Partiële herziening Waterhuishoudingsplan, 2003 – 2006 Samenvatting Provincie Noord-Brabant
December 2002 Provinciale Staten van Noord-Brabant
Provincie Noord-Brabant | Waterhuishoudingsplan 2003 - 2006 | Samenvatting
Samenvatting Waterhuishoudingsplan
2
Provincie Noord-Brabant | Waterhuishoudingsplan 2003 - 2006 | Samenvatting
Samenvatting Waterhuishoudingsplan
Brabant leeft met water
Waar zouden we zijn zonder voldoende schoon water? Niet alleen om te drinken, maar ook voor de productie van voedsel in de landbouw, voor waardevolle natuur en voor allerlei economische activiteiten in onze provincie. De provincie wil dat het water bijdraagt aan een gezonde omgeving voor mens, dier en plant, waarin we veilig en comfortabel kunnen wonen en waar ruimte is voor economische en ecologische ontwikkeling. De wijze waarop dat moet gebeuren wordt vastgelegd in een Waterhuishoudingsplan (WHP). Deze brochure is een samenvatting van het vastgestelde WHP voor de periode 2003 - 2006. Het nieuwe waterbeleid is enerzijds een krachtige impuls om de lijn van het vorige plan nog beter in de praktijk te brengen. Anderzijds beantwoordt het nieuwe beleid aan de actuele eisen voor watermanagement: ‘Brabant leeft met water’. Dat betekent onder meer: ruimte geven, evenwicht aanbrengen en gebruik naar draagkracht van het natuurlijke watersysteem. Verder met water
Provinciale Staten hebben op 6 december 2002 een geactualiseerd Waterhuishoudingsplan voor Noord-Brabant vastgesteld voor de periode 2003 tot en met 2006. Volgens de Wet op de waterhuishouding (1989) heeft de provincie de taak om elke vier jaar een Waterhuishoudingsplan (WHP) op te stellen. Het vorige plan (WHP-2) was geldig tot eind 2002. Behalve deze formele reden zijn er nog enkele andere aanleidingen voor de actualisering van het waterbeleid. In de eerste plaats is begin 2001 een evaluatie verricht naar het tot dan toe geldende waterbeleid. Daaruit bleek dat de uitvoering op verschillende onderdelen achterbleef bij de doelstellingen. In de tweede plaats heeft het waterbeleid een forse impuls gekregen door ontwikkelingen op Europees en nationaal niveau. Het betreft hier met name de Europese Kaderrichtlijn Water (2000), het kabinetsstandpunt ‘Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (2000) en de Reconstructie van de zandgronden (2002). In de derde plaats is het wenselijk het waterbeleid af te stemmen op ruimtelijke ontwikkelingen, zoals neergelegd in het nieuwe streekplan ‘Brabant in evenwicht’ (2002). Tegen deze achtergrond hebben Provinciale Staten besloten om voor de periode 2003-2006 het vorige plan op deze onderdelen aan te passen. Voor het overige wordt het in het vorige Waterhuishoudingsplan vastgestelde beleid onverkort gehandhaafd.
