Parochie Sint-Jozef te Veeweide (Anderlecht)
In het kader van de jaarlijkse activiteiten van ons genootschap, brachten we in 2013 een bezoek aan de SintJozefparochie te Veeweide op het Radplein.
1. EERSTE KERK Op 20 oktober 1898 dienden inwoners van het gehucht Veeweide (Anderlecht) een verzoekschrift in bij de gemeente tot oprichting van een nieuwe kerk. Op 27 november 1899 werd door een drietal inwoners eveneens een verzoekschrift gericht aan de toenmalige minister van Justitie, waarbij ze vroegen om de oprichting van een nieuwe katholieke kerk voor de wijken D’Aa, Meylemeersch en een gedeelte van de wijk Veeweide, Neerpede en Vlazendael, die op dat ogenblik nog steeds behoorden tot de parochie van Anderlecht. Dit geheel werd besproken op de gemeenteraad van 18 juni 1900, waarbij de heer Moreaux zetelde als burgemeester. Uit genoemd proces-verbaal bleek dat de kerkfabriek van de kerk van Sint-Pieter al een positief advies had gegeven en zich bovendien bereid had verklaard om mee te delen in de kosten voor de oprichting van een dergelijke parochie en dat naar analogie van datgene wat gebeurde bij de oprichting van de parochie Sint-Vincentius à Paulo te Scheut. Ook bleek uit dit proces-verbaal dat de parochiegrenzen zouden gevormd worden door de Neerpedebeek, vanaf de plek waar ze de gemeente Anderlecht binnenkomt, tot aan de Bergensesteenweg en anderzijds met het kruispunt van de Magrittestraat en de Kleine Magrittestraat en de Paepsemstraat, tot aan de grenzen met de gemeente Vorst. Er werd bovendien opgetekend dat een voorlopige kapel zou opgericht worden door middel van inschrijvingen en giften. Op 22 augustus 1900 werd de oprichting van een nieuwe parochie met de Sint-Jozefkerk definitief erkend bij KB getekend op 22 augustus 1900 door koning Leopold II te Oostende. Het betrof de vierde parochie op Anderlechts grondgebied. (Op het einde van de 19e eeuw waren er in Anderlecht reeds drie parochies, nl. de bekende Sint-Pieter en Sint-Guido kerk aan het Dapperheidsplein, de kerk van Sint-Vincentius à Paulo op de Ninoofsesteenweg in Scheut en de kerk van Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekte Ontvangenis in de Dr. De Meersmanstraat in Kuregem). Op 20 april 1901 richtte de toenmalige pastoor J.F. Engels een brief aan het bisdom om te vragen hem geld te storten omdat hij al heel wat gelden had moeten voorschieten omdat de parochie nog geen feit was. Hij stelde dat hij per trimester 229 BEF. diende te betalen voor de huur van zijn woning, waarbij natuurlijk nog verzekeringen kwamen, verwarming, het loon van zijn huishoudster ( 25 BEF. per maand), zodanig dat hij voor vier maanden kwam op een bedrag van 1.430 BEF..
