Pedagogisch beleid Kinderdagopvang
Pedagogisch beleidsplan Kinderdagopvang Kinderopvang Borne
Management Kinderopvang Borne Februari 2014
Voorwoord Het belangrijkste doel van stichting Kinderopvang Borne is het bieden van goede kinderopvang. Maar wat zien wij als ‘goede’ kinderopvang? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, leggen wij onze kaders en uitgangspunten op het gebied van accommodatie, beroepskrachten, materiaal, pedagogische uitgangspunten en werkwijze en organisatie vast. De kwaliteit van de kinderopvang hangt immers af van het in de praktijk gebrachte pedagogisch beleid. Het benoemen van een pedagogische werkwijze is moeilijk. Tegelijkertijd vindt Kinderopvang Borne het essentieel dit beleid vast te leggen. Het is voor de Kinderopvang belangrijk dat alle groepen op dezelfde manier werken. De nagestreefde sfeer, klimaat, aanpak en organisatie moeten glashelder zijn. Dat draagt ook bij aan het gevoel dat wij als organisatie met z’n allen voor één doel staan. De pedagogische werkwijze heeft tenslotte invloed op zaken als materiaalkeuze, de inrichting van de ruimtes en eenheid van de totale kinderdagopvang. Bovendien maakt het de buitenwereld, bijvoorbeeld (toekomstige) ouders, duidelijk hoe wij werken. In dit document leest u daarom alles over ons pedagogisch beleid.
Management Kinderopvang Borne
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding................................................................................................. 4 2. Visie ..................................................................................................... 5 3. Vier pedagogische doelen ........................................................................... 6 3.1 Sociaal-emotionele veiligheid ...................................................................... 6 3.2 Sociale competenties ................................................................................ 7 3.3 Persoonlijke competenties .......................................................................... 8 3.4 Overdracht van waarden en normen .............................................................. 9 4. Beroepskracht-kindratio .......................................................................... 11 5. Extra zorg ........................................................................................... 155 6. Voor- en vroegschoolse educatie ............................................................... 199 7. Feestdagen en bijzondere gebeurtenissen ................................................... 211 8. Kwaliteitssysteem.................................................................................. 222
Bijlage 1: Aantal kindplaatsen per locatie
3
1. Inleiding Onze visie op kinderopvang, opvoeding en ons pedagogisch doel bieden de context voor onze pedagogische werkwijze. Na deze visie en dit doel met u gedeeld te hebben, beschrijven we in de komende hoofdstukken onze pedagogische werkwijze aan de hand van vier ‘pedagogische pilaren’: sociaal-emotionele veiligheid, sociale competenties, persoonlijke competenties en de overdracht van normen en waarden. Maar hoe brengen wij deze opvattingen naar de praktijk? Om dat duidelijk te maken, verduidelijken we de pilaren met concrete voorbeelden van een situatie en het bijbehorende handelen van de pedagogisch medewerker. Vervolgens lichten we de pedagogische werkwijze toe aan de hand van een aantal onderwerpen waarin de pedagogische kwaliteit direct tot uiting komt: de pedagogisch medewerker-kindratio, zorgkinderen, de activiteiten met handpoppen Nellie en Cesar, bijzondere gebeurtenissen en feesten, het kwaliteitssysteem en tot slot de ondersteuning van pedagogisch medewerkers. Beleid in ontwikkeling Dit document is dynamisch: opvoedkundige inzichten veranderen en we willen kritisch blijven kijken naar onze omgang met kinderen. Dat betekent dat we onze opvattingen bij kunnen stellen als daartoe aanleiding is. Om de kwaliteit van de opvang goed te houden, zijn wij steeds gericht op het verbeteren en verfijnen van onze methodes. De invulling van het beleid wordt mede gevormd met de inbreng uit teamvergaderingen en een themaavond met alle medewerkers van de kinderopvang. Opvangvormen Kinderopvang Borne biedt een breed scala aan opvang. Zo zijn er ‘verticale’ groepen voor kinderen van 0 tot 4 jaar en peutergroepen voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar. Daarnaast biedt Kinderopvang Borne een combinatie van deze twee opvangvormen in de geïntegreerde groepen, voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar. De werkwijze van de geïntegreerde groepen is gelijk aan de werkwijze bij de peutergroepen. Meer hierover leest u in het ‘Informatieboekje kinderdagopvang’ van Kinderopvang Borne. Deze kunt u inzien op de website http://www.kinderopvangborne.nl en is verkrijgbaar via de afdeling planning en plaatsing van Kinderopvang Borne. Voor wie? Het pedagogisch beleid is in de eerste plaats vastgelegd voor onze eigen (pedagogisch) medewerkers en medewerkers in opleiding van KOB. We willen daarnaast ouders inzicht geven in de uitgangspunten in de kinderopvang die we bieden. Het pedagogisch beleid geeft aan hoe wij werken, is een inspiratiebron in het werk en geeft weer hoe wij ons positioneren in de markt.
4
2. Visie Graag delen wij onze visie op kinderopvang en opvoeden; deze plaatsen onze pedagogische werkwijze in perspectief. Visie op kinderopvang Naast het praktische doel dat kinderdagopvang dient – zodat ouders kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven – zien wij kinderdagopvang ook als aanvulling op de opvoeding thuis. In onze visie is zorg die in het verlengde ligt van de zorg die kinderen thuis ontvangen randvoorwaardelijk voor kwalitatief goede opvang. Dat betekent dat we zoveel mogelijk rekening houden met de wensen en ideeën van ouders. De toegevoegde waarde van een kinderdagopvang zit echter ook in het feit dat kinderen enkele of meer dagdelen van de week in een andere sociale context doorbrengen. Ouders hebben een band met het kind voor het leven. Pedagogisch medewerkers dragen tijdelijke zorg voor een grotere hoeveelheid kinderen, waardoor ook de aard van de emotionele relatie anders is. Kinderopvang Borne draagt dus ook een eigen verantwoordelijkheid in de opvoeding van kinderen. Onze uitdaging zit in het voortdurende zoeken naar een evenwicht tussen enerzijds de sociale context van een groep kinderen met volwassen pedagogisch medewerkers en anderzijds de individuele ruimte voor ieder kind. Visie op opvoeden Ieder kind heeft de drang zich te ontwikkelen en doet dat op zijn eigen manier, afhankelijk van aanleg en karakter. Maar, daarvoor is wel een veilige en vertrouwde omgeving en sfeer voor nodig. Wij zien het als onze taak daarvoor te zorgen en hun natuurlijke nieuwsgierigheid daarnaast voldoende te prikkelen én te beantwoorden.
