Overijssels
Particulier Grondbezrt
Zutphenseweg 51002 Postbus 459 7400 AL Deventer
PROVINCIAL^ VAN
(0570) 605 973 (0570) 635 955
Reg.nr,
[email protected] www.grondbezit.nl
a.d. Dat. ontv.:
2 5 JUL 2008
Routing
Datum: Aan: Betreft:
Rabobank : 38.73.35.919
Bijl.:
24juli 2008 Provinciale Staten kopie reactie contourennotitie
Ingesloten informatie wordt u zonder begeleidende brief toegezonden D Naar aanleiding van uw verzoek Ter informatie en kennisneming Caarne commentaar/advies D Na kennisneming graag retour D Wilt u dit behandelen? D Om te behouden Met dank retour
D; Met vriendelijke groet,
B.EJ. Bentinck van Schoonheten voorzitter
Van de Federatie Particulier Grondbezit maken dee! uit: Brabants Particulier Grondbezit, Drents Particulier Grondbezit, Het Friesch Grondbezit, Hollands Particulier Grondbezit, Gelders Particulier Grondbezit, Gronings Particulier Grondbezit, Limburgs Particulier Grondbezit, Overijssels Particulier Grondbezit, Utrechts Particulier Grondbezit, Zeeuws Particulier Grondbezit
Federate
rtin I L I w U i lipr I 1w I
Aan het Interprovlnciaal Overleg T.a.v. dhr. G. Beukema Postbus 16107 2500 BC Den Haag
Uw ref.: Onderwerp:
reactle FPG op contourennotitie
Onze ref.: 8204/891 De Klomp, 7 juli 2008
Geachte heer Beukema In uw brief van 29 mei jl. verzoekt u de FPG een reactie kenbaar te maken op het concept van de contourennotitie, versie 15 mei. Deze reactie doen wij u hierbij toekomen. De Federatie Particulier Grondbezit (FPG) is vanaf het begin betrokken (in werkgroepen en stuurgroep) bij de omvorming van het Programma Beheer naar de ontwikkeling van het ontwerp stelsel Natuur- & Landschapsbeheer. Het product wat nu voorligt het ontwerp stelsel van 16 mei 2008 is een mooi tussenproduct, maar gelukkig - nog geen eindproduct. De FPG heeft nog de nodige op- en aanmerkingen. De belangrijkste aandachtspunten komen samengevat neer op de volgende 7 punten: 1. Gelijkwaardigheid en gelijkberechtiging van alle eigenaarcategorieen. Derhalve geen onderscheid naar grootte en doelstelling of het in dienst hebben van professionals. Elke partij zal meerjarenafspraken met de provincies moeten kunnen maken. 2. De feitelijke kostprijs van natuur is uitgangspunt van de functiebeloning. De TBO's en particulieren hebben aan het IPO een doelentaal gepresenteerd, met daarbij een feitelijke kostprijsberekening. Deze kostprijzen moeten onverkort worden overgenomen. 3. Bij toedeling van vergoedingen moet voorrang worden verleend aan beheer en onderhoud van bestaande natuur. Daarna kunnen de overige financiele middelen ingezet worden voor realisatie van nieuwe natuur, waarbij particulier natuurbeheer voorrang moet krijgen 4. Voor de FPG is nog wel een punt van zorg dat het agrarisch natuurbeheer nog niet solide is ingebed in het nieuwe stelsel. Dat blijkt onder meer uit het taalgebruik, maar vooral uit het gegeven dat het agrarisch natuurbeheer nog steeds niet is ingevoegd in de zogeheten 18/58systematiek, die voortkomt uit het terreinbeheer. 5. Meerjarenovereenkomsten moeten alleen gaan over het beheer en eventueel inrichting van bestaande terreinen, waarbij particulieren en TBO's hiervoor gelijkelijk in aanmerking komen. Meerjarenovereenkomsten mogen niet beperkt worden tot alleen de grote organisaties. Afspraken over het gesubsidieerd aankopen van gronden horen niet in een meerjarenovereenkomst thuis. De FPG is van mening dat de beschikbare middelen uitsluitend benut moeten worden voor beheer en inrichting en niet voor eigendomsuitbreiding. Hierbij behoort de prioriteit te liggen bij het beheer van de bestaande natuur. 6. De totale kosten voor monitoring zullen naast en niet ten koste van het subsidiebedrag voor beheer moeten worden vergoed. 7. De voordelen van certificering zijn voor de kleinere en middelgrote (tot 500 ha) eigenaar vooralsnog te beperkt om hen enthousiast te maken voor certificering. De genoemde voordelen zijn met name van toepassing voor de echt grote terreineigenaren als Natuurmonumenten, sommige Provinciale Landschappen en de voor de verzamelaanvraag van de Unie van Bosgroepen en SBNL. Nu lijkt certificering vooral een middel om de regelingsgebonden kosten te verschuiven van overheid naar eigenaar/beheerder.
