Passie voor Infectie Huisman Onderzoekscentrum voor Infectieziekten en Publieke Gezondheid
Rotterdam
Inhoud 1.
Voorwoord
5
2.
Missie
7
3.
In gesprek met professor Huisman
9
4.
Afgerond promotieonderzoek
13
5.
Lopend promotieonderzoek
19
6.
Overig onderzoek
23
7.
Publicaties
29
Passie voor Infectie 2
3
1. Voorwoord Tijdens een bijeenkomst op 16 januari 2006 in de Remonstrantse kerk in Rotterdam tekenden prof. dr. Paul van der Maas, decaan van Erasmus MC, en prof. dr. Marianne Donker, directeur van de GGD Rotterdam-Rijnmond, een samenwerkingsovereenkomst. Dat gebeurde in het bijzijn van professor emeritus Joop Huisman. Hiermee zag het Huisman Onderzoekscentrum Infectieziekten en Publieke Gezondheid officieel het levenslicht. Het Huisman Onderzoekscentrum is in feite slechts een formalisering van de samenwerking tussen de twee instellingen die al veel langer bestaat. Het was een voorbeeld voor het concept van de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Rotterdam (CEPHIR). Het onderzoekscentrum is in CEPHIR ondergebracht als de infectieziekte ‘tak’ van deze academische werkplaats. Nu, na drie jaar, kunnen we trots laten zien wat we met elkaar hebben gedaan en bereikt op het mooie terrein van de infectieziektebestrijding in Rotterdam. Gedurende deze eerste jaren hebben we niet luidruchtig aan de weg getimmerd, maar in alle rust een fundament gelegd voor de samenwerking tussen onderzoek en praktijk op het terrein van de infectieziektebestrijding. Maar dat wil niet zeggen dat de resultaten bescheiden zijn. Als we de publicatielijst bezien, mag dat gerust indrukwekkend genoemd worden, met vele publicaties in goede internationale wetenschappelijke tijdschriften! Waar ik vooral ook trots op ben zijn de promoties van vijf senior medewerkers van de GGD: Hannelore Götz en Paul Mertens (beiden arts-infectieziektebestrijding), Rob van Hest en Gerard de Vries (beiden arts-tuberculosebestrijding) en Onno de Zwart, voormalig clustermanager van het Cluster Infectieziektebestrijding en momenteel directeur bij de GGD Rotterdam-Rijnmond. Ik hoop dat deze brochure een mooi en inzichtelijk beeld zal geven van de activiteiten en het werkterrein van het Huisman Onderzoekscentrum en de personen die daarbij betrokken zijn. Ik wil daarbij een ieder van harte danken die een bijdrage aan het Centrum heeft geleverd, in het bijzonder de leden van het directorium van het Centrum en niet te vergeten de betrokken onderzoekers. Infectieziektebestrijding is een mooi en boeiend vakgebied waar wij allen met passie onderzoek naar doen. Mijn wens is dat wij met elkaar impact zullen hebben op de beheersing van infectieziekten in Rotterdam en de wijde omgeving. Dr. Jan Hendrik Richardus wetenschappelijk hoofd Huisman Onderzoekscentrum
4
5
2. Missie Het Huisman Onderzoekscentrum draagt bij aan de effectiviteit, kwaliteit en doelmatigheid van de infectieziektebestrijding en volksgezondheid. Het Centrum biedt een wetenschappelijke onderbouwing voor bestaande strategieën van infectieziektebestrijding, en voor het (verder) ontwikkelen van nieuwe strategieën. Onderzoek is de hoofdactiviteit van het Huisman Onderzoekscentrum. Het onderzoek is gericht op: • de toepassing van epidemiologische methoden in de monitoring en bestrijding van infectieziekten; • de ontwikkeling, toepassing en evaluatie van interventies die erop gericht zijn dat mensen hun gedrag veranderen; • aspecten in de zorgketen. Door het overdragen van kennis over infectieziekten en volksgezondheid (onderwijs) en door de vertaling van onderzoeksresultaten naar de praktijk, kunnen professionals de onderzoeksresultaten implementeren. Het Huisman Onderzoekscentrum richt zich hierbij op: • onderzoekers in alle sectoren en disciplines van infectieziektebestrijding en volksgezondheid; • organisaties waar deze onderzoekers werkzaam zijn; • relevante gezondheidsgerelateerde organisaties en instellingen op het gebied van infectieziektebestrijding en volksgezondheid; • publieke en private beleidsmakers. Doelstellingen van het Huisman Onderzoekscentrum zijn: • het initiëren en uitvoeren van wetenschappelijk, beleids- en toegepast onderzoek op het gebied van infectieziekten en volksgezondheid; • verspreiding en vertaling van wetenschappelijke kennis naar de praktijk van de infectieziektebestrijding en volksgezondheid, via wetenschappelijk onderwijs en door het geven van voorlichting en advies; • het vergroten van de herkenbaarheid van het Huisman Onderzoekscentrum, zowel nationaal als internationaal. Leden van het directorium: • Prof. dr. Marianne Donker • Prof. dr. Johan Mackenbach • Prof. dr. Harry Janssen • Prof. dr. Henri Verbrugh • Prof. dr. Ab Osterhaus • Dr. Rob de Man • Dr. Onno de Zwart • Dr. Jan Hendrik Richardus
6
In het Huisman Onderzoekscentrum werken samen: • GGD Rotterdam-Rijnmond • Erasmus MC, afdelingen: - Dermatologie - Inwendige geneeskunde - Kindergeneeskunde - Longziekten - Maag-, Darm-, en Leverziekten - Maatschappelijke Gezondheidszorg - Medische Microbiologie en Infectieziekten - Virologie 7
3. Lange loopbaan in een boeiend vak In gesprek met professor Huisman Ruim dertig jaar lang was hij hoofd van de afdeling Infectieziekten van de GGD. De afgelopen decennia nam hij deel aan tientallen landelijke commissies en werkgroepen op het gebied van gezondheid. Met recht geldt prof. Johannes (Joop) Huisman dan ook als internationaal autoriteit op het gebied van infectieziekten en vaccinaties. Begin 2006 is het onderzoekscentrum van de GGD Rotterdam en het Erasmus MC naar hem genoemd. Prof. Huisman duikt vanuit zijn huis in Hillegersberg nog een keer in het verleden. Nog maar net aangesteld als hoofd van de toenmalige afdeling Infectieziekten, Hygiëne en Quarantaine, kreeg prof. Huisman te maken met een epidemie, zoals hij die later niet meer heeft meegemaakt. Dat was de beroemde Plantaaffaire, begin jaren ’60 van de vorige eeuw. Planta was een margarine van Unilever, waaraan op een gegeven moment een emulgator was toegevoegd tegen spatten. Maar die emulgator veroorzaakte huiduitslag bij uiteindelijk zo’n 150.000 mensen, van wie vier zijn overleden. Prof. Huisman weet zelfs de datum nog dat de epidemie begon. “Het was 28 augustus, op een maandag. De oorzaak was binnen een dag bekend. Dat kwam door een oplettende huisarts in Overschie. Die kwam bij een gezin waar een jongetje als enige geen uitslag had en die zelf ook wist hoe dat kwam: hij at geen Planta. De huisarts heeft dat aan ons doorgegeven. Samen met een dermatoloog zag ik die dag veertig patiënten in zesentwintig gezinnen, en allemaal hadden ze Planta gegeten. Ik heb dat toen gemeld bij de Inspectie. Gelukkig was de epidemie snel onder controle. De huisarts heeft er later nog een lintje voor gekregen.” Zo’n grote epidemie heeft zich nooit meer herhaald. Het was voor prof. Huisman een leerzame ervaring. Hij zag het belang van snelle controleproeven, van statistiek en van goede contacten met ‘het veld’. Hierna kon prof. Huisman zich weer richten op zijn eigenlijke eerste taak: het regelen van de poliovaccinatie. In 1956 was in Nederland de grootste polio-epidemie ooit, met zo’n 2.200 besmettingen. Prof. Huisman werd door de gemeenteraad van Rotterdam benoemd tot Stadshygiënist. “Uiteindelijk is iedereen die na 1945 was geboren, ingeënt tegen polio. Dat is een hele klus geweest, want we hadden bij de GGD maar twee of drie mensen op de afdeling. Met dat kleine clubje moesten we alles regelen.” Daarnaast was prof. Huisman tevens quarantainearts. Zijn taak was het bezoeken en onderzoeken van schepen die uit een besmet gebied kwamen, of die een patiënt met een infectieziekte aan boord hadden. Ieder schip dat Nederland binnenkwam, moest een maritieme verklaring afgeven. “Als het schip uit een besmet gebied kwam, hielden we altijd meteen een inspectie. We deden dat samen met de Roteb. Drie jaar geleden zijn zulke controles 8
9