5
3. Vier pedagogische doelen Ons pedagogische hoofddoel: wij willen kinderen helpen zich te ontwikkelen tot evenwichtige mensen door een pedagogisch klimaat te scheppen dat zich kenmerkt door respect. Dat betekent kinderen het gevoel geven: ‘jij mag er zijn!’, door situaties te creëren die ervoor zorgen dat kinderen zich prettig voelen, vertrouwen hebben in hun eigen kunnen, voor zichzelf op kunnen komen, positief in de maatschappij staan, zelfstandig zijn en sociaal vaardig. Het pedagogisch beleid hebben we verder uitgewerkt aan de hand van de vier subdoelen van Riksen-Walraven: Sociaal-emotionele veiligheid Sociale competenties Persoonlijke competenties Overdracht van waarden en normen 3.1 Sociaal-emotionele veiligheid Met veiligheid bedoelen we een veilige basis, waar kinderen zichzelf kunnen zijn, zodat ze op verkenning durven uit te gaan. Veiligheid is een belangrijke voorwaarde voor het bereiken van andere pedagogische doelen. Kinderen ontlenen een gevoel van veiligheid in de eerste plaats aan de persoonlijke relatie met een aantal vaste volwassenen in hun omgeving. Betrokkenheid, openstaan voor het kind en op de juiste manier omgaan met signalen zijn daarin sleutelbegrippen. Om die reden hebben we binnen Kinderdagopvang Borne een bewuste keuze gemaakt voor vaste stamgroepen. We vangen kinderen alleen in uitzonderlijke situaties buiten deze stamgroep op, bijvoorbeeld tijdens een sterke onderbezetting. Kinderopvang Borne heeft - op basis van overheidsbeleid - richtlijnen voor het samenvoegen van groepen opgesteld. Hierin staat dat de kinderen zoveel mogelijk leidend zijn in het samenvoegen van groepen: we houden voor zover mogelijk altijd rekening met leeftijd, karakter, de samenstelling van de groep en de mening van het kind zelf. Daarnaast volgen we altijd de beroepskracht-kindratio uit de wet Kinderopvang. Meer hierover leest u in hoofdstuk 4. Verticale groepen en peutergroepen Iedere groep heeft dus een vast team van pedagogisch medewerkers en in principe blijft ieder kind tijdens de opvangperiode in dezelfde groep. Het vaste team van pedagogisch medewerkers van de stamgroep is ook het vaste aanspreekpunt voor ouders. Behalve volwassenen, geven ook andere bekende kinderen een gevoel van veiligheid. Daarom kiest Kinderopvang Borne bewust voor opvang in verticale groepen (0 tot 4 jaar) en in peutergroepen (2,5 tot 4 jaar). Dit geeft een grotere continuïteit en stabiliteit in de groep: ieder kind houdt immers gedurende zijn verblijf veel van dezelfde speelkameraadjes en pedagogisch medewerkers. Dit geeft het kind gelegenheid relaties op te bouwen. Kinderen leren daarnaast om te gaan met oudere én jongere kinderen en zijn respectievelijk de jongste, de middelste of de oudste in een groep. Ook kunnen kinderen uit één gezin op deze manier bij elkaar geplaatst worden. In een verticale groep is weinig concurrentiestrijd, waardoor een kind zich in zijn eigen tempo kan ontwikkelen.
6
De pedagogisch medewerkers zijn dicht betrokken bij de ontwikkeling van het kind. Ook ouders blijven elkaar langere tijd ontmoeten, leren elkaar beter kennen en kunnen daardoor meer ervaringen uitwisselen. Verticale groep: aandacht voor iedere leeftijd Het werken in verticale groepen vraagt op een aantal punten extra aandacht. Zo moet de veiligheid van ieder kind worden bewaakt, rekening houdende met het niveau waarop het zich bevindt. Jongere kinderen kunnen overheerst worden door oudere kinderen. Pedagogisch medewerkers moeten deze signalen vroegtijdig oppikken de kinderen hierin begeleiden. De pedagogisch medewerker kan de oudere kinderen bijvoorbeeld voordoen hoe je voor jongere kinderen kunt zorgen. Bijvoorbeeld door te troosten of te helpen. Kinderen hebben ook behoefte aan het spelen met leeftijdsgenootjes, zonder tussenkomst van oudere of jongere kinderen. De pedagogisch medewerkers sturen hierop. Om onze oudste kinderen een extra stimulans te bieden in hun ontwikkeling, nemen ze samen met leeftijdsgenootjes uit de andere groepen op een vast moment van de dag deel aan een gerichte activiteit (zie ook hoofdstuk 6 over voor- en vroegschoolse educatie). Peutergroep: gericht werken aan ontwikkeling Het werken in een peutergroep geeft mogelijkheden om gericht te werken aan de ontwikkeling van kinderen. De leeftijden liggen dichter bij elkaar, waardoor de kinderen zich spelenderwijs voorbereiden op de basisschool. De peutergroepen werken met de voor- en vroegschoolse educatiemethode ‘Kaleidoscoop’. Deze methode werkt met een vaste dagindeling en structuur, waardoor kinderen zelf zeggenschap over hun omgeving hebben. Kaleidoscoop gaat uit van ‘actief leren’, waarbij het kind centraal staat. Voorspelbaarheid geeft vertrouwen Ook de groepsruimte draagt bij aan het gevoel van veiligheid en stabiliteit. Als een kind weet waar het speelgoed ligt, waar je wel en niet kunt spelen en waar je – in de groepen voor 0 tot 4-jarigen - je boterhammetje gaat eten, dan is dat voorspelbaar. Een voorspelbare omgeving geeft overzicht en daarmee een vertrouwde uitvalsbasis om op verkenning uit te gaan. Rituelen en dagindeling Niet alleen de groepsruimte, maar ook de rituelen en dagindeling in de groep geeft een kind houvast. Bijvoorbeeld omdat je weet dat je eerst samen zingt voor het fruit eten, of dat je eerst samen opruimt voordat je aan tafel gaat. Het ordent de dag en een kind weet – zonder klok - waar het aan toe is. 3.2 Sociale competenties Met sociale competenties bedoelen we de vaardigheden die belangrijk zijn in het omgaan met anderen. Een belangrijk onderdeel van kinderopvang: kinderen krijgen immers volop de
7
gelegenheid zich te verplaatsen in anderen, te communiceren, samen te werken, anderen te helpen, conflicten te voorkomen of op te lossen. Rol van de pedagogisch medewerker De pedagogisch medewerker is hierbij cruciaal; zij moet de sociale interactie - de wisselwerking tussen kinderen - stimuleren. Kinderen onder de drie doen nog niet écht iets samen, maar ondernemen wel gezamenlijke activiteiten. Emoties Wij nemen de verschillende emoties van kinderen serieus, door deze gevoelens onder woorden te brengen en te vragen of we deze goed hebben begrepen. Als kinderen uitgelaten, vrolijk, verdrietig of boos zijn, betekent dit echter nog niet dat elke uitingvorm daarvan ook is toegestaan. Boos zijn geeft je niet automatisch het recht om met speelgoed te gooien, maar wel het recht om even geen zin te hebben om mee te doen met een bepaalde activiteit. Kinderen kunnen negatief gedrag imiteren. De pedagogisch medewerker benadert dit gedrag volgens het principe ‘ombuigen, negeren, afleiden en – als het nodig is – bestraffen’. Positieve beloning is hierbij het uitgangspunt. Dat betekent kijken naar de momenten waarop het goed gaat en dit gedrag belonen op een manier die past bij de aard en omvang van het ongewenste gedrag. Zelf oplossen met hulp We stimuleren kinderen zelf hun sociale problemen op te lossen. De sturing van dergelijke processen ligt vanzelfsprekend bij de pedagogisch medewerkers. Als steeds dezelfde kinderen het onderspit delven, bieden de pedagogisch medewerkers hulp door ze concrete mogelijkheden te bieden om met meer zelfvertrouwen hun wensen aan andere kinderen kenbaar te maken. 3.3 Persoonlijke competenties Kinderen moeten hun eigen, persoonlijke competenties kunnen ontwikkelen. Ze moeten de kans krijgen om kennis en vaardigheden op te doen en die persoonskenmerken te ontwikkelen die voor hen belangrijk zijn om goed te kunnen functioneren. Door zelf iets te kunnen ondernemen en daarbij positieve ervaringen op te doen, ontwikkelen kinderen hun persoonlijke competenties. Ook leeftijdsgenootjes stimuleren en inspireren elkaar hun eigen competenties te ontwikkelen. Aanvoelen Het is belangrijk dat pedagogisch medewerkers de kinderen ‘aanvoelen’ en daarop reageren, vooral bij baby’s. Zij kunnen hun behoeften en gevoelens immers nog niet verwoorden. Als je als pedagogisch medewerker je ‘antenne’ gebruikt, kun je heel veel signalen opvangen van een baby. Vooral lichaamstaal, houding en oogcontact geven veel informatie. Deze actie en reactie noemen we ook wel de interactie tussen pedagogisch medewerker en kind. Zeer belangrijk voor kinderen, want als je gezien wordt en er wordt adequaat op je gereageerd, dan heb je het gevoel dat je er mag zijn en dat er voor je gezorgd wordt. Dat is een belangrijke basis om je te ontwikkelen.
