Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied-Landgoed Kloosterbosch gemeente Valkenburg aan de Geul
1
status: datum: projectnummer: adviseur:
onherroepelijk 17 mei 2013 404316R.2001 RNU
Inhoudsopgave 1
Inleiding
1
1.1
Aanleiding
1
1.2
Noodzaak en doel
2
1.3
Plangebied: ligging en omvang
3
1.4
Vigerend bestemmingsplan
3
1.5
Leeswijzer
4
2
Beleid
5
2.1
Inleiding
5
2.2
Rijksbeleid
5
2.3
Provinciaal beleid
8
2.4
Gemeentelijk beleid
3
Gebieds- en projectomschrijving
13 19
3.1
Voorgeschiedenis
19
3.2
De directe omgeving
20
3.3
Het planvoornemen
21
4
Onderbouwing van het project
22
4.1
Toelichting – Groene component
22
4.2
Toelichting – Rode component
27
6
Onderzoek
29
6.1
Algemeen
29
6.2
Geluidhinder
29
6.3
Bodem- en grondwaterkwaliteit
30
6.4
Bodembeschermingsgebied
31
6.5
Grondwaterbeschermingsgebieden
31
6.6
Luchtkwaliteit
31
6.7
Milieuzonering
32
6.8
Flora en fauna
32
6.9
Cultuurhistorie en archeologie
34
6.10
Externe veiligheid
37
6.11
Kabels en leidingen
39
6.12
Rijkswaterstaat
39
6.13
Verkeer
40
7
Water
41
7.1
Waterbeleid
41
7.2
Waterparagraaf
44
7.3
Watertoets
46
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
8
Juridische opzet
47
8.1
Algemeen
47
8.2
De verbeelding
47
8.3
De regels
47
Haalbaarheid
48
9 9.1
Economische haalbaarheid
48
9.2
Maatschappelijke aanvaardbaarheid
49
10
Procedure
50
10.1
Inleiding
50
10.2
De te volgen procedure
50
10.3
Het vooroverleg en de watertoets
50
Bijlage Bijlage 1: Landgoedontwikkeling Kloosterbosch / Dhr. J.M.H. Schaepkens Bijlage 2: Privaatrechtelijke overeenkomst Bijlage 3: Verkennend bodemonderzoek Bijlage 4: Advies Kwaliteitscommissie Limburg Bijlage 5: Advies archeologie Bijlage 6: Effectbeoordeling Natuurwaarden Landgoed Kloosterbosch Bijlage 7: Advies ex artikel 3.1.1 Bro Bijlage 8: Vaststellingsbesluit, de notitie zienswijzen en overzicht ambtshalve wijziging Bijlage 9: Toezegging provincie Limburg doorlevering gronden Bijlage onderzoeken (losse bijlage)
toelichting
straatnamen
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
toelichting
topografische ondergrond
impressie plangebied
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
impressie plangebied
impressie plangebied
Dit bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de realisatie van een landgoed op de locatie ‘Kloosterbosch’ ter hoogte van de Stevensweg te Houthem, gemeente Valkenburg aan de Geul. De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisering van een nieuw landgoed inclusief bebouwing. Momenteel is de locatie ‘Kloosterbosch’ in gebruik als agrarisch gebied en natuurgebied. Tevens zijn er een burgerwoning en een agrarisch bedrijf (kweken van blauwe bessen) gevestigd. Landgoed Kloosterbosch is gelegen in het buitengebied van de gemeente Valkenburg aan de Geul en in het Nationaal Landschap ‘Heuvelland’. Om een substantiële bijdrage te leveren aan de landschappelijke kwaliteit is een plan ontwikkeld om de gronden te ontwikkelen tot een nieuw landgoed, Landgoed Kloosterbosch. Dit nieuwe landgoed zal een duurzaam en groen ensemble vormen van wonen, landschap en natuur.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
1
impressie plangebied
impressie plangebied
impressie plangebied
Landgoed Kloosterbosch is één van de pilotprojecten ‘Rood voor Groen’ van de provincie Limburg. Uitgangspunt bij de Rood voor Groen projecten is dat bouwen buiten de ‘contour’ mogelijk is, mits een tegenprestatie wordt geleverd in de realisatie van nieuwe natuur. 1.2
Noodzaak en doel
Op grond van het vigerende bestemmingsplan is het realiseren van een landgoed op deze locatie niet mogelijk. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul heeft derhalve besloten om deze ontwikkeling te regelen middels een afzonderlijk bestemmingsplan. Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het opstellen van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik van gronden en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Deze regeling heeft voor het grootste gedeelte van het plangebied een conserverend karakter en is gericht op bescherming van de karakteristieke waarden van het binnen het plangebied te ontwikkelen landgoed.
2
toelichting
begrenzing plangebied
Daarnaast wordt de bouw van een nieuwe bedrijfswoning bij de bestaande bedrijfsgebouwen mogelijk gemaakt. Deze bebouwing is noodzakelijk voor het bos- en natuurbeheer als onderdeel van de landgoedontwikkeling. De kwekerijactiviteiten worden ter plaatse beëindigd. 1.3
Plangebied: ligging en omvang
Landgoed Kloosterbosch is gelegen ten noorden van de A79 en de kern Houthem. Het gebied heeft een groen en glooiend karakter en kenmerkt zich door een afwisseling van bossen, bosjes, graften, paden en weilanden. De initiatiefnemer, heer Schaepkens, levert met dit planvoornemen een bijdrage aan de instandhouding van dit gebied. De begrenzing van het plangebied komt overeen met de toekomstige begrenzing van het landgoed Kloosterbosch. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 24 hectare. 1.4
Vigerend bestemmingsplan
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan “buitengebied Valkenburg aan de Geul”, zoals vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 2 april 2012. Op grond van het vigerende bestemmingsplan hebben de gronden binnen het bestemmingsplan als ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschappelijke en natuurlijke waarden’, ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’, ‘Natuur’ en ‘Water – Primair Water’. Binnen deze bestemmingen is het ontwikkelen van Landgoed Kloosterbosch niet rechtstreeks mogelijk.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
3
Water-Primair water Agrarisch met warden – Landschappelijke en natuurlijke waarden Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Natuur
uitsnede vigerend bestemmingsplan
1.5
Leeswijzer
In deze toelichting wordt ingegaan op de ruimtelijke inpasbaarheid en zal uiteengezet worden dat de voorgestane ontwikkeling geen afbreuk doet aan de aanwezige waarden ter plaatse van het plangebied maar leidt tot een kwaliteitsverbetering van het gebied en de directe omgeving. Tevens wordt onderbouwd dat het plan niet strijdig is met andere beleidsvelden. In de hierna volgende hoofdstukken van deze bestemmingsplanherziening komen onder meer de volgende elementen aan de orde: toetsing aan het geldend beleid; de relatie met het vigerende bestemmingsplan; project- en gebiedsomschrijving; toetsing aan milieuwetgeving en andere ruimtelijke wetgeving met betrekking tot bestaande of potentiële belemmeringen in de omgeving van het plangebied; onderbouwing van het project; haalbaarheid; procedurele voortgang. Naast de toelichting bestaat het bestemmingsplan uit een set regels en een verbeelding. In de regels is het planvoornemen vertaald naar een juridische regeling. Op de verbeelding is de begrenzing van het plangebied met bijbehorende bestemmingen en aanduidingen aangegeven.
4
toelichting
2
Beleid
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Het rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Nota Ruimte, het Nationaal Waterplan en de nota Belvedere. Voor het provinciaal beleid is het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL) van belang. Het regionaal- en gemeentelijk beleid wordt weergegeven in de Structuurvisie 2005, de Visie Gebiedsontwikkeling, de Toekomstvisie 2030, de Toeristische visie, het Gemeentelijk Waterplan, het Landschapsbeleidsplan, het Mobiliteitsplan en de Beleidsnota Parkeernormen. 2.2
Rijksbeleid
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen: de veranderende behoefte aan wonen en werken; de mobiliteit van personen; economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw; de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken; waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling; aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet worden vergroot; deregulering. Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota’s voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro’s kunnen worden bespaard. De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een con-
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
5
currerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld: het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. In de SVIR zijn deze nationale opgaven uit de nationale ruimtelijke structuur aangevuld met regionale opgaven. Voerendaal is gelegen in de regio Brabant en Limburg. De opgave van nationaal belang binnen deze gemeente is het tot stand brengen van de (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief de Natura 2000-gebieden. Delen van het plangebied zijn gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Doel van het aanwijzen van de EHS is het behouden van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieu. Vanuit het Verdrag van Bern is het Rijk verplicht tot het bevorderen van biodiversiteit door bescherming te bieden aan bedreigde dier- en plantensoorten en maatregelen te nemen om deze in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Om dit doel te bereiken dienen gemeente in hun bestemmingsplan de EHS te waarborgen. Ruimtelijke ingrepen zijn in principe niet toegestaan. Onder voorwaarden (kwaliteitsverbetering EHS) kan hiervan worden afgeweken (nee, tenzij principe). Het planvoornemen betreft een rode ontwikkeling waarbij ter compensatie c.q. tegenprestatie de groene waarden van het gebied worden versterkt. De groene waarden zijn daarbij (gedeeltelijk) gelegen binnen de EHS waardoor het planvoornemen bijdraagt aan de opgave van nationaal belang voor dit gebied. 2.2.2 Nationaal waterplan (2009) Het Nationaal Waterplan (structuurvisie) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota’s Waterhuishouding en is gelijktijdig met het wetsvoorstel Waterwet, d.d. 22 december 2009 in werking treden. Omdat ook voor de volgende generaties Nederland als veilig en welvarend waterland veiliggesteld moet worden, moet nu een antwoord worden gevonden op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie, economie en een duurzaam waterbeheer. Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Water levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de
6
toelichting
leefomgeving en behoud van biodiversiteit. Het doel is helder: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het dan ook van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Meer dan voorheen moet water bepalend zijn bij de besluitvorming. De mate waarin water bepalend is, hangt af van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid, en andere kenmerken in dat gebied. Het planvoornemen is gelegen in een ruimtelijke hoofdstructuur, zoals bedoeld in de AMvB ruimte. Binnen het plangebied heeft het rijk dan ook een primaire ruimtelijke verantwoordelijkheid. Bij de planuitwerking dient dan ook rekening te worden gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn, gericht op duurzaam waterbeheer. Meer concreet betekent dit dat aangegeven moet worden welke consequenties het planvoornemen voor de waterhuishouding ter plekke heeft en hoe omgegaan wordt met het schone hemelwater en het afvalwater. 2.2.3 Nota Belvedere De nota Belvedere betreft een nota van een viertal ministeries waarin is vastgelegd hoe cultuurhistorie, ruimtelijke ontwikkelingen kan inspireren, met als uitgangspunt “behoud door ontwikkeling”. De beleidsnota beoogt de aanwezige cultuurhistorische waarden sterker richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van Nederland. Cultuurhistorie moet een inspiratiebron zijn en een kwaliteitsimpuls vormen voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. De aanwezige cultuurhistorische waarden geven het landschap diepgang. Dergelijke waarden vertellen iets over het verleden en over hoe men destijds met het landschap omging. De cultuurhistorie in het landschap trekt toerisme en recreanten aan. Daarnaast is variatie in landschappen, met respect voor cultuurhistorische waarden, aantrekkelijk en wenselijk. Een eerste vereiste is het voorkomen van de teloorgang van het bodemarchief (archeologie) en het respecteren van historische gegevens bij behoud, ontwerp en herinrichting van bestaande en nieuwe gebieden. Het grondgebied van de gemeente Valkenburg aan de Geul wordt in de Nota Belvedere aangemerkt als een cultuurhistorisch belangrijk gebied. Er zijn enkele Rijksmonumenten gelegen, waarvan de kwaliteit geëtaleerd en beschermd dient te worden. De gemeente maakt daarnaast onderdeel uit van het Belvederegebied ‘Heuvelland’. Binnen dit gebied wordt in grote lijnen gestreefd naar instandhouding en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren, zoals die in het landschap worden aangetroffen. Het Belvederegebied richt zich veel minder op de in het gebied aanwezige kernen. Algemeen wordt gestreefd naar het behoud en de versterking
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
7
van de cultuurhistorische identiteit door een bundeling van krachten van de diverse betrokken instanties en integrale planvorming. Het aanwijzen van een initiatiefnemer voor actief behoud en/of de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden kan hier ook een rol bij spelen. De landgoedontwikkeling met als uitgangspunt behoud en versterking van de aanwezige waarden past in dit streven. 2.3
Provinciaal beleid
2.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) Het beleid van de provincie Limburg is vastgelegd in het POL (vastgesteld in 2006, meest recent geactualiseerd in 2010). In het POL is onderhavige locatie, op basis van de Nota Ruimte aangewezen en nader begrensd als onderdeel van het Nationaal Landschap Zuid Limburg. De ambitie is om het Nationaal Landschap in samenhang met stedelijke gebieden te ontwikkelen als een welvarend gebied, waar het goed wonen, werken en recreëren is. De maatschappelijke en toeristische voorzieningen staan op een hoog peil, waarbij ook de zorg voor versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kernkwaliteiten duurzaam is gewaarborgd. Voor de ontwikkeling van de regio is het belangrijk dat meer samenhang wordt gebracht in het behoud van een vitale sociaaleconomische basis, de ontwikkeling van de groene en cultuurhistorische waarden en het recreatief medegebruik. Inspelend op de aanwezige kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden worden negen perspectieven onderscheiden. Elke zone of deelgebied in Limburg hoort, qua kenmerken en ontwikkelingsrichting, tot een van die perspectieven. De onderhavige locatie is binnen het POL aangeduid als Ecologische Hoofdstructuur (EHS)” en “Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG)” en vallen onder perspectieven 1 en 2. De EHS is gericht op het beschermen en realiseren van een groene structuur van bos- en natuurgebieden, met tussenliggende verbindingen en waterpartijen met ecologische waarden. De EHS maakt onderdeel uit van de Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals bepaald in de Nota Ruimte. Het beleid van de provincie ten aanzien van de EHS bestaat voornamelijk uit het realiseren en beschermen van deze groene robuuste structuur. Derhalve is het in principe niet mogelijk om ontwikkelingen plaats te laten vinden die de kenmerken en waarden van deze gebieden aantasten of belemmeren. Hierbij geldt het ‘nee, tenzij’-principe. Tegenstrijdige activiteiten mogen niet plaatsvinden, tenzij de noodzaak hiervan goed onderbouwd kan worden en er compensatie plaats vindt van de aantasting of belemmering. Gezien het bovenstaande is het maar in beperkte mate mogelijk om activiteiten te ontplooien binnen het plangebied.
