelijk fasering die ouders houvast biedt.
8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding Specifieke taken voor pedagogisch medewerkers van de omgangscoaching De omgangscoaches zijn op MBO- of HBO-niveau geschoold. Er is regelmatig ruimte voor deskundigheidsbevordering. Eenmaal in de twee weken vindt er een casuïstiekbijeenkomst plaats. Daarnaast is er eenmaal in de drie weken overleg met de gedragswetenschapper. Naast het werkoverleg met de gedragswetenschapper vindt er iedere vier weken een gesprek plaats met de methodiekcoach. Deze coach ondersteunt de medewerkers om hun rol als mediator op een professionele wijze te blijven uitvoeren. De methodiekcoach is er verantwoordelijk voor om de medewerkers te ondersteunen bij het uitvoeren van de methodiek. Met name deze ingewikkelde
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 12/21
doelgroep vraagt veel van de ouderschapsmediators. Thema‟s die hierbij aan de orde komen zijn, meerzijdige partijdigheid, uit het conflict blijven tussen ouders, niet ingezogen raken, professionele houding, agenda opstellen voor de gesprekken, zakelijke houding in plaats van hulpverlener zijn etc. De methodiekcoach maakt bij de ondersteuning van medewerkers gebruikt van Video Interactie Begeleiding (VIB). De taak van de omgangscoach is om het contact tussen de niet-verzorgende ouder en het kind/de jongere te observeren. De omgangscoaches ondersteunen de niet-verzorgende ouder hierbij. De omgangscoaches nemen een neutrale positie in en bespreken alleen die dingen die betrekking hebben op de omgang en contact tussen ouder en kind. Tijdens ieder omgangscontact voeren de omgangscoaches een voor- en een nagesprek met de niet-verzorgende ouder. De omgangscoaches dragen een eigen professionele verantwoordelijkheid voor de beroepsuitoefening en maken deel uit van het multidisciplinair team. De omgangscoaches moeten voor wat betreft inhoud en kernbeslissingen, afstemmen met de gedragswetenschapper. Specifieke functiekenmerken: In staat zijn om meerzijdig partijdig te werken. Vasthouden aan de werkwijze en die onderwerpen met ouders bespreken die een bijdrage leveren aan een positief contact tussen ouder en kind. Een duidelijk onderscheid kunnen maken van wat relevant is voor de gesprekjes met de nietverzorgende ouder. Voor de andere onderwerpen, de ouder doorverwijzen naar de ouderbegeleider. Beschikken over voldoende gesprekstechnieken, waarbij oplossingsgericht een belangrijke rol speelt. In staat zijn om zichzelf kritisch te reflecteren. Flexibel opstellen en ouder en kind ondersteunen, daar waar het nodig is. Goede schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheden. Stressbestendigheid. Ouders psycho-educatie verlenen en kunnen confronteren daar waar de veiligheid of de ontwikkeling van het kind/de jongere bedreigd wordt. Doel en specifieke taken van de ouderbegeleider De ouderschapsmediator is minimaal HBO geschoold. Er is regelmatig ruimte voor deskundigheidsbevordering. Daarnaast hebben de ouderschapsmediators eenmaal per drie weken inhoudelijk werkoverleg met de gedragswetenschapper. Naast het werkoverleg met de gedragswetenschapper vindt er iedere vier weken een gesprek plaats met de praktijkcoach. Deze coach ondersteunt de medewerkers om hun rol als mediator op een professionele wijze te blijven uitvoeren. De praktijkcoach is er verantwoordelijk voor om de medewerkers te ondersteunen bij het uitvoeren van de methodiek. Met name deze ingewikkelde doelgroep vraagt veel van de ouderschapsmediators. Thema‟s die hierbij aan de orde komen zijn, meerzijdige partijdigheid, uit het conflict blijven tussen ouders, niet ingezogen raken, professionele houding, agenda opstellen voor de gesprekken, zakelijke houding in plaats van hulpverlener zijn etc. De methodiekcoach maakt bij de ondersteuning van medewerkers gebruikt van Video Interactie Begeleiding (VIB). De taak van de ouderschapsmediator is om ouders te begeleiden in het proces naar zelfstandige omgang. Ouders begeleiden en sturen in het maken van afspraken en overleggen met elkaar. De ouderschapsmediator levert dus een bijdrage aan het realiseren van de doelstelling: Ouders kunnen op een positieve manier invulling geven aan hun ouderschap. De ouderschapsmediator draagt een eigen professionele verantwoordelijkheid voor de beroepsuitoefening en maakt deel uit van het disciplinair team. De ouderschapsmediator moet voor wat betreft inhoud en kernbeslissingen, afstemmen met de gedragswetenschapper. Specifieke functiekenmerken; Verricht werkzaamheden zelfstandig. Durft en kan zelfstandig beslissingen nemen die in het belang zijn van de jeugdige.