3
Provincie Noord-Brabant | Waterhuishoudingsplan 2003 - 2006 | Samenvatting
Leren leven met water
In de kern bevat het nieuwe waterbeleid een aanpak van de problemen met ‘te veel, te weinig en te vies water’. In plaats van het steeds maar zoeken naar technische oplossingen voor de problemen met water, zullen we meer dan tot nu toe met water moeten leren leven, het een plaats geven in onze ruimtelijke plannen en in de ontwikkeling van landbouw en natuur. Daar hoort ook bij dat we de risico’s die nu eenmaal altijd bij water horen, zullen moeten leren accepteren. Stap voor stap ontwikkelt zich een nieuw soort waterbeleid en waterbeheer, waarbij enerzijds de voorwaarden worden geschapen voor alle functies en anderzijds wordt bewaakt dat het watersysteem evenwichtig wordt benut en niet wordt overbenut. De provincie ziet in het nieuwe beleid voor zichzelf vier soorten rollen weggelegd. In de eerste plaats is er de rol van beleidsmaker, veelal in samenhang met het bevoegd gezag. Een andere rol is die van regisseur, waarbij de provincie initiatieven van anderen stuurt, coördineert en ondersteunt. Voorts wil de provincie stimulator zijn door de trekkende rol van anderen te bevorderen of over een dood punt te helpen en daarvoor ook geld ter beschikking te stellen. En ten slotte treedt de provincie op als toetser en verlener van vergunningen. Naar een duurzaam waterbeleid
In de evaluatie die de provincie samen met haar waterpartners heeft verricht, wordt geconstateerd dat de uitvoering van het tot dan toe geldende waterbeleid op een aantal onderdelen relatief goed verloopt. Andere aspecten vragen echter uitdrukkelijk om aandacht. Zo blijkt dat in verschillende delen van de provincie de hoeveelheid onttrokken grondwater de draagkracht van de watersystemen overschrijdt. Ook de aanpak van de verdroging van natuurgebieden blijft achter bij de doelstellingen. Verder voldoet de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater op de meeste plaatsen niet aan de normen. En ten slotte verloopt het herstel van beken en de aanleg van ecologische verbindingszones erg traag. Het herziene WHP-2 heeft tot doel om het beleid op deze aspecten te intensiveren. Uiteindelijk gaat het om een duurzame ontwikkeling van het fysieke milieu en een duurzaam gebruik daarvan. Alleen dan kunnen ook toekomstige generaties nog in hun behoeften voorzien. Hoe de waterhuishoudkundige situatie er over 50 jaar uit zou moeten zien, is neergelegd in een zogenaamd ‘streefbeeld’. Verschillende functies en doelen