8
toelichting
Uitsnede POL, kaart 1 perspectieven (actualisatie januari 2011)
De POG maakt naast de EHS deel uit van de ecologische structuur van Limburg. Echter, waar de EHS voornamelijk natuur-, water- en bosgebieden betreft, heeft de POG met name betrekking op landbouwgebieden. De POG gaat uit van een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Dat wil zeggen dat het behoud en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden richtinggevend zijn voor ontwikkelingen binnen de POG. De landbouw moet meer landschapsgeoriënteerd plaatsvinden en het bebouwingsvrije karakter dient gehandhaafd te blijven. Daarnaast dient de toeristisch-recreatieve structuur in stand gehouden te worden. Hoewel binnen de POG de mogelijkheden tot ontplooien van activiteiten wat ruimer zijn dan binnen de EHS, zijn ze ook hier maar beperkt. Dit geldt ook voor het plangebied. Versterken en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden is de doelstelling en alleen activiteiten die hier aan bijdragen (bijv. functies betreffende toerisme, recreatie of landbouw) zijn toegestaan. Het planvoornemen sluit aan op dit provinciale beleid. Met de ontwikkeling van het landgoed wordt bijgedragen aan de versterking van de landschappelijke en natuurlijke structuur. Limburgs Kwaliteitsmenu Het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM), vastgesteld 12 januari 2010, is van toepassing op ontwikkelingen die buiten de, rond de plattelandskernen, getrokken contour middels een bestemmingsplanwijziging mogelijk worden gemaakt. Het kenmerkende voor de bedoelde ontwikkelingen is dat het (nieuwe) functies zijn die een nieuw ruimtebeslag leggen op het ‘maagdelijke’ buitengebied en/of met nieuwe verstening en verglazing gepaard gaan.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
9
Het LKM komt voort uit bestaande kwaliteitsverbeterende instrumenten zoals Ruimte voor Ruimte en Rood voor Groen. Het biedt een instrumentarium waarmee ontwikkelingen en kwaliteitsverbeteringen worden gekoppeld. Dit instrumentarium dient een plaats te krijgen in het gemeentelijke ruimtelijk beleid. Hiertoe legt de gemeente het beleid vast in een gemeentelijke structuurvisie. De gemeente heeft daarbij de mogelijkheid om een gebiedsgerichte uitwerking te geven aan het LKM. De gemeente Valkenburg aan de Geul heeft op 13 februari 2012 hiertoe de ‘Intergemeentelijke structuurvisie Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul’ vastgesteld. Het planvoornemen kent een lange voorbereiding. Circa 12 jaar geleden is het planvoornemen in eerste instantie besproken met de provincie Limburg. De provincie is ooit begonnen met de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. Deze beleidsontwikkeling heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld in de richting van de ‘rood voor groen’ en VORm-gedachte. Het planvoornemen is in het kader van dat beleid als één van de tien experimenten nieuwe landgoederen aangemerkt. In het LKM wordt er de module ‘nieuwe landgoederen’ aan toegekend. Het planvoornemen is dus ontwikkeld binnen het kader van ‘Rood voor GroenVORm’ en kan omdat dit instrument inhoudelijk aansluit op het LKM volgens de overgangsregeling van het LKM doorgang vinden. De ‘Rood voor groen/VORm’-regeling was opgenomen in de POL-aanvulling Contourenbeleid Limburg (2005). Met de POL-aanvulling Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering, waarin het LKM is opgenomen, is de POL-aanvulling Contourenbeleid Limburg (2005) komen te vervallen. Op 2 november 2010 is het planvoornemen in het kader van het provinciale beleid voor advies voorgelegd aan de Kwaliteitscommissie Limburg. In het advies is de toets c.q. motivering opgenomen op grond waarvan de oprichting van het landgoed op basis van het provinciale beleid mogelijk is. Het advies is als bijlage 4 van de toelichting opgenomen. Rood voor groen Het instrument rood voor groen is het beleidsmatig mogelijk maken van zogenoemde rode functies (bebouwing) in het landelijk gebied op plekken waar zonder sterke economische dragers geen groene kwaliteiten tot stand komen en waar groene waarden gediend zijn met een kwaliteitsimpuls. Voor een deel passen rood voor groenprojecten niet binnen het reguliere beleid en zijn daarom alleen in experimentele vorm mogelijk. De provincie wil starten met een beperkt aantal experimenten (circa tien) om ervaring op te doen voor het reguliere beleid. Een van de geselecteerde experimenten is deze ontwikkeling Landgoed Kloosterbosch. De rood voor groenexperimenten hebben als doel maximaal bij te dragen aan de doelen uit het POL, de Bosnota, de Nota natuur en landschapsbeheer, etc. Vanuit het Rood-voor-groen beleid gelden voor de ontwikkeling van het landgoed de volgende algemene uitgangspunten: de kwaliteit van natuur en landschap moet toenemen, waar mogelijk gecombineerd met andere beleidsterreinen (water/milieu); de beoogde rode en groene functies moeten tegelijkertijd gerealiseerd worden;
10
toelichting
voor de groene functies moet openstelling, toegankelijkheid en recreatief medegebruik gewaarborgd zijn; de impact van de rood voor groenontwikkeling op de agrarische structuur in een gebied moet nadrukkelijk worden meegewogen; in de omgeving aanwezige agrarische bedrijven mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; rood-voor-groenaanvragen die de POG versterken krijgen met voorrang de status van experiment; woningbouw moet passen binnen de Regionale volkshuisvestingplannen en zoveel mogelijk aansluiten bij de bestaande bebouwing; rood voor groenprojecten die binnen de bestaande verstening plaatsvinden, vallen buiten het vastgestelde maximum aantal te bouwen woningen, de zogenaamde contigentering; rood-voor-groenexperimenten moeten de drie kapitaalsvormen (sociaal-cultureel, milieu en natuur, economie) versterken; voor de uitvoering van de experimenten zijn geen extra financiële middelen beschikbaar; waar mogelijk zijn bestaande subsidieregelingen te gebruiken om de beoogde kwaliteitsverbetering te realiseren. 2.3.2 POL-aanvulling Nationaal Landschap Zuid-Limburg Naar aanleiding van het aanwijzen van het Heuvelland Zuid-Limburg als Nationaal Landschap in de Nota Ruimte is de POL-aanvulling Nationaal Landschap Zuid-Limburg opgesteld. In deze aanvulling wordt aan de kernkwaliteiten uit de Nota Ruimte, zijnde: het reliëf; het groene karakter; de schaalcontrasten; de volgende kernkwaliteit toegevoegd: de kenmerkende en gebiedseigen cultuurhistorische elementen. Naast de bovenstaande kernkwaliteiten is een bijzondere kwaliteit van Zuid-Limburg, dat veel landschappelijke waarden nog in een oorspronkelijke, betekenisvolle samenhang tussen ondergrond, natuur en cultuurhistorie voorkomen. De ontwikkeling van het landgoed draagt bij aan instandhouding en versterking van de landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten ter plaatse. Derhalve sluit het planvoornemen aan bij de kernkwaliteiten. 2.3.3 Provinciaal Waterplan 2010-2015 Het provinciaal Waterplan 2010-2015 is een aanvulling op het POL 2006, met als doel een herijking en uitwerking van het waterbeleid uit het POL2006, op basis van de vernieuwde Europese en nationale kaders (de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de integrale Waterwet). Het waterplan heeft een doorlooptijd van zes jaar, parallel aan de looptijd van het Stroomgebiedbeheerplan Maas.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
11
Het Provinciaal Waterplan kan worden gezien als een regionaal waterplan, zoals omschreven in de Waterwet en een op zichzelf staande structuurvisie op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Het plan bevat specifieke ambities en beleidsregels gericht op de doorwerking en uitvoering van waterbeleid. Het waterbeleid in het Provinciaal Waterplan omvat de strategische hoofdlijnen voor het provinciale waterhuishoudkundig beleid. Het provinciale waterbeleid bevat de volgende strategische doelen:
herstel sponswerking; het voorkomen van wateroverlast en watertekort in het regionale watersysteem, anticiperend op veranderende klimatologische omstandigheden.
herstel van de natte natuur; het bereiken van ecologisch gezonde watersystemen en grondwaterafhankelijke natuur.
schoon water; het bereiken van een goede chemische kwaliteit voor water en sediment.
een duurzame watervoorziening; het beschermen van water voor menselijke consumptie, zodanig dat voldoende water van de vereiste kwaliteit via eenvoudige zuiveringstechnieken beschikbaar is.
een veilige maas; het streven naar een acceptabel risico voor overstromingen in het rivierbed van de maas.
