Past het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen door de leerkrachten binnen de methode “Coole Kikker” en de pedagogische huisstijl van de Kompasschool?
Naam: Marlies Kenter Studentennummer: 233433 Begeleidend docente: A. Warger Opleidingvariant: ABV – Algemene Beroepenvariant Hogeschool van Amsterdam – Domein Onderwijs en Opvoeding Augustus 2010
Voorwoord Dit afstudeerwerkstuk is in het kader van de afsluiting van de opleiding HBO Pedagogiek, Hogeschool van Amsterdam, domein Onderwijs en Opvoeding geschreven. Dit afstudeerwerkstuk is bestemd voor een ieder die geïnteresseerd is in het speciale basisonderwijs, met als hoofdaspect de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen en het handelen van de leerkrachten die de sociaal- emotionele ontwikkeling van de leerlingen stimuleren.
Dit afstudeerwerkstuk is het resultaat van een onderzoek naar het stimuleren van de sociaalemotionele ontwikkeling van de kinderen, een deelaspect van de pedagogische methode, genaamd de „Coole Kikker‟ en de huisstijl van de Kompasschool. De Coole Kikker heeft als doel om ongewenste gedrag te verminderen middels een positieve insteek en het bewustwordingsproces van de leerlingen te vergroten.
In de afgelopen maanden heb ik met plezier gewerkt aan De Coole Kikker. Ik hoop met dit afstudeerwerkstuk een bijdrage te kunnen leveren rond de pedagogische methode binnen de Kompasschool. Het doel van dit onderzoek is om te komen tot een advies voor mogelijke verbeterpunten ten aanzien van het stimuleren van de sociaalemotionele ontwikkeling van leerlingen aan de hand van een pedagogische methode, die passend is binnen de huisstijl van de school. Tevens heeft dit onderzoek gekeken naar de toepassing van deze methodiek tijdens de uitvoering van de lessen door de leerkrachten.
Graag wil ik mijn begeleidster van de Hogeschool van Amsterdam, Antonet Warger bedanken voor het coachen en begeleiden en haar adviezen en steun tijdens het onderzoek. Ook wil ik mijn dank uitspreken aan de Kompasschool, maar in het bijzonder aan mevrouw M. Steyger voor het mogelijk maken van mijn onderzoek. Dankzij deze partijen kon dit afstudeerwerkstuk tot stand komen. Tevens wil ik mijn naaste familie en vrienden bedanken, die mij hebben gesteund bij het maken van dit afstudeerwerkstuk en het afmaken van mijn studie.
Als laatste rest mij nog een ieder veel leesplezier toe te wensen tijdens het lezen van dit afstudeerwerkstuk.
Marlies Kenter Den Burg, augustus 2010
2
Inhoudsopgave Voorwoord ........................................................................................................................... 2 1. Inleiding ........................................................................................................................... 5 1.1 Inleiding ....................................................................................................................... 5 1.2 Aanleiding.................................................................................................................... 5 1.3 Probleemstelling .......................................................................................................... 6 1.4 Doelstelling .................................................................................................................. 8 1.5 Opbouw Afstudeerwerkstuk ......................................................................................... 8 2. Literatuurstudie ............................................................................................................... 9 2.1 Inleiding ....................................................................................................................... 9 2.2 Wat houdt sociaal-emotionele ontwikkeling in? ............................................................ 9 2.3 Welke pedagogische methodieken zijn bekend, die de leerkrachten ondersteunen in het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen? ..................14 2.4 Welke rol heeft de leerkracht in het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling en in het ontwikkelingsproces? .......................................19 2.5 Conclusie literatuurstudie............................................................................................23 2.6 Het conceptueel model ...............................................................................................24 3. Methoden van onderzoek...............................................................................................25 3.1 Inleiding ......................................................................................................................25 3.2 Procedure ...................................................................................................................25 3.2.2 Populatie .................................................................................................................26 3.3 Steekproef ..................................................................................................................26 3.4 Meetinstrumenten .......................................................................................................26 3.4.1 Observaties .................................................................................................................27 3.4.2 Open en halfgestructureerd interview ..........................................................................28 4. Resultaten .......................................................................................................................29 5. Conclusie en discussie ..................................................................................................34 5.1 Inleiding ......................................................................................................................34 5.2 Wat zegt de Kompasschool over de aansluiting van de pedagogische methode waaronder met name de benadering van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen en de pedagogische huisstijl?.....................................................................35 5.3 Welke overeenkomsten en verschillen zijn er gevonden tussen de aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen binnen de pedagogische methode de „Coole Kikker‟ en binnen de huisstijl van de Kompasschool? .................................36 5.4 Welke pedagogische methode sluit het beste aan bij de pedagogische huisstijl en visie van de Kompasschool betreffende het stimuleren van de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerlingen? ..............................................................388 5.5 Beantwoording Hoofdvraag ........................................................................................40 5.6 Discussie ....................................................................................................................42 5.7. Aanbevelingen ...........................................................................................................42 6. Advies .............................................................................................................................43 6.1 Inleiding ......................................................................................................................43 6.2 Advies.........................................................................................................................43
3
7. Samenvatting ..................................................................................................................44 7.1 Inleiding ......................................................................................................................44 7.2 Centrale vraagstelling .................................................................................................44 7.3 Onderzoeksmethoden en het onderzoek ....................................................................44 7.4 Resultaten en conclusie ..............................................................................................45 Literatuurlijst………………………………………………………………………………………..46 Bijlagen ...............................................................................................................................48
4
1. Inleiding
1.1 Inleiding In dit afstudeerwerkstuk is onderzoek gedaan naar de aansluiting van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen bij de pedagogische methode die de Kompasschool hanteert genaamd de „ Coole Kikker‟ en de pedagogische huisstijl. Ook heeft dit onderzoek gekeken naar de toepassing van deze methode tijdens de uitvoering van de lessen door de leerkrachten. Dit afstudeeronderzoek wordt in opdracht van M. Steyger, directrice van de Kompasschool te Den Burg – Texel uitgevoerd. Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de studie Pedagogiek van de Hogeschool van Amsterdam, domein Opvoeding en Onderwijs. Het doel van dit onderzoek is om te komen tot een advies voor mogelijke verbeterpunten ten aanzien van het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen aan de hand van een pedagogische methode, die passend is binnen de huisstijl van de school. Tevens heeft dit onderzoek gekeken naar de toepassing van deze methode tijdens de uitvoering van de lessen.
In dit hoofdstuk worden de aanleiding, probleemstelling, doelstelling beschreven en wordt op overzichtelijke wijze de inhoud van het afstudeerwerkstuk weergegeven. 1.2 Aanleiding Onderwijs, opvoeding en ontwikkeling gerelateerde onderwerpen komen regelmatig ter sprake in de media, de overheid, de jeugdhulpverlening, (basis)scholen, bij professionals en onder ouders zelf. Met de huidige ontwikkelingen die plaatsvinden in Nederland op het gebied van onderwijs en opvoeding, is er binnen het onderwijs een discussie ontstaan of de leerkrachten voldoende vakkundig en competent zijn en over geschikte vaardigheden beschikken om te onderwijzen (Deley, 2004). Tevens is het gewenst dat een leerkracht over kennis en inzicht beschikt ten aanzien van de sociaal-emotionele behoeften van de leerlingen (Krikke & Van Hout, 2007).
De Kompasschool is een speciale basisschool; de leerlingen hebben dus behoefte aan extra zorg en een intensievere vorm van zorg dan leerlingen die het openbare onderwijs volgen. Deze vorm van speciaal basisonderwijs (sbo) is sinds 1998 ingevoerd (Ahlers, 2006). Het is dus van belang dat factoren, zoals zorg, onderwijs en behoeften van de leerlingen op elkaar aansluiten.
5
Voordat er een andere pedagogische methode kan worden gekozen en toegepast, is onderzoek nodig in hoeverre de huidige methode aansluit bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen van de Kompasschool. Een pedagogische methode wordt gebruikt om stappen helder te hebben om zo naar het einddoel te werken. Op verzoek van de Kompasschool worden de onderlinge relaties tussen de methode, sociaal-emotionele ontwikkeling en de pedagogische huisstijl onderzocht en wordt er gekeken naar de toepassing van deze methode tijdens de uitvoering van de lessen. Dit tezamen kan leiden tot een advies tot mogelijke verbeterpunten in de pedagogische methode.
1.3 Probleemstelling Binnen het onderwijs is er een discussie gaande over of de pedagogische huisstijl aansluit bij de pedagogische methode die door leerkrachten wordt gehanteerd (Krikke & Van Hout, 2007). Een pedagogische huisstijl geeft richtlijnen over de regels die gehanteerd worden betreffende de omgang en interactie tussen de leerlingen en de leerkrachten. Daarbij werkt de Kompasschool met een pedagogische methode. Een methode houdt in dat er wordt gewerkt volgens een systematiek en er overwogen stappen worden gezet in een chronologische volgorde tot aan het einddoel. Hier spelen kennis, inzicht en vaardigheden een belangrijke rol (Janssen & Brinkman, 1999). Als er sprake is van meerdere methoden dan wordt er gesproken van methodieken.
De leerkracht neemt een belangrijke rol in bij het uitvoeren van de pedagogische methode op school. In het afstudeerwerkstuk wordt gesproken over leerkrachten; hiermee worden de leraren en leraressen aangeduid. Het is relevant om als leerkracht competent te zijn in het lesgeven op basis van een pedagogische methode. Dit houdt in, dat de leerkracht competent is in het systematisch, overwogen en in chronologische volgorde aanleren van in dit geval de sociale vaardigheden van de leerlingen (Rijkers, 1999). Het aanleren van sociale vaardigheden waaronder het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling bij leerlingen, is een onderdeel van een pedagogische methode. De pedagogische methode die de Kompasschool hanteert is de „Coole Kikker‟. De „Coole Kikker‟ heeft als doel om ongewenst gedrag te verminderen middels een positieve insteek en het bewustwordingsproces van de leerlingen te vergroten. De leerkracht die de“Coole Kikker” hanteert, maakt leerlingen bewust van hun eigen gedrag, het gedrag van hun klasgenoten en helpt sociale vaardigheden te verbeteren. Hierbij speelt de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen een rol.
6
Sociaal-emotionele ontwikkeling is al meer dan twintig jaar een actueel thema binnen het basisonderwijs en speciaal onderwijs (Deley, 2004). De leerkracht speelt bij het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling een belangrijke rol. Het is belangrijk dat de leerkrachten hierin voldoende bijscholing hebben ontvangen (De Haan & Kuipers, 2008).
De vraag is gekomen van de Kompasschool of het pedagogisch handelen van de leerkrachtgebaseerd op de pedagogische methode de „Coole Kikker‟- aansluit bij de sociaalemotionele ontwikkeling van een leerling. Hierdoor is de volgende vraagstelling geformuleerd: Sluit de pedagogisch methode de „Coole Kikker‟ aan bij de benadering van de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen en de pedagogische huisstijl van de Kompasschool?
Deelvragen voor het literatuuronderzoek: 1. Wat houdt sociaal-emotionele ontwikkeling in? 2. Welke pedagogische methodieken zijn bekend, die de leerkracht ondersteunen in het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen? 3. Welke rol heeft de leerkracht in het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling en in het ontwikkelingsproces?
Deelvragen voor het veldonderzoek: 1. Wat zegt de Kompasschool over de relatie tussen de pedagogische methode de „Coole Kikker‟ waarin de benadering van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen en de pedagogische huisstijl? 2. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er gevonden tussen de aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen binnen de pedagogische methode de „Coole Kikker‟ en binnen de huisstijl van de Kompasschool? 3. Welke pedagogische methode sluit het beste aan bij de pedagogische huisstijl en visie van de Kompasschool betreffende het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen?
De antwoorden op de geformuleerde deelvragen voor het veldonderzoek, worden verworven door observaties en interviews als instrumentarium van kwalitatief onderzoek. Deelvraag 1 wordt beantwoord middels een interview en deelvragen 2 en 3 worden beantwoord door de observaties.
7
Er wordt tevens gekeken naar andere methodieken die aansluiten bij de sociaal-emotionele ontwikkeling, dus uiteindelijk volgt er een advies om tot mogelijk wijzigingen over te gaan ten aanzien van de te hanteren methodiek. De hoofdvraag wordt uiteindelijk beantwoord door middel van het literatuuronderzoek en het veldonderzoek. 1.4 Doelstelling Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is te komen tot een advies voor mogelijke verbeterpunten ten aanzien van het methodisch stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen aan de hand van een pedagogische methode, die passend is binnen de huisstijl van de school.