8
Grenzen De ruimte die pedagogisch medewerkers aan kinderen bieden, is een ‘structurele ruimte’: kinderen kunnen niet grenzeloos hun gang gaan. Gerichte activiteiten binnen de kinderdagopvanggroep van 0 tot 4 jaar worden één voor één aangeboden. In de peutergroepen werken we volgens een vast programma. Afhankelijk van het individu kan het kind gestimuleerd worden aan deelname van de activiteiten, maar de kinderen hebben daarbij altijd de keus wel of niet mee te doen. Materiaal en activiteiten Parallel aan de ontwikkeling van de competenties maken we een indeling in speelgoed en materiaal: beweging- en zintuiglijk materiaal; bouw- en constructiemateriaal; gezelschapsspelen, fantasiemateriaal, creativiteit- en expressiemateriaal. Per leeftijdscategorie kiezen we voor ieder van deze onderdelen geschikt speelgoed en materiaal. 3.4 Overdracht van waarden en normen De overdracht van waarden en normen van onze samenleving is onderdeel van de opvoeding. De opvang in een groep biedt allerlei mogelijkheden hiervoor. Stapje voor stapje helpen we kinderen groeien in de samenleving waarvan ze deel uitmaken. Vanzelfsprekend? Waarden en normen worden vertaald in regels. Normen zijn afgeleiden van waarden. Zo kan de waarde ‘respect leren hebben voor elkaar’ leiden tot de norm ‘je mag een ander geen pijn doen’. Je zou kunnen zeggen dat waarden abstract en normen concreter zijn. De norm ‘je mag een ander geen pijn doen’ lijkt vanzelfsprekend. Maar hoe vanzelfsprekend het ook lijkt, toch kom je binnen de kinderopvang momenten tegen waarop deze norm om meer uitwerking vraagt. Bijvoorbeeld wanneer één van de kinderen uit de groep regelmatig een ander kind bijt. Natuurlijk zal een pedagogisch medewerkers extra opletten en proberen tijdig in te grijpen, door het kind af te leiden. Gebeurt het onverhoopt toch, dan maakt de pedagogisch medewerker altijd duidelijk dat zij altijd het gedrag en niet het kind afkeurt. Hiermee winnen we op twee vlakken: het ‘slachtoffer’ voelt zich gesteund en het andere kind leert dat het getoonde gedrag niet tot het gewenste resultaat leidt. Vervolgens vertelt de pedagogisch medewerker hoe het anders kan. Dat betekent dat de pedagogisch medewerker vóór ingrijpen voor zichzelf duidelijk moeten weten wat de drijfveer, de oorzaak en het antwoord is. Op die manier kan de pedagogisch medewerker ook respectvol omgaan met ruzies. Ruzies hoeven niet altijd direct opgelost te zijn, vaak kunnen kinderen dat zelf heel goed. En lukt het toch niet? Dan proberen we het probleem op kindhoogte op te lossen.
9
Respect Maar hoe tonen we in de praktijk respect voor de kinderen? Dat proberen we vast te leggen aan de hand van een aantal uitgangspunten. Een kind…
mag huilen: je verdriet tonen, lucht op; mag verkeerde keuzes maken: een jong kind imiteert anderen en kent de consequenties van zijn keuzes niet altijd; mag humeurig zijn: we proberen achter zijn gedrag te kijken; mag ruzie maken en krijgt de tijd dit zelf op te lossen; kan soms meer dan wij denken: moeilijke onderwerpen kunnen vaak best op kinderniveau besproken worden; kan soms minder dan wij denken: een klein kind is egocentrisch en kan moeilijk wachten. Het heeft ook nog geen begrip van tijd en kan zich nog niet verplaatsen in anderen; hoeft nog niet af te zijn als het vier jaar is.
Overgang van thuis naar de groep Voordat de opvang begint, krijgen kinderen die voor het eerst zullen worden opgevangen in een groep de mogelijkheid om een dagdeel te komen wennen. Op de dag dat het kind komt wennen, nemen de ouders de formulieren die zij tijdens het kennismakingsgesprek hebben ontvangen, ingevuld weer mee. Tijdens het wendagdeel checken de pedagogisch medewerkers of alle informatie klopt en observeren zij het kind, waarna ze dit bepreken met ouders. Het wennen is voor sommige kinderen niet eenvoudig. Ook realiseren we ons dat soms moeilijk is om de verzorging en een deel van de opvoeding in handen te geven van “vreemden”. In de dagelijkse haal en breng momenten vormen de pedagogisch medewerkers van de stamgroep het vaste aanspreekpunt voor de ouders en wordt overgedragen hoe de dag is verlopen. Voor kinderen tot ongeveer een jaar wordt ook in een schrift bijgehouden hoe de dag is verlopen. Dit schrift gaat mee naar huis. In alle groepen ligt ook een overzicht waarop alle bijzonderheden van een kind door ouders ingezien kunnen worden. Uit onze visie blijkt dat we kinderdagopvang zien als een aanvulling op de opvoeding thuis. Om de thuissituatie met de situatie in de opvang te kunnen verbinden, is voor het kind een soepele overgang van thuis naar de groep van groot belang. Geen eenvoudig opgave: de meningen over een goede opvoeding lopen uiteen. Daar komt bij dat het perspectief van een ouder en een pedagogisch medewerker verschilt. Bij de ouder staat het kind centraal; de pedagogisch medewerker heeft een heleboel kinderen in haar groep. Verschillen in perspectief kunnen worden versterkt als de ouder en pedagogisch medewerker verschillende culturele, etnische of religieuze achtergronden hebben. Daarom proberen we in gesprekken met ouders altijd bruggen te slaan tussen thuis en de opvang. Samen zoeken we naar wat goed is voor het kind en wat mogelijk is binnen de groep. Het is tweerichtingsverkeer, waarin je elkaar steunt en afspraken maakt - alles in een sfeer van wederzijds respect.