In de loop der tijd zijn de watersystemen in Limburg, net als elders in West-Europa, steeds verder gereguleerd ten behoeve van economische ontwikkelingen en bebouwing. Daardoor is de natuurlijke veerkracht van het watersysteem, het vermogen om piekbelasting op te vangen en periodes van droogte te doorstaan, grotendeels verdwenen. Dit heeft onder meer geleid tot een groter overstromingsrisico van de Maas en de beekdalen, regelmatig terugkerende wateroverlast en erosie, watertekort, gebrekkig ecologisch functioneren en hardnekkige milieuproblemen (emissies, verdroging), met negatieve gevolgen voor mens, natuur en economie. Naar verwachting zal de druk op de watersystemen in de toekomst toenemen door verdere verstedelijking en intensiever ruimtegebruik. Bovendien zal de klimaatverandering tot meer extreme neerslagpatronen leiden, waardoor ook de piekbelasting van onze watersystemen zal toenemen. Het huidige watersysteem heeft onvoldoende ruimte en veerkracht om extreme omstandigheden op te kunnen vangen, hetgeen door de geschetste toekomstige ontwikkelingen steeds problematischer wordt. Door middel van het Provinciaal Waterplan wordt gewerkt aan een belangrijke verbetering van het Limburgse vestigingsklimaat waarbij tegelijkertijd de regionale identiteit wordt versterkt. Tot die identiteit behoren de verschillende karakteristieke beken, beekdalen en (grond)waterafhankelijke natuurgebieden die Limburg rijk is en die een belangrijke drager zijn van het Limburgs landschap, de biodiversiteit en toeristisch-recreatieve waarden. Schoon, aantrekkelijk en natuurlijk water waarin veilig gezwom-
12
toelichting
Uitsnede Structuurvisie
men en gerecreëerd kan worden, is bevorderlijk voor de ontwikkeling van natuur en biodiversiteit (Natura 2000), voor welzijn en volksgezondheid, en een belangrijke economische randvoorwaarde en stimulans voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen. Er wordt ingezet op behoud en herstel van ecologisch gezonde en veerkrachtige watersystemen, die tevens functioneren als natuurlijke klimaatbuffers: ecologisch gezond functionerende watersystemen die in staat zijn om het variërende aanbod en de wisselende kwaliteit van water op een natuurlijke manier op te vangen. Dit wordt bereikt door de aan de watersystemen gebonden functies meer in balans te brengen met variaties in de beschikbaarheid en kwaliteit van water. Verder wordt deze vernieuwing in het waterbeheer gestalte gegeven door onder andere een (grensoverschrijdende) stroomgebiedbenadering, een integrale en brongerichte aanpak, het meer ruimte geven aan natuurlijke processen in de watersystemen, het in acht nemen van het solidariteitsprincipe (niet afwentelen) en het vooraf betrekken van water bij ruimtelijke ontwikkelingen en afwegingen. In dit bestemmingsplan is toegelicht wat de consequenties zijn van het planvoornemen voor de waterhuishouding en is aangegeven hoe de ontwikkeling van het landgoed kan plaatsvinden met inachtneming van het solidariteitsprincipe. Leidend gegeven daarbij is dat het schone hemelwater van de nieuw te bouwen bedrijfswoning wordt opgevangen op eigen terrein. 2.4
Gemeentelijk beleid
2.4.1 Intergemeentelijke structuurvisie Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul In de structuurvisie, vastgesteld 13 februari 2012, is het plangebied aangeduid als bosge-
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
13
Tabel: kwaliteitsbijdrage per ontwikkeling uit de Structuurvisie
bied en steile hellingen en droogdalen (hoofdzonering). Voor dit gebied streeft de gemeente naar ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) en kleinschalige natuur- en landschapsontwikkeling. Het beleid is gericht op het stimuleren van vormen van beheerslandbouw, waarbij agrariërs een deel van hun inkomen halen uit het onderhouden van kleine landschapselementen en/of het op een meer natuurlijke wijze bewerken van hun gronden. Beheer en gebruik dienen op de gewenste natuur- en landschapsontwikkeling te worden afgestemd. Nieuwe ontwikkelingen
dienen
te
gaan
met
verbetering
van
de
omgevingskwaliteit
(LKM/gemeentelijk kwaliteitsmenu (gkm)). Door de ontwikkeling van het landgoed worden de natuurwaarden ter plaatse van het plangebied behouden en verder versterkt. Derhalve sluit de ontwikkeling van Landgoed Kloosterbosch aan bij de uitgangspunten uit de structuurvisie. Ook is op de ontwikkeling het LKM van toepassing dat in de structuurvisie vertaald is naar het gemeentelijke kwaliteitsmenu. Op de ontwikkeling van het landgoed is de module ‘nieuwe landgoederen’ van toepassing. 2.4.2 Toekomstvisie 2030 Valkenburg aan de Geul,Middeleeuws stadje en authentieke dorpen in het cultuurhistorische Heuvelland De toekomstvisie (april 2007) geeft aanzetten voor een samenhangende strategie richting 2030. Op basis van de strategie kent Valkenburg aan de Geul in 2030 de volgende typeringen: a. een aantrekkelijke woon- en verblijfplaats met een hoge sociale kwaliteit; b. een plaats met betrokken en meedenkende inwoners, ondernemers en bezoekers;
14
toelichting
c. een culturele en recreatieve plaats; d. een gezonde en duurzame gemeente; e. een toeristische gemeente in een complete regio. Het planvoornemen past binnen de toekomstvisie. De ontwikkeling van het landgoed draagt ter plaatse van het plangebied bij aan de landschappelijke en natuurlijke beleving. Dit verhoogt de toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht van dit gebied. Hierdoor versterkt van het woon- en verblijfsklimaat en de toeristisch-recreatieve functie van de gemeente Valkenburg aan de Geul. 2.4.3 Toeristische visie: Valkenburg leeft! Uit de toeristische visie ‘Valkenburg leeft!’ (mei 2001), blijkt, dat Valkenburg aan de Geul ongekende toeristische kwaliteiten en potenties heeft. De missie van de visie luidt: herstel identiteit zorgt voor een hoger rendement van de toeristische sector. De visie geeft vier speerpunten voor het gemeentelijk toeristisch beleid: a. Een helder en onderscheidend imago creëren, door een sterke positionering van de culturele en historische identiteit in Valkenburg aan de Geul. b. Een effectieve ruimtelijke en economische structuur scheppen door een goede ontsluiting, zonering van toeristische functies en een landschappelijke drager. c. Een voor de toerist fraaie, schone en veilige publieke ruimte door een integrale aanpak en met een publiek-privaat beheerorgaan. d. Het scheppen van kansen voor beter renderende bedrijven door gunstigere locatievoorwaarden en nieuwe bestemmingen. Onderhavig planvoornemen past binnen de toeristische visie. Valkenburg wordt hierbij in zijn totaal door de ogen van de toerist als product gezien. Dit product bestaat naast een verblijfsaccommodatie of attractie ook uit het straatbeeld, de natuur, historische bebouwing et cetera. Door het planvoornemen wordt de natuur in een klein gedeelte van Valkenburg versterkt als onderdeel van het totale product Valkenburg. . 2.4.4 Gemeentelijk Waterplan Het Gemeentelijk Waterplan (juli 2008) geeft het beleid weer inzake het oppervlaktewater, hemelwater, grondwater en het rioolwater binnen het grondgebied van de gemeente Valkenburg aan de Geul. De doelstelling is het scheppen van voorwaarden zodanig dat een gezond en veerkrachtig watersysteem voor mens en dier ontstaat, dat beantwoordt aan het actuele waterbeleid en bijdraagt aan de gewenste belevingswaarde in de omgeving. De afzonderlijke doelen van het gemeentelijk waterplan zijn: a. Het geven van inzicht in de waterproblematiek, het watersysteem en de wetgeving. b. Het formuleren van een visie op een duurzame omgang met water. c. Het opheffen van knelpunten en het benutten van kansen. d. Het formuleren van doelmatige, haalbare en betaalbare maatregelen.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
15
samenhang visie op water, waterthema’s, knelpunten en maatregelen
e. Het vaststellen van het communicatietraject tussen de gemeente, het waterschap en de inwoners van de gemeente. In het bovenstaande figuur is ook de samenhang gepresenteerd tussen het waterbeleid van overheden, de visie op waterthema’s, analyse van het watersysteem, de knelpunten en de maatregelen die genomen moeten worden. Belangrijkste element van de visies op de zes water-thema’s is een duurzame omgang met water in verband met de veiligheid tegen wateroverlast, het voorkomen van watertekorten, gezond drinkwater en een schoon en aantrekkelijk watermilieu met daarin een natuurlijk leefklimaat voor een goede en evenwichtige ecologie. De afkoppeling van schoon hemelwater draagt bij aan een goede waterkwaliteit. In hoofdstuk 7 Waterparagraaf is nader uitgewerkt hoe met het aspect water wordt omgegaan in het plangebied. 2.4.5 Beleidsnota Parkeernormen Het doel van de beleidsnota Parkeernormen (vastgesteld 17 december 2007) is het vaststellen van gemeentelijke parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en projecten in de gemeente Valkenburg aan de Geul, om in de toekomst in een parkeerbehoefte te kunnen voorzien en waar mogelijk de bereikbaarheid en leefbaarheid te waarborgen. De nota is van toepassing op alle toekomstige ruimtelijke plannen en bouw- en verbouwprojecten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: a. De parkeernormen moeten een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van de kernen; b. Elke initiatiefnemer van bouwplannen draagt zorg voor zijn eigen parkeeroplossing;
16
toelichting
gebiedsindeling beleidsnota parkeernormen
c. Een nieuw bouwinitiatief mag geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken; d. Vanwege de kwaliteit van de openbare ruimte moet ernaar gestreefd worden zo weinig mogelijk parkeerplaatsen in de openbare ruimte aan te leggen, waarbij de mogelijkheden voor uitwisseling en dubbelgebruik niet uit het oog mogen worden verloren. Bij de normering wordt uitgegaan van een gebiedsindeling, waarbij voor elke functie (wonen, werken, winkels en overig) een parkeernorm is opgesteld: a. centrum: centrum kern Valkenburg; b. gebied 2: overig kern Valkenburg, kern Berg; c. gebied 3: overig gemeente Valkenburg aan de Geul. Voor onderhavig plan zijn de parkeernormen van gebied 3 van toepassing. Concreet betekent dit dat ten minste 2 parkeerplaatsen per woning beschikbaar moeten zijn. In paragraaf 6.12 wordt nader ingegaan op het parkeerbeleid binnen het plangebied. 2.4.6 Welstandsnota 2004 Volgens de “Visie welstandsbeleid Mergelland” (vastgesteld 10 mei 2004) is het plangebeid gelegen binnen het deelgebied “Valkenburg kern”. Hier geldt welstandsniveau 1 – bijzonder welstandsgebied. Dit gebied wordt gekenmerkt door een gave en hoogwaardige omgeving met een gave structuur en veel bijzondere elementen en een grote uitstraling. Het welstandsbeleid is gericht op het beschermen en actief verbeteren. De Welstandsnota speelt een rol bij de toetsing van de nog te verlenen omgevingsvergunning. Naar aanleiding van adviezen van de welstandscommissie d.d. 22 juli 2010 en 13 september 2010 is het bouwplan voor het bouwen van een bedrijfswoning aan de Stevensweg e
aangepast. Bij de 3 behandeling van 14 april 2011 is een positief welstandsadvies afgegeven. Het plan voldoet daarmee aan de criteria uit de welstandsnota en aan redelijke ei-
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
17
sen van welstand. Als motivering voor het positief advies wordt gesteld dat de nieuwe ontwikkeling in meer samenhang gerealiseerd wordt met het omliggende landschap en bebouwing. Door aanpassing van de insnijding, aan de achterzijde, ontstaat in het bestaande landschap een natuurlijk logisch geheel. Ook sluit het plan voldoende aan bij de karakteristieken van het bouwen in het Limburgs Landschap. De inspiratiebron ‘Limburgse Villa’ is hiermee in overeenstemming. Ook wordt door het laten vervallen van de bovengrondse koppeling de openheid van het gebied gewaarborgd en dat ondersteund de ruimtelijke kwaliteit van de locatie. Qua oriëntatie van de woning is er voldoende relatie met de aanwezige ruimtelijke structuur. De gekozen masse en vorm van de woning sluit voldoende aan bij de gekozen ontwikkeling van het bestaande natuurgebied tot Landgoed. De voorgestelde materialen en kleuren ondersteunen niet alleen de gekozen architectuur maar sluiten ook aan bij de bebouwde omgeving. Momenteel werkt de gemeente aan een nieuw welstandsbeleid. 2.4.7 Verleden met toekomst, Archeologische beleidskaart en groevenbeleidskaart voor Valkenburg aan de Geul De gemeente Valkenburg aan de Geul heeft een archeologische beleidskaart (2009) opgesteld, bestaande uit drie delen: een set vindplaatsenkaarten (onderverdeeld in vier kaarten), een set monumenten- en trefkansenkaarten (onderverdeeld in twee kaarten), en een set van twee beleidsadvieskaarten. Bij deze beleidskaart is niet alleen aandacht besteed aan de ‘traditionele’ archeologie, maar ook zijn de onderaardse kalksteengroeven in kaart gebracht en beschreven. Deze groeven, die soms al terug gaan tot de Romeinse tijd, zijn karakteristiek voor Valkenburg en kunnen als archeologisch monument worden beschouwd. Bij het opstellen van het bestemmingsplan wordt dan ook rekening gehouden met de bekende of verwachte archeologische monumenten door terreinen met bekende of verwachte archeologische monumenten geen bestemming te geven die het bodemarchief kan schaden. Bij het verlenen van omgevingsvergunningen wordt rekening gehouden met bekende of verwachte archeologische monumenten door indien nodig eerst een onderzoek naar de waarde van de terreinen te laten instellen en zo nodig aan de vergunning voorwaarden te verbinden. In paragraaf 6.8.1 wordt ingegaan op de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied.