1.5 Opbouw Afstudeerwerkstuk De structuur van het afstudeerwerkstuk wordt opgebouwd uit een aantal hoofdstukken. Hoofdstuk één is een inleiding op dit afstudeerwerkstuk. In hoofdstuk twee Literatuuronderzoek wordt het resultaat van het literatuuronderzoek beschreven door middel van een theoretisch kader. Hierin worden de geformuleerde deelvragen voor de literatuurstudie behandeld en beantwoord. Tevens worden er in dit hoofdstuk de begrippen geoperationaliseerd en een conclusie geschreven. Hoofdstuk 3 Methode van onderzoek beschrijft eerst de populatie en de methode van dataverzameling. Vervolgens wordt in dit hoofdstuk de analysemethoden beschreven. Het volgende hoofdstuk Resultaten begint met een weergave van de resultaten van het veldonderzoek. De geformuleerde deelvragen die zijn opgesteld voor het veldonderzoek worden beantwoord in het volgende hoofdstuk, op basis van de analyse van de resultaten. Nadat de resultaten van het veldonderzoek op basis van de analyse zijn verwerkt aan de hand van de deelvragen, wordt er in het hoofdstuk Conclusie en discussie antwoord gegeven op de centrale vraagstelling. Tevens staat er een discussie centraal waarin een kritische terugblik wordt beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met aanbevelingen voor volgend onderzoek. In hoofdstuk 6 Advies wordt er een advies geschreven voor de Kompasschool. Het afstudeerwerkstuk wordt afgesloten met een samenvatting, de literatuurlijst en tenslotte volgen de bijlagen.
8
2. Literatuurstudie 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft het theoretische kader aan, waarbinnen de operationalisatie van de begrippen uit de hoofdvraag aandacht krijgen en de deelvragen voor literatuurstudie beantwoord worden. De hoofdvraag luidt: Sluit de pedagogisch methode de „Coole Kikker‟ aan bij de benadering van de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen en de pedagogische huisstijl van de Kompasschool?
De deelvragen die in de literatuurstudie beantwoordt worden zijn: 1. Wat houdt sociaal-emotionele ontwikkeling in? 2. Welke pedagogische methodieken zijn bekend, die de leerkracht ondersteunen in het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen? 3. Welke rol heeft de leerkracht in het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling?
2.2 Wat houdt sociaal-emotionele ontwikkeling in?
2.2.1 Inleiding Allereerst zal een beschrijving volgen van de kenmerken van de sociaal-emotionele ontwikkeling in zijn algemeenheid. Hierna volgt er een paragraaf over de belangrijkste aspecten van sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen in de leeftijd van 4 tot en met 13 jaar. Dit is de leeftijdsfase van de leerlingen van de Kompasschool.
2.2.2 Beschrijving van de sociaal-emotionele ontwikkeling.
De sociaal-emotionele ontwikkeling heeft betrekking op de ontwikkeling van het kind in de omgang met anderen en met de omgang van eigen emoties. Sociaal-emotionele ontwikkeling is een breed en veelomvattend begrip waarin verschillende sociale aspecten samenvloeien uit de ontwikkelingsgebieden. Deze ontwikkelingsgebieden zijn de lichamelijk ontwikkeling, emotionele ontwikkeling, sociale ontwikkeling, motorische ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling, taalontwikkeling en de cognitieve ontwikkeling. De ontwikkelingsgebieden zijn weer onder te verdelen in vier hoofddomeinen, namelijk de lichamelijk ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, emotionele ontwikkeling en de sociale ontwikkeling.
9
Deze vierdeling van domeinen betekent niet dat alle ontwikkelingsverworvenheden resultanten zijn van ontwikkeling binnen één domein. Vele ontwikkelingsaspecten kunnen plaatsvinden binnen meerdere domeinen. Een voorbeeld is de spel – en taalontwikkeling. De domeinen worden los van elkaar genoemd, maar zijn wel gerelateerd aan elkaar; er is sprake van wederzijdse beïnvloeding (Verheij & Doorn, 2008; Schulze & Meerum-Terwogt, 2003; Rigter, 2002).
Sociaal-emotionele ontwikkeling kan worden opgesplitst in twee termen; sociale ontwikkeling en emotionele ontwikkeling. De sociale ontwikkeling houdt in dat een kind zich ontwikkelt tot een sociaal vaardig persoon met de vaardigheid om relaties met andere personen aan te gaan en deze te onderhouden. Aspecten die hier van belang zijn, zijn rekening houden met elkaar, uiten van emoties, zelfvertrouwen, omgaan met verschillen en de verantwoordelijkheden. Sociale ontwikkeling is een proces waarin een kind waarden en normen, ideeën, denkbeelden en motieven overneemt van anderen. De emotionele ontwikkeling houdt in dat een kind zich op emotioneel vlak weet te ontwikkelen zodat er emoties geuit worden die gerelateerd zijn aan een situatie en de leeftijd (Feldman, 2005). Een kind gaat in toenemende mate zelfstandig deelnemen aan hun omgeving en nemen gewoonten, waarden en normen over van de groep en samenleving waartoe ze behoren. In deze fase is er sprake van assimilatie; kinderen observeren andere kinderen en proberen het waargenomen gedrag over te nemen. Door te kijken naar en mee te doen met anderen leert een kind zich aan te passen aan de heersende normen (Feldman, 2005; Rigter, 2002). De gedragsverandering kan er toe leiden dat een kind zijn denkbeelden of handelingskader moet aanpassen om de waarnemingen een plaats te bieden. Dit proces wordt accommodatie genoemd. Volgens Jean Piaget is deze gedragsverandering typerend voor kinderen in de kleuterfase (Brakenhoff, 1995; Butler-Bowdon, 2007). Kinderen die geen relatie opbouwen met leeftijdsgenoten, zich afzonderen, geen uitdagingen aan durven te gaan en geen emoties uiten beperken zich op hun sociale ontwikkeling, maar ook op hun cognitieve ontwikkeling. Onder cognitieve ontwikkeling verstaat Demetriou (1998) het volgende: “De actualisatie en transformatie van de processen die mensen in staat stellen de wereld waarin zij leven te begrijpen, om te gaan met problemen waar de wereld hen voor stelt en hun kennis en ervaringen over de wereld organiseren.” (Verheij, 2008, p.14-15) Jean Piaget had daar een andere kijk op, namelijk; “Er is sprake van wisselwerking tussen de (aanwezige) structuren van het individu en de eigenschappen van de fysieke en sociale wereld, hetgeen leidt tot integratie in en verandering van de reeds aanwezige structuren.” (Verheij, 2008, p.15)
10
Volgens Jean Piaget is er sprake van een wisselwerking op verschillende gebieden. Piaget was een Zwitserse psycholoog die de ontwikkeling van kinderen heeft bestudeerd. In de ontwikkeling beïnvloeden en stimuleren de motorische of fysieke ontwikkeling, de sociaalemotionele en de cognitieve ontwikkeling elkaar in continue interactie. Dit kan worden weergegeven in een interactiemodel, zie figuur 2.1. Hierin beïnvloedt de motorische ontwikkeling de cognitieve ontwikkeling, deze beïnvloedt de sociaal-emotionele ontwikkeling en deze komt terug bij de motorische ontwikkeling (Piaget, 1972). Figuur 2.1 – Continue interactie Motorische ontwikkeling: evenwicht, grove en fijne motoriek, oog-handcoördinatie, ruimtelijke oriëntatie.
Cognitieve ontwikkeling: taalontwikkeling, lerenvaardigheden.
Sociaal-emotionele ontwikkeling: zelfbeeld, emoties uiten, zelfvertrouwen (Piaget, 1972).
Ontwikkeling streeft naar ontplooiing, onthulling en ontvouwing wordt gezien als vooruitgang. De veranderingen die zich in een kind voordoen, worden gezien als meer, beter en sterker. Het gevolg hiervan is dat een kind zich meer ontwikkelt naar de richting van het einddoel (Kohnstamm, 2002).
2.2.3 Beschrijving van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen in de leeftijd van 4 tot en met 13 jaar.
Binnen de psychologie wordt er vanuit gegaan dat gedragscomponenten de oorzaak zijn van de vorming van gedrag. De gedragscomponenten worden beïnvloedt door omgeving, aanleg, interactie en communicatie. De uiting van de gedragscomponenten verschilt per persoon en is afhankelijk van diverse factoren (Heemstra-Hendriksen, 2006).
11
Een leerling in de leeftijdsfase van 4 tot en met 13 jaar houdt zich voornamelijk bezig met het gedrag van anderen zoals volwassenen en anderen leerlingen in zijn of haar omgeving. De omgeving speelt een steeds belangrijke en grote rol in het leven van de leerling. De leerlingen vertellen alles wat ze zien gebeuren, wat een leerling anderen ziet doen en toont zijn emoties hierbij. Er kan gesproken worden van een kanteling in de emotionele ontwikkeling. Bij iedere leerling rond 6 of 7 jaar ontstaat er een moment dat het lijkt alsof de wereld voor hem of haar open gaat. Vanuit hun eigen veilige wereldje ontdekt de leerling ineens de grote wereld met allerlei nieuwe aspecten. Emoties is hier een van. Emotie is een begrip in de ontwikkelingspsychologie waarbij gevoel en intuïtie een rol spelen. Er zijn 4 kernemoties, namelijk bang, boos, blij en verdrietig. Leerlingen in de leeftijdsfase van 4 tot en met 13 jaar worden zich meer bewust van zijn of haar eigen emoties. De emotionele ontwikkeling maakt in deze fase een belangrijke ontwikkeling door. Dit komt doordat leerlingen eigen gevoelens onder woorden kunnen brengen en het gedrag van andere leerlingen kunnen begrijpen en herkennen. De emoties worden in deze fase begrepen met hulp van het denken. De leerling heeft niet alleen een gevoel en reageert daar impulsief of intuïtief op, maar kan nu begrijpen waar emoties vandaan komen.
Als de leerlingen ouder worden en de leeftijd van 10 jaar hebben bereikt, maken ze een grote stap in de ontwikkeling, namelijk het vermogen om emoties en gevoelens bij anderen te herkennen en daar rekening mee te houden. De leerling is in deze fase op zoek naar zijn sociale identiteit (zijn eigen IK) en de wetten van het sociale leven. Hiervoor is het noodzakelijk dat er sociale interacties plaatsvinden (Heemstra-Hendriksen, 2006).
Volgens Delfos (1999) kan de leeftijdsfase van 9 tot 12 jaar gezien worden als belangrijkste fase voor de vorming van een sociale identiteit. Delfos is van mening dat de sociale identiteit een voorloper is van de psychologische identiteit die gedurende de puberteit een belangrijke rol speelt. Onderzoek naar de mening van de omgeving staat centraal bij de sociale identiteit (Delfos, 1999).
Vanaf een leeftijd rond de 12 jaar zit een leerling boordevol gedachten, gedragingen en gevoelens die hij of zij heeft overgenomen. Een leerling is beïnvloedt door de leerkracht, ouders en klasgenootjes en vriendjes. Al de ervaringen die een leerling heeft meegemaakt, vormt voor de leerling een rugzakje. De leerling heeft zelf veel meegebracht en toegevoegd aan het rugzakje, in de vorm van zijn talenten en aanleg (Brysbaert, 2006). Deze leeftijdsfase is sterk naar binnen gericht, hierdoor treedt er een verfijning van het gevoelsleven op. Deze fase wordt gezien als een oefening van de emotionaliteit. Tevens heeft een leerling rond de 12 en 13 jaar meer drang voor zelfstandigheid.
12
Zelfstandigheid is gericht op het zelf handelen, maar de leerling heeft ook behoefte om zelf te beslissen, oordelen en verantwoordelijkheid te dragen. De leerling oefent nu zijn of haar eigen mening (Heemstra-Hendriksen, 2006).
Erikson (1974) stelt dat het ontwikkelen van een eigen identiteit als basis dient voor het aangaan van relaties. Sociale interacties is volgens Erikson een meerwaarde voor de ontwikkeling. De ontmoeting met anderen vergroot en bevordert het zelfvertrouwen bij een leerling (Heemstra-Hendriksen, 2006).
Aan het begin van de bewustwording van sociaal-emotionele ontwikkeling bij leerlingen, rond de leeftijd van 6 jaar, oefent de leerling zijn eigen morele ontwikkeling; wat is goed en wat is fout? Tijdens deze zoektocht is het denken van de leerling nogal zwart-wit. Het is voor de leerling moeilijk aan te geven wanneer iets goed en wanneer iets fout is. Kohlberg (1984) spreekt over een conventionele fase. Dit wil zeggen dat een leerling oog krijgt voor algemene gedragscodes die blijken te bestaan en waar je je aan moet houden. Dit geeft voor de leerling innerlijke verwarring. De leerling gaat in deze leeftijdsfase van 6 tot en met 9 jaar op zoek naar vrienden, er is minder te spreken over wisselende contacten. De leerling wordt bewust van verschillen tussen zichzelf en anderen. De leerling kan in deze fase verwoorden waarom een andere zijn vriend of vriendin is. Tevens wordt de leerling zich ook meer bewust van anderen, maar ook van de manier waarop een ander naar hem of haar kijkt. Deze leeftijdsfase is beslissend voor de ontwikkeling en groei van het zelfbeeld. De ontwikkeling van de sociale vaardigheden is cruciaal in deze leeftijdsfase. Door het bewust omgaan met andere leerlingen en leeftijdsgenootjes en het vergelijken van het eigen gedrag met dat van een ander, ontwikkelt de leerling zichzelf. Het gevolg hiervan is dat de eigenwaarde, oftewel het competentiegevoel van een leerling vergroot (Heemstra-Hendriksen, 2006; Kohnstamm, 2002).
Conclusie: In deze paragraaf wordt de sociaal-emotionele ontwikkeling uitgebreid uitgelegd en besproken. De sociaal-emotionele ontwikkeling is een breed begrip, waarin de termen sociale- en emotionele ontwikkeling beiden besproken wordt. De kenmerken van de sociaalemotionele ontwikkeling zijn in zijn algemeenheid besproken en vervolgens de belangrijkste kenmerken sociaal emotionele ontwikkeling van de van de doelgroep van het onderzoek, namelijk de leerlingen de 4 en 13 jaar. Er werd in deze paragraaf gekeken naar de visie van verschillende bekende psychologen over de sociaal-emotionele ontwikkeling.