Afbeelding 1: de eerste kerk (bron: archief)
Bij een brief van 6 september 1901 zond diezelfde pastoor de samenstelling van zijn kerkfabriek door, te weten: -
Baron Robert de Viron, wonende op Château de Waesbroeck in Anderlecht De heer Theodore Petre, brouwer op de Bergensesteenweg De heer Charles Plas, rentenier, wonende op de Bergensesteenweg De heer Guillaume Heymans, landbouwer in de Konijnenstraat De heer Pierre Longin, landbouwer in Neerpede
De samenstelling van deze kerkfabriek werd goedgekeurd op 12 september 1901 en bevestigd bij beslissing van het bisdom Mechelen op 5 oktober 1901. De familie Van Malder baatte een steenbakkerij uit op een terrein gelegen binnen de driehoek gevormd door de Bergense Steenweg, de Kleine Wolvenstraat en de Windmolenweg, nu de Waxweilerlaan. (Later baatte de familie Van Malder een steenbakkerij uit in Sint-Pieters-Leeuw). De grond voor de bouw van de bescheiden Sint-Jozefkerk werd geschonken door deze steenbakkersfamilie. Tegen betaling leverden ze de bakstenen aan de prijs van 1000 per 10,50 BEF. De eerste steenlegging had plaats op 20 september 1900. De heer Engels was van 1901 tot 1910 de eerste pastoor van deze kerk. Uit de archieven kunnen we afleiden dat in een brief van 6 oktober 1921 de pastoor een vraag richtte aan het bisdom voor een gift, meldende dat in 1912 ook werd begonnen met de bouw van een katholieke school voor jongens binnen dewelke van januari 1913 twee leraars werden aangesteld, doch in september van datzelfde jaar werd dat al opgetrokken tot vier en in 1915 tot zes leraars. In 1921 zag hij zich verplicht het aantal leraars op te trekken tot acht en dat was dan ook de reden waarom de pastoor om bijkomende giften vroeg. Hij heeft dan uiteindelijk 2.000 BEF. ontvangen. Wat de kerk zelf betreft, kunnen we stellen dat deze in dienst bleef tot in 1939, toen er een nieuwe en grotere kerk in gebruik werd genomen op het Radplein. Op de plaats van de eerste Sint-Jozefkerk werd de pastorij opgericht, Korte Wolvenstraat 68A, waar nu een drietal kloosterzusters verblijven. Er tegenover is het café van het parochiecentrum, ‘Het Gildenhuis’ (Korte Wolvenstraat 57), dat ook een ingang heeft langs het Radplein nr. 5, de straat naast de kerk die parallel loopt met de Korte Wolvenstraat. Achter het gebouw van het Gildenhuis in de Korte Wolvenstraat, was de bioscoop ‘Winston’, die zijn deuren opende in december 1944 en sloot in 1962.
Afbeelding 2: pastorij (bron: archief)
In 1922 schonk de familie Van Malder het terrein voor het Gildenhuis en de Boerenbond financierde de bouw ervan. 2. TWEEDE KERK In 1938 waren er reeds zeven parochiale kerken (12 in 2013) in Anderlecht , nl. de oude collegiale kerk van Sint-Pieter en Sint-Guido in het centrum, de kerken van Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekte Ontvangenis en Sint-Franciscus-Xaverius in Kuregem, Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart en Sint-Vincentius à Paulo in Scheut, Sint-Gerardus-Majella in Neerpede en Sint-Jozef in Veeweide. Er was ook nog de SintBernarduskapel langs de huidige Joseph Bracopslaan, die bij KB van 16 mart 1925 werd vervangen door de Sint-Theresiaparochie. In 1925 werd de voorlopige Sint-Theresiakerk gebouw en in 1938 werd de definitieve kerk gebouwd in de Kaudenaardestraat te Dilbeek. Reeds in 1912 had de familie Van Malder – Van der Perre, bij notariële akte verleden door notaris René Van den Brande, een schenking gedaan van het terrein voor een nieuwe kerk, met als voorwaarde dat wanneer de nieuwe kerk niet was gebouwd in 1930, het terrein terug toekwam aan de eigenaar. Maar de provinciegouverneur was niet akkoord met deze opschortende voorwaarde, zodat de schenking van de grond in 1933 als definitief werd beschouwd. (zoals vermeld in het portaal van de kerk).
Afbeelding 3: vermelding schenking grond
Het bisdom schonk op 4 oktober 1938 een som van 25.000 BEF voor de bouw van de kerk. Maar ook de parochianen zorgden voor de financiering. Verschillende parochiale verenigingen organiseerden feesten. Zichtkaarten over de bouw van de kerk werden verkocht. Er werd ook een postzegel over de kerk uitgegeven. De werken voor de bouw van de nieuwe Sint-Jozefkerk startten op 13 juli 1938 en eindigden op 8 juli 1939. De definitieve oplevering van de nieuw gebouwde kerk gebeurde op 18 maart 1940. De bouw was oorspronkelijk geraamd op 1.463.000 BEF, maar uiteindelijk was de totale kostprijs 1.504.998,97 BEF. De heer Verheyden was voorzitter en de heer Emile Verbruggen was secretaris van de kerkfabriek. De plannen werden getekend door architect Van Hove uit Ukkel. Voor de bouw van de kerk was toestemming gegeven bij KB van 20 juni 1938 (BS 6 juli 1938). De werken werden uitgevoerd door de firma NV Egta, Bergense Steenweg 1203 in Anderlecht, en de werfleider was Henri Poplemont.