18
toelichting
Image
2010 Aerodata International Serveys
luchtfoto plangebied
3
Gebieds- en projectomschrijving
3.1
Voorgeschiedenis
Initiatiefnemer (de heer Schaepkens) wil een landgoed realiseren in het Kloosterbosch. Dit is toegestaan onder de voorwaarde dat hij voor het toevoegen van nieuwe bebouwing een kwaliteitsbijdrage levert die inhoud dat hij nieuwe natuur ontwikkeld. In overleg met provincie en gemeente is bepaald dat voor de bouw van de nieuwe bedrijfswoning 5 ha nieuwe natuur buiten de EHS wordt gerealiseerd en de huidige (agrarische) bessenplantage van 2,94 ha (binnen de EHS, particulier natuurbeheer) wordt omgezet in nieuwe natuur. Het plangebied is echter ruimer opgezet omdat ook de reeds bestaande eigendommen (bos en agrarische gronden) als de nog door te leveren natuurgronden van Bureau Beheer Landbouwgronden zijn meegenomen. Op 29 januari 2002 heeft het toenmalige college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul besloten om in principe in te stemmen met dit experiment ‘Rood voor Groen’ in het Kloosterbosch. Gelet op de uitermate gevoelige ligging in het buitengebied heeft het college destijds hoge kwalitatieve eisen gesteld aan het uiteindelijk in te dienen bouwplan. Op 15 december 2003 is hiervoor een conceptovereenkomst gesloten tussen de gemeente, de provincie en initiatiefnemer. Op 16 december 2003 heeft de provincie het experiment Rood voor Groen landgoed Kloosterbosch goedgekeurd. Het initiatief heeft vervolgens enkele jaren stilgelegen omdat op de afronding van de landinrichting moest worden gewacht. Begin 2010 is duidelijkheid ontstaan over de grondposities in het gebied Kloosterbosch.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
19
impressie directe omgeving
Stevensweg 1
Stevensweg 1
De voorgenomen landgoedontwikkeling kon hierdoor verder geconcretiseerd worden. Voor de verdere invulling van het project is afgesproken dat de initiatiefnemer een welstandsplan in zou dienen en het college op basis daarvan een besluit zou nemen over de eerdere principemedewerking met eventueel nadere voorwaarden. Initiatiefnemer heeft hieraan voldaan en bij besluit van 23 november 2010 is positief geadviseerd waardoor de landgoedontwikkeling nu vastgelegd kan worden in een bestemmingsplan. De ondertekende privaatrechtelijke overeenkomst Rood voor Groen is opgenomen in bijlage 2. In deze bijlage is eveneens een toelichting op deze overeenkomst opgenomen die tevens als landschapsinpassingsplan geldt. 3.2
De directe omgeving
Het plangebied is gelegen in het noordelijkste deel van het buitengebied van de gemeente Valkenburg aan de Geul. Het betreft het gedeelte dat gelegen is ten noorden van de A79 en grenst aan het grondgebied van de gemeenten Meerssen en Nuth. Het plangebied bevindt zich in het glooiend hoogterrasgebied op de steile hellingen van het Geuldal. De hellingen vormen een belangrijk aandeel van de bos- en natuurgebieden in de gemeente Valkenburg aan de Geul. In de directe omgeving van het plangebied komt weinig bebouwing voor. Ten zuidenwesten van het plangebied is Chateau L'Ermitage gelegen. In de jaren vijftig en zestig droeg het de naam 'De Kluis' en was het in bezit van de RK Mijnwerkersbond. Het gebouw deed dienst als vormingscentrum.
20
toelichting
impressie rode component
impressie rode component
impressie rode component
Impressie rode component
Een tiental jaren geleden is het gerenoveerd en kreeg het een bestemming als schoonheidsinstituut onder de naam Château l'Ermitage. Momenteel is het pand particulier in gebruik. Daarnaast is aan de Stevensweg op ongeveer 50 meter van het Chateau een open mergelkapelletje gelegen dat in 1828 is gesticht. Vroeger stond hier ook een kluizenaarswoning. Tegenover de locatie waar de nieuwe bedrijfswoning is gepland is, aan de Stevensweg 1 een geheel gerestaureerde voormalige boerderij gelegen. Deze boerderij is evenals het Chateau aangewezen als Rijksmonument. 3.3
Het planvoornemen
Het plangebied is gelegen aan de rand van het Centraal Plateau en grenst aan het bestaande bosgebied Kloosterbosch. Het planvoornemen bestaat uit de landgoedontwikkeling bestaande uit de aanleg van natuur/bos gecombineerd met de bouw van een landhuis (nieuwe bedrijfswoning) en bijgebouw (bestaand bedrijfsgebouw). De initiatiefnemer is een agrariër annex particuliere boseigenaar die op onderhavige locatie gaat stoppen met zijn huidige bedrijfsactiviteiten (kweken van blauwe bessen) en zich volledig gaat richten op bos- en natuurbeheer. De daarbij vrijkomende gronden worden met het planvoornemen natuurlijk ingericht. De geplande bedrijfswoning is gelegen aan de voet van de helling tegenover de voormalige boerderij Stevensweg 1. Tussen de bestaande schuur en het nieuwe woonhuis komt een verbindingshal. De gebouwen worden volledig onderkeldert om de gereedschappen en machines, die nodig zijn voor het toekomstige bos- en natuurbeheer in op te bergen. In het navolgende hoofdstuk wordt het planvoornemen in relatie tot het Rood voor Groen beleid onderbouwd.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
21
Ontwikkeling Landgoed Kloosterbosch
4
Onderbouwing van het project
4.1
Toelichting – Groene component
De ontwikkeling van de groene component van het landgoed past binnen het kader van het Stimuleringsplan Zuid Limburg Zuid. In dit plan wordt de ontwikkeling van verschillende terreindelen met middenbossen, extensieve graslanden en diverse kleinschalige landschapselementen als graften, hagen en poelen nagestreefd. Deze toelichting geeft een korte beschrijving van de natuur- en landschapsbeheertypen die op het landgoed worden ontwikkeld en geeft weer welke natuur binnen de EHS en buiten de EHS gerealiseerd wordt. Concreet wordt voor de ontwikkeling van het landgoed 5 ha nieuwe natuur buiten de EHS gerealiseerd en de huidige (agrarische) bessenplantage van 2,94 ha (gelegen binnen de EHS, particulier natuurbeheer) wordt omgezet naar nieuwe natuur. Voor de omzetting van de bessenplantage loopt momenteel een subsidieaanvraag SKNL (Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap) voor uitbetaling van de waardedaling bij de omzetten van landbouwgrond naar natuur. Naar verwachting wordt dit eind augustus 2011 dit middels een kwalitatieve verplichting geregeld. In dit bestemmingsplan is de bessenplantage vooralsnog dan ook bestemd als Agrarisch met waarden – Landschappelijke en Natuurlijke waarden. Zodra de omzetting formeel geregeld is zal deze bestemming alsnog gewijzigd worden in Natuur. De groene component is echter breder van opzet dan de ontwikkeling van nieuwe natuur buiten de EHS en de bessenplantage omdat ook de reeds bestaande eigendommen (bos
22
toelichting
en agrarische gronden/) evenals de nog door te leveren natuurgronden van Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) zijn meegenomen. Bij schrijven van 26 oktober 2012 heeft de provincie de harde toezegging gedaan dat de initiatiefnemer deze gronden van BBL krijgt. Een kopie van dit schrijven is als bijlage 9 toegevoegd. 4.1.1 Beschrijving Natuur- en Landschapsbeheertypen (conform landelijke index) In deze paragraaf worden de natuur- en beheerontwikkelingen in het plangebied beschreven. Op bovenstaande afbeelding, in bijlage 1 vergroot opgenomen, is aangegeven welke landschapstypen en ontwikkelingen binnen het plangebied te onderscheiden zijn. Op en rondom het landgoed komen soorten voor van droge, kalkrijke groeiplaatsen, als: Muskuskaasjeskruid, Donderkruid, Wilde marjolein en Rapunzelklokje. In de vochtigere graslanden groeien Aardbeiganzerik, Gewone agrimonie, Gewone brunel, Gewone margriet, Grasklokje en Kleine leeuwentand. In het middenbos op het landgoed zijn drie dassenburchten aanwezig. Graslanden en akkers worden door de Das als foerageergebied gebruikt. Daarnaast komen in de omgeving soorten als Steenmarter, Ree en Wild zwijn voor. De graslanden zullen na inrichting als foerageergebied voor deze soorten gaan dienen. In totaal is c.q. wordt ca. 24 ha ingericht als natuur bestaande uit: bos, droog hakhout, vochtig hakhout, struweel met overstaanders, droog schraal grasland, kruiden- en faunarijke akker, poelen, hagen en graften. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gronden die als natuur zijn of worden ingericht en hoeveel ha daarvan buiten de EHS is gelegen in verband met de compensatieverplichting dat 5 ha nieuwe natuur buiten de EHS wordt aangelegd. Reeds in eigendom Natuurdoeltype
Opp. Ha
Opmerkingen
Opp. Ha
EHS
Archeologisch monument
1,21
Nr. 8803
0,85
Archeologisch monument
1,08
Nr. 8845
0,98
N16.01 Droog bos met productie
0,82
Bestaand
-
+
N16.01 Droog bos met productie
0,89
Bestaand
0,88
Buiten EHS
0,88
+
+
1,71
N11.01 Droog schraalgrasland
4,21
Inrichting
4,01
N11.01 Droog schraalgrasland
0,63
Inrichting
-
+
N11.01 Droog schraalgrasland
1,98
Inrichting
1,43
Buiten EHS
N11.01 Droog schraalgrasland
1,72
Inrichting
0,04
+
N11.01 Droog schraalgrasland
3,09
Inrichting
0,44
Buiten EHS
A02.02 Botanisch waardevolle akker
1,50
Bestaand
1,50
Buiten EHS
13,13
1,56
Inrichting
1,49
+
N 17.01 Vochtig hakhout en middenbos
2,82
Inrichting
2,76
+
Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
0,89
1,00 3,09
7,42
N 17.01 Vochtig hakhout en middenbos
Partiële herziening bestemmingsplan
Opp.Ha
23
Reeds in eigendom Natuurdoeltype N 17.01 Vochtig hakhout en middenbos
Opp. Ha 2,03
Opmerkingen Inrichting
6,41
Opp. Ha
EHS
0,81
+
Opp.Ha
5,06
L01.01 Poel
0,01
Bestaand
-
+
L01.01 Poel
0,01
Bestaand
-
+
L01.01 Poel
0,01
Inrichting
0,01
+
L01.01 Poel
0,01
Inrichting
0,01
+
L01.01 Poel
0,01
Bestaand
0,01
+
L01.01 Poel
0,01
Inrichting
0,01
+
L01.01 Poel
0,01
Inrichting
0,01
+
L01.01 Poel
0,01
Inrichting
0,01
Buiten EHS
0,01
L01.01 Poel
0,01
Inrichting
0,06
Buiten EHS
0,01
1,04
Inrichting
0,38
cp (landinrichting)
0
0,34
Inrichting
0,09 N17.01 Droog hakhout / Struweel met overstaanders N17.01 Droog hakhout / Struweel met overstaanders
1,38 N17.01 Vochtig hakhout (elzen/essen) en middenbos
1,01
+ 0,38
Bestaand
0,89
1,01
0,89
23,73
14,69
+
5,00
Droog schraalland Dit type bestaat uit open, droge, laagproductieve, soortenrijke vegetaties. De soortenrijkdom wordt gevormd door kenmerkende soorten van vegetaties van heischraal grasland en/of kalkgrasland. Daarnaast zijn in dit natuurtype overgangen met zoomvegetaties en struwelen van belang. De te ontwikkelen zoomvegetaties op landgoed Kloosterbosch zijn van belang voor tal van foeragerende vleermuizen, als Gewone baardvleermuis en Gewone grootoorvleermuis. Nadien, als de verschraling is ingezet, kan het terrein worden begraasd, danwel gehooid. Hierbij zal het terrein worden nabeweid door schapen of door jongvee (runderen). Deze grazers kunnen worden ingeschaard afhankelijk van grasgroei in het naseizoen. Bos en struweel Het reeds aanwezige bos bestaat uit Eiken-Haagbeukenbos en Vogelkers-Essenbos. In de bronbossen en langs de bronbeekjes komen Gewone dotterbloem, Paarbladig goudveil en Boswederik voor. In de hellingbossen staan verder Bleke zegge, Fraai hertshooi en Mannetjesereprijs. Het bos is een kerngebied voor vleermuizen met soorten als Vale vleermuis, Baardvleermuis en Grootoorvleermuis voor. Het is een waardevol bosgebied voor broedvogels met soorten als onder meer Wespendief. In de bossen zijn enkele bewoonde Das-
24
toelichting
senburchten aanwezig. Wat betreft amfibieën komen er Vroedmeesterpad en Alpenwatersalamander voor. Vochtig elzen/essen hakhout en Middenbos De bestaande bossen op Landgoed Kloosterbosch zijn vanaf de middeleeuwen in gebruik/ beheer als middenbos. Deze cultuurhistorische beheermethode wordt door dhr. Schaepkens gecontinueerd. Het middenbos bestaat uit hakhout met overstaanders. Met name oud hakhout en middenbos op oude groeiplaatsen met haar dunne strooiseldek herbergen zeldzame bosplanten van vochtige standplaatsen en aan stoven gebonden mossen en insecten. Vochtig hakhout en middenbos wordt periodiek afgezet. De cyclus verschilt per vorm en boomsoort, maar meestal dient om de 3 tot 10 jaar afgezet te worden. Akker De akker zal worden bewerkt en beheerd als een kruiden- en faunarijke akker. Dit type bestaat uit kruidenrijke zomen, akkerranden of complete akkers, waarbinnen het aandeel grasachtigen zeer beperkt is. Het hoofdgewas wordt ruim gezaaid of gepoot, waardoor er voldoende open plekken aanwezig zijn waar eenjarigen zich kunnen vestigen. Deze openheid met het voorkomen van eenjarige gewassen biedt ideale mogelijkheden voor insecten, muizen en akkervogels. Door het gefaseerd uitvoeren van beheermaatregelen aan de akkerranden ontstaat er een mozaïek aan levengebieden dat als gevolg heeft dat de biodiversiteit zal toenemen. Poelen In de warmere zoomvegetaties komt ter plaatse Vroedmeesterpad voor. Daarnaast worden algemenere soorten aangetroffen als: Alpenwatersalamander, Kleine watersalamander en Gewone pad. In het terrein wordt aan reptielen alleen Hazelworm aangetroffen. Naast de reeds aanwezige poelen worden er een drietal poelen nieuw ingericht. Afhankelijk van optredende ruigtekruiden en pioniers als Grote lisdodde en Riet dienen de poelen gefaseerd te worden opgeschoond. Dit wordt in handkracht uitgevoerd, in het najaar wordt een deel van de vegetatie uitgetrokken. Hagen en graften Op de perceelsranden zijn op een aantal locaties graften aanwezig. De graften (L01.02.03) worden uitgebreider ingericht. Eerder werden deze kort gehouden door de grazige ruigtes te maaien. In totaal wordt ruim 590 meter graftbeplanting hersteld. Gekozen wordt om deze elementen plaatselijk terug in te boeten, door het groepsgewijs aanplanten van struweelvormers. Hiervoor wordt gekozen om enerzijds lokaal enige beschutting te krijgen en anderzijds voldoende openheid te garanderen. Aan te gebruiken plantensoorten wordt gekozen voor lokaal thuishorende soorten als rozen, meidoorn, Wilde mispel, Sleedoorn, Rode kornoelje en Wilde kardinaalsmuts. Vanwege het reliëfrijke terrein moeten deze plant-
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
25
werkzaamheden in handkracht worden uitgevoerd, in totaal gaat het om 1500 stuks plantsoen. Afhankelijk van optredende hinder van ruigtekruiden worden deze uitgemaaid, dit gebeurd in handkracht met een bosmaaier. In de eerste jaren na aanplant vindt eventuele inboet van uitgevallen plantsoen plaats. 4.1.2 Toegankelijkheid Het gehele landgoed wordt opengesteld. Naast de bestaande wegen en paden zal een nieuw wandelpad worden gerealiseerd aan de zuidzijde van de huidige bessenplantage. Hier loopt een onverharde weg. De weg heeft een opgang naar het hoger liggende plateau, deze wordt als wandelpad verder westwaarts geleidt. Hiermee wordt het terrein toegankelijk voor wandelaars. Over een lengte van circa 300 m wordt de bestaande perceelsontsluiting verlengd. Er wordt gekozen voor een ter plaatste thuishorend materiaal: stol, een mengsel van Maasgrind en zand.