Alle opmerkingen, alsmede een uitwerking van de hierboven genoemde punten, zijn weergegeven in de bijlage. Bovenstaande opmerkingen geven aan dat er nog veel werk verzet moet worden. De FPG zal waar mogelijk daarin haar inbreng en verantwoordelijkheid willen nemen. Hooaachtend.
Ir. J.J. Helder Voorzitter FPG Bijlage: 1
Inhoudelijke reactie op het ontwerp stelsel Natuur- & Landschapsbeheer Hoofdstuk 1 In hoofdstuk 1 worden de uitgangspunten uiteengezet: Eigenaren en beheerders worden afgerekend op het uitgevoerde beheer, een gelijkwaardige behandeling tussen de verschillende eigenaren/beheerders, en het stelsel moet een eenvoudig, gebiedsgericht landelijk subsidiestelsel zijn voor (agrarisch) natuurbeheer, gericht op de realisatie van de EHS, kwaliteitsbehoud en verbetering van de bestaande delen van de EHS. Dit zijn stuk voor stuk prima uitgangspunten, die de FPG in de strategische visie ook mede heeft onderschreven. Ook de intentie en de inspanningen worden zeer gewaardeerd. De drempel echter om deel te nemen wordt door kleine en middelgrote particulieren en bij agrariers en ANV's als tamely k hoog ervaren door de certificatie en monitor verplichtingen en door de onzekerheid over de werkelijke vergoeding die overblijft na aftrek van de overgehevelde regelingsgebonden kosten. Verder dekt de titel van het stelsel de lading niet. Vrijwel nergens wordt ingegaan op landschap en landschapsbeheer. Bovendien is cultuurhistorie in het landelijke gebied een integraal deel van het landsehap. Landschap en Cultuurhistorie hebben nauwelijks een prominente plaats in dit stelsel gekregen, slechts zijdelings via de Index Natuur Landschap Recreatie wordt hier aandaeht aan besteed. De redenen daarvoor behoren te worden aangegeven. 7.2. Voor wie geldt het nieuwe stelsel? PTBO. TBO en PTBO worden niet steeds eenduidig gebruikt. Dat moet worden gecorrigeerd. Er zijn Agrarische en Particuliere natuurbeheerders. Particuliere natuurbeheerders zijn: 1. Terreinbeherende organisaties (PTBO), 2. Particulieren (natuurlijke en rechtspersonen), 3. Andere rechtspersonen (gemeenten). TBO's zijn Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Provinciate Landsehappen. Zijn PTBO's particulier? Ze zijn gedefinieerd als particuliere organisaties, maar dat geldt slechts ten dele, want TBO's zijn door hun voorkeursbehandeling of verwevenheid met overheden in de praktijk semi-overheidsinstellingen. Ze zijn dus geen, of slechts gedeeltelijk particuliere TBO's. Dat ligt anders voor Stichting NP Hoge Veluwe, Twickel, Landgoed BV's, Koepelorganisatie zoals de Unie van Bosgroepen en SBNL. Zij zijn wel particuliere TBO's. Hoofdstuk 2 In hoofdstuk 2 is het stelsel op hoofdlijnen uitgewerkt. Het werk van de versehillende werkgroepen wordt hierin zichtbaar. Wat is er overgebleven van de goede uitgangspunten: een goedkopere regeling, die simpeler is en met aandaeht voor een regionale invulling en met vertrouwen in de aanvragen? De FPG moet na lezing van de contourennotitie constateren dat er weinig van overgebleven is. Hieronder treft u het commentaar aan op dij: hoofdstuk. Voor de overzichtelijkheid is het commentaar gegroepeerd naar paragraaf. 2.2.7. Enropese en nationale doelen Ook de FPG vindt het belangrijk dat de EHS gerealiseerd moet worden. De realisatie van de EHS loopt echter achter op schema. Hiervoor zijn allerlei oorzaken voor aan te wijzen, die een belemmering vormen voor de realisatie van de EHS. De meeste oorzaken liggen echter buiten de macht van de grondeigenaar. Te denken valt aan de fiscale vrijstellingen voor de inkomstenbelasting op ontvangen subsidies. Vrijstelling van de inkomstenbelasting op de SN subsidie is voor de particulier heel wezenlijk en is al in 2000 door de minister toegezegd. Thans in 2008, is deze vrijstelling echter nog steeds niet (!) geregeld. Voorkomen moet worden dat we een herhaling krijgen, wanneer we straks een nieuws stelsel krijgen. Daarom moet er goed overleg gevoerd worden met Brussel, zodat zij voor het in werking treden van dit nieuwe stelsel reeds hun goedkeuring hebben gegeven. Gebeurt dit niet, dan voorziet de FPG grote uitvoeringsproblemen en problemen met het draagvlak voor de regeling. 2.3.7 Index Natuur- en landschapsbeheer De gezamenlijke terreinbeheerders, waaronder de FPG als vertegenwoordiger van de particuliere eigenaren, zijn naar aanleiding van diverse evaluates aan de slag gegaan met een nieuwe,
