TEN VERZOEKE VAN HET ROB REGISTER OSTEOPATEN BELGIË / Registre des Ostéopathes de Belgique
BACHELOR- EN MASTEROPLEIDINGEN OSTEOPATHIE IN BELGIË Een verkennende studie van het opleidingsaanbod 23-5-2011
De studie omvat een vergelijkende weergave van de organisatorische aspecten, de toelatingsvoorwaarden, de omvang, de inhoud en desgevallend de doorstroommogelijkheden die gelden voor de in België aangeboden opleidingen tot bachelor of master in de osteopathie.
Pagina 15 van 15
Inhoud 1. Situering van de opdracht
3
2. Andere bestaande relevante studies
3
2.1. Rapport Wereldgezondheidsorganisatie
3
2.2. Rapport Kenniscentrum voor Gezondheidszorg
4
3. Aanduiding van de in de opdracht betrokken opleidingen
4
4. Methodologie
6
5. Onderzoeksanalyse
7
5.1. Overzicht van de onderzoeksvragen
7
5.2. Toelatingsvoorwaarden
8
5.3. Studieomvang
9
5.4. Studieduur
10
5.5. Opleidingsdoelstellingen
10
5.6. Opleidingsprogramma’s
11
5.6.1. FICO/DIU
12
5.6.2. IAO/UW/FHG
12
5.6.3. ULB
12
5.7. Doorstroommogelijkheden
13
6. Conclusie
14
7. Bijlagen
15
Pagina 15 van 15
1. Situering van de opdracht Ruim twaalf jaar geleden is de wet “betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen” (de zogenaamde “Wet Colla” van 29 april 1999) formeel tot stand gekomen. De wet kent tot op vandaag evenwel geen toepassing omdat de nodige uitvoeringsbesluiten met betrekking tot deze wet al vele jaren op zich laten wachten. Vrij recent is – na de nodige gerechtelijke druk – een eerste stap gezet in de richting van een effectieve uitvoering door middel van de uitvaardiging van het koninklijk besluit van 6 april 2010 “houdende erkenning van beroepsorganisaties van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden”. Een belangrijke volgende stap bestaat uit de formulering van de voorwaarden waaronder de beoefenaars van een geregistreerde niet-conventionele praktijk individueel geregistreerd kunnen worden. Deze voorwaarden zullen volgens artikel 3, §3, van de wet van 29 april 1999 in het bijzonder opleidingsvereisten omvatten. Één van de bij KB erkende beroepsverenigingen, m.n. het Register voor Osteopaten van België / Registre des Ostéopathes de Belgique (ROB), is de opdrachtgever voor de opmaak van voorliggend analyserapport. Doel van het rapport is een primair zicht te krijgen op de organisatorische aspecten, de toelatingsvoorwaarden, de omvang, het programma en desgevallend de doorstroommogelijkheden die gelden voor de in België aangeboden opleidingen tot bachelor of master in de osteopathie, zodat het ROB met kennis van zaken kan deelnemen aan de gesprekken, die de Belgische overheid hopelijk binnen korte tijd zal opstarten omtrent de formele vastlegging van de opleidingsvereisten voor elkeen die in België het beroep van osteopaat wil uitoefenen.
Pagina 15 van 15
2. Andere bestaande relevante studies 2.1. Rapport Wereldgezondheidsorganisatie In 2010 verricht de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) belangrijk en gezaghebbend studiewerk voor wat betreft de opleidingen tot osteopaat. De studie, waarvan het rapport als bijlage 1 is toegevoegd, formuleert de gemeenschappelijke “eindtermen” voor osteopaten. In het rapport is er sprake van twee soorten opleidingsprogramma’s: een eerste soort programma, meestal voltijds, dat gericht is op studenten zonder medische voorkennis en een tweede soort dat bedoeld is voor studenten met een medische vooropleiding, meestal voltijds of deeltijds te volgen. Het rapport is voorzien van een indicatief voltijds curriculum voor niet-medisch geschoolden. De onderzochte opleidingsprogramma’s worden verder in dit rapport bestudeerd en worden opgenomen in een vergelijkende tabel met het modelprogramma dat door de WHO is uitgetekend.