13
2.3 Welke pedagogische methodieken zijn bekend, die de leerkrachten ondersteunen in het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen?
2.3.1 Inleiding Allereerst zal er beschreven worden wat een pedagogische methodiek inhoudt. Daarna zal er een paragraaf volgen waarin er verschillende methodieken aangekaart worden die betrekking hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling.
2.3.2 Beschrijving van pedagogische methodiek.
Het onderwijs kent verschillende aspecten waarin gekeken wordt naar verschillen in leervorderingen, leercapaciteiten en leerstijlen. Deze kunnen tot uiting komen in de methode die een school hanteert. Het begrip methode is afgeleid van het woord methodiek. Methode is afgeleid van het Griekse woord 'meta-hodos', wat de betekenis „de weg erlangs‟ heeft. Een methode kan worden omschreven als een pad waarin de geformuleerde doelen behaald kunnen worden. Hier spelen kennis, inzicht en vaardigheden een belangrijke rol. Er wordt gewerkt volgens een systematiek en er worden overwogen stappen gezet in een chronologische volgorde. Een methodiek bestaat uit meerdere methoden. Als er een opstapeling betrokken methoden zijn, dan spreken we van een methodiek. Dit begrip is dus een aanduiding van een samenhangend geheel van methoden (Janssen & Brinkman, 1999). “Methodiek is een door de hulpverleners gezamenlijk te dragen flexibel geheel van samenhangende praktijktheoretische inzichten en ethische en normatieve stellingnames over een omschreven gebied van de hulpverlening, dat de hulpverleners is staat stelt op een verantwoordelijke en consistente manier methoden en werkwijzen te kiezen.” (Janssen & Brinkman, 1999, p. 85).
2.3.3 Pedagogische methodieken met betrekking tot sociaal-emotionele ontwikkeling.
Er is een onderzoek uitgevoerd naar de methodieken die het beste aansluiten bij het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen binnen de Kompasschool. Er is onderzoek gedaan naar de factoren; respect, emoties en gevoelens uiten, ontwikkeling, sociaal gedrag, zelfvertrouwen en conflicten. Deze factoren staan ook centraal in de sociaalemotionele ontwikkeling. Op grond van deze factoren zijn de vier beste methodieken uitgekozen.
14
Hieronder volgen de namen en een korte inhoud: Goed gedaan! JIJ EN IK Leefstijl Coole Kikker Goed gedaan! De methode Goed gedaan! is een preventieve methode die op een positieve en concrete manier aandacht wil schenken aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen van de basisschool. Goed gedaan! houdt rekening met het proces waarin de kinderen leven en opgroeien. In dit proces wordt de media niet uitgesloten, om de reden dat dit een grote invloed op de ontwikkeling van kinderen heeft en de kinderen verschillende rolmodellen en voorbeeldgedrag te zien krijgen. Goed gedaan! geeft kinderen meer zicht op hun eigen leven en emoties en legt op een eenvoudige manier de sociale vaardigheden duidelijk. Hierin ligt de nadruk tijdens de activiteiten op ervaren en doen. Door dit onderdeel worden de activiteiten voor kinderen aansprekend en motivatie opwekkend. Goed gedaan! werkt aan twaalf sociaal-emotionele competenties, waaronder: zelfkennis, relativeren, bewust keuzes leren maken, weerbaarheid, samen op internet en omgaan met media-informatie. Wat een pluspunt van deze methode is, is dat de leerkracht de ontwikkelingen per kind volgt en individuele aandachtspunten tijdig kan signaleren. Dit draagt bij aan een prettige sfeer, een goed schoolklimaat en een goede basis voor de kinderen. Goed gedaan! combineert trainingen met theorie en geeft praktische tips. Ingewikkelde sociaal-emotionele inzichten en vaardigheden worden vertaald in concrete termen en stapjes (Stoeldraijer, 2007).
JIJ EN IK Deze methode is ter bevordering van sociaal gedrag, emotionele ontwikkeling en waarden en normen. Sociaal-emotionele ontwikkeling staat hierin centraal, maar deze methode verwijst ook naar sociale redzaamheid en gezond gedrag. De voornaamste doelen van deze methode zijn het bevorderen van de waarden en normen, bevorderen van sociaal gedrag middels zorg en respect voor de ander, jezelf en de leefomgeving en als laatste het bevorderen van de emotionele ontwikkeling. Deze methode is voor het basisonderwijs van groep 1 tot en met groep 8. De werkvorm wordt aan de hand van praktijkboeken uitgevoerd en bevat 28 thema‟s. Voor de groepen 5 tot en met 8 zijn er lees -en werkboeken beschikbaar. Voor elk leerjaar zijn 19 lessen beschreven. De lessen worden geïntroduceerd door een deel van een vervolgverhaal, waarin de kinderen de hoofdrol spelen. De handleidingen bieden didactische aanwijzingen voor de uitvoering. 15
De hoofdthema‟s komen in elk deel terug. Hoofdthema‟s zijn pesten, conflicten, zorgen voor elkaar en zelfvertrouwen (Van Meersbergen, 2003). Leefstijl Leefstijl heeft in Nederland bekendheid gekregen als programma van sociaal-emotionele vaardigheden. De methode Leefstijl is een preventieve methode voor het aanleren van sociaal-emotionele vaardigheden. De doelgroep van de methode is van 4 tot en met 18 jaar. Dit is een brede doelgroep maar op welke manier het thema wordt uitgevoerd, is afhankelijk van de leeftijd van de leerlingen. De missie van Leefstijl is "Leefstijl wil bevorderen dat kinderen en jongeren zich ontwikkelen tot sociaal vaardige, betrokken en zelfstandige volwassenen." (“Leefstijl”, 2008). Het programma van deze methode kent zes verschillende thema‟s, namelijk: Thema 1:
De groep dat zijn wij! Dit gaat over de sfeer in de groep.
Thema 2:
Praten en luisteren. De inhoud van dit thema gaat over communicatie.
Thema 3:
Ken je dat gevoel. Dit thema gaat over gevoelens.
Thema 4:
Ik vertrouw op mij. Dit gaat over zelfvertrouwen.
Thema 5:
Iedereen anders, allemaal gelijk. Dit thema gaat over diversiteit.
Thema 6:
Lekker gezond. Dit gaat over gezondheidsvaardigheden (“Leefstijl”, 2008).
Coole Kikker De Kompasschool werkt met de methode de „Coole Kikker‟. De „Coole Kikker‟ is een project om de sfeer in de klas te verbeteren, leerlingen bewust te maken van hun eigen gedrag en het gedrag van hun klasgenoten en om de sociale vaardigheden te verbeteren. Het doel van de „Coole Kikker‟ is om ongewenste gedrag te verminderen middels een positieve insteek en het bewustwordingsproces van de leerlingen te vergroten.. “Gevoelens spelen een belangrijke rol in ons leven. Ze beïnvloeden sterk ons gedrag en daarom is het zinvol om ze te leren kennen en te begrijpen omdat daarmee de sociale vaardigheden bevorderd worden.” (www.decoolekikker.nl, 2005, p.3). De belangrijkste werkvorm van de „Coole Kikker‟ is het sociale vaardigheden kwartetspel. Deze is ontwikkeld door de kinderpsychologe Anne Kooijman. Het kwartetspel is een eenvoudig spel om de leerlingen te leren zich socialer te gedragen. Het kwartetspel draagt bij aan informatie over terugkerende sociale situaties.
16
Leerlingen die op sociaal gebied meer vaardigheden hebben verworven bouwen sneller een relatie op met vriendjes, voelen zich zelfverzekerder en ontwikkelen meer zelfvertrouwen (Desain, 2007). In het kwartetspel zitten allerlei figuren zoals Handige Harry die snel vrienden maakt en Goeie Gasten die goed samen kunnen werken. Hieronder volgt een overzicht met de personages en de vaardigheden die ze met zich mee dragen. De leerlingen kunnen zich identificeren met de figuurtjes die voorbij komen. De hoofdaspecten die aan bod komen bij de „Coole Kikker‟ zijn vrienden maken, uitschelden, samenwerken en samenspelen. De ervaring leert dat de leerlingen vanzelf datgene uit het spel opnemen waar ze minder vaardig in zijn. Naast het kwartetspel biedt de „Coole Kikker‟ ook een bordspel genaamd Kikkerbecool. Het is een bordspel waar de leerlingen spelenderwijze vaardigheden, goede manieren, opkomen voor jezelf en omgaan met pesten leert. De leerlingen geven antwoord op vragen en kunnen hiermee fiches verdienen. Degene met de meeste fiches mag zich een coole kikker noemen (Desain, 2007).
Personage
Sociale Vaardigheden
Handige Harry
Hoe leer je iemand snel kennen?
Coole Kikker
Wat doe je als je gepest wordt?
Goeie Gasten
Hoe werk je goed samen?
Helpende Hand
Een meisje wordt buitengesloten.
Laffe Lefgozers
Een groep pest een leerling. Wat doe je?
Moedige Makkers
Hoe vraag je of je mee mag spelen?
Scheldende Schoffies
Wat doe je als je uitgescholden wordt?
Spelende Spetters
Hoe onderhandel je?
Vriendelijke Vriend
Hoe krijg je vrienden?
17
Figuur 2.3 geeft een verfijnd en beknopt overzicht van de methodieken en hun belangrijkste kenmerken weer. Figuur 2.3 - Overzicht methodieken
Sociaalemotionele ontwikkeling
Goed gedaan!
JIJ EN IK
Leefstijl
Coole Kikker
12 socialeemotionele competenties
Terugkerende hoofdthema‟ s
Preventieve methode
Werkvormen, bewustwordings proces
Conclusie: Een methode is een pad waarlangs verschillende doelen behaald worden in chronologische volgorde en een methode is systematisch van aard. In een methode spelen kennis, inzichten en vaardigheden een rol. Er is een onderzoek uitgevoerd naar de methodieken die het beste aansluiten bij het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Op grond van de factoren: respect, emoties en gevoelens uiten, ontwikkeling, sociaal gedrag, zelfvertrouwen en conflicten zijn er uiteindelijk vier methodieken onderzocht. Deze zijn, Goed gedaan!, JIJ EN IK, Leefstijl en Coole Kikker. Deze laatste methode is de huidige methode die gehanteerd wordt op de Kompasschool.
18
2.4 Welke rol heeft de leerkracht in het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerling en in het ontwikkelingsproces?
2.4.1 Inleiding Als eerste wordt het ontwikkelingsproces beschreven om vervolgens aandacht te schenken aan de rol van de leerkracht in het ontwikkelingsproces. Tot slot wordt de rol van de leerkracht in de sociaal-emotionele ontwikkeling beschreven.
2.4.2 Beschrijving ontwikkelingsproces.
Het woord ontwikkeling heeft een bekende klank als het gaat om kinderen. Men staat niet altijd stil bij de betekenis van dit begrip. Kinderen ontwikkelen zich van klein naar groot, van niets kunnen tot zelfstandige individuen, van simpele denkwijze naar ingewikkelde redeneringen. Voor iedereen is dit een proces dat in gang wordt gezet, het vindt gewoon plaats; het is vanzelfsprekend. De veranderingen die zich in de ontwikkeling voordoen, worden vertaald in „steeds beter, sterker en meer‟. De ontwikkeling heeft zijn voortgang naar het einddoel ingezet. De ontwikkeling heeft sinds eind de negentiende eeuw als prille wetenschap sterk onder invloed gestaan van de evolutietheorie. In deze theorie staat de ontwikkeling centraal naar hogere levensvormen. Charles Darwin is de ontwikkelaar van de evolutietheorie. Darwin stelde dat dit geen doelgerichte ontwikkeling was, maar een de zich voltrok van toevallige factoren. Dat de evolutie leidde tot hogere levensvormen, was wel een gevolg maar geen doel van de ontwikkeling (Kohnstamm, 2002).
Het ontwikkelingsproces is dus een proces waarin de ontwikkeling centraal staat. Kleine kinderen groeien op en krijgen te maken met alle aspecten van de ontwikkeling. Het ontwikkelingproces is dus een proces waarin kinderen opgroeien tot zelfstandige individuen. Het kind krijgt in het proces te maken met allerlei factoren die er toe doen in de ontwikkeling. Zo vindt het kind zijn eigen sociale identiteit en krijgt te maken met de persoon-in-wording (Kuipers, 1999).
2.4.3 Rol van de leerkracht in ontwikkelingsproces.
Door de vermaatschappelijking van de opvoeding heeft een leerkracht een secundaire opvoedingsverantwoordelijkheid. Het onderwijs heeft zich ontwikkeld tot een secundaire opvoeder (Kuipers, 1999).
