Weer & Heen Handleiding voor nieuwe vormen van samenwerking tussen gemeenten in Nederland en OostOost-Europa
Pagina 0 van 32 – Brochure Weer en Heen
Werkgroep Diaconaal Evangelisatorische Projecten GZB, in samenwerking met: HOE, IZB & HGJB Contactadres: GZB, secretariaat Europa Postbus 28, 3970 AA Driebergen tel. 0343-512444 e-mail:
[email protected]
Pagina 1 van 32 – Brochure Weer en Heen
COLOFON Deze handleiding is het resultaat van een samenwerkingsproject van GZB, HOE, IZB en HGJB. Weer en Heen beoogt de wederkerigheid en gelijkwaardigheid in de gemeentecontacten tussen Nederland en Oost-Europa te bevorderen. ‘Weer en Heen’ drukt de heen en weer beweging uit tussen dáár en hier. Het is anders, méér dan ‘heen en weer’. Het gaat niet eenvoudig om een beweging van ons uit en weer terug. Maar ook om een beweging van dáár naar hier en weer terug. De commissie Diaconaal Evangelisatorische Projecten die verantwoordelijk is voor het tot stand komen van deze brochure is ingesteld door de sectie Europa van de GZB en bestaat uit vertegenwoordigers van hierboven genoemde bonden. Leden van de Commissie: Ir. B. den Hertog, Amersfoort Drs. T. Nagel, Ouderkerk aan de IJssel Dhr. A. Lichtendonk, Barneveld Mevr. C. van Tilborg, Rijswijk (N.B.) Ds. N.M. Tramper, Zeist
Driebergen, juli 2002
Pagina 2 van 32 – Brochure Weer en Heen
Inhoudsopgave I. EEN NIEUWE ROUTE VOOR GEMEENTECONTACTEN IN OOST-EUROPA............................................. 4 1. VERANDERINGEN IN DE CONTACTEN NA DE WENDE ..................................................................................................4 2. SPANNING TUSSEN HULPVERLENING EN GEESTELIJKE ONTMOETING.......................................................................4 3. DE GEVOLGEN VAN DE GEMEENTECONTACTEN IN NEDERLAND:.............................................................................5 4. CONCLUSIES.....................................................................................................................................................................5 5. VERLEGENHEID IS GELEGENHEID.....................................................................................................................................5 6. DOELSTELLING DEP .........................................................................................................................................................6 7. SAMENSTELLING DEP ......................................................................................................................................................7 II. VERANTWOORDING ...................................................................................................................................................... 8 1. ZENDING ALS EEN ESSENTIËLE BIJBELS NOTIE.............................................................................................................8 2. KERNTHEMA’S...................................................................................................................................................................8 III. STAPPENPLAN..............................................................................................................................................................10 IV. CRITERIA VOOR DEELNAME AAN EEN PROJECT .......................................................................................12 1. I NTENTIEVERKLARING VAN DE KERKENRAAD (OP VERZOEK VAN DE COMMISSIE DEP). ....................................12 2. SAMENVATTING SLAAG- EN FAALFACTOREN VOOR DE NEDERLANDSE GEMEENTE............................................12 3. SAMENVATTING SLAAG - EN FAALFACTOREN VOOR DE BUITENLANDSE GEMEENTE............................................13 V. EEN LEERMODEL OP BASIS VAN WEDERKERIGHEID .................................................................................15 1. BEREIDHEID OM VAN ELKAAR TE LEREN......................................................................................................................15 2. HET DELEN VAN MISSIONAIRE ERVARINGEN...............................................................................................................17 3. G EZAMENLIJK BIJBELSTUDIE DOEN..............................................................................................................................18 4. G EBED ...............................................................................................................................................................................18 VI. DE GEHELE GEMEENTE ERBIJ BETROKKEN...................................................................................................20 1. VERTALEN VAN DE ERVARINGEN NAAR DE GEHELE GEMEENTE...............................................................................20 2. VOORTZETTEN VAN HET GEMEENTECONTACT, OOK NA DE BEZOEKEN................................................................20 3. VOLHOUDEN EN OOK MOED HEBBEN OM AF TE RONDEN.........................................................................................21 BIJLAGE 1: HANDLEIDING VOOR DE TAAKGROEP ...........................................................................................22 BIJLAGE 2: EEN VOORBEELD UIT DE PRAKTIJK ...............................................................................................24 BIJLAGE 3: PRAKTISCHE AANWIJZINGEN BIJ HET VERMIJDEN VAN VALKUILEN ..........................28 BIJLAGE 4. DRIE ‘CASES’ ALS AANLEIDING VOOR GEM EENTECONTACTEN....................................31
Pagina 3 van 32 – Brochure Weer en Heen
I. Een nieuwe route voor gemeentecontacten in Oost-Europa. 1. Veranderingen in de contacten na de Wende In ’89 waren we getuige van grote maatschappelijke veranderingen in Oost-Europa. Schokkende berichten volgden elkaar in snel tempo op: over de vluchtelingen in Hongarije, de val van de muur in Berlijn, de opstand in Timisoara en het smadelijke einde van het echtpaar Ceaucescu. Vóór deze omwenteling waren er al veel contacten met broeders en zusters in de Oostblok landen: veel gemeenteleden gingen steevast dáár op vakantie om voorgangers te kunnen bemoedigen of waren betrokken bij het smokkelen van Bijbels, christelijke literatuur en medicijnen. Toen in ’89 en ’90 de grenzen wijder open gingen, veranderden ook de contacten met de gemeenten in de voormalige communistische landen. Deels was dat het gevolg van de economische en sociale chaos die het communisme achterliet en die juist ná de omwenteling in alle hevigheid werd gevoeld. Deels was dat omdat het nu mogelijk was om openlijk en op grotere schaal contacten te leggen vanuit het Westen. • • •
•
Incidentele contacten van persoonlijke bemoediging werden omgezet in grootschalige hulpverleningscontacten. Geestelijke bemoediging maakte plaats voor diaconale assistentie, die met name inging op de materiële en medische problemen. Gemeentecontacten namen in aantal en omvang toe, vooral omdat ze als opbouwend werden ervaren voor de gemeenten hiér. Diaconaat kreeg zo immers een gezicht. Gemeentecontacten brachten élan en saamhorigheid in onze gemeenten. Handen werden uit de mouwen gestoken. In de loop van de jaren negentig kwam er meer oog voor andere dimensies van hulp: literatuurprojecten, toerusting van ouderlingen en predikanten, gemeenteopbouw, hulp bij de diaconale taak van de gemeenten in Oost-Europa zelf, hulp bij evangelisatiewerk etc.
2. Spanning tussen hulpverlening en geestelijke ontmoeting Hoe goed bedoeld ook, naarmate het hulpverleningsaspect toenam, nam het geestelijk gehalte van de gemeentecontacten af. De spanning tussen hulpverlening en geestelijke ontmoeting is tot op heden fors te noemen. In de voormalige communistische landen: •
• •
Beseffen predikanten en gemeenteleden dat ze steeds meer in een relatie van afhankelijkheid zijn terecht gekomen. Een predikant kan bijvoorbeeld zo beheerst worden door de hulpverleningscontacten dat hij aan zijn eigenlijke werk in de gemeente weinig meer toekomt. Raken leidinggevenden (opnieuw)verzeild in een netwerk van corruptie en vriendjespolitiek. Het zijn immers sterke benen die de weelde van de hulpverlening kunnen dragen. Ontkomen gemeenten niet aan jaloezie en verdachtmaking. Een zeker dorp in de Karpaten krijgt immers voortdurend hulp uit het buitenland: het kerkdak wordt vernieuwd, de pastorie opgeknapt, nieuw sanitair in de school etc., ‘toevallig’ omdat de predikant in Nederland heeft gestudeerd of omdat enkele gemeenteleden goed Engels en Duits kunnen. In het dorp een eindje verderop in de bergen komt geen
Pagina 4 van 32 – Brochure Weer en Heen
•
enkele vorm van hulp. Daar is men niet in staat over taalbarrières heen te komen. Het is moeilijk om dan niet jaloers te worden. Gemeentecontacten en hulpverlening zijn niet centraal geregeld. Daarom zijn ze toevallig, letterlijk: voor wie het toevalt. Als het wél centraal, door de kerkleiding, wordt geregeld, is men echter ook niet gelukkig want de bisschop kan zijn vrienden ook niet in de steek laten. Lijden christenen aan een daling van zelfwaarde. ‘Wij zijn het object van hun hulp geworden; wij bestaan alleen bij hun gratie; wie zijn we nu zelf; wat doen we nu zelf als gemeente?’
3. De gevolgen van de gemeentecontacten in Nederland: • •
•
Geld of goederen worden vaak als oplossing van problemen gezien. Een Hongaarse predikant merkte op: ‘Leer eerst elkaars leven te delen, voordat je elkaars middelen deelt’. Dat is een moeilijke les. We denken nog steeds sterk in termen van oorzaak en gevolg. Voor elk probleem is wel een oplossing te vinden. Daarmee raken we ver van huis omdat we onze eigen geestelijke malaise niet beseffen, bijvoorbeeld individualisme, verdeeldheid en geestelijke lauwheid. Het besef van ‘nood’ is eenzijdig. De materiële nood ‘schreeuwt’ in de praktijk harder dan de geestelijke nood, ondanks de belijdenis van het omgekeerde. Het is veel makkelijker, concreter en meer tot de verbeelding sprekend om een jeugdcentrum te bouwen in Oost Europa dan gezamenlijk een evangelisatieproject op te zetten en gemeenteleden daar én hier toer te rusten.