10
Ondersteuning van pedagogisch medewerkers. De pedagogisch medewerkers worden bij bovenstaande ondersteund door het vestigingshoofd. Zij heeft de taak de medewerkers in de groep te ondersteunen door als laagdrempelige vraagbaak te fungeren. Ook kijkt ze op verzoek van de pedagogisch medewerkers mee tijdens het groepsgebeuren en geeft adviezen. Daarnaast organiseert zij 4 keer per jaar teamvergaderingen waar het groepsgebeuren besproken wordt en er kindbesprekingen zijn. Voor de invoering van Kaleidoscoop kijkt het vestigingshoofd mee in de groep om dit proces te begeleiden. De vestigingshoofden worden hierbij ondersteund door de pedagogisch manager, tijdens bilaterale overleggen en het vestigingshoofdenoverleg.
4. Beroepskracht-kindratio De beroepskracht-kindratio verwijst naar de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal gelijktijdig aanwezige kinderen in de stamgroep. De normen voor groepsgrootte en beroepskracht-kindratio komen uit de wet Kinderopvang (zie ook de cao kinderopvang, artikel 24). Binnen Kinderopvang Borne werkt elke groep volgens een organisatiemap met de vastgestelde regels voor groepsgrootte en beroepskracht-kindratio. Groepsgrootte en -verhouding Binnen onze organisatie worden de kinderen die onze kinderdagopvang voor 0 tot 4-jarigen bezoeken, opgevangen in stamgroepen van maximaal 12 of maximaal 16 kinderen. In deze groepen zitten baby’s, dreumesen en peuters bij elkaar in de groep – dit noemen we een ‘verticale’ groep. In de peutergroepen zitten leeftijdsgenootjes bij elkaar in de groep – dit noemen we een ‘horizontale’ groep. In bijlage 1 staat een overzicht van het aantal kindplaatsen per locatie. Verlaten van de groep In de verticale groepen voor 0 tot 4-jarigen is het mogelijk dat een kind, als er meerdere kinderen afwezig zijn, zijn stamgroep verlaat en in een andere groep wordt opgevangen. Een kind kan ook de stamgroep verlaten bij jaarlijkse activiteiten zoals het voorleesontbijt en de peutermaand in de bibliotheek, of bij bijvoorbeeld een activiteit met handpoppen ‘Nellie en Cesar’ en deelname aan een geïntegreerde peutergroep. Een aantal keer per week vinden dergelijke activiteiten voor kinderen van drie jaar en ouder plaats. Open deurenbeleid Kinderopvang Borne werkt op bepaalde locaties en op bepaalde tijden met een ‘open deuren’-beleid voor de kinderopvanggroepen voor 0 tot 4-jarigen. Dat betekent dat de kinderen verschillende ruimtes mogen gebruiken en hun stamgroep verlaten. Als de locatie hiervan gebruik maakt dan is de werkwijze in een aparte notitie vastgelegd. Die is in te zien op de locatie.
11
Er zijn vaste uitgangspunten van het beleid:
De ouders brengen en halen de kinderen in de stamgroep; De pedagogisch medewerkers van de stamgroep zijn verantwoordelijk voor de overdracht van en naar ouders; De pedagogisch medewerkers van de stamgroep houden de regie over het kind (verschonen, eten en drinken, slaaptijden et cetera); Pedagogisch medewerkers kunnen, na overleg met de leidinggevende, besluiten de deuren dicht te laten, als de situatie erom vraagt.
Het werken met open deuren is een bewuste beleidskeuze van Kinderopvang Borne. Een uitwerking van het open deurenbeleid in relatie tot de vier pedagogische doelen volgt hieronder. 1. Veiligheid - Een kind kan zich pas ontwikkelen en gebruikmaken van de uitdaging die geboden worden, als het zich veilig en geborgen voelt. Daarom vormt, ook bij het werken met open deuren, de stamgroep de basis. Een stamgroep biedt continuïteit en geborgenheid in relatie met leeftijdgenootjes, pedagogisch medewerkers en de fysieke omgeving. Bij baby's komt de behoefte aan veiligheid en stabiliteit op de eerste plaats. Daarom bewaken we de positie van baby’s bij ‘open deuren’ zorgvuldig. 2. Sociale competenties – Door met open deuren te werken, worden de interactiemogelijkheden met andere kinderen verruimd. Kinderen krijgen meer ruimte en mogelijkheden om relaties te leggen, ook buiten de stamgroep. Groepjes kinderen met dezelfde interesses kunnen samen spelen: vriendjes, broertjes en zusjes kunnen elkaar gemakkelijk opzoeken. Door de nadruk op samendoen, samen spelen, afstemmen en samenwerken, kunnen de kinderen zich toetsen aan elkaar en van elkaar te leren. 3. Persoonlijke competenties - Het open deurenbeleid gaat ervan uit dat kinderen hun eigen ontwikkeling mede vormgeven. Hierdoor ligt de nadruk bij het werken met open deuren op ‘uitdaging’. Door de deuren open te zetten, krijgen kinderen letterlijk en figuurlijk meer ruimte en keuzemogelijkheden. De kinderen kunnen kiezen uit meerdere activiteiten in verschillende ruimtes. De pedagogisch medewerkers proberen in hun aanbod aan te sluiten op hun observaties van de groep: het vergroten van die uitdaging is alleen zinvol als dit ook voldoet aan de behoeften van de kinderen en van de groep. Activiteiten zijn er voor grote en kleine groepen, voor een bepaalde leeftijdscategorie of voor iedereen die mee wil doen. Om het aanbod te vergroten, zijn ook de inrichting en de materialen van de verschillende ruimten binnen Kinderopvang Borne op elkaar afgestemd. Ruimten zoals de hal en de gang worden regelmatig geschikt gemaakt als speelruimte. 4. Normen en waarden - Door de nauwere samenwerking tussen de stamgroepen kunnen we het pedagogisch klimaat in de verschillende groepen beter op elkaar af te stemmen en gedragsregels consequent hanteren. Daarnaast kunnen we ook het pedagogisch handelen van de individuele kinderen beter op elkaar afstemmen.