19
Een leerkracht is het gehele schooljaar betrokken bij de leerling en zijn of haar leervorderingen. De leerkracht speelt een belangrijke rol tijdens de ontwikkeling in de basisschoolfase. De leerkracht werkt als uitvoerder van de huisstijl en de pedagogische methode. Betrokkenheid van de leerkracht met de leerlingen is een sleutelwoord in het basisonderwijs. Onderwijsdoelstelling richten zijn op waardevolle gedragsveranderingen, niet alleen op het verwerven van kennis en inzicht (Crombrugge & Vanobbergen, 2001). Het gedrag van de leerkracht heeft een belangrijke invloed op het leren en de ontwikkeling van een leerling. De relatie tussen leerkracht en leerling is een fundamentele voorwaarde voor een goede leerontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling van een leerling. De ontwikkeling komt optimaal tot stand als de relatie tussen beide gekenmerkt wordt door echtheid, acceptatie, empatische begrijpen en ontvankelijkheid (Brakenhoff, 1995). De pedagoog Johann Heinrich Pestalozzi verwoordt de relatie tussen het onderwijs en een leerling als volgt: “Het eerste onderwijs van het kind is geen kwestie van het hoofd, het is geen kwestie van het verstand, het is altijd een kwestie van het hart.” (Liebertz, 2008, p.34). Pestalozzi benadrukte dat de vorderingen in het leren en de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind de gevolgen zouden zijn van de medemenselijkheid van de opvoeders en leraren (Liebertz, 2008). Leerlingen kunnen hun leerkracht zien als rolmodel en volgen het gedrag dat de leerkracht vertoont na. Een leerkracht kan ook negatieve invloed uitoefenen op leerlingen; dit vertaalt zich voor de leerlingen in schoolvrees en onprettigheid. “De vraag of kinderen zich identificeren met een leerkracht is sterk afhankelijk van de ervaren afstand tussen het gedrag van de leerkracht en wat thuis gebruikelijk is” (Verheij & Doorn, 2008, p.65). Als leerkracht heb je een grote rol in de beïnvloeding van de groepssfeer en in het zelfbeeld en zelfvertrouwen van de leerlingen (Verheij & Doorn, 2008).
2.4.4 Rol leerkracht in de bevordering van de sociaal-emotionele ontwikkeling. „De leerkracht moet een ingang zoeken in de geest van het kind; hij moet luisteren en wachten op het juiste moment waarop het kind de vraag stelt.‟ (Heemstra-Hendriksen, 2006, p.1). “De relatie tussen onderwijs en pedagogiek is daarom niet meer weg te denken in de huidige samenleving. Leren en school en leren en onderwijs zijn in ons maatschappelijk denken begrippen die bij elkaar horen.” (Verheij & Doorn, 2008, p.61).
20
Het eerste citaat laat zien hoe belangrijk de rol van de leerkracht is bij de ontwikkeling van de leerling in het onderwijs. Het laatste citaat laat zien welke rol de school en onderwijs spelen in het leven en de ontwikkeling van de leerling. Tevens ondersteunt het de theorie dat de school, in dit geval de leerkracht een secundaire opvoeder is.
Leerkrachten kunnen de ontwikkeling het beste stimuleren en bevorderen door te streven naar ontplooiing van het individu. Dit wil zeggen dat de leerkracht voldoende uitdagingen moet bieden om te leerlingen te blijven prikkelen. Tevens is het behouden van een duidelijke structuur in de les voor een optimale ontwikkeling belangrijk (Deley, 2004). Als leerkracht moet je er voor zorgen dat er een veilig leer – en leefklimaat aanwezig is voor de leerlingen. Zo kunnen leerlingen ook het beste uit zichzelf halen. Dit houdt ook in dat de leerkracht zelf een goede houding naar de leerling aan neemt. Het beste is om goed gedrag te belonen en ongewenst gedrag meteen aan te pakken (Hartog-Polkerman, 2009).
De leerkracht heeft een aannemelijk rol in de ontwikkeling. De sociale positie van leerlingen worden mede bepaald door de hoeveelheid aandacht welke een leerling ontvangt van een leerkracht. Dit is een voorbeeld van een middel waarmee positieve invloed kan worden uitgeoefend op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Andere gedragshandelingen die een leerkracht kan uitoefenen om de sociaal-emotionele ontwikkeling te bevorderen zijn; respectbenadering, inlevingsvermogen, jezelf zijn en realistische en positieve verwachtingen hebben. De leerkracht kan het overbrengen maar leerlingen nemen dit alleen over als ze zich veilig en op hun gemak voelen, zichzelf durven zijn, zich geaccepteerd voelen en vertrouwen in zichzelf en ook in andere kunnen hebben (Hartog-Polkerman, 2009).
Leerkrachten kunnen vertrouwen en zelfvertrouwen vergroten bij de leerlingen door sociale ondersteuning. Dit houdt in dat er een eerlijke relatie plaatsvindt tussen de leerkracht en de leerling. Tevens is interactie tussen leerlingen een belangrijke factor in het sociale proces. Als een leerling vertrouwen en zelfvertrouwen heeft, kan dit als gevolg hebben dat een leerling veerkrachtig is en controle heeft. Bij het oplossen van ontwikkelingstaken heeft de leerling behoefte aan steun en hulp. Als er sprake van goede steun is, dan zal het vertrouwen en zelfvertrouwen bij de leerling zelf en in anderen (ouders, vrienden en leerkrachten) toenemen. Dit leidt weer tot meer sociale processen en het uiten van sociale vaardigheden. Het is een vicieuze cirkel. De factoren versterken en beïnvloeden elkaar (Hartog-Polkerman, 2009). Figuur 2.3 geeft dit proces weer.
21
Figuur 2.3 – Het sociale proces
Vertrouwen en zelfvertrouwen
Sociale ondersteuning
Veerkracht en controle
De leerkracht kan de sociaal-emotionele ontwikkeling beïnvloeden. Als de leerling vertrouwen ervaart van de leerkracht, kan dit leiden tot veerkracht en controle. Het gevolg hiervan is de roeping van sociale ondersteuning. Dit leidt voor de leerling tot het vergroten van zelfvertrouwen (Hartog-Polkerman, 2009).
Conclusie: Het ontwikkelingsproces is een proces waar een kind vaardigheden aanleert om een zelfstandig individu te worden. De leerling krijgt te maken met de verschillende factoren die spelen tijdens de ontwikkeling. De leerkracht speelt een belangrijke rol in het sociale proces en het ontwikkelingsproces van een leerling. Een leerkracht is het gehele schooljaar betrokken bij de leerling en zijn of haar leervorderingen. De leerkracht wordt gezien als de secundaire opvoeder. Een leerkracht levert een bijdrage aan de sociaal-emotionele ontwikkeling en aan het ontwikkelingsproces van een leerling. Leerkrachten kunnen vertrouwen en zelfvertrouwen vergroten bij de leerlingen door sociale ondersteuning. Interactie tussen leerling en leerkracht is essentieel in het ontwikkelingsproces.
22
2.5 Conclusie literatuurstudie De sociaal-emotionele ontwikkeling is gericht op de ontwikkeling van het kind in de omgang met anderen en in de omgang van eigen emoties. Sociaal-emotionele ontwikkeling is een breed en veelomvattend begrip waarin verschillende sociale aspecten samenvloeien uit de ontwikkelingsgebieden. Een leerling in de leeftijdsfase van 4 tot en met 13 jaar (doelgroep) houdt zich voornamelijk bezig met het gedrag van anderen zoals volwassenen en andere leerlingen in zijn of haar omgeving. De omgeving speelt een steeds belangrijkere rol in het leven van de leerling. Tevens heeft de leerkracht ook een belangrijke rol gekregen tijdens de ontwikkeling van een leerling. Dit is het ontwikkelingsproces bij een leerling. Het ontwikkelingproces is dus een proces waarin kinderen opgroeien tot zelfstandige individuen. De leerkracht kan de sociaal-emotionele ontwikkeling dus beïnvloeden. Als de leerling vertrouwen ervaart van de leerkracht, kan dit leiden tot veerkracht en controle. Het gevolg hiervan is de roeping van sociale ondersteuning. De leerkracht wordt hierdoor secundaire opvoeder genoemd. De basisscholen proberen de sociaal-emotionele ontwikkeling te stimuleren door middel van het uitvoeren van een methode in de lessen. Een methode is een pad waarlangs geformuleerde doelen kunnen worden behaald. Een methode gericht op de sociaal-emotionele ontwikkeling bij leerlingen bevordert de aspecten die centraal staan in de sociaal-emotionele ontwikkeling. De aspecten zijn respect, emoties en gevoelens uiten, ontwikkeling, sociaal gedrag, zelfvertrouwen en conflicten. In het literatuuronderzoek zijn er 4 methodieken onderzocht, namelijk Goed gedaan!, JIJ EN IK, Leefstijl en Coole Kikker. Tevens zijn de begrippen uit de vraagstelling geoperationaliseerd. Dit literatuuronderzoek vormt de start voor het veldonderzoek.
23
2.6 Het conceptueel model Het conceptueel model laat zien welke verwachtingen er zijn ten aanzien van de uitkomsten van het onderzoek. Het conceptueel model laat zien welke factoren invloed hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. De pijlen geven weer welke relatie er tussen de factoren zijn.
Onderwijsaspecten; onder andere de methodieken in het onderwijs
Sociale ondersteuning
Stimuleren en ontwikkelen sociaal-emotionele ontwikkeling
Invloeden van leerkracht, ouders en klasgenootjes
24
3. Methoden van onderzoek 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de methoden van onderzoek. Hierin worden het type onderzoek, de meetinstrumenten, de procedure, de populatie, de steekproef beschreven. Verder volgt er een paragraaf over de analyse. Het veldonderzoek levert een bijdrage aan de beantwoording van de hoofdvraag die luidt: Sluit de pedagogisch methode de „Coole Kikker‟ aan bij de benadering van de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen en de pedagogische huisstijl van de Kompasschool?
Deelvragen voor het veldonderzoek: 1. Wat zegt de Kompasschool over de relatie tussen de pedagogische methodiek de „Coole Kikker‟ waaronder met name de benadering van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen en de pedagogische huisstijl? 2. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er gevonden tussen de aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen binnen de pedagogische methode de „Coole Kikker‟ en binnen de huisstijl van de Kompasschool? 3. Welke pedagogische methodiek sluit het beste aan bij de pedagogische huisstijl van de Kompasschool? 3.2 Procedure Om het veldonderzoek te kunnen starten, is er literatuurstudie gedaan naar de sociaalemotionele ontwikkeling van leerlingen tussen de vier en dertien jaar, de pedagogische methodieken die als deelaspect het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling hebben, waaronder de methodieken Goed gedaan!, JIJ EN IK, Leefstijl en „ Coole Kikker‟. Ook de pedagogische huisstijl en het handelen van een leerkracht is bestudeerd in de literatuurstudie. De literatuurstudie is uitgewerkt als theoretisch kader, waarin de geformuleerde deelvragen voor literatuurstudie zijn beantwoord.
Het veldonderzoek bestaat uit observaties en open interviews. Met deze meetinstrumenten worden de data verzameld. Door het uitvoeren van de observaties komen het gedrag van de leerkracht, de leerling en de omgang tussen beide in beeld. De observaties verlopen volgens een structuur, dit heeft de reden dat er gekeken wordt naar bepaalde gedragingen van de onderzoekspopulatie. De leerlingen vervullen in dit gedeelte van het onderzoek een relevante rol.
25
Er wordt gekeken naar hun gedragingen en deze worden genoteerd. Er is gekozen om alleen die aspecten van gedrag die voor het onderzoek relevant zijn waar te nemen. Deze gedragscategorieën zijn door middel van literatuur samengesteld.
Er is voor open interviews gekozen, om zo een helder en duidelijk beeld te krijgen van ervaringen en beleving van de leerkrachten en ook met de leerkrachten in omgang met de leerlingen. De identiteit van de respondenten wordt geheim gehouden in verband met hun privacy. De leerlingen en leerkrachten worden van tevoren ingelicht. Er zal met de leerkrachten contact worden gemaakt, besproken wat er van hun verwacht wordt en uitgelegd wat er onderzocht wordt. De reden hiervan is dat de leerkrachten op de hoogte zijn van de stappen die worden genomen tijdens het onderzoek (Verhoeven, 2004). Er is voor de procedure gekozen om zo een realistisch en helder beeld te krijgen van de huidige situatie op de Kompasschool. Door naar de beleving van de leerkracht te kijken en de omgang tussen leerkracht en leerling, geeft dit een beeld rondom de inbreng en werking van de huidige methodiek. Als dit in kaart is gebracht, kan er een advies volgen voor de Kompasschool om wijzigingen aan te brengen in de methode. 3.2.2 Populatie Bij de Kompasschool wordt er niet gesproken in klassen maar in bouwen. Daarom is er voor gekozen om het onderzoek in één bouw uit te voeren; de onderbouw. De onderzoekspopulatie bestaat uit 12 leerlingen en 2 leerkrachten van de Kompasschool. De 2 leerkrachten geven les aan de 12 leerlingen in de onderbouw. De leerlingen hebben de leeftijd van 4 tot en met 13 jaar en zijn woonachtig op het eiland Texel. 3.3 Steekproef Tijdens het onderzoek wordt gebruik gemaakt van een clustersteekproef. Dit betekent dat er een hele groep, in dit geval de onderbouw, in de steekproef wordt opgenomen. Met 12 leerlingen en 2 leerkrachten zijn de resultaten en conclusies van dit onderzoek geldig voor deze 14 mensen. Het onderzoek is valide oftewel geldig. Validiteit is de mate waarin gemeten wordt wat je van plan bent te meten (Baarda & De Goede, 2006). 3.4 Meetinstrumenten Er is in dit onderzoek gekozen om gebruik te maken van twee meetinstrumenten, namelijk observaties en open interview. In de volgende paragrafen worden de meetinstrumenten nader behandeld en verantwoord.