4. Conclusies We moeten constateren dat er in de afgelopen tien jaar binnen gemeentecontacten enorm veel initiatieven zijn genomen. Historische banden zoals die tussen Nederland en Hongarije zijn op energieke wijze aangehaald. Dat is hartverwarmend. Toch is er sprake van toenemende verlegenheid. We missen zowel dáár als híer een duidelijke visie op de plaats en de roeping van de kerk in deze wereld. De gemeente kan niet werkelijk gemeente zijn zonder gehoor te geven aan de missionaire en diaconale roeping die zij van Christuswege heeft ontvangen. We hebben dus net zo goed te ontvangen als te geven. We zijn ook niet de enige Nederlandse gemeenteleden die beschaamd terugkomen. Omdat we in Oost-Europa een gemeente aantreffen, die ernst maakt met de verslavingsproblematiek, of haar middelen zoveel mogelijk deelt met de armen, of bezig is te evangeliseren onder de zigeuners… ‘En, jullie, hoe doen jullie dat in Nederland met de zigeuners? Wat kunnen we van jullie leren?’ vragen ze ons. 5. Verlegenheid is gelegenheid De commissie DEP is begin 1997 opgericht omdat de noodzaak werd gevoeld dat in de gemeentecontacten met Oost Europa, meer samenhang werd aangebracht tussen diaconaat, hulpverlening en evangelisatie. Enerzijds waren er veel kerkelijke hulpverleningscontacten met Oost Europa. Anderzijds gingen jongeren uit de gemeenten met interkerkelijke organisaties op evangelisatietournees en brachten allerlei ervaringen mee die ze in hun eigen gemeente niet goed kwijt konden. De commissie werd opgericht als een commissie van samenwerking tussen GZB, IZB, HOE en HGJB, vallend onder de verantwoordelijkheid van de sectie Europa van de GZB. In de eerste fase zijn Nederlandse gemeenten uitgenodigd om in de DEP-projecten te participeren. De gemeente Bergambacht, die een partnership aanging met de Hongaars sprekende Hervormde gemeente in Ocna de Sus (Roemenië) was de eerste gemeente die
Pagina 5 van 32 – Brochure Weer en Heen
dit contact aanging in het kader van DEP. Er was veel overleg tussen de landelijke commissie en de plaatselijke taakgroep. De eerste verantwoordelijkheid lag echter steeds bij de taakgroep in Bergambacht. De ervaringen die hiermee zijn opgedaan hebben de uitgangspunten van DEP bevestigd. Diverse andere gemeenten zijn op dit spoor gevolgd en maken gebruik van de groeiende expertise in het vestigen van een inhoudelijk gemeentecontact waarin diaconale en evangelisatorische aspecten nauw verweven zijn. Op 9 juni 2001 is de eerste landelijke DEP-dag gehouden. Naast ontmoeting en uitwisseling werd op deze dag vooral toerusting geboden in allerlei aspecten van gemeentecontacten, zoals het opzetten van kinderwerk, het gezamenlijk houden van bijbelstudies, het betrekken van de hele gemeente. Op deze dag waren zeer ‘ ervaren’ gemeenten aanwezig, zowel als gemeenten die van plan waren met gemeenteuitwisseling te starten. 6. Doelstelling DEP De Commissie (DEP) beoogt het stimuleren van gemeentecontacten tussen gemeenten in Nederland en gemeenten in Europa (om te beginnen in het Oostblok), die gebaseerd zijn op de geestelijke verbondenheid in Christus, een brede laag in de gemeente erbij betrekken en de aandacht voor het materiele welzijn delen met de aandacht voor het geestelijk welzijn. Dat betekent ook dat in de DEP-‘ filosofie’ gemeentecontacten alleen kunnen floreren wanneer ze aangegaan worden voor een lange termijn en wanneer ze gedragen worden door een lange periode van verkennen, luisteren en elkaar (beter) leren kennen. Dit fundament biedt perspectieven om gemeente-breed veelkleurige contacten op te bouwen, net zo veelkleurig als de gemeente is: in hulpverlening (dienstbetoon), in het (helpen) opbouwen van jeugdwerk, evangelisatie, diaconaat, etc. In de doelstelling is ook opgesloten dat de contacten zo veel mogelijk wederkerig zijn. Ze beogen niet alleen een confrontatie met de vragen en uitdagingen van de gemeente daar, maar ook van de gemeente hier. Er kan niet gegeven worden als we ook niet bereid zijn te ontvangen. Daarom zullen we onze broeders en zusters van daar ook moeten uitnodigen Samengevat: meedoen aan DEP betekent het aangaan van een zusterband met een gemeente over de grens met als voornaamste condities: •
• • • •
Er wordt allereerst gezocht naar een geestelijk contact, een contact van gelijkwaardigheid en herkenning. Dit vraagt veel tijd om elkaar te leren kennen, elkaar te bevragen, deel te nemen aan wederzijdse erediensten en andere aspecten van het gemeenteleven, gezamenlijk Bijbelstudie en voorbede te doen, enz. Het vraagt aan beide kanten inzet van verschillende groepen en kringen binnen de gemeente, zodat niet alles op de schouders van de predikant en een enkele leidinggevende in de gemeente terecht komt. Het vraagt bereidwilligheid om het contact op lange termijn voort te zetten en echte samenwerking te zoeken wat betreft getuigenis en dienst van de gemeente ter plaatse. Er moeten verschillende personen zijn met wie over en weer gecommuniceerd kan worden in Engels of Duits en enkele vertalers die bereid zijn om regelmatig in te springen. Zo’n gemeentecontact wordt niet door andere buitenlandse partnerrelaties vertroebeld.
Pagina 6 van 32 – Brochure Weer en Heen
De commissie DEP stimuleert, ondersteunt, adviseert zoveel mogelijk via landelijke toerustingdagen, door middel van deze handleiding, en incidenteel op verzoek in de plaatselijke gemeenten. De plaatselijke gemeente, c.q. taakgroep is echter de verantwoordelijke voor het aangaan en voor de uitwerking van de gemeentecontacten en blijft in dit proces haar zelfstandigheid houden. 7. Samenstelling DEP Diaconaal Evangelisatorische Projekten (Afgekort: DEP) is een initiatief van: • GZB Gereformeerde Zendingsbond • HGJB Hervormd Gereformeerde Jeugd Bond • HOE Stichting Hulp Oost Europa • IZB Hervormde Bond voor Inwendige Zending Via de commissie DEP is expertise op verschillende terreinen (jeugdwerk, vakantiebijbelclubs, evangelisatie en gemeentetoerusting, ervaring met diaconale projecten, literatuurwerk, toerusting over de grenzen, kennis van de kerken en gemeenten in Europa etc.) bij elkaar gebracht. Een landelijke commissie betekent ook een aanspreekpunt voor verschillende vragen. Het helpt ook voorkomen dat op verschillende fronten dezelfde dingen worden gedaan en hopelijk ook dat steeds dezelfde fouten worden gemaakt. Bundeling van krachten voorkomt misschien dat het wiel steeds weer op een andere plek moet worden uitgevonden. Daarnaast kunnen gemeenten met jarenlange ervaring hun deskundigheid inbrengen via de landelijke commissie en omgekeerd weer profiteren van de deskundigheid die in de loop der jaren bij de diverse bonden is opgebouwd.
Pagina 7 van 32 – Brochure Weer en Heen
II.