weer verscherpt, in verband met nieuwe internationale gezondheidsregels. Dat vind ik goed, want dat verkleint de kans op import en verspreiding van ernstige infectieziekten.” In 1979 werd prof. Huisman lid van de Gezondheidsraad, die de overheid adviseert over onderwerpen die met publieke gezondheid te maken hebben. Hij nam in de loop van de tijd deel aan tientallen commissies, die hebben geadviseerd over onder meer salmonellose, vaccinatie tegen mazelen en rodehond, epidemiologische wetgeving, ziekenhuisinfecties en het Rijksvaccinatieprogramma. Bij het advies over de afschaffing van pokkenvaccinatie bij zuigelingen, was de stem van prof. Huisman zelfs doorslaggevend. “Ik was secretaris van de commissie en als secretaris had je destijds stemrecht. Omdat evenveel leden van de raad voor als tegen waren, werd mijn stem gevraagd. Ik was vóór afschaffing van de vaccinatie, omdat die ernstige complicaties kan hebben, met name hersenontsteking. Het risico op pokkeninfectie was klein, want de laatste explosie was in 1954. Met mijn stem is toen de vaccinatie afgeschaft.” En prof. Huisman voegt daar lachend aan toe: “Overigens is niet lang daarna ook het stemrecht van de secretaris afgeschaft.” Gedurende de jaren zeventig bemerkte prof. Huisman dat de belangstelling voor infectieziekten in de westerse wereld wegzakte. Het idee bestond dat infectieziekten onder controle waren en dat verder onderzoek niet nodig was. De komst van AIDS en later SARS heeft wel aangetoond dat alertheid nodig blijft. Ook prof. Huisman heeft daar altijd op gehamerd. “Wij waren bijvoorbeeld voor blijvende voorlichting aan huisartsen en andere professionals, om de belangstelling voor infectieziekten te behouden. En ook de rol van GGD’en te versterken.” Gelukkig is er tegenwoordig weer volop aandacht voor infectieziekten. Er is een Nederlands en een Europees centrum voor infectieziektenbestrijding gekomen en de public health kant van infectieziekten is verbeterd. De absolute top is volgens prof. Huisman de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC). “Daar is de preventie en bestrijding heel goed geregeld. Andere landen kunnen bij problemen de hulp van de CDC inroepen. Zij hebben ook de beste opleiding, waarin je onder meer praktisch onderzoek doet. Zo mooi hebben wij het nog niet.”
Begin 2007 zette prof. Huisman een punt achter zijn carrière. Zijn laatste wapenfeit is deelname aan de Gezondheidsraad-commissie die adviseerde over toekomstige vaccins, bijvoorbeeld tegen kinkhoest, rodehond en mazelen. Er wordt ook gediscussieerd over vaccinatie tegen waterpokken. “Kinderartsen zijn daar vóór, maar wij zetten daar vraagtekens bij. Want wat is het risico van waterpokken? En weegt dat op tegen het vaccineren van tweehonderdduizend kinderen? Het is wel bekend dat het virus de kans op gordelroos na het vijftigste levensjaar verhoogt. Dus wellicht is het zinvol om op vijftig jaar te vaccineren. Dat soort vragen wordt momenteel onderzocht.” Prof. Huisman kan terugkijken op een lang en gevarieerd werkzaam leven. Weliswaar niet meer actief betrokken bij alles wat met infectieziekten te maken heeft, zal hij vanuit zijn leesstoel thuis zeker nog de ontwikkelingen blijven volgen. “Want het blijft een boeiend vak.”
Loopbaan prof. Huisman: • 1954: • 1959: • 1954-1956: • 1957: • 1965: • 1970: • 1979: • 1981: • 1987:
Voor de toekomst is blijvende alertheid nodig, vindt prof. Huisman. “Dat klinkt als een open deur, maar het is wel waar. Niemand weet welke gevaren er nog schuilen. Recent was er een geval van infectie met het Marburgvirus, overgebracht door een vleermuis. Maar die kunnen ook hondsdolheid overbrengen, en vergeet niet dat dat honderd procent dodelijk is. Ook SARS is misschien bij de mens gekomen via fruitetende vleermuizen. Maar je kunt niet alle vleermuizen uitroeien. Daarom moet je altijd bedacht zijn op dit soort infectieziekten.”Daarnaast blijft vogelgriep een constante dreiging. Zelfs met een vaccin staat de mens machteloos als het virus verandert, zoals de wereldwijde griepepidemieën in 1918 en 1954 hebben laten zien. Als andere nieuwe dreiging noemt prof. Huisman het bioterrorisme. “Het meest dramatische scenario is dat iemand met een vliegtuig met ziekteverwekkers boven een stad of bijvoorbeeld een stadion gaat vliegen. Maar het is wel extreem moeilijk om de middelen daarvoor te maken. En ook om ze goed te vernevelen. Als de druppels bijvoorbeeld te groot zijn, komen ze niet in de longen. Bioterrorisme vereist van de daders heel veel technische kennis.”
10
• 1987: • 1 juli 1988: • 2003:
artsdiploma behaald, RU Leiden gepromoveerd op onderzoek naar vaccinatie tegen pokken, RU Leiden werkzaam bij de Sectie Preventieve Geneeskunde van de Kon. Landmacht benoemd tot hoofd Infectieziekten, Hygiëne en Quarantaine, GGD Rotterdam geregistreerd als medisch specialist (sociale geneeskunde) onderwijsopdracht in de Algemene Hygiëne en Epidemiologie, Technische Hogeschool Delft benoemd tot lid van de Gezondheidsraad, tevens lid van de Beraadsgroep Immunisatie buitengewoon hoogleraar in de Algemene Hygiëne en Epidemiologie, Technische Hogeschool Delft bijzonder hoogleraar Epidemiologie en Bestrijding van Infectieziekten, Erasmus Universiteit Rotterdam lid van College van Advies en Beraad voor de voorzitter van de Gezondheidsraad prof. Huisman maakt gebruik van de VUT benoemd tot erelid van de Gezondheidsraad
Prof. Huisman is lid geweest van tientallen werkgroepen, commissies en stichtingen. Op 29 april 1986 is hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.
11
4. Afgerond promotie onderzoek Hannelore Götz: ‘Chlamydia trachomatis screening: wie en hoe?’ Promotor: prof. dr. J.D.F. Habbema, copromotor: dr. J.H. Richardus Hannelore Götz werkte na haar opleiding tot tropenarts 3 jaar in Namibië als District Medical Officer. In 1998 volgde ze het 2-jarige EPIET programma (European Programme for Intervention Epidemiology Training) in Stockholm, Zweden. Sinds 2000 werkt ze als arts-epidemioloog infectieziektebestrijding bij de GGD Rotterdam-Rijnmond. Ze verrichtte het promotieonderzoek naast haar dagelijkse werkzaamheden in de infectieziektebestrijding. In haar proefschrift (2006) beschrijft Hannelore Götz een chlamydia screening studie, uitgevoerd in 4 GGD-regio’s in Nederland, waaronder de GGD Rotterdam-Rijnmond. In deze studie werden 21.000 jongeren van 15 tot 29 jaar per brief door de GGD uitgenodigd om zich te laten testen op chlamydia. Zij konden urine opsturen, waarna ze de uitslag per post ontvingen. Deelnemers met chlamydia werden behandeld bij de huisarts of een soapoli. Van de uitgenodigden deed 41% mee; hiervan bleek 2,0% van de vrouwen en 1,5% van de mannen besmet met chlamydia. Chlamydia kwam zelden voor in landelijke gebieden (0,6%) vergeleken met hoog stedelijke gebieden (3,2%). De resultaten lieten zien dat universele screening in heel Nederland niet zinnig is, en dat gerichte screening een betere optie is. Selectieve screening verhoogt de kosteneffectiviteit en vermindert het aantal onnodige testen. Hannelore ontwikkelde daartoe een predictieregel gebaseerd op gevonden risicofactoren voor chlamydia, zoals: wonen in hoogstedelijke gebieden, jonge leeftijd, Surinaamse/Antilliaanse etniciteit, lage/middelbare opleiding, meerdere sekspartners ooit en een nieuwe sekspartner in de laatste twee maanden. Ze berekende dat, door het hanteren van een score, het theoretisch mogelijk is om slechts 62% van de jongeren van 15-29 jaar te hoeven screenen om 93% van de gevallen op te sporen. Hannelore evalueerde of aanbieden van testkits in combinatie met soavoorlichting door de GGD de testbereidheid kan verhogen onder hoog-risicogroepen, zoals migranten. Bij jongeren op straat was de testbereidheid 17%, bij groepsvoorlichtingen 80% en op scholen 73%. In deze groepen was 15% besmet met chlamydia. Screening op scholen kan effectief zijn op bevolkingsniveau. Vanaf 2007 is Hannelore Götz projectleider van de Rotterdamse arm van de Chlamydia-screeningsimplementatie. In dit project (gecoördineerd door Soa Aids Nederland en uitgevoerd door de GGD’en in Rotterdam, Amsterdam en Zuid Limburg) worden 315.000 jongeren van 16 tot en met 29 jaar per brief uitgenodigd om via een website een gratis chlamydia testpakket op te vragen. Van 2006 tot 2008 was Hannelore regionaal arts-consulent infectieziektebestrijding. Sinds 2009 is zij medisch hoofd van de soa polikliniek van de GGD Rotterdam-Rijnmond. 12
13
Rob van Hest: Promotor:
‘Vangst-hervangst methoden voor surveillance van tuberculose en andere infectieziekten’ prof. dr. J.D.F. Habbema, copromotor: dr. J.H. Richardus Rob van Hest werkte na zijn studie geneeskunde 5 jaar lang als tropenarts in Ghana en studeerde daarna infectieziektebestrijding in Londen. Sinds 1998 werkt hij als tuberculosearts bij de GGD Rotterdam Rijnmond, waar hij naast de praktijk van de tuberculosebestrijding in 2002 met zijn onderzoek voor dit proefschrift begon.