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 13/21
Prioriteiten vaststellen en de gesprekken met ouders voorzitten om zo optimaal de tijd te benutten. In staat zijn neutraal te werken en geen waardeoordeel vast te hangen aan hetgeen gezegd wordt. Ouders sturen in het nemen van verantwoordelijk en keuzes in het belang van hun kinderen. Oplossingsgericht kunnen werken. Beschikken over gespreksvaardigheden. Om kunnen gaan met tegenstrijdige belangen. Om kunnen gaan met agressie en weerstand. Beschikken over voldoende zelfinzicht en reflecterend vermogen. Het kunnen geven en ontvangen van feedback. Bij twijfel altijd afstemmen met de gedragswetenschapper. Stressbestendig zijn en flexibel kunnen werken. Samen kunnen werken met de andere disciplines .
8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Voor de implementatie is het noodzakelijk dat de ouderbegeleiders minimaal HBO plus geschoold zijn en de pedagogisch medewerkers HBO geschoold. Daarnaast is het noodzakelijk dat er gewerkt wordt vanuit het methodiekboek en dat de medewerkers interne scholing krijgen. 8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De kwaliteit van de module wordt bewaakt aan de hand van de resultaten uit de prestatieindicatoren: doelrealisatie, cliënttevredenheid, reden beëindiging hulp en afname ernst problematiek. Jeugdhulp Friesland voldoet aan de kwaliteitsnormen HKZ, hetgeen betekent dat de cliënt centraal staat en er continu gewerkt wordt aan het verbeteren van de hulpverlening. Alle gesprekken en omgangen worden geregistreerd in een registratiesysteem (IJZA). In de rapportages worden de opgestelde doelen geëvalueerd. Aan het einde van het traject wordt er een exit-vragenlijst afgenomen. Ten aanzien van de medewerkers zie bovenstaande uitleg (8.1). Er is een visiedocument (augustus 2014) opgesteld (zie handboek) waarin de toekomst voor het Kenniscentrum Kind en Echtscheiding beschreven staat. Hierin staat onder andere de samenwerking met ketenpartners beschreven, de positionering in de keten, het aanbod en hoe dit verder uitgebreid gaat worden etc. 8.4 Kosten van de module Betrokken professionals: Gedragswetenschapper Pedagogisch medewerker Methodiekcoach * wijziging normenbank 2015
-
Verblijf: nee Verzorgingskosten: nee Pleeggeld: nee Licentie: nee Training / opleiding: ja, zie 8.1 Specifiek materiaal: app, iPad Overige kosten: reiskosten personeel
9. Onderzoek naar de uitvoering van de module In mei 2014 is onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de begeleide omgangen binnen Jeugdhulp Friesland. Hieronder volgt een samenvatting van dit onderzoek:
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 14/21
Vanuit het Kenniscentrum Kind & Echtscheiding, onderdeel van Jeugdhulp Friesland bestond er een vraag met betrekking tot het traject begeleide omgang met bemiddelingsgesprekken. De organisatie wilde inzicht krijgen in hoe ouders het zorgplan naleefden, naar aanleiding van positief afgeronde trajecten in 2013. In een zorgplan zijn afspraken opgenomen met betrekking tot de omgang tussen ouders en kind. De behoefte om hier onderzoek naar te doen was er omdat het traject vanaf 2010 loopt en het niet eerder is geëvalueerd. De organisatie wilde nu inzicht krijgen in de uitkomsten van het traject. Het is voor hen namelijk van belang dat ouders en kinderen op een kwalitatieve, goede manier hulp wordt geboden. Door het traject te evalueren kan het worden bijgesteld aan de behoeften en wensen van de doelgroep. De doelstelling van het onderzoek had betrekking op het naleven van het zorgplan en was als volgt geformuleerd: „Inzicht krijgen in hoe het zorgplan door ouders wordt nageleefd, na afsluiting van het traject begeleide omgang met bemiddelingsgesprekken bij het Kenniscentrum Kind & Echtscheiding in 2013.