26
Om antwoord te kunnen geven op de centrale vraagstelling is een interview afgenomen en zijn observaties verricht. Het interview met de leerkracht dient antwoord te geven op de deelvragen 1 van het veldonderzoek en de verrichte observaties dienen antwoord te geven op de deelvragen 2 en 3 die geformuleerd zijn voor het veldonderzoek. De observaties worden in de onderbouw verricht. De leerlingen vormen samen de onderzoekspopulatie en de respondenten.
Het onderzoek is kwalitatief aard. Er is voor kwalitatief onderzoek gekozen omdat de beleving van de populatie centraal staat. Het gedragsschema waarin de gedragingen van de leerlingen worden verzameld dat tijdens de observaties verworven wordt is cijfermatig en numeriek van aard. De respondenten vallen onder kwalitatief onderzoek. De onderzoekspopulatie geeft antwoord op deelvragen die voor het veldonderzoek geformuleerd zijn.
3.4.1 Observaties Het eerste instrument wat gebruikt wordt zijn gestructureerde observaties. Om een goede observatie te verrichten is vooraf literatuur gelezen. Dit is ten behoefte van een vollediger en structurele observatie (Celestin-Westreich & Celestin, 2008). Er is voor gestructureerde observaties gekozen om het gedrag van de leerkracht, de leerling en de omgang tussen beide in beeld te brengen. Onder gestructureerde observaties wordt het volgende verstaan: het systematisch waarnemen van bepaalde gedragingen van personen. Hierbij wordt alleen gekeken naar de aspecten die van belang zijn voor het onderzoek, namelijk de gedragingen van de leerlingen in de sociaal-emotionele ontwikkeling.
De observaties verlopen volgens een structuur, dit heeft de reden dat er gekeken wordt naar bepaalde gedragingen van de onderzoekspopulatie. Er is gekozen om alleen die aspecten van gedrag die voor het onderzoek relevant zijn waar te nemen. De observaties zijn genoteerd op papier. De observaties zijn direct; de geobserveerde personen kunnen de observator zien. Tevens wordt er systematisch onderzoek gedaan, zo wordt er voorkomen dat er subjectieve interpretatie ontstaat. Dit gebeurt aan de hand van een proces dat coderen genoemd is. Hier worden gedragscategorieën in zichtbaar en meetbare gedragselementen omgezet. Dit wordt verwerkt in een gedragsschema en verwerkt op de manier van event sampling. Op deze manier volgen enkele korte periodes van een aantal minuten observeren en in deze observaties zal het waargenomen gedrag van de leerlingen worden verworven. De gedragingen worden frequentie van het gedrag genoemd.
27
In het gedragsschema staat omgeschreven welke gedragingen en kenmerken naar voren kunnen komen. Deze gedragingen zijn onderverdeeld in frequentie en percentage (Verhoeven, 2004).
3.4.2 Open en halfgestructureerd interview Het tweede instrument waar gebruik van gemaakt worden is een open interview die afgenomen wordt onder de leerkrachten. De interviews worden niet opgenomen op bandrecorder, maar genoteerd op papier. Er is gekozen voor een combinatie tussen open en gestructureerde interview. Er is hiervoor gekozen om de visie van de Kompasschool te verwerven en een beeld te krijgen van de leerkrachten in omgang met de leerlinge. Het interview wordt afgenomen in de vorm van een tweegesprek. Hiervoor zal een vragenlijst ontworpen worden met een topiclijst, maar er wordt genoeg ruimte geboden voor eigen inbreng van de docent. Topics zijn de onderwerpen waar het interview om draait. Over deze onderwerper wil de onderzoeker meer informatie inwinnen. Deze manier van interviewen wordt halfgestructureerde interviews genoemd (Verhoeven, 2004).
28
4. Resultaten
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk zullen de resultaten van het veldonderzoek worden beschreven. De belangrijkste resultaten van het veldonderzoek worden samengevat. Resultaten van het veldonderzoek zullen aan de hand van de oorspronkelijke onderzoeksvragen en het literatuuronderzoek worden geïnterpreteerd.
4.2 Analyse en Resultaten Vanaf week 15 zijn de observaties van start gegaan. Er zijn observaties uitgevoerd bij 2 leerkrachten en 16 leerlingen tussen de 4 en 13 jaar uit de onderbouw. De observaties zijn te vinden in de bijlage van dit onderzoek. De open interviews zijn voor en na de observaties afgenomen. De resultaten van de interviews zijn verwerkt in de beantwoording van de deelvragen voor het veldonderzoek.
De observaties zijn verwerkt in tabellen en grafieken. De gedragscategorieën zijn geselecteerd aan de hand van observatieschema van de Haan en Kuipers (2008). Figuur 4.1 geeft de gedragscategorieën cumulatief weer. De eerste grafiek (figuur 4.2) laat het gedrag per gedragscategorie van leerlingen in de onderbouw zien tijdens de kring waarin de methode de “Coole Kikker” behandeld wordt. De tweede grafiek (figuur 4.3) laat het cumulatieve gedrag per categorie over het geheel van de leerlingen zien tijdens de kring. Op deze manier is er voldoende overzicht om een beeld te krijgen van de gedragingen van de leerlingen tijdens de uitvoering van de methode in de lessen. Om de privacy van de respondenten te waarborgen staan de gegevens van de leerlingen en leerkrachten niet vermeld.
Tijdens het onderzoek is er gekeken naar 7 gedragscategorieën, namelijk: Emoties uiten Luisteren naar anderen Samen spelen en werken Sociaal initiatief met leerkracht Sociaal initiatief met anderen leerling Zelfbeheersing Taakgerichtheid
29
Deze gedragscategorieën zijn samengesteld aan de hand van literatuur. Abraham (2005) heeft een ontwikkelingsprofiel geschetst met 9 ontwikkelingslijnen. Deze lijnen zijn sociaal gedrag, relaties, zelfbeeld, normen, behoeften, cognities, probleemoplossend en denken en voelen. Alle ontwikkelingsniveaus worden aan de hand van deze 9 ontwikkelingslijnen beschreven. De 9 ontwikkelingslijnen kunnen weer worden onderverdeeld in verschillende kenmerken en categorieën in het gedrag van de leerling. Volgens Abraham (2005) zijn de ontwikkelingslijnen onder te verdelen in gedragscategorieën. Er is gekozen om 7 gedragscategorieën die uitvloeien uit de ontwikkelingslijnen in te zetten in het onderzoek. Deze 7 categorieën sluiten volgens Abraham aan bij de sociaal-emotionele ontwikkeling (Abraham, 2005). Tevens worden deze gedragingen behandeld in de onderzochte methodieken die aansluiten bij de sociaal-emotionele ontwikkeling en de Kompasschool.
Na de resultaten, verworven op basis van de observaties, geeft de resultatenanalyse van het onderzoek: -
Een overzicht van het gedrag per categorie tijdens de uitvoering van de methode in de les.
-
Een overzicht van het cumulatieve gedrag per categorie van de leerlingen tijdens de uitvoering van de methode de Coole Kikker.
Figuur 4.1 laat zien wat de frequenties zijn van de gedragscategorieën. Deze worden numeriek en in percentages uitgedrukt. Op die manier kan er ook procentueel gekeken worden naar het aantal gedragingen per categorie. Deze resultaten zijn tot stand gekomen door de observaties die terug te vinden zijn in de bijlage. De gedragscategorieën zijn op basis van Abraham (2005) beschreven.
Hetgeen wat meteen opvalt uit de tabel, is dat het sociale initiatief tussen de leerlingen het hoogste percentage scoort (22,16%). Luisteren naar anderen (11,36%) en zelfbeheersing (7,39%) scoren lager dan de andere gedragscategorieën. Sociaal initiatief met de leerkracht scoort over het algemeen gemiddeld (14,77%).
Luisteren naar anderen (11,36%) is over het geheel genomen het meest stabiel gebleken. Deze categorie scoort telkens evenwichtig. Taakgerichtheid (13,64%) en sociaal initiatief met de andere leerlingen (22,16%) zijn minder standvastig.
30
Figuur 4.1 – Categorieën gedrag cumulatief Categorieën gedrag cumulatief Sociaal initiatief met de leerlingen Samen spelen werken Sociaal initiatief leerkracht Emoties uiten Taakgerichtheid Luisteren naar anderen Zelfbeheersing
Frequentie IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII I IIIII IIIII IIIII IIIII IIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII IIIII III
Numeriek 39 30 26 24 24 20 13
Percentage 22,16% 17,04% 14,77% 13,64% 13,64% 11,36% 7,39%
Tijdens de observaties is gebleken dat de leerlingen heftig, maar ook op een positieve manier kunnen reageren op elkaar. Tijdens sociaal initiatief tussen leerlingen is er gekeken naar een positieve benadering tussen de leerlingen. Leerlingen hebben sterk de neiging om het voor elkaar op te nemen en zich met de andere leerlingen bezig te houden. De leerlingen vinden het belangrijk om zich bezig te houden met de zaken die om hun heen gebeurd en zijn snel afgeleid en geprikkeld door invloeden van anderen. In de meeste gevallen is de reactie op een positieve manier, maar in enkele gevallen worden de reacties heftiger en agressiever. Anderen leerlingen reageren hier weer op, maar dan als kalmerende factor. Dit is mede de reden dat het percentage hoger ligt als de andere gedragscategorieën. Voor een volledig overzicht wordt er verwezen naar figuur 4.1.
De emoties worden vooral geuit tijdens een bezigheid. Een voorbeeld van een gebeurtenis is het spelen van een rollenspel. De leerlingen leven zich in een rol in en daar komen emoties bij kijken. Tevens bij het behandelen van de methode tijdens de kring komen emoties los. Leerlingen willen graag hun verhaal doen en mening over de situatie geven. De prikkels van buiten af zorgen voor onrust en ophef ; deze halen de leerlingen uit hun concentratie. Voor een compleet overzicht van de gedragingen en gedragscategorieën, wordt er verwezen naar figuur 4.1.
Er is gekozen om de gegevens in een staafdiagram weer te geven om zo een overzichtelijk beeld te krijgen van de numerieke gedragscategorieën per observatie. Figuur 4.2 geeft het aantal gemeten gedragingen weer, die in de les waarin de methode uitgevoerd zijn, zijn verworven. De staafdiagram laat het verschil per gedrag per observatie zien en laat een overzicht zien van de verschillen per gedragscategorie over de volledige serie van observaties. De grafiek laat dus het gedrag per categorie zien van leerlingen tijdens de uitvoering van de methode. De reeksen, in verschillende kleuren weergegeven, staan voor 4 op verschillende dagen uitgevoerde observaties. Met reeks 1 wordt de eerste observatie bedoeld, reeks 2 geeft de tweede observatie weer en zo verder.
31
De gedragscategorie „emoties uiten‟ heeft bij de eerste en tweede observatie 6 gescoord, bij de derde observatie 5 en bij de laatste observatie heeft het een score van 7. Op deze manier is figuur 4.2 te lezen. Figuur 4.2 – Gedrag leerlingen Gedrag leerlingen Gedrag leerlingen Reeks1 Reeks1 Reeks2 Reeks2 Reeks3 Reeks3 Reeks4 Reeks4 Taakgerichtheid Taakgerichtheid
Zelfberheersing Zelfberheersing
Sociaal initiatief Sociaal initiatief met de met de leerlingen leerlingen
Sociaal initiatief Sociaal initiatief met leerkracht met leerkracht
Samen spelen Samen spelen en werken en werken
Luisteren naar Luisteren naar anderen anderen
Emoties uiten Emoties uiten
Numeriek Numeriek
14 1412 1210 10 8 86 64 42 20 0
Gedrag Gedrag
Er is gekozen om het totaal van de gegevens in een overzichtelijk figuur weer te geven. Figuur 4.3 geeft het gedrag van de leerling tijdens het uitvoeren van de les cumulatief weer. Het aantal gedragingen in de gedragscategorieën die zijn verworven tijdens de 4 observaties, zijn opgeteld en cumulatief weergegeven. „Emoties uiten‟ bijvoorbeeld scoort 24, „Zelfbeheersing‟ scoort 13 en „Sociaal initiatief met de leerkracht‟ scoort 26. Zo is figuur 4.3 te lezen. Deze grafiek laat het cumulatieve gedrag per categorie van de leerlingen zien tijdens de uitvoering van de Coole Kikker. Figuur 4.3 – Gedrag leerlingen cumulatief Gedrag leerling cumulatief Gedrag leerling cumulatief
Numeriek Numeriek
42 42 35 35 28 28 21 21 14 14 7 7 0 0
Taakgerichtheid Taakgerichtheid
Zelfbeheersing Zelfbeheersing
Sociaal initiatief Sociaal initiatief met de leerling met de leerling
Sociaal initiatief Sociaal initiatief met leerkracht met leerkracht
Samen spelen Samen spelen en werken en werken
Luiteren naar Luiteren naar anderen anderen
Emoties uiten Emoties uiten
Reeks1 Reeks1
Gedrag Gedrag
32
Conclusie Er is gekeken naar de gedragingen van de leerlingen in de onderbouw tijdens het uitvoeren van de methode in de lessen. Deze zijn verworven middels een gedragsschema. Er is te zien dat er verschillen zijn in het frequentie in de gedragingen in de gedragscategorieën. Zo scoort sociaal initiatief met andere leerlingen een hoog percentage terwijl zelfbeheersing en taakgerichtheid minder hoog scoren. De gegevens zijn weergegeven in figuren en tabellen.