gemeenschappelijke doelentaal, die door de provincies, het IPO en het Rijk is omarmd en als uitgangspunt is genomen voor de omvorming van het Programma Beheer. Dat is positief. Feitelijke kostprijs als vergoeding. Bij de formulering van de doelentaal is ook gekeken naar de feitelijke beheerkosten om deze doelen te bereiken. Deze kosten blijken een stuk hoger te zijn dan de huidige vergoedingen die nu in het Programma beheer zitten. Als een lagere vergoeding wordt verstrekt dan de feitelijke kosten bedragen, dan is te verwachten dat de belangstelling afneemt, de natuurdoelen en -kwaliteit in 't gedrang komen en de natuurresultaten achterblijven. De TBO's en particulieren hebben aan het DPO een doelentaal gepresenteerd, met daarbij een feitelijke kostprijsberekening. Deze kostprijzen moeten onverkort worden overgenomen. Gebeurt dit niet, en wordt er een lagere vergoeding verstrekt, dan komen natuurdoelen en natuurkwaliteit in het geding en blijven de natuurresultaten volgens het NMP onbewedigend voor eigenaar/beheerder, Provincie en het Rijk. Dat er reden is om de vergoedingen te verhogen, mag ook blijken uit onder meer uit een in 2005 verschenen onderzoek van het Landbouw Economisch Instituut (Fiscale faciliteiten en knelpunten bij natuurontwikkeling door particulieren) dat de subsidiebedragen van het Programma Beheer stractureel te laag zijn. Daarnaast tonen de cijfers van het LEI onderzoek naar de particuliere bedrijfsuitkomsten bosbouw van de afgelopen dertig jaar aan dat er structureel verlies geleden wordt. Om die reden is het voor de FPG een essentieel punt.|Daarnaast wordt de rente op het geinvesteerde kapitaal niet vergoed. Voorrang voor beheer van bestaande en particuliere natuur. Bij toedeling van vergoedingen moet voorrang worden verleend aan beheer en onderhoud van bestaande natuur. Daarna kunnen de overige financiele middelen ingezet worden voor realisatie van nieuwe natuur, waarbij particulier natuurbeheer voorrang moet krijgen boven aankoop, verwerving, inrichting en doorlevering aan TBO's. De reden hiervoor is dat cf. het Rijksbeleid een inhaalslag voor de nog niet bereikte 40% particulier beheer noodzakelijk is. Realisatie EHS De FPG onderkent dat het tot stand brengen van de EHS (daarmee) een lastige en kostbare operatic wordt. Daarom is, zonder het concept van de EHS te willen heroverwegen, het verstandig de financiele middelen in overeenstemming te brengen met de ambities. Het temporiseren van de realisatie van de EHS, het hier en daar herbegrenzen, het slimmer aanpakken en /of het flexibiliseren zijn aan de orde. Zo kan de realisatie van de EHS gekoppeld worden aan andere funeties, waarbij de middelen van die andere functies ten goede moeten komen aan de EHS. Zo moeten vrijkomende financiele middelen uit rode ontwikkelingen gebruikt kunnen worden voor de EHS. Met dergelijke slimme constructies kan extra kapitaal ingezet worden om de doelen en taakstellingen te verwezenlijken. Indien natuur moet wijken voor woningbouw, bedrijventerrein of infrastructuur, zal naar de mening van de Federatie natuurcompensatie t.b.v. de EHS moeten worden gebruikt. Een and^r instrument om extra middelen te genereren is het verkopen van bestaande natuur aan particulieren. Door het mogelijk te maken dat bestaande natuur die in handen is van de terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties met een instandhoudingsverplichting aan gemteresseerde en gekwalificeerde particulieren kan worden verkocht, komt er extra geld uit de markt voor het realiseren van de EHS. De FPG wil hierover graag met u het debat aangaan en onze ideeen hierover met u bespreken. 2.3.2. Agrarisch natuurbeheer Voor de FPG is nog wel een punt van zorg dat het agrarisch natuurbeheer nog niet solide is ingebed in het nieuwe stelsel. Dat blijkt onder meer uit het taalgebruik, maar vooral uit het gegeven dat het agrarisch natuurbeheer nog steeds niet is ingevoegd in de zogeheten 18/58-systematiek, die voortkomt uit het terreinbeheer. Op dit moment past het agrarisch natuurbeheer daarin nog helemaal niet, mede als gevolg van een sterk verschillende systematiek. Deze operatic, die al tijden als TM' op de rol staat, is inmiddels urgent geworden. Wij willen hierbij intensief worden betrokken; Bovendien is het zeer gewenst om ook voor ANV's de inschakeling van een onafhankelijke certificaathouder mogelijk te maken.