12
Inzet en bezetting Bij de meeste groepen werken we met een bezetting van twee pedagogisch medewerkers. De basis voor de verticale groepen voor 0 tot 4-jarigen wordt gevormd door een team van vier of vijf pedagogisch medewerkers. Ieder teamlid werkt op vaste dagdelen in de week. De peutergroepen – met uitzondering van de geïntegreerde groep - werken op alle dagdelen met dezelfde pedagogisch medewerkers. Binnen de geïntegreerde groep zijn altijd twee pedagogisch medewerkers werkzaam: er is één vaste medewerker alle dagen aanwezig, de tweede pedagogisch medewerker wisselt per keer. Bij afwezigheid door ziekte van één van de medewerkers, nemen de collega’s zoveel mogelijk voor elkaar waar. Het komt in onze organisatie niet voor dat er slechts één beroepskracht in de locatie aanwezig is. Eveneens komt het niet voor dat er slechts één beroepskracht wordt ingezet in afwijking van de beroepskracht kind ratio. Tijdens verlofdagen van vaste medewerkers van de verticale groepen zetten we ook flexkrachten in. Onze organisatie kent vaste flexkrachten per locatie, waarmee we zoveel mogelijk bekende gezichten voor de kinderen nastreven. Alle medewerkers, vast of flex, zijn gediplomeerd en bevoegd volgens de normen van de overheid en volgens de opleidingseisen die in de cao kinderopvang zijn vastgelegd. Vier ogen principe Stichting Kinderopvang Borne vindt het belangrijk dat kinderen in een veilige en vertrouwde omgeving worden opgevangen. We brengen het principe van vier ogen, vier oren en transparantie op verschillende manieren in de praktijk. Gedurende de dag is de sociale controle op de medewerkers en kinderen groot. Het grootste gedeelte van de dag zijn er twee pedagogische medewerkers op de groep. Er zijn altijd meerdere volwassenen in het gebouw aanwezig. Aan het begin en einde van de dag, tijdens de breng- en haalmomenten zijn er naast de pedagogisch medewerkers ook (veel) ouders aanwezig. Pedagogisch medewerkers lopen gedurende de dag regelmatig elkaar groepsruimtes binnen zonder te kloppen. Hun taken zijn zo met elkaar verweven dat ze elkaar even spreken om iets te overleggen of af te stemmen. Daardoor is er zicht op elkaars (pedagogisch) handelen. Het vestigingshoofd komt regelmatig binnen in de groepsruimte. Alle medewerkers, stagiaires, vrijwilligers en bestuurders beschikken over een ‘Verklaring van goed gedrag’ Ook de indeling van de locaties speelt een belangrijke rol als het gaat om openheid en transparantie. De groepen grenzen aan elkaar en zijn ‘open’. Er zijn veel ramen. Men kijkt en loopt makkelijk bij elkaar binnen. We hebben een aanbod van activiteiten/ open deuren beleid. De deuren tussen de groepen staan geregeld open. Kinderen kunnen op die momenten naar een andere groep toe gaan om daar bijvoorbeeld mee te doen aan een activiteit. Er is daarbij veel onderling contact tussen de pedagogisch medewerkers. Er is waar mogelijk een doorzichtige afscheiding tussen groepsruimte en verschoonruimtes of de deur blijft openstaan tijdens het verschonen van kinderen.
13
Daarnaast zijn de omgangsnormen tussen al onze medewerkers en de kinderen vastgelegd in de Gedragscode Kinderen en Seksualiteit. Ook zorgen we met elkaar voor een open aanspreekcultuur; als je onderbuikgevoel zeg dat iets niet klopt, zeg je er wat van. Verantwoorde planning De leeftijdsopbouw is uitgangspunt bij plaatsing van kinderen in een groep. Als in een groep met maximaal twaalf kinderen tijdelijk meer kinderen worden opgevangen, zetten we extra pedagogisch medewerkers in. Kinderopvang Borne heeft - op basis van overheidsbeleid - richtlijnen voor het samenvoegen van groepen opgesteld. Uitgangspunten hierbij zijn: Alleen hele groepen mogen samengevoegd worden, waarbij in het totaal maximaal 16 kinderen aanwezig zijn. Een kind mag maximaal van 2 stamgroepsruimtes per week gebruik maken. In principe, is er ook bij samenvoegen een vaste medewerker aanwezig. Voor ouders en kinderen is inzichtelijk welke groepen in welke stamgroepsruimte samengevoegd zijn. Om te komen tot een verantwoorde dagelijkse roosterplanning is een goed overleg met collega’s van de locatie een voorwaarde. Flexibele opvang. Naast structurele kinderdagopvang, waarbij wekelijks op dezelfde dagdelen opvang voor een kind wordt afgenomen, is er ook de mogelijkheid om dagdelen ter wisselen en beperkt flexibele opvang. Flexibele opvang is opvang die per week wisselt, maar wel met een vaste structuur. Bijvoorbeeld de ene week op maandag en dinsdag en de andere week op donderdag en vrijdag. Iedere locatie heeft een beperkt aantal plaatsen vrij voor flexibele opvang. Ook bieden we flexibele opvang met de mogelijkheid om dagdelen te wisselen met een andere groep dan de eigen groep van het kind of een extra opvangdagdeel in een andere groep af te nemen. Als de bezetting het toelaat, kan het kind incidenteel op andere extra dagdelen gebracht worden dan vooraf afgesproken is.
14
5. Extra zorg De voorschoolse voorzieningen in Borne – kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en het consultatiebureau – hebben samen richtlijn opgesteld om medische en psychosociale problemen bij kinderen van 0 tot 4 jaar te kunnen signaleren en de handelwijzen op elkaar aan te laten sluiten. Samenwerking tussen pedagogisch medewerkers en ouder- en kindzorg(OKZ)-verpleegkundigen is een belangrijk onderdeel van de richtlijn. Ook is in de richtlijn vastgelegd onder welke voorwaarden de OKZ-verpleegkundige of andere externe deskundigen, zoals een logopediste, geraadpleegd of ingeschakeld kunnen worden. De inspanningen die we samen leveren om eventuele problemen in de ontwikkeling van het kind zo vroeg mogelijk te signaleren en adequaat te handelen, dragen bij aan de aanpak die de gemeente Borne voorstaat. Gemeentelijk Jeugdbeleid De beschreven samenwerking is een praktische uitwerking van het streven naar een sluitend en samenhangend aanbod van hulpverlening aan kinderen en hun opvoeders, zoals dat is vastgelegd in het Jeugdbeleid van de gemeente Borne. De uitgangspunten van de samenwerking zijn: (potentiële) problemen tijdig signaleren en bespreken; hulpverlening zo dicht mogelijk bij de leefwereld van kinderen organiseren; hulpverlening aanbieden in de lichtst mogelijke vorm, zo dicht mogelijk bij huis, zo snel mogelijk en zo kort mogelijk (‘zo-zo-zo-zo-beleid’). In het Gemeentelijke Jeugdbeleid hebben de peutergroepen, de kinderdagverblijven voor 0 tot 4-jarigen en het consultatiebureau de positie van 'vindplaats'. Bijna 80% van alle kinderen van 0 tot 4 jaar in Borne bezoekt namelijk een peutergroep of kinderdagopvanggroep voor 0 tot 4-jarigen, waardoor de inspanningen die gezamenlijk geleverd worden, bijdragen aan de sluitende en samenhangende aanpak die de gemeente voorstaat. De samenwerking tussen deze voorschoolse voorzieningen en deskundigheidsbevordering van medewerkers worden daarom ook gestimuleerd door de Gemeente Borne. Zorgkinderen Kinderopvang Borne vormt een voorziening waarbinnen in principe alle kinderen - en dus ook de kinderen met een sociaal-medische indicatie - welkom zijn. Wij zijn ons er van bewust dat juist déze kinderen baat kunnen hebben bij een plekje in de reguliere opvang, waar ze voornamelijk omringd worden door kinderen aan wie zij zich kunnen optrekken en van wie ze energie krijgen. Wij vinden dat kinderopvang een afspiegeling is van de maatschappij: niet alleen zien we diverse culturele achtergronden terug, maar ook de lichamelijke of verstandelijke beperking van andere kinderen. We streven een groepsklimaat na waarin verschillen tussen kinderen geaccepteerd en gewaardeerd worden. Factoren die meespelen om kwetsbare kinderen te plaatsen, zijn de mogelijkheden en de beperkingen van het kind, de verwachting van en de samenwerking met ouders, de
15
draagkracht en de samenstelling van een groep. Daarnaast spelen ook eventuele beperkingen in de faciliteiten en de ondersteuningsmogelijkheden een rol. De beschreven factoren heeft Kinderopvang Borne vertaald in een aantal concrete plaatsingscriteria:
Het kind moet kunnen functioneren in de groep; Het kind moet iets positiefs kunnen beleven aan de opvang; De kinderopvang moet voldoende zorg kunnen bieden; De verwachtingen van de ouders komen overeen met wat de kinderopvang kan bieden; Ouders moeten op de hoogte zijn van de doelen en werkwijze van de kinderopvang; Ouders moeten ermee instemmen dat de kinderopvang, als het nodig is, hulp en deskundigheid op een andere plaats zoekt. De aandacht voor andere kinderen in de groep mag niet ten koste gaan van de extra zorg; De ruimte moet voldoende mogelijkheden bieden en het kind niet essentieel belemmeren om mee te doen in een groep; Pedagogisch medewerkers moeten voldoende toegerust zijn; De kinderopvang moet externe ondersteuning kunnen krijgen, als daar behoefte aan is.