Water wordt gebruikt voor verschillende doeleinden, zoals landbouw, natuur en wonen. Daarom legt het waterhuishoudingsplan de verschillende deelfuncties voor water en watersystemen vast: welke doelstellingen moeten op welke plaats worden gerealiseerd. Voor elke deelfunctie is vervolgens een meer of minder stringent beschermingsbeleid geformuleerd, (zie pag. 27 herzien WHP). Bij het toekennen van deze functies is rekening gehouden met het provinciale ruimtelijk beleid, zoals de Groene en Agrarische hoofdstructuur uit het Streekplan, de Ecologische Hoofdstructuur, de Europese vogel- en habitatrichtlijngebieden en met name ook de Reconstructie van de zandgronden in onze provincie. Een voorbeeld van deze afstemming zijn de zogenaamde ‘natte natuurparels’. Dat zijn hydrologisch gevoelige gebieden die vanwege specifieke omstandigheden van bodem en water hoge natuurwaarden vertegenwoordigen. Waar deze gebieden in het Streekplan worden aangeduid, zijn zij ook in het waterbeleid onderscheiden.
4
Provincie Noord-Brabant | Waterhuishoudingsplan 2003 - 2006 | Samenvatting
Thematische en gebiedsgerichte aanpak
Om het uitgestippelde beleid te realiseren is een uitvoeringsstrategie geformuleerd die langs twee hoofdlijnen verloopt. Enerzijds worden vijf kernthema’s uitgewerkt en aangepakt; de hoofdstukken 5 t/m 9 van het plan gaan daar nader op in. Anderzijds gaat het om gebiedsgerichte integratie. Het waterbeleid richt zich daarbij op de gebieden die in het kader van de Reconstructie worden onderscheiden, gebieden buiten het reconstructiegebied en op het stedelijk gebied. In die gebieden worden de vijf genoemde kernthema’s geïntegreerd aangepakt en afgestemd op de thema’s die in het reconstructieproces centraal staan. Vanuit haar regierol zal de provincie bij de uitvoering van het waterbeleid diverse andere beleidslijnen op dit terrein op elkaar afstemmen. Dat betreft met name de Kaderrichtlijn Water van de Europese Unie, de nationale 4e Nota Waterhuishouding en de uitgangspunten van het kabinetsstandpunt ‘Waterbeleid in de 21ste eeuw’. Omdat de uitwerking en invoering van de Europese Kaderrichtlijn op nationaal niveau nog niet is afgerond, zullen op een later tijdstip concrete uitwerkingsplannen worden geformuleerd. Dat kan ertoe leiden dat het huidige plan op onderdelen wordt gewijzigd. Kernthema 1 Realiseren van een duurzame watervoorziening
Van een duurzame watervoorziening is sprake wanneer er voldoende water beschikbaar is voor normaal huishoudelijk gebruik en voor de ontwikkeling van onze economie. Bovendien mag de watervoorziening een gezonde ecologische ontwikkeling niet in de weg staan en geen onevenredige schade toebrengen aan bestaande belangen. Om deze doelstellingen te halen worden vijf sporen gevolgd. Het eerste spoor richt zich op vermindering van het watergebruik door huishoudens, landbouw en bedrijfsleven. Het tweede spoor heeft tot doel het gebruik van oppervlaktewater te bevorderen als alternatief voor grondwater. In het derde spoor is het streven naar een zodanig evenwicht in de onttrekkingen van grondwater dat de draagkracht van watersystemen niet wordt overvraagd. Om dat te bereiken is het nodig lange termijnafspraken te maken met waterleidingbedrijven, industrie, waterschappen, ZLTO en natuur- en milieuorganisaties. De provincie zet zwaar in op het bevorderen van samenwerking en het ontwikkelen van alternatieven, en zal daar ook middelen voor beschikbaar stellen. Het vierde spoor is erop gericht om op termijn te komen tot een (her)verdeling van het beschikbare grond- en oppervlaktewater over de verschillende partijen. Het vijfde spoor beoogt de bescherming van het grondwater via het bodembeschermingsbeleid dat in het kader van milieubeleid is geformuleerd.