2.5 Aanpassing van natuur- en beheergebiedsplannen Huidige natuur versus doelnatuur. De provinciale beleidsdoelen voor het landelijk gebied zijn onder meer vastgelegd in natuurgebiedsplannen. Hoewel in paragraaf 2.2.2. wordt aangegeven dat dit niet ter discussie staat, blijkt uit paragraaf 2.5 er toch een wijziging in wordt aangebracht. Waar nu de huidige natuur de basis is voor het natuurgebiedsplan, wordt straks de doel natuur de basis voor het natuurgebiedplan. Een klein verschil misschien, maar deze kan grote gevolgen hebben voor het draagvlak onder NSWlandgoed eigenaren. Deze hebben te maken met een instandhoudingsverplichting van de NSW waardoor tussentijds wijzigen van de beplantingsstructuur niet zomaar mogelijk is. Bovendien kan een dergelijke omvorming tot kapitaalvernietiging leiden. Met een voorbeeld zal ik dit toelichten. In de huidige situatie is er een landgoed op zandgrond met een mooi grove dennenbos. Het grenst echter aan een heideterrein, dat idealiter vergroot zou moeten worden. De provincie wil dit overnemen en wijzigt in het nieuwe natuurgebiedsplan het doel van bos naar heide. Omdat straks alleen dat type natuur kan worden aangevraagd, komt de eigenaar in een spagaat terecht: of omvormen en daarmee mogelijk in strijd handelen met de instandhoudingsverplichting, of geen subsidie aanvragen hetgeen op termijn kan leiden tot een faillissement. Daarom moet uiterste terughoudenheid betracht worden in een gewijzigde doeltoewijzing, zo vindt de FPG. Wanneer er sprake is van een onder de NSW-gerangschikt bezit, moet bestaand beheer voorrang krijgen. 2.6 Meerjarenovereenkomsten Is er ongelijke behandeling TBO's en particulieren? Wat staat er nu precies in 2.6? Het is onduidelijk over hoeveel jaren een meerjarenovereenkomst omvat en wie nu precies wel en wie niet een meerjarenovereenkomst kan aangaan. Zonder een duidelijke andere uitleg geeft de tekst o.i. weer dat particulieren geen meerjarenovereenkomsten kunnen aangaan. Als dat zo is dan wordt met de meerjarenovereenkomsten afgestapt van een gelijke behandeling van TBO's en Particulieren. Gelijke behandeling en gelijkberechtiging zijn voor de Minister van LNV en voor de FPG uitgangspunten, zeker in relatie tot aankoop, verwerving, inrichting en doorlevering van gronden in de EHS; alsook de eventuele uitwerking van de expolitatiesubsidie. Deze onderdelen zouden buiten de meerjarenovereenkomsten gehouden moeten worden. Meerjarenovereenkomsten mogen o.i. alleen gaan over het beheer en eventueel inrichting van bestaande terreinen, waarbij particulieren en TBO's hiervoor gelijkelijk in aanmerking komen. Afspraken over het gesubsidieerd aankopen van gronden horen niet in een meerjarenovereenkomst thuis. De FPG is van mening dat de beschikbare middelen uitsluitend benut moeten worden voor beheer en inrichting en niet voor eigendomsuitbreiding. Hierbij behoort de prioriteit te liggen bij het beheer van de bestaande natuur. Meerjarenovereenkomsten mogen niet beperkt worden tot alleen de grote organisaties. Bovendien, meerjarenovereenkomsten hebben grote gevolgen voor de verdeling van het beschikbare budget, te meer omdat nu al bekend is dat er te weinig budget is voor realisatie en beheer van de EHS. Met de voorgestelde meerjarenovereenkomsten voor TBO's wordt aan hen een hogere prioriteit gegeven, omdat dit vastgelegde verplichtingen zijn. Het resterende budget voor particulieren wordt dan een sluitpost. Dat stimuleert deelname van particulieren in realisatie van de EHS niet. 2.7 Monitoring en evaluatie Basismonitoring is een product De contourennotitie geeft aan dat "de basismonitoring informatie levert die de terreinbeheerder nodig heeft voor het eigen beheer". De FPG onderschrijft dit, omdat voor het uitvoeren van beheermaatregelen, zoals het dunnen van bos, het bij voorbeeld noodzakelijk is om te weten wat de bijgroei is. Het ligt echter niet in de rede dat dergelijke gegevens 'om niet' doorgeleverd kunnen worden aan de Gegevensautoriteit Natuur. Zeker wanneer ook abiotische en soortspecifieke zaken gemonitord moeten worden. De eigenaar- beheerder moet voor het verkrijgen van deze gegevens immers zelf ook kosten maken. Zodoende zijn deze gegevens te zien als een verkoopbaar product, net als dat hout dat is.
