remonstrants maandblad jaargang 24 nr. 3 maart 2013
Een nieuw begin
Pasen 2013
van de redactie
Pasen 2013 De 30e maart is het Pasen, en in het nummer van deze maand vindt u verschillende artikelen die u naar Pasen helpen toeleven. Marius van Leeuwen wijdt een boeiende beschouwing aan het Paasfeest. De overweging, van de hand van Els van Dunné, gaat over de Emmausgangers. Islamoloog Betty Broug schrijft over het ‘Offer van de Zoon’ in bijbel en koran. En Vannessa van Koppen vertelt ons hoe je een ‘Babka’, een Poolse paastulband kunt maken. Pasen is het feest van het nieuwe begin. Ook bij dat thema, in bredere zin, biedt dit nummer van AdRem u een aantal artikelen. Twee lezers, daartoe uitgenodigd door middel van een oproep via de sociale media, zonden ons het verhaal van hun persoonlijke nieuwe begin. Het zijn twee bijzondere verhalen, mist u ze niet! Verder interviewde Vanessa van Koppen vluchtelinge Marina Goedova, die na een bewogen geschiedenis een nieuwe start mag maken in Nederland. Toevallig benoemt Jan Berkvens in zijn column hoe moeilijk we het buitenlanders hier soms maken bij hun nieuwe start. Koen Holtzapffel schrijft
over de theoloog Albert Schweitzer, die destijds – precies 100 jaar geleden – de radicale stap zette om arts te worden in het oerwoud en naar Lambarene afreisde. Ten slotte een interview met een jongere die een ‘tussenjaar’ neemt – een door de kabinetsplannen vermoedelijk uitstervend fenomeen. Veel jongeren wachten liever nog even met de nieuwe stap van het gaan studeren. Uw hoofdredacteur ging op werkbezoek in Paraguay. Twee actieve remonstranten vertellen ten slotte over hun inzet voor het contactledenwerk. Alvast ter voorbereiding op de oefendag voor contactleden van 13 april. Lilian Roos, deze keer nog verantwoordelijk voor de kleur-rubriek, verlaat de redactie. Dank voor alle bij dragen en ideeën!
•
Bert Dicou Hoofdredacteur AdRem Het aprilnummer van AdRem verschijnt op 5 april 2013
in dit nummer onder meer: 3 Een voorgoed begonnen begin
14 Bijbel en Koran vergeleken
4 Nieuwe beginnen in uw leven deel 1
16 ’t Rentmeestertje
5 Miniatuur
16 Zingevingsvragen rondom zelfdoding
6 Interview Marina Goedova
17 Recept Babka
8 Albert Schweitzer
18 Contactledenwerk
10 Kiezen voor de toekomst
19 Seminariumcolumn
12 Nieuwe beginnen in uw leven deel 2
19 Het jaar in kleur
13 Overweging
20 Het gezicht
colofon Redactie: Bert Dicou (hoofdredacteur), Joan van Esveld, Martijn Junte, Vanessa van Koppen-Enters, Michel Peters (eindredacteur) en Carolien Sieverink. Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970,
[email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@remonstranten. org, of via bovenstaand redactieadres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 30,- euro per jaar voor nietremonstranten. Advertentiewerving: Eric Zinger, 06 52003708,
[email protected], tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie.
PASEN
Een voorgoed
begonnen begin ‘Christus is opgestaan’: door de eeuwen heen heeft de kerk die Paas-boodschap luid verkondigd. Het was een tegenweer tegen de hopeloosheid waarin de machten van kwaad en dood mensen kunnen brengen. Die machten hebben het laatste woord niet. Pasen sterkte de gelovigen in het vertrouwen dat hun dood niet het einde was: Christus was door de dood heen gegaan, en wie hem volgden mochten delen in zijn glorie. Foto: Een feestje vieren bij en ‘met’ de doden, op het grootste kerkhof in Lima, Nueva Esperanza, in Peru. Foto: Aurora/HH.
Eens, aan het einde van de tijd, zouden ook zij mogen opstaan uit de dood, zoals hij tóen, met Pasen, als eersteling was opgestaan. Het was nogal wat om dat te mogen geloven. Geen wonder dat Pasen al in de vroege kerk werd gevierd als het grootste van alle christelijke feesten. En dat is het nog: een feest waarbij Christus’ overwinning op de dood luid wordt bezongen. De Halleluja’s zijn niet van de lucht! Maar de al te grote woorden overtuigen velen niet meer: hoe groter en verhevener ze klinken, hoe moeilijker het is ze te verbinden met het gewone leven, en hoe meer vragen ze oproepen. Waaraan zie je het dan: dat de dood geen macht meer heeft? Waaraan zie je dat het kwaad al eens en voorgoed overwonnen is? Het mag, wil een mens van deze tijd dat alles mee kunnen maken, wel wat ‘kleiner’. Pasen is, zo schreef de theologe Kune Biezeveld kort voor haar dood, niet zozeer één grote triomf, als wel een ‘breekbare belofte’ (in het postuum verschenen boekje
Leven na de dood... Alles wat mensen daarover beweren, blijft gepraat van wie nog ‘hier’ zijn Als scherven spreken, 2008). Hoe klinkt het als we op een meer bescheiden toon spreken over de opstanding van Christus uit de dood? Ik weet dat er eindeloos over te debatteren valt, maar voor mij hoeft het ‘waarlijk opgestaan’ niet te betekenen dat er letterlijk een gestorvene uit het graf herrees. Ik houd het erop dat het geloof dat Jezus was opgestaan, voortkwam uit een in zijn tijd gangbaar idee: een martelaar voor de zaak van God kon van Godswege beloning verwachten; hij of zij werd op het moment van jaargang 24 nr. 3 maart 2013 3
thema Nieuw begin
sterven, opgenomen in de hemel. Zo raakten ook Jezus’ volgelingen ervan overtuigd dat hij, toen hij stierf, was opgestaan bij God in de hemel. Al snel deden verhalen daarover de ronde. Ze kwamen dus voort uit de gedachte dat Jezus, die als martelaar zijn leven gaf, niet door God werd losgelaten. En ze versterkten de overtuiging dat de zaak, waarvoor hij had gestreden – de vestiging van Gods rijk op aarde – doorging, ondanks het debacle van Goede Vrijdag. Ze versterkten de fiducie dat er, ook als alles hopeloos lijkt te zijn doodgelopen, nieuw begin mogelijk is. Pasen is wel het feest van het (met een woord van Martinus Nijhoff) ‘voorgoed begonnen begin’ genoemd.
nieuwe beg innen in uw leven Deel 1
Geheim De kerk is al vroeg in zeer verheven termen
Ik was de vijftig al gepasseerd en had steeds alleen gewoond. En toen ontmoette ik de vrouw voor wie ik mijn zelfstandigheid en onafhankelijkheid wilde opgeven. Haar twee puberkinderen waren voor mij ook welkom. Een radicale breuk met mijn leven van daarvoor! Ineens elke dag een partner en kinderen om me heen! Ik wist drommels goed: mijn levensstijl wordt radicaal anders, het wordt aanpassen geblazen! Maar wat zou ik er niet voor terugkrijgen! Ik verkocht mijn woning en met het spaargeld van zoveel jaren kocht ik, kochten we, een grotere woning. Nee, we gingen niet alleen een relatie aan, we wilden niet alleen maar samen wonen, we wilden ons committeren voor de rest van het leven, elkaar trouw beloven, in goede en in slechte dagen. We trouwden op het stadhuis en in de kerk. Het heeft tweeëneenhalf jaar mogen duren. Ik hield van haar. Het zijn van een ‘samengesteld gezin’ was niet altijd gemakkelijk en dat in aanmerking nemend ging het best goed. Op een lenteavond – ik kwam thuis na een korte vakantie van vijf dagen in een huisje in de duinen - zei ze: ‘De liefde is over, we gaan uit elkaar, we gaan scheiden.’ Ik wist niet wat ik hoorde. Het nieuwe huis moest verkocht worden, mijn spaargeld was op, maar het meest traumatische natuurlijk de ervaring: je partner kan ‘zomaar’ de liefde opzeggen en vertrekken. Het was de tweede ‘radicale omslag’ binnen drie jaar van mijn leven. Eentje die ik niet bleek te kunnen handlen. Overspanning, een insult, gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid volgden. Ik koos voor therapie, medicijnen en vooral rust en gebed. Tot mijn verrassing is na twee jaar mijn energie en levensvreugde weer teruggekeerd!
daarover gaan spreken. Maar mij valt telkens op dat de bijbelse berichten over Pasen helemaal niet zo machtig van toon zijn. De vertellers komen niet met overrompelende bewijzen, maar met verwijzingen naar een geheim dat nauwelijks te vatten is, een geheim waar gewone mensen makkelijk aan voorbij zien. Neem de paasberichten die in Johannes 20 zijn overgeleverd. Petrus ziet als eerste dat het graf waarin ze Jezus hadden gelegd leeg was – hij ziet enkel de linnen doeken en … hij doorziet het niet (v. 6,7). Wat later komt Maria van Magdala in de tuin bij het graf de opgestane Jezus zelf tegen, maar … ze denkt dat het de tuinman is (v. 15). Die avond verschijnt Jezus aan zijn leerlingen en geeft hij hun de volmacht om zijn werk voort te zetten. Maar één, Tomas, is er niet bij (v. 24). Hij durft op alle geruchten niet af te gaan. Hij wil met eigen ogen zien dat Jezus leeft; hij wil de wonden van de gekruisigde voelen om zeker te zijn dat hij het werkelijk is … Zo broos is dat mysterie van Pasen. Wie kan het geloven? Heel voorzichtig durfden de leerlingen te gaan geloven dat de weg die ze met Jezus waren gegaan, verder ging, en dat er, voorbij het einde, nieuw begin was. De hoorders of lezers van die verhalen worden ertoe uitgenodigd om hun leven en de werkelijkheid ook in dat licht te gaan zien: durf je, waar alles soms lijkt vast te lopen in onmogelijkheid, te blijven vertrouwen op de mogelijkheden?
Uitnodiging Dat breekbare Paasgeloof is dus allereerst een uitnodiging om hoopvolle mensen te blijven, mensen die vertrouwen houden in nieuwe mogelijkheden van leven. Laat ik nogmaals Kune Biezeveld aanhalen: die boodschap is primair ‘iets voor in het aardse leven zelf’. Ze zet ertoe aan ‘dat wij hoopvol leven en dingen doen die daarbij horen, verrassende dingen, die vastgelopen situaties doorbreken’. Wie zo probeert te leven: er op vertrouwend dat er telkens, waar er leven is, kansen zijn, en eraan werkend die kansen te zien en te grijpen, mag misschien óók hopen dat er, wanneer het eigen bestaan onvermijdelijk uitloopt op de dood, daar voorbij nog ‘iets’ is. Wie zal het zeggen? We moeten dat maar gelaten overlaten. Alles wat mensen daarover beweren, blijft gepraat van wie nog ‘hier’ zijn.
•
Marius van Leeuwen Emeritus-hoogleraar aan het remonstrants Seminarium 4 adrem remonstrants maandblad
‘Vertel ons eens over de radicale of minder radicale omslag in uw leven’, vroegen wij aan de mensen die de remonstranten volgen via de sociale media. Twee prachtige levensverhalen kregen wij binnen, wij delen ze graag me u.
Energie en levensvreugde weer terug
•
De naam van de auteur is bij de redactie bekend
miniatuur
De voetstap
van het eigen gelijk Belgen zijn dom, Duitsers arrogant, Surinamers lui, Amerikanen oppervlakkig en Fransen weigeren een andere taal te spreken dan dat overdreven taaltje van ze, maar dat is om een of andere reden nog net wat irritanter dan de Amerikanen met hun Engels. En wij... tja... wij zijn toch eigenlijk wel geweldig. Vinden we zelf. Want zeg nou eerlijk: niemand is zo tolerant als wij, waar kan je elk half uur met een luxe trein met internet naar elk ander willekeurig dorp van het land en wanneer heeft u voor het laatst een verkeerslicht gezien waarvan een lamp het niet deed? We hebben goed onderwijs en er wordt hier niet gezwendeld met donororganen, dat doen ze bij de buren. En wij leveren het sluitende bewijs. In mijn eerste stuk haalde ik al eens een zin aan van Tommy Wieringa over de Nederlanders met hun voetstap die zwaar is van het eigen gelijk. Gedurende de afgelopen maanden terug in Nederland is die zin met grote regelmaat door mijn hoofd gegaan. Want die voetstap, zie ik nu, is werkelijk ongelofelijk zwaar. Als je hem eenmaal ziet, zie je hem overal: We gedragen ons niet alleen alsof we het beste volk ter wereld zijn, we vinden het zelf ook echt. Laat me een paar voorbeelden geven. In Suriname zat ik tenminste twee keer per maand in de Surinaams Hervormde kerk: ja, een prachtig gebouw dat wij er ooit eens hebben neergezet. Maar de predikante van vandaag natuurlijk niet, die is zo Surinaams als maar zijn kan. Een geweldige vrouw. En die wilde haar studieverlof gebruiken om in Nederland haar master theologie te volgen. Alles leek in kannen en kruiken, maar op het laatste moment mocht het feest niet doorgaan, daarboven in Groningen: de vooropleiding zou niet voldoende zijn, want de University of the West Indies, die kenden we niet, hier in het moeras. Dus zij doet die master nu op Jamaica, op een universiteit die in de VS tot de absolute top gerekend wordt. Ik kan u verzekeren:
zij zijn op Jamaica erg blij met de predikante uit Suriname. Een tweede voorbeeld: een van mijn beste vrienden heeft zijn hart verpand aan zijn geweldige Amerikaanse geliefde. Die geliefde is verpleegkundige. Het ziekenhuis in Amerika was een maand van slag toen hij vertelde dat hij naar Nederland ging emigreren, zijn hart achterna. Daar ging toch een van hun beste verpleegkundigen. Maar dat is hij vooralsnog niet in Nederland: Hij moet twee examens opnieuw afleggen, want het diploma wordt hier niet erkend. En die twee examens laten we natuurlijk ook niet op elkaar aansluiten. Resultaat: een supergemotiveerde verpleegkundige doet er anderhalf jaar over om zich hier te herkwalificeren. Kan ie mooi de taal leren, zal er wel gedacht worden. Nou, die taal sprak ie na twee maanden al vlekkeloos. Inclusief dingen als ‘aan de grote klok hangen’ en meer van dat soort typisch Nederlandse en voor buitenlanders vaak onmogelijke gezegden. Waarom doen wij de dingen in Nederland nou toch zo?! Is het gewoon omdat er niet zo goed wordt nagedacht, of is het een gevolg van enige arrogantie? Als het dat laatste is vraag ik me af of die arrogantie ergens op gebaseerd is: talen leer je niet meer echt op school, het percentage dropouts is hoog, de Duitse trein gaat wel op tijd en de Fransen spreken tegenwoordig ook Engels omdat wij geen Frans meer spreken. Wie zijn hier nou eigenlijk dom, arrogant, lui en oppervlakkig? Dan is ons zelfbeeld wellicht toch wel enigszins misplaatst. Laten we wat bescheidener worden en wat minder overtuigd van ons eigen gelijk. Zouden we dat kunnen? Ik weet het niet. We zouden het misschien eens kunnen proberen.
•
Jan Berkvens Lid van de gemeente Vrijburg Amsterdam jaargang 24 nr. 3 maart 2013 5
thema Nieuw begin
‘Ik probeer altijd Marina Goedova is geboren in Baku in Azerbeidzjan, als enig kind uit een (Russisch orthodoxe) WitRussische moeder en een (moslim) Azerbeidzjaanse vader. De familie van haar vader zag haar moeder, die blind was, niet zo zitten. Russen werden in die tijd niet echt gediscrimineerd, maar men stond er ook niet positief tegenover. Als Marina twee jaar oud is besluit haar vader om – waarschijnlijk onder druk van zijn familie – zijn gezin te verlaten. Haar grootvader van vaders kant koopt nog een appartementje in een woonblok voor zijn schoondochter en kleinkind en de twee groeien verder alleen op. Haar vader onderhoudt geen contact meer met hen. Dat maakt Marina al op jonge leeftijd zelfstandig. Ze moet alleen naar school lopen en boodschappen doen. Na de middelbare school gaat ze Russisch en literatuur studeren aan de universiteit van Baku. Haar jeugd en studententijd waren niet altijd prettig : ‘Ik had geen comfort daar. Ik had geen vader die me als kind in bescherming kon nemen en als jong volwassene beschikte ik niet over familieleden met aanzien, de enige manier om in Baku met rust gelaten te worden. Wanneer je een familielid hebt met bijvoorbeeld een functie bij de politie, krijg je dingen voor elkaar en zoeken mensen geen ruzie met je’. Als half-Russische, zonder vader en zonder hooggeplaatste familieleden, koesterde ze regelmatig de wens om Azerbeidzjan te verruilen voor Rusland of Wit-Rusland. Daar had ze immers 6 adrem remonstrants maandblad
familie van haar moeder wonen. Maar ze kreeg een goede baan en wilde haar moeder niet achterlaten.
Etnische spanningen Toen kwam eind jaren ’80 de Perestroika en begin jaren ‘90 de oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan. Vóór de oorlog was Baku erg internationaal. Er woonden bijvoorbeeld veel joodse mensen, maar ook veel etnische Armenen. Iedereen leefde naast elkaar. Met de oorlog kwamen plotseling veel Azerbeidzjaanse vluchtelingen uit Armenië in Baku aan. Ze hadden geen geld, konden zich geen woonruimte permitteren en zagen dat etnische Armenen in ‘hun’ Baku woonden. In twee nachten werden nagenoeg alle Armeniërs met grof geweld uitgemoord en hun bezittingen geplunderd. Er waren lijsten opgesteld met de adressen van iedereen die Armeens bloed had. Het waren twee Bartholomeusnachten’. De politie durfde niet in te grijpen en er heerste anarchie. De landen op de Balkan waren in die tijd onderdeel van de Sovjet Unie. Na een paar dagen bracht de 1e secretaris
P o r t ret van een vluchte ling in Nederland van de communistische partij militairen uit Rusland naar Azerbeidzjan. Er reden tanks en zwaar geschut door de straten. Daarbij vielen ook een aantal doden en toen keerde de woede zich tegen de Russen. Marina: ‘Vanaf dat moment werd ik ook bang. Veel Russen verkochten hun woning en vertrokken naar Rusland. Ik gaf toen les op een middelbare school en op de universiteit. Ik kende mijn man Djawid toen al, maar was niet met hem getrouwd. Mijn schoonmoeder was Armeense, dus dat zorgde weer voor extra problemen, zowel voor haar als voor mijn man’. De daaropvolgende jaren werd het redelijk rustig. De situatie was nog niet plezierig, maar wel te doorstaan. Ze merkte wel dat het een probleem was, dat ze niet met haar Armeense vriend getrouwd was. ‘Als je in Azerbeidzjan niet getrouwd bent als vrouw, maar wel een vriend hebt, dan zien ze je als prostituee’. Maar aan de andere kant genoot zij inmiddels de nodige status, omdat zij aan de universiteit lesgaf. ‘Op een gegeven moment wilden we gaan trouwen. Toen begonnen de problemen pas echt. De oorlog laaide weer op en Djawid was al ondergedoken in een dorpje buiten Baku’. In die tijd werden Armenen regelmatig opgepakt door de geheime dienst, zij fungeer-
In het asielzoekerscentrum in Heerlen woonden ze met zn achten in één appartement. Het gebouw was tijdelijk bedoeld, dus de muren waren dun. Je hoorde alles van elkaar. Bovendien woonden ze met een broer en zus uit Afrika, een stel uit Joegoslavië en uit Rusland. ‘Je verstond elkaar niet, je begreep elkaars mentaliteit niet en moest samen één wc, badkamer en ijskast delen. Omdat iedereen in grote spanning en zonder enige uitlaatklep zat, waren er altijd veel ruzies. Veel mensen pleegden zelfmoord, er werd gevochten, meisjes verkracht, spullen van elkaar afgepakt . Je hoorde altijd wel ergens ruzie. Mensen waren maar met één ding bezig: mag ik blijven of niet?’ Om de spanningen wat te vermijden zoekt ze onderdak bij het Nederlandse Russisch- orthodoxe kloostertje aan de dr. Kuyperstraat in Den Haag. De drie zusters die daar zaten hebben haar toen opgevangen. Wekelijks ging ze met de trein terug naar het AZC in Heerlen, voor het verplichte stempelen. Eenmaal weer ‘buiten’ het AZC probeerde ze zoveel mogelijk contact te maken met Nederlanders. Ze wilde de taal leren en de gebruiken, de cultuur.
vooruit te kijken’ den als wisselgeld voor de Azerbeidzjaanse krijgsgevangenen in Armenië. Of ze werden gewoon vermoord. Zo heeft ze ook bekenden verloren. Dzjawid werd door de geheime dienst gezocht.
Op de vlucht ‘De geheime dienst kwam ook achter mij aan en van de ene op de andere dag verloor ik mijn baan, omdat ik nu een Armeense schoonmoeder had. Toen ik een brief kreeg van de politie waarin stond dat ik me moest melden, wisten we: nu moeten we weg’. Ze nam afscheid van haar moeder en hoopte eigenlijk dat ze die binnen afzienbare tijd wel over kon laten komen naar haar nieuwe onderkomen. De eerste dagen in Nederland ging ze elke dag naar de kerk en vroeg ze God om hulp. Het liep alleen allemaal heel anders. ‘Hoewel we op onze eigen namen naar Nederland zijn gevlucht, met bovendien al onze papieren zoals geboorteakte, trouwakte, eigendomsbewijs van ons huis, universiteitsdiploma’s en foto’s, kregen we geen status. We hadden namelijk geen paspoorten meer bij ons. Eenmaal in Nederland hebben we ruim acht jaren in stress en onzekerheid geleefd in een asielzoekerscentrum’. Deze jaren waren heel erg moeilijk . De onzekerheid, het wachten, het niet mogen werken, het niet kunnen studeren, het niet aandurven om een gezin te stichten. Ondertussen overleed haar moeder. Marina heeft haar niet kunnen begraven. ‘Al die jaren zijn kwijt. Ik heb drie keer zelfmoord proberen te plegen en ben één keer gereanimeerd’.
Onzekerheid voorbij Na ruim acht jaar spanning en onzekerheid – met alle medische en psychische klachten die daarbij ontstonden – kwamen Marina en haar man in aanmerking voor de pardonregeling. Opgelucht konden ze weer ademhalen, al bleek Marina nu te oud om nog kinderen te krijgen. Het zou vervolgens nog twee jaar duren voordat ze een woning en een bijstandsuitkering kregen. Marina is medisch afgekeurd, doet vrijwilligerswerk en helpt in de huishouding. Dzjawid was goudsmid, maar omdat hij niet over de juiste papieren beschikt, mag hij niet als zodanig aan het werk en moet hij deze alsnog halen. Ondertussen werkt hij in een restaurant als bordenwasser en bij een printershop. Toch zijn ze blij en niet verbitterd. ‘Ik probeer altijd vooruit te kijken, dat helpt in moeilijke situaties. Dan komt er iets anders en hopelijk iets meer geluk’. In Baku genoot ze aanzien maar waren de mensen jaloers op haar en werd ze met haar Russische achtergrond als tweederangsburger beschouwd. In Nederland valt ze niet meer op en vallen de mensen haar niet lastig. Ze voelt zich er thuis. Ze houdt van de Nederlandse mentaliteit en neemt alle administratieve stroperigheid op de koop toe. Ze viert nu zelfs kerst op 24 december en niet meer op 6 januari, zoals de orthodoxe christenen doen. Met bewondering neem ik afscheid van een moedige vrouw.
•
Vanessa van Koppen Lid gemeente Den Haag, redactie AdRem jaargang 24 nr. 3 maart 2013 7
thema Nieuw begin
Jij, kom en volg mij Over he t nieuw e begin van Al b ert S chwe i t zer Waardering voor grote mannen en vrouwen is aan schommelingen onderhevig. Op een periode van verering volgt nog wel eens een periode van kritiek, tot verguizing aan toe. Dat geldt ook voor Albert Schweitzer (18751965). In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw maakte hij een geweldige opgang, zeker ook binnen het vrijzinnig christendom. Dat was nog eens een christen! Langzaam maar zeker klonken er ook kritischer geluiden. Was hij echt wel zo’n groot man, deze denker over religie en ethiek; deze organist en Bachkenner, geleerde, Nobelprijswinnaar en wereldverbeteraar? Was Schweitzer niet veel te eigenzinnig en autoritair? En was de veelzijdigheid van zijn werk niet ten koste gegaan van de diepgang? Hij had een nogal paternalistische kijk op het werk in Afrika, en of hij nu als echtgenoot en vader zo geslaagd was… Maar zie, het kan verkeren. Ook meer dan 125 jaar na zijn geboorte is zijn ‘eerbied voor het leven’ niet vergeten. Juist in een tijd van voortdurende zorg over onze ecologische toekomst krijgt Schweitzers levensmotto nieuwe actualiteit: ‘Ik ben leven, dat leven wil te midden van leven, dat leven wil.’ En zijn beroemde boek over het onderzoek naar de historische Jezus sinds de Verlichting (Geschichte der Leben-Jesu-Forschung, 1906) werd een klassieker.
Lambarene Juist in een themanummer over mensen die een radicale stap in hun leven zetten en opnieuw beginnen hoort Schweitzer helemaal thuis. Als iemand die niet noodgedwongen, maar geheel uit vrije wil een radicaal nieuwe koers in zijn leven ging varen. In 1913, want in dat jaar, nu precies 100 jaar geleden, vertrok hij samen met zijn vrouw Helene Bresslau naar Lambarene in Gabon (toen deel van Frans Equatoriaal Afrika). Overigens wordt wel eens vergeten dat de stap die hij toen zette een lange voorgeschiedenis kende. In Uit mijn leven en denken (1932) schrijft hij er over in het hoofdstuk ‘Mijn besluit, arts te worden in het oerwoud’. Schweitzer heeft het altijd als een voorrecht beschouwd te mogen studeren. Het is op een stralende Pinkster-zomermorgen in 1896, dat hem de gedachte overvalt dat hij dit voorrecht niet moet aanvaarden als iets vanzelfsprekends. Integendeel, hij moet er iets voor teruggeven. ‘Rustig lag ik hierover na te denken, terwijl buiten de vogels floten en nog voor ik opstond, was ik het met mij zelf eens geworden, dat ik er recht op had tot mijn dertigste jaar voor 8 adrem remonstrants maandblad
wetenschap en kunst te leven, maar mij daarna moest wijden aan rechtstreeks dienen der mensheid.’ Een belangrijke rol in deze overpeinzing speelde de bekende evangelietekst ‘Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij [Jezus], zal het behouden.’ Het besluit van deze Pinkstermorgen had verregaande consequenties voor de rest van zijn leven. Schweitzer wist op dat moment nog niet precies wat hij zou gaan doen als hij dertig was (de leeftijd waarop Jezus volgens de overlevering zijn prediking begon). Pas toen hij het daadwerkelijk geworden was, in 1905, koos hij voor de studie medicijnen om later als arts naar ‘donker’ Afrika te kunnen vertrekken. Op Goede Vrijdag 21 maart 1913 was het zover. Samen met zijn vrouw scheepte hij zich in Bordeaux in. Het was de eerste van veertien reizen naar Afrika, alwaar hij in totaal meer dan dertig (!) jaar zou verblijven en werken. Hij stierf er ook.
nu nog aan de gang. Niet door letterlijke navolging. Maar als ideaal is Jezus’ inspirerende ethische leer relevant tot op de dag van vandaag, en daarin ligt ook precies Jezus eigen eeuwige waarde. Het accent verschuift daarbij wel van een eschatologisch Godsrijk dat ons van buitenaf overkomt, naar een rijk dat wij zelf in deze wereld moeten bevorderen. Op deze wijze gaat er dwars door het stof van de geschiedenis én door de vreemdheid van Jezus’ opvattingen heen, een appel van Jezus’ woorden en daden op ons uit. Dat appel verstomt juist als we Jezus’ woorden ter wille van de verstaanbaarheid als hapklare brokken aanpassen aan de geest van de tijd. Alleen door een zekere onbegrijpelijkheid blijft hun oorspronkelijke kracht voor de moderne luisteraar behouden. Schweitzers Jezus-boek eindigt dan ook met een beroemde passage over een bekende en naamloze die ons tegemoet komt, zoals hij eens aan de oevers van het meer ook hen tegemoet kwam die niet wisten wie hij was. ‘Hij spreekt hetzelfde woord: ‘Jij, kom en volg mij’! En hij stelt ons voor de opdracht die hij vandaag moet volbrengen. Hij gebiedt. En hij zal zich openbaren aan wie hem gehoorzamen, verstandigen en onverstandigen, in alles wat ze in gemeenschap met hem aan vrede, arbeid, strijd en lijden zullen beleven. En als een onuitsprekelijk geheim zullen ze ervaren wie hij is…’. Dat daarbij de rol van de Geest ernstig genomen moet worden moge duidelijk zijn. Het is immers de Geest die elk mens aanspoort iets van Jezus’ radicale ethische programma vandaag in eigen leven te verwerkelijken.
Jezus Gezien het bovenstaande zou het Schweitzer geen recht doen, als wij zijn beslissing niet in nauwe samenhang zouden zien met de figuur van Jezus. Over het moderne Jezus-onderzoek schreef Schweitzer als gezegd een geleerd werk. Daarin rekende hij af met een negentiende-eeuwse burgerlijk-liberale visie op Jezus. Een visie die zijn kritische stem tot zwijgen probeerde te brengen door hem aan te passen aan de geest van de tijd. Sedert Schweitzers boek kan niemand Jezus nog argeloos voor het eigentijdse karretje spannen. Tegenover zulke altijd weer opduikende pogingen wilde Schweitzer Jezus terug plaatsen in diens eigen tijd. Er komt dan een gedreven apocalypticus te voorschijn. Iemand wiens leven beheerst werd door het geloof dat de komst van Gods koninkrijk nog tijdens zijn eigen leven plaats zou vinden. Hijzelf zou daarbij de beloofde Messias blijken. Jezus’ geloofsopvattingen staan dus ver af van de moderne mens. We kunnen er eigenlijk niets meer mee. Maar, in verbinding met die verwachting van het snelle einde der tijden, predikte Jezus ook een radicale leer van naastenliefde en gerechtigheid. En met die leer kunnen we ook
Tot slot Over de tijden heen liet Schweitzer zich persoonlijk aanspreken door het appel dat er van Jezus woorden op hem uitging: jij, kom en volg mij. Net als de discipelen in Jezus’ eigen tijd besloot hij gehoor te geven aan de stem die hem riep om Jezus na te volgen. Zo goed en zo kwaad als dat ging. Het blijft, ook 100 jaar na dato, een indrukwekkend getuigenis van geest- en daadkracht. En het is ter gelegenheid hiervan dat het nog altijd springlevende Nederlandse Albert Schweitzer Fonds in 2013 extra activiteiten organiseert. Een prominente plaats wordt hierbij ingenomen door herdenkingsorgelconcerten in de geest van de concerten die Schweitzer zelf in Europa gaf. Ter bekostiging van zijn werk in Lambarene. Een mooie gelegenheid voor een volgende generatie om kennis te maken met de man die op unieke wijze denken, geloven en doen in zijn persoon wist te verenigen. En wellicht ook zelf het appel te ervaren van de verre vreemde die spreekt: jij, kom en volg mij.
•
Koen Holtzapffel Remonstrants predikant in Rotterdam Voor actuele informatie over de concerten, zie Agenda 2013 van het NASF. Een en ander werd ontleend aan een recente inleiding op Schweitzers leven: Geert van Oyen (red.), ‘Albert Schweitzer. Voor het leven’ (2008). Er is ook een film over Schweitzer met Jeroen Krabbé in de hoofdrol: ‘Albert Schweitzer. Ein Leben für Afrika’ (Gavin Millar, 2009, ook op DVD verkrijgbaar). jaargang 24 nr. 3 maart 2013 9
thema Nieuw begin
Kiezen voor Voor veel jongeren breekt er een moment van ‘opnieuw beginnen’ aan tegen het einde van hun tienerjaren. Er moet serieus nagedacht gaan worden over de toekomst – verder leren al dan niet, en welke richting dan? Je maakt keuzes die je verdere leven bepalen. Niet zelden kiezen jongeren op dit beslissende moment voor een ‘tussenjaar’. Een jaar om, bij voorkeur op een plek hier ver vandaan, iets compleet anders te doen en eens goed over alles na te denken. Eén van die jongeren is de oudste zoon van uw hoofdredacteur.
Bram is 20 jaar, heeft zijn leerwerkbaan bij de bibliotheek in Amsterdam Noord afgelopen zomer afgesloten met het bijbehorende diploma. Hij wil graag verder leren, maar zit nu een jaar in Paraguay. De interculturele uitwisselingsorganisatie AFS voorzag hem daar van een gastgezin en een vrijwilligersbaan. Ik zocht Bram op in januari, tijdens zijn zomervakantie. En zomer is het: temperaturen van boven de 40 graden zijn hier heel gewoon. We reizen door het land. Ons gesprek vindt plaats op ons vakantieadresje in de buurt van Concepcion. Deze ‘stad’ in het dunbevolkte noorden is alleen te bereiken na een busreis van zes uur over half geasfalteerde wegen met diepe kuilen. Wij trokken nog weer 16 km verder het land in. We zijn te gast bij Peter, twintig jaar geleden, na de val van de Muur, van Oost-Duitsland naar Paraguay verhuisd en inmiddels, met zijn germano-latino gezin de trotse eigenaar van een kleinschalig boerenbedrijf, waar koeien en varkens zijn, maar vooral de visteelt indruk maakt. Peter heeft vijf vijvers aangelegd met verschillende condities voor verschillende vissen; het graafwerk voor nog meer vijvers in is volle gang. Naast de boerderij bouwde hij een aantal gastenhuisjes, voor toeristen die niet opzien tegen kikkers en slangen in de badkamer. Voor ons huisje staat 10 adrem remonstrants maandblad
de toekomst een mango-boom. ’s Ochtends kun je daar beter omheen lopen, om de halve minuut ploft er een rijpe mango naar beneden. Het duurde even voordat we het interview konden beginnen. De huispapegaai wilde mijn pen niet teruggeven. Gelukkig zit de huistapir in zijn hok. Op een ander moment wandelde hij ons huisje binnen, duidelijk met de bedoeling er te blijven. Wat deed hij anders bovenop de koffer? Af en toe moest Bram zijn stem verheffen om boven de brulaap uit te komen, die juist nu zijn bruluurtje had.
A todo pulmon Bram vertelt me alles over de AFS, over zijn Paraguayaanse gezin en over zijn werk. ‘Vorig jaar bedacht ik dat ik wel heel graag een tijd in het buitenland zou zijn na het halen van mijn MBO-diploma. Om even iets heel anders te doen, om na te denken over wat ik verder wilde, en vooral ook om iets van de wereld te zien, een deel van de wereld te leren kennen waar het er heel anders aan toegaat dan bij ons. Ik ben toen naar een beurs geweest waar wel 30 organisaties zich
ik wilde een deel van de wereld leren kennen waar het er heel anders aan toegaat dan bij ons presenteerden. Veel reclame, veel mooie programma’s. De meest eenvoudige stand was die van de AFS. Daar ben ik verder mee gaan praten. Zij zijn een nonprofitorganisatie, wat mij aansprak, en bij hen ligt de nadruk minder op ‘bijzondere activiteiten’ dan op het leren kennen van een andere cultuur. Daarom word je geplaatst in een gastgezin, dat is de beste manier om te integreren in die cultuur. Ze vonden voor mij een gezin in een voorstad van Asuncion. Ik heb drie jongere zussen – 8, 16 en 17 - en een broertje van 12. Mijn gastvader heb ik nog niet gezien, die werkt in Brazilië. Mijn gastmoeder zorgt voor het gezin en heeft een baan op een school. Ik wilde graag werken voor een natuurorganisatie. Dat is A todo pulmon geworden, een in Paraguay belangrijke organisatie die zich sterk maakt voor herbebossing. Een zeer groot deel van het vroegere regenwoud hier in het land (95%) is er niet meer: gekapt voor de houtproductie en omgezet in landbouwgrond. Uitgestrekte sojaplantages bepalen nu
het beeld. A todo pulmon zet zich in om de resterende plukken woud te beschermen en om de bevolking iets van ecologisch bewustzijn mee te geven. Regelmatig organiseren wij in samenwerking met gemeentes of scholen en vaak ook met de Indiaanse bewoners kleinere of grotere boomplantprojecten. Zelf sta ik dan ook te spitten en te planten. Nu is het erg rustig op het werk. Ze houden hier heel lang zomervakantie. Bovendien is het in deze maanden gewoon veel te heet om dit zware buitenwerk te doen. In het begin was het lastig, omdat alles zo volstrekt nieuw was. Maar ik vond snel mijn draai. Ik had ingetekend op een half jaar, maar al na een maand wist ik zeker dat ik het liefst een jaar zou blijven. Dat kon gelukkig. Het gezinsleven is hier heel anders. Ze zitten veel binnen, zonder iets speciaals te ondernemen, er wordt veel gepraat. Bij andere gezinnen is dat misschien weer anders. Ik heb het erg naar mijn zin in mijn gastfamilie, ze laten me heel vrij, het voelt al een beetje alsof ik op mijzelf woon. De AFS-meisjes hebben het lastiger, in deze cultuur is het niet gebruikelijk om meisjes ook zo vrij te laten. Het werk vind ik leuk, ook de contacten met de werknemers, meest bosbouwingenieurs. Daarnaast is er een aantal andere AFS-ers waar ik veel mee optrek, een stel Duitse jongeren. Chillen in een park in Asuncion, of discussiëren op ons vaste dakterras, waar de wat alternatievere Paraguayanen komen en waar wij ons prima op ons plek voelen. Die vrijwilligers zijn wel een apart slag, interessante figuren die ervoor openstaan nieuwe dingen te ontdekken.
Openstaan en overgeven Zo’n AFS - jaar is iets wat ik iedereen kan aanraden. Dit is een ervaring die je niet meer vergeet. Voornaamste tip is: probeer er voor open te staan dat men hier op zo’n andere manier leeft. Voorbeeld: alles, in het gezin, op het werk, in het openbare leven gaat stukken langzamer dan bij ons in Nederland. Er wordt veel minder gedaan. Dat je het goed hebt met elkaar, is belangrijker dan efficiëntie. Het werkt het beste als je het allemaal een beetje kunt laten gebeuren. Niet alles is leuk wat je meemaakt, maar als er iets vervelends is moet je dat niet al te serieus nemen. Laat Nederland zoveel mogelijk los, geef je zo compleet mogelijk over aan die nieuwe cultuur. Sommige mede-AFS-ers hebben er moeite mee het thuisland los te laten. Als je wil kun je ten slotte iedere dag skypen met het thuisfront. Mij gaat dat juist heel goed af. Ik bel heel zelden, skype niet, doe geen Facebook en Twitter, en laat het bij af en toe mailen, met name met mijn ouders. Wel betekent het veel voor me dat dat ik mijn laptop bij me heb, met mijn complete muziek- en filmverzameling. Zo kan ik mij in mijn eigen jaargang 24 nr. 3 maart 2013 11
thema Nieuw begin
nieuwe beg innen in uw leven Deel 2 Aan de randen
wereldje terugtrekken als ik even geen zin heb in contact. Wat niet leuk is, is het verkeer. Gran Asuncion is een volgepropte miljoenenstad en het verkeer is een ramp. Iedere dag met een uitpuilende, stokoude bus naar je werk moeten... Wat me ook niet zo aanstaat, is de merkwaardige behandeling van meisjes en vrouwen, die nagesist worden en die veel minder gelijkwaardig zijn dan in Nederland. En er is hier veel corruptie. In Nederland vinden we het logisch dat we een regering hebben die zo goed mogelijk voor het land zorgt, maar dat is hier heel anders. Er is ontzettend veel armoede en het lijkt er niet op dat daar veel aan gedaan wordt. Er is racisme – mensen die donkerder zijn dan de rest, worden niet voor vol aangezien. Dat ik het ondanks deze dingen zo naar mijn zin heb, heeft zeker te maken met het rustige, relaxte van deze cultuur. Dat spreekt me erg aan, hoewel ik ook wel besef dat dat in een Nederlandse omgeving absoluut niet zou werken. Maar ook de gastvrijheid van de mensen en het algemene plezier in het leven spreken mij aan. Er zijn veel aardige mensen. Verder is er nog volop prachtige natuur (afgezien van die verdwenen regenwouden dan), het is een land dat het hele jaar door groen is. Ook in de steden staan overal bomen. Een groot deel van het land is onbewoond en ook nauwelijks bewoonbaar – het staat vol met stekelige struiken en lage bomen. ‘De groene woestijn’ noemen ze dat hier. Er wonen daar alleen Indianen en Mennonieten, die er hun eigen dorpen hebben gebouwd. Wat het nadenken over de toekomst betreft, heb ik inmiddels bedacht dat ik verder zou willen leren in de richting van mijn vrijwilligerswerk. Er is bosbouw/natuurbeheer - opleiding (HBO) in Nederland, en daar ga ik mij voor opgeven. Inspiratie van A todo pulmon! De natuur boeit me, en bovendien leidt het op tot beroepen waar veel vrijheid bij hoort. Ik ben iemand die graag zelf zijn eigen weg gaat, vrijheid is belangrijk voor mij, natuurlijk met respect voor anderen.’
•
Bert Dicou Doopsgezind – remonstrants predikant in Hoorn AFS: www.afs.nl Weblog Bram: http://braminparaguay.blogspot.com/ 12 adrem remonstrants maandblad
Ik was keurig gedoopt en had op mijn 18e belijdenis gedaan. Toch maakte mijn gelovige leven na mijn twintigste plaats voor mijn seculiere. De overstap naar de stad, nieuwe inzichten omarmen, geen ongebruikelijke ‘Werdegang’ voor een student. De kerk raakte buiten beeld. Ik bleef altijd wel trouw betalen, want een volledige breuk met mijn gelovige traditie vond ik niet nodig. Daarvoor was de overgang te vloeiend verlopen. Een doorsnee randkerkelijke, zeg maar. De ironie wil dat mijn beroepsleven mij, na jaren van afwezigheid, via een zij-instroom weer terugbracht bij diezelfde kerk. En niet eens door de zijdeur, maar meteen door de hoofdingang van de landelijke kerk. Mijn persoonlijke kerkelijke betrokkenheid bleef voorlopig miniem. De kerk was vooral werk. Weliswaar werk met betrokken en gepassioneerde collega’s, maar toch gewoon werk. Kerkelijke betrokkenheid vanuit het toeschouwersperspectief. Sluipenderwijs werd de ‘koude’ belangstelling voor kerk en geloof in de loop van de jaren warmer. Aanvankelijk voor kerkpolitieke zaken. Theologie en geloofsinhoud volgden schoorvoetend. Het zou toch niet …? Twee jaar geleden zette ik een ogenschijnlijk kleine stap, die echter in de voorafgaande dertig jaar niet denkbaar was geweest. Een heuse zondagochtendkerkdienst, nu eens niet beroepshalve als toeschouwer, maar als deelnemer. Aarzelend bereid om mijn bedenkingen, in alle voorlopigheid, te parkeren. Verklaringen te over: midlifecrisis, waar je mee omgaat word je mee besmet, een verdrongen hang naar het overstijgende. Wat het ook was, de vraag was boeiender dan het antwoord. Een terugkeer in de kerk leek opeens een mogelijkheid. Maar dan wel eerst een nulmeting. Alle geloofsinhoud tegen het licht. En als de kerk dan toch weer in beeld kwam, wel eentje aan de rand. Een vrijzinnige was eigenlijk de enige optie, maar wel één met een stevige traditie. Zo kwam ik bij de remonstranten terecht. Waar ik, als vriend, voorzichtig tastend mijn weg zoek. Een rand-remonstrant? Geloof ik het zelf?
•
Evert van Oudenes
overweging
Emmaüsgangers In ‘Reisgenoot’ vertolkt Huub Oosterhuis de twijfel die lijkt te horen bij het leven van de ik-persoon. Die twijfel drukt zwaar op hem, maar de liefde laat hem niet los. Is de ik-persoon zich van dat laatste bewust? ‘Op mijn levenslange reizen, twijfel donker achtervolgt mij liefde blind holt voor mij uit, zing ik op steeds andere wijze…’ De Emmaüsgangers verlaten Jeruzalem en gaan naar huis. Er is een medereiziger voor nodig om hen in alle hevigheid hun teleurstelling te laten uiten. Over het uitblijven van wat eigenlijk? Opstanding? Bevrijding? De medereiziger voegt zich als vanzelfsprekend bij hen en laat hen eerst uitrazen. Vervolgens zet hij hen met bekende en toch ook nieuwe vragen aan het denken. Zo worden ze gedwongen om opnieuw, met alles wat er gebeurd is onder ogen te zien wat hun traditie te bieden heeft aan houvast en troost. De medereiziger nog altijd herkennen de Emmaüsgangers hem niet legt alle onderdelen uit een én voegt ze weer samen; de uiterste consequentie, die Jezus onderging, kan niet los gezien worden van het voorzegde vervolg. De Emmaüsgangers zien het niet; de oude woorden zijn vertrouwd en vreemd tegelijk en moeten in hun bestaan nog hun nieuwe betekenis krijgen. Later zullen ze zeggen: ‘Was ons hart niet brandende in ons?’. Voorlopig weten ze er geen raad mee. De medereiziger vertolkt zijn rol in het verloop van het verhaal steeds op een andere manier; als er geraasd wordt, luistert hij; als de Emmaüsgangers bedaard zijn, stelt hij vragen en is hij kritisch. Tenslotte treedt hij als gastheer op en op dat moment ‘wordt hij onttrokken aan hun blik’. Ze zien met andere ogen en hun gastheer heet ze welkom in hun eigen huis, leven, traditie. In hun relaas van wat ze in Jeruzalem meegemaakt hebben, melden de Emmaüsgangers dat ze in verwarring waren gebracht door vrouwen. Zij hadden immers gezegd dat het graf van Jezus leeg was en engelen hadden gezegd dat hij leefde. Op zich zouden ze opgelucht moeten zijn door de mededeling van de vrouwen, maar het gebeurt niet. De teleurstelling, de indruk die de gebeurtenissen op hen hebben gemaakt, hebben hun vertrouwen in hun eigen waarnemen en weten op losse schroeven gezet. De gebeurtenissen van Goede Vrijdag én van Paasmorgen hebben hen beide overweldigd en ze slagen er niet in de fragmenten van hun bestaan tot een geheel te maken. Wat veroorzaakt uiteindelijk de omslag? Of moeten we ons meer afvragen wanneer die plaatsvindt? Ze herkennen – kennen opnieuw - wat hen van oudsher is aangereikt. Onwillekeurig lijken ze er al iets van gemerkt te hebben zonder het te kunnen benoemen. Rilke noemt het in een
van zijn gedichten ‘leven met vragen’. Daarin legt hij de nadruk op het niet te krampachtig zoeken naar antwoorden en op het leren leven en kunnen leven met vragen, wat naar Rilke’s inzicht al iets van een antwoord kan zijn. Zo weet Lukas in zijn vertolking van het Paasverhaal het belang van omzien naar elkaar, aandacht voor de betekenis van vrouwen en de plaats in de wereldgeschiedenis met elkaar te verweven. Het verhaal moet de wereld in en Lukas weet op meesterlijke wijze de verschillende tradities van zijn toehoorders in elkaar te vlechten. Die gezamenlijke maaltijd en het herkennen van de gastheer, hier Jezus, zijn motieven die we terugvinden in het Oude Testament (Genesis 18 en 19; Abraham en Sara onthalen drie vreemdelingen) en in Handelingen (14; Paulus en Barnabas worden ontvangen, twee generaties na Ovidius…). Die motieven van de gezamenlijke maaltijd en het herkennen van de gastheer kennen we ook uit de mythologie van de oudheid. Een oud echtpaar Philemon en Baucis ontvangen gastvrij twee vreemdelingen en zetten hen ondanks hun armoede een heerlijk maal voor. Als ze Zeus en Hermes hebben herkend worden hun twee grote wensen vervuld: voor altijd de twee goden te aanbidden én bij elkaar te blijven (Ovidius Metamorfosen VIII 626-724). Lukas legt met deze motieven de nadruk op het universele belang van luisteren, op kritisch zijn en gastheer zijn, van en voor onszelf, en op het behouden van de droom die ons is aangereikt. Huub Oosterhuis besluit: ‘Spoorloos trok voorbij de twijfel waar ik lag. De liefde keerde, zag mij, bracht mij drank en spijze, deed mij opstaan uit de dood. Nog een leven zal ik reizen nooit meer zonder reisgenoot.’ Els van Dunné-de Bijll Nachenius Remonstrants predikant
Emmaüsgangers, Cor van Vliet jaargang 24 nr. 3 maart 2013 13
thema Nieuw begin
Abraham, Ibrahiem en Mijn zoon, ik heb in de slaap gezien, dat ik je zal offeren. Zie eens wat jij ervan vindt. Abraham’s offer in de Bijbel: ‘We hebben vuur en hout,’ zei Isaak, ‘maar waar is het lam voor het offer?’ Abraham antwoordde: ‘God zal zich zelf van een offerlam voorzien, mijn jongen.’ En samen gingen zij verder. Toen zij waren aangekomen bij de plaats waarover God had gesproken, bouwde Abraham daar een altaar, schikte het hout erop, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem, op het altaar, op het hout. Toen pakte hij het mes om zijn zoon te slachten. Maar een engel van de HEER riep vanuit de hemel: ‘Abraham! Abraham!’ ‘Ik luister’, antwoordde hij. ‘Raak de jongen niet aan, doe hem niets! Want nu weet ik dat je ontzag voor God hebt: je hebt mij je zoon, je enige, niet willen onthouden.’ Toen Abraham opkeek, zag hij een ram die met zijn horens verstrikt was geraakt in de struiken. Hij pakte het dier en offerde dat in plaats van zijn zoon. Genesis 22: 7-13
Ibrahiem’s offer in de Koran: Mijn zoon, ik heb in de slaap gezien dat ik je zal offeren. Zie eens wat jij ervan vindt. Hij zei: ‘Mijn vader, doe wat je bevolen is. Je zult merken dat ik, als God het wil, iemand ben die geduldig volhardt.’ Toen zij zich beiden [aan Gods wil] overgegeven hadden en hij hem op zijn voorhoofd had neergelegd, riepen Wij hem: Ibrahiem! Jij hebt de droom doen uitkomen. Zo belonen Wij hen die goed doen. Dit was duidelijk een beproeving. En Wij gaven voor hem een geweldig offer in de plaats. soera 37 : 101(99)-107(107) Jongens met hun schapen in de medina van Tunis (foto van de auteur).
Al een week van te voren heeft ieder kind in mijn straat in Tunis zijn eigen schaap. Het zit met een lang touw vast aan de knop van de voordeur, naast de deur een baal stro. Als de kinderen ’s middag uit school komen, hollen zij met hun schapen door de kleine straatjes van de oude binnenstad. ‘Waarom,’ vraag ik en zij joelen uitgelaten: ‘Voor het Ied al-Adha, voor het offerfeest!’ Met het offerfeest wordt bovenstaand vers uit de Koran herdacht. Het is een huiselijke happening. Op de dag zelf komt, althans in Tunis, vroeg in de ochtend de slager langs, wordt het schaap geslacht en het vlees gedeeld met familie en vrienden. Een vast deel is bestemd voor de armen. In de avond schaart men zich om de welvoorziene tafel. Elke moslim zal ernaar verlangen dit offerfeest ten minste één keer in zijn of haar leven niet thuis te vieren maar in Mekka, als een hoogtepunt van de bedevaart, de hadj. En ook dit jaar, 2013, tussen 15 en 17 oktober, gaat voor drie miljoen moslims deze wens in vervulling. Vanuit Nederland wordt deze reis ondernomen door drie à vierduizend gelovigen, een door de Saoedische regering vastgesteld contingent. Wat hebben Mekka en het offerfeest met elkaar te maken?
Vader van vele volken Aartsvader Abraham is de vader van vele volken (Genesis 17: 6): voor zowel joden, christenen als moslims is hij een van de belangrijkste profeten. Maar, bij deze gemeenschappelijkheid kan niet direct worden uitgegaan van een zelfde overeenkomst in de betekenis en de interpretatie die door christenen en moslims aan hem wordt gegeven. In de vele eeuwen die liggen tussen het ontstaan van het joods-christelijke verhaal van Abraham en dat van de koranische Ibrahiem is het motief van het verhaal verschoven. De Abraham van de joden laat met zijn op het nippertje afgewende daad zien aan de volken om hem heen: wij rekenen af met het kindoffer. In het christendom wordt – naast andere manieren van exegese – het offer van Isaak wel gezien als een voorafschaduwing van het offer van Christus. Voor moslims is het offer van Ibrahiem het voorbeeld bij uitstek van gehoorzaamheid en onderwerping aan God, tot het uiterste. Ibrahiem is voor hen de stamvader van de Arabieren, én samen met de zoon bouwer van de Ka‘ba in Mekka. Dat is de reden waarom het offer van Abraham bij voorkeur in Mekka wordt herdacht.
14 adrem remonstrants maandblad
B ijbel en K o ran vergel eken
het Offer van de Zoon Feit is dat de Ka‘ba al bestond voor de komst van de islam, in ieder geval al in de tweede eeuw na Christus, volgens de geograaf Claudius Ptolemaeus uit Alexandrië, die in die tijd leefde. Het was een heilige plek waar vele goden werden aanbeden; de profeet Mohammed zou die afgodenbeelden uit de Ka‘ba hebben verwijderd. Ka‘ba betekent ‘kubus’ in het Arabisch; het is een vierkant gebouw met een wandlengte van ongeveer twaalf en een hoogte van dertien meter. Het is het geografisch centrum van de islam en bepaalt voor moslims over de gehele wereld de gebedsrichting. In alle moskeeën op de wereld is de gebedsnis, de mihrab, op dit gebouw georiënteerd. In een van de wanden van de Ka‘ba is op twee meter hoogte een deur die slechts met een ladder kan worden bereikt. Het binnenste van de Ka‘ba is op drie ondersteunende houten pilaren en een groot aantal gouden en zilveren lampen na, leeg. Om het gebouw hangt een zwart gordijn van brocaatzijde met daarin in goud geborduurd de geloofsbelijdenis: ‘Er is geen god dan God en Mohammed is Zijn profeet.’ Het gordijn wordt elk jaar door Egypte geschonken en vanuit Kairo aangeleverd. Aan de buitenkant, niet ver van de deur is een zwarte steen ingemetseld, glanzend en afgesleten door de vele handen die daar in de loop der eeuwen zijn langsgegaan…
Majolica schotel. Bodemvondst begin 17e eeuw, Delftse Vaart. In het Museum Rotterdam.
Isaak of Ismaiel In bovenstaand koranvers over het offer wordt de zoon niet met name genoemd: gaat het hier om Isaak, de zoon van Sara, of om Ismaiel, de zoon van de slavin Hagar? Het was lang een punt van discussie voor moslimgeleerden, waarover pas na eeuwen consensus werd bereikt. Zich baserend op de talloze verhalen uit de traditieliteratuur, werd uiteindelijk beslist dat het hier moest gaan om Ismaiel, van Hagar, die na haar verstoting uit Ibrahiem’s huis ronddwaalde door de woestijn met haar kind, uiteindelijk redding vond bij de bron Zemzem in Mekka, alwaar zij weer werd verenigd met Ibrahiem. Elders in de Koran wordt Ismaiel wel degelijk bij name genoemd: ‘En terwijl Ibrahiem de grondslagen van het Huis optrok met Ismaiel …’(soera 2: 127(121)).
Nu nog even terug naar de tekst... Tussen de twee bovengenoemde teksten valt een klein, maar opmerkelijk verschil op. In de Bijbel heeft de zoon er geen vermoeden van wat er met hem gaat gebeuren, terwijl hij in de Koran instemt met het plan dat zijn vader hem voorlegt: ‘mijn vader, doe wat je bevolen is.’ In sommige verhalen die na de dood van de profeet Mohammed over Ibrahiem en zijn zoon ontstonden, is dit verschil weggevallen en loopt het verhaal parallel met de bijbelse versie. In een vertelling van de Mohammed-biograaf Ibn Ishaq, die in de eerste eeuw van de islam leefde, loopt Ismaiel met een stuk touw en een mes in de hand niets vermoedend achter zijn vader aan. Dit duidt erop dat het oorspronkelijke bijbelse verhaal bekend moet zijn geweest onder de eerste moslims en dat er meerdere versies van het verhaal van Ibrahiem en Ismaiel in omloop waren. Slechts één daarvan heeft als openbaringstekst zijn weg naar de Koran gevonden.
•
Betty Broug - van der Haven Islamoloog uit Waddinxveen jaargang 24 nr. 3 maart 2013 15
’t Rentmeestertje
NERGENS THUIS, NERGENS WELKOM Wat ik wil zeggen: laten we menselijk met elkaar omgaan, indachtig het tweede gebod ‘Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’. Laten we waakzaam zijn t.a.v. de toepassing van mensenrechten en opkomen voor hen die dreigen tussen wal en schip te vallen. In Nederland verblijven vele duizenden zogenaamde ‘sans papiers’ - waar zijn zij? Binnen de Broederschap wordt een dag voorbereid zaterdag 25 mei 2013 - waarop wij ons gaan bezinnen op de vraag wat wij als betrokken mensen zouden willen
bijdragen aan de oplossing van het mensonterende bestaan van de ‘sans papiers’. Zo blijft gelden: ‘geen duurzaamheid zonder intermenselijke (gelijk)waardigheid’. U hoort nader. ’t Rentmeestertje komt uit de koker van de taakgroep Duurzame Ontwikkeling. Voor een nadere uitwerking en toelichting zie de website www.remonstranten.org, onder de buttonbalk ‘Remonstranten geven online’, rechts op de homepage. Contactpersoon: Casper Ebeling Koning, tel. 06 54 95 1911,
[email protected]
•
Z ingevingsvragen rondom z e lf dod ing
Als zelfs de liefde lijkt te falen... In Perpetuum Mobile beschrijft Renate Dorrestein heel treffend hoe de zelfmoord van haar zus zich in eerste instantie in één duidelijke zin liet lezen: Jij kon me niet helpen. Want dat lijkt inderdaad de belangrijkste, wrange boodschap van de zelfgekozen dood: dat zélfs de liefde blijkbaar onvoldoende grond bood om op verder te leven. Het is een boodschap die je door de bodem van je bestaan laat zakken. Maar is het de enige? Of de laatste? Ook mijn zus maakte in 2009 een eind aan haar leven. Samen met anderen bleef ik sprakeloos achter: want op haar daad viel niets meer terug te zeggen... Ik kan hier onmogelijk een punt zetten, en zet daarom een komma. In de ruimte daarachter zoek ik naar wat er mogelijk onder die wrange boodschap schuilt.
Twee bezinningsbijeenkomsten In april bied ik twee bezinningsbijeenkomsten aan om hierover samen in gesprek te gaan: één voor nabestaanden, en één voor mensen die hen beroepshalve bijstaan (geestelijk verzorgers/pastores). Deze bijeenkomsten organiseer ik in verband met een stage bij het IKON-pastoraat. Ik ben vijftig jaar oud en derdejaars student aan het Opleidingsinstituut voor theologie, levensbeschouwing en geestelijke begeleiding in Vrijzinnig Perspectief (OVP) in Bilthoven. Voelt u zich aangesproken? U bent van harte uitgenodigd deel te nemen! Voor informatie en/of opgave:
[email protected] of tel. 035 621 5555. Datum: 5 april (nabestaanden) en 12 april (beroepsgroep). Entree: 5 euro.Aanvang: 14.00 uur (v.a. 13.30 uur ontvangst) – 17.00 uur. Locatie: Regenboogkerk (Stiltecentrum), Nassaulaan 22 Hilversum. Liesbeth Gijsbers 16 adrem remonstrants maandblad
• advertentie
recept
Babka
Poolse Paastulband Z ie v o or di t recept en meer Paasrecepten ook www. sacrecu i sine .nl Sinds eeuwen eet men met (christelijke) hoogtijdagen bijzonder brood gemaakt van bloem, dat wil zeggen van graan dat zover door is gemalen en gezeefd dat er geen vezels meer in zitten. Met Pasen wordt in Polen bovendien gevierd dat de vasten voorbij zijn: een periode waarin voor katholieken en orthodoxen niet alleen geen vlees, maar ook geen dierlijke producten, zoals eieren en boter, mogen worden gegeten. De Babka maakt dit allemaal goed. Babka betekent grootmoeder, in Polen een keurmerk voor iets dat met de grootste zorg is bereid. Deze Babka heeft een citroenglazuur, maar je kunt de Babka ook na het bakken insmeren met honing, of – minder traditioneel maar wel ook heel erg lekker – gesmolten chocolade. Gebruik in die gevallen geen citroen in de tulband maar sinaasappel.
Voorbereiding 20 minuten, 1 uur laten rijzen, 40 minuten in de oven Nodig voor een tulband: 350 gram bloem 125 gram zachte boter 150 ml. melk 50 gram suiker 1 (liefst biologische) citroen 1 zakje gist Een snuf zout 6 eidooiers Een vanillestokje of 1 tl. vanille-essence 125 gram (blanke) rozijnen Voor het glazuur: 50 gram poedersuiker 1 (liefst biologische) citroen
Aan de slag Verwarm 150 ml. melk tot handwarm in een pannetje of in de magnetron. Voer er een schep suiker aan toe en 1 zakje gist. Roer door en laat staan. Vet de tulbandvorm goed in met een beetje boter. Gebruik hiervoor je vingers. Doe een eetlepel bloem in de vorm en draai rond totdat alles is bedekt met een laagje bloem. Klop de tulband uit
om de overtollige bloem te verwijderen. Zeef in een kom de rest van de bloem. Voeg daar de rest van de boter, de suiker en een snufje zout aan toe. Was de citroen en rasp met een fijne rasp de schil eraf. Snijd nu de citroen in tweeën en pers het sap uit. Snijd het vanillestokje open door de lengte en schraap er met de botte kant van een mesje het merg uit.Voeg al deze ingrediënten toe aan het mengsel. Werk vervolgens de 6 eidooiers en de melk door het mengsel met een spatel. Echt kneedbaar wordt het niet, daarvoor is het net te zompig. Was de rozijnen en verwijder zichtbare steeltjes. Verwerk die door het mengsel. Stort nu behoedzaam het mengsel in de tulbandvorm en dek af met een stuk plasticfolie (eventueel met een elastiek erom). Zet de tulband op een warme plek. Op of tegen de verwarming is een goed idee. Schrik niet als het rijzen tegenvalt, in de oven wordt alles goed gemaakt. Verwarm de oven 10 minuten voor het einde van de rijstijd voor op 190 graden. Zet de tulband in de oven, draai de temperatuur terug naar 180 graden en laat ongeveer 40 à 45 minuten bakken. Even kijken na 35 minuten en checken met een breinaald of een satéprikker of de Babka gaar is: als hij er schoon uit komt is al het deeg gaar. Haal de gare Babka uit de oven en keer hem na een paar minuten om, liefst op een rooster laten afkoelen. Maak nu het glazuur: rasp fijntjes de schil van de citroen en pers de helft vervolgens uit. Voeg ongeveer 50 gram poedersuiker toe. Roer tot een dik papje. Als de Babka enigszins is afgekoeld, het glazuur bovenop in de rondte uitsmeren. Een beetje warm is hij nog het allerlekkerst.
•
Vanessa van Koppen jaargang 24 nr. 3 maart 2013 17
contactleden werk
Idealisme of zakelijkheid? ‘Je bent als contactlid geen oma, geen tante, geen leraar en al helemaal geen psycho-therapeut. In wisselende rollen ben je soms wel gezelschapsdame, luisterend oor, vertrouwenspersoon, kleefstof of gewoon schakel met de kerk’. Ik spreek over het contactledenwerk met Arien Bontekoe uit Schoonhoven en met Annelies Oldeman uit Utrecht. Arien is een ‘groentje’, pas in september 2012 is het contactledenwerk in haar gemeente begonnen. Annelies is een oude rot in het vak, al in de jaren ’80 was ze bij dit werk betrokken in Voorschoten. Beide zitten nu in de Landelijke Taakgroep Contactleden. Op 13 april 2013 organiseert deze LTC een oefen- en ontmoetingsdag in de Geertekerk in Utrecht. Wat houdt het werk in? Contactleden ondersteunen de predikant bij het onderhouden van contacten tussen gemeenteleden en de gemeente, zij geven mede invulling aan de gemeenschapsfunctie van de kerk. Dat kan op allerlei manieren. Bezoekwerk kan er deel van uitmaken, maar dat hoeft niet. Je schiet als contactlid niet tekort als je dat niet doet. Soms wordt er samen gewandeld, mensen die in het ziekenhuis terecht komen worden met een bezoekje vereerd, zieken krijgen bloemen of een kaartje. Arien heeft een aantal leden onder haar hoede die zij goed kent, Annelies heeft contacten met mensen uit ‘buitengebieden’, vaak al op leeftijd, die nooit in de Geertekerk komen, maar bijvoorbeeld bij de NPB naar de kerk gaan. ‘Ons werk getuigt van de binding met de kerk, wij geven het signaal af: wij, als gemeente, leven met je mee.’ In Schoonhoven, waar de kerk groeit en bloeit, is het contactledenwerk eigenlijk te typeren als opbouwwerk, in Utrecht is meer sprake van onderhoudswerk en ook: nazorg. ‘We constateren dat in een studentenstad als Utrecht het contactwerk met jongeren c.q. jonge leden nog weinig ontwikkeld is. Op onze landelijke dag willen we juist aan dit aspect aandacht besteden.’
Waarom doen jullie dit werk, wat is jullie persoonlijk betrokkenheid? Idealisme en zakelijkheid komen in het gesprek allebei naar voren, zij mogen blijkbaar allebei bestaan. Arien is meer idealistisch - ‘misschien omdat ik net begonnen ben hoor’. Zij spreekt over samen groeien in het contact, over elkaar echt aankijken en inspireren. ‘Het contact met mijn medemens is altijd verrijkend, dat maakt me tot mens. Als je interesse toont in een ander,
komt dat altijd weer naar je toe.’ Annelies is zakelijker: ‘Nou verrijking? Ik zie het meer als een taak die ik uitvoer om het gemeenteleven te onderhouden, als onderhoudswerk dus. Het geeft me voldoening als ik dat goed heb gedaan.’ Arien en Annelies benadrukken dat wederkerigheid in het gesprek belangrijk is, het moet idealiter een uitwisseling zijn, dan houd je het als contactlid ook vol. ‘Als het goed is, is het werk een balans van geven en nemen; tijdens trainingen leren we in ieder geval om onze grenzen te bewaken.’
Welke kwaliteiten moet je hebben als contactlid? Veel mensen kunnen het werk doen, zeggen mijn gesprekspartners, maar het is wel handig als je goed kunt luisteren natuurlijk. Vaak komt in een gesprek een stuk levensgeschiedenis aan de orde, Annelies spreekt specifiek van ervaringen in de oorlog. ‘Op een gegeven moment in het gesprek probeer ik wat dieper te gaan en te praten over het geloof of over verlies in het leven’, zegt Arien.‘De juiste vragen kunnen stellen is dan belangrijk. Zo kun je op zoek gaan naar het verhaal achter de woorden. Door ons meelevend op te stellen willen wij uitdrukken dat iemands leven een bedoeling heeft, dat hij of zij er wezen mag. Ook al vertelt iemand dertig keer hetzelfde verhaal. Veel mensen hebben behoefte aan die bevestiging.’ Ook geheimhouding is belangrijk, een gemeentelid moet er absoluut zeker van kunnen zijn dat zijn of haar intiemste gedachten en gevoelens bij het contactlid veilig zijn. Annelies merkt ten slotte op: ‘Je komt om te luisteren, dat staat voorop. Een contactlid mag niet te aanwezig zijn en geen belasting vormen voor de ontvangende partij.’
•
Michel Peters
Oefen- en ontmoetingsdag
18 adrem remonstrants maandblad
Geïnteresseerd geraakt in dit boeiende werk? Kom er dan eens van proeven bij de landelijke oefen- en ontmoetingsdag op 13 april 2013 van 10.30 tot 16.00 uur in de Geertekerk in Utrecht. Het thema is ‘Contact met jong en oud. Klassiek bezoekwerk en grensverleggende alternatieven.’ Opgave: Landelijk Bureau Remonstranten, e-mail:
[email protected], tel. 030 2316970.
seminarium column
Oude preken zijn de beste Sinds ik benoemd ben bij het Remonstrants Seminarium probeer ik wat minder preekbeurten aan te nemen. Niet omdat ik er geen aardigheid in zou hebben, integendeel, maar om tijd vrij te spelen voor mijn nieuwe baan en het daarbij behorende wetenschappelijk onderzoek. Daardoor heb ik mijzelf geweld moeten aandoen op die eerste maandag van het jaar en ook gemeenten moeten teleurstellen. Wel houd ik de mogelijkheid open om op korte termijn gemeenten te helpen die door ziekte of andere omstandigheden opeens zonder zitten. Zo was het ook afgelopen zondag. Ik had een vrije zondag staan en de gemeente Midden Zeeland zocht een vervanger. Na een korte blik op het plankje (waar de oude preken liggen) bleek er nog iets aanwezig waarmee ik de kansel van de prachtige Koorkerk zou durven te beklimmen. (U begrijpt dat het een publiek geheim is dat gastpredikanten oude preken gebruiken. Het tarief is er op afgestemd en eerlijk gezegd is een oude preek gemiddeld beter dan een nieuwe. Want u begrijpt dat een predikant niet altijd zo tevreden over zijn/haar werk is dat hij daarmee nog eens op pad zou willen…). Voor deze zondag had ik nog iets liggen over levensopdracht en roeping. Voor mijn gevoel was dat iets wat je niet zomaar kunt neerleggen. De actualiteit vroeg om een verwijzing naar de aanstaande abdicatie
van het staatshoofd in vergelijking met de praktijk in bijvoorbeeld Groot Brittannië waar de koning in het harnas sterft. Ik refereerde ook aan de discussies rond de vorige paus, die maar niet terugtrad, terwijl de hele wereld zat te kijken wanneer hij dat ging doen. Eigenlijk ondenkbaar dat een vertegenwoordiger van Christus terugtreedt. Nog geen 24 uur later las ik het: paus treedt terug! Weer een paar uur later een mailtje van een zeer actieve remonstrant uit Middelburg: Zo zie je maar, Tjaard: een paus kan toch aftreden!! Ze luisteren goed, die Remonstranten. Maar op die Papen kun je toch niet meer rekenen!
•
Tjaard Barnard Docent Seminarium
het jaar in kleur
Google levert met ‘geel ’35.900.000 (en ‘yellow’ 2.060.000.000) verwijzingen op; de eerste hit is de Wikipedia pagina Geel_(kleur), de tweede hit treft een Wikipedia beschrijving over de Belgische stad Geel in de provincie Antwerpen en op plek nummer drie promoot de stad Geel zichzelf met de slogan ‘Je komt er, je blijft er’. Direct nieuwsgierig klik ik door en wordt ontvangen door de nieuwsberichten ‘Senioren naar sportpaleis’ en ‘Stel je kandidaat voor de seniorenraad’. Hoe letterlijk moet ik de slogan van Geel nemen…? Carotenoïden omvatten een grote groep van gele tot roodachtige kleurstoffen, die vooral in de chromoplasten van planten (bijv. gele kleur van een banaan), het dekschild,
het pantser, de veren van dieren (bijv. gele kanarie), maar ook in de huid van mensen voorkomen. Rekening houdend met de consument kleurt de eidooier geel (voor de Nederlandse markt) tot oranje (vinden de Duitsers een echt ei). Of wit, als een kip de kleurstoffen in het voer heel slecht opneemt in haar bloed. Caroteen zit in granenvoeding van dieren. Mout, ontkiemd en daarna gedroogd graan, zorgt voor de kleur van de goudgele rakkers, het bier. Hoewel gebrande mouten de donkere kleur aan stout geeft. Bovendien zou geel voedsel kalmerend, harmoniserend en stimulerend moeten werken voor geluk en welzijn. Zou geel daarom terrein hebben gewonnen in de Paastijd? In het oude China is geel de kleur van de keizerlijke familie, als directe afstammeling van de zon. Alleen zij mochten saffraangele kleding dragen. Geel is ook een Chinees natuurkrachtig verschijnsel in de vorm van de lössgrond in de Gobiwoestijn,wat door opwaaiing de bodem elders extreem vruchtbaar maakt. Geel upgradet zelfs goud. Goud is het symbool van rijkdom, geel goud staat voor trouw en onomkoopbaarheid.
•
Lilian Roos jaargang 24 nr. 3 maart 2013 19
het gezicht van...
Hans Dijkmans van Gunst
Meerdere keren per dag vaart er een boot heen en weer, 150.000 toeristen komen er per jaar om uit te waaien. Van isolement is dus geen sprake, maar de remonstrantse geest zweeft nog maar in beperkte mate over de Vlielandse wateren. Er is één kerk op het eiland met een nogal gereformeerde inslag. Hans Dijkmans van Gunst (1926), die er sinds 1998 woont, is administrator van die kerk – ‘ik wil niet weglopen’ – , maar probeert het vrijzinnige geluid af en toe te importeren. Vol lof spreekt hij over zijn overleden schoonzoon Johan Blaauw, die remonstrants predikant was en lange tijd als beleidsmedewerker heeft gewerkt op het landelijk bureau. Een gesprek als een requiem. De geest waait... ‘Ik kom uit Den Haag, waar ik op het Vrijzinnig Christelijk Lyceum heb gezeten. Wij gingen met ons gezin bij de remonstranten naar de kerk, toen nog in het centrum van de stad. Ik ben daar aangenomen door ds Fetter. Als ‘vervoerseconoom’ ben ik voor Unilever gaan werken, voor die baan heb ik tien jaar in Rotterdam gewoond. De saamhorigheid in de naoorlogse jaren was geweldig. Vervolgens werd ik overgeplaatst naar een diepvriesbedrijf in Utrecht. Jarenlang ben ik in de Geertekerk ter kerke gegaan. Ook mijn kinderen zijn vrijzinnig opgevoed. Mijn dochter Margriet liep in Leiden Johan Blaauw tegen het lijf, zo is hij in de familie gekomen. Een familielid van mij, dokter Deen, was huisarts op Vlieland. Wij kwamen hier dus veel en waren er weg van. Mijn tweede vrouw zei altijd dat ze hier begraven wilde worden. Begrafenissen zijn hier zo onvoorstelbaar mooi. Een overledene wordt tijdens de uitvaart door onze dorpsstraat gereden, alle reclameborden gaan dan naar binnen, het is doodstil in het dorp, de klokken luiden, heel bijzonder. Zij is hier later inderdaad ook begraven, nu mag dat niet meer voor mensen van de wal. Vijftien jaar geleden ben ik zelf op Vlieland gaan wonen. Margriet woont in Amsterdam. Als ik bij haar ben gaan we altijd naar Vrijburg. Dat politici daar soms voorgaan vind ik fantastisch. De kerk moet het over het ‘echte leven’ hebben. ’ ...af en toe ook naar Vlieland ‘Samen met Johan heb ik hier wat vrijzinnigheid proberen te zaaien. Hij kwam op zijn fietsje naar het eiland om af en toe te preken in de kerk, - zonder toga. Hij nam altijd actuele onderwerpen bij de kop, daar was altijd veel belangstelling voor. Ook
20 adrem remonstrants maandblad
organiseerden we toen gespreksavonden in verschillende wijken, waar soms wel 80 mensen op af kwamen. Ik herinner me een preek over de Toren van Babel. Hij zag dat niet als een straf van God zoals de strengere broeders, maar als een oefening in het samenleven met mensen van verschillende signatuur. De multiculturele samenleving in optima forma dus. Nu komt dominee Knoppers hier af en toe. En ook de (ruimdenkende) PKN dominee Corry Nicolay uit Friesland is hier zeer geacht. Wij hebben een luxepositie als kerkelijke gemeente. In de zomer zit het hier vol, we krijgen 8000-9000 mensen binnen in het hoogseizoen. Zij volgen een dienst en genieten van onze monumentale kerk uit 1605, waarin veel juthout is verwerkt. Maar eind januari, toen ds Mak hier voorging, zaten er maar 20 mensen in de kerk. ’
Inspiratie ‘Onze geloofsbelijdenis vind ik geweldig. Er zijn wel eens meditaties in de kerk met teksten ter bezinning. Het Aramese Onze Vader en de remonstrantse geloofsbelijdenis worden door de aanwezigen veel gekozen als meditatietekst. Vrijheid en verdraagzaamheid moeten wij als christenen leren, door onverdraagzaamheid heeft het christendom veel ellende voortgebracht. Een speciale vorm van verdraagzaamheid heb ik van mijn vrouw geleerd. Zij had het vaak over het elfde gebod. Dat luidt: spreek over mensen alsof ze er bij zijn. Dus: heb respect voor ze, ook als ze er niet zijn. Ook op Vlieland, zoals in elk klein dorp, wordt veel over elkaar gepraat. Maar wat vooral telt is het sterke eilandgevoel ; als de nood aan de man is dan staan we allemaal voor elkaar klaar.’
•
Michel Peters Coördinator communicatie bij de remonstranten