5
Provincie Noord-Brabant | Waterhuishoudingsplan 2003 - 2006 | Samenvatting
Partiële herziening Waterhuishoudingsplan 2 2003 - 2006 Plankaart
zw39
SLEEUWIJK WOUDRICHEM
WERKENDAM
W8
W7
kvs16
kvs9
W6
zw50
GIESSEN/RIJSWIJK
zw61
kvs7 kvs10
kvs14
NIEUWENDIJK
ANDEL
kvs15
VEEN
UITWIJK EN WAARDHUIZEN
ALMKERK
kvs8
W AA
kvs12 kvs11
zw22
k1
kvs13
BABYLONIÀNBROEK GENDEREN
HANK DUSSEN zw15
EETHEN
MEEUWEN
DOEVEREN
W5
O
DRONGELEN
kvs6
W9
DRIMMELEN
LAGE ZWALUWE W4
MOERDIJK
RAAMSDONKSVEER GEERTRUIDENBERG
CAPELLE/ N.VAART
zw26
zw27 W19
WILLEMSTAD HOOGE ZWALUWE
RAAMSDONK WASPIK
WAALWIJK
W19
g5
V25
ZEVENBERGSCHEN HOEK
MADE
VRIJHOEVE
kvs5
SPRANG
HEIJNINGEN
DEN HOUT
KAATSHEUVEL
'S-GRAVENMOER ZEVENBERGEN
NOORDHOEK
FIJNAART
DINTELOORD
zw48
WAGENBERG
KLUNDERT
OOSTEIND
OOSTERHOUT
LANGEWEG
DONGENSE VAART
TERHEIJDEN
vs3
zw37
L2
DE MOER zw10 zw36
W2
STANDDAARBUITEN
STAMPERSGAT
LOON OP ZAND
DONGEN
W3
vs4
kvs4
DE HEEN
V24
vs3
TETERINGEN
L6
zw28
V22
PRINSENBEEK
NIEUW-VOSSEMEER
V22
DORST
OUDENBOSCH
OUD GASTEL kvs2
Zw60
STEENBERGEN
RIJEN
BREDA
HOEVEN
kvs3
zw59
zw34
vs3
KRUISLAND BOSSCHENHOOFD
BAVEL EFFEN
V18
SINT WILLEBRORD ROOSENDAAL RUCPHEN
bvs30
SPRUNDEL
om27 M5
bvs8 b8
b3
vs1
RIJSBERGEN
V19
vs2
GALDER g2
g1
V20
GOIRLE
b7 b5
V21
SCHIJF
V12
V3 zw5
RIEL
b10
bvs30 bvs1
CHAAM
V33
V23
zw1 b14
NISPEN
V34
V35 bvs7
vs18
V13
g1
V35
bvs6
b6
V20
WOUWSE PLANTAGE V4
zw2
zw31
g11
BERGEN OP ZOOM
GILZE b9
om6
V16
WOUW HEERLE
V2
b4
bvs2 om5
HALSTEREN V1
om4
ULVENHOUT
V17
MOERSTRATEN
kvs1
TILBURG
vs1
ZEGGE L1
LEPELSTRAAT
HULTEN
MOLENSCHOT
ETTEN-LEUR L7 W1
b11
H
ALPHEN
zw53
ZUNDERT
V14 m1
V36
V36
V5 b13
V7
V6
ACHTMAAL
ULICOTEN
WERNHOUT vs1
V37 vs19
L5
V8 V15
HUIJBERGEN WOENSDRECHT
V9 b2
L4
BAARLE-NASSAU
om28
bvs4
HOOGERHEIDE
V10
bvs3
V9 V11
bvs5 b1
b12
V11 V38
zw25
OSSENDRECHT V40 zw58
V4
PUTTE
Waterhuishoudkundige functies Functie water voor de Groene Hoofdstructuur Deelfunctie waternatuur, vennen, wielen, meren, plassen, oude rivier- en beekmeanders en laagveengebieden Deelfunctie waternatuur, waterloop Combinatie van deelfunctie waternatuur en functie viswater
Overige aanduidingen Functie water voor de Agrarische Hoofdstructuur Deelfunctie water voor de AHS-landschap
Wegen
Deelfunctie water voor de AHS-landbouw
Provinciegrens
Overige waterhuishoudkundige functies
Deelfunctie ecologische verbindingszone langs waterloop
Functie viswater, waterloop
Combinatie van de deelfunctie waternatuur en deelfunctie water voor de GHS-natuur
Functie water in bebouwd gebied
Hydrologisch gevoelige delen van de GHS (Natte natuurparels)
Functie zwemwater