Abiotische factoren. Het monitoren van abiotische factoren is een zaak die een hele regio aangaat. Particulieren komen hier in het algemeen niet voor in aanmerking, maar wel organisaties zoals de waterschappen. Basismonitoring volledig vergoeden. De vergoeding voor basismonitoring t.b.v. certificering moet in verhouding staan tot de werkelijke kosten. Bij PB was 1,5% van de totale regelingkosten beschikbaar voor de monitoring, die werd uitgevoerd door DLG en DR. Die monitoring betrof alleen de controle op uitvoering van maatregelen en op het vereiste aantal, aanwezige soorten voor een beheerspakket. De huidige voorstellen voor monitoring gaan veel verder. Ook monitoring van specifieke soorten en abiotiek valt straks onder verantwoordelijkheid van de eigenaar/beheerder. De nieuwe, uitgebreider monitoring kan dus niet voor het bedrag van 1,5% uit PB worden uitgevoerd. Volledige vergoeding is echter wel geboden. De totale kosten voor monitoring zullen naast en niet ten koste van het subsidiebedrag voor beheer moeten worden vergoed. 2.8 Kwaliteitsborging natuurbeheer De leden van de FPG zijn onder te verdelen in kleine particulieren en grote particulieren die op een vergelijkbare wijze en met vergelijkbare doelstellingen als een TBO, hun bos, natuur en landschap willen beheren, en in stand willen houden. Die laatste hebben een statutaire en maatschappelijke verantwoordelijkheid en zijn vaak ook professioneel met het beheer begaan. Voor deze categoric eigenaren biedt certificering een professionele omgangsvorm het de provincie welke niet anders is dan een TBO met een provincie heeft. Desondanks heeft de FPG veel vragen bij de nut en noodzaak van kwaliteitsborging binnen het natuurbeheer. Wie betaalt het terugdringen van de regelingsgebonden kosten? Het lijkt er sterk op dat de eigenaar moet opdraaien voor het streven de regelingsgebonden kosten terug te dringen; immers, via interne controleslagen van de certificaathouder, of koepel, zal veel controlewerk van Dienst Regelingen en DLG uit handen worden genomen. De eigenaar/beheerder moet immers zelf eerst een kwaliteitshandboek moet (laten) opstellen waarin wordt vastgelegd hoe het beheer geborgd wordt, hoe hij zichzelf moet controleren etc.. Dat is alleen maar het verschuiven van regelingsgebonden kosten van overheid naar eigenaar/beheerder. Dat is een administratieve versimpeling voor de overheid. Voordelen? Daartegenover staan ook voordelen voor de eigenaar/beheerder. Elke eigenaar-beheerder, die enige eer in zijn beheerwerk wil leggen heeft er baat bij van tijd tot tijd een heldere Spiegel voorgehouden te krijgen om de altijd aanwezige 'blinde vlekken' in het beheer aan het licht te brengen. Dat vormt een positieve uitdaging het nog betere te willen doen. Daarbij versterkt het de positie van de eigenaarbeheerder zelf om aan andere uit te leggen hoe en met welk (goed) resultaat hij of zij bezig is de kwaliteit van het beheer te bewaren of te verbeteren. Deze voordelen zijn voor de kleinere en middelgrote (tot 500 ha) eigenaar vooralsnog te beperkt om hen enthousiast te maken voor certificering. De genoemde voordelen zijn met name van toepassing voor de echt grote terreineigenaren als Natuurmonumenten, sommige Provinciale Landschappen en de voor de verzamelaanvraag van de Unie van Bosgroepen en SBNL. Bovendien, eerst wordt in het nieuwe stelsel een certificate ingebouwd en vervolgens wordt, voor hen die niet gecertificeerd kunnen of willen worden, de regeling verzwaard. Dat is geen voordeel voor de gecertificeerde, maar een nadeel voor de niet-gecertificeerde. 