2.2. Rapport Kenniscentrum voor Gezondheidszorg In 2011 publiceert het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) op verzoek van de Minister van Volksgezondheid een “Stand van zaken voor de osteopathie en de chiropraxie in België”. De synthese van het rapport, die als bijlage 2 is opgenomen, is in hoofdzaak gericht op de definiëring, de effectiviteit en het legaal statuut van de osteopathie. In beperkte mate worden ook de in België aangeboden opleidingen tot osteopaat in kaart gebracht. In het belang van de veiligheid van de patiënten beveelt het KCE een controle en de erkenning van de osteopathie-opleidingen aan. Tevens wordt in het rapport geadviseerd om de titel van osteopaat te regelen.
Pagina 15 van 15
3. Aanduiding van de in de opdracht betrokken opleidingen Anno 2011 zijn in België vier private opleidingsinstituten voor osteopathie1 actief:
● de Belgian School of Osteopathy (BELSO), ● de Collège Belge d’Ostéopathie (CBO), ● het Flanders International College of Osteopathy (FICO), en ● de International Academy of Osteopathy (IAO). Deze instellingen verstrekken allen het “D.O. diploma” waardoor de afgestudeerden kunnen toetreden tot één van de erkende beroepsverenigingen inzake osteopathie. In de schoot van het FICO en van de IAO worden eveneens bachelor- en masteropleidingen in de osteopathie aangeboden. Deze instituten zijn niet gemachtigd om zelfstandig bachelor- en mastertitels uit te reiken, maar ze doen dit door middel van een samenwerking met buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs. De FICO-bachelor- en masteropleidingen 2 leiden, na succesvolle voltooiing, tot een bachelor- c.q. masterdiploma, uitgereikt door de Dresden International University (DIU). De opleidingen worden vermoedelijk enkel in de gebouwen van de DIU aangeboden en niet in de lokalen van het FICO. Voor de opleidingen konden geen accreditatiebesluiten worden teruggevonden. De IAO-bacheloropleiding3 leidt, na succesvolle voltooiing, tot een bachelordiploma, uitgereikt door hetzij – in het geval van een voltijdse opleiding – de University of Wales (UW), hetzij – in het geval van de deeltijdse opleiding/“conversion course” (zie verder onder rubriek 5.2.) – de London Metropolitan University (London Met), in samenwerking met The British College of Osteopathic Medicine. De UW is als hogeronderwijsinstelling in 2004 positief beoordeeld door de Britse accreditatieorganisatie Quality Assurance Agency for Higher Education (QAA). De QAA is lid van de European Association for Quality Assurance in Higher Education (ENQA), de koepelorganisatie van accreditatieorganisaties voor hogeronderwijsopleidingen in Europa. De London Met is als hogeronderwijsinstelling in 2010 eveneens positief beoordeeld door de QAA. De IAO-masteropleiding4 leidt, na succesvolle voltooiing, tot een masterdiploma, uitgereikt door de University of Applied Sciences Tyrol (FHG) in Innsbruck. De masteropleiding beschikt over een geldige accreditatie, afgeleverd door de Oostenrijkse Fachhochschulrat, die eveneens aangesloten is
1Hier
alfabetisch weergegeven.
2Bachelor
of Science in Osteopathie en Master of Science in Osteopathie.
3Bachelor
of Science with Honours in Osteopathy.