Hydrologisch gevoelige delen van de GHS (Natte natuurparels) + Comb. deelfunctie waternatuur en deelfunctie water voor de GHS-natuur
2-km bufferzone rond de Groote Peel
Deelfunctie water voor de GHS-natuur Deelfunctie water voor de GHS-landbouw
6
Overige waterlopen
Grens regionale natuuren landschapseenheden
Schaal ± 1: 325.000 tek. nr. 21.095, Provincie Noord-Brabant
Provincie Noord-Brabant | Waterhuishoudingsplan 2003 - 2006 | Samenvatting
MEGEN
OIJEN
zw54
om1 zw55
DEURSEN EN DENNENBURG
LITH
W16
MACHAREN
vs12
LITHOIJEN
HAREN
zw56
RAVENSTEIN
MAREN-KESSEL M3
vs11
zw51
HERPEN
OVERLANGEL
M4
BERGHEM W17
vs15
OSS
vs11
GRAVE
WIJK EN AALBURG
zw4
SCHAIJK GEFFEN HEUSDEN
KRUISSTRAAT
BOKHOVEN
HERPT
V78
HEESCH
W10 g7
g6
b33
HAARSTEEG
zw46
VINKEL
LANGENBOOM
NISTELRODE
zw52
ZEELAND V79
vs8
L3
g4
zw11 g8
zw14 vs10
om30
om25 om26
WILBERTOORD
HEESWIJK-DINTHER
om7
vs13
om9
MARIAHEIDE
LEDEACKER
zw43
om33 om10 om11
V32
ESCH
VENHORST b37
vs8
EERDE
bvs15
om37
VIERLINGSBEEK
vs9
ZIJTAART
BOXTEL
b34
zw8
KELDONK
vs7
V30
V77
OLLAND
bvs21
zw33
om12
V31
NIJNSEL
BOSKANT
b18
zw7
BOERDONK
om20
om19
b19
vs13
GEMERT
V65
RIPS
MOERGESTEL V84
V82
b18
b18
V81
bvs10
MARIAHOUT
V65
bvs21
V76
MORTEL BEEK EN DONK
om39
bvs14
om21
w24
SPOORDONK
V64
BIESTHOUTAKKER
b29
LIESHOUT
SON EN BREUGEL
zw3
AARLE-RIXTEL
V63
OIRSCHOT
MILHEEZE
BAKEL
BEST bvs9
b16
h2
V67
HAGHORST
zw41
om40 om40
b28
HILVARENBEEK V67
HELMOND
bvs12
DIESSEN
OOSTELBEERS
V75
NUENEN
zw23
MIDDELBEERS ESBEEK
bvs10 bvs21 V43
WINTELRE
b26
zw32 V68
bvs28
zw18
bvs13
VLIERDEN
MIERLO
EINDHOVEN
V53
zw29
gvs1
b27
b26 V42
V39
VESSEM
GELDROP
VELDHOVEN
om41
bvs11
CASTEREN
HOOGELOON
HULSEL
b17
BLADEL
DUIZEL
HAPERT
WAALRE/AALST
om47
bvs23
b20
V45
STERKSEL
V56 zw49
V54
bvs19
bvs24 bvs25
V50
BORKEL EN SCHAFT
MAARHEEZE G9
SOERENDONK
bvs21
b23
LUYKSGESTEL
GASTEL
V48 b24 V47 bvs17
V57
bvs20
WEEBOSCH
h6
b25
V57 LEENDERSTRIJP
V83 V55
V46
SOMEREN-HEIDE
g3 om43
WESTERHOVEN
BERGEIJK h1
LEENDE V57 V58
om46
zw17
h5
NEERKANT SOMEREN-EIND
V61
VALKENSWAARD RIETHOVEN
b22
HELENAVEEN
V74
V72 bvs26
bvs20
HEUSDEN
bvs27
V60
b21
h4
SOMEREN V71
zw57
om42
V59
V51
bvs22
Zw63
V44
V70
b35
V61
EERSEL
REUSEL
vs16
HEEZE
om42
STEENSEL
zw16
bvs28
V61
bvs21
V52
41
vs17 bvs29
ASTEN
V69 zw42 om45
h3 bvs29
V70
V62
om44
bvs12
OMMEL
LIESSEL
NETERSEL KNEGSEL
HOOGE MIERDE
zw2
LIEROP
bvs21
bvs10
LAGE MIERDE
vs13
DEURNE gvs1
zw62 om38 b15
V49 bvs18
bvs19
MAASHEES b36
V66
om17 V31
HOLTHEES OVERLOON
om18
om16
V29
zw44
SINT-OEDENRODE
om15
LIEMPDE
bvs16 V28
WESTERBEEK
zw20 om14
LENNISHEUVEL
V31
V29
ELSENDORP
HANDEL
om13
vs5
VORTUM-MULLEM
STEVENSBEEK
BOEKEL
ERP
zw9 vs8
zw35
OPLOO
om36 vs6
SAMBEEK
LANDHORST
VEGHEL SCHIJNDEL
GEMONDE
V27
HAAREN
SINT ANTHONIS
b31
om34
BIEZENMORTEL
OISTERWIJK
BOXMEER
ODILIAPEEL
VOLKEL
SINT-MICHIELSGESTEL vs6
RIJKEVOORT
WANROIJ
UDEN
VORSTENBOSCH
om8
om32
om35
om3
BEUGEN
om24
DEN DUNGEN om31
VUGHT
HELVOIRT
om2
om23 MIDDELRODE
om29
zw47
V26
g10
SINTHUBERT
MILL
BERLICUM om22
zw13
vs8
CROMVOIRT
HAPS
LOOSBROEK
zw12
W13
BERKELENSCHOT
OEFFELT
zw30
VLIJMEN