Surveillance is een essentieel onderdeel van infectieziektebestrijding. Een gangbare vorm van surveillance zijn de aangiften, maar vaak worden niet alle patiënten gerapporteerd. Na het koppelen van verschillende infectieziekteregisters kan de volledigheid van het aantal aangiften worden geschat met behulp van de vangst-hervangst methode (‘capturerecapture analysis’), een statistische techniek die oorspronkelijk werd ontwikkeld voor het schatten van de omvang van dierenpopulaties. In zijn proefschrift (2007) maakt Rob van Hest met deze techniek een schatting van de volledigheid van rapportage van malaria, Legionella-longontsteking (veteranenziekte) en tuberculose in Nederland, en tuberculose in Italië en Engeland. Hij bespreekt hoe kenmerken van verschillende infectieziekten en hun registratie- en surveillancesystemen de uitvoerbaarheid en betrouwbaarheid van de vangsthervangst analyse beïnvloeden. Hij onderzocht vervolgens de zogenaamde ‘truncated’ modellen voor populatieschattingen, die verwant zijn aan de vangst-hervangst methode. Zo maakte hij met behulp van deze truncated modellen een schatting van de dekkingsgraad van een screeningsprogramma voor tuberculose onder harddrugsverslaafden en daklozen in Rotterdam. Tenslotte bestudeerde hij de uitvoerbaarheid en betrouwbaarheid van deze truncated modellen voor infectieziektesurveillance, door eerder gepubliceerde vangst-hervangst onderzoeken na te rekenen. Rob concludeert in zijn proefschrift: • vangst-hervangst analyse op het gebied van infectieziektesurveillance vereist gedegen kennis van ziekte, patiënten en registraties; • bij vangst-hervangst analyse kunnen kleine variaties in de kwaliteit van de gegevens en de koppeling van de gegevensbestanden leiden tot grote verschillen in de omvangschattingen; • ziekenhuisopnameregisters blijken vaak foutpositieve data te bevatten die de betrouwbaarheid van een vangst-hervangst schatting verstoren; • ’truncated’ modellen kunnen dienen als een heuristisch instrument om het mogelijke falen van bepaalde vangst-hervangst modellen te onderkennen. Naast tuberculosearts bij de GGD Rotterdam-Rijnmond is Rob van Hest sinds 2002 bezoekend tuberculosearts bij het mobiele digitale screeningsprogramma op tuberculose onder daklozen en drugsgebruikers in Londen. 14
Paul Mertens: Promotores:
‘Uitbraken: bronnen van epidemiologische kennis voor het beheersen van over draagbare ziekten’ prof. dr. J.P. Mackenbach en prof. dr. F. Sturmans, copromotor: dr. J.H. Richardus Paul Mertens werkte na zijn opleiding tot tropenarts in verschillende ziekenhuizen in Kenia. Hij deed zijn Master of Public Health aan de Johns Hopkins University te Baltimore, zijn opleiding tot sociaal geneeskundige in Utrecht en tot epidemioloog aan de Erasmus Universiteit. Van 1986 tot 2000 werkte hij bij de GGD Midden-Limburg in Roermond, waarna hij in dienst kwam van GGD Rotterdam-Rijnmond als arts infectieziektebestrijding. Bij beide GGD’en deed hij onderzoek voor zijn proefschrift (2008).
Paul Mertens onderzocht een uitbraak van kinkhoest in een nonnenklooster in Nederland (zie kader). Ook onderzocht hij een uitbraak van Salmonella typhimurium na een familiefeest, welke verband bleek te houden met het eten van traditioneel gezouten, gerookte en gedroogde ham. In zijn onderzoek van een uitbraak van maag- en darmstoornissen na twee bruiloften in een restaurant, vond hij als oorzaak het Norwalk Like virus. Dat was waarschijnlijk verspreid door direct of indirect onderling contact tussen de bruiloftsgasten en het restaurantpersoneel. Als laatste beschrijft Paul het importrisico van het poliovirus in de Kaapverdische gemeenschap in Rotterdam, tijdens de uitbraak van poliomyelitis in Kaapverdië in 2000. Paul concludeert in zijn proefschrift dat uitbraken zouden moeten worden beschouwd als natuurlijke experimenten van overdraagbare ziekten, die aanwijzingen kunnen bevatten voor de beheersing ervan. Bij iedere uitbraak zou daarom moeten worden overwogen of de uitbraak epidemiologisch moet worden onderzocht om wetenschappelijke hypothesen te toetsen. Kennis die hieruit voortkomt kan eventueel worden ingezet bij toekomstige preventieactiviteiten, met inbegrip van opsporing, vroege diagnostiek en de beheersing van overdraagbare ziekten. De beheersing van overdraagbare ziekten en vooral van uitbraken is daarom gebaat bij bekwame medisch en epidemiologisch geschoolde vakmensen. Deze vakmensen verdienen een omgeving, waarin de praktijk van de maatschappelijke gezondheidszorg en de wetenschap kunnen worden verenigd. Een academische werkplaats, waarin de medische en de academische omgeving van een universiteitsziekenhuis worden gecombineerd met de omgeving van een dienst die verantwoordelijk is voor de uitoefening van de maatschappelijke gezondheidszorg, is daarom een ideale omgeving om de kunst en de kunde van de beheersing van overdraagbare ziekten te combineren. Momenteel werkt Paul Mertens vanuit de GGD Rotterdam-Rijnmond bij de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) in de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Hij is er verantwoordelijk voor de voorbereiding van de veiligheidsregio op grootschalige uitbraken, zoals een grieppandemie. Daarnaast werkt hij als docent Public Health Practice bij de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC. 15
Uniek onderzoek naar kinkhoest in een nonnenklooster Paul Mertens onderzocht in 1992 een al 9 weken durende uitbraak van ernstig hoesten in een Limburgs nonnenklooster. De oorzaak was niet achterhaald door de huisarts van het klooster en antibiotica hadden de epidemie niet beëindigd. Paul ging destijds zelf naar de locatie, ook om te luisteren. Dat leverde hem een schat aan informatie op. Hij volgde het verloop van deze kinkhoestuitbraak een jaar lang. Tien jaar later deed hij ook nog een retrospectief cohort-onderzoek. “Het risico op kinkhoest bleek erg samen te hangen met de tijd dat de nonnen waren geïsoleerd van de samenleving, en niet met de leeftijd van de nonnen”, vertelt hij. “De conclusie was dat natuurlijke infectie met Bordetella pertussis in de samenleving effectief beschermde tegen kinkhoest. In de 19e eeuw, voordat er gevaccineerd werd, zag je dat ook, want je kreeg dan als kind één keer kinkhoest en daarna niet meer. Volwassenen kregen toen bijna nooit een tweede keer kinkhoest. Dat is veranderd sinds we vaccineren tegen kinkhoest. Wellicht komt door goede vaccinatie de bacterie minder voor in de samenleving, waardoor de bescherming door natuurlijke infecties minder is geworden.” Uiteraard moeten we niet stoppen met vaccineren, benadrukt Paul. Want vaccineren zo snel mogelijk na de geboorte beschermt zuigelingen en kinderen tegen ziekte en sterfte aan kinkhoest. “Maar ik denk wel dat we kritisch moeten kijken naar wat we na het eerste levensjaar willen met dit gecompliceerde onderwerp. Er zijn plannen om volwassenen te gaan revaccineren tegen kinkhoest, maar daar kleven ook risico’s aan. Mijn advies is eigenlijk: doe dat niet. We moeten op populatieniveau zoeken naar een juiste balans tussen de immuniteit verkregen door vaccinatie en door natuurlijke infecties. Daarbij is het van belang rekening te houden met selectie van bacteriën ten gevolge van vaccinatieprogramma’s en met natuurlijke bescherming van volwassenen die niet zullen meedoen aan vaccinatie-programma’s. Bovendien lijkt het me niet raadzaam om als klein Nederland een apart beleid te voeren op een aarde vol met kinkhoestbacteriën.” Paul Mertens pleit ervoor dat infectieziektebestrijders het veld in gaan, en niet alleen afgaan op informatie die zij van bijvoorbeeld artsen krijgen. “Dat is veel werk en het vraagt veel doorzettingsvermogen. Een academische werkplaats is een goede omgeving om dit soort onderzoek te doen, maar je moet bij een uitbraak niet belast zijn met te veel bureaucratie. Er moet immers ruimte zijn om vrij te denken en te doen. Een uitbraak komt altijd onverwacht, daar kun je niet zomaar een projectvoorstel voor schrijven.”