26
toelichting
hoofdtoegang
Ontwikkeling Landgoed Kloosterbosch
4.2
Toelichting – Rode component
De bebouwing van het landgoed wordt gevormd door de woning (hoofdgebouw) in twee verdiepingen met kapruimte, een lage aanbouw (waranda) en een bedrijfsruimte (bijgebouw), welke reeds gerealiseerd is. De hoofdtoegang naar het nieuwe landgoed wordt gevormd door de bestaande weg langs het bestaande driehoekige bos (situering zie bovenstaande afbeelding). Voor de woning ligt een grotere open ruimte, die landschappelijk wordt ingericht en met van een haag en leibomen wordt omzoomd. Aan de noordzijde van de woning waar de toegang naar de woning is gesitueerd, bevindt zich een hoogstamboomgaard. Vanuit de omgeving zal de rode component van het nieuwe landgoed nauwelijks zichtbaar zijn. In de onderstaande tabel zijn kort enkele gegevens van materialen, die rondom de gebouwen orden toegepast, weergegeven. Locatie
Materiaaltoepassing
Laan/ toegangsweg
Halfverharding
Plein voor hoofdgebouw
Elementverharding (gebakken materialen of natuursteen) halfverharding en groenelementen
Rondom hoofdgebouw
Elementverharding (gebakken materialen of natuursteen)
Rondom bedrijfsruimte
Halfverharding
4.2.1 Architectuur Qua architectuur krijgt de woning een vormgeving die past bij de vormgeving van het nieuwe landgoed. De keuze voor de architectuur is geïnspireerd op de architectuur van het
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
27
nabijgelegen Houthem - Sint Gerlach en kasteel Oost in Valkenburg. Het reeds gerealiseerde bijgebouw wordt qua architectuur aangepast, zodat het hoofd- en bijgebouw een bij elkaar passend geheel vormen. Het bijgebouw dat nodig is voor het onderhoud van de omliggende bossen, natuurterreinen en agrarische gronden en heeft een directe verbinding met het hoofdgebouw op kelderniveau. Het ontwerp van de woning heeft een grondvlak van ongeveer 9 x 13 m met een aanbouw van ongeveer 5,5 x 7,0 m. Het reeds aanwezige bijgebouw heeft een grondvlak van 15 x 19 m, met een ondergrondse en bovengrondse verbinding naar het hoofdgebouw. Beide gebouwen zijn ingepast in het geaccidenteerde terrein. Het bijgebouw is ten zuiden van het hoofdgebouw gesitueerd met de ontsluiting vanaf de Stevensweg. Het regenwater dat van de daken en verharde terreingedeelten afkomt bezinkt in de grond. De as van het hoofdgebouw is gesitueerd evenwijdig aan de bestaande bedrijfsruimte en voorlangs lopende toegangsweg en wordt aan de noordzijde geaccentueerd door een uitspringende middenpartij met entree en Frans balkon. Het hoofdgebouw heeft een symmetrische opzet met twee woonverdiepingen, afgedekt met een schilddak met dakkapellen. In onderstaande tabel worden enkele gegevens betreffende materiaaltoepassing, volumes en de grootte van de bouwkavel vermeld. Omschrijving element
Materiaaltoepassing hoofdgebouw
Plint
Hardsteen
Opgaande werk
Baksteen roodbruin
Dakafdekking
Leipannen
Gootlijsten
Hout met zinkafdekking
Ramen en deuren
Hout
Dakkappellen
Houten raam met zinken zijwangen en afdekking
Balustrade balkons en terras
Staal
Muurafdekking
Hardsteen
Buitentrappen
Hardsteen
Raamdorpels
Hardsteen
Regenafvoeren
Zink
Omschrijving Volume hoofdgebouw excl. kelders
936 m3
Volume kelders
300 m3
Grootte bouwkavel
900 m2
28
toelichting
6
Onderzoek
6.1
Algemeen
Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen (externe integratie) is een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen noodzakelijk. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Naast enkele specifieke milieu onderwerpen wordt daarom alleen ingegaan op de meest belangrijke milieudoelstellingen. 6.2
Geluidhinder
Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (verder: Wgh) van toepassing. Op grond van artikel 76 Wgh worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone langs een weg in stedelijk gebied, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarde van 48 dB in acht genomen. De bouw van een bedrijfswoning, zoals het planvoornemen, betreft een geluidsgevoelig object in het kader van de Wgh. Derhalve is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het plangebied is ingevolge artikel 74 van de Wgh gelegen binnen de zone van de A79. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de westgevel van de woning 51 dB bedraagt en dat daarmee de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale toelaatbare waarde voor een buitenstedelijke woning bedraagt 53 dB. Deze wordt niet overschreden. Derhalve dient voor de bouw van de woning door het college van burgemeester en wethouders bij vaststelling van het bestemmingsplan een hogere waarde vastgesteld te worden. Naast berekening van de geluidsbelasting is ook de karakteristieke geluidwering van de gevel van de woning bepaald. De karakteristieke geluidwering voor het gehele verblijfsgebied dient op basis van de Wet geluidhinder minimaal 23 dB te bedragen. Uit berekeningen blijkt dat minimaal een waarde van 24,1 dB op de begane grond en 23,1 dB op de verdieping wordt gehaald. Derhalve voldoet het planvoornemen aan de eis van karakteristieke geluidwering. Het
akoestisch
onderzoek
is
bekend
onder
‘Akoestisch
onderzoek
gevelwe-
ring/gevelbelasting Stevensweg o.n. Valkenburg’, rapportnummer 20104171 en uitgevoerd door Bureau Geluid d.d. 21 december 2010.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
29
6.3
Bodem- en grondwaterkwaliteit
Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen, die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt, onderzocht moet worden. Uit het bodemonderzoek blijkt dat in een mengmonster de concentraties aan zink, cadmium en barium in de bovengrond hoger zijn dat de achtergrondwaarden. De waarden voor de functie wonen worden niet overschreden. Voor PCB’s wordt de waarde voor de functie wonen wel overschreden. Hiervoor is geen oorzaak aan te wijzen. Voor geen van de andere paramaters worden de achtergrondwaarden overschreden. In de ondergrond is in een mengmonster de concentratie aan barium hoger dan de achtergrondwaarde. De waarde voor de functie wonen worden niet overschreden. Astbest verdachte materialen zijn ter plaatse niet aangetroffen. Tevens wordt in het onderzoek nog geadviseerd om bij grond die afgevoerd moet worden naar een locatie elders contact op te nemen met het bureau dat het onderzoek heeft uitgevoerd. Bij afvoer van grond treden de regels en toetsingscriteria van het Besluit Bodemkwaliteit in werking. Deze wijken af van de in het bodemonderzoek gehanteerde toetsingscriteria van het Bouwbesluit. Voor de nieuwbouw dient de bovengrond van de gehele onderzoekslocatie (135 m²) ontgraven te worden. De vrijkomende grond (ca. 70 m³) voldoet aan kwaliteitsklasse ‘industrie’. Derhalve wordt voorgesteld de betreffende bovengrond te ontgraven en af te voeren naar een erkend verwerker. De oorzaak is naar alle waarschijnlijkheid het gebruik van bestrijdingsmiddelen. In het verleden (voor 1990) is de onderzoekslocatie waarschijnlijk bespoten met bestrijdingsmiddelen. Opgemerkt dient te worden dat PCB’s weliswaar kunnen voorkomen in bestrijdingsmiddelen. Echter is uit het verleden bekend dat op het perceel bedrijfsafvalstoffen, te weten mest en ongecomposteerd geshredderd hout (ook wel Gogromat genoemd) zijn opgeslagen. Welke activiteit een relatie heeft met de verhoogde waargenomen concentratie PCB’s totaal is niet eenduidig vast te stellen. Het bodemonderzoek is bekend onder ‘Verkennend bodemonderzoek volgen NEN 5740 (tevens vooronderzoek voor asbest conform NEN 5707)’, rapportnummer ENV 101210-11 en uitgevoerd door Novaflow milieuadvies d.d. 23 december 2010. Naar aanleiding van de uitkomsten uit het verkennend bodemonderzoek dient een bodemonderzoek conform Besluit bodemkwaliteit (AP04-keuring) te worden uitgevoerd, om de bodemkwaliteit ter plaatse te bepalen. Indien deze niet voldoet aan de klasse wonen (bijvoorbeeld industrie) dient de bovengrond te worden afgevoerd conform het Besluit.