4Master
of Science in Osteopathie. Pagina 15 van 15
bij de ENQA. De masteropleiding kan zowel in het buitenland (Berlijn, Neuss en Innsbruck) als in het binnenland (Gent) worden gevolgd. De door middel van een buitenlands diploma rechtsgeldig verstrekte titels van bachelor en master kunnen eveneens worden gevoerd in de Vlaamse Gemeenschap. Immers bepaalt artikel 25, §6, van het decreet van 4 april 2003 “betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen” dat “degene aan wie op grond van een examen aan een niet in de Vlaamse Gemeenschap gevestigde instelling voor hoger onderwijs een graad is verleend van bachelor, master of doctor (…) en die gerechtigd is die graad in het betreffende land als titel te voeren, (…) eveneens gerechtigd (is) die graad als titel te voeren in de Vlaamse Gemeenschap op dezelfde wijze als in het betreffende land met aanduiding van de instelling van hoger onderwijs die de graad heeft verleend” . Sinds het academiejaar 2004-2005 richt de Université Libre de Bruxelles (ULB) een masteropleiding in de osteopathie in. Het gaat om een éénjarige masteropleiding (master-na-master of MaNaMa)5, die geen eigenstandige opleiding is, maar een aanvullende specialisatie voor masters in de bewegingswetenschappen, die in hun laatste jaar hebben geopteerd voor de afstudeerrichting osteopathie. De voorafgaande bacheloropleiding in de bewegingswetenschappen voorziet eveneens in een keuzemodule osteopathie. Deze studie beperkt zich tot de opleidingen die leiden tot een bachelor- of masterdiploma in de osteopathie, nl. de FICO-opleidingen, de IAO-opleidingen en de ULB-opleiding.
5
Master Complémentaire en ostéopathie. Pagina 15 van 15
4. Methodologie Om de kosten van de studieredelijk te houden, is in samenspraak met de opdrachtgever beslist om de analyse uit te voeren louter op basis van schriftelijke informatie. Er zouden geen gesprekken met opleidingsverantwoordelijken of locatiebezoeken worden uitgevoerd. In datum van 1 februari 2011 zijn de instellingen UW, FHG en ULB – respectievelijk in het Engels, het Duits en het Frans – aangeschreven met het verzoek om, aan de hand van een gedetailleerde, doch in omvang beperkte, vragenlijst hun medewerking te verlenen aan het verstrekken van correcte en actuele informatie aangaande de door hen aangeboden osteopathie-opleidingen. Op dat moment is de samenwerking tussen het FICO en de DIU voor wat betreft de uitreiking van de bachelor- en masterdiploma’s in de osteopathie nog niet volkomen helder. Om die reden is het FICO en niet de DIU in het kader van de analyseopdracht aangeschreven. Behoudens de FHG heeft geen enkele instantie, ook niet na diverse herinneringsberichten, een antwoord verstrekt op de oproepbrieven. De analyse is derhalve gebaseerd op de opleidingsgegevens die publiekelijk zijn bekendgemaakt, hoofdzakelijk op de website van de diverse betrokken instellingen.
5. Onderzoeksanalyse 5.1. Overzicht van de onderzoeksvragen De opdrachtgever wenst volgende gegevens in kaart te zien met betrekking tot de opleidingen: ●
de toelatingsvoorwaarden,
●
de studieomvang, uitgedrukt in ECTS,
●
de studieduur (voltijds en/of deeltijds),
●
de opleidingsdoelstellingen of eindtermen, dit zijn de competenties die de studenten in het kader van de opleiding worden bijgebracht,
●
het opleidingsprogramma in vergelijking met het modelprogramma dat door de WHO is uitgetekend (zie rubriek 2),
●
de doorstroommogelijkheden naar of vanuit aanverwante opleidingen in de kinesitherapie of de bewegingswetenschappen (lichamelijke opvoeding).
Pagina 15 van 15
5.2. Toelatingsvoorwaarden De opleiding is toegankelijk voor:
FICO/ DIU Ba
● Medisch geschoolden, nl. artsen, fysiotherapeuten, kinesitherapeuten, … ● Personen zonder medische vooropleiding die houder zijn van een (FICO-)D.O. diploma. Deze personen volgen, vooraleer zij de osteopathieopleiding van FICO aanvangen (dewelke leidt tot het D.O. diploma), eerst een schakelprogramma
Ma
(propedeuse genaamd): Houders van een bachelordiploma osteopathie.
I A O / U W / FHG Ba
● Medisch geschoolden, nl. artsen, fysiotherapeuten, kinesitherapeuten, … ● Personen zonder medische vooropleiding maar met een ASO-diploma. !Medisch geschoolden die houder zijn van een (IAO-)D.O. diploma dat via een vijfjarige modulaire opleiding is verkregen, kunnen de bachelortitel verwerven (niet via de UW, maar via de London Met) na het volgen van een “conversion course”:
Ma
● Medisch geschoolden, nl. artsen, fysiotherapeuten, kinesitherapeuten, … kunnen de mastergraad behalen tijdens of na hun deeltijdse IAO-opleiding (D.O. diploma).
● Houders van een bachelordiploma osteopathie, ergotherapie of fysiotherapie.
ULB MaNaMa
● Houders van het diploma master in de bewegingswetenschappen, met afstudeerrichting osteopathie. De studenten van de ULB-opleiding bewegingswetenschappen moeten in hun vijfde en laatste jaar (dit is het tweede masterjaar) een afstudeerrichting kiezen. Er kan worden gekozen tussen “approfondie”, “pathologies sportives”, “prévention santé” en “ostéopathie”. De afstudeerrichtingen zijn een specifieke differentiatie in het opleidingsprogramma. Het vijfde jaar wordt evenwel afgesloten met het diploma master in de bewegingswetenschappen. Voor de specifieke titel van master in de osteopathie moet de MaNaMa-opleiding worden gevolgd:
● Houders van een ander master- of gelijkwaardig diploma mits gunstig advies van de toelatingsjury.
Pagina 15 van 15
5.3. Studieomvang
FICO/ DIU Ba
240 ECTS. ! Niet medisch geschoolden volgen eerst bij het FICO de propedeuse en daarna de osteopathieopleiding alvorens te kunnen instromen in de bacheloropleiding. Dit totale “voorprogramma” kan tot 9 jaar bedragen (er is wel mogelijkheid om bepaalde jaargangen te combineren). Elk jaar omvat in principe 9 weekendlessen, eventueel aangevuld met enkele herhalingsdagen en
Ma
oefenvoormiddagen. 60 ECTS.
I A O / U W / FHG Ba
Medisch geschoolden
Niet-medisch geschoolden
180 ECTS. 120 ECTS.
240 ECTS.
Ma
ULB MaNaMa 60 ECTS. ! De vooropleiding tot bachelor en master in de bewegingswetenschappen met afstudeerrichting osteopathie bedraagt in totaal 300 ECTS.
Pagina 15 van 15
5.4. Studieduur
FICO/ DIU Ba
4 jaar (voltijds). ! Niet medisch geschoolden volgen eerst bij het FICO de propedeuse en daarna de osteopathieopleiding alvorens te kunnen instromen in de bacheloropleiding. Dit totale “voorprogramma” kan tot 9 jaar bedragen (er is wel mogelijkheid om bepaalde jaargangen te combineren). Elk jaar omvat in principe 9 weekendlessen, eventueel aangevuld met enkele herhalingsdagen en
Ma
oefenvoormiddagen. 1 jaar (voltijds).
I A O / U W / FHG Ba
Medisch geschoolden
Niet-medisch geschoolden
3 jaar (voltijds).
4 jaar (voltijds).
5 jaar + conversion course (duurtijd Ma
onbekend) (deeltijds – London Met). 2 jaar.
ULB MaNaMa 1 jaar (voltijds). ! De vooropleiding tot bachelor en master in de bewegingswetenschappen met afstudeerrichting osteopathie bedraagt in totaal 5 jaar.
Pagina 15 van 15
5.5. Opleidingsdoelstellingen Iedere opleiding stelt zich tot doel om zijn studenten bepaalde vaardigheden bij te brengen. In het rapport van de WHO (bijlage 1) worden enkele belangrijke algemene en specifieke competenties aangegeven waarover elke osteopaat na afloop van zijn studies zou moeten beschikken. Geen van de onderzochte opleidingen hebben een dergelijke gedetailleerde competentielijst publiek beschikbaar. Wel is uit verschillende brochures en internetinformatie af te leiden dat de FICO- en de IAO-opleidingen hun studenten vaardigheden bijbrengen in drie kerngebieden, nl. pariëtale osteopathie (de mobiliteit en het goed functioneren van beenderen, gewrichten, spieren en ligamenten), viscerale osteopathie (het goed functioneren van het orgaanstelsel) en craniosacrale osteopathie (het goed functioneren van de hersenen en het zenuwstelsel). De ULB-opleiding sluit de vorming in viscerale en craniosacrale osteopathie uit en spitst zich toe op een vorming in manipulatietechnieken (pariëtale osteopathie). Deze invulling van de opleiding is coherent met de inbedding van de opleiding in de “Faculté des Sciences de la Motricité” of de Faculteit Bewegingswetenschappen van de universiteit.
5.6. Opleidingsprogramma’s In het rapport van de WHO is er sprake van twee soorten opleidingsprogramma’s: een eerste soort programma, meestal voltijds, dat gericht is op studenten zonder medische voorkennis en een tweede soort dat bedoeld is voor studenten met een medische vooropleiding, meestal voltijds of deeltijds te volgen. De WHO gaat voor een voltijds programma voor niet-medisch geschoolden uit van een studieduur van vier jaar en een vereiste omvang van 4200 contacturen, waarvan ten minste 1000 praktijkuren onder toezicht in een aangepaste ruimte, voorzien van de nodige uitrustingen. Het programma voor medisch geschoolden kan om evidente redenen in omvang beperkter (volgens het WHO-rapport meestal zo’n 1000 contacturen) en qua duurtijd korter zijn. De WHO heeft in haar rapport (bijlage 1) een modelcurriculum voor osteopathie-opleidingen uitgetekend. Het modelprogramma is bedoeld voor een voltijdse opleiding tot osteopaat voor nietmedisch geschoolden en vermeldt de opleidingsonderdelen per studiejaar met het wenselijk aantal contacturen. De studiebelasting wordt sinds de invoering van de bachelor/master-structuur uitgedrukt
Pagina 15 van 15
met het internationale ECTS-systeem6. Volgens de ECTS Users’ Guide7 van de Europese Gemeenschap staat 1 ECTS-studiepunt doorgaans voor 25 tot 30 uren studiebelasting, inclusief de contacturen. Het curriculum van de bestudeerde opleidingen wordt gespiegeld aan het WHO-modelprogramma in een vergelijkende tabel, toegevoegd als bijlage 3. De opmaak van de vergelijkende tabel was geen sinecure – zeker niet voor niet-osteopaten – omwille van het feit dat de onderzochte opleidingen niet allemaal van hetzelfde type zijn. Enkel de IAO biedt een voltijdse opleiding aan voor niet-medisch geschoolden. De ULB-opleiding is opgevat als een specialisatiejaar; om die reden zijn de osteopathieeigen opleidingsonderdelen van de vooropleidingen (bachelor en master) mee opgenomen in de vergelijkingstabel zodat min of meer het beeld van een voltijds programma kon worden bekomen. 5.6.1. FICO/DIU De DIU-bachelor- en masteropleidingen zijn modulair opgevat. De vierjarige bacheloropleiding omvat vijftien modules; de eenjarige masteropleiding telt vier modules en de masterproef. De concrete opleidingsonderdelen met de bijhorende contacturen en ECTS-studiepunten zijn niet bekend.
5.6.2. IAO/UW/FHG Enkel de IAO biedt een voltijdse opleiding aan voor niet-medisch geschoolden waarbij achtereenvolgens een bachelor- en mastergraad wordt uitgereikt. Het programma is modulair opgebouwd, maar ook de afzonderlijke opleidingsonderdelen, met de bijhorende ECTS-studiepunten en contacturen, zijn gekend. 5.6.3. ULB De ULB-opleiding is een eenjarige MaNaMa-opleiding, die wordt voorafgegaan door: ●
een tweejarige masteropleiding met afstudeerrichting osteopathie;
●
drie bachelorjaren, waarvan het programma per jaar voorziet in één keuzemodule osteopathie.