W11
zw6
CUIJK
VIANEN SINT AGATHA
W14 'S-HERTOGENBOSCH
b30
UDENHOUT
BEERS
W18
b32 V85
ELSHOUT
DRUNEN
GASSEL
ROSMALEN
W12
M2
zw45
vs14
zw38
ENGELEN W10
KATWIJK
LINDEN ESCHAREN
zw19
NULAND omvs1
OUD-HEUSDEN
VELP
REEK
V80
W15
BUDEL
BUDEL-SCHOOT
BUDEL-DORPLEIN V73
7
Provincie Noord-Brabant | Waterhuishoudingsplan 2003 - 2006 | Samenvatting
Kernthema 2 Verbetering van waterhuishoudkundige voorwaarden
Landbouw en natuur, maar ook het waarborgen van de veiligheid stellen verschillende eisen aan de waterhuishouding. Voor de landbouw gaat het er vooral om dat het water in natte perioden langer in de bodem wordt vastgehouden, zodat er in droge perioden minder gebrek aan water is. Voor de natuur blijft de nadruk liggen op het bestrijden van de verdroging in de gehele ecologische hoofdstructuur, met voorrang in de eerder genoemde ‘natte natuurparels’. Nieuw in het herziene WHP is een strategie ter vergroting van de veiligheid en het voorkomen van wateroverlast, aansluitend op het kabinetsstandpunt ‘Waterbeleid in de 21ste eeuw’. Voor de grote rivieren betekent dit dat het water meer ruimte krijgt dankzij een mix van ruimtelijke en technische maatregelen. Voor de twee deelstroomgebieden in onze provincie zullen de gezamenlijke waterpartners een visie op de aanpak van wateroverlast opstellen. Uitgaande van de gewenste volgorde ‘vasthouden – bergen – afvoeren’ gaat de komende jaren de aandacht vooral uit naar het aanwijzen en ontwikkelen van gebieden om het water te bergen. Om de uitgangspunten van het waterbeleid te realiseren zal de provincie erop toezien dat alle nieuwe ruimtelijke plannen worden onderworpen aan de ‘watertoets’. Het gaat dan om een integrale beoordeling op alle waterhuishoudkundige aspecten: wateroverlast, waterkwaliteit én verdroging.
vasthouden
8
bergen
afvoeren
Provincie Noord-Brabant | Waterhuishoudingsplan 2003 - 2006 | Samenvatting
Schade(vergoeding) als gevolg van waterbeleid
Het beleid van de overheid kan ertoe leiden dat burgers schade lijden. Ook al geldt in het algemeen het uitgangspunt dat iedereen de eigen schade draagt, in de praktijk komt de overheid de burgers tegemoet. Met name voor schade die optreedt als gevolg van de uitvoering van wettelijke plannen en regels bestaan allerlei compensatievoorschriften. Dit is ook het geval bij fysieke schade als vernattingsschade die optreedt als gevolg van verdrogingsbestrijding. Het streven naar consensus heeft in het verleden echter nog wel eens geleid tot concessies aan de bestrijding van de verdroging. De provincie wil de komende jaren enkele pilotprojecten starten waarin verdrogingsbestrijding optimaal wordt ingezet, ook als dat tot schade buiten het natuurgebied leidt. Voor schade als gevolg van waterberging koerst de provincie op een landelijke regeling in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Ook voor schade als gevolg van grondwateroverlast in het stedelijk gebied ligt een landelijke regeling in het verschiet.