30
toelichting
6.4
Bodembeschermingsgebied
Het grondgebied van de gemeente Valkenburg aan de Geul is gelegen in het bodembeschermingsgebied Mergelland. In dit gebied wordt gestreefd naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige – en bijzondere – biotopische, a-biotopische en cultuurhistorische waarden stellen. Op het bodembeschermingsgebied is de beschermingsregeling, zoals opgenomen in de Omgevingsverordening van de provincie Limburg, van toepassing. Ook het plangebied is gelegen in dit bodembeschermingsgebied. In dit gebied moet een bijzonder beschermingsniveau worden gerealiseerd. In artikel 2.18 lid 2 van de Omgevingsverordening worden activiteiten genoemd die binnen het bodembeschermingsgebied Mergelland verboden of meldingsplichtig zijn. Gedeputeerde Staten kunnen echter ontheffing verlenen van hetgeen bepaald in artikel 2.18, lid 2 a tot en met i Omgevingsverordening Limburg. Voor bepaalde grondwerkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van het landgoed dient een ontheffing aangevraagd te worden. Dit zal voor de start van de betreffende werkzaamheden door initiatiefnemer gedaan worden. 6.5
Grondwaterbeschermingsgebieden
Een gedeelte van het plangebied is gelegen in het niet-freatisch grondwaterbeschermingsgebied Waterval. Op grond van de Omgevingsverordening Limburg zijn bodembedreigende activiteiten zoals opgenomen in artikel 2.6 en 2.9 van de verordening niet toegestaan. Gedeputeerde staten kunnen met artikel 2.13 van de Omgevingsverordening ontheffing verlenen. Binnen het grondwaterbeschermingsgebied vinden geen bouw- en grondwerkzaamheden plaats waarvoor in het kader van de ontwikkeling van het landgoed een ontheffing aangevraagd dient te worden. 6.6
Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 vormt het aspect luchtkwaliteit uit afdeling 5.2 van de Wet milieubeheer de basis voor de besluitvorming in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Op basis van deze Wet luchtkwaliteit gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen zijn middels grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingscomponenten stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijn stof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
31
De Nederlandse overheden zijn verplicht de grenswaarden in acht te nemen bij de uitvoering van hun taken en bevoegdheden (vaststellen bestemmingsplannen, verstrekken milieuvergunningen en verkeersregulerende maatregelen). Voor projecten die de hoeveelheid fijnstof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen hoeven geen aanvullende maatregelen te worden getroffen, zo blijkt uit artikel 5.16, eerste lid sub c Wm juncto artikel 2, eerste lid Besluit niet in betekenende mate (Besluit nibm). Bij een overschrijding van de 3% grens moet gedacht worden aan woningbouwprojecten met een omvang van 500 woningen (bij één enkel ontsluitingspunt) of 1000 woningen (bij twee gelijkwaardige ontsluitingspunten). Bij zo’n projecten dient onderzoek uitgevoerd te worden naar de bijdrage van het planvoornemen aan de kwaliteit van de lucht. Het planvoornemen betreft de bouw van één bedrijfswoning. Op basis van het voorgaande kan gesteld worden dat het planvoornemen derhalve niet in betekenende mate (NIBM) van invloed is op de luchtkwaliteit. Het effect van het plan op de hoogte van de luchtkwaliteitswaarden in de omgeving is te verwaarlozen. De concentraties nemen vanwege de plannen niet toe. In die zin is ook van een betekenende verslechtering van de luchtkwaliteit, ten gevolge van deze plannen, in de nabije omgeving van het plangebied, geen sprake. 6.7
Milieuzonering
Om tussen bedrijven en woningen een goede ruimtelijke afstemming te maken wordt in de ruimtelijke ordening veelal een milieuzonering gehanteerd. Deze dient er voor te zorgen dat door het in acht nemen van voldoende afstand tussen bedrijven en gevoelige objecten (zoals woningen), geen overlast, hinder of schade ontstaat. Deze ruimtelijke zonering is gebaseerd op het in acht nemen van voldoende fysieke afstand. Afhankelijk van het bedrijfstype en sector gelden verschillende afstanden. In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die in het kader van de milieuwetgeving een belemmering vormen voor de ontwikkeling van het landgoed. Derhalve hoeft er vanuit de milieuwetgeving geen rekening gehouden te worden met mogelijke hindercontouren. 6.8
Flora en fauna
6.8.1 Gebiedsbescherming De gebiedsbescherming is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Stb. 1998, 403 en Stb. 2005,195). Deze wet is de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor wat betreft de gebiedsbescherming en is vanaf 1 oktober 2005 in werking getreden. Op grond van deze gebiedsbescherming vallen beschermde natuurmonumenten en de gebieden die op grond van de beide Europese richtlijnen zijn aangewezen als speciale beschermingszones (de zogenoemde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) onder het regime van de Natuurbeschermingswet 1998. Het plangebied ligt nabij het Natura 2000-gebied Geuldal. De Geul en haar oevers zijn tevens onderdeel van de EHS en daarbinnen aangewezen als ecologisch water.
32
toelichting
6.8.2 Soortenbescherming Behalve de mogelijke effecten op natuurgebieden moet ook duidelijk zijn of het betreffende plan effecten heeft, en zo ja welke, op beschermde soorten. Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) zijn bepaalde dier- en plantensoorten beschermd. In de artikelen 8-18 Ffw zijn een aantal verbodsbepalingen opgenomen ter bescherming van de beschermde soorten. Indien een van deze bepalingen wordt overtreden is een vrij1
stelling op grond van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoortensoorten of moet een ontheffing op grond van de Ffw worden verleend. Indien aan de voorwaarden van het Besluit beschermde dier- en plantensoorten wordt voldaan, geldt een vrijstelling op grond hiervan voor bepaalde dier- en plantensoorten ten behoeve van de uitvoering van 2
de desbetreffende activiteit. Zo niet, dan is een ontheffing alsnog vereist.
3
De meest voorkomende algemene ontheffing is gebaseerd op artikel 75 Ffw. Deze bepaling kent twee beschermingsregimes, namelijk een voor meer algemeen voorkomende soorten en een voor zwaarder beschermde soorten. In het eerste geval moet worden aangetoond dat de gunstige staat van instandhouding van de desbetreffende soort niet wordt verstoord. In het tweede geval moet daarnaast worden aangetoond dat er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is en moet bovendien sprake zijn van een van de genoemde belangen. 6.8.3 Flora- en fauna in het plangebied In paragraaf 4.1 is een toelichting op de groene component van de landgoedontwikkeling opgenomen op basis van een uitgevoerde flora en faunaonderzoek. In navolgende tabel is van de aangetroffen soorten aangegeven in welke categorie van de flora- en faunawet vallen. Met de voorgestelde rode ontwikkeling komen de aangetroffen soorten niet in het geding. Er hoeven geen ontheffingen aangevraagd te worden.
1
Besluit van 10 september 2004, 501
2
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 21 januari 2009 echter geoordeeld dat artikel 2, derde lid aanhef
onder j besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten in strijd is met europees recht. 3
Op grond van artikel 2c Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten kan geen vrijstelling of
ontheffing worden verleend van het verbod uit artikel 10 Ffw ten behoeve van de uitvoering van werkzaa mheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
33
Soorten die beschermd worden onder FF wet of Rode Lijst. Overige soorten hebben geen speciale bescherming
Flora en fauna wet, Tabel 2: overige soorten
Flora en faunawet, tabel 3, bijlage 1, AMvB
Flora en faunawet, tabel 3, Bijlage IV, Habitatrichtlijn
Rode Lijst
Planten Wilde marjolein
x
Rapunzelklokje
x
Aardbeiganzerik
x
Gewone agrimonie
x
Zoogdieren Das
x
Steenmarter
x
ree Wild zwijn
x
Gewone baardvleermuis
x
Gewone grootoorvleermuis
x
Vale vleermuis
x
x
x
x
Reptielen en amfibien Vroedmeesterpad Alpenwatersalamander
x
Hazelworm
x
x
6.8.4 Natuurwaardenonderzoek Vanwege de toename aan activiteiten die door de landgoedontwikkeling in het gebied gaan plaatsvinden is een verkennend natuurwaardenonderzoek uitgevoerd: ‘Effectenbeoordeling Natuurwaarden Landgoed Kloosterbosch’. Uit deze beoordeling blijkt dat de voorgenomen inrichting en omvorming van de blauwe bessenkwekerij, inrichting van het erf en realisatie van de woning, er geen soort aanwezig is die door deze effecten bedreigd raakt. De effectenbeoordeling Natuurwaarden is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd. 6.9
Cultuurhistorie en archeologie
6.9.1 Archeologie De aanwezigheid van archeologische waarden is verkend in de beleidsnota ‘Verleden met toekomst, archeologische beleidskaart voor Valkenburg aan de Geul’ van de gemeente Valkenburg aan de Geul. Op de hiervan deel uitmakende archeologische monumenten en trefkanskaart is terug te vinden dat de archeologische verwachtingswaarde binnen het plangebied voor het overgrote deel laag is. Voor een beperkt deel heeft het plangebied een hoge trefkans. Ook is binnen het plangebied een archeologisch monument gelegen en grenst het plangebied aan een beschermd terrein van zeer hoge archeologische waarde. Dit gebied (nummer 1 of bovenstaande afbeelding en geregistreerd als cat.nr. M48) betreft grotendeels een beschermd archeologisch monument (AMKnr. 1476) met sporen van bewoning (villacomplex) uit de Romeinse tijd en een wal/grachtsysteem (schans) uit de middeleeuwen.
34
toelichting
Uitsnede archeologische monumenten- en trefkanskaart
Binnen de grenzen van het monument bevinden zich onder meer de resten van twee Romeinse gebouwen: het hoofdgebouw en een ‘schuurachtig gebouw’. In het oostelijk aangrenzende terrein (AMKnr. 8803) werd op een luchtfoto een derde gebouwplattegrond ontdekt. De ovale, vermoedelijke schans had een omtrek van zo’n 500 meter en was omringd door een circa 3 meter brede gracht. De gracht doorsnijdt het hoofdgebouw van de villa (zonder veel te verstoren); een deel van het gebouw ligt binnen, een deel buiten het schansterrein. De ‘schuur’ ligt geheel binnen de gracht. Aangetroffen vondsten, de vorm van de gracht in doorsnede en de voornoemde doorsnijding doen vermoeden dat de aanleg van de schans post-Romeins is, maar niet post middeleeuws; deze tweede gebruiksfase van het terrein valt waarschijnlijk in de 10e eeuw. De grenzen zijn op basis van de archeologische informatie en op basis van de AHN wat ruimer gesteld voor dit gebied. Het gebied wordt thans door aanploeging vooral in het noorden verstoord. Naast de archeologische monumenten en trefkansenkaart maakt ook de archeologische beleidsadvieskaart onderdeel uit van de beleidsnota ‘Verleden met toekomst, archeologische beleidskaart voor Valkenburg aan de Geul’. Op basis van deze beleidskaart kan bepaald worden of voor het planvoornemen archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
35
Uitsnede archeologische beleidskaart
Het gedeelte van het plangebied waar de bebouwing wordt gerealiseerd wordt bestemd als Agrarisch – Agrarisch bedrijf en is gelegen binnen categorie 6 (zie ook afbeelding volgende pagina). Categorie 6 betreft volgens tabel 32.1 uit de beleidsnota een zone met een lage trefkans. In dit gebied geldt bij wijziging van een bestemmingsplan dat bij een planvoor2
nemen met een oppervlakte groter dan 10.000 m (bij aandachtsgebied Via Belgica) en bij ingrepen met een diepte van meer dan 30 cm (buitengebied) middels een bureauonderzoek bepaald moet worden of er een onderzoek uitgevoerd moet worden naar risico’s voor het bodemarchief. Het oppervlakte van de bestemming Agrarisch – Agrarisch bedrijf be2
draagt circa 2.475 m . Voor de nieuwbouwontwikkeling bedraagt het te vergraven gebied 2
dat binnen deze bestemming is gelegen, maximaal 450 m . Derhalve hoeft voor dit gedeelte geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. De overige gronden binnen het plangebied die onderdeel uitmaken van het landgoed worden ingericht als natuur c.q. bos. Deze gronden zijn gelegen binnen categorie 4 tot en met 6 (zie afbeelding op volgende pagina). Alleen ten aanzien van de aanleg van poelen worden bodemverstorende werkzaamheden uitgevoerd. Een van deze poelen is gelegen in categorie 4. De overige poelen zijn gelegen binnen categorie 6. Een poel wordt maximaal 30 cm diep waardoor geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Zie voor bovenstaande conclusies tevens het adviesdocument 583 van RAAP dat als bijlage 5 van de toelichting is opgenomen.