Pedagogisch medewerkers worden naast de interne ondersteuning door het vestigingshoofd en de pedagogisch manager wanneer het mogelijk is, bijgestaan tijdens het groepsgebeuren door externe begeleiders. Deze zijn gespecialiseerd rondom de betreffende indicatie (bijvoorbeeld syndroom van down). Consultatieteam Vroegsignalering Bij zorg voor een kind waarbij ondersteuning van derden nodig is, kan Kinderopvang Borne gebruik maken van de deskundigheid van het Consultatieteam Vroegsignalering. Dat kan op twee manieren: in overleg met de ouders: het kind wordt op naam ingebracht en dit kan leiden tot gerichte observatie van het kind; zonder toestemming van de ouders (in samenspraak met het management kinderopvang): een probleemstelling wordt anoniem ingebracht en dit kan leiden tot specifieke coaching bij de begeleiding van de pedagogisch medewerkers. Opvoedingsondersteuning Opvoeden is niet altijd even makkelijk. Ouders hebben regelmatig vragen over het gedrag van hun kinderen en daarnaast valt bepaald gedrag de pedagogisch medewerkers op. In de dagelijkse overdracht en tijdens de 10-minuten-gesprekken geeft Kinderopvang Borne dan ook opvoedingsondersteuning. Soms is deze opvoedingsondersteuning echter niet voldoende. In dat geval kan de ouder terecht bij ‘Loes’, het gezicht van de opvoedondersteuning binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin in Borne. In de gemeente Borne zijn drie inlooppunten (De Wingerd, De Wilde Weide en De Vrolijke Vijver) waar professionals raad kunnen geven over allerhande opvoedingsvraagstukken voor kinderen van 0 tot 19 jaar. Meer informatie staat op http://borne.loes.nl. Taalplusgroep (peutergroep) Voor peuters met een ontwikkeling- of taalachterstand, ook wel doelgroepkinderen genoemd, hebben we een Taalplusgroep. Als de pedagogisch medewerker denkt dat een peuter baat zou kunnen hebben bij de Taalplusgroep, overlegt ze dit met de ouder. Deelname aan de Taalplusgroep kan ook op verzoek van de ouder of op aanraden van de
16
logopediste. Bij deelname aan de Taalplusgroep komt het kind twee dagdelen extra bij ons spelen. Tijdens deze ochtenden wordt de peuter extra gestimuleerd op de gebieden die hij of zij het best kan ontwikkelen. Naast de extra dagdelen op de peutergroep, zijn er regelmatig ouderochtenden en huisbezoeken. Deze intensieve begeleiding van het kind helpt een (taal)achterstand voorkomen of terugdringen. Observatie en aansluiting op de basisschool – kinderdagopvang 0 tot 4-jarigen De medewerkers van Kinderopvang Borne bespreken periodiek de persoonlijke ontwikkeling van ieder kind. Hiervoor gebruiken we het observatie-instrument ‘Kijk op ontwikkeling’. Dit instrument maakt onderscheid tussen kinderen jonger en ouder dan twee jaar, waardoor de uitwerking van de observatiepunten verschilt. De geobserveerde punten zijn wel bij alle kinderen gelijk: redzaamheid, speel-werkgedrag, sociaal-emotionele ontwikkeling, taalontwikkeling en motorische ontwikkeling. Het instrument geeft de pedagogisch medewerker daarnaast handvatten in de beeldvorming over de ontwikkeling en de vertaling in juist pedagogisch handelen. Observeren en handelen liggen in elkaars verlengde: een goede observatie leidt tot reflectie op het eigen handelen. Observaties kunnen aanleiding zijn om specifieke afspraken met ouders te maken, bijvoorbeeld over extra stimulatie en de manier van begeleiden. Daarmee kunnen we vroegtijdig ontwikkelingsachterstanden signaleren (níet diagnosticeren) en bespreken. Twijfels en vragen bespreken we zo vroeg mogelijk met de ouders. Daarnaast nodigen we de ouders jaarlijks uit voor een tien-minuten-gesprek, waarin we op een rustig moment met elkaar kunnen praten over het wel en wee van hun kind(eren). Daarmee kunnen we informatie uitwisselen en de vertrouwensrelatie met de ouders opbouwen. We rekenen het tot onze taak om de overgang van kinderdagopvang voor 0- tot 4-jarigen naar de basisschool te versoepelen. Door gebruik te maken van een overdrachtsformulier verwachten we een bijdrage te leveren aan de ingezette lijn van de ontwikkeling van het kind. We geven geen waardering aan de observaties, maar beschrijven objectief het waargenomen gedrag. Deze observaties vullen we aan met de indruk van de pedagogisch medewerkers van het welbevinden van het kind. Hoe voelt het kind zich in de groep? Wat vindt het leuk? Maar vooral: zit het kind lekker in zijn vel, is het toe aan de nieuwe uitdaging die de basisschool biedt? In de periode voorafgaand aan het afscheid van de kinderdagopvang bespreken de pedagogisch medewerker en de ouders het overdrachtsformulier. De ouders kunnen aangeven of ze toestemming geven voor het gebruik van het formulier bij de overdracht naar de basisschool. Observatie en aansluiting op de basisschool – peutergroepen Binnen de peutergroepen observeren we kinderen op een andere manier dan bij de kinderdagopvanggroep van 0 tot 4 jaar, namelijk volgens de voor- en vroegschoolse educatieve methode Kaleidoscoop. De pedagogisch medewerkers observeren het kind met behulp van ‘sleutelervaringen’. Deze zijn vergelijkbaar met ontwikkelingsgebieden. Sleutelervaringen geven een gedetailleerd beeld van de handelingen die typerend zijn voor jonge kinderen en de soorten kennis en ervaringen die ze opdoen. We onderscheiden in onze observaties de volgende
17
sleutelervaringen: ‘initiatief en sociale relaties’, ‘taal en onluikende geletterdheid’, ‘muziek en bewegen’, ‘logisch denken’ en ‘creatieve representatie’. De medewerkers noteren hun bevindingen op de dagen dat de peuters aanwezig zijn. Zo ziet een pedagogisch medewerker hoe een kind zich ontwikkelt en waar het mogelijk extra ondersteuning nodig heeft. Op basis hiervan plannen de pedagogisch medewerkers de activiteiten van de kinderen, passend bij hun eigen ontwikkeling en belangstelling. De observatiegegevens worden ook gebruikt in het overdrachtsformulier en tijdens de gesprekken met ouders over hun kind. Rond de derde verjaardag van het kind én voordat het naar de basisschool gaat, nodigen we de ouders van het kind uit gesprek waarin we overdrachtsformulier als leidraad gebruiken. Als het kind drie jaar is, komt de ouder een dagdeel mee om te zien hoe het zich ontwikkelt en zich gedraagt in de groep. Indien een pedagogisch medewerker van de peutergroep twijfelt over de ontwikkeling van een kind, bespreekt ze dat met de ouders van het kind. Ook intern bespreekt de pedagogisch medewerker haar bevindingen. Als dat nodig is, zoeken we – met toestemming van de ouders – contact met externe deskundigen. Het is ook mogelijk dat het kind twee dagdelen extra deelneemt aan de Taalplusgroep.