Verantwoording 1. Zending als een essentiële Bijbels notie
Basis voor de zending (hier opgevat als een breed begrip: zending over grenzen, evangelisatie en diaconaat omvattend) is de zending van de Zoon door de Vader, in een wereld die God de rug heeft toegekeerd. Zending is het teken van hoop, God keert de mens de rug níet toe! Hij zendt Zijn Zoon, als Blijde Boodschap voor de wereld. Door Zijn dood en opstanding heeft Hij de komst van Zijn Rijk, van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde gegarandeerd. Het nieuwe leven is al tastbaar geworden door de zending van de Heilige Geest in de wereld. De Heilige Geest is Degene die het Woord in de wereld en in de harten uit wil werken, die oproept tot geloof en bekering en mensen inschakelt om het Evangelie door te geven, totdat Hij (weder)komt. Zending is een belangrijke schakel naar het einde van de tijd en het einde van de wereld. Pas als het evangelie in de hele wereld gepredikt zal zijn, komt het eind, de dag dat Jezus wederkomt. Hij zal zijn engelen uitzenden om de oogst te verzamelen en scheiding te brengen tussen het opgegroeide kaf en koren. Dat is het grote perspectief bij het werken aan gemeentecontacten over de grenzen heen: het uitzien naar Gods heil, dat God alles en in allen zal zijn, het samen met alle heiligen begrijpen van de lengte, de breedte en de diepte van Gods liefde in Christus. DEP begeleidt projecten waarbij over (veel) grenzen heengekeken mag worden. Dat betekent een verdieping van de gemeenschap der heiligen. Tegelijkertijd betekent dat een voortdurend leerproces, waarbij we meer en meer gaan ontdekken wat werkelijk bij het Evangelie hoort en wat menselijk is, of bepaald door de eigen traditie en cultuur. 2. Kernthema’s Samengevat zijn Diaconaal Evangelisatorische Projecten te typeren door drie kernthema’s: A. Samenwerking, B. Getuigenis en dienst, C. Wederkerigheid. Samenwerking staat voor de gezamenlijke voorbereiding en uitvoering van GZB, HGJB, HOE en IZB, die hun specifieke opdrachten en bekwaamheden bundelen. Daarbij is bij een dergelijk project altijd de gemeente de uitvoerende instantie. Dat betekent concreet dat elke deelnemende gemeente gebruik kan maken van de deskundigheid, contacten en ervaring van de bovengenoemde organisaties. Samenwerking vindt ook plaats tussen verschillende groepen en kringen binnen de gemeente, bijvoorbeeld diaconie, jeugdvereniging, zendingscommissie, zondagschool, vrouwenvereniging enz. Tenslotte betekent samenwerking ook dat het werk wordt opgezet met een gemeente over de grens. Samen richten we ons op een doel dat ons verbindt en dat over de grenzen van de eigen gemeente heen reikt. Getuigenis en dienstbetoon staan voor de samenhang tussen enerzijds evangelisatie en anderzijds diaconale taken. Woord en daad zijn in deze projecten wel te onderscheiden maar geenszins te scheiden. Juist door de verbondenheid van evangelisatie en diaconaat krijgen deze projecten een eigen karakter. Dienstbetoon moet voortkomen uit liefdevolle zorg voor de naaste die op onze weg wordt gebracht. Een open hart brengt een open hand mee. Evangelisatie vereist een relatie. Eerst tussen gemeenten, vervolgens vanuit de gemeenten naar buiten. Door Bijbelstudie tussen gemeenteleden hier en daar wordt
Pagina 8 van 32 – Brochure Weer en Heen
het (oude) Woord soms ineens nieuw ontdekt. Het is als een nieuw ontdekte bron, waarvan het water zijn weg naar buiten zoekt. Wederkerigheid verwoordt de relatie die ontstaat tussen een Nederlandse gemeente aan de ene kant en een gemeente in Oost Europa aan de andere kant. De projecten beogen niet zo zeer dat de gemeenten een eenmalige actie opzetten, maar veel meer een verkenning doen ten behoeve van een veel langer lopend contact. Op deze manier kunnen de projecten bijdragen aan het leren van elkaar, de wederkerigheid tussen 'wijkgemeenten' van de grote wereldkerk. Wederkerigheid kan pas tot stand worden gebracht als er zo veel mogelijk sprake is van gelijkwaardigheid en van wederzijds respect. Er kan dus geen sprake zijn van een eenzijdige hulpverleningsrelatie, die snel tot afhankelijkheid van één van de partijen leidt. Omdat gemeenten in het westen over het algemeen over meer geld en goederen beschikken en hun gemeenteleden makkelijker kunnen reizen, zal intensief moeten worden gezocht naar de betekenis van de gemeente dáár voor de gemeente híer. We zullen moeten erkennen dat wederkerigheid en gelijkwaardigheid nooit ten volle gerealiseerd kunnen worden, omdat de maatschappelijke condities daar en hier zo verschillend zijn en we ons gewaad van culturele en kerkelijke traditie nooit geheel kunnen afleggen. Wij denken en handelen meer individualistisch dan zij. Wij hebben meer middelen en ook meer vrijheid om te reizen dan zij. Maar zij zien in ons ook de dreiging van het Westerse materialisme die geestelijk lauw maakt. Zij zijn, terecht, bang voor onze eigengereidheid en kerkelijke verdeeldheid.
Pagina 9 van 32 – Brochure Weer en Heen
III.
Stappenplan
Het stappenplan is een hulpmiddel bij het komen tot en het onderhouden van een duurzame relatie tussen een Nederlandse en buitenlandse gemeente gebaseerd op de kernbegrippen van DEP. 1. Een gemeente in Oost-Europa óf een gemeente in Nederland heeft aangegeven te willen participeren in het project. Er zijn verschillende manieren waarop twee gemeenten met elkaar worden verbonden. In de regel zoekt de commissie DEP op grond van haar contacten en relaties een passende gemeente elders op verzoek van een Nederlandse gemeente óf omgekeerd. De commissie DEP onderhoudt contacten met gemeenten in het buitenland en overlegt over de mogelijkheden. 2. Van beide gemeenten worden zo zorgvuldig mogelijk gemeenteprofielen opgesteld, waardoor in ieder geval duidelijk kan worden of de betreffende gemeenten aan de vereisten voldoen (zie voor vereisten: hoofdstuk IV). 3. Als de gemeenteprofielen voldoende bevredigend zijn, wordt de buitenlandse gemeente door de commissie DEP aan de kerkenraad van de Nederlandse gemeente gepresenteerd. 4. De kerkenraad van de Nederlandse gemeente geeft aan dat ze de voorgestelde buitenlandse gemeente voorlopig accepteert en verklaart zich akkoord met het DEPprotocol 5. De kerkenraad benoemt een taakgroep vanuit het midden van de gemeente. De taakgroep gaat zich vervolgens richten op een schriftelijk en persoonlijk contact met de buitenlandse gemeente. 6. Voorbereiding eerste reis van Nederland naar het buitenland (Oost -Europa). De hoofddoelstelling van de eerste reis is: kennismaken, bemoedigen, luisteren, leren en afspraken voor de toekomst maken. Voordat er naar de gemeente ginds gekeken wordt moet men eerst naar de eigen gemeente kijken en deze in kaart brengen, waarbij aandacht voor de volgende punten: • Algemene situatieschets gemeente • Geestelijke kenmerken van de eigen gemeente • Visie op missionair gemeente zijn. De eerste ‘verkenningstocht’ kan alleen slagen als er zorgvuldig is nagedacht over en gewerkt aan: • Een projectplan met wensen, verlangens, doelstellingen, stappenplan, én de bereidheid om van oorspronkelijke doelen af te stappen, eerst grondig te luisteren hoe men dáár tegen dingen aankijkt etc. • Het formuleren van vragen waarop in ieder geval een antwoord moet komen tijdens de reis. • Het verzamelen van bijbelstudiemateriaal ter voorbereiding op de reis en mogelijk ter bespreking tijdens het bezoek daar. • Het inhoudelijk en organisatorisch betrekken van de gemeente bij het aanstaande bezoek door middel van PR, gemeenteavonden, in de kerkdiensten, etc. 7. Na de reis worden de ervaringen zoveel mogelijk teruggebracht naar de verschillende ‘geledingen’ van de gemeenten (kerkenraad, Jeugdvereniging, kringen, catechesegroepen, vrouwenvereniging etc.). De gemeente wordt zo veel mogelijk betrokken bij het stappenplan voor de voortzetting van het contact. 8. De Nederlandse gemeente stimuleert en begeleidt de groep zoveel mogelijk en is ook zelf bereid een vervolg te geven aan het werk dat door hen is verkend en opgezet. 9. Het voorgaande vormt de basis voor een langdurig contact tussen beide gemeenten, waarbij over en weer leermomenten worden ontdekt, en waarbij ook wordt Pagina 10 van 32 – Brochure Weer en Heen
onderzocht hoe en wanneer een delegatie uit het buitenland kan worden ontvangen. Ook hier wordt zorgvuldig gekeken naar verwachtingen, doelstellingen en terugkoppeling dáár en hier. Daarnaast wordt met de partnergemeente een termijn afgesproken. Aan het einde van deze termijn wordt de relatie in ieder geval geëvalueerd en wordt samen bekeken of de relatie wordt voortgezet. 10. De noodzakelijke toerusting en advisering van de taakgroep vindt vooral plaats door de landelijke toerustingdagen en incidentele adviezen vanuit de landelijke commissie.
Pagina 11 van 32 – Brochure Weer en Heen
IV.