36
toelichting
Uitsnede risicokaart Nederland
6.9.2 Cultuurhistorie Op de cultuurhistorische waardenkaart, eveneens onderdeel van het archeologisch beleid, is het plangebied gedeeltelijk aangeduid als bos, heide en gedeeltelijk als sedert 1830 weinig of matig veranderd middeleeuws verkavelingspatroon. Door de ontwikkeling van het landgoed wordt het verkavelingspatroon ter plaatse niet gewijzigd. Derhalve blijft dit als cultuurhistorisch waardevol element intact. Direct grenzend aan het plangebied, aan de Stevensweg 1 (gebouwen, woonhuis) en aan de Meersenderweg 30 (kerkelijke bebouwing) een Rijksmonument gelegen. Monumentale waarden, in de vorm van gebouwen, karakteristieke en beeldbepalende elementen, zijn in het plangebied zelf niet aanwezig en worden door het planvoornemen niet beïnvloed. 6.10 Externe veiligheid Door het transport van gevaarlijke stoffen ontstaan risicocontouren. Vanuit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen (Bvgs) wordt invulling gegeven aan hoe om te gaan met externe veiligheid. Volgens het BEVI/REVI (Regeling externe veiligheid inrichtingen) gelden bepaalde afstanden met betrekking tot het PR (plaatsgebonden risico) en het GR (groepsrisico). Binnen het PR mogen geen kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen) worden opgericht en voor beperkt kwetsbare objecten dient toestemming bij burgemeester en wethouders gevraagd te worden. Ten aanzien van het GR geldt een verantwoordingsplicht voor het invloedsgebied welke afhankelijk is van het soort inrichting.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
37
Uitsnede risicokaart t.b.v. veiligheidszone
Bij een ongeval met een warme BLVE (soort gasexplosie) moet zelfs rekening worden gehouden met een effectgebied van circa 400 meter. Ten zuiden van het plangebied ligt de rijksweg A79. Uit de berekeningen (zoals uitgevoegd ten behoeve van de Beleidsnotitie Externe Veiligheid, gemeente Valkenburg aan de Geul -6
2009) is gebleken dat PR 10 -contour van de A79 ongeveer gelijk valt met de weg. Het plaatsgebonden risico van de weg vormt dan ook geen aandachtpunt voor de gemeente Valkenburg aan de Geul. Ook blijkt uit de berekeningen dat het groepsrisico als gevolg van de rijksweg A79 ter hoogte van het plangebied kleiner is dan de oriënterende waarde. Door onderhavig project (toevoeging van één bedrijfswoning) wordt het groepsrisico niet significant beïnvloed. De afstand van het plangebied tot de rand van de rijksweg A2 bedraagt meer dan 200 meter, namelijk ongeveer 4 kilometer. Op basis hiervan is te stellen dat er geen beperkingen zijn als gevolg van het aspect externe veiligheid. Op circa 500 meter afstand van het plangebied is tevens een spoorlijn gelegen. Hier vindt echter geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De aanwezige spoorlijn vormt dan ook geen belemmering. Binnen het plangebied is een propaantank van 3000 liter gelegen. De propaantank dient te voldoen aan de gestelde (afstands)eisen uit het Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer (BARIM). De risicocontour is gelegen op de grens van de inrichting. In het oosten loopt door het plangebied een aantal tweetal hogedruk aardgasleidingen van de Gasunie en een brandstofleiding van Defensie.
38
toelichting
De gasleidingen betreffen de leidingen A-534 en A-520. Alleen de leiding A-520 heeft een plaatsgebonden risicocontour van 157,5 meter. De inventarisatieafstand voor het groepsrisico bedraagt voor de A-534 leiding 430 meter en voor de A-520 leiding 310 meter. Zowel binnen de plaatsgebonden risicocontour als inventarisatieafstand voor het groepsrisico zijn binnen het plangebied geen nieuwe kwetsbare objecten gepland. Derhalve gelden er geen beperkingen als gevolg van het aspect externe veiligheid. De plaatsgebonden risicocontour van de DPO bedraagt 0 meter. Ten aanzien van het groepsrisico is bepaald dat de effectafstand van een DPO leiding nauwelijks groter is dan -6
de afstand tot de 10 contour. In de directe nabijheid van het de DPO leiding worden binnen het plangebied geen kwetsbare objecten opgericht. Als zodanig is er vanuit het groepsrisico géén beperking op het planvoornemen. Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen beperkingen gelden ten aanzien van het planvoornemen. Er zijn geen kwetsbare objecten gepland binnen de veiligheidszones van aanwezige inrichtingen of objecten. 6.11 Kabels en leidingen Binnen het plangebied zijn een tweetal gasleidingen en een DPO leiding gelegen. Voor deze leidingen dient een bebouwingsvrije zone voor onderhouds- en inspectiewerkzaamheden aangehouden te worden. Voor alle leidingen bedraagt deze afstand 5 meter uit het hart van de leiding. Binnen deze zone mogen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht. 6.12 Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat hanteert langs rijkswegen een rooilijnenbeleid, gericht op het zoveel mogelijk bebouwingsvrij houden van de zones aan weerzijden van de rijkswegen met het oog op mogelijke calamiteiten, als reservering voor mogelijke toekomstige reconstructies en mogelijk aanleg van elektronische begeleiding van het verkeer, ter beperking van milieuhygiënische hinder voor de omgeving en ter beperking van verkeersafleidende effecten voor de weggebruiker. Volgens dit rooilijnenbeleid dient de zone tussen de 0 en 50 meter, gemeten uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan, waartoe ook op- en afritten behoren, bebouwingsvrij te blijven. In de zone tussen de 50 en 100 meter, gemeten uit de as van de dichtstbij gelegen rijbaan, waartoe ook toe- en afritten behoren, is bebouwing in beginsel toegestaan, nadat overleg is gepleegd met de wegbeheerder. Ten zuiden van het plangebied ligt de snelweg A79 in het zuiden. Aan de zuidzijde is het plangebied dan ook gedeeltelijk gelegen binnen het rooilijnenbeleid van Rijkswaterstaat. De bijbehorende zonering is op de verbeelding aangeduid. Deze zonering is gelegen over de bestemmingen Agrarisch met waarden – Landschappelijke en natuurlijke waarden en Natuur. Binnen deze bestemmingen worden binnen het planvoornemen geen (nieuwe)
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
39
bouwwerken opgericht derhalve hoeft geen overleg gevoerd te worden met Rijkswaterstaat. 6.13 Verkeer 6.13.1 Ontsluiting en bereikbaarheid Het plangebied en de nieuwe bedrijfswoning worden ontsloten via de bestaande paden- en wegenstructuur. Het plangebied is daarmee afdoende bereikbaar. 6.13.2 Parkeren De gemeente Valkenburg hanteert een eigen parkeerbeleid, dat is vastgelegd in de Beleidsnota Parkeernormen d.d. 27 december 2007. De normen die in deze nota worden gehanteerd zijn in eerste instantie gebaseerd op de normen uit het ASVV 2004, uitgegeven door het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water en Wegenbouw en Verkeerstechniek (CROW) waarna ze zijn toegespitst op de specifieke situatie in Valkenburg. Het plangebied is gelegen in het gebied dat in de beleidsnota wordt aangeduid als overig gebied. Binnen het plangebied wordt een bedrijfswoning gerealiseerd. Op basis van de beleidsnota betekent dit dat ten minste 2 parkeerplaatsen per woning beschikbaar moeten zijn. Hierin zal op het terrein van de bedrijfswoning worden voorzien.
40
toelichting
7
Water
7.1
Waterbeleid
7.1.1 Algemeen Het waterbeleid in Nederland wordt van Europees niveau vertaald via rijks-, provinciaal en waterschapsbeleid, naar gemeentelijk beleid. Dit resulteert in de verplichting een Watertoets uit (te) laten voeren. 7.1.2 Rijksbeleid Het rijksbeleid omtrent water is vervat in de Waterwet, het Nationaal Waterplan, het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Beleidsbrief Regenwater Waterwet Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. Het Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gaan samen de waterproblematiek in Nederland aanpakken. Hiertoe is op bestuurlijk niveau het NBW ondertekend (2003). Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Tussen VNG, Unie van waterschappen, IPO en het
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
41
Rijk is de afspraak gemaakt dat het waterschap en de gemeente samen zorgdragen voor het in beeld brengen van de stedelijke en regionale wateropgave. In het NBW is bepaald dat in het stedelijke gebied maar eens in de 100 jaar een peilstijging mag voorkomen die tot wateroverlast (overstroming) leidt. Het vereiste beschermingsniveau in deze “Stedelijke Wateropgave” is daarmee de ruimteclaim voor het realiseren van waterberging waar zowel de gemeenten als het waterschap voor staan. Beleidsbrief regenwater Het kabinet heeft medio 2004 de beleidsbrief regenwater vastgesteld. Hierin staan voor het regenwaterbeleid vier pijlers centraal: 1. aanpak bij de bron, zodat verontreiniging van regenwater wordt voorkomen; 2. regenwater vasthouden en bergen (en dan pas afvoeren); 3. regenwater gescheiden van afvalwater afvoeren; 4. integrale afweging op lokaal niveau. De beleidsbrief regenwater is vertaald naar het wetsvoorstel gemeentelijke watertaken (Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken). 7.1.3 Provinciaal beleid Het provinciaal beleid omtrent water is neergelegd in het POL 2006 (zie paragraaf 2.3), het Provinciaal waterplan (zie paragraaf 2.3) en de Stroomgebiedsvisie Limburg POL 2006 Het plangebied is gelegen in een infiltratiegebied. Conform POL moet in deze gebieden bij nieuwe bouwlocaties minimaal 80% van het verhard oppervlak afgekoppeld worden van het rioolstelsel. Gestreefd dient echter te worden naar 100% afkoppeling. Dit moet voor zover mogelijk binnen het plangebied geborgen en geïnfiltreerd worden. Stroomgebiedvisie Limburg Eind 2002 is door de Provincie Limburg in samenwerking met de waterbeheerders in het kader van WB21 de Stroomgebiedvisie Limburg opgesteld. Hierbij is aangegeven welke maatregelen nodig zijn om het watersysteem in de 21e eeuw op orde te brengen en te houden, rekening houdend met een (landelijk) in ontwikkeling zijnde nieuwe, scherpere normering en een klimaatsverandering waarbij in 2050 10% meer neerslag verwacht wordt. Concreet is hierbij in beeld gebracht wat de hydrologische consequenties zijn van de nieuwe normering en de verwachte klimaatsveranderingen (wateropgave). Ook is hierbij een globale (lange-termijn-)raming opgesteld. 7.1.4 Waterschapsbeleid Het waterschapsbeleid is vertaald in het Waterbeheersplan, de Keur en de visie ‘Regenwater schoon naar beek en bodem’.
42
toelichting
Waterbeheersplan (WBP) Het waterbeleid van het Waterschap Roer en Overmaas is neergelegd in het Waterbeheersplan “Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015” en is gebaseerd op Europese, nationale en provinciale regelgeving. Het algemeen bestuur van het Waterschap vertaalt dit globale beleid in één document dat in principe vier jaar geldig is. In het waterbeheersplan is de visie van het waterschap ten aanzien van de ontwikkeling en inrichting van duurzame watersystemen opgenomen zoals ruimte voor water, water als ordenend principe, stedelijk waterbeheer, en de relaties tussen het watersysteem en de waterketen. Het waterbeheersplan bevat concrete zaken die het waterschap in een periode van vier jaar gaat aanpakken. Keur Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de “Keur Waterschap Roer en Overmaas” van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van Waterschap. Daarnaast is voor het plaatsen van een obstakel binnen 4 meter uit de insteek van watergangen die in het beheer en onderhoud zijn van het Waterschap, en 1 meter voor de overige watergangen, alleen toegestaan met een ontheffing van het Waterschap. Regenwater schoon naar beek en bodem De visie van de beide waterschappen van Limburg, de provincie en Rijkswaterstaat op verantwoord afkoppelen. Deze brochure biedt richtlijnen om het afgekoppelde hemelwater op een verantwoorde wijze af te voeren naar beek of bodem. 7.1.5 Gemeentelijk beleid Het gemeentelijk beleid is neergelegd in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) en het Gemeentelijk waterplan. Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) Op 26 juni 2007 is de wet op gemeentelijke watertaken vastgesteld. Hierin is geregeld dat de gemeente vanaf 1 januari 2008 verantwoordelijk (zorgplicht) is voor zowel afvalwater als hemelwater en grondwater. In het nieuw Verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (VGRP) voor de periode 2010-2015 beschrijft de gemeente op welke manier zij invulling geeft aan haar rioleringstaken en is het beleid ten aanzien van een doelmatige inzameling en transport van afvalwater vastgelegd. Daarnaast zijn de hemelwaterzorgplicht en de grondwaterzorgplicht erbij gekomen. Het VGRP is een instrument om op een transparante manier inzicht te geven in beleidsafwegingen, die te maken hebben met de kwaliteit van de woon- en werkomgeving en die een directe invloed hebben op de invulling van de gemeentelijke waterhuishouding.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
43
Gemeentelijk Waterplan De gemeente Valkenburg aan de Geul heeft een waterplan (rapport 08-017 d.d. 25 juli 2008). Dit plan is mede opgesteld met de provincie Limburg en het waterschap Roer en Overmaas. In dit plan zijn de gezamenlijke visie, de onderlinge afspraken en maatregelen beschreven om te komen tot een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het waterplan is van invloed op andere plannen. Zo is er een belangrijke interactie met het Gemeentelijk Rioleringsplan en de bestemmingsplannen. 7.2
Waterparagraaf
7.2.1 Inleiding Binnen het plangebied wordt een nieuwe bedrijfswoning gerealiseerd. Hierdoor zal het verhard oppervlak binnen het plangebied toenemen. 7.2.2 Infiltratie Volgens de geologische kaart van Nederland is het plangebied gelegen op afzettingen van de formatie van Boxtel, die overwegend is opgebouwd uit leem. Uit de beschikbare boorgegevens blijkt dat de diepere bodem (> 2,0 m – mv) voornamelijk bestaat uit matig zandhoudende leem. De bodemstelling ter plaatse van het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit leem. Van leem is bekend dat de doorlatendheid voor neerslag zeer gering is. Het plangebied is dan ook gelegen in een natte laagte. Het uitvoeren van een infiltratieonderzoek ter plaatse is dan ook weinig zinvol. 7.2.2 Watersystemen De (water)systemen zoals die in het plangebied en omgeving voorkomen, worden onderverdeeld in grondwater, oppervlaktewater, regenwater en afvalwater. Grondwater Het plangebied bevindt zich binnen de grenzen van een grondwaterbeschermingsgebied. Het peilbeheer zal in de toekomst waar mogelijk worden afgestemd op het behoud van natuurlijke waterhuishouding. (Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR)). De kwaliteit van het grondwater is niet bekend. Binnen het plangebied zullen geen industriële of andere milieubelastende activiteiten worden ontplooid. De dreiging van grondwaterverontreiniging zal daarom minimaal zijn. Mogelijk kan een grondwaterverontreiniging ontstaan door verkeersbewegingen of een calamiteit etc. Het plangebied ligt niet binnen de grenzen van een boringvrije zone van een waterwinplaats. Volgens de provincie Limburg vinden binnen en in de directe omgeving van het plangebied geen grootschalige grondwateronttrekkingen plaats, die een directe invloed zouden kunnen hebben op de stroming van het freatisch grondwater. Het is niet bekend of in de directe omgeving van het plangebied, niet geregistreerde, grondwateronttrekkingen aanwezig zijn.