18
6. Voor- en vroegschoolse educatie Kinderopvang Borne werkt met de handpoppen Nellie en Cesar (voor alle groepen) en met de voorschoolse educatiemethode Kaleidoscoop (voor peutergroepen en de geïntegreerde groepen), ter ondersteuning van de ontwikkeling van de kinderen. Nellie en Cesar Bij de peuters wordt vanaf drie jaar het verzorgende aspect minder belangrijk en speelt het sociale aspect een steeds grotere rol. De meeste kinderen zijn dol op verhaaltjes voorlezen, boekjes lezen en muziek maken, zingen en dansen. Op alle locaties voor kinderdagopvanggroepen voor 0-4 jarigen bieden we minimaal één keer per week, met de handpoppen Nellie en Cesar een extra voorziening voor de peuters van drie jaar en ouder. Zij verlaten op een vast moment van de dag hun stamgroep om samen met leeftijdsgenootjes uit de ander groepen deel te nemen aan gerichte ontwikkelingsactiviteiten. Eén medewerker neemt de oudste kinderen van alle groepen mee en samen met de poppen Nellie en Cesar wordt dan een activiteit aangeboden op niveau. Zo creëren we op een speelse manier een ‘voorschoolse’ situatie. Spelenderwijs benoemen Nellie en Cesar - met behulp van praatplaten - bijvoorbeeld kleuren, begrippen en getallen. Tijdens de activiteit is niets te gek: zo maken de kinderen bijvoorbeeld vol spanning een grote koffer open om te ontdekken wat daar allemaal aan kledingstukken inzit. Samen zoeken we vervolgens uit wat er aan de waslijn van de zomer en aan die van de winter komt te hangen. Op de praatplaten laten Nellie en Cesar bijvoorbeeld ook zien wat je allemaal kunt doen met materialen als hoepels, pionnen en springtouwen. Daarna mogen de kinderen de materialen zelf proberen. De avonturen van Nellie en Cesar zijn bedoeld voor peuters: ze worden ingezet in de peutergroepen en bij de activiteiten voor 3-jarigen uit de verticale groepen. Nellie en Cesar hebben voor de kinderen ook een andere functie. Voor een peuter is het soms moeilijk zijn gevoelens onder woorden te brengen. Nellie en Cesar kunnen hun daarbij helpen. Door een van de twee poppen gevoelens en emoties te laten benoemen, leren de kinderen hun eigen gevoelens kennen en herkennen en kunnen ze hier makkelijker mee omgaan. Vanwege de educatiemethode Kaleidoscoop, die we binnen de peutergroepen hanteren, hebben Nellie en Cesar in de peutergroepen en in de geïntegreerde groepen een andere functie. Voor deze peuters zijn Nellie en Cesar vriendjes met wie ze hun belevenissen kunnen delen. Hiermee geven we Nellie en Cesar herkenbaarheid in de organisatie, ook voor de kinderen die van een peutergroep naar een kinderdagopvanggroep voor 0 tot 4jarigen gaan, of andersom. Kaleidoscoop De peutergroepen binnen Kinderopvang Borne werken met de voor- en vroegschoolse educatiemethode ‘Kaleidoscoop’. In de loop van 2011/2012 voeren we deze methode ook bij de kinderdagopvanggroepen voor 0 tot 4-jarigen in. Dit programma voor peuter- en kleutergroepen richt zich op een brede ontwikkeling, met speciale aandacht voor de taalontwikkeling. Kinderen verwerven volgens deze methode
19
kennis en ontwikkelen vaardigheden door actief betrokken te zijn bij mensen, materialen, gebeurtenissen en ideeën. Ieder kind ontwikkelt vaardigheden in een vaste volgorde, maar elk kind in zijn eigen tempo. Actief leren De pedagogisch medewerkers ondersteunen het actief leren. Zij bieden de kinderen een uitdagende leeromgeving, helpen hen hun spel uit te breiden, praten met de kinderen over wat ze aan het doen zijn en helpen hen problemen die zich voordoen zelf op te lossen. Ouders zijn de belangrijkste opvoeders van kinderen en daarom zijn ouders altijd welkom in de groep. De pedagogisch medewerkers overleggen daarnaast regelmatig met ouders over hun kind. Taal Taal en de stimulering van taalontwikkeling neemt in de peutergroepen een belangrijke plaats in. Veel meertalige peuters en kleuters hebben de niet-Nederlandse taal al verder ontwikkeld dan het Nederlands. Taal speelt een grote rol in de ontwikkeling van kinderen, ook in de latere leeftijdsfases op school, in het werk en in de maatschappij. Daarom besteden we via interactie met de kinderen veel aandacht aan taalstimulering. Inrichting groepsruimtes Kinderen leren en ontwikkelen zich het best in een stimulerende maar geordende omgeving en in een situatie waarin ze zelf keuzes kunnen maken en daarnaar handelen. We besteden daarom veel aandacht aan de inrichting en aankleding van de groepsruimte en de speelplaats. De leeromgeving en het materiaal zijn voorzien van labels in de vorm van tekeningen, foto’s of pictogrammen. Zo kunnen de kinderen op hún niveau keuzes maken, het materiaal zonder hulp van volwassenen vinden en opruimen, waardoor ze al op jonge leeftijd zeggenschap hebben over hun omgeving. Deze leeromgeving bevordert de zelfstandigheid van kinderen. Vast dagschema Het vaste dagschema is een belangrijk onderdeel van de Kaleidoscoop-methode. De redenering achter deze ordening van tijd is dat het de kinderen – maar ook de pedagogisch medewerkers – houvast geeft. Door de vaste, voorspelbare volgorde van gebeurtenissen hebben kinderen een gevoel van controle over wat er staat te gebeuren en voelen ze zich vrij om keuzes te maken, het initiatief te nemen tot activiteiten, zelf aan de slag te gaan. Deze vaste volgorde biedt het kind veel veiligheid, want het weet wat het kan verwachten. De actieve betrokkenheid van het kind staat centraal. Bij het vooruitkijken maken de kinderen een plannetje voor wat ze willen gaan doen in de speelhoeken, voeren hun plan uit (‘speelwerken’, ofwel vrij spel in de hoeken) en kijken terug op dat wat ze hebben gedaan (‘terugkijken’). De pedagogisch medewerkers helpen kinderen plannen te maken, uit te voeren en ten slotte te evalueren.