‟ Hierop volgde de centrale onderzoeksvraag: „In hoeverre wordt het zorgplan momenteel nageleefd na afsluiting van het traject begeleide omgang met bemiddelingsgesprekken bij het Kenniscentrum Kind & Echtscheiding in 2013?‟. Aan de hand van een follow-up vragenlijst is er inzicht verkregen in hoe ouders het zorgplan momenteel naleefden. Er waren 36 respondenten te benaderen. Hiervan is het gelukt zestien telefonisch te benaderen. Deze respondenten waren bereid mee te werken aan dit onderzoek. Een aantal telefoonlijnen waren afgesloten en de overige telefoon-nummers werden niet beantwoord. De resultaten zijn per vraag geordend en gecategoriseerd onder de praktijkdeelvragen. De kwantitatieve resultaten van deze telefonische vragenlijst zijn verwerkt in taartdiagrammen, de overige kwalitatieve resultaten zijn uitgeschreven. Uit de resultaten kwam naar voren dat het merendeel van de respondenten positief was te spreken over het traject begeleide omgang met bemiddelingsgesprekken. Hieruit kon geconcludeerd worden dat er bij veertien van de zestien respondenten nog steeds sprake was van een omgangsregeling, welke in een aantal situaties gezamenlijk was gewijzigd. De afspraken die in het zorgplan waren opgesteld waren nog steeds van toepassing. De uitzondering hierop waren twee omgangsregelingen die niet meer werden gevolgd, in deze situaties werden de afspraken niet nagekomen door een van beide ouders. Uit het onderzoek zijn aanbevelingen naar voren gekomen. Deze aanbevelingen hebben voornamelijk betrekking op het organiseren van nazorg, door bijvoorbeeld een nazorgtraject of evaluerende gesprekken. Daarnaast hebben ze betrekking op het organiseren van de follow-up. Dit zou consequent moeten worden gedaan, waarbij voldoende gegevens beschikbaar moeten zijn om de follow-up ook daadwerkelijk uit te kunnen voeren. Tenslotte zijn er een tweetal aanbevelingen opgenomen ten aanzien van de rol van de hulpverleners tijdens het traject. Er zal op korte termijn (mei 2015) een onderzoek worden gestart naar de werkzame factoren van de module ouderschapsmediation. Het accent zal hierbij met name liggen op de vaardigheden en interventies die de ouderschapsmediators inzetten.
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 15/21
C. EFFECTIVITEIT
10. Nederlandse effectstudies 10.1 Studies naar de effectiviteit van de module in Nederland Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de module. 10.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Niet van toepassing.
11. Buitenlandse effectstudies Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de module aantonen.
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 16/21
D. OVERIGE INFORMATIE
12. Toelichting op de naam van de module Over de naam van de module zijn geen bijzonderheden te vermelden.
13. Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) In de meeste provincies in Nederland is een omgangscentrum gevestigd. In het noorden is een omgangscentrum te vinden in Drenthe, Groningen en Friesland. Veelal wordt het uitgevoerd door de geïndiceerde jeugdzorg. Pedagogische omgangscoaching van Jeugdhulp Friesland is op dit moment gevestigd op verschillende locaties van de Medische Orthopedagogische Dagbehandeling (MOD). Het kenniscentrum Kind en Echtscheiding werkt nauw samen met onder andere Humanitas, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg en de Rechtbank.