Criteria voor deelname aan een project
Het stappenplan in het vorige hoofdstuk maakt duidelijk dat niet van de ene op de andere dag kan worden beslist om mee te doen met een gemeente uitwisseling in het kader van DEP. Voorafgaande aan een beslissing die hierover in de kerkenraad wordt genomen, zullen de ‘slaag- en faalfactoren’ zo veel mogelijk in kaart gebracht moeten worden. 1. Intentieverklaring van de kerkenraad (op verzoek van de commissie DEP). Als een gemeente heeft aangegeven een relatie met een gemeente elders te willen aangaan in het kader van DEP, wordt door de landelijke commissie DEP van de kerkenraad een intentieverklaring gevraagd. Hierachter liggen twee centrale gedachten: 1. De uitwisseling dient –al dan niet op termijn- breed gedragen te worden in de gemeente. 2. De gemeente dient het verlangen én de potentie te hebben om een duurzame relatie met de andere gemeente aan te gaan. Deze twee gedachten betekenen meer uitgewerkt: 1. De kerkenraad van de betrokken gemeente zal zich formeel bereid verklaren aan een diaconaal-evangelisatorisch project deel te nemen, zo veel mogelijk in overleg met de zendings- en evangelisatiecommissie en het jeugdwerk. Dit houdt ook in dat commissies en verenigingen in de gemeente bereid zijn op lange termijn mensen, tijd en energie in te zetten voor dit project. 2. De kerkenraad zal het doel van deze uitwisselingsvorm moeten herkennen. De belangrijkste begrippen hierbij zijn: ontmoeting, training, gezamenlijk leerproces, continuïteit. 3. Daarnaast dient de kerkenraad zich bewust te zijn van het feit dat deze uitwisselingsvorm een organisatorisch kader vergt. Het werk kan niet zomaar door enkele enthousiastelingen worden gedaan, maar er dient een permanente taakgroep te worden opgericht, die voortdurend ruimte vraagt voor bespreking van de ontwikkelingen en ervaringen tijdens bijeenkomsten van de gemeente, in haar verenigingen en andere organen, en in de kerkbladen. 4. De gemeente dient in ieder geval over een redelijk goed georganiseerd verenigingsleven te beschikken, met name wat betreft het jeugdwerk. In de regel gaat het om projecten waarin niet alleen, maar zeker óók jongeren bij de uitwisseling zullen worden betrokken. 5. Er mag nog geen gevestigde relatie met een (andere) buitenlandse gemeente zijn. Dit criterium heeft meerdere redenen. Ten eerste wordt hiermee beoogd dat de gemeente haar aandacht niet over meerdere relaties hoeft te verdelen, maar zich intensief met het project kan bezighouden. Ten tweede kan de doorwerking in de gemeente groter zijn als er sprake is van een ‘blanco’ begin. Ten derde is het de bedoeling dat méér gemeenten bij een dergelijke uitwisseling worden betrokken. Zodoende kan de doorwerking ervan evenwichtiger en dus ook diepgaander in de hele kerk plaatsvinden. 2. Samenvatting slaag- en faalfactoren voor de Nederlandse gemeente • • •
Bereidheid van elkaar te leren (zie verder hiervoor hoofdstuk V) Een duidelijke visie op de betekenis van de samenhang tussen missionair en diaconaal werk en de betekenis van oecumenische contacten voor beide partners. Voldoende draagvlak voor de projecten, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van goed lopend verenigingswerk in de gemeente. Pagina 12 van 32 – Brochure Weer en Heen
• •
Voldoende kader dat leiding kan geven aan en in een taakgroep Voldoende geldelijke middelen om dit werk ook op langere termijn mogelijk te maken. 3. Samenvatting slaag- en faalfactoren voor de buitenlandse gemeente
Vaak wordt een buitenlandse, i.c. Oosteuropese gemeente geleid door een predikant, al dan niet samen met zijn vrouw, die daarin een betrekkelijk eenzame positie heeft. Over het algemeen is er geen sprake van een kerkenraad die veel (pastorale en missionaire) taken kan overnemen. Vaak trekken de jongeren van de gemeente naar de grote stad voor studie of werk. Daarom zijn de genoemde criteria essentieel voor het slagen van het gemeentecontact. Vaak is de predikant de enige die een buitenlandse taal spreekt. Dat betekent dat alle contacten via hem moeten verlopen. De ‘poort’ waardoor de uitwisseling tot stand dient te komen, is dan erg nauw! In Oost-Europa is de predikant in de regel de enige die het pastorale werk in de gemeente doet. De kerkenraad daar heeft een heel andere rol dan die in een Nederlandse gemeente. Vaak helpen de ouderlingen met allerlei kleine praktische klussen in de gemeente. Vaak is de predikant of het predikantsgezin verantwoordelijk voor de diaconale noden. Bij de leiding van het jeugdwerk in de gemeente zijn vaak wel anderen, bijvoorbeeld onderwijzers, betrokken. We kunnen voor de buitenlandse gemeente niet dezelfde criteria aanleggen als voor de Nederlandse gemeente. Wil het project echter enige kans van slagen hebben, dan dient er in ieder geval voldoende duidelijkheid te zijn op de volgende punten: • • • • •
Visie op de betekenis van een geestelijke relatie tussen gemeenten in plaats van een hulpverleningscontact of een puur diaconale relatie. Bereidheid om te investeren in een langere periode van verkennen, luisteren, ontmoeten. Openheid voor het aanbrengen van samenhang tussen missionair en diaconaal werk; visie op de betekenis van oecumenische contacten voor beide partners. Voldoende kader voor opvang en begeleiding. Voldoende communicatiemogelijkheden. Dit laatste raakt in ieder geval de aanwezigheid van betrokken gemeenteleden die voldoende Duits, Engelsen/of Nederlands spreken. Aanwezigheid van enig verenigingswerk: jongerenwerk en/of vrouwengroepen. Bereidheid om, ook op langere termijn, dit contact in stand te houden.
1. Factoren die in de loop van de uitwisseling het welslagen van een project bevorderen: • • • • • • • • •
Blijvende bereidwilligheid en inzet om te leren van de andere gemeente; Continue openheid en luistervaardigheid; elkaar blijven (her)kennen als broeders en zusters in de Heere; Ontwikkeling communicatieve vaardigheden en toenemende gevoeligheid voor de culturele bepaaldheid ervan. Gedegen voorbereiding, planning, evaluatie, duidelijke en bewuste keuze in hoofdzaken; voortdurende terugkoppeling naar de ‘basis’. Blijvende tijd en aandacht om elkaars vreugden en noden leren kennen, zowel in de eigen gemeente als in de partnergemeente Bereidheid en werkelijke inzet om voor elkaar tot hand en voet te zijn, in de eigen gemeente en in het gemeentecontact. Volharding in het werken aan de samenhang van gemeenteopbouw, diaconaat en zending. Inschakelen van mensen met geestelijke inzicht en pastorale vaardigheid; Volharding in het betrekken van de gehele gemeente bij het proces van uitwisseling. Pagina 13 van 32 – Brochure Weer en Heen
2. Wat mag van de commissie DEP worden verwacht? De commissie DEP kan een belangrijke rol vervullen in het opzetten van een uitwisseling. Haar rol ziet zij met name in: • Indien noodzakelijk het bezoeken van de Oost-Europese gemeenten en de Nederlandse gemeenten, voor de eerste project-periode. • Duidelijkheid verschaffen wat betreft bovenstaande criteria; • Desgewenst regelen van instructie voor (groepen uit de) gemeente bij specifieke vragen of opdrachten bij de uitwisseling. • Door middel van landelijke bijeenkomsten ervaren en minder ervaren gemeenten bij elkaar brengen voor uitwisseling van informatie. Verder kan de commissie DEP (incidenteel) assisteren op de volgende terreinen: • Passende gemeente in het buitenland zoeken. • Begeleiding bij het vormen van een taakgroep. • Feedback op doelen, stappenplannen, bezoekverslagen. • Weg wijzen in praktische vragen; mogelijke valkuilen (kansen en bedreigingen). • Organiseren van en adviseren in toerusting.
Pagina 14 van 32 – Brochure Weer en Heen
V. Een leermodel op basis van wederkerigheid Hieronder wordt het uitwisselingsproces in een aantal fasen ingedeeld en toegespitst op twee terreinen: 1. Het delen van missionaire ervaringen en 2. Gezamenlijke bijbelstudies. Belangrijke randvoorwaarde is echter de in het vorige hoofdstuk genoemde bereidheid om van elkaar te leren. Dat wordt daarom eerst uitgewerkt. 1. Bereidheid om van elkaar te leren Het aangaan van een gemeentecontact met een buitenlandse gemeente is een spannende onderneming. Spannend omdat je soms veel nieuwe dingen tegenkomt en je niet altijd weet wat er precies gaat gebeuren of waar je nu weer in verzeild zal raken. Dit geldt niet alleen voor allerlei praktische zaken maar juist ook voor geestelijke zaken. Voorwaarde is echter dat je, voordat je op pad gaat, eerst jezelf en de ander eens kritisch bevraagt over het waarom van je gemeentecontact. Dit lijkt misschien overbodig omdat je vaak als groep gemotiveerd bent en bewogen met de mensen in andere delen van de wereld. Toch heeft de ervaring geleerd dat het ten diepste wel eens ontbrak aan een juiste houding. Regelmatig werd toch stilletjes gedacht dat wij als rijke westerlingen wel eens aan de oosterlingen wilden leren hoe het allemaal zou moeten daar. Dit is een verkeerde instelling omdat de volgende zaken gemakkelijk over het hoofd worden gezien: •
• •
Beide gemeenten functioneren in een ander land, omgeving en maatschappij met alle consequenties van dien. Bovendien zijn er naast de geestelijke overeenkomsten altijd verschillen vanwege bijvoorbeeld het verschil in traditie. Wat bij de een een heikel punt is kan bij de ander peanuts zijn; Als de ene gemeente zicht beter acht dan de ander dan gaat er bijbels iets grondig mis omdat de gemeente ten diepste van genade leeft en niet van wat de gemeente er zelf van gemaakt heeft. Door de een boven de ander te stellen ontstaat er ongelijkwaardigheid i.p.v. gelijkwaardigheid. Dit kan bij de mindere gemeente een gevoel van minderwaardigheid geven en bij de betere gemeente een gevoel van meerderwaardigheid. Hierdoor kan wederzijdse afhankelijkheid ontstaan i.p.v. christelijke vrijheid waarin we de ander net als onszelf mogen achten.