33
5. Conclusie en discussie 5.1 Inleiding Het doel van dit onderzoek is een antwoord te krijgen op de centrale vraagstelling. Uit de resultaten kunnen een aantal conclusies worden getrokken. Eerst worden de deelvragen beantwoord om uiteindelijk tot de centrale vraagstelling te komen. De deelvragen die beantwoord worden middels het veldonderzoek luiden: 1. Wat zegt de Kompasschool over de relatie tussen de pedagogische methodiek de „Coole Kikker‟ waaronder met name de benadering van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen en de pedagogische huisstijl? 2. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er gevonden tussen de aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen binnen de pedagogische methode de „Coole Kikker‟ en binnen de huisstijl van de Kompasschool? 3. Welke pedagogische methode sluit het beste aan bij de pedagogische huisstijl en visie van de Kompasschool betreffende het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen?
Na de deelvragen behandeld te hebben volgt er een concluderende paragraaf tot het beantwoorden van de hoofdvraag van dit afstudeerwerkstuk. De hoofdvraag luidt: Sluit de pedagogisch methode de „Coole Kikker‟ aan bij de benadering van de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen en de pedagogische huisstijl van de Kompasschool?
Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een kritische beschouwing op het onderzoek en worden er aanbevelingen gedaan.
34
5.2 Wat zegt de Kompasschool over de aansluiting van de pedagogische methode waaronder met name de benadering van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen en de pedagogische huisstijl? De Kompasschool heeft een scherpe, korte en duidelijke visie over de aansluiting van de pedagogische methode en de huisstijl. Deze twee begrippen moeten elkaar versterken en de positieve punten van elkaar naar voren brengen. De pedagogische methode en de huisstijl horen niet los van elkaar te staan maar moeten aansluiten en elkaar versterken. De pedagogische huisstijl is de hele dag aanwezig, dus ook met het uitvoeren van de pedagogische methode. Door middel van de aanpak die de leerkracht tijdens het lesaanbod uitvoeren, blijft de pedagogische huisstijl leven onder de leerlingen en de leerkrachten. De leerkrachten blijven dit actief doen en zijn ook erg belettend daarop. De pedagogische methode wordt volgens de Kompasschool verwerkt in leuke werkvormen, waardoor het voor de leerlingen een aangename bezigheden worden en blijven. De pedagogische methode wordt gestart aan het begin van het schooljaar en wordt in het gehele jaar verwerkt en onderhouden.
Conclusie De visie van de Kompasschool is scherp en duidelijk. De visie van de Kompasschool is dat de aansluiting van de methode en de huisstijl elkaar behoren te beïnvloeden op positieve wijze. Het doel van deze twee begrippen is het versterken van elkaar.
35
5.3 Welke overeenkomsten en verschillen zijn er gevonden tussen de aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen binnen de pedagogische methode de ‘Coole Kikker’ en binnen de huisstijl van de Kompasschool?
Het onderwijs is gericht op vervulling van de behoeften op het gebied van onderwijs van leerlingen (APS, 2009). De Kompasschool is een basisschool voor speciaal onderwijs. De leerlingen hebben dus extra zorg nodig (Ahlers, 2000). Een aspect waar de school extra aandacht aan besteedt is de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen. De school hanteert hierom een methode die voornamelijk aandacht besteed aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. De methode heet „Coole Kikker‟.
De methode en de huisstijl zijn beide gericht op de ontwikkeling van de leerlingen in relatie met de sociaal-emotionele ontwikkeling. Beide partijen richten zich wel op verschillende aspecten van de sociaal-emotionele ontwikkeling. De methode „Coole Kikker‟ is onder andere gericht op het aanleren van sociale vaardigheden. Tevens staan het vergroten van zelfvertrouwen, zelfbeeld en relaties met anderen centraal. De huisstijl is meer gericht op het vergroten van de competentie van de leerling en de autonomie. Deze verschillende aspecten vallen allen onder sociaal-emotionele ontwikkeling.
De huisstijl die de Kompasschool hanteert is die van Jan Hooiveld. De huisstijl houdt in dat er vaststaande regels zijn tussen de omgang en interactie met kinderen door volwassenen in een instelling. De omgang met kinderen heeft een persoonlijke dimensie. Ieder mens heeft een andere persoonlijkheid en hierbij zoek je een manier van handelen welke aansluit. Hiervoor is bewustwording van de eigen persoonlijkheid en die van de collega‟s nodig. Een huisstijl reikt gereedschappen aan voor volwassenen om tegemoet te komen aan de basisbehoeften van kinderen (Krikke & Van Hout, 2007; APS, 2009).
De leerkrachten van de Kompasschool werken samen en doorlopend aan het verbeteren van het pedagogische klimaat. Dit wordt uitgevoerd door het volgen van de pedagogische huisstijl. In deze huisstijl worden de basisregels uitgewerkt. Van de pedagogische huisstijl van de Kompasschool kan worden gezegd dat: Het sturend is voor het gedrag van leerkrachten; dit levert voorspelbaarheid oor de leerlingen op en betrouwbaarheid voor collega‟s; Het is gebaseerd op gezamenlijke opvattingen en praktijktheorieën; Het wordt gestuurd door de pedagogische visie van de school en dus alles te maken heeft met waarden en normen (Schoolgids, 2008).
36
De verschillen in de huisstijl zijn meer gericht op de leerkrachten. De huisstijl richt zich voornamelijk tot de leerkrachten en hun handelen. De huisstijl is sturend voor het gedrag van de leerkrachten om zo voorspelbaarheid voor de leerlingen te brengen. Als de leerkrachten de huisstijl uitvoeren, komt deze terug in de methode. Deze wordt namelijk op dezelfde manier uitgevoerd. De methode richt zich direct op de leerlingen en de huisstijl komt indirect bij de leerlingen aan (Schoolgids, 2008).
Conclusie De methode „Coole Kikker‟ en de huisstijl van Jan Hooiveld zijn beiden gericht op de ontwikkeling van de leerlingen in relatie tot de sociaal-emotionele ontwikkeling. De methode „Coole Kikker‟ is onder andere gericht op het aanleren van sociale vaardigheden. De huisstijl is meer gericht op het vergroten van de competentie van de leerling en de autonomie. De verschillen in de huisstijl zijn meer gericht op de leerkrachten. De huisstijl richt zich voornamelijk tot de leerkrachten en hun handelen.
37
5.4 Welke pedagogische methode sluit het beste aan bij de pedagogische huisstijl en visie van de Kompasschool betreffende het stimuleren van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen? De leerkrachten van de Kompasschool werken samen en doorlopend aan het verbeteren van het pedagogische klimaat. Dit wordt uitgevoerd door het formuleren van de pedagogische huisstijl. In deze huisstijl worden de basisregels uitgewerkt. Van de pedagogische huisstijl van de Kompasschool kan worden gezegd dat: Het sturend is voor het gedrag van leerkrachten; dit levert voorspelbaarheid oor de leerlingen op en betrouwbaarheid voor collega‟s. Het is gebaseerd op gezamenlijke opvattingen en praktijktheorieën. Het wordt gestuurd door de pedagogische visie van de school en dus alles te maken heeft met waarden en normen (Schoolgids, 2008).
Er zijn drie basisregels waaruit de Kompasschool handelt en werkt, namelijk: we zijn aardig voor elkaar, we werken hard en we werken in een rustige, schonen. Opgeruimde en gave omgeving. De hoofdregel van de Kompasschool luist als volgt: Je mag elkaar niet storen door je gedrag, houding en woordgebruik (Schoolgids, 2008). Dit wordt uitgewerkt in de methode die de Kompasschool hanteert. In deze methode, gericht op de sociaal-emotionele ontwikkeling, worden leerlingen bewust van eigen gedrag en dat van anderen leerlingen. Het doel is om samen in de groep een positieve, veilige en gezellige sfeer te maken en te behouden.
Er is een onderzoek uitgevoerd naar de methodieken die het beste aansluiten bij de Kompasschool. Tijdens dit onderzoek is er ook gekeken naar de visie van de Kompasschool. De reden hiervan is dat de methode het effectiefst is als het aansluit bij de pedagogische huisstijl. Hier is op gelet tijdens het onderzoek. Er is onderzoek gedaan naar de methodieken en specifiek gelet op factoren zoals; respect, emoties en gevoelens uiten, ontwikkeling, sociaal gedrag naar leerkracht en leerling, zelfvertrouwen, taakgerichtheid en conflicten. Deze gedragscategorieën komen overeen met het gedragsschema wat als hulpmiddel heeft gediend bij het uitvoeren van de observaties. Deze factoren staan ook centraal in de sociaalemotionele ontwikkeling. Deze gedragscategorieën behoren dus tot de belangrijkste aspecten van een methode. Door een specifieke en nauwkeurige selectie te maken, komen de methodieken naar voren die het beste aansluiten bij de visie van de Kompasschool en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Er is onderzoek gedaan naar 4 methodieken, waarvan er 3 methodieken mogelijke opties zijn voor de Kompasschool. In paragraaf 2.3 is er inhoudelijke informatie gegeven over deze methodieken.
38
De 3 mogelijke opties zijn JIJ EN IK, Goed Gedaan! en de huidige methode de Coole Kikker. Hieronder volgt een overzicht van de overeenkomsten en de verschillen in de methodieken.
Goed gedaan!
JIJ EN IK
Coole Kikker
Leeftijdsfase
Brede leeftijdsgroep
Voor groep 1 t/m 8
Brede leeftijdsgroep
Specificatie
Sociaal-emotionele
Sociaal-emotionele
ontwikkeling
ontwikkeling
Invalshoek
Vanuit gezichtpunt leerkracht
Methode
Preventieve methode
Preventieve methode
Scholen
Inzetbaar voor elke
Inzetbaar voor elke
school
school
Emoties
Emoties
Bewustwording Thema‟s
Terugkerende
Terugkerende thema‟s
hoofdthema‟s Gedrag
Sociaal gedrag
Sociaal gedrag
Sociaal gedrag
stimuleren
stimuleren
stimuleren
Het Kind
Kijk op individu
Werkvormen
Uitlegt in heldere
Stimulerende
stapjes
werkvormen
Aspecten
Waarden en normen
Waarden en normen
Conclusie De leerkrachten van de Kompasschool werken samen en doorlopend aan het verbeteren van het pedagogische klimaat. Dit wordt uitgevoerd door het formuleren van de pedagogische huisstijl. De methode behoort aan te sluiten op de huisstijl. Er zijn meerdere methodieken onderzocht die aansluiten bij de sociaal-emotionele ontwikkeling en de huisstijl. Er is gekeken naar verschillen en overeenkomsten tussen de methodieken. Dit is weergegeven in een tabel.
39
5.5 Beantwoording Hoofdvraag De onderzoeksvraag luidt: Sluit de pedagogisch methode de „Coole Kikker‟ aan bij de benadering van de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen en de pedagogische huisstijl van de Kompasschool? De methode de „Coole Kikker‟ die de Kompasschool hanteert sluit grotendeels aan bij de benadering van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen en de huisstijl. Deze begrippen zijn geoperationaliseerd in het literatuuronderzoek. Er wordt gesproken over grotendeels, omdat de methode niet specifiek gericht is op de sociaal-emotionele ontwikkeling maar aspecten daarvan. De methode streeft erna om leerlingen sociaal vaardiger te maken, ongewenst gedrag te verminderen, op een goede manier met klasgenootjes om te kunnen gaan en bewust maken van eigen gedrag. Zoals uit het veldonderzoek is gebleken werken de leerkrachten aan de stimulering van de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen. Dit middels het standvastig uitvoeren van de methode en het consequent handelen ten opzichte van de leerlingen. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dan een leerkracht het gehele schooljaar betrokken is bij de leerling en zijn of haar leervorderingen. De leerkracht speelt dus een belangrijke rol tijdens de ontwikkeling in de basisschoolfase. De onderzochte gedragscategorieën zijn aspecten die terugkeren in de sociaal-emotionele ontwikkeling. De gedragscategorieën zijn aan de hand van literatuur zorgvuldig uitgekozen. De huidige methode is een goede methode om mee te werken op een school met speciaal basisonderwijs, de reden hiervoor is dat de werkvormen op een leuke en eenvoudige manier uitgevoerd kunnen worden. Door op een speelse manier de sociale vaardigheden uit te beelden, nemen te leerlingen dit over. Het is leren op een spelende wijs. De school werkt dus bewust aan de uitvoering van de methode tijdens de lessen.
Er is onderzoek gedaan naar mogelijk methodieken die misschien beter in de stijl van de Kompasschool passen. De „Coole Kikker‟ sluit grotendeels aan bij de benadering van de sociaal-emotionele ontwikkeling en de pedagogische huisstijl van de Kompasschool, maar er zijn meerdere mogelijkheden. Uit het onderzoek zijn nog 2 mogelijke opties gebleken. Zo komen de methodieken Goed gedaan! en JIJ EN IK in aanmerking. Deze methodieken zijn specifiek gericht op de sociaal-emotionele ontwikkelingen bij leerlingen, dit op een preventieve manier. Paragraaf 5.4 geeft een korte informatieve beschrijving van de methodieken weer.