44
toelichting
In het plangebied zelf wordt geen grondwater onttrokken. Het water komt uit veel diepere waterlagen omdat dit door diepboring aan dieper gelegen waterlagen wordt onttrokken. Door het realiseren van het landgoed en het omzetten van de bessenplantage naar natuur is er veel minder noodzaak tot onttrekking van water. Er is immers geen plantage meer aanwezig die bevloeid moet worden. En er zijn geen (oogst)medewerkers meer aanwezig die dit water ge- en verbruiken (drinkwater, toilet, douches etc.). Ter plaatse van het landgoed is dus eveneens geen sprake van onttrekking van grondwater. Oppervlaktewater Binnen het plangebied worden geen milieubedreigende activiteiten verwacht. De kans op verontreiniging van het oppervlaktewater zal beperkt zijn in het geval van een calamiteit. Regenwater en overige neerslag Het regenwater van de nieuwe bebouwing en oppervlaktewater (erf) wordt aangesloten op het bestaande wateropvangsysteem wat bestaat uit twee ondergrondse, overgedimensioneerde regenwaterputten. Deze regenwaterputten worden tevens gebruikt om het erf en omliggend land te beregenen en zijn voorzien van een overstort, welke uitkomt in het ten zuiden gelegen bosgebied. Om overlast door oppervlakkig afstromend regenwater te voorkomen zijn in de weg goot-drempels aangelegd die het water het ten zuiden gelegen bosgebied in leiden. Afvalwater Het afvalwater van het bestaande bedrijfsgebouw wordt afgevoerd naar een helofytenfilter. Deze filter is berekend op een uitbreiding van afvalwater van de nieuwe bedrijfswoning. In de helofytenfilter wordt het afvalwater gezuiverd tot een kwaliteit die onschadelijk is voor het milieu. Het gezuiverde afvalwater is dan ook schoon genoeg om te worden geloosd op het oppervlaktewater. Het overtollige, schone water zal afstromen naar, zoals dit in de bestaande situatie ook reeds gebeurd, een lager gelegen poel die gelegen is op het perceel ten zuiden van de woning (oppervlakte poel 1 circa 200 m2 en volume van 300 m3). Bij verzadiging van deze poel (poel 1) zal het overtollige water afwateren op een poel (poel 2) verder onderin de helling (oppervlakte van circa 100 m2 en volume van 75 m3). 7.2.3 Invloed van het planvoornemen
Afkoppeling van het hemelwater van het dak van de bedrijfswoning is in principe mogelijk. Het totaal verhard oppervlak neemt toe ten opzichte van de huidige situatie. Er worden diverse (duurzame) materialen gebruikt: - hellende daken: leipannen; - dakgoten en afvoerpijpen: zink; - ontsluitingspaden en terrassen: voorzien van niet uitloogbare materialen zoals beton of keramische producten. De te realiseren kelder zal op een diepte van circa 3,00 meter – peil onder maaiveld worden aangelegd. De kelder zal waterdicht worden gebouwd t.g.v. het grondwaterpeil bin-
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
45
nen het plangebied. Aan de milieuhygiënische randvoorwaarden kan dan ook worden voldaan. Het oppervlakte aan bebouwing bedraagt ongeveer: 2
-
woning en aanbouw: 154 m
-
bestaand bedrijfsgebouw:285 m
2
Het oppervlakte aan terreinverharding bedraagt ongeveer: -
terras: 107 m
2
Totaal oppervlakte aan verharding: + 550 m
2
De hoeveelheid neerslag bedraagt ongeveer 19 m3 (550 m2 x 0,035 m) die totaal binnen het plangebied afgevoerd moet worden voor een “neerslaggebeurtenis” met een overschrijdingsfrequentie van T = 25 jaar. Dit komt overeen met een neerslag van circa 35 mm in 45 minuten. Bij een “neerslaggebeurtenis” met een overschrijdingsfrequentie van T = 100 jaar, overeenkomend met een neerslag van 45 mm in 30 minuten, moet circa 25 m3 (550 m2 x 0,035 m) neerslag binnen het plangebied worden afgevoerd dan wel geborgen. De afgekoppelde neerslag van de daken en terrassen zal niet of zeer gering vervuild zijn. Deze neerslag wordt dan ook in een grindkofferde twee ondergrondse regenwaterputten met een verzameld en afgewaterd op een poel. Gezien het bouwplan, de beschikbare ruimte, de lage infiltratiesnelheid in de bodem en randvoorwaarden en eisen die door het bevoegde gezag worden gesteld, is dit de beste optie. 7.3
Watertoets
In het kader van de watertoets wordt voorgaande paragraaf voorgelegd aan waterschap Roer en Overmaas. De opmerkingen van het waterschap worden in het plan verwerkt.
46
toelichting
8
Juridische opzet
8.1
Algemeen
Het doel van dit bestemmingsplan is een regeling te bieden voor Landgoed Kloosterbosch. Onderstaande paragrafen geven een beschrijving van de regels van voorliggend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (vroeger ook wel ‘plankaart’ genoemd) en regels (vroeger ‘voorschriften’ genoemd), vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen en aanduidingen. De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008, bepaalt een viertal zaken de opzet en inrichting van de bestemmingsplanregels, te weten: de digitale raadpleegbaarheid; de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008); de Woningwet; Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 8.2
De verbeelding
Op de verbeelding zijn aangegeven: de grens van het plangebied; de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden; de aanduidingen bij de bestemmingen; bouwvlakken. Op de verbeelding wordt de bestemmingen ‘Natuur’, ’Agrarisch met waarden- Landschapsen natuurwaarden’ en ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ toegevoegd. Binnen de bestemming ‘Agarisch – Agrarisch bedrijf’wordt het bouwvlak, waarbinnen de bedrijfswoning en eventuele bijgebouwen c.q. bedrijfsgebouwen moeten worden gerealiseerd, vastgelegd. Gelet op de aanwezigheid van een archeologisch monument is ook de dubbelbestemming ‘WaardeArcheologie’ van toepassing. 8.3
De regels
De regels zijn conform de SVBP 2008 als volgt opgebouwd: inleidende regels; bestemmingsregels; algemene regels; overgangs- en slotregels.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
47
9
Haalbaarheid
9.1
Economische haalbaarheid
Met initiatiefnemer is afgesproken dat een landgoed (rode component) gerealiseerd in het Kloosterbosch mag worden mits hij minimaal 5 hectare natuurgebied realiseert (groen component). De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze tegenprestatie is met een voorwaardelijke bestemming in de regels van onderhavig bestemmingsplan gewaarborgd. Een gedeelte van de gronden waarop 5 hectare natuurgebied gerealiseerd wordt zijn nog geen eigendom van initiatiefnemer. Deze gronden zijn nog eigendom van BBL. BBL gaat onderdeel uitmaken van de provincie. Bij schrijven van 26 oktober 2012 heeft de provincie per brief formeel laten weten dat de gronden eigendom worden van initiatiefnemer. Deze brief is als bijlage 9 bij de toelichting gevoegd. Verder betreft het een private ontwikkeling waarbij het risico geheel wordt gedragen door de initiatiefnemer. De met de realisering van het planvoornemen gepaard gaande kosten worden op basis van een anterieure overeenkomst gedragen door de initiatiefnemer. Voor de gemeente Valkenburg aan de Geul zijn er, buiten ambtelijke advieskosten, geen andere kosten aan het plan verbonden. Planschade De gemeente heeft op met de ontwikkelaars een planschadeovereenkomst gesloten, waarbij de ontwikkelaars de verplichting op zich hebben genomen om alle planschade als gevolg van de planologische wijziging te compenseren. Grondexploitatieplan De gemeente is in beginsel verplicht om op grond van artikel 6.12 eerste lid Wro een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (hierna: Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buitentoepassingverklaring van een beheersverordening zijn. De gemeente kan echter besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen in die gevallen zoals vermeld in artikel 6.12 tweede lid Wro met een verwijzing naar artikel 6.2.1a Bro. Een van die gevallen is de situatie, waarin het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is. Met de ontwikkelaars van het planvoornemen zal een anterieure overeenkomst worden gesloten, waardoor het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Daarnaast zijn er ook geen fasering of locatie-eisen noodzakelijk. Om die redenen is het vaststellen van een exploitatieplan niet vereist. Bij de vaststelling van het bestemmings-
48
toelichting
plan is de anterieure overeenkomst beschikbaar. Een kopie van de anterieure overeenkomst is als bijlage beschikbaar. 9.2
Maatschappelijke aanvaardbaarheid
Het voorliggende plan wijkt af van het geldende bestemmingsplan. Voor de ontwikkeling van het landgoed wordt een bestemmingsplan procedure doorlopen. In het kader van deze procedure zal het plan ter inzage worden gelegd. Eventuele zienswijzen kunnen tijdens deze termijn worden ingediend. Gelet op de omvang en impact op de omgeving van het planvoornemen mag verwacht worden dat er geen bezwaren bestaan tegen de realisering van het landgoed.
Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied – Landgoed Kloosterbosch
49
10
Procedure
10.1 Inleiding In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierop wordt hierna ingegaan. 10.2 De te volgen procedure Het bestemmingsplan doorloopt als ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten: a. Voorbereiding: vooroverleg met overheidsinstanties: betrokken diensten van rijk en provincie, waterschap (watertoets) b. Ontwerp: ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan) Mogelijkheid om zienswijzen in te dienen c. Vaststelling: Vaststelling door de Raad e
2 ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan) Mogelijkheid om beroep in te stellen d. Beroep: (Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan Reactieve aanwijzing Beroep bij Raad van State In het kader van deze procedure kan eenieder zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar kan maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm. 10.3 Het vooroverleg en de watertoets In het kader van de watertoets is het concept ontwerp bestemmingsplan ingediend bij het watertoetsloket van het Waterschap Roer en Overmaas en bij de provincie Limburg in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Van het waterschap is geen reactie ontvangen. Het provinciaal advies is in bijlage 7 bij de toelichting opgenomen. Tevens is hierin de reactie op het advies opgeschreven. 10.4 Vaststelling Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 23 augustus 2012 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Gedurende deze 6 weken zijn in totaal 2 zienswijzen tegen het ontwerp bestemmingsplan ingediend. Zowel naar aanleiding van de ingediende zienswijzen als om ambtshalve redenen is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 17 december 2012. Het vaststellingsbesluit, de notitie zienswijzen en overzicht ambtshalve wijziging is als bijlage 8 bij de toelichting opgenomen.
50
toelichting