Om bovenstaande te stimuleren heeft DEP de volgende items genoemd als doelstellingen van het gemeentecontact: Luisteren Bemoedigen Leren Overdragen/delen Elkaar dienen Toch blijkt bovenstaande in de praktijk niet allemaal even gemakkelijk en snel te realiseren. Vaak stapt elke gemeente of commissielid al weer snel in zijn eigen valkuil. Of, de goede start was gemaakt maar daarna stapten we toch weer op oude denkpatronen over. Ondanks de weerbarstigheid van de praktijk blijkt het toch mogelijk te zijn voorzichtig te groeien in openheid en het elkaar wel met de juiste christelijke houding te aanvaarden. Als dit gebeurt groeit er vaak iets moois omdat dan de Heilige
Pagina 15 van 32 – Brochure Weer en Heen
Geest voldoende ruimte krijgt om te werken i.p.v. beperkt te worden door menselijke kortzichtigheid. Voorwaarde voor deze groei kan bestaan uit het: • •
Wederzijds respect. Accepteer dat je anders bent en dat je nooit helemaal dezelfde zult worden. Respecteer elkaars verschillen ook als deze nog zo anders overkomen. Een recept voor goed partnercontact:
1 kg openheid 1 kg vertrouwen 1 kg gelijkwaardigheid 1 blikje mosterdzaadjes (geloof in dezelfde Heer) Dit alles in liefde roeren en elke dag een kopje drinken als versterking voor onderweg. (Uit “Diepe kloven, stevige bruggen”, een verslag van de werkdag gemeentecontacten met Oost-Europa op 16 september 2000). Hoe werkt het in de praktijk? Fase 1. Schrijf voor jezelf de reden(en) op waarom je een gemeentecontact aangaat. Deel je antwoord in de groep en formuleer een commissie-antwoord. Vergelijk het antwoord met de doelstellingen van DEP. In hoeverre ben je tevreden of ontevreden met de overeenkomsten en verschillen? Vraag aan de partner gemeente waarom zij het contact aangaan en welke verwachtingen zij hebben. Fase 2. Kijk een kritische naar je eigen gemeente en verzamel bij de kerkenraad en de afzonderlijke commissies minimaal 1 punt waar zij tegenaan lopen. Praat deze punten met elkaar als commissie door. Vraag straks aan je partnergemeente om advies hoe zij met dit soort zaken zouden omgaan. Fase 3. Denk niet na over wat de ander nodig heeft tenzij je daarover betrouwbare en harde gegevens hebt. Vraag aan je partnergemeente wat zij als knelpunten van gemeente-zijn ervaren. Luister naar hen en geef alleen advies als zij dat vragen. Fase 4. Deel de antwoorden op je vragen met de kerkenraad, commissieleden en de gemeente en probeer afspraken te maken hoe het advies van de partnergemeente in praktijk gebracht kan worden. Waarschuwing! De praktijk heeft bewezen dat als een ander eens kritisch naar je eigen gemeente kijkt er soms heel wat naar voren kan komen. Dit is niet altijd prettig maar kan wel zeer waardevol zijn. Luidt het spreekwoord niet: ”Wie zich aan zichzelf spiegelt, spiegelt zich zacht”?. Met uw partnergemeente heeft u de gelegenheid om uw gemeente zich eens op een frisse manier te laten spiegelen. Niet als een soort zoeken van een speld in een
Pagina 16 van 32 – Brochure Weer en Heen
hooiberg maar om alle verkeerde accenten van jezelf en je gemeente onder ogen te leren zien en te groeien in het zicht op wie de Heere God voor u en de partnergemeente wil zijn. Samenvattend gaat het erom of je de bereidheid hebt om daadwerkelijk de ander serieus te nemen en naar de ander te luisteren. Als jezelf of als gemeente deze bereidheid niet hebt moet je niet aan een gemeentecontact beginnen. Als je wel deze bereidheid hebt kun je heel veel van elkaar leren en kom je tot de verrassende ontdekking dat je aan elkaar gegeven bent om steeds meer te leren van de liefde van de Heere Jezus Christus. 2. Het delen van missionaire ervaringen Elke gemeente hoe klein ook is bezig in zijn of haar eigen plaats en op zijn of haar eigen wijze manier het gemeente van Christus zijn handen en voeten te geven. Dat dit vaak niet op dezelfde manier gebeurt is iets van de veelkleurigheid van de schepping en misschien ook wel van de veelkleurigheid van de Geest. Toch houdt elke gemeente zich wel vaak met dezelfde onderwerpen bezig zoals woordverkondiging, getuigenis, dienst etc. Hoewel de uitwerking in een Nederlandse gemeente vaak totaal anders is dan in een Oost-europese gemeente. Een van de onderwerpen waarin veel van elkaar is te leren is het onderwerp evangelisatie. Binnen een gemeentecontact kan ook op dit punt veel van elkaar geleerd worden. Om tot een optimale uitwisseling te komen kan voor de volgende aanpak gekozen worden: Fase 1. Vooraf •
Overleg binnen de eigen gemeente met de evangelisatiecommissie. Vraag aan hen hoe het evangelisatiewerk vorm gegeven wordt, welk materiaal gebruikt wordt en welke knelpunten daarbij naar voren komen. Eén van de dáár en hier aansprekende vormen van evangelisatiewerk is bijvoorbeeld de Vakantiebijbelclub (VBC). Je zou het daarop kunnen toespitsen.
Fase 2. Tijdens het bezoek • • • •
Leg de knelpunten voor tijdens het bezoek aan de partnergemeente en vraag advies. Vraag hoe zij het evangelisatiewerk invullen en wat zij als knelpunten ervaren. Probeer een of meerdere activiteiten te bezoeken en kijk welke plaats zij aan gebed en bijbelstudie in dit verband geven. Als zij dit vragen kun je meedenken over hun knelpunten. Wissel gegevens over materiaal uit, bijvoorbeeld het materiaal dat zij voor kinderwerk gebruiken en Nederlands (VBC)-materiaal, dat vaak in het Hongaars of Roemeens vertaald wordt.
Fase 3. Na terugkomst • • •
Deel de ervaringen van het bezoek aan de partnergemeente thuis. Bespreek de adviezen die je van hen hebt ontvangen of wat je geleerd hebt in relatie tot het evangelisatiewerk in de eigen gemeente. Kies een of meerdere punten uit om samen met de evangelisatiecommissie en als gemeente aan te gaan werken. Misschien is een idee van de partnergemeente in de eigen situatie toe te passen.
Pagina 17 van 32 – Brochure Weer en Heen
Fase 4. Vervolg op de langere termijn • •
Geef jullie ervaringen door aan de partnergemeente Vraag hoe het bij hen gaat en probeer zo samen op te lopen in afwachting wat de Heilige Geest in hun situatie en onze situatie zal doen.
3. Gezamenlijk bijbelstudie doen In algemene zin kun je stellen dat een relatie groeit naarmate je meer met elkaar deelt. Als je beide dezelfde interesses hebt dan is dat soms een pre maar ook als je die niet hebt dan geldt bovenstaande stelregel. Ook hierbij gaat het weer om de bereidheid om de ander echt serieus te nemen en een relatie met de ander op te bouwen. Dit geldt niet alleen voor allerlei praktische zaken maar zeker ook op geestelijk gebied. Omdat we in dezelfde God geloven en van dezelfde genade leven is het toch heerlijk om te vertellen over de grote werken Gods in ons leven, onze gemeente en ons land. Alleen dit al zou een reden zijn om bijbelstudie te doen. Misschien vraag je je af in hoeverre dit mogelijk is in de praktijk. Gelukkig zijn er meerdere gemeenten die steeds meer ervaring opdoen met het gezamenlijk bijbelstudie doen. Wel is het voorwaarde dat er minimaal een persoon aanwezig is die kan vertalen. Met Oost-europese gemeenten blijkt vaak dat er met behulp van Engels en Duits er veel uitgewisseld kan worden. Hoe werkt het in de praktijk? Fase 1 Voorbereidingen Kies van te voren bijbelstudiemateriaal dat past bij jullie relatie. Het gaat daarbij ook vaak over de methode. Kies bijvoorbeeld voor een thema en zorg van te voren dat je heldere verwerkingsvragen over het gedeelte gereed hebt. In hoeverre past de methode wel of niet? Probeer zo mogelijk het bijbelmateriaal in het Engels of Duits om te zetten. Scholieren of jongeren van de gemeenten voelen zich vaak vereerd als zij voor een vertaalklusje worden gevraagd. Breng de partnergemeente op de hoogte van je wens om gezamenlijk bijbelstudie te doen en luister hierbij ook goed naar hun verwachtingen. Fase 2 Begin en eindig als team Gezamenlijk bijbelstudie is ook voor de groep die de reis gaat maken veelal zeer waardevol gebleken. Hierdoor leer je elkaar op een hele andere manier en soms zelfs pas echt kennen. Dit geeft veel basis om gezamenlijk aan de reis te beginnen. Probeer dus zowel bij de voorbereidingsavonden, als tijdens de heen- en terugreis samen met het Woord bezig te zijn. Is dat immers niet het belangrijkste dat we ons in ons hele leven dus ook in ons gemeentecontact ons laten leiden door Gods Woord en Geest. Dat betekent veel spitten met elkaar om opnieuw op zoek te gaan naar Gods wil. Fase 3. Tijdens het bezoek Spreek vaste momenten met elkaar af waarop je met elkaar bijbelstudie wilt gaan doen. Probeer bij elkaar na te gaan wat je van het bijbelgedeelte leert. Het is vaak verrassend om te ontdekken dat anderen, en vaak ook medegelovigen uit de partnergemeente, er voor jou hele nieuwe dingen uithalen. Is dit misschien iets van het gezamenlijk met alle heiligen ontdekken van de hoogte, breedte, lengte en diepte van de liefde van Christus? 4. Gebed Het belang van gebed is ons allemaal bekend. Toch is menig gebedsleven weer verfrist juist door het leren hoe partnergemeenten met gebed omgaan. Reserveer dus zowel
Pagina 18 van 32 – Brochure Weer en Heen
tijdens de voorbereidingen, de reis als het bezoek tijd voor gebed. Bespreek met elkaar de gebedsvormen. Het gezamenlijk bidden met een partnergemeente kan van grote waarde zijn omdat je gezamenlijk op basis van Gods genade heel veel van het gebed mag verwachten. Wat is het dan heerlijk om daarvan met elkaar iets in de praktijk te ondervinden; tot eer van God en verrijking van elkaars geloof.