Kernthema 3 Verbeteren van de waterkwaliteit
Uit de in 2000 verrichte evaluatie van het waterbeleid is gebleken dat de waterkwaliteit in onze provincie nauwelijks is verbeterd. Aan de ene kant is de problematiek van de zogenaamde ‘puntbronnen’ grotendeels opgelost. Het herziene WHP bevat een aanpak van het resterende probleem dat wordt gevormd door de ongeveer 15.000 woningen en bedrijven in het buitengebied die nog niet op de riolering zijn aangesloten. Daartoe zal de provincie het ontheffingsbeleid voor de gemeentelijke zorgplicht actualiseren. Aan de andere kant is er sprake van toegenomen verontreiniging via de zogenaamde ‘diffuse bronnen’, zoals verkeer, landbouw en gebouwen. Om de kwaliteitsdoelstellingen alsnog te realiseren, worden in de aanpak drie sporen ingezet. Het eerste spoor richt zich op de diffuse bronnen en beoogt naast vermindering van het aantal probleemstoffen vooral te voorkomen dat deze stoffen in de watersystemen terecht komen. Het tweede spoor beoogt een verbetering van de waterbodems door met name een strenger beleid te voeren ten aanzien van de toepassing en verwerking van verontreinigde baggerspecie. Het derde spoor handhaaft onverkort het huidige beleid ten aanzien van puntbronnen als riooloverstorten en rioolwaterzuiveringsinstallaties, maar ook ten aanzien van directe lozingen van huishoudelijk afvalwater. Om zoveel mogelijk neerslag vast te houden in het eigen gebied en tegelijk een vuilwaterstelsel te realiseren zonder overstorten op het oppervlaktewater, wordt het afkoppelen van hemelwater in bebouwd gebied verder aangemoedigd.
9
Provincie Noord-Brabant | Waterhuishoudingsplan 2003 - 2006 | Samenvatting
10
Provincie Noord-Brabant | Waterhuishoudingsplan 2003 - 2006 | Samenvatting
Kernthema 4 Inrichten van waterlopen in het buitengebied
De evaluatie van het waterbeleid toont aan dat de realisatie van ecologische verbindingszones en de inrichting van de functie ‘waternatuur’ achterblijft bij de planning. Voor de periode 2003 – 2006 wordt nu gestreefd naar realisatie van ca. 20% van het totaal aantal gewenste kilometers. Dat gebeurt langs drie sporen. Het eerste spoor koerst op een bundeling van krachten van met name waterschappen en gemeenten, waarbij de provincie behulpzaam kan zijn bij grondruil, grondverwerving en landinrichting. Het tweede spoor geldt vooral voor ecologische verbindingszones en voorziet in de aanleg van korte trajecten, zodra er een stukje grond beschikbaar komt. De provincie zet daartoe de bestaande bijdrageregeling voort en kan financieel tegemoet komen in de kosten van inrichting voor de functies ‘waternatuur’en ‘viswater’. Het derde spoor beoogt het vergroten van de ecologische waarde van een waterloop zonder dat er grond voor moet worden verworven. Een aangepast maai- en peilbeheer of extensief onderhoud van een schouwpad zijn voorbeelden van geschikte maatregelen. Kernthema 5 Omgaan met water in bebouwd gebied
Het waterbeheer is altijd gericht geweest op het verminderen van de nadelige invloed van water op het bebouwd gebied door het bestrijden en voorkomen van wateroverlast. Inmiddels is echter ook duidelijk dat het bebouwd gebied een nadelige invloed heeft op het water. De provincie vindt dan ook dat voor het omgaan met water in bebouwd gebied dezelfde uitgangspunten moeten gelden als voor de overige delen van de provincie. Dat wil zeggen: de watersysteembenadering en de integrale aanpak van knelpunten. In deze aanpak spelen gemeenten en waterschappen een belangrijke rol. De provincie zorgt ervoor dat waterhuishoudkundige vraagstukken in het stedelijk gebied bestuurlijke aandacht krijgen; de watertoets is daarbij een belangrijk instrument. Gezien de aard van watersystemen concentreert de aanpak zich op drie sporen. Het eerste spoor richt zich op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door integratie van wonen, werken, natuur en landschap met milieu en water. Het tweede spoor betreft de locatiekeuze voor nieuwe activiteiten, met name stads- en dorpsuitbreidingen en bedrijventerreinen. Het derde spoor heeft betrekking op de inrichting en het waterbeheer in relatie tot wonen, werken en infrastructurele voorzieningen. Het gaat hierbij om het versterken van natuurwaarden, de verdiepte aanleg van infrastructurele werken, de aanleg van gescheiden rioleringsstelsels en duurzaam bouwen. Samenwerken in een ‘keten’
Bij het waterbeheer in onze provincie spelen talrijke instanties een rol. Om alle doelstellingen van het WHP te realiseren zijn een heldere taakverdeling en een transparante structuur en organisatie belangrijke voorwaarden. Na een reorganisatie voeren sinds januari 1995 negen waterschappen het beheer over het oppervlaktewater in onze provincie. Op basis van een evaluatie is in 2000 besloten tot een verdere ‘indikking’ van het aantal waterschappen. Inmiddels is een proces op gang gebracht tot de vorming van drie à vier all-in waterschappen voor de hele provincie.