Afbeelding 4: bouw tweede kerk (bron: archief)
Vanaf 1931 was Jennes pastoor van de Sint-Jozefkerk. Hij maakte van de bouw van de nieuwe kerk zijn levenswerk. Helaas overleed pastoor Jennes in 1938 na een korte ziekte. Hij werd opgevolgd door pastoor Van Dyck, die het werk voortzette. De voorlopige inwijding van de nieuwe kerk, door Monseigneur Van Cauwenbergh, vond plaats op 16 juli 1939. De kerk werd geconsacreerd door Monseigneur De Smedt op 4 september 1951 ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van het bestaan van de parochie, toen Maurice Defrijn er reeds pastoor was sinds 1946.
Afbeelding 5: gedenksteen inwijding kerk
De plechtigheid, die vier uur duurde, werd ook bijgewoond door pastoor Petre van de Sint-Pieter en SintGuidokerk en pastoor Mercier van de Sint-Gerardus-Majellakerk in Neerpede. Tijdens de plechtigheid werden ook de relikwieën van twee heiligen, nl. Sint-Clemens en Sint-Sebastiaan in het hoofdaltaar geplaatst.
Afbeelding 6: hoofdaltaar
Sint-Clemens stierf in 100 na Christus en was van 88 tot 97 na Christus de vierde paus en zou nog door de apostel Paulus gewijd geweest zijn. Tijdens de christenvervolgingen zou hij door keizer Trajanus met een anker om de hals in zee zijn gegooid. Daarom wordt hij afgebeeld met een anker naast zijn voeten of in zijn hand of met een koord om zijn hals. Volgens een andere legende werd hij in Rome in de Tiber gegooid. Soms draagt hij een martelaarspalm in de hand of zit er een lam of een draak aan zijn voeten. Clemens I is de schutspatroon van hoedenmakers, schippers, kinderen en steenhouwers. Hij werd aanroepen tegen kinderziekten, verkoudheid, zweren, onweer en storm op zee. Zijn feestdag is 25 november.
Afbeelding 7: beeld van Sint-Clemens met anker
Sebastianus van Rome is één van de 14 noodhelpers, officier van de lijfwacht van keizer Diocletanius. Sebastiaan gebruikte dikwijls zijn positie om christenen te helpen, maar werd ontmaskerd, aan een boom gebonden, met pijlen doorzeefd en voor dood achtergelaten. Met de hulp van de heilige Irene genas hij en nadien verweet hij de keizer diens wandaden. Hierop werd hij dood gegeseld (circa 288 na Christus) Gewoonlijk wordt hij afgebeeld in een lendendoek gekleed, de armen boven het hoofd of achter de rug aan een boomstam of zuil gebonden. Aan de pijlen in zijn lichaam is hij eenvoudig te herkennen. Naast zijn voeten liggen soms een officiershelm, schild of zwaard. Sebastiaan is de patroonheilige van schutters, schuttersgilden, soldaten, jagers, oorlogsinvaliden en van verschillende andere beroepen. Hij werd aangeroepen tegen keelpijn, diarree, koorts, lepra, stomheid, waanzin en zweren. Vanwege de pijl (pestpijl: symbool voor het toeslaan van de pest) is hij één van de pestheiligen. Zijn feestdag is 20 januari. (Bron: ‘Sanctus: meer dan 500 heiligen herkennen’, van Jo Claes, Alfons Claes en Kathy Vincke, Davidsfonds Leuven, 2002) De feestelijkheden ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Sint-Jozefparochie eindigden op 9 september 1951 met een plechtige dankmis en de zegening van een nieuwe klok. Vanaf zijn wijding tot priester door Monseigneur Suenens op 1 september 1957, werd Henri Vandevelde onmiddellijk tot pastoor aangesteld van de Sint-Jozefparochie.
Afbeelding 8: klokkentoren
Nikita Skatchkoff was de laatste pastoor van de Sint-Jozefkerk tot 1 september 2013. Hij was ook nog bevoegd voor drie andere kerken, nl. Sint-Gerardus-Majella in de Bloeistraat in Neerpede, Heilige Bernadette aan de Itterbeekse Baan in de wijk Goede Lucht en Onze-Lieve-Vrouw van Vreugde aan de Britse Soldaatlaan, kort bij het kerkhof Vogelenzang. Vanaf 1 september 2013 is hij pastoor in Tienen.