Onno de Zwart: Promotor:
‘Verkenning van risicopercepties ten aanzien van opkomende infectieziekten’ prof. dr. ir. J. Brug, copromotor: dr. J.H. Richardus Onno de Zwart studeerde maatschappijgeschiedenis in Rotterdam. Sinds 1994 werkt hij bij de GGD Rotterdam-Rijnmond, eerst als beleidsmedewerker, daarna als afdelingshoofd en sinds 2005 als clustermanager Infectieziektebestrijding. Na het voltooien van zijn Master of Public Health in 2003 begon hij aan het onderzoek beschreven in zijn proefschrift (2009).
SARS en vogelgriep zijn ernstige ziekten met een risico voor de bevolking. Aandacht voor risicoperceptie is een cruciaal element in bestrijding en preventie van deze ziekten, aangezien medisch-technische maatregelen alléén niet voldoende effectief zijn. Onno de Zwart heeft onderzocht hoe mensen de risico’s van SARS en vogelgriep ervaren en welke voorzorgsmaatregelen ze denken te kunnen nemen. Op basis van onderzoek in vijf Europese en drie Aziatische landen, een serie surveys in Nederland, en onderzoek in de Chinese gemeenschappen in Nederland en Engeland, beschrijft hij hoe mensen de ernst van SARS en vogelgriep ervaren en hoe groot zij hun eigen kans inschatten om deze ziekten te krijgen. Hij concludeert dat mensen SARS en vogelgriep als (zeer) ernstige infectieziekten zien, maar dat ze de kans om zelf geïnfecteerd te raken laag inschatten. Er bestaan verschillen in risicoperceptie tussen landen, maar risicoperceptie van SARS is niet automatisch hoger in landen waar een SARS-uitbraak is geweest. Bijna de helft van de onderzochte Nederlanders heeft voorzorgsmaatregelen genomen om infectie met vogelgriep te voorkomen. Hoe ernstiger men de vogelgriep ervaart en hoe groter het persoonlijk risico, hoe vaker men voorzorgsmaatregelen neemt. Binnen de Chinese gemeenschappen is de risicoperceptie van nieuwe infectieziekten eveneens hoog. Voor deze gemeenschap vormen Chineestalige media de belangrijkste bron van informatie over infectieziekten. Het proefschrift van Onno levert een bijdrage aan de voorbereidingen voor de preventie en bestrijding van uitbraken van nieuwe infectieziekten, zoals een grieppandemie. Een aanbeveling is om in voorlichting meer aandacht te besteden aan wat mensen kunnen doen om zichzelf te beschermen. Aangezien er nog relatief weinig bekend is over risicoperceptie gedurende een grote uitbraak of epidemie, is het goed om een dergelijk onderzoek nu op te zetten. Onno de Zwart is medeverantwoordelijk voor de vorming van het Huisman Onderzoekscentrum voor Infectieziekten en Publieke Gezondheid. Sinds januari 2009 is hij directeur bij de GGD Rotterdam-Rijnmond, met als één van de aandachtsgebieden de versterking van het gebiedsgericht werken voor de regiogemeenten.
16
17
Gerard de Vries: Promotor:
‘DNA fingerprinting voor de tuberculosebestrijding in een grootstedelijk gebied’ prof. dr. J.D.F. Habbema, copromotor: dr. J.H. Richardus Gerard de Vries werkte na zijn studie geneeskunde 3 jaar als hoofd van een ziekenhuis in Zambia en 3 jaar als district medical officer in Ghana. Sinds 1999 werkt hij bij de GGD Rotterdam-Rijnmond als tuberculosearts en (sinds 2001) als hoofd van de afdeling tuberculosebestrijding. In 2004 startte hij het onderzoek beschreven in dit proefschrift (2009).
Tuberculose wordt veroorzaakt door een bacterie, de Mycobacterium tuberculosis. De Nederlandse laboratoria sturen vrijwel alle bacteriestammen naar het RIVM voor verdere analyse. Sinds 1993 wordt ook een stukje DNA van de bacterie in kaart gebracht, de zogenaamde fingerprint. Als twee bacteriën hetzelfde zijn, vormen zij een cluster en bestaat er mogelijk een verband tussen de patiënten van wie deze bacteriën afkomstig zijn. Gerard de Vries heeft voor zijn promotieonderzoek een transmissie-classificatie model ontwikkeld waarin de DNA fingerprint en andere epidemiologische gegevens gebruikt worden om van alle tuberculosepatiënten plaats en tijdstip van infectie te bepalen. Van de 2.636 patiënten die tussen 1995 en 2006 in de regio Rotterdam werden vastgesteld, was 38% in het buitenland geïnfecteerd, 36% was korter dan 2 jaar geleden in Nederland geïnfecteerd, en 18% langer dan 2 jaar geleden in Nederland. Een tweede studie richtte zich op de oorzaken van de hoge tuberculose-incidentie in Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen. De hoge incidentie is gerelateerd aan het hoge percentage immigranten, en wordt mede veroorzaakt door recente transmissie onder stedelijke immigranten en niet-immigranten. DNA fingerprinting liet ook zien dat harddruggebruikers en daklozen in het bijzonder een verhoogd risico hebben op tuberculose. In 2002 startte daarom een screeningsprogramma om deze groep twee keer per jaar röntgenologisch op tuberculose te onderzoeken. Na vier jaar screening was het aantal patiënten met dit risicoprofiel gedaald en toonde DNA fingerprinting aan dat transmissie onder deze groepen statistisch significant gedaald was. Gerard concludeert in zijn proefschrift dat DNA fingerprinting in combinatie met epidemiologische informatie van toegevoegde waarde is voor de tuberculosebestrijding in een grootstedelijk gebied. Hij beveelt een pakket maatregelen aan voor de tuberculosebestrijding in grote steden, adviseert om de instrumenten en capaciteit van DNA fingerprinting verder te ontwikkelen, en pleit voor regionale en internationale uitwisseling van ervaringen in grootstedelijke tuberculosebestrijdingsprogramma’s. Gerard de Vries is vanaf maart 2009 werkzaam bij het KNCV Tuberculosefonds in Den Haag, als hoofd van de Unit Nationaal. Daarnaast werkt hij parttime bij de afdeling tuberculosebestrijding van de GGD Rotterdam-Rijnmond.
18
5. Lopend promotieonderzoek Irene Veldhuijzen: Promotor: Financier: Partners:
Secundaire preventie van hepatitis B in Nederland prof. dr. H.L.A. Janssen; copromotores: dr. R.A. de Man en dr. J.H. Richardus Stichting Lever Onderzoek (Erasmus MC), GGD Rotterdam-Rijnmond GGD Rotterdam-Rijnmond; Erasmus MC, afdelingen Maag-, Darm-, Leverziekten; Maatschappelijke Gezondheidszorg; Virologie In Rotterdam komen infecties met het hepatitis B-virus relatief veel voor. Een belangrijke taak van de GGD is het uitvoeren van bron- en contactonderzoek bij nieuwe hepatitis B-patiënten. Het promotieonderzoek van Irene Veldhuijzen richt zich op het evalueren en verbeteren van de zorgketen rond hepatitis B-patiënten. Zo heeft ze onderzocht hoe de GGD chronische patiënten die mogelijk behandeling nodig hebben, kan doorverwijzen naar de specialist. Met behulp van mathematische modellering onderzoekt ze de impact van maatregelen op verschillende plaatsen in de zorgketen, zoals het verbeteren van opsporing en doorverwijzing van hepatitis B-patiënten. Ook bestudeert ze de moleculaire epidemiologie van hepatitis B in Rotterdam. Irene zal in het najaar van 2009 haar proefschrift verdedigen.
Mireille Wolfers: Promotores: Financier: Partners:
ROsafe, preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen op het ROC prof. dr. J.P. Mackenbach en prof. dr. H. Schaalma (universiteit Maastricht); copromotor: dr. O. de Zwart ZonMw (Academische werkplaats) GGD Rotterdam-Rijnmond; Erasmus MC, afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg; Universiteit Maastricht; Soa aids Nederland; Albeda college; Zadkine In haar promotieonderzoek heeft Mireille Wolfers een interventie ontwikkeld voor jongeren op het ROC, genaamd ROsafe. Het doel van dit voorlichtingsprogramma is het bevorderen van veilig vrijen en het stimuleren van soa-testen onder jongeren met risicogedrag. Een belangrijk onderdeel zijn filmpjes waarin leeftijdsgenoten laten zien welke risico’s jongeren lopen en hoe het er bij een soa-test aan toe gaat, en een internetmodule voor individueel advies over testen. Ook zijn er tijdelijke spreekuren op de scholen waar jongeren een soa-test kunnen krijgen. Het project wordt uitgevoerd en geëvalueerd op 24 scholen, door middel van een randomised controlled trial met een voormeting en herhaalde nametingen. Mireille hoopt in 2010 haar promotieonderzoek af te ronden. 19
Ytje van der Veen: Promotor: Financier: Partners:
Preventie van hepatitis B in de Turkse gemeenschap in Rotterdam door middel van cultureel advies-op-maat prof. dr. J.P. Mackenbach; copromotor: dr. J.H. Richardus ZonMw (Academische werkplaats) GGD Rotterdam-Rijnmond; Erasmus MC, afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg Hepatitis B is een groot gezondheidsprobleem in de Turks-Nederlandse gemeenschap. Huidige preventiemaatregelen, zoals vaccinatie van pasgeborenen en specifieke risicogroepen, zijn niet gericht op het voorkómen van transmissie bij allochtone volwassenen. Het promotieonderzoek van Ytje van der Veen heeft als doel voorlichting over hepatitis Bpreventie te ontwerpen voor de Turkse gemeenschap in Rotterdam, zodat Turkse Rotterdammers zich laten screenen. Dat gebeurt op basis van onderzoek naar determinanten van screeningsgedrag. De voorlichting zal worden aangeboden via internet, als adviesop-maat met specifieke aandacht voor culturele aspecten. Ytje gaat via een randomised controlled trial vergelijken of mensen die dit culturele advies-op-maat hebben gekregen, zich vaker laten screenen op hepatitis B dan mensen die standaardvoorlichting hebben gekregen. Ze hoopt in 2011 te promoveren.
Daphne Hotho: Promotor: Partners:
Haalbaarheid van de behandeling van hepatitis C bij (voormalig) druggebruikers en matig gehuisveste mensen prof. dr. H.L.A. Janssen; copromotor: dr. R.J. de Knegt Erasmus MC, afdeling Maag-, Darm-, Leverziekten; GGD Rotterdam-Rijnmond; Bouman GGZ; Leger des Heils; Centrum van Dienstverlening; Delta Psychiatrisch Centrum; Maatschappelijk Centrum Rotterdam e.o In het project ‘Actief Testen!’ worden (voormalig) druggebruikers en marginaal gehuisveste mensen geïnformeerd over het bestaan van chronische hepatitis C en de risico’s van de ziekte. Daarbij worden ze gestimuleerd om zich te laten testen op hiv, hepatitis C en hepatitis B. Medewerkers van de verslavingszorg en maatschappelijke opvang voeren dit project uit. Daphne Hotho, arts-onderzoeker bij het Erasmus MC, behandelt de mensen met chronische hepatitis C met antivirale therapie. Haar promotieonderzoek richt zich op de haalbaarheid van de behandeling van hepatitis C bij deze doelgroep. Het succes van de antivirale behandeling zal worden gerelateerd aan psychiatrische co-morbiditeit, middelengebruik, therapietrouw en risicogedrag. Ook zullen de prevalentie van genoemde infectieziekten, de kenmerken van de doelgroep en de kosteneffectiviteit van de behandeling worden onderzocht. Daphne hoopt in 2012 haar promotieonderzoek af te ronden.
20
Faizel Sukhrie: Promotor: Financier: Partners:
Studie naar transmissieroutes van het norovirus voor betere preventie prof. dr. M.P. Koopmans; copromotor: dr. T. Beersma ZonMw (Infectieziektebestrijding) Erasmus MC, afdeling Virologie; GGD Rotterdam-Rijnmond Het norovirus is een van de belangrijkste oorzaken van gastro-enteritis wereldwijd. In ziekenhuizen en gezondheidsinstellingen kan het zowel kleine als grote uitbraken veroorzaken. Sinds 2002 is er een sterke toename van het aantal gemelde uitbraken. Faizel Sukhrie wil in zijn promotieonderzoek inzicht krijgen in de bronnen en transmissieroutes van norovirus uitbraken binnen instellingen, tussen instellingen, en tussen instellingen en de algemene bevolking. Hiervoor doet hij uitgebreid bron- en contactonderzoek plus aanvullend laboratoriumonderzoek bij uitbraken in het Erasmus MC en in verpleeghuizen in de regio Rotterdam. Aan de hand van deze data is het mogelijk richtlijnen voor diagnostiek en preventie van norovirus uitbraken te ontwikkelen en evalueren. Ook de medische impact en kosten geassocieerd met norovirusinfecties zullen in kaart worden gebracht. Faizel hoopt in 2012 zijn promotie af te ronden.
Eric Tjwa: Promotor: Financier: Partners:
Immunologische parameters ter voorspelling van het beloop van virale hepatitis prof. dr. H.L.A. Janssen; copromotor: dr. A.M. Woltman NWO Erasmus MC, afdeling Maag-, Darm-, Leverziekten; GGD Rotterdam-Rijnmond Infecties met hepatitis-virussen kunnen een verschillend beloop hebben. Het beloop is grotendeels afhankelijk van de kwaliteit van de antivirale immuunrespons. Bij de meeste patiënten herstelt een acute hepatitis B (HBV) infectie, met een blijvende immuniteit tot gevolg. Bij sommige HBV-patiënten en het merendeel van de geїnfecteerden met hepatitis C-virus (HCV) wordt het virus niet geklaard en wordt de infectie chronisch. Eric Tjwa promoveert aan de afdeling Maag-, Darm-, en Leverziekten van het Erasmus MC op onderzoek naar immunologische parameters die het beloop van acute HBV- of HCV-infectie zouden kunnen voorspellen. Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met de GGD Rotterdam-Rijnmond, die patiënten met een acute HBV of HCV infectie doorverwijst naar het Erasmus MC. Daar wordt bloed afgenomen waarin Eric vervolgens een panel aan serologische en immunologische parameters bepaalt. Hij volgt patiënten in de tijd om te zien welke parameters het beloop van de HBV- of HCV-infectie kunnen voorspellen. Eric hoopt in 2012 te promoveren.
21
Jesse Verdier: Promotor: Financier: Partners:
Kosteneffectiviteit van de Nederlandse tuberculosebestrijding prof. dr. J.D.F. Habbema; copromotores: dr. J.H. Richardus en dr. S.J. de Vlas ZonMw (Infectieziektebestrijding) Erasmus MC, afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg; GGD RotterdamRijnmond; KNCV Tuberculose Fonds; diverse GGD’en in Nederland. Tuberculose is een ziekte die wereldwijd jaarlijks miljoenen slachtoffers eist, voornamelijk in ontwikkelingslanden. Ook in Nederland komt deze ziekte nog voor, vooral onder daken thuislozen, migranten en reizigers die voor langere tijd naar endemische gebieden reizen. De afgelopen decennia neemt de prevalentie van tuberculose in Nederland weliswaar af, maar met enige regelmaat zijn er toenames van het aantal tuberculosegevallen in dichtbevolkte wijken van de grote steden in Nederland. Door deze veranderde situatie zal de tuberculosebestrijding in Nederland steeds meer maatwerk voor verschillende risicogroepen moeten leveren. In deze studie zal Jesse Verdier, onderzoeker in opleiding bij de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC, huidige scenario’s, nieuwe screenings- en behandelingsmethoden, en de opbrengsten van interventies evalueren op zowel behaalde effecten als kosten. Het uiteindelijke doel is om tot een integrale kosteneffectiviteits-analyse te komen, waarbij verscheidene scenario’s voor alle tuberculosebestrijdingsopties in de Nederlandse context worden betrokken. Jesse hoopt in 2013 te promoveren.
6. Overig onderzoek en onderzoeksondersteuning Naast de onderzoeken die uitmonden in een promotie, vinden in het Huisman Onderzoekscentrum ook andere onderzoeken plaats. Hélène Voeten, senior onderzoeker infectieziektebestrijding bij de GGD Rotterdam-Rijnmond sinds februari 2008, begeleidt een aantal van deze projecten. “Hiervoor heb ik tien jaar bij de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC gewerkt, waar ik gepromoveerd ben op factoren in de verspreiding van soa en hiv in Kenia. Ik wilde graag overstappen naar onderzoek in de Nederlandse setting, onder andere omdat reizen naar Afrika wat ingewikkeld werd met 3 kinderen thuis. Bij de GGD houd ik me bezig met de begeleiding van promovendi, junior onderzoekers en stagiaires. Ook schrijf ik onderzoeksaanvragen, zoals het recentelijk gehonoreerde onderzoek naar handhygiëne op kinderdagverblijven. Daarnaast probeer ik, samen met Jan Hendrik Richardus, het Huisman Onderzoekscentrum meer bekendheid te geven. Zo heb ik me beziggehouden met het samenstellen van dit boekje, en heb ik de website van het Centrum opgezet. Het is een afwisselende en boeiende baan bij de GGD. Ik hoop dat we de onderzoeksgroep in de toekomst nog verder kunnen uitbreiden en nog meer vernieuwend onderzoek kunnen doen in Rotterdam.” Hieronder vind u een overzicht van overig lopend en gehonoreerd onderzoek. Voor meer informatie over deze projecten verwijzen we u graag naar de website: www.huismanonderzoekscentrum.nl.
Lopende projecten: Marloes Bults: Financier: Partners:
Risicoperceptie van de bevolking bij uitbraken van infectieziekten ZonMw (Gezond leven) GGD Rotterdam-Rijnmond; RIVM, Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding; Universiteit Maastricht; Erasmus MC, afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg Bij de preventie en bestrijding van infectieziekten speelt voorlichting een belangrijke rol. Goede voorlichting stimuleert de zelfredzaamheid en voorkomt dat mensen zich onnodig zorgen gaan maken. Tot nu toe is er slechts beperkte kennis over hoe mensen de risico’s op infectieziekten inschatten, hoe dit goed gemeten kan worden en hoe voorlichting hierop aangepast kan worden. Marloes Bults ontwikkelt een vragenlijst om bij uitbraken de risicoperceptie van de bevolking in kaart te brengen. Ze zal deze vragenlijst bij een aantal uitbraken gebruiken om vervolgens voorlichtingsmateriaal aan te passen en te testen.
22
23
Marijke Mostert: Financier: Partners:
Jeanelle Breemer: Financier: Partners:
Verbetering van de zorg voor chronische hepatitis B patiënten door optimalisering van het hepatitis B-beleid bij GGD’en in Nederland Nationaal Hepatitis Centrum GGD Rotterdam-Rijnmond
Zeg nee! Tegen... hepatitis B: Financier: Partners:
De toegang tot medisch-specialistische zorg voor patiënten met chronische hepatitis B is in Nederland niet optimaal. Onderzoek bij de GGD Rotterdam-Rijnmond en het Erasmus MC wees uit dat de zorg kan worden verbeterd door het gebruik van een verwijsrichtlijn en het verkorten van het verwijstraject naar de specialist. Dit onderzoek werd uitgevoerd door Marijke Mostert. Het was aanleiding voor het project “Korte Keten” waar zij nu aan werkt. Marijke informeert en stimuleert GGD’en in het land om actiever te zijn bij chronische hepatitis B en de richtlijn toe te passen in nauwe samenwerking met huisarts en specialist.
Het doel van het project Zeg nee! Tegen...hepatitis B, is het ontwikkelen van een effectieve werkwijze om migrantengemeenschappen waar hepatitis B vaak voorkomt te informeren over de ziekte, hen te stimuleren om zich te laten screenen op hepatitis B, en zo nodig te laten behandelen of vaccineren. Begin 2009 begon een pilotstudy binnen de Chinese gemeenschap in Rotterdam-Rijnmond, met als doel om minstens 500 mensen met een aanbod voor screening te bereiken. De website met publieks-informatie over de studie is: www.zegneetegenhepatitisb.nl
Haalbaarheid van de behandeling van hepatitis C bij (voormalig) druggebruikers en matig gehuisveste mensen GGD Rotterdam-Rijnmond Erasmus MC, afdeling Maag-, Darm-, Leverziekten; GGD Rotterdam-Rijnmond; Bouman GGZ; Leger des Heils; Centrum van Dienstverlening; Delta Psychiatrisch Centrum; Maatschappelijk Centrum Rotterdam e.o In het project “Actief Testen!” krijgen druggebruikers en marginaal gehuisveste personen testen aangeboden op hiv, hepatitis B en hepatitis C op de locaties waar zij toch al zorg ontvangen. Eventuele behandeling gebeurt zoveel mogelijk vanuit deze locatie, door artsen en verpleegkundigen die daarvoor extra zijn getraind. Dit project is geïnitieerd en wordt gecoördineerd vanuit de GGD Rotterdam-Rijnmond. Jeanelle Breemer ondersteunt het onderzoek van Daphne Hotho (zie “Lopend promotieonderzoek”), met extra aandacht voor risicogedrag en de betekenis van sociale en professionele steun voor de levensomstandigheden en voor de therapietrouw van de deelnemers.
24
Preventie en bestrijding van hepatitis B binnen de Chinese gemeenschap in de regio Rotterdam-Rijnmond RIVM GGD Rotterdam-Rijnmond; Erasmus MC; Nationaal Hepatitis Centrum; Wah Fook Wui; deelgemeente Feijenoord
Gehonoreerd Onderzoek: 1. Verbetering van handhygiëne richtlijnen in kinderdagverblijven: ontwikkeling en toetsing van een gedragsinterventie (promotieonderzoek, 4 jaar) Projectleider: Dr. J.H. Richardus Financier: ZonMw (Infectieziektebestrijding) Partners: GGD Rotterdam-Rijnmond; Erasmus MC, afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg; RIVM (CIb); diverse partijen uit het veld 2. MRSA van onbekende oorsprong: risico-evaluatie en aanpassing van risico-classificatie (promotieonderzoek, 4 jaar) Projectleider: Dr. M.C. Vos Financier: ZonMw (Infectieziektebestrijding) Partners: Erasmus MC, afdeling Medische Microbiologie en Infectieziekten; RIVM; GGD Rotterdam-Rijnmond; diverse partijen uit het veld
Onderzoeksondersteuning: Als sociaal verpleegkundige is Jolanda Bogerman betrokken bij het onderzoek “Studie naar transmissieroutes van het norovirus voor betere preventie” (zie ook “Lopend promotieonderzoek”). Zij heeft een spilfunctie binnen het project. Enerzijds is ze aanspreekpunt voor het onderzoeksteam, medewerkers en patiënten van het Erasmus MC. Anderzijds heeft zij het overzicht om uitbraken te signaleren en uitgebreid bron- en contactonderzoek uit te voeren op de afdelingen waar zich een uitbraak van het norovirus voordoet. Aan de hand van fecesmonsters, vragenlijsten, checklijsten en observaties zal zij gegevens verzamelen over een tiental uitbraken en deze verwerken in een database. De eerste periode van het onderzoek zal Jolanda zich richten op uitbraken in het Erasmus MC. In de tweede periode zal zij de opgedane kennis benutten en overdragen aan de GGD Rotterdam-Rijnmond en zich richten op uitbraken in verpleeghuizen in de regio Rotterdam. 25
Innovatief soa/hiv onderzoek Evert van der Veen is sinds twee jaar manager van de afdeling soa/hiv bij de GGD Rotterdam-Rijnmond. Daarvoor was hij afdelingsmanager bij ZonMw in Den Haag, de Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie. “Ik heb een passie voor onderzoek en vernieuwing, maar miste in Den Haag de aansluiting bij de praktijk”, zegt Evert. “Hier op de GGD in Rotterdam worden de ideeën voor onderzoek en innovatie geboren in de praktijk. Het onderzoek sluit direct aan bij een ervaren probleem. De kennis die het oplevert, kunnen we direct toepassen. Ik vind het fantastisch dat we hierin samenwerken met het Erasmus MC. De combinatie van wetenschap en praktijk werkt heel stimulerend.” In de sectie soa/hiv houden de medewerkers zich bezig met voorlichting over veilig vrijen en seksuele gezondheid, en met screening op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa). De sectie combineert de praktijk met onderzoek en innovatie en ontwikkelt en evalueert nieuwe interventies om doelgroepen te bereiken die buiten schot blijven. Evert: “Het praktijkgestuurde onderzoek kent hier een lange traditie. Sommige nieuwe interventies zijn prijswinnaars, zoals Gay Cruise, een internetinterventie om jonge homoseksuele mannen vaardigheden te leren om veilig te vrijen. Maar prijzen of niet, alle projecten zijn vernieuwend. Neem nu Man tot Man, een website over de seksuele gezondheid van homoseksuele mannen. Ze kunnen er online een soa-test aanvragen en bij het laboratorium om de hoek de test laten uitvoeren.” Bij de huidige generatie projecten speelt internet een belangrijke rol. Bij de Chlamydia-screeningsimplementatie benaderen de medewerkers alle jongeren per brief voor een test op chlamydia, de meest voorkomende soa. Ze kunnen de test online aanvragen. Voor de chattende generatie ontwikkelt de sectie een internetgame waarmee de jeugd spelenderwijs de seksuele gezondheid leert bevorderen. Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om Afro-Caribische jongeren te stimuleren zich via het internet op soa te laten testen. Voor de introductie van de nieuwe Sense jongerenconsulten over seksualiteit, ontwikkelt de sectie de landelijk website. Daar is alle betrouwbare informatie over seksuele gezondheid bijeengebracht, in combinatie met interactieve faciliteiten per chat, e-mail, telefoon en voor een adres om de hoek. “Wij monitoren de effecten van ons werk voortdurend”, verklaart Evert. “Als we merken dat we groepen met een verhoogd risico op seksuele problemen niet bereiken of als we twijfelen over de effectiviteit van ons werk, volgt er altijd wel een verfrissend idee voor nieuw praktijkonderzoek. De ontwikkeling van Uma Tori, huiskamerbijeenkomsten voor Antilliaanse en Arubaanse vrouwen over seksualiteit, leidde tot een promotie-onderzoek naar de effecten hiervan. Nu starten we een doelmatigheidsonderzoek met het Erasmus MC en de Universiteit Maastricht naar kortdurende seksuologische counselling. We hebben daar nu twee jaar mee geëxperimenteerd en dan wordt het tijd voor onderzoek. Want we willen graag werken met methodes die bewezen effectief zijn, en als die bewijzen er niet zijn dan starten we daar zelf een onderzoek naar.”
26
27
7. Publicaties Publicaties 2008 1. Veldhuijzen IK, Van Driel HF, Vos D, De Zwart O, van Doornum GJ, de Man RA, Richardus JH. Viral hepatitis in a multi-ethnic neighborhood in the Netherlands: results of a community-based study in a low prevalence country. Int J Infect Dis 2009; 13:e9-e13. Epub 2008 Aug 3. 2. De Man RA, van der Eijck A, Veldhuijzen I. New aspects on diagnosis and transmission of hepatitis B in pediatric patients and pregnant women. Adv Exp Med Biol 2008; 609:64-71. 3. De Vries G, Baars HW, Sebek MM, van Hest NA, Richardus JH. A transmission classification model to determine place and time of infection of tuberculosis cases in an urban area. J Clin Microbiol 2008; 46:3924-30. 4. Götz HM, Schutten M, Borsboom GJ, Hendriks B, van Doornum G, De Zwart O. A cluster of hepatitis B infections associated with incorrect use of a capillary blood sampling device in a nursing home in the Netherlands, 2007. Euro Surveill 2008; 13:pii:18918. 5. Toy M, Veldhuijzen IK, Mostert MC, De Man RA, Richardus JH. Transmission routes of hepatitis B virus infection in chronic hepatitis B patients in The Netherlands. J Med Virol 2008; 80:399-404. 6. Van Hest NA, Hoebe CJ, Den Boer JW, Vermunt JK, IJzerman EP, Boersma WG, Richardus JH. Incidence and completeness of notification of Legionnaires' disease in The Netherlands: covariate capture-recapture analysis acknowledging regional differences. Epidemiol Infect 2008; 136:540-50. 7. Van Hest NA, Grant AD, Smit F, Story A, Richardus JH. Estimating infectious diseases incidence: validity of capturerecapture analysis and truncated models for incomplete count data. Epidemiol Infect 2008; 136:14-22. 8. Van Hest NA, De Vries G, Smit F, Grant AD, Richardus JH. Estimating the coverage of a targeted mobile tuberculosis screening programme among illicit drug users and homeless persons with truncated models. Epidemiol Infect 2008; 136:628-35. 9. Veldhuijzen IK, Mostert MC, Niesters HG, Richardus JH, De Man RA. [Chronic hepatitis B virus (HBV) infection: usefulness of the combination of HBeAg and ALT determination to predict a high HBV-DNA level and therefore the necessity of referral to a specialist for possible antiviral treatment]. Ned Tijdschr Geneeskd 2008; 152:1426-30. 10. Bertens MG, Wolfers MEG, van den Borne B, Schaalma HP. Negotiating safe sex among women of Afro-Surinamese and Dutch Antillean descent in the Netherlands. AIDS Care 2008; 20:1211-6. 11. Wolfers MEG, Richardus JH, De Zwart O. "ROsafe": SOA preventie op het ROC. Een onderzoeksproject binnen de Academische Werkplaats Rotterdam-Rijnmond. TSG, 2008; 6:278-280. 12. De Vries AC, Van Driel HF, Richardus JH, Ouwendijk M, Van Vuuren AJ, De Man RA, Kuipers EJ. Migrant communities constitute a possible target population for primary prevention of Helicobacter pylori-related complications in low incidence countries. Scand J Gastroenterol 2008; 43:403-9. 13. De Steenwinkel JEM, Driessen GJA, Kamphorst-Roemer MH, Zeegers AGM, Ott A, van Westreenen M. Tuberculosis mimicking ileocecal intussusception in a 5-month-old girl. Pediatrics 2008; 121:e1434-7.
28
29
Publicaties 2007
Publicaties 2006
1. De Vries G, van Hest RA, Richardus JH. Impact of Mobile Radiographic Screening on Tuberculosis among Drug Users and Homeless Persons. Am J Respir Crit Care Med 2007; 176:201-207. 2. De Zwart O, Veldhuijzen IK, Richardus JH, Brug J. Risicoperceptie van infecties van mensen door het vogelgriep in Nederland: sterk gevoel van risico, maar beperkt vertrouwen in beschermingsmaatregelen. TSG 2007; 85:86-91. 3. De Zwart O, Veldhuijzen IK, Elam G, Aro AR, Abraham T, Bishop GD, Richardus JH, Brug J. Avian influenza risk perception, Europe and Asia. Emerg Infect Dis 2007; 13:290-3. 4. Götz H, Dirven M, Tjon A Tsien A, Wolter N, Vlaar N, Schop W. Een cluster van legionellapneumonie: bestrijdings- aspecten en knelpunten bij onderzoek naar koeltorens als mogelijke bron. Infectieziekten Bulletin 2007; 18:92-97. 5. Mertens PL, Borsboom GJ, Richardus JH. A pertussis outbreak associated with social isolation among elderly nuns in a convent. Clin Infect Dis 2007; 44:266-8. 6. Mertens PL, Stals FS, Steyerberg EW, Richardus JH. Sensitivity and specificity of single IgA and IgG antibody concentrations for early diagnosis of pertussis in adults: an evaluation for outbreak management in public health practice. BMC Infect Dis 2007; 7:53. 7. Pars LL, Wolfers MEG, De Zwart O, Brug J, De Man RA, Richardus JH. Towards an evidence-based guideline for counselling of chronic hepatitis B virus infected patients. Liver Int 2007; 27:731-2. 8. Richardus JH, Götz HM. Risk selection and targeted interventions in community-based control of chlamydia. Curr Opin Infect Dis 2007; 20:60-5. 9. Van Hest NA, Smit F, Baars HW, De Vries G, De Haas PE, Westenend PJ, Nagelkerke NJ, Richardus JH. Completeness of notification of tuberculosis in The Netherlands: how reliable is record-linkage and capture-recapture analysis? Epidemiol Infect 2007; 135:1021-9. 10. Veldhuijzen IK, Mostert MC, Niesters HGM, Richardus JH, De Man RA. Accuracy of a referral guideline for patients with chronic hepatitis B in primary care to select patients eligible for evaluation by a specialist. Gut 2007; 56:1027-8. 11. Wolfers MEG, van den Hoek C, Brug J, De Zwart O. Using Intervention Mapping to develop a programme to prevent sexually transmittable infections, including HIV, among heterosexual migrant men. BMC Public Health 2007; 7:141. 12. Kidgell-Koppelaar D, Louman PMA, Breemer JN, De Zwart O. Aanbod gratis hiv-testen en hepatitis-B-vaccinaties bij nieuwkomers in Rotterdam. Infectieziekten Bulletin 2007; 18:19-23.
1. De Vries G, van Hest RA. From contact investigation to tuberculosis screening of drug addicts and homeless persons in Rotterdam. Eur J Public Health 2006; 16:133-6. 2. Götz HM, Veldhuijzen IK, Ossewaarde JM, De Zwart O, Richardus JH. Chlamydia trachomatis infections in multi-ethnic urban youth: a pilot combining STI health education and outreach testing in Rotterdam, Netherlands. Sex Transm Infect 2006; 82:148-52; discussion 152-3. 3. Götz HM, Veldhuijzen IK, Habbema JD, Boeke AJ, Richardus JH, Steyerberg EW. Prediction of Chlamydia trachomatis infection: application of a scoring rule to other populations. Sex Transm Dis 2006; 33:374-80. 4. Götz HM, van Bergen JE, Veldhuijzen IK, Hoebe CJ, Broer J, Coenen AJ, De Groot F, Verhooren MJ, van Schaik DT, Richardus JH. Lessons learned from a population-based chlamydia screening pilot. Int J STD AIDS 2006; 17:826-30. 5. Mertens PL, Widdowson MA, van der Avoort HG, Richardus JH. Risk of introduction of poliovirus into a Dutch Cape Verdian community during an outbreak of poliovirus in Cape Verde, 2000. Trop Med Int Health 2006; 11:746-50. 6. Mostert MC, Richardus JH, van Leeuwen P, De Man RA. “De korte keten” Nieuw project voor optimale doorverwijzing van patiënten met een chronische hepatitis B-infectie. Infectieziekten Bulletin 2006; 17:345-347. 7. Pars LL. Handleiding voor counseling van chronische hepatitis B-virusdragers. Infectieziekten Bulletin 2006; 17:169-171. 8. Van Beeck EF, Scheele M, Christiaanse J, Hartogs I, Schepp PC, Mertens PL. Grieppandemie in aantocht: huisarts belangrijke pijler van de bestrijdingsorganisatie. Medisch Contact 2006; 61:272-6. 9. Van der Snoek EM, De Wit JB, Götz HM, Mulder PG, Neumann MH, van der Meijden WI. Incidence of sexually transmitted diseases and HIV infection in men who have sex with men related to knowledge, perceived susceptibility, and perceived severity of sexually transmitted diseases and HIV infection: Dutch MSM-Cohort Study. Sex Transm Dis 2006; 33:193-8. 10. Vos D, Götz HM, Richardus JH. Needlestick injury and accidental exposure to blood: the need for improving the hepatitis B vaccination grade among health care workers outside the hospital. Am J Infect Control 2006; 34:610-2. 11. Wolfers MEG, Van den Hoek K, De Brito O, Taqatqa WA, De Zwart O. HIV/SOA interventies voor hetero-seksuele migrantenmannen planmatig ontwikkeld bij een GGD. TSG 2006; 84:425-428.
Co-auteurschappen
12. Kok G, Harterink P, Vriens P, De Zwart O, Hospers HJ. The Gay Cruise: Developing a Theory- and Evidence-Based Internet HIV-Prevention Intervention. Sexuality Research & Social Policy: Journal of NSRC 2006; 3:52-67. 13. Van Veen MG, Götz HM, De Zwart O, Van de Laar MJW. Hiv-prevalentie en risicogedrag bij prostituees in Rotterdam. TSG 2006; 84:403-28. 14. Morre SA, Spaargaren J, Veldhuijzen IK, Postma MJ, van Bergen JE, Broer J, Coenen AJ, Götz HM, De Groot F, Hoebe CJ, Richardus JH, van Schaik DT, Verhooren M. Evaluation of the leukocyte esterase test (LET) as pre-screening test to reduce costs for national population-based Chlamydia trachomatis screening programs. J Adolesc Health 2006; 38:332-3; author reply 333-4. 15. Van Bergen J, Götz H, Richardus JH, Hoebe C, Broer J, Coenen T. Prevalence of urogenital Chlamydia trachomatis infections in the Netherlands suggests selective screening approaches. Results from the PILOT CT Population Study. Drugs Today (Barc) 2006; 42 Suppl A:25-33. 16. Van Bergen JE, Spaargaren J, Götz HM, Veldhuijzen IK, Bindels PJ, Coenen TJ, Broer J, De Groot F, Hoebe CJ, Richardus JH, van Schaik D, Verhooren M. Population prevalence of Chlamydia trachomatis and Neisseria gonorrhoeae in the Netherlands. Should asymptomatic persons be tested during population-based Chlamydia Screening also for gonorrhoea or only if chlamydial infection is found? BMC Infect Dis 2006; 6:42.
13. Kok G, Hospers HJ, Harterink P, De Zwart O. Social-cognitive determinants of HIV risk-taking intentions among men who date men through the Internet. AIDS Care 2007; 19:410-7. 14. Kok G, De Zwart O, Schaalma H. AIDS 2006 - time to deliver. Patient Educ Couns 2007; 65:1-2. 15. Schilthuis HJ, Goossens I, Ligthelm RJ, De Vlas SJ, Varkevisser C, Richardus JH. Factors determining use of pre-travel preventive health services by West African immigrants in The Netherlands. Trop Med Int Health 2007; 12:990-8. 16. Van Houdt R, Bruisten SM, Koedijk FD, Dukers NH, Op de Coul EL, Mostert MC, Niesters HG, Richardus JH, De Man RA, van Doornum GJ, van den Hoek JA, Coutinho RA, van de Laar MJ, Boot HJ. Molecular epidemiology of acute hepatitis B in the Netherlands in 2004: nationwide survey. J Med Virol 2007; 79:895-901. 17. Sadique MZ, Edmunds WJ, Smith RD, Meerding WJ, De Zwart O, Brug J, Beutels P. Don’t panic! A multi-country population-based survey of precautionary behaviour in response to the perceived threat of pandemic influenza. Emerg Infect Dis 2007; 13:1307-13.
30
Co-auteurschappen
31
"Passie voor Infectie" is een uitgave van CEPHIR, de academische werkplaats Publieke Gezondheid in de regio Rotterdam-Rijnmond. Tekst Samenstelling: Hélène Voeten Interview met prof. Huisman door: Kees Vermeer Eindredactie Kees Vermeer Fotografie Portretten: Levien Willemse Foto van prof Huisman: Irene Hoekstra Foto van Erasmus MC: Alain Gil Gonzalez Foto: detail muurschildering van de oude hal van de GGD: Arie Kievit Ontwerp omslag proefschrift Paul Mertens: Dick Hoogendoorn BNO. Vormgeving Grafische Bureau DUS, Rotterdam Druk ThiemeMediaCenter Maart 2009