40
Als de Kompasschool van mening is, dat de Coole Kikker goed genoeg aansluit, kan de school kijken naar andere zaken die belangrijk zijn. Te denken valt aan de werkvormen en de lesindelingen van de methodieken. Tevens is de moeilijkheidsgraad van belang voor een school als de Kompasschool. Er moet rekening gehouden worden met het niveau van de leerlingen, leercapaciteiten en het kunnen van de leerlingen.
41
5.6 Discussie 5.6.1 Inleiding Het onderzoek is afgerond en wordt er kritische gekeken naar de gehele periode van het onderzoek. Deze paragraaf biedt een kritische beschouwing op het onderzoek. Tevens worden er aanbevelingen gedaan voor een volgend onderzoek.
Planning Helaas is de planning niet goed doorgemeten. Hierdoor is het veldonderzoek later uitgevoerd, waardoor er minder tijd voor het veldonderzoek is geweest. Het heeft geen invloed gehad op de kwaliteit van het onderzoek.
Observaties en interview De observaties en interviews zijn niet opgenomen op film of een bandrecorder. Dit heeft tot gevolg dat het risico bestaat van onvolledigheid. Wanneer de observaties met hulpmiddelen, bijvoorbeeld een videocamera, zou zijn uitgevoerd was de onderzoek in staat geweest om de uitvoering van de methode nogmaals te bekijken.
5.7. Aanbevelingen Voor eventueel volgend onderzoek zou het interessant zijn om te kijken naar de uitvoering van de methode in alle bouwen en klassen. Dit onderzoek is toegespitst op één klas op de Kompasschool waar de methode Coole Kikker wordt uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zijn wel een betrouwbaar voorbeeld van wat de methode kan doen en wat voor invloed het heeft op de leerlingen en de sfeer in de klas. Het is dan wel van belang om het onderzoek op dezelfde manier uit te voeren om zo de resultaten te bevestigen of te weerleggen.
42
6. Advies
6.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft het advies dat na aanleiding van het onderzoek is geschreven. Het advies is tot stand gekomen door uitvoering van een literatuur –en veldonderzoek en door het beantwoorden van de hoofdvraag.
6.2 Advies In dit onderzoek staan de leerlingen van de Kompasschool centraal. De Kompasschool wil een optimale aansluiting van de pedagogische methode en de pedagogische huisstijl. De leerkrachten werken gedurende hun les met de pedagogische huisstijl. De leerkrachten hebben de pedagogische huisstijl tot zich genomen, dit komt naar voren uit het handelen van de leerkrachten. In het onderzoek is naar voren gekomen dat de huidige methode een goede methode is, maar niet in zijn geheel gericht is op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Er zijn methodieken waarin de sociaal-emotionele ontwikkeling volledig centraal staat, hierdoor worden de aspecten van de ontwikkeling optimaal bevorderd en gestimuleerd. De huidige methode behandeld een deel van de belangrijke aspecten. Er is onderzoek gedaan naar mogelijk methodieken die een optie kunnen zijn en in de stijl van de Kompasschool passen. Uit het onderzoek zijn drie mogelijke opties naar voren gekomen. Zo komt de methoden Goed gedaan!, JIJ EN IK en Coole Kikker in aanmerking. Als de Kompasschool wil werken met een methode die specifiek gericht is op de sociaalemotionele ontwikkeling, kan de school kiezen voor de methodieken Goed gedaan! en JIJ EN IK. De Coole Kikker is gericht op aspecten van de sociaal-emotionele ontwikkeling. Alle drie de methodieken kan de Kompasschool inzetten, maar als keuze valt op een andere methode moet er wel gekeken worden naar aspecten, zoals het niveau van de leerlingen, leercapaciteiten en het kunnen van de leerlingen. Tevens kan de school bekijken of de werkvormen van de methodieken passen bij de uitvoering van de lessen.
43
7. Samenvatting
7.1 Inleiding Dit hoofdstuk geeft een korte samenvatting van de doorlopen stappen van het onderzoek. De centrale vraagstelling, de methode en het onderzoek en de resultaten en conclusie worden nogmaals kort besproken.
“Alle dingen worden eerst moeilijk voordat ze gemakkelijk worden.”
Deze uitspraak zullen veel leerlingen en leerkrachten herkennen, zowel in het basisonderwijs en het speciale basisonderwijs. Deze uitspraak hangt in de hal van de Kompasschool en geeft weer dat doorzettingsvermogen een belangrijk aspect is in het leven. Het is een mooie eigenschap. 7.2 Centrale vraagstelling Dit onderzoek is tot stand gekomen naar aanleiding van de vraag van de Kompasschool te Den Burg – Texel. De hoofdvraag luidt: Sluit de pedagogisch methode de „Coole Kikker‟ aan bij de benadering van de sociaalemotionele ontwikkeling van de leerlingen en de pedagogische huisstijl van de Kompasschool? 7.3 Onderzoeksmethoden en het onderzoek Om een antwoord te vinden op de hoofdvraag, zijn er deelvragen geformuleerd die beantwoord worden door middel van het uitvoeren van een literatuuronderzoek en een veldonderzoek. Binnen het literatuuronderzoek oftewel het theoretisch kader, zijn de definities van de begrippen geoperationaliseerd. Deze uitkomsten bieden ondersteuning bij het analyseren en verwerken van de resultaten van het veldonderzoek. Er is veel kennis verworven over het onderwerp tijdens het bestuderen van de bronnen. Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden op de Kompasschool. Dit is een basisschool voor speciaal basisonderwijs. Er zijn observaties verricht van de uitvoering van de methode de Coole Kikker die de school hanteert. Tevens zijn er interviews afgenomen en vragen gesteld aan de leerkrachten. De observaties van de uitvoering van de methode dienden om na te gaan of de methode aansluit bij de huisstijl van de school. Het interview was van belang om de visie van de school te verhelderen.
44
7.4 Resultaten en conclusie De methode de Coole Kikker die de Kompasschool momenteel hanteert, is niet in zijn gehele volledigheid gericht op de sociaal-emotionele ontwikkeling, maar aspecten hiervan. Om de methode volledig aan te laten sluiten bij de sociaal-emotionele ontwikkeling is het verstandig om de aspecten veel aandacht te schenken. Tevens is er een optie om van methode te wisselen en een methode te hanteren die wel volledig gericht is op de sociaal-emotionele ontwikkeling. De pedagogische huisstijl van de Kompasschool is wel sluitend met de huidige methode.
45
Literatuurlijst
-
Abraham, R.E, (2005). Het ontwikkelingsprofiel. Assen: Van Gorcum
-
Ahlers, J. (2000). Onderwijs in Nederland. Twello: Van Tricht
-
Ahlers, J. & Vreugdenhil, K. (2006). De basisschool. Twello: Van Tricht
-
Baarda, D.B. & de Goede, M.P.M. (2006). Basisboek methoden en Technieken. Groningen: Wolters-Noordhoff.
-
Brakenhoff, J. & Homminga, S. (1995). Ontwikkelingspsychologie voor het onderwijs. Groningen: Wolters-Noordhoff
-
Bronfenbrenner, U. (1979). The Ecology of Human Development. Cambridge: Harvard University Press
-
Brysbaert, M. (2006). Psychologie. Gent: Academia Press
-
Butler-Bowdon, T. (2007). 50 Psychologie klassiekers. Zaltbommel: Thema uitgeverij
-
Celestin-Westreich S. & Celestin, L. (2008) Observeren en rapporteren. Amsterdam: Pearson Education Benelux
-
Crombrugge, H. & Vanobbergen, B. (2001). Opvoedend onderwijs. Gent: Academia Press
-
Deley, T. (2004). Denken, voelen, doen: Sociaal-emotionele ontwikkeling in het basisonderwijs. Antwerpen: Garant
-
Delfos, M.F. (1999). Ontwikkeling in vogelvlucht. Lisse: Swets en Zeitlinger
-
Feldman, R. (2005). Ontwikkelingspsychologie Pearson Education Benelux
-
Haan, de, D. & Kuipers, E. (2008). Leerkracht in beeld. Assen: Van Gorcum
-
Hartog-Polkerman, C. (2009). Opstandig, Dwars & Driftig. Amsterdam: SWP, cop.
-
Heemstra-Hendriksen, L. (2006). Het verhaal van het kind. Utrecht: ThiemeMeulenhoff, cop.
-
Janssen, M. & Brinkman, F. (1999). Methodiek sociaal pedagogische hulpverlening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum
-
Krikke, A. & van Hout, F. (2007), Hoe doe ik wat in mijn schoolplan staat? Alphen aan de Rijn: Kluwer
-
Kohlberg, L. (1984). The Psychology of Moral Development. San Francisco: Harper & Row
-
Kohnstamm, R. (2002). Kleine ontwikkelingspsychologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum
-
Kuipers, H. (1999). Pedagogiek voor professionele opvoeders. Bussum: Uitgeverij Coutinho
-
Liebertz, C. (2008). Emotionele intelligentie spelenderwijs ontwikkelen. Katwijk: Panta Rhei, cop.
46
-
Piaget, J. (1972). The psychology of the child. New York: Basic Books
-
Rigter, J. (2002). Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Uitgeverij Coutinho
-
Rijkers, T. (1999). Effectief lesgeven voor vakdocenten. Soest: Uitgeverij Nelissen B.V.
-
Schoolgids (2008) De Kompasschool is een coole kikker school. Den Burg: Kompasschool
-
Schulze, H. & Meerum-Terwogt, M. (2003). Kijk op emoties. Theorie en praktijk in ontwikkeling en opvoeding. Amsterdam: Uitgeverij SWP
-
Verheij, F. & van Doorn, E.C. (2008). Ontwikkeling & leren. Psychiatrie op school. Assen: Van Gorcum
-
Verhoeven, N. (2004). Wat is onderzoek? Amsterdam: Uitgeverij Boom
Internetbronnen:
-
Algemeen Pedagogisch Studiecentrum. (2009). Inclusief onderwijs. Opgehaald op 27 februari 2010 van www.aps.nl
-
Algemeen Pedagogische Studiecentrum. (2009). Pedagogische Huisstijl. Opgehaald op 3 maart 2010 van www.aps.nl
-
De coole kikker. (n.d). opgehaald op 20 februari 2010, van www.decoolekikker.nl
-
Desain, C. (2007). Coole Kikkers pesten niet. JSW- vakblad voor basisonderwijs 2007, volume 91, 31-33. Opgehaald op 6 maart 2010 van www.jsw-online.nl
-
Leefstijl. (2008). Opgehaald op 11 maart 2010, van www.leefstijl.nl
-
Meersbergen, van, Z. (2003) JIJ EN IK. Opgehaald op 10 maart 2010, van www.sociaal-emotioneel.nl
-
Stoeldraijer, J. (2007). Goed Gedaan! JSW- vakblad voor basisonderwijs. 2007, volume 92, 46-49. Opgehaald op 6 maart 2010, van www.jsw-online.nl
47
Bijlagen
48
Observatie 1
8.15- 8.25 uur: Inloop. De leerlingen komen naar school toe. Ze spelen op het schoolplein en praten met de juffrouw. Ze nemen afscheid van hun moeder. De juffrouw heeft een persoonlijke benadering naar de leerlingen toe en heet ze welkom voor de les. Ze heeft een conversatie met de leerlingen. De leerlingen lopen de klas in en blijven kletsen met elkaar. De leerlingen reageren sterk op elkaar. Heet valt op dat de leerlingen veel met elkaar bezig zijn. Er is duidelijk sprake van sociale interactie met elkaar.
8.25 -8.30 uur: Ongelukje met een kopje thee. Een leerling stoot tegen de juffrouw die een kopje thee in haar handen heeft. De leerling stoot haar aan en de juffrouw morst thee op de grond. De leerling wil gelijk een doekje halen en de juffrouw helpen met opruimen. De andere leerlingen komen erbij staan en willen ook helpen. Er is sprake van een samenwerkingsproces.
8.30-8.40 uur: Start van de les. De juffrouw begint met de les. De leerlingen hebben hun stoel gevonden in de kring en luisteren naar wat de juffrouw aan het vertellen is. De juffrouw probeert de leerlingen rustig te maken, ze hebben veel energie van het buiten spelen. Het is donderdag, dus het is de Coole Kikker dag. In de kring wordt er aandacht besteedt aan de methode. De juffrouw leest kaartjes voor en de leerlingen mogen zich inleven op de situatie van het kaartje. De sfeer is goed, maar er is wel sprake van onderlinge gesprekken tussen de leerlingen. De juffrouw spreekt de leerlingen hierop aan.
8.40-8.50 uur: De kring. De juffrouw is begon met het uitvoeren van de methode in de kring. Ze heeft een persoonlijke benadering van de leerlingen en spreekt ze correct toe als dit nodig is. Ze is oplettend en consequent in haar handelen. Door het inleven van de leerlingen in de situaties lopen de emoties hoog op. Leerling X wordt een beetje ongeduldig dat hij de beurt niet krijgt en raakt geïrriteerd. Dit laat hij duidelijk blijken en wordt zo een stoorzender voor de andere leerlingen. Hij heeft nu twee waarschuwingen van de juffrouw gehad en bij waarschuwing nummer drie moet hij terug naar zijn plaats buiten de kring. Het gedrag van leerling X beinvloedt de gehele kring. De leerlingen zijn erg onrustig geworden. De juffrouw blijft consequent handelen en stuurt de leerling naar zijn tafel terug. De juffrouw probeert rustig door te gaan met de verdere uitvoering van de methoden.