Pagina 19 van 32 – Brochure Weer en Heen
VI. De gehele gemeente erbij betrokken 1. Vertalen van de ervaringen naar de gehele gemeente Vanzelfsprekend hebben niet alle gemeenteleden dezelfde ervaringen als degenen die een bezoek aan de gemeente in het buitenland brengen, of als de gastgezinnen die enkele buitenlandse gemeenteleden in hun midden hebben. Toch zullen de bezoeken over en weer zoveel mogelijk ‘vruchtbaar’ gemaakt moeten worden voor de hele gemeente. Hiermee wordt een goede start gemaakt als de hele gemeente vanaf het begin zo goed mogelijk bij de voorbereidingen wordt betrokken, zodat de ervaringen in min of meer ‘vruchtbare grond’ kunnen landen. Via het kerkelijk informatieblad kan de gemeente op de hoogte gehouden worden van het bezoekprogramma en worden gevraagd om gebed, medeleven en bemoediging. Hierin heeft de predikant een belangrijke rol (met name in de dienst). Na terugkomst van de eigen gemeenteleden of na het vertrek van de bezoekers moet niet te lang gewacht worden met het doorgeven van de ervaringen. Het is zelfs beter om tussentijds (dus tijdens het bezoek) al berichten door te geven. Als een gemeenteavond al een paar dagen na terugkomst van de gemeenteleden wordt gehouden, zijn alle indrukken en verhalen nog vers. Dit komt het enthousiasme van de reizigers en de rest van de gemeente zeker ten goede. Deze avond kan ruim van te voren aangekondigd worden, evenals de vorm waarin deze georganiseerd wordt. De gemeenteleden kunnen ook persoonlijk contacten leggen met leden van de ‘zustergemeente’. Via de reizende gemeenteleden kunnen adressen van gemeenteleden uitgewisseld worden om zo met de gemeenteleden van de zustergemeente te corresponderen. Als hiermee rekening gehouden wordt en foto’s worden gemaakt en adressen opgevraagd, kan dat een goede start zijn voor een zogenaamde correspondentieketen (in het Engels of Duits). De coördinatie van het geheel kan het beste worden ondergebracht bij een lid van de taakgroep. De kinderen op de clubs vinden het waarschijnlijk leuk om voor de kinderen van de zustergemeente tekeningen te maken. 2. Voortzetten van het gemeentecontact, ook na de bezoeken Na het bezoek van de gemeenten over en weer is het gemeentecontact-programma natuurlijk niet ‘af’. Er is eigenlijk pas een begin gemaakt met het contact tussen twee gemeenten. In de taakgroep moet gekozen worden voor een vorm waarin het contact met de zustergemeente wordt aangehouden en verstevigd. Ideeën hiervoor: - Elk (half) jaar een avond organiseren. - Regelmatige berichtgeving in het kerkblad over de gang van zaken in de zustergemeente. - Het geregeld doen van voorbede voor (o.a.) de zustergemeente (onderwerpen hiervoor kunnen aangereikt worden vanuit de correspondentie); - Een volgend, meer gericht bezoek van of naar de zustergemeente organiseren. Misschien is het voor een beter inzicht in de gang van zaken in de zustergemeente goed als één persoon (een lid van de taakgroep) correspondeert met een ‘collega’ in de zustergemeente.
Pagina 20 van 32 – Brochure Weer en Heen
Voor de goede gang van zaken is het noodzakelijk dat voorafgaande aan eventuele fondswervende activiteiten (een financiële actie ten behoeve van iets of iemand in de zustergemeente) te overleggen met de landelijke bonden. Het is niet de bedoeling dat er tussen de gemeenten hier en daar (grote) geldstromen gaan ontstaan buiten om de kerkleiding daar en de DEP-organisaties hier. Dit zou binnen het kerkverband van de zustergemeente scheve verhoudingen veroorzaken door het ‘voortrekken’ van één enkele gemeente boven andere gemeenten. Bovendien is bij financiële hulpverlening altijd het gevaar aanwezig dat het ten koste gaat van de gelijkwaardigheid van beide ‘partners’ in het gemeentecontact- programma. 3. Volhouden en ook moed hebben om af te ronden Het aangaan van een gemeentecontact betekent het aangaan van ‘commitment’ die inzet, toewijding en uithoudingsvermogen vraagt. Verdieping in inhoudelijke, geestelijke contacten vraagt de nodige tijd. Het gaat in de regel door dalen van misverstanden, gebrek aan communicatie, en over bergen van herkenning, van nieuwe inzichten in de Schrift en het leren evalueren van de eigen traditie en cultuur. De rijkdom wordt pas gaandeweg gevonden, maar dan is dat ook een ‘schat die niet vergaat’. In al deze dingen gaat het uiteindelijk niet om onszelf, gaat het er ook niet om de gemeenten hier of daar actiever of meer bewust te maken, zeker niet om een eventuele diaconale of missionaire behoefte te projecteren op een gemeente elders! Maar het mag wel gaan om de wederzijdse bemoediging, zoals Paulus op een gegeven moment de broeders zag, God dankte en moed greep (Hand. 28: 15). Bovendien betekent het ‘samen met alle heiligen’, zeker over lands- en cultuurgrenzen heen, een voller verstaan van de rijkdom van de liefde van Christus (Ef. 3: 18,19). De wederkerige bemoediging op basis van gelijkwaardigheid dient dan slechts twee hoge doelen (die nauw met elkaar samenhangen): de verheerlijking van God en de uitbreiding van Zijn Koninkrijk. Het is mogelijk dat na alle inspanningen, na veel geduld en volharding, de herkenning en het wederzijdse leerproces vermindert en uitblijft. Dan wordt zo’n uitwisseling een last om te dragen in plaats van een vreugde voor elkaar en voor God. Dan is het ook niet meer tot eer van God. In dat geval is het goed, om zoveel mogelijk ook in samenspraak en overleg met de partnergemeente de relatie te beëindigen en elkaar in Gods hoede en zegen te bevelen.
Pagina 21 van 32 – Brochure Weer en Heen
Bijlage 1: HANDLEIDING voor de TAAKGROEP 1. De taakgroep (4 à 6 personen) wordt in eerste instantie gevormd onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad -
-
-
Een persoon die zorg draagt voor de communicatie tussen de taakgroep, kerkenraad, commissie voor diaconale evangelisatorische projecten en de buitenlandse gemeente. Tevens verantwoordelijke voor een goede verhouding werk/ evangeliseren/ ontspanning (voorzitter). Een coördinator evangelisatie-activiteiten, onderhoudt tevens contact met de evangelisatie-commissie van de buitenlandse gemeente. Een persoon, verantwoordelijk voor ontspanning/recreatieve invulling, praktische zaken zoals vervoer, dagschema, opstaan/eten/slapen etc.). Een vierde persoon, die aandacht heeft voor de diaconale kant van de uitwisseling (bijvoorbeeld opvang verslaafden, hulpverlening, zorg voor bejaarden, sociale en materiële nood), en eventueel ook verantwoordelijk is voor technische zaken, zoals: beoordelen renovatie- of een nieuwbouwplan, materialen, tijdsplanning, taakverdeling, enz. Personen voor aanvullende taken, zoals opstellen van bijbelstudies
Voor de taakgroep wordt gedacht aan: - Gemeenteleden/jongeren die al enige ervaring in gemeentewerk hebben (maar beslist niet al een (te) zware functie bekleden) kerkenraadsleden, leden evangelisatiezendingscommissie, leiders van kring-, jeugd- of clubwerk, etc. - Mensen die op een andere wijze zeer bij het gemeentewerk betrokken zijn of zich betrokken voelen. Misschien zijn er gemeenteleden die interesse tonen voor het gemeente-contactprogramma. - Tenminste één kerkenraadslid. Het is in elk geval belangrijk dat de taakgroep-leden enthousiaste mensen zi jn, die graag voor een langere tijd (2 of 3 jaar) aan het gemeente-contact programma vorm willen geven. Zeker omdat de taakgroep in de gemeente nieuw zal zijn, moet bij de start goed worden nagedacht over de manieren waarop de gemeenteleden geïnformeerd kunnen worden over het programma. Als veel gemeenteleden zich erbij betrokken voelen zullen ook de verrijkende ervaringen in de gemeente gedeeld kunnen worden. Het is goed om kennis te maken en contacten te leggen met christelijke gemeenten in een heel andere situatie. 2. Vereisten voor de leden van de taakgroep -
Een redelijke tot goede beheersing van de Engelse/Duitse taal is vereist. Minimum leeftijd 18 jaar. Geestelijke basis: bij voorkeur belijdenis gedaan en zo mogelijk enkele leidinggevende taken op geestelijk gebied. Enige ervaring diaconaal/evangelisatorisch/kerkelijk werk. Gemotiveerd voor een geïntegreerde aanpak van diaconaal en evangelisatorisch werk. Vertegenwoordiger van een vereniging. Bijdragend aan een evenwichtige samenstelling van de groep; passend bij de gaven en ervaringen van de andere leden van de taakgroep.
Pagina 22 van 32 – Brochure Weer en Heen
3. Taken 1. 2. 3. 4.
Formuleren doelen en middelen in een meerjarenplan. Voorbereiden programma en opstellen stappenplan Voorbereiden, uitvoeren en evalueren van bezoeken aan zustergemeente. Voorbereiden, organiseren, begeleiden en evalueren van tegenbezoeken vanuit de zustergemeente. 5. Voortdurende communicatie en terugkoppeling naar de gemeente hier en daar en naar commissie DEP. 6. Organiseren en laten organiseren van voldoende toerusting voor de deelnemers aan een uitwisselingsprogramma.