11
Provincie Noord-Brabant | Waterhuishoudingsplan 2003 - 2006 | Samenvatting
Om dezelfde redenen is ook besloten tot de formatie van nog maar één waterleidingbedrijf; ook dat proces is inmiddels in gang gezet. Van belang is nu dat met name provincie, gemeenten, waterschappen en waterleidingbedrijven met elkaar samenwerken als vormden zij samen een keten. De daarbij behorende afspraken zullen al in 2003 in een overeenkomst worden vastgelegd. Meten van activiteiten en resultaten
Het is belangrijk om de uitvoering van het beleid goed te meten. Het verzamelen, bewerken en presenteren van gegevens gebeurt op twee manieren. De eerste is prestatiemonitoring, waarbij niet zozeer de effecten van het beleid als wel de ontplooide activiteiten worden gevolgd. De resultaten daarvan worden neergelegd in voortgangsrapportages. De provincie coördineert het opstellen daarvan en zorgt ervoor dat de rapportages beschikbaar komen. De tweede manier is effectmonitoring. Deze vorm van meten brengt de voortgang van de gewenste ideale toestand van het grond- en oppervlaktewater in beeld. Dat gebeurt in de vorm van een regionale watersysteemrapportages (RWSR). De provincie coördineert ook in dit geval het opstellen ervan, voert de eindredactie en zorgt ervoor dat de rapportages beschikbaar komen voor bestuurlijke besluitvorming. Kosten en financiering
De kosten, verbonden aan de uitvoering van het gedeeltelijk herziene Waterhuishoudingsplan komen vooral voor rekening van de provincie. Maar ook de waterschappen, de gemeenten en de waterleidingbedrijven leveren een bijdrage. De provincie kan een deel van haar bijdrage financieren uit eigen middelen. De overige kosten moeten worden gedekt uit de grondwaterheffing die voor dit doel zal worden verhoogd. De kosten voor de overige instanties zijn van een zodanige omvang dat deze niet zullen leiden tot een sterke verhoging van maatschappelijke lasten. Vergunningenbeleid grondwateronttrekkingen
Het (herziene) Waterhuishoudingsplan vormt het kader waarbinnen de provincie het provinciale vergunningenbeleid opstelt en de rol van toetser vervult. Dit operationele grondwaterbeheer is in grote lijnen een voortzetting van het reeds met WHP-2 ingezette beleid. Een verscherping van het beleid geldt met name voor beregening. Vanaf 1998 worden er al geen nieuwe beregeningsvergunningen meer verleend. Wel bestond tot nu toe nog de mogelijkheid om onder specifieke omstandigheden, zoals boerderijverplaatsingen, grondwateronttrekkingen voor dit doel te verplaatsen. In de komende periode worden boeren gestimuleerd om op vrijwillige basis het grondwatergebruik verder terug te dringen. Extra onttrekkingen voor beregening worden niet toegestaan. Het verplaatsen van dergelijke onttrekkingen wordt alleen nog toegestaan bij uitruil van gronden en verplaatsing van bedrijven die het directe gevolg zijn van het realiseren van overheidsplannen zoals landinrichting, reconstructie, gemeentelijke uitbreiding, de aanleg van infrastructurele werken en de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.
12