49
Dit is een lastige opgave omdat de leerling geen aandacht meer tonen. De leerling zijn onrustig geworden en zijn nu gevoeliger voor prikkels om zich heen.
8.50-8.55 uur: Vervolg kring. Leerling X is het niet mee eens dat hij niet mee mag doen met de kring. Hij laat dit duidelijk blijken en probeert de aandacht te trekken van de andere leerlingen. De juffrouw heeft hem nu weer twee waarschuwingen gegeven, maar leerling X blijft een stoorzender. Nu wordt hij onder begeleiding van een andere docent naar de gang gebracht om even te kalmeren. Hij laat duidelijk blijken dat hij het er niet mee eens is. Nu leerling X buiten de klas is, keert de rust terug. De juffrouw hervat haar les na deze situatie. Ze geeft de leerling die goed mee doen complimentjes en er is een goede beurtverdeling. De complimentjes die de juffrouw geeft worden hartelijk in ontvangst genomen. Leerling H wordt verlegen als ze een mooi complimentje van de juffrouw krijgt. Er is een goede onderlinge afstemming. De leerlingen hebben plezier in de kaartjes en uiten dit door middel van aandacht en vragen stellen. De leerlingen werken samen als dit nodig is.
8.55-9.00 uur: Terugkomst leerling X De juffrouw heeft oog voor beurtverdeling. Ze betrekt alle leerlingen erbij en geeft iedereen persoonlijke aandacht. De kaartjes zijn weggelegd en de juffrouw evalueert kort met de leerlingen wat ze er van vonden. De leerlingen hebben in dit geval meer aandacht voor elkaar dan voor de juffrouw. Leerling X komt de klas weer binnen. De andere leerlingen zijn geprikkeld en worden onrustig. De sfeer in de klas is veranderd en er heerst onrust. De juffrouw handelt en de aandacht is weer terug bij haar.
9.00-9.10 uur: De Dag Elke kring wordt afgesloten met een bespreking van de dag. Er hangen activiteiten aan het bord in vorm van een plaatje. Elke activiteit heeft dus een eigen afbeelding. De juffrouw wijst een leerling aan om de plaatjes voor te lezen aan de andere leerlingen. Leerling A krijgt de beurt en begint enthousiast met het voorlezen. Leerling S verbeterd leerling A als ze een plaatje overslaat. De leerlingen gaan na deze bespreking terug naar hun eigen tafel.
Bouw observaties: Onderbouw Aantal leerlingen: 12 Leeftijd leerlingen: 7 tot en met 10 jaar
50
Tabel 4.1 – Observatie onderbouw Gedrag leerlingen
Frequentie
Numeriek
Percentage
Emoties uitten
IIIII I
6
13,64%
Luisteren naar anderen
III
3
6,82%
Samen spelen en werken.
IIIII I
6
13,64%
Sociaal initiatief met de leerkracht
IIIII III
8
18,18%
Sociaal initiatief tussen de leerlingen
IIIII IIIII II
12
27,27%
Zelfbeheersing
IIIII
5
11,36%
Taakgerichtheid
IIII
4
9,09%
51
Observatie 2
8.15-8.30 uur: Inloop De leerlingen lopen het schoolplein op en zoeken hun vriendjes en vriendinnetjes op. De leerlingen zijn in gesprek met elkaar en spelen samen. De groep wordt steeds groter. Er wordt afscheid genomen van hun moeder en ze hangen hun jas en tas op aan het haakje. De leerlingen die nog buiten zijn, komen na het horen van de bel binnen gerend. Een leerkracht spreekt de leerlingen hierop aan. De leerlingen hebben weerwoord, maar de leerkracht blijft duidelijk tegen de leerlingen dat ze niet mogen rennen in de school. De lopen nu rustig naar hun lokaal. De juffrouw staat bij de deur en heet de leerlingen welkom. De leerlingen nemen plaats in de kring die klaar staat.
8.30-8.45 uur: Coole Kikker De methode wordt uitgevoerd in de les. De juffrouw pakt de kaartjes er bij en begint met de methode. De leerlingen zijn erg druk, maar de juffrouw weet hun aandacht te trekken. Er staan begrippen op het kaartje en de juffrouw vraagt elke leerling of ze een betekenis of voorbeeld ervan kunnen geven. Het begrip is samenwerken. Elke leerling vertelt er iets over en leeft zich helemaal in. De leerlingen praten door elkaar heen. Het begrip mag nu gespeeld worden middels een rollenspel. De juffrouw wijst twee leerlingen uit en zij mogen dit begrip in een situatie uitbeelden. Hier komt veel interactie bij kijken. De leerlingen bemoeien zich met elkaar en worden geprikkeld door invloeden van andere leerlingen. De juffrouw gaat nog even door met het rollenspel zodat iedereen aan de beurt komt.
8.45-8.55: Rollenspel De sfeer is rustig in de klas. De leerlingen vinden het leuk om bezig te zijn en zich in te leven in het begrip wat op het kaartje vermeld staat. De leerlingen worden wel luidruchtiger en drukker na mate het spel vordert. De juffrouw laat de leerlingen hun eigen gang gaan, maar let er wel op dat goed verloopt. Ze grijpt in als een leerling vieze woordjes begint te roepen. De juffrouw maakt gebruik van de IK-boodschap om de leerling aan te spreken.
8.55-9.10: De dag Elke kring wordt afgesloten met een bespreking van de dag. Er hangen activiteiten aan het bord in vorm van een plaatje. Elke activiteit heeft dus een eigen afbeelding. De juffrouw wijst een leerling aan om de plaatjes voor te lezen aan de andere leerlingen. De leerlingen praten door elkaar heen en de juffrouw heeft het voorlezen even stop gezet totdat de rust teruggekeerd is. Dit duurt even, maar de juffrouw heeft geduld. Leerling S mag verder met het lezen van de plaatjes.
52
Het is bijna Moederdag en vakantie, dus de juffrouw bereid de leerlingen erop voor dat er met knutselen een moederdagcadeau wordt gemaakt. De leerlingen zijn enthousiast en willen alles weten. De juffrouw laat zien wat er gemaakt gaat worden en de leerlingen willen het even voelen en vasthouden. De juffrouw verteld dat ze er vanmiddag aan gaan werken. De leerlingen nemen plaats aan hun eigen tafel.
Bouw observaties: Onderbouw Aantal leerlingen: 12 Leeftijd leerlingen: 7 tot en met 10 jaar Tabel 4.2 – Observatie onderbouw Gedrag leerlingen
Frequentie
Numeriek
Percentage
Emoties uitten
IIIII I
6
13,33%
Luisteren naar anderen
IIIII
5
11,12%
Samen spelen en werken.
IIIII IIII
9
20,0%
Sociaal initiatief met de leerkracht
IIIII
5
11,12%
Sociaal initiatief tussen de leerlingen
IIIII III
8
17,77%
Zelfbeheersing
III
3
6,66%
Taakgerichtheid
IIIII IIII
9
20,00%
53
Observatie 3
8.15-8.30 uur: Inloop Het is mooi weer, dus veel leerling zijn op het schoolplein te vinden. De leerlingen zijn erg druk en hebben veel energie. Er zitten twee leerkrachten buiten en de leerlingen vinden het leuk om bij ze te hangen. Er vind een gesprek plaats over papiertjes die een leerling meegebracht heeft. Vriendjes zoeken elkaar op en gaan verder met spelen. Leerkracht 1 grijpt in als een leerling begint te schoppen tegen een andere leerling. Hij neemt deze leerling mee naar binnen.
8.30-8.40 uur: De kring Er wordt een nieuw spel door de juffrouw geïntroduceerd. De leerlingen luisteren aandachtig naar de juffrouw en stellen vragen over het nieuwe spel. De juffrouw vraagt daarna wat de leerlingen er van vinden. De juffrouw leest situaties voor van de kaartjes en de leerlingen reageren. De juffrouw stelt en vraag en iedereen steekt zijn vinger op. De juffrouw becomplimenteerd dit. De leerlingen mogen de situaties in werkelijk brengen door middel van een rollenspel. De situaties worden dus teruggebracht naar de leerlingen. Alle leerlingen doen goed mee, maar leerling M heeft meer aandacht voor zijn buurman dan voor de juffrouw. De juffrouw waarschuwt hem. De leerlingen gaan aan het werk met het rollenspel. Ze leven zich helemaal in en werken goed samen. Er is sprake van overleg en samenwerking.
8.40-8.50 uur: Reactie Een leerling is te laat en komt snel de klas binnen. De leerling is naar de kapper geweest, dit zorgt voor veel reacties van de andere leerlingen. De leerling staat even in het middelpunt van de belangstelling en neemt snel plaats in de kring. De juffrouw geeft even aandacht aan deze leerling zodat de andere leerlingen de rust weer vinden. De juffrouw hervat de kring. De leerlingen gaan verder met het rollenspel.
8.50-8.55 uur: Evaluatie In de kring worden de rollenspellen geëvalueerd. Alle leerlingen mogen hun ervaringen en meningen geven. Er is veel contact onderling. Leerling J blijft doorpraten terwijl hij de beurt niet heeft. Bij drie waarschuwing van de juffrouw moet hij terug naar zijn tafel. Hij is het er niet mee eens, maar neemt toch plaats achter zijn tafel. Andere leerlingen blijven actief meedoen met de kring.
54
8.55-9.10 uur: De dag Elke kring wordt afgesloten met een bespreking van de dag. Er hangen activiteiten aan het bord in vorm van een plaatje. Elke activiteit heeft dus een eigen afbeelding. De juffrouw wijst een leerling aan om de plaatjes voor te lezen aan de andere leerlingen. Er is vandaag een gymles met een speciale activiteit. De juffrouw verteld wat de leerlingen onder de gymles gaan doen. De uitleg van de juffrouw is niet duidelijk, dus er heerst veel rumoer. De leerlingen praten met en door elkaar. De juffrouw vraagt om aandacht en die krijgt ze na twee waarschuwingen ook. De juffrouw legt nog een keertje de gymles uit en de leerlingen vragen nu verhelderende vragen. Leerling T mag nu verder met het lezen van de activiteiten op het bord.
Bouw observaties: Onderbouw Aantal leerlingen: 12 Leeftijd leerlingen: 7 tot en met 10 jaar Tabel 4.3 – Observatie onderbouw Gedrag leerlingen
Frequentie
Numeriek
Percentage
Emoties uitten
IIIII
5
11,90%
Luisteren naar anderen
IIIII I
6
14,28%
Samen spelen en werken.
IIIII II
7
16,66%
Sociaal initiatief met de leerkracht
IIIII II
7
16,66%
Sociaal initiatief tussen de leerlingen
IIIII IIII
9
21,42%
Zelfbeheersing
II
2
4,80%
Taakgerichtheid
IIIII I
6
14,28%
55
Observatie 4 8.15-8.30 uur: Inloop De juffrouw heet de leerling welkom. De kring staat weer klaar en de leerlingen zoeken een plekje uit. Twee leerlingen zitten samen naar een speelgoed te kijken en gaan daar mee spelen. Daarna komen de andere leerlingen binnen lopen. Ze zoeken allemaal een plekje in de kring. De leerlingen zijn rustig.
8.30-8.50: Coole Kikker De sfeer in de klas is rustig. De juffrouw begint met de introductie van de kaarten. De leerlingen doen allemaal mee. De leerlingen fluisteren onderling, maar de juffrouw weet dit te stoppen. De leerlingen mogen weer deelnemen aan een rollenspel. Dit verloopt soepel, zonder enige opschudding. Leerling J is onzeker of hij het goed doet, maar de juffrouw maakt een compliment. Hier is hij erg blij mee. De juffrouw waarschuwt wel een paar keer, maar hoeft geen verdere stappen te nemen. De leerlingen ontvangen complimentjes van de juffrouw. De rollenspellen worden geëvalueerd en de leerlingen mogen hun ervaringen vertellen.
8.50-9.00 uur: De dag Elke kring wordt afgesloten met een bespreking van de dag. Er hangen activiteiten aan het bord in vorm van een plaatje. Elke activiteit heeft dus een eigen afbeelding. De juffrouw wijst een leerling aan om de plaatjes voor te lezen aan de andere leerlingen. Er is enige discussie over een bepaald plaatje, maar dan blijkt dat de juffrouw een verkeerde heeft opgehangen. De juffrouw en de leerlingen gaan klassikaal verder met de bespreking van de dagactiviteiten.
56
Bouw observaties: Onderbouw Aantal leerlingen: 12 Leeftijd leerlingen: 7 tot en met 10 jaar Tabel 4.4 – Observatie onderbouw Gedrag leerlingen
Frequentie
Numeriek
Percentage
Emoties uitten
IIIII II
7
15.56%
Luisteren naar anderen
IIIII I
6
13,33%
Samen spelen en werken.
IIIII III
8
17,78%
Sociaal initiatief met de leerkracht
IIIII I
6
13,33%
Sociaal initiatief tussen de leerlingen
IIIII IIIII
10
22,22%
Zelfbeheersing
III
3
6,66%
Taakgerichtheid
IIIII
5
11,12%
57