14. Overeenkomsten met andere modules Er zijn geen gegevens over soortgelijke modules.
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 17/21
Aangehaalde literatuur Aartsen, M.E. van (2009), Echtscheiden zonder echt te scheiden van je kinderen, Eindproject bachelor orthopedagogiek, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Ausloos. G. (2002), De competentie van families: tijd, chaos, proces, Garant Uitgevers, Leuven, Apeldoorn Bolt, A. (2006), Het gezin centraal. Uitgeverij SWP BV, Amsterdam Bos, A. (1998), Communicatie in relaties, over de systeem- en communicatietheorie, Elsevier & De Tijdstroom, Maarssen Cauffman L. (2003), De acht-stappendans, GGZ wetenschappelijk, artikel Choy en anderen (2008), De vraag op het antwoord, systemische interventies voor conflicten in organisaties, Nisto publicaties, Santpoort-Zuid Eerenbeemt, E-M van den (2003), De liefdesladder, Uitgeverij Archipel, Amsterdam Kaplan, L. (1986), Working With Multiproblem Families, D.C. Heath and Company, Lexington, United States Orlemans J.W.G., Eelen P. & Haaijman W.P. (red.) (1985), Handboek voor gedragstherapie, Van Loghum Slaterus, Deventer, Brinkman, W. Spruijt, E. (2007), Scheidingskinderen, Uitgeverij SWP BV, Amsterdam Spruijt, E. en Kormos, H. (2010), Handboek scheiden en de kinderen, Bohn Stafleu van Loghum, Houten Dunst, C.J., Trivete, C.M., & Deal, A.G. (1988), Enabling and empowering families: principles and guidelines for practice, Brookline Books, Cambridge (MA) Vries, S. de. (2008), Basismethodiek psychosociale hulpverlening: oplossingsgericht, systeemgericht, Bohn Stafleu van Lochum, Houten
ervaringsgericht,
Watzlawick, P., Beavin, J.H. & Jackson, D.D. (1991), De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie, Bon Stafleu van Loghum, Houten Zaal, S., Boerhave, M., Koster, M. (2008), Sociaal-emotionele ontwikkeling, Cordaan en Amsta
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 18/21
Bijlage CAP- J CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken): Naam van de module: Onderdeel van het zorgprogramma:
Omgangscoaching Ambulante Gezinsinterventies
Legenda: X (probleem waar de module aan werkt), X! (probleem waar de module aan werkt, niet genoemd in de modulebeschrijving), C (contra indicaties of belemmerende factoren genoemd in de beschrijving), 0 (kenmerken van de doelgroep, genoemd in de moduleomschrijving maar de module is hier niet op gericht) ? (niet duidelijk, discussiepunt) Richt zich op CAP-J Groep As A: Psychosociaal functioneren jeugdige A100 Emotionele problemen A101 Introvert gedrag A102 Angstproblemen A103 Stemmingsproblemen A200 Gedragsproblemen A201 Druk en impulsief gedrag A202 Opstandig gedrag en/of antisociaal gedrag A300 Problemen in de persoonlijkheid(sontwikkeling en identiteit(sontwikkeling) A301 Problemen met de competentiebeleving A302 Problemen in de gewetensvorming/morele ontwikkeling A303 Identiteitsproblemen A400 Gebruik van middelen/verslaving A900 Overige psychosociale problemen jeugdige A901 Problemen bij de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen A902 Overmatige stress A903 Automutilatie A904 Andere problemen psychosociaal functioneren jeugdige CAP-J groep As B: Lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige B100 Lichamelijke ziekte, aandoening of handicap B101 Gehooraandoeningen B102 Oogaandoeningen B103 Spraakaandoening B104 Motorische handicap B105 (Chronische) lichamelijke ziekte B200 Gebrekkige zelfverzorging, zelfhygiëne, ongezonde levenswijze B201 Problemen met zelfverzorging en zelfhygiëne B202 Ongezonde levenswijze B203 Overgewicht B300 Aan lichamelijke functies gerelateerde klachten B301 Lichamelijke klachten B302 Voedings-/eetproblemen B303 Zindelijkheidsproblemen B304 Slaapproblemen
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
0
0 0
0 0 0
0
0 0
0 0
Pagina 19/21