20
7. Feestdagen en bijzondere gebeurtenissen Wij zien het samen vieren van en stilstaan bij feestdagen en bijzondere gebeurtenissen als een belangrijke stimulans voor het groepsgevoel. We besteden daarom aandacht aan de feesten die thuis ook gevierd worden. De pedagogisch medewerkers zelf verantwoording voor de invulling en uitvoering van de feestdagen en momenten die we in dit hoofdstuk beschrijven. Sinterklaas, kerst, carnaval en Pasen Binnen de groepen staan we stil bij Sinterklaas, kerst, carnaval en Pasen. Het ene feest vieren we uitgebreider dan het andere. De groep wordt bijvoorbeeld versierd met werkstukjes, raamschilderingen, een paastak of een kerstboom. Voorafgaand aan het Sinterklaasfeest maken ouders een surprise voor hun kind(eren). De pedagogisch medewerkers verzorgen de inkoop van de cadeautjes. In de weken voor kerst en Pasen organiseren we activiteiten gedaan in het kader van de feesten: bijvoorbeeld liedjes zingen, verhaaltjes lezen of knutselen. Rond de kerst is er aandacht voor het kerstfeest, bijvoorbeeld met een uitgebreide lunch voor de kinderen. Rond de paasdagen verstopt de ‘paashaas’ eieren, die de kinderen dan weer mogen opzoeken. Vlak voor carnaval mogen de kinderen verkleed naar de groep komen en ook op Rosenmontag vieren we feest. Verjaardagen Als een kind of een medewerkster jarig is, vieren we met elkaar de verjaardag. We hangen een deurplaat op met daarop de naam van het jarige kind, er worden slingers opgehangen en er wordt een feestmuts gemaakt. Natuurlijk zingen we voor de jarige en mag er getrakteerd worden. Moederdag en Vaderdag Moederdag en Vaderdag worden ook nooit vergeten. De pedagogisch medewerkers betrekken elk kind, van baby tot kleuter, bij het maken van een cadeautje voor mama en papa. Niet zozeer het eindresultaat staat daarbij voorop: het belangrijkste is dat het cadeautje met plezier is gemaakt. Extra activiteiten voor peuters Kinderopvang Borne besteedt jaarlijks aandacht aan het Nationale Voorleesontbijt en nemen we deel aan de activiteit van de Bornse bibliotheek in de ‘maand van het peuterboek’. De kinderen van de peutergroepen gaan in deze maand met hun ouders op bezoek bij de bibliotheek. Afscheid van de groep De overgang van de kinderopvang naar de basisschool is voor het kind en de ouders een belangrijke gebeurtenis. Vaak leeft het kind hier al maanden naartoe. Het is het ‘grootst’ in de groep en wil ook zo benaderd worden. Het afscheid valt meestal samen met de vierde verjaardag, daarom begint het afscheid al met het vieren van de verjaardag. De pedagogisch medewerkers besteden daarnaast in de gesprekken met de kinderen aandacht aan ‘het naar school gaan’.
21
8. Kwaliteitssysteem De Wet Kinderopvang stelt voorwaarden aan kinderopvang en regelt de kwaliteit in algemene termen. De basiseisen voor kwaliteit zijn vastgelegd in het meer uitgewerkte ‘convenant kwaliteit kinderopvang’. Kinderopvang Borne voldoet aan de eisen die gesteld worden in dit convenant en toetst dit regelmatig. Om onze pedagogische doelen te integreren in onze bedrijfsvoering, hanteert Kinderopvang Borne een eigen kwaliteitssysteem. Naast de jaarlijkse risico-inventarisatie op het gebied van gezondheid en veiligheid, heeft Kinderopvang Borne eigen werkprotocollen, die tot stand zijn gekomen in overleg met pedagogisch medewerkers. Alle werkprotocollen zijn opgenomen in de organisatiemap waarmee alle groepen werken. Vaste werkprotocollen hebben we over de onderwerpen:
hygiëne; zieke kinderen; individuele gezondheidszorg; ontwikkelingsproblemen; kindermishandeling; seksueel misbruik van kinderen; ongevallen; calamiteiten; overlijden; samenvoegen van groepen/opvang buiten stamgroep.
Interne audit Alle pedagogisch medewerkers moeten op de hoogte zijn van deze werkprotocollen. Het interne auditteam – samengesteld uit pedagogisch medewerkers van de verschillende locaties - toetst twee keer per jaar of de vastgelegde afspraken ook worden nagekomen en of de protocollen moeten worden herzien. Dit doet het team aan de hand van interviews en inspectie in de groepen. Zo nodig vult het team een verbeterrapport in en stelt (in overleg) een termijn vast waarbinnen bepaalde aanpassingen gerealiseerd moeten zijn. Op deze manier bewaken we scherp de kwaliteit van onze opvang en houden we de verbetercyclus in stand.
22
Overleg en ontwikkeling Kinderopvang Borne kent verschillende overlegmomenten, waarmee we proberen onze medewerkers zo goed mogelijk te ondersteunen:
teamoverleg - waarbij het vestigingshoofd van de betreffende locatie ondersteunt; frequent overleg tussen de vestigingshoofden en managers over onder meer het operationeel beleid, algemene ontwikkelingen en jaarplannen; thema-avonden - verzorgd door een gastspreker of interne medewerker, afhankelijk van het onderwerp; functioneringsgesprekken - tussen medewerkers en leidinggevenden; een startcursus kinder-ehbo voor nieuwe pedagogisch medewerkers en jaarlijks verplichte herhalingcursus voor alle pedagogisch medewerkers; deskundigheidsbevordering - jaarlijks bepaald, bijvoorbeeld met het bijwonen van een congres, teambegeleiding, individuele bijscholing et cetera; pedagogisch medewerkers kunnen - persoonlijk, maar ook als team – voor coaching terecht bij het management.
Als dat nodig is, kunnen medewerkers bij algemene pedagogische vraagstukken ook een beroep doen op externe deskundigen voor training en advies. Denk hierbij aan de OKZverpleegkundige of Team Integrale Vroeghulp.
23
Bijlage 1: Aantal kindplaatsen per locatie
Locatie de Wilde Weide Er mogen maximaal 80 kinderen opgevangen worden. In de huidige werkwijze zijn er vier stamgroepen van maximaal 16 kinderen en één stamgroep van maximaal 14 kinderen. Locatie de Vrolijke Vijver Er mogen maximaal 46 kinderen opgevangen worden. In de huidige werkwijze zijn er drie stamgroepen van maximaal 15 kinderen en één stamgroep van maximaal 14 kinderen. Locatie de Maja de Bij Er mogen maximaal 16 kinderen opgevangen worden. In de huidige werkwijze is er één stamgroep van maximaal 14 kinderen. Locatie de Wingerd Er mogen maximaal 63 kinderen opgevangen worden. In de huidige werkwijze zijn er drie stamgroepen van maximaal 16 kinderen en één stamgroep van maximaal 14 kinderen. Locatie ’t Ridderspoortje Er mogen maximaal 32 kinderen opgevangen worden. In de huidige werkwijze zijn er twee stamgroepen van maximaal 14 kinderen.
24