Pagina 23 van 32 – Brochure Weer en Heen
Bijlage 2: Een voorbeeld uit de praktijk Jaarplan en meerjarenplanning uitwisseling Linschoten – Zalau Gezien de drukke agenda heeft de zendingscommissie zich beperkt tot het nodige betreffende de zustergemeente Zalau in Roemenië en hoe daarmee verder te gaan. Mede omdat op de gemeenteavond DV 20 maart de zustergemeente het onderwerp is. Terugblik: • In de vergadering van september 2000 heeft de kerkenraad aan de zendingscommissie verzocht het onderwerp “een band met een gemeente in het buitenland” te doordenken en te komen met aanbevelingen. • Een eerste terugkoppeling vond plaats in november 2000; waarna het besluit is genomen om deze weg verder te verkennen op basis van een persoonlijk/geestelijke band. De verankering van de uitwerking vond plaats via de zendingscommissie. • In februari 2001 is het concrete voorstel van de zendingscommissie overgenomen om een verbintenis met een gemeente te verkennen binnen The Lords Army (een opwekkingsbeweging in de Roemeens Orthodoxe Kerk) in Roemenië. Er zijn daarna diverse activiteiten geweest voor informatievoorziening en doordenking o.a. een extra gemeenteavond (mei 2001), het bezoeken van een toerustingdag (juni 2001), een reis naar Roemenië (september 2001). Door dit alles is het besluit gegroeid en genomen om met de afdeling van The Lords Army in Zalau wederzijdse contacten aan te gaan. Heden: Missie, Doelstelling In de oorspronkelijke opzet (november 2000) was het doel van een band met een zustergemeente als volgt verwoord: ‘Zoek naar een verbintenis met een zustergemeente met de insteek op het onderwerp ‘zending’ en niet op het thema van diaconale hulpverlening. De redenen hiervoor zijn dat daar al redelijk veel particuliere initiatieven zijn en we anders ‘meer van hetzelfde’ gaan doen met kans op wrijving. Dit sluit uiteraard niet uit dat er diaconale projecten kunnen worden ontwikkeld.’ Deze formulering is, gezien de genomen beslissingen wat achterhaald en ook meer als een doel omschreven en daarom minder geschikt als missie / doelstelling. De opdracht achter ‘het hebben van een zustergemeente’ ligt in een concretere betrokkenheid op zending, het dichter bij de gemeente brengen. Maar wel op een zodanige manier dat het wederzijds of wederkerig is (wordt). Ook wij kunnen leren van christenen in andere landen, culturen. Een hierbij horende missie / doelstelling is daarom als volgt geformuleerd: De NH-gemeente te Linschoten wenst invulling te geven aan haar zendingstaak door met de afdeling van The Lords Army in Zalau een wederkerige relatie aan te gaan. Deze relatie dient ter onderlinge bemoediging en toerusting om in de eigen situatie des te beter een verkondiger van het Evangelie van Jezus Christus te zijn. Deze missie is geformuleerd om over een periode van een aantal jaren te kunnen dienen als kapstok voor de concretisering ervan. Om aan de doelstelling invulling te geven is
Pagina 24 van 32 – Brochure Weer en Heen
allereerst een meerjarenplan nodig. Hiervan is het eerst volgende jaar zover concreet gemaakt dat het een thema verkrijgt en ook acties hieraan kunnen worden gekoppeld. De doelstellingen of leerpunten die we de komende jaren invulling zouden willen geven zijn hieronder aangegeven. De leerpunten zijn globaal gerangschikt in steeds groter wordende cirkels. Doelstelling Christen-zijn in persoonlijk leven Christen-zijn in de gemeente
Maatschappij tov. Christen-zijn (minderheidspositie) Christen-zijn in de maatschappij
Uitwerking Huisgodsdienst Persoonlijke getuigenis Omgaan, omzien naar anderen Erediensten; Leer- en toerustings bijeenkomsten; Gemeente-zijn; Verhouding / uitwisseling jongeren en ouderen Wetgeving (o.a. ethiek) Zondagsarbeid; Kapitalisme, materialisme. Omgaan met andere godsdiensten; Geloof in de dagelijkse praktijk.
1. Meerjaren planning In deze planning is gedacht om voor de komende twee jaar (2002 en 2003) op een aantal leerpunten invulling te gaan geven. Een tweetal punten bezorgen wel de nodige hoofdbrekers. Dat is het draagvlak binnen de gemeente en het tempo waarin dit moet plaatsvinden. Tempo heeft namelijk veel relatie met prioriteitstelling en de invulling van de benodigde arbeidscapaciteit. 1.1.
Jaarplan 2002
Het jaarplan voor 2002 heeft als thema “kennismaking”. De contacten tot dusver zijn alleen een kort bezoek aan de gemeente en enkele e-mails (over en weer). Om dit te verbreden aan onze kant en ook te verdiepen is een bezoek aan Roemenië uiterst noodzakelijk. Om de reis voor te bereiden zal contact worden onderhouden mevr. Nela Olieman-Laza. Zij komt uit Zalau, was lid van de plaatselijk Lords Army groep en zij woont sinds kort in Nieuwendijk (nb). De kennismaking (over en weer) betreft een aantal aspecten die vallen onder de noemer: • Persoonlijk; wie zijn zij en wij. • Geestelijk, theologisch; hoe denken zij en wij over de wezenlijke geloofsstukken en de praktische uitwerking hiervan. Denk daarbij aan de spiritualiteit in het dagelijks geestelijk leven ofwel wat nut mij het geloof. • Maatschappelijk, cultureel; hoe leven de mensen in Roemenië. Het thema ‘kennismaking’ heeft uiteraard ook een plaatselijke spits in Linschoten die we ook ‘verankering’ of ‘draagvlak’ kunnen noemen. Voor dit jaarplan 2002 hebben we daarvoor een aantal punten.
Pagina 25 van 32 – Brochure Weer en Heen
Ten eerste de gemeenteavond op DV 20 maart. Dit gaat vooral in op informatieoverdracht en toerusting. Daarna willen we graag op een aantal kringen, verenigingen een bijbelstudie laten uitvoeren (door de groep zelf). Waarvan we de resultaten, gedachten willen meenemen naar Roemenië. Deze studie(s) zullen we ook vooraf naar de gemeente in Zalau versturen opdat ook zij deze in verschillende groepen kunnen behandelen. We denken hiervoor gebruik te maken van enkele studies die door de IZB zijn gemaakt voor het gemeentecontact van Bergambacht. Als derde punt is gedacht aan een gift, geschenk vanuit Linschoten dat wordt meegenomen naar Roemenië. Het geschenk dient aan te sluiten bij de cultuur in Roemenië. Dat betekent dus een ambachtelijk product. Denk bijvoorbeeld aan een geborduurde kopie van ons kerkzegel, een met de hand gemaakte wandversiering of iets dergelijks. Aan onze kant levert dit ook verbondenheid op omdat de zusterband ook praktische invulling krijgt. Als laatste punt, maar niet het minste willen we regelmatig gebedspunten uitwisselen die in de eredienst een plaats kunnen krijgen en bij de kringen, commissies e.d. Maar ook via kerkklanken ingang krijgen in de gemeente. Ons vacant zijn/worden zal hierin ook worden betrokken. Vooralsnog denken we dat 4-5 personen deze werkzaamheden vorm en inhoud geven. De verbintenis naar de kerkenraad blijft via de zendingscommissie verlopen. Echter er zijn wel verbintenissen nodig met andere geledingen van het kerkenwerk. Om de verankering ook in de verschillende commissies e.d. vorm te geven willen we graag werken met linking pins. We denken aan JV, de mannen- en vrouwenvereniging c.q. jongelidmaten-, thema-, ouderenkring. Maar ook richting de diaconie en de evangelisatie commissie. Als we het gaan hebben over hoe we dit willen gaan vormgeven zijn er aspecten zoals tijd, geld, toewijding die een belangrijke rol spelen. De notie dat vrijwilligerswerk is iets anders dan een vrijblijvend werk wordt belangrijk en niet alleen voor degene die zich er daadwerkelijk voor inzetten. In de contacten met Ds. Tramper is naar voren gekomen dat wij ook een taak hebben bij de verankering van de contacten aan de Roemeense zijde. Dat kan door nadrukkelijk vast te stellen met wie wij via de e-mail communiceren (namen en positie in de gemeente). Maar bovendien een tweede spoor op te zetten met fysieke post naar één van de twee leiders van de gemeente. Tweeërlei redenen, namelijk ouderen kunnen niet overweg met elektronische post, het maakt ons enigszins onafhankelijker van die jongeren (zeker als we de vertaling naar het Roemeens voor elkaar krijgen). Het geeft de leiders in Zalau ook het gevoel dat we met hen persoonlijk in contact staan. 1.2.
verdere jaarplannen
Voor de periode 2003 is nog geen concreet thema of plan. We hopen ook inspiratie te vinden uit jaarplan 2002 en de reis naar Roemenië. Er is gedacht aan een jongeren werkvakantie om te helpen bij het (jongeren)-evangelisatiewerk in Roemenië. Een reis van Roemenen naar Nederland lijkt aantrekkelijk maar is waarschijnlijk nog een stap te vroeg/ver (ook financieel). Vraag/advies/beslispunten: De volgende aspecten vragen om een beslissing: • Kan de kerkenraad zich vinden in de opgestelde missie, doelstellingen (leerpunten) en jaarplan 2002, dan wel welke aanpassingen aanvullingen ziet zij.
Pagina 26 van 32 – Brochure Weer en Heen
•
Prioriteit van de zusterband (reis in oktober vs. maart) vanwege het beroepingswerk, het draagvlak, de werklast.
•
Op welke wijze kan (deels) in de financiën voor de reis worden voorzien?