B305 Groeiproblemen B306 Onverklaarbare lichamelijke klachten B900 Overige problemen lichamelijke gezondheid B901 Andere problemen lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige CAP-J Groep As C: Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling jeugdige C100 Problemen in de cognitieve ontwikkeling C101 Problemen met schoolprestaties/leerproblemen C102 Aandachtsproblemen C103 Problemen verbandhoudend met hoogbegaafdheid C104 Problemen met het sociaal aanpassingsvermogen C200 Problemen met vaardigheden C201 Sociale vaardigheidsproblemen C900 Overige problemen vaardigheden en cognitieve ontwikkeling C901 Andere problemen cognitieve ontwikkeling jeugdige C902 Andere problemen vaardigheden jeugdige CAP-J groep AS D: Gezin en opvoeding D100 Ontoereikende kwaliteiten van de opvoeding D101 Ontoereikende opvoedingsvaardigheden D102 Problemen met ondersteuning, verzorging en bescherming kinderen D103 Pedagogische onwil D104 Onenigheid tussen ouders over opvoedingsaanpak D105 Problematische gezinscommunicatie D200 Problemen in de ouder-kind relatie D201 Gebrek aan warmte in ouder-kind relatie D202 Symbiotische relatie tussen ouder en jeugdige D203 Jeugdige in de rol van ouder (parentificatie) D204 Vijandigheid tegen of zondebok maken van jeugdige door de ouder D205 Problemen in de loyaliteit van jeugdige naar ouder D206 Problemen in de hechting van jeugdige aan ouder D207 Generatieconflict D208 Problemen door religieuze en/of culturele verschillen tussen ouder en jeugdige D209 Mishandeling ouder door jeugdige D210 Jeugdige weggelopen van huis D211 Jeugdige weggestuurd door ouders D300 Verwaarlozing, lichamelijke/psychische mishandeling, incest, seksueel misbruik van de jeugdige in het gezin D301 Jeugdige slachtoffer verwaarlozing D302 Jeugdige slachtoffer mishandeling D303 Jeugdige slachtoffer seksueel misbruik D400 Instabiele opvoedingssituatie D401 Problemen bij scheiding ouders D402 Problemen met omgangsregeling D403 Problemen met gezagsrelaties D404 Problemen die gepaard gaan met het samengaan van twee gezinnen/samengestelde gezinnen D405 Problematische relatie tussen ouders D406 Problematische relatie jeugdige met partner opvoeder D407 Problematische relatie (stief)broers/zussen D500 Problemen van ouder
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
0 0
0
X! X X! 0 X X!
0 0 0 X X X X X X X!
Pagina 20/21
D501 Negatieve jeugdervaring/traumatische ervaring ouder D502 Problemen met werkloosheid ouder D503 Problemen bij zwangerschap of bevalling D504 Moeilijke start ouderschap D505 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ouder D506 Antisociaal gedrag ouder D507 Gebruik van middelen/verslaving ouder D508 Pleger seksueel misbruik D509 Overmatige stress ouder D510 Psychische/psychiatrische problematiek ouder D600 Problemen van ander gezinslid D601 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ander gezinslid D602 Antisociaal gedrag ander gezinslid D603 Gebruik van middelen/verslaving ander gezinslid D604 Psychische/psychiatrische problematiek ander gezinslid D700 Problemen in het sociaal netwerk gezin D701 Problemen in de familierelaties (niet het gezin) D702 Gebrekkig sociaal netwerk gezin D800 Problemen in omstandigheden gezin D801 Problemen met huisvesting D802 Financiële problemen D803 Problemen met hulpverleners of (vertegenwoordigers van ) instanties D804 Problematische maatschappelijke positie gezin als gevolg van migratie D900 Overige problemen gezin en opvoeding D901 Andere problemen gezin en opvoeding
0 0
C C 0 C
0 0 0 0
CAP-J Groep As E: Jeugdige en omgeving E100 Problemen op speelzaal, school of werk E101 Problematische relatie met leerkracht, werkgever of leidinggevende/problemen met hiërarchische relatie E102 Problematische relatie met medeleerlingen, collega‟s of groepsleden E103 Motivatieproblemen op school of werk (onder andere spijbelen) E104 Van school gestuurd E105 Problemen met school-, studie- of beroepskeuze of vakkenpakket E106 Problemen met werkloosheid jeugdige E107 Problemen met speelzaal, schoolorganisatie of onderwijsstijl, arbeidsorganisatie E200 Problemen met relaties, vrienden, sociaal netwerk en vrije tijd E201 Problemen met vrijetijdsbesteding E202 Problemen met verliefdheid/liefde en relaties E203 Problematische relatie met leeftijdgenoten (onder andere gepest worden buiten school/werk) E204 Gebrekkig sociaal netwerk jeugdige E205 Risicovolle vriendenkring (antisociaal gedrag, gebruik middelen) E300 Problemen in omstandigheden jeugdige E301 Problemen met zelfstandige huisvesting jeugdige E302 Financiële problemen jeugdige E303 Problemen van jeugdige met hulpverleners of (vertegenwoordigers van) instanties E304 Problematische maatschappelijke positie jeugdige (onder meer als gevolg van migratie) E305 Problemen jeugdige met justitiële instanties E900 Overige problemen omgeving jeugdige E901 Andere problemen jeugdige en omgeving
Module Pedagogische omgangscoaching - Ambulant
Pagina 21/21