Achter de kerk ligt een mooi plein met een speeltuin voor kinderen. In het kader van het verlichtingsplan van de gemeente Anderlecht, werd in 2009 de nieuwe verlichting omheen de kerk feestelijk ingehuldigd. De Sint-Jozefkerk, met als adres Radplein 1, behoort tot het dekenaat Brussel-West en tot de parochiale eenheid De Rinck. 3. PATROONHEILIGE Sint-Jozef is de voedstervader van Jezus en bruidegom van Maria. Hij wordt voorgesteld als ambachtsman of in een lang gewaad, met mantel en sandalen, met het Kind Jezus in de hand of op de arm. Hij wordt ook vaak voorgesteld als oudere man met baard en kalend hoofd en een bloeiende staf of een witte lelie in de hand. Dat laatste gaat terug op het volgende verhaal: toen Maria niet wist met wie ze in het huwelijk moest treden, liet de hogepriester alle gegadigden hun wandelstok in een bak met nat zand steken. De stok van Jozef begon direct te bloeien. Soms wordt Jozef afgebeeld met twee duiven, maar meestal met timmermansgereedschap: bijl, hamer, zaag, winkelhaak en werkbank. Hij is de patroonheilige van timmerlui, houthakkers, meubelmakers en ambachtslieden in het algemeen, en van reizigers en asielzoekers. Dit laatste is te verklaren door Herodes’ kindermoord in Bethlehem en de vlucht van Jozef en zijn gezin naar Egypte. Jozefs hulp werd afgesmeekt bij woningnood (overnachting in een stal), verleiding en moeilijke situaties. Jozef die in de armen van Maria en Jezus stierf, is eveneens patroonheilige van de begrafenisondernemers en werd aangeroepen voor een goede dood. Zijn feestdag is 19 maart. (Bron: ‘Sanctus: meer dan 500 heiligen herkennen’, van Jo Claes, Alfons Claes en Kathy Vincke, Davidsfonds Leuven, 2002)
Afbeelding 9: beeld van Sint-Jozef met Kind Jezus
4. GEBOUW A. Buiten Voor de voorgevel, langs de Werktuigkundestraat, werd een matte, vlakke, donkere okerkleurige baksteen gebruikt, waarbij de horizontale voegen sterk uitkomen. Links onder is aan de ingang een arduinen
gedenksteen ingemetseld met de vermelding van een kruis en de datum 18-9-38, zijnde de datum van de eerste steenlegging.
Afbeelding 10: eerste steenlegging
Het lijstwerk van de deur in het inspringende portaal is massief en vormt op zich een parel in zijn soort. Het rond motief wordt door een vol, massief kruis verdeeld in vier lichtdoorlatende, kwartronde glasramen.
Afbeelding 11: deur in het inspringende portaal
Het portaal werd nadien als bescherming tegen vandalisme afgesloten met een tweedelig smeedijzeren hek, waarin de sierlijke letters S en J werden aangebracht.
Afbeelding 12: smeedijzeren hek aan portaal
De toegang tot het portaal gebeurt via twee laterale trappen en een centrale trap. Om de toegang tot de kerk te vergemakkelijken voor minder-validen, werd één laterale trap vervangen door een hellend vlak. De kerk vertoont een harmonisch uitzicht. Aan weerskanten van de ingang vervolledigt telkens een groep van drie raamopeningen de bouwlaag onder het doksaal. Ter hoogte van het doksaal bevinden zich vijf smalle gevelopeningen, de twee uiterste wat lager dan de drie middelste, eveneens gevat in een boog, die door het metselwerk en reliëfverschillen in de baksteenvlakken wordt overgenomen. De voorgevel en zijn geveltop, met de twee symmetrische hellingen, lopen uit op een indrukwekkend stenen kruis. De klokkentoren, die langs buiten toegankelijk is, met vierhoekig grondplan, vormt de overgang met de zuidoostelijk georiënteerde zijgevel (langs de Waxweilerlaan). De klokkentoren dringt gedeeltelijk in het dak en springt tegelijk voor ruim een derde van zijn basisoppervlakte uit de kerk. Op elke zijkant lopen langsheen een fijne centraal gelegen lichtgrijze band twee smalle stroken met glasramen over ¾ van de hoogte van de toren. Deze dubbele banden lopen bovenaan uit in twee rondboogvormige openingen, ter hoogte waarvan de vier hoeken van de klokkentoren door vijf horizontale inkepingen worden verfraaid die over twee aansluitende vlakken doorlopen. Net als het hele dak van de kerk, is het tentdak van de klokkentoren met leien bedekt. Origineel is het kruis in 3D bovenop de piramide.