In de vergelijkende tabel zijn de opleidingsonderdelen van de MaNaMa-opleiding opgenomen, alsook de relevante vakken uit de vooropleidingen, zodat de opleiding min of meer als voltijds kan worden vergeleken met het modelcurriculum.
6ECTS
staatvoor European Credit Transfer System.
7http://ec.europa.eu/education/lifelong-learning-policy/doc/ects/guide_en.pdf.
Pagina 15 van 15
5.7. Doorstroommogelijkheden In een flexibel hoger onderwijs kunnen studenten voor sommige opleidingsonderdelen een vrijstelling aanvragen op basis van een “eerder verworven kwalificatie” (EVK) of “een eerder verworven competentie” (EVC). Zo is het mogelijk dat een student met een bepaald masterdiploma gemakkelijk kan instromen in een andere verwante masteropleiding zonder de daaraan voorafgaande bacheloropleiding (in zijn geheel) te moeten volgen. Iedere hogeronderwijsinstelling hanteert zijn eigen EVK- en EVC-systematiek en bekijkt de vrijstellingsaanvragen individueel en op maat. Om die reden kan op basis van de publiek geraadpleegde informatie geen concreet en gedetailleerd antwoord worden verschaft op de vraag omtrent de programma-inhoud, de studieomvang en de studieduur voor het bereiken van een masterdiploma in de osteopathie voor houders van een bachelor- of masterdiploma in de bewegingswetenschappen of de kinesitherapie of omgekeerd. De FHG, die als enige instelling heeft gereageerd op de onderzoeksvraagstellingen, heeft hier een gelijkluidend antwoord verstrekt. Ter zake kan nog worden verwezen naar rubriek 5.2 omtrent de toelatingsvoorwaarden, waaruit blijkt dat: ●
de DIU-opleiding sowieso slechts openstaat voor medisch geschoolden; niet-medisch geschoolden volgen een vooropleiding aan het FICO;
●
de IAO-opleiding een beperkter bachelorprogramma heeft van 3 jaar (i.p.v. 4 jaar) voor medisch geschoolden;
●
de MaNaMa-opleiding van de ULB in principe toegankelijk is voor de houders van het diploma master in de bewegingswetenschappen, met afstudeerrichting osteopathie. Afgestudeerden van andere master- of gelijkwaardige opleidingen kunnen eveneens instromen mits gunstig advies van een jury.
Pagina 15 van 15
6. Conclusie Het bestuderen en het in kaart brengen van de diverse kenmerken van de verschillende bachelor- en masteropleidingen in de osteopathie was een boeiende opdracht. Mogelijks kon de opdracht grondiger en gedetailleerder worden uitgevoerd indien de betrokken buitenlandse instellingen de gevraagde informatie hadden verschaft. Het is enigszins verbazend te moeten vaststellen dat slechts één instelling haar spontane en onmiddellijke medewerking heeft verleend aan deze analyse, nl. de FHG. Immers is één en ander van zeer groot belang in het licht van de toekomstige erkenning van het opleidingsprogramma en van de titel van osteopaat in België. Deze beknopte studie pretendeert niet een volmaakt en compleet onderzoek te zijn van de betrokken opleidingen. Daarvoor is de gehanteerde methodologie te beperkt. Wél is geprobeerd om aan de hand van eerder beperkte publieke informatie verheldering te brengen in de verschillende opleidingsconcepten en inhouden, zonder daarbij uitspraak te doen over de kwaliteit van de opleidingen.
7. Bijlagen Bijlage 1: WHO-rapport “Benchmarks for training in osteopathy”. Bijlage 2: KCE-syntheserapport “Stand van zaken voor de osteopathie en de chiropraxie in België”. Bijlage 3: Vergelijkende tabel opleidingsprogramma’s.
Pagina 15 van 15