2.9 Aanvraagprocedure De FPG heeft via haar inbreng in de werkgroep Certificering aangedrongen om het aanvragen ook digitaal mogelijk te maken, niet alleen voor gecertificeerden, maar juist ook voor de niet gecertificeerden. Veel administratieve controles, bijvoorbeeld op cumulatie, foutieve intekening etc., zo bleek bij navraag bij Dienst Regelingen, kunnen via het digitaal aanvragen automatisch al worden meegenomen. Zodoende ontstaat een aanvraag met een zeer laag percentage fouten. Het digitaal aanvragen is daarom een kans om particulieren en gemeenten die niet mee willen doen aan certificering omdat zij de voordelen daarvan voor hun te beperkt achten, toch op een eenvoudige en zekere manier voor de overheid subsidie kunnen aanvragen. Deze mogelijkheid staat nu niet benoemd
en daarmee zou een grote kans om de controlelast van DR en DLG naar beneden te krijgen, onbenut gelaten worden. Een tweede aspect bij de aanvraagprocedure is de openstellingsperiode. De FPG pleit voor een jaarrondopenstelling. Dit levert immers een betere spreiding van de werkzaamheden voor overheid en particulier. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3 gaat in op de verordening. Naast de reeds hierboven gemaakte opmerkingen die vanzelfsprekend ergens in de verordening terugkomen, heeft de FPG ook hierbij een opmerking. 3.3.3 Openstelling voor recreatie Ontkoppeling van recreatie en beheertypen Bij het opstellen van de index natuur landschap recreatie was een van de uitgangspunten dat de bestaande koppeling tussen recreatiesubsidie en beheersubsidie zou worden losgelaten. Per beheertype kan, afhankelijk van de recreatietypenkaart, een van de 5 recreatiepakketten worden aangevraagd, waarbij de recreatietypenkaart een gezamenlijk product is van LNV, IPO en terreineigenaren. In de huidige versie van de verordening bestaat deze koppeling nog steeds. De FPG ziet dit graag alsnog in overeenstemming gebracht met de uitgangspunten van de index. 3.4. 2. Financiele steun koepelorganisaties Kennis van werkelijke bedragen is noodzakelijk. In het commentaar op sectie 2.3.1. is hierboven aangegeven dat een kostprijs dekkende vergoeding (dat is meer dan de huidige PB-subsidie) noodzakelijk is. In het commentaar op sectie 2.8.1 is aangegeven dat de regelingsgebonden kosten op particulieren worden afgewenteld. Daarom is er grote behoefte aan inzicht in het werkelijke vergoedingsbedrag per hectare en de stelselgebonden lasten per hectare die daar weer van afgaan. Dat geldt zowel de eenmalige als de jaarlijks terugkerende lasten voor alle certificatie en monitoring verplichtingen, in het bij zonder als particulieren deze specialistische verplichtingen noodgedwongen uit moeten besteden aan een gecertificeerde koepelorganisatie en daarvoor dus rekeningen krijgen. In sectie 3.4.2. is aangegeven dat koepelorganisaties voor de overhead subsidie kunnen aanvragen. De tekst geeft geen helderheid over de uiteindelijke bedragen die certificaathouders zullen doorberekenen en hoeveel beheersvergoeding er overblijft. Hoofdstuk 4 Het vierde hoofdstuk gaat in op de verdere uitwerking en implementatie. Bovenstaande opmerkingen geven aan dat er nog veel werk verzet moet worden. De FPG zal waar mogelijk daarin haar inbreng en verantwoordelijkheid willen nemen.