Afbeelding 13: kruis in 3D
Uit de grote dwarsbeuk in de zijgevel kunnen we afleiden dat de kerk een kruisvormig grondplan heeft. De gevel van de dwarsbeuk is bijna de exacte kopie van de voorgevel. De stijl van de achtergevel (langs het Radplein en de Guillaume Melckmansstraat) is totaal verschillend, met een koor met twee dakniveaus, het laagste plat en het hoogste halfkegelvormig. In verticale doorsnede loopt dit laatste door in een dak met twee hellingen. Het sluit via kielgoten aan de op de dwarsbeuk. Aan de achtergevel zijn langs beide kanten een toegang tot lager gelegen lokalen. Aan de ene kant vergaderlokalen (o.a. voor de catechese) en aan de andere kant het verwarmingslokaal en de vroegere opslagplaats voor steenkool (nu wordt als brandstof stookolie gebruikt). Daar tussenin is er sanitair. De vergaderlokalen zijn vanuit de kerk bereikbaar. De zuidwestelijke zijgevel (langs het Radplein-straat) is identiek aan de zuidoostelijke gevel. Langs de zuidwestelijke gevel en langs de zuidoostelijke gevel is er een toegang tot het voorste gedeelte van de kerk. B. Binnen Onder het doksaal is er links een stemmige kapel en rechts de prachtig gebeeldhouwde stenen doopvont. Ze werd geschonken door een parochiaan en zou afkomstig zijn uit het vroegere kasteel van de heren van Aa. Van in de jaren 1000 was de adelijke familie van Aa gevestigd in Anderlecht. De adelijke familie splitste in verschillende vreemde adelijke geslachten, door erfenis en door verkoop van erfgoederen, die de titel aannamen van heren van Aa. In 1758 kwam hier een einde aan. Over de juiste plaats waar het kasteel van de heren van Aa zich bevond, is er geen eensgezindheid. Niet zo ver van de Sint-Jozefkerk is er de Aakaai aan het kanaal en de Aastraat. In het lokaal waar de doopvont staat is er achter een deur een granieten trap met reling in metalen buizen die naar het doksaal loopt. Op het doksaal is het orgel. Het instrument en de hoofdkast zijn van diverse oorsprong. Sommige elementen zijn afkomstig van een orgel dat zich in het begin van de 20e eeuw in de Sint-Guidokerk bevond. Het orgel werd reeds geplaats in de kerk die de actuele voorafging. Het heeft een heterogene stijl met barokke elementen en de gebruikte materialen zijn eik en grenenhout. Het wordt niet meer onderhouden sinds 1980-1990. Er is ook al lange tijd geen organist meer.
Afbeelding 14 en 15: doopvont en stemmige kapel
Het interieur van de kerk is, met zijn rondboog met geribde tongewelven in de beuk, een meesterwerk. In de beuk zitten in de eerste travee drie lage raamopeningen, in de tweede travee drie, de buitenste wat lager dan de middelste, en in de derde travee ook drie raamopeningen. Het transept wordt overspannen door een ribgewelf, terwijl de twee delen van de dwarsbeuk een tongewelf hebben.
Afbeelding 16: interieur kerk met zicht op altaar
Het koor wordt verlicht door twee bouwlagen met zes rondbogige nissen via tien glasramen die taferelen uit het leven van Christus voorstellen. De glasramen werden gemaakt door Jef Colruyt, broer van Frans Colruyt, oprichter van de keten Colruytwinkels ( de familie Colruyt is afkomstig van Essenbeek in Halle). Links van het koor is de toegang tot de sacristie, waar de priester de misgewaden aantrekt. Vanuit dit lokaal is er via een trap toegang tot de lagergelegen vergaderlokalen. Rechts van het koor is een tweede sacristie waar de gewaden worden bewaard.
Afbeelding 17: glasramen
De verwarming van de kerk gebeurt op een vernuftige wijze. In de middengang wordt de lucht uit de kerk gezogen. Deze lucht gaat door een lange gang onder de kerk naar voor, wordt opgewarmd en de warme lucht wordt door een rooster aan weerszijden van het koor terug de kerk ingeblazen. Deze luchtroosters zijn langs weerszijden van het koor geplaatst in een ambo (verheven ruimte voor schriftlezing, voorzang en predikatie) waarboven een mooi smeedwerk is aangebracht.
Afbeelding 18: verwarmingssysteem
De vloerbekleding is in opgeglazuurd gres, zwart in de middengang en okerkleurig aan weerszijden ervan. De glasramen van de beuk zijn opgebouwd uit vierkante modules in bleke tinten van blauw, wijnrood, geel en bruin. Die van de zijbeuk tonen gevleugelde personages in feller rood, blauw en grijs.
Afbeelding 18 en 19: glasramen
De plafondverlichting bestaat uit twee rijen bollen in melkglas. De kelken, cibories en de deur van het tabernakel werden gemaakt door edelsmid Kamiel Colruyt (broer van Frans Colruyt). Jef Colruyt verwerkte ook halfverheven engeltjes in een soort van faience in de achtermuur van de twee zijkapellen.
Afbeelding 20: hoofdaltaar
Op de mooie preekstoel zijn er afbeeldingen van de vier evangelisten, Marcus, Mattheus, Lucas en Johannes. In de kerk zijn er ook enkele waardevolle kunstvoorwerpen die zich destijds op de zolder van de Sint-Guidokerk bevonden. Zo is er een credenstafel uit de 17e eeuw. Dit is het tafeltje naast het altaar waarop de kelk, de hosties, water en wijn worden geplaatst. Ook zijn er verschillende beelden uit de 16e-19e eeuw, waaronder het houten beeldje van Sint-Anna-ten-Drieën uit het begin van de 16e eeuw, rechts naast het koor. Het stelt voor: moeder Maria op de schoot van Sint-Anna en Jezus op de schoot van Maria. Er zijn ook medaillons uit het midden van de 17e eeuw met Maria Magdalena en de Heilige Petrus die verwerkt zijn in de biechtstoelen, nl. twee biechtstoelen langs de linkerkant en twee biechtstoelen langs de rechterkant. De biechtstoelen werden gemaakt door François Rosier. Tussen de twee biechtstoelen langs de rechterkant is er op een stijl een houten beeldje van Sint-Jozef met het kindje Jezus op de arm. Er is ook nog vooraan in de kerk langs de linkerkant een moderne biechtstoel.
Afbeelding 21: biechtstoel
Langs de rechterkant is er ook een beeldje van Sint-Antonius van Padua met het kindje Jezus. (Antonius van Padua werd in 1195 geboren als Fernando Martins de Bulhoes en overleed in 1231 in de buurt van Padua. Zijn feestdag is op 13 juni). Vooraan rechts is er een houten beeld van Christus met het Heilige Hart. In de zijkapel rechts is er een houten beeld van Jozef, Maria en het kindje Jezus. In de zijkapel links is er een mooi aangekleed beeld van Onze-Lieve-Vrouw met het kindje Jezus. Naast het koor is er nog een beeld van Sint-Jozef met het kindje Jezus. Langs de linkerkant is er ook nog een beeld van de Heilige Theressia van Lisieux (geboren in 1873 in Normandië en gestorven in 1897 op 24-jarige leeftijd). Zij wordt voorgesteld in de kledij van de karmelietessen, met bruin habijt, bruin scapulier, witte halssluier, zwarte bovensluier en witte mantel met rozen en een kruisbeeld tegen de borst gedrukt.
Afbeelding 22: Onze-Lieve-Vrouw met kindje Jezus
Achteraan in de kerk is er op de muur van het doksaal, waar het orgel is, de volgende tekst aangebracht: ‘ Hymnum Gloriae Canimus’ (vrij vertaald: Wij zingen ter ere van God de hymne). Vooraan is boven het koor de volgende tekst aangebracht: ‘Pascha Nostrum Immolatus est Christus’ (vrij vertaald: Ons Paaslam is Christus die geslacht werd)
Tekst: Roland Van Varenbergh Foto’s: Regine Peeters