•
Deelname vanuit JV NIEK is o.i. essentieel; hoe is dit verkrijgen?
•
Mevr. Olieman-Laza als gastspreker op de gemeenteavond.
Pagina 27 van 32 – Brochure Weer en Heen
Bijlage 3: Praktische aanwijzingen bij het vermijden van valkuilen Beginnen met een kerkelijk Roemenië-contact – een verkenning. (Uit een notitie van ds. en mevr. Elderling, Arnhem) 1. Leer mensen daar kennen; ga altijd uit van een persoonlijk, menselijk contact. 2. Hoe hoog de nood ook is, kijk niet primair naar hoe je materieel kunt helpen. - Kijk en luister en proef hoe die ander/die anderen leven en geloven. - Registreer wat zij anders doen en bedenk, hoe dat ons kerk-zijn of gemeente-zijn hier kan verrijken. Wat kunnen we van hen leren? - Oefen jezelf erin om wat ánders is juist als een verrijking en aanvulling te ervaren. 3. Hulpverlening – een vak apart Materiële hulpverlening creëert bijna altijd een gevoel van ongelijkwaardigheid: gever en ontvanger. Belangrijk is hoe de hulp is ingebed: is er een goede onderlinge relatie, dan zal de hulp afgestemd zijn op de ontvanger; die wordt dan gevraagd naar haar/zijn behoefte, en wordt niet met afdankertjes op- of afgescheept. Daarnaast is de vraag heel belangrijk of de verleende materiële hulp de ontvanger passief maakt, of juist aanzet tot meer eigen inspanning, en de gemeente aanzet of helpt een bepaalde opdracht of roeping (beter) te vervullen. Immaterieel contact biedt veel meer mogelijkheid tot gelijkwaardigheid; uitgangspunt is dat beide partners op eigen wijze kerk zijn en daar op eigen wijze invulling aan geven. Vanuit de verschillen (het anders-zijn van de ander) kunnen we elkaar verrijken. Dan praten we direct ook over uitwisseling op basis van gelijkwaardigheid Bijvoorbeeld: -
elkaars diaconale en missionaire werk leren kennen (diakenen, evangelisatie- en zendingscommissie; ZWO-commissie) elkaars bejaardenwerk leren kennen (pastorale raden) elkaars jeugdwerk, kinderwerk leren kennen (jeugdvereniging; jeugdraden) elkaars financiële situatie en aanpak leren kennen (kerkvoogden; beheerscolleges) elkaars kerkelijke traditie, verkondiging en liturgie leren kennen (predikanten) elkaars taal en geschiedenis leren kennen (contactgroep daar en hier) elkaars oecumene leren kennen (kerkenraden etc.) bezoeken over en weer van niet te grote groepen uitwisseling van de muziek van koren of koren zelf jongeren daar en hier kluswerk voor de kerk laten doen uitwisseling van catechesemethoden en ervaringen (catecheten) gesprekken over kerk-zijn in je woonplaats (kerkenraden e.a) correspondentie van kerk tot kerk via email (apparatuur?! dominees; contactgroep) diaserie over je gemeente maken en uitwisselen (fotoreportage; jeugdraad?)
-
Pagina 28 van 32 – Brochure Weer en Heen
4. Kiezen we voor een immaterieel contact, dan kiezen we in feite voor een partnercontact. Daaruit komt dan voort: - Nadenken over gelijkwaardigheid in het contact. Hoe kun je de waardigheid van de partner behouden en tóch financieel ondersteunen, bijvoorbeeld bij een reis naar Nederland. Dat blijft nodig. De inkomens zijn daar vaak niet meer dan Euro 100 à 200 per maand. - Onderschat niet wat het je kost om gasten hier te ontvangen. Begin met kleine groepen: 4 personen (één auto) of hooguit 9 (een busje). Omgekeerd, onderschat ook niet wat het hen kost om een groep te herbergen. Hun gastvrijheid is groot, maar dat het hen relatief ook veel kost, merken we niet. - Denk na over de uitstapjes. Laat je alleen het mooiste van Nederland zien? Of ook de verpauperde stadswijken? Laat je zien wat de kerk kan betekenen, maar ook wat ze niet betekent? 5. Laat goede informatie de communicatie ondersteunen - Vertel van je bezoek, laat foto’s, dia’s zien, daar en hier. Zet ook concrete gegevens op papier. - Is het een stad, dorp,gehucht? Waar ligt het? Hoe is het te bereiken? - Is de regio toeristisch de moeite waard? (telt ook!) - Wat is de geschiedenis van plaats en regio? - Hoeveel Roemenen, Hongaren, Duitsers wonen er? Welke kerken? - Hoe groot is de kerkelijke gemeente/parochie? Indruk van de leeftijdsopbouw? - Welke sociale lagen zijn in die gemeente/parochie aanwezig, in welke verhoudingen? - Wat is vergelijkbaar met je eigen gemeente, wat is anders? - Probeer een summier overzicht te geven van kerkelijke activiteiten. - In wat voor staat verkeren de gebouwen? - Wat verwacht men daar van een Nederlands contact? Welke talen kent men? 6. Ga werken aan een draagvlak. - Zoek 5 mensen om een groep te starten; denkers en doeners. - Leg een en ander voor aan de kerkenraad/parochievergadering; die moet fiat geven en e.e.a. in het beleid en de planning opnemen, bijv. in verband met te houden acties. 7. Jongeren erbij - Probeer vanaf het begin mensen uit het jeugdwerk erbij te betrekken. - Kijk of je jongeren een eigen taak/opdracht in het contact kunt geven. - Jongeren gaan graag op avontuur; houdt dat niet tegen, maar help hen om dat zorgvuldig te doen. 8. Planning Ben je van plan met volwassenen of jongeren een bezoek te brengen, zorg dan dat je in oktober of november de eerste informatie bijeenkomst houdt. Veel mensen plannen in de kerstvakantie hun zomervakantie. Oók jongeren, i.v.m. school, vakantiewerk, etc. Onderschat dit niet. In januari ben je gewoon te laat. Bovendien heb je ter voorbereiding van een reis daarheen zeker 3 à 4 bijeenkomsten nodig. Als de opgave termijn sluit op 1 maart, kan dat nog net…
Pagina 29 van 32 – Brochure Weer en Heen
9. Financiën Ook als je niet voor hulpverlening kiest, blijft er telkens geld nodig voor het Roemenië-contact. Denk aan: - kosten publiciteit (drukwerk, porti, telefoon, fax) - bijdrage voor minder draagkrachtigen, zodat die ook meekunnen. - Jongeren kunnen met acties deels eigen reisgeld verdienen in de gemeente. 10. Oecumene Doe niet apart, wat ook samen kan. - Bespreek of je dingen samen met andere kerken kan doen, in SOWverband doet, of in breder, oecumenisch verband. Bezoek daar vanaf het begin ook voorgangers van andere kerken dan waarmee je contact hebt.
Pagina 30 van 32 – Brochure Weer en Heen
Bijlage 4. Drie ‘cases’ als aanleiding voor gemeentecontacten 1. Een gemeente in Roemenië heeft dringend behoefte aan een nieuw onderkomen naast de kerk. Deze ruimte zou gebruikt kunnen worden voor catechisaties en vergaderingen, maar ook voor jeugdwerk en met name kinderclubs voor kinderen uit de omgeving. De predikant heeft visie voor evangelisatiewerk onder de zigeuners in de buurt. Via een organisatie in Nederland is contact tot stand gekomen met een gemeente in Nederland. Die gemeente heeft het initiatief genomen om met een aantal gemeenteleden te gaan helpen in Roemenië. Maar men wil graag een geestelijke band opbouwen en niet zomaar werken aan een bouwproject. Zou het ook mogelijk zijn jongeren van hier en daar in te schakelen bij evangelisatiewerk of bij het starten van kinderclubs? Hiervoor moet een veel intenser contact worden opgebouwd met de gemeente in Roemenië. Hoe kan dat het beste tot stand komen en wie gaat dat doen? Hoe wordt er voor gezorgd dat de bouwplannen van de gemeente in Roemenië ook door de eigen gemeente worden ondersteund? Zijn daar ook jongeren die mee kunnen helpen? Er wordt een stappenplan gemaakt dat allereerst beoogt meer contact tussen de verschillende gemeenten tot stand te brengen en elkaar beter te leren kennen. Vervolgens wordt in gezamenlijkheid gewerkt aan een plan om vanuit Nederland mee te werken aan de bouw van de nieuwe ruimte en ook mee te helpen met de financiële ondersteuning. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan het samen opzetten van een vakantiebijbelclub voor de kinderen in de omgeving. In Nederland wordt met het oog daarop zorgvuldig een team gevormd dat aan beide aspecten recht kan doen. In een volgende jaar bezoeken delegaties van de beide gemeenten elkaar, om te evalueren en een vervolgfase te bespreken. In Nederland krijgt de betreffende gemeente schriftelijk en via toerustingdagen advies van de landelijke commissie DEP. DEP helpt ook bij het tot stand brengen van het contact met de gemeente in Roemenië en overlegt zo mogelijk ook met de gemeente in Roemenië over doelen en praktische invulling van het project. 2. In een stad in de Oekraïne blijken veel kinderen met een handicap te vondeling gelegd te worden in de directe omgeving van een kerk. Dit geeft veel spanningen bij deze kleine gemeente. Er zijn contacten met de Nederlandse organisatie en er wordt overlegd op welke wijze hulp verleend kan wor den. Een gemeente in Nederland hoort van deze nood en biedt steun aan. Een groepje verpleegkundigen en sociaal werkers gaat naar deze plaats en informeert de mensