Pedagogisch beleid BSO TOL
BSO Het Uiltje (Heerde)
KC Beatrix (Jenaplanschool Heerde)
Pedagogisch beleid BSO TOL Inleiding 1.
Organisatie. TOL Kinderopvang is de overkoepelende organisatie van onze kindercentra Hoi Pipeloi in Hattem (KDV), Het Uiltje in Heerde (KDV en BSO(2x)) en De Wigwam in Zwolle (KDV). Elke vestiging functioneert zelfstandig binnen de gestelde regels ( Wet KO) en gemaakte afspraken (TOL) waardoor elk optimaal kan integreren in de omgeving waarin het gevestigd is. Wij bieden bewust kleinschalige, professionele opvang in het verlengde van thuis voor kinderen van 0 tot 4 jaar en van 4 tot 12 jaar (bij BSO Het Uiltje en KC Beatrix). In een ongedwongen sfeer en met herkenbare dingen van thuis waardoor kinderen zich snel op hun gemak voelen en zichzelf kunnen zijn. Met een vaste ploeg van deskundige, vakbekwame (SPW 3 of vergelijkbaar) en betrokken leidsters die vaak ook zelf moeder zijn. Zij bieden elk kind wat het nodig heeft om zich goed te ontwikkelen.
2.
Waarom is kinderopvang belangrijk? ... voor de kinderen. Wij creëren een veilige en zorgzame omgeving waarin het kind zich thuis voelt en optimaal zichzelf kan ontwikkelen. Kinderen leren van elkaar. Zij kunnen zich enerzijds optrekken aan oudere kinderen, maar kunnen zich anderzijds ook leren beheersen in contact met jongere kinderen. ... voor ouders. Het belang voor de ouders is dat zij hun kind(eren) in vertrouwde professionele handen kunnen geven en zich daar ook van kunnen vergewissen. De opvang moet veilig, betrouwbaar en open zijn. De ouders zijn en blijven verantwoordelijk voor hun kind(eren) en moeten zicht hebben op wat er in het kinderdagverblijf gebeurt. Het kindercentrum moet een klankbord zijn voor de ouder(s).
3.
Waarom een pedagogisch beleid? Om optimale en professionele buitenschoolse opvang te bieden, hebben we per onderwerp vastgelegd hoe we handelen bij het verzorgen van deze opvang in de dagelijkse praktijk. De vastgelegde handelingen bieden inzicht in de uitvoering van de buitenschoolse opvang bij TOL. Voor ouders wordt duidelijk hoe de omgang tussen leidster en kinderen verloopt. En leidsters kunnen op hun beurt nagaan vanuit welk uitgangspunt zij in bepaalde omstandigheden dienen te handelen. Zo wordt de aard van de opvang, zoals past bij TOL, voor iedereen geborgd. De genoemde voorbeelden dienen ter verduidelijking van de beschreven onderwerpen en zijn dus niet uitputtend.
4.
Pedagogische visie. Het kind staat centraal in onze visie. Het moet zich kunnen ontwikkelen in een eigen tempo. De ontwikkeling van een kind gaat met sprongetjes en wanneer het toe is aan een volgende sprong zal het kind dat vroeg of laat zelf aangeven. Om hun ontwikkellijn te kunnen volgen, is het belangrijk dat kinderen zich veilig voelen en onbevangen kunnen zijn. Een omgeving waar de menselijke maat geldt, zoals thuis, is daarbij belangrijk. De huiselijke omgeving, kleinschalige setting, persoonlijke benadering, rust & regelmaat en oog hebben voor individuele situaties, zorgen voor een omgeving waarin kinderen zich snel thuis voelen. Ook de verticale groep en vaste leidsters, dragen bij aan dit huiselijke klimaat. Jongere kinderen kunnen zich bijvoorbeeld optrekken aan oudere en de oudere kinderen leren op hun beurt rekening te houden met jongere. Naast dit voordeel op sociaal terrein biedt een verticale groep meerdere belangrijke voordelen. Zo verblijven broertjes en zusjes in één groep en worden de kinderen de hele opvangduur begeleid door dezelfde vaste leidsters. (zie ook ‘onze visie’ op www.TOL.nl)
Onze wereld draait om het kind. En niet andersom
1
Pedagogisch beleid BSO TOL 5.
Pedagogische doelstelling. Wij willen bereiken dat kinderen tijdens onze buitenschoolse opvang ondersteund worden in het volgen van de eigen ontwikkeling; zoals thuis. En dat ouders zich, door verbondenheid met onze huiselijke en kleinschalige opvang, ondersteund voelen door de toegevoegde waarde van onze buitenschoolse opvang. Dit doen we door kinderen in een veilige en gezonde omgeving in een open klimaat te begeleiden in zijn/haar ontwikkelingssprongetjes. Door af en toe een toegesneden uitdaging aan te bieden en hen vooral mee te nemen naar buiten zodat de kinderen kunnen ontdekken en leren. Het is absoluut niet onze bedoeling een kind op een ‘gewenst’ niveau te brengen. Elk kind heeft een eigen, unieke ontwikkeling en die respecteren wij.
6.
Pedagogische uitgangspunten met betrekking tot de begeleiding. Vanuit onze doelstelling volgt dat onze begeleiding voor het grootste deel bepaald wordt door de individuele behoefte van het kind. Elk kind wordt dan ook individueel begeleid. De vaste leidsters leren de kinderen door de jaren heen goed kennen (vaak hebben zij de kinderen al ontmoet bij KDV Het Uiltje), waardoor zij kennis opbouwen die de kwaliteit van de begeleiding verhoogt. Begeleiding van de kinderen gebeurt in een open sfeer. Hierin krijgen zij de ruimte om hun innerlijke motivatie aan te spreken en hun waarde te ervaren van iets dat leidsters hen aanbieden.
Onze wereld draait om het kind. En niet andersom
2
Pedagogisch beleid BSO TOL In de praktijk 7.
Veiligheid en geborgenheid. Kinderopvang waarbij de menselijke maat geldt, betekent dat het kindercentrum is ingericht vanuit het kindperspectief. De BSO-ruimten zijn huiselijk ingericht. Deze vormen een vaste basis van de opvang waar de kinderen aankomen en wat drinken voordat met activiteiten wordt begonnen. De totale ruimte bestaat uit twee delen waardoor deze ingedeeld kan worden naar activiteit. Te denken valt aan een leeshoek, zitgedeelte met hoge tafel en vrije ruimte. Doordat de kinderen in een open klimaat individueel benaderd worden, is er voor de leidsters ruimte om kinderen bij zich te nemen om, een spel te doen, te troosten of vragen te beantwoorden. Hierdoor zijn de leidsters, die een goede band met de kinderen hebben, een vaste basis voor de kinderen waarop zij altijd kunnen terugvallen. Naast de onderdelen van de opvang die veiligheid en geborgenheid waarborgen, is het erg belangrijk dat de kinderen zich in zichzelf ook thuis voelen. Dit kan alleen als zij zichzelf kunnen zijn en zij zichzelf vanuit die basis verder kunnen ontdekken.
8.
Inzet van leidsters. Voor het inplannen van de gediplomeerde leidsters wordt ten minste de Beroepskracht-Kind-Ratio (BKR) volgens de Wet Kinderopvang gehanteerd (incl. achterwachtregeling). Als de hoofdleidster aanleiding ziet om (tijdelijk) ondersteuning te vragen van een extra leidster, zal zij deze ondersteuning ook organiseren. Op elke groep staan vaste leidsters die, bij voorkeur, jaren lang bij een van onze kinderdagverblijven (zullen) werken. Zij hebben jaren lang contact met het kind. Zij bouwen dan ook een hechte band met hen op, waardoor de leidsters goed weten wat voor kind en ouder belangrijk is. De opvang zoals deze bij ons vormgegeven wordt, vraagt van de leidsters dat ze zelfstandig kunnen functioneren en naar elkaar een gezonde kritische houding hebben. Daarnaast wordt van hen verwacht dat ze voor elkaar klaarstaan en met elkaar de dagelijkse zaken regelen. Beide eigenschappen vormen tevens een basis voor het onderling hebben van inzicht in wat door de dag gebeurt (vier-ogen-principe); samenwerken maar niet iets als vanzelfsprekend accepteren. Als een leidster bijvoorbeeld iets opvalt bij een collega, dat vragen oproept, dan wordt dit direct ter sprake gebracht en opgehelderd. In elke situatie van twijfel dient er adequaat gereageerd te worden. Het open contact met ouders heeft eenzelfde functie. De breng- en haaltijden zijn bovendien niet strikt ingedeeld. Zo komt het veelvuldig voor dat ouders hun kinderen wat later komen brengen of iets eerder komen ophalen. In beide gevallen komen ouders in het verblijf en maken zij even een praatje voordat zij naar huis gaan. Omdat we het belangrijk vinden dat toekomstige leidsters goed opgeleid zijn, bieden we stageplekken voor leerlingen van een pedagogische opleiding niveau 3 en 4 (in specifieke situaties niveau 2). Vanwege de kleinschalige setting wordt niet meer dan een stagiair per groep toegelaten.
9.
Kijken en luisteren naar kinderen. De kindercentra van TOL zijn zo ingericht, dat kinderen zich snel thuis voelen. Naast de huiselijke sfeer en kleinschalige setting, is de speelruimte ingericht vanuit het kindperspectief. Spellen en enkele materialen zijn vrij toegankelijk voor de kinderen. Zo kunnen kinderen in veel situaties hun gang gaan waardoor leidsters kunnen zien hoe zij zich hierin bewegen. Een ander wezenlijk onderdeel van onze opvang, is de persoonlijke omgang van leidsters met de kinderen. De leidsters geven de tijd en ruimte zodat kinderen zichzelf kunnen laten zien. Zodat zij op elk kind, rekening houden met zijn/haar eigenheid, kunnen ingaan. Leidsters reageren dus niet met standaard reacties maar vragen zich af wat er gebeurt om een specifieke situatie helder te krijgen en vragen de wat oudere kinderen naar hún beleving als zij een behoefte vermoeden.
10.
Observeren van kinderen. Door de kleinschalige en betrokken setting, kunnen leidsters de kinderen gedurende de opvang observeren. Tijdens verzorging, spel of uitjes; zoals thuis. Wat opvalt wordt met de ouders doorgesproken.
Onze wereld draait om het kind. En niet andersom
3
Pedagogisch beleid BSO TOL 11.
Eigen keuzemogelijkheden van een kind. Tijdens de buitenschoolse opvang zal een accent liggen op uitjes. Naar buiten gaan om te ontdekken en leren. Daarbinnen is een belangrijk uitgangspunt dat de kinderen meegenomen worden in een keuze voor een activiteit. In een vrije ruimte zullen ook de leidsters zicht hebben op de behoeften van de kinderen en hen waar nodig begeleiden of ondersteunen.
12.
Aandacht voor de behoefte van elk kind. De kinderen staan altijd centraal in onze opvang. Daarbij is de vraag wat zij nodig hebben essentieel. De leidsters hebben oog voor de behoefte en situatie van elk kind. Door de kleinschalige setting hebben zij ook de tijd en ruimte om hierop in te gaan. Om hen bijvoorbeeld te laten, te prikkelen, te verzorgen of te ondersteunen. Leidsters hebben aandacht voor elk kind in de groep en in 1:1 situaties tijdens bijvoorbeeld spel, knutselen of lezen.
13.
Ontwikkeling van persoonlijke competenties. De leidsters creëren een uitdagende omgeving waarin de kinderen kunnen ontdekken en zich kunnen ontwikkelen. Hiervoor zijn spullen aanwezig die in hun wereld passen; zoals een boeken, spellen en speelgoed naar leeftijd. Ook de indeling van de ruimte is erop gericht dat kinderen zelf kunnen ontdekken. Er vinden wisselende activiteiten plaats. Naast het maken van knutselwerkjes is er ook aandacht voor bijvoorbeeld drama. Zoals met via verhalen, dans, spel, prikken, kleien, e.d.. De kinderen worden zoveel mogelijk gestimuleerd om handelingen zelf te doen. Ze krijgen hulp waar nodig bij bijvoorbeeld naar de WC gaan, jas aantrekken, e.d. De hulp die nodig is verschilt per kind. De leidsters hebben oog voor de individuele behoeften en noden.
14.
Ontwikkeling van sociale competenties. Een verticale groep nodigt kinderen uit om samen te spelen en met elkaar rekening te houden. De leidsters begeleiden de kinderen daarbij. Zoals bij het samen delen en de oudere kinderen leren rekening te houden met de jongere uit de groep. Activiteiten vinden zowel in groepsverband plaats als individueel. Te denken valt dan aan lezen van boekjes en puzzelen. De leidsters begeleiden de kinderen ook bij het voor zichzelf opkomen. Hoe ga je bijvoorbeeld om met een situatie waarin iemand speelgoed van je afpakt?
15.
De wijze waarop de emotionele veiligheid van de kinderen wordt gewaarborgd. Bij de inrichting van de huiselijke en kleinschalige setting, is gekeken vanuit het kindperspectief. Is de ruimte bijvoorbeeld niet te klein zodat kinderen hún ruimte kunnen hebben. Maar is de ruimte ook niet te groot, waardoor kinderen afstanden goed kunnen overbruggen en zich daardoor geborgen voelen. Met de inrichting van de ruimten is er rekening mee gehouden dat zowel oudere als jongere kinderen in dezelfde ruimte veilig samen kunnen verblijven. Zo hebben oudere kinderen de gelegenheid om samen te spelen en voor de jongere kinderen zijn veilige gebieden en faciliteiten om op zichzelf te kunnen zijn als zij hieraan behoefte hebben. Ook zijn er voor de kinderen bekende spullen/speelgoed aanwezig zodat zij zich snel thuis en geborgen voelen. Naast de ruimte en inrichting dragen de leidsters met hun liefdevolle verzorging en pedagogische deskundigheid bij aan de emotionele veiligheid van de kinderen. Leidster en kind hebben een nauwe band met elkaar doordat de kinderen gedurende de hele opvangperiode dezelfde leidsters treffen. Leidsters doorzien daardoor makkelijker welke emotionele behoeften een kind heeft en spelen hierop in. Een verticale groep biedt ook extra emotionele veiligheid door de samenstelling van de groep. Broertjes en zusjes kunnen namelijk gedurende de hele opvangperiode bij elkaar blijven. De leidsters creëren daarbij een situatie waarin de kinderen zich kunnen gedragen zoals zij thuis gewend zijn.
Onze wereld draait om het kind. En niet andersom
4
Pedagogisch beleid BSO TOL 16.
De wijze waarop de overdracht van normen en waarden plaatsvindt. Het socialiseringsproces dat geprikkeld wordt door rekening met elkaar te houden wordt begeleid door de deskundige leidsters. Andere onderwerpen binnen dit proces zijn onder andere: elkaar wat gunnen, begrijpen waartoe de ander in staat is, vragen in plaats van afpakken en zeggen wat je wilt. De tijdindeling kent een vaste structuur voor rust en regelmaat die ook aangeeft dat overal een tijd voor is. Er is een tijd voor eten maar ook van activiteiten. Voor het drinken helpen de kinderen zelf met opruimen voordat zij plaatsnemen aan de eettafel. Zo zijn ze samen en houden ze rekening met elkaar. Zoals tijdens de hele opvangduur spelen de leidsters in op situaties die zich voordoen. In geval de leidsters een grens moeten trekken doen zij op een manier waarin zij nagaan of de kinderen begrijpen waarom die grens er is. Deze open maar duidelijke houding geeft de kinderen optimaal de gelegenheid om te groeien. Op elk kindercentrum gelden duidelijke afspraken. Ook deze afspraken worden met de kinderen gedeeld. Hier kunnen de leidsters op een open manier naar verwijzen als dit nodig is. Afspraken hebben betrekking op onder andere: omgangsvormen, hoe gezamenlijke momenten worden ingekleed en omgaan met speelgoed.
17.
De werkwijze. De werkwijze bij de kindercentra van TOL komt in de basis overeen; dit geldt dus ook voor de buitenschoolse opvang. Deze kenmerkt zich bijvoorbeeld door direct contact met ouders en kinderen. Dit contact begint bij het intakegesprek dat gevoerd wordt door de hoofdleidster van een vestiging. Tijdens dit gesprek hebben ouders de gelegenheid om, naast kennismaken, hun wensen en behoeften aan te geven. De hoofdleidster zorgt ervoor dat tenminste de vaste onderwerpen zijn behandeld zodat nieuwe ouders goed geïnformeerd zijn. Wanneer ouders op de locatie komen, maken zij ook even onderdeel uit van de opvang. Zij maken even en praatje over algemene zaken of bijzonderheden en nemen even de tijd voordat zij weggaan. Op deze manier weten en voelen ouders wat er in het dagverblijf zelf afspeelt. Dit geeft een veilig gevoel en ouders weten waar hun kind(eren) mee bezig zijn. Leidsters hanteren een vaste dagstructuur waarin aankomen, drinken, spelen, uitstapjes en opruimen aan bod komen. Deze vaste structuur betekent niet dat de beschikbare tijd vol gepland is. Er is voldoende ruimte waarin de kinderen vrij kunnen spelen en waarin de leidsters voor diverse activiteiten kunnen kiezen als zij hier aanleiding voor zien. Want de noden zien die de kinderen hebben is een belangrijk kernpunt van onze opvang. Hierin heeft elke leidster inbreng. De hoofdleidster hakt weliswaar knopen door als het om lastige beslissingen gaat maar zij staat niet hiërarchisch pal boven de andere leidsters. Ze werkt gewoon mee als leidster en heeft daarnaast enkele taken zoals het voeren van intakegesprekken, inplannen van leidsters, verzorgen van de kindplanning (in geautomatiseerd systeem), e.d.. Zo kan het voorkomen dat de hoofdleidster ook de BSO groep onder haar hoede neemt. Elke leidster kan goede ideeën inbrengen die dan met elkaar worden besproken. Zo bestaat een prettig werkklimaat waarin elke (hoofd)leidster haar eigen bijdrage kan leveren; elke leidster voegt haar deel toe aan de opvang. Op deze wijze maken de leidsters per vestiging er samen mooie opvang van. Waarin nauw contact met de ouders bestaat. Als leidsters een bijzonderheid bij een kind waarnemen, bespreken zij, wanneer nodig, eerst onderling wat er precies speelt. Daarna wordt hun waarneming bij de ouder ter sprake gebracht; zoals leidsters en ouders gewend zijn om ervaringen met kinderen samen door te nemen. Wanneer nodig kunnen leidsters advies geven of ouders, wanneer van toepassing, doorverwijzen.
18.
Maximale omvang en leeftijdsopbouw van de stamgroepen. Elke vestiging heeft één vaste groep dat niet uitgebreid wordt. Op deze manier kunnen we de kleinschalige setting waarborgen. Het betreft altijd een verticale groep. We hebben momenteel twee groepen, te weten:
Onze wereld draait om het kind. En niet andersom
5
Pedagogisch beleid BSO TOL Kinderdagverblijf BSO Het Uiltje KC Beatrix
Aantal groepen 1 1
Maximale groepsgrootte Leeftijdsopbouw 9 kinderen 4-12 jaar (verticale groep) 9 kinderen 4-12 jaar (verticale groep)
19.
Ons beleid voor het wennen Kinderen kunnen bij TOL twee keer een dagdeel gratis wennen aan hun nieuwe groep. Een vaste leidster begeleidt het kind beide dagdelen en vertelt het kind en de ouders over het dagprogramma en de mogelijkheden die er zijn om te spelen. Aan het eind van beide dagdelen bespreekt de vaste leidster met de ouders en het kind hoe het gegaan is. De ouders en het kind kunnen dan beslissen of ze gebruik gaan maken van onze BSO. Ouders kunnen op afspraak langskomen om dit door te spreken met dezelfde vaste leidster. Kinderen die al op het KDV Het Uiltje hebben gezeten kunnen ook wennen op eenzelfde manier. De overgang is dan makkelijker omdat het kind de leidsters al kent.
20.
De (spel)activiteiten die kinderen buiten de stamgroep kunnen verrichten. De stamgroep is de groep waarin kinderen vaste basis verblijven. Kinderen die buiten spelen verlaten daarmee de stamgroep omdat deze in het park naast het gebouw gelegen is. Belangrijk onderdeel van de buitenschoolse opvang betreft activiteiten buiten de stamgroep. Hiervoor zal toestemming van de ouders gevraagd worden. Indien nodig zal er extra begeleiding meegaan voor het waarborgen van veilige opvang. Voorbeelden van uitstapjes zijn: in de natuur, naar kinderboerderij en excursie naar maatschappelijke organisatie.
21.
Hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden met kinderen worden ondersteund door andere volwassenen. Leidsters en eigenaren van TOL hebben een heldere verdeling van de dagelijkse werkzaamheden. De hoofdleidster en haar collegae verzorgen alle werkzaamheden in het kinderdagverblijf die direct te maken hebben met de opvang. De eigenaren houden zich bezig met de overige werkzaamheden. Te denken valt aan contacten met gemeente, GGD, brandweer of het verzorgen van de administratie. Maar ook aan werkzaamheden die betrekking hebben op onderhoud, marketing, personeel en organisatie. De vakbekwame hoofdleidster en leidsters werken samen aan de invulling van de opvang binnen de gestelde beleidskaders. De eigenaren en hoofdleidsters hebben ten minste eenmaal per week contact om ontwikkelingen en ervaringen door te spreken. De hoofdleidsters kunnen ten alle tijde aangeven wat zij nodig hebben voor het verzorgen van kwalitatief goede opvang zodat de eigenaren hen daarin kunnen faciliteren. Bij het organiseren van uitjes kan het prettig zijn dat er meer volwassenen meegaan dan alleen de leidsters. Het is ook een gelegenheid waarbij ouders extra betrokken worden bij de opvang. In deze situaties worden ouders gevraagd of zij het leuk vinden om met een uitje mee te gaan. De beroepskrachten worden ook ondersteund in het schoonhouden van het kindcentrum. Bij TOL zijn vaste schoonmaaksters in dienst die de verblijven dagelijks schoonmaken. Vanuit de dagelijkse praktijk kunnen leidsters, indien nodig, aangeven wat extra belangrijk is.
22.
Hoe de achterwacht geregeld is in het geval er slechts één leidster aanwezig is. In de Beroepskracht Kind Ratio (BKN) van de Wet Kinderopvang zijn situaties beschreven waarin één leidster op de groep volstaat. In de praktijk zullen we zeker ook kijken of één leidster het aankan en of de situatie veilig is. Is dit het geval dan dient er een andere volwassene in het gebouw aanwezig te zijn. Hierin wordt voorzien doordat de dagopvang in hetzelfde gebouw georganiseerd wordt. Hiernaast kunnen stagiaires een extra ondersteuning zijn wanneer de kinderen bijvoorbeeld naar buiten gaan.
23.
Hoe wordt de ontwikkeling gestimuleerd?
Onze wereld draait om het kind. En niet andersom
6
Pedagogisch beleid BSO TOL De kinderen worden op diverse manieren geprikkeld. Dit gebeurt op momenten waarin activiteiten uitgevoerd worden. Zoals kringgesprekken, liedjes zingen, samen lezen, e.d.. Maar ook in lastige situaties. De leidsters laten de kinderen zoveel mogelijk zelf nadenken om tot een oplossing te komen. Elke vestiging maakt gebruik van ontwikkelmateriaal. De leidsters praten hier met elkaar over en stemmen sommige keuzes met elkaar af. Belangrijk verrijkingsmateriaal houdt verband met de voorschoolse educatie. Aan de hand hiervan kan ook gekeken worden welk niveau een kind heeft op gebied van bijvoorbeeld taal.
Onze wereld draait om het kind. En niet andersom
7
Pedagogisch beleid BSO TOL 24.
Welk soort speelgoed wordt aangeboden? Het verblijf is ingericht met veel natuurlijke materialen. We vinden het belangrijk dat kinderen met deze materialen kennismaken / hierin verblijven. Als er de keus voor houten speelgoed is, verkiezen we dit boven plastic materialen. Ander speelgoed wordt voornamelijk in plastic materialen vervaardigd terwijl we de kinderen deze niet willen onthouden. Te denken valt aan bouwblokken, educatief materiaal en speellandschappen. Het speelgoed wordt afgestemd op de leeftijd en de behoeften van de kinderen. De hoofdleidster zorgt voor extra materialen/speelgoed als deze nodig zijn. Zij draagt er ook zorg voor dat speelgoed rouleert.
25.
Hoe vaak en hoe wordt er buiten gespeeld? Een kernwaarde van buitenschoolse opvang Het Uiltje is om veel buiten te verblijven. Naast de locatie is een park gelegen waar de kinderen eenvoudig toegang hebben. Deze buitenspeelgelegenheid is vooral bedoeld voor de momenten waarin de tijd te kort is voor een uitstapje; zoals in de ochtend. ’s Middags daarentegen zullen de leidsters in principe met de kinderen op pad gaan. Met de speciaal daarvoor bestemde bakfiets bijvoorbeeld. Uitgangspunt is dat de kinderen elk opvangmoment ook buiten komen. Na samenkomst voor start van de opvang. Extra zorg zal uitgaan naar het inzetten van voldoende begeleiding om deze uitstapjes veilig te laten verlopen. Naast mogelijkheid van spelen in het park en een ritje maken met de bakfiets, nemen de leidsters de kinderen ook mee naar de in de buurt gelegen omheinde speeltuin waar Het Uiltje een abonnement op heeft. Buiten zijn tijdens de BSO is een belangrijk uitgangspunt maar ook wordt gekeken naar de samenstelling van de groep en de individuele behoeften. Als kinderen van school opgehaald worden en een ritje met de bakfiets hebben gemaakt, kan er juist even behoefte zijn aan een rustpunt. De leidsters hebben hier oog voor en kiezen, zoveel mogelijk in overleg met de kinderen zelf, de meest geschikte bezigheid. Bijvoorbeeld een spelletje spelen, met elkaar lezen, vrije ruimte krijgen voor eigen invulling, e.d..
26.
Welk voedingsbeleid is er? Op de buitenschoolse opvang wordt er een basis aan voeding aangeboden. Als ouders specifieke wensen hebben, zijn zij vrij om eten en drinken mee te geven. In de ochtend bieden we de kinderen drinken aan zoals suikervrije ranja of thee met een crackertje belegt met kaas of worst als tussendoortje. Bij het middageten bieden we 2 a 3 bruine boterhammen met kaas en/of worst of zoet beleg aan. Tevens bieden we beschuiten en rijstwafels aan en bij dit alles kunnen de kinderen melk, yogi of bv. ranja drinken. In de middag bieden we de kinderen drinken aan zoals thee of suikervrije ranja met fruit aan als tussendoortje. Zo zorgen we ervoor dat elk kind bij ons tenminste eenmaal per dag vers fruit krijgt. Om 16:30 bieden wij de kinderen nog een keertje drinken aan zoals suikervrije ranja met een volkoren biscuit of soepstengel aan. Zo kunnen zij de periode naar het avondeten thuis nog overbruggen.
27.
Hoe worden regels toegepast? Wij bieden opvang volgens de Wet Kinderopvang. Daarbij staat de kinderen centraal. Regels dienen een kwalitatief goede opvang te ondersteunen. Doen zij dit niet dan wordt gesproken over een meer passende toepassing. Dit geldt voor zowel geschreven als ongeschreven regels.
28.
Hoe wordt omgegaan met extra dagdelen? Ouders kunnen extra dagdelen afnemen zolang er voldoende plek is en er voldoende leiding aanwezig zal zijn. Het is niet nodig om een minimum aantal standaard dagdelen af te nemen noch is er een minimum aantal af te nemen extra dagdelen.
Onze wereld draait om het kind. En niet andersom
8
Pedagogisch beleid BSO TOL 29.
Hoe wordt er omgegaan met straffen en belonen? De leidsters benaderen de kinderen vanuit een open en positieve houding. Zij geven de kinderen complimentjes als hier aanleiding voor is; zoals ‘wat knap’ en ‘dat heb je goed gedaan’. Ook wordt er gebruik gemaakt van plaskaarten en plasdiploma’s. Wanneer kinderen iets doen wat niet gewenst is, uiten de leidsters eerst een waarschuwing en wordt het gewenste gedrag benoemd. Daarnaast hebben de leidsters oog voor achterliggende mogelijkheden. Als een kind bijvoorbeeld uit verveling andere kinderen lastig valt, kan benoemen van wat niet gewenst is en vervolgens zoeken van positieve afleiding de situatie doen kantelen. Pas in een uiterste situatie kan het apart zetten van een kind passend zijn. Dit hangt ook af van wat de kinderen thuis gewend zijn en of de groep erdoor hinder ondervindt. Als het gebeurt, is het belangrijk om met het kind te bespreken waarom het even apart zit. Als er iets is gebeurt wordt dit ook altijd met ouders besproken zodat zij hier ook op kunnen reageren als kinderen thuis hun verhaal doen.
Onze wereld draait om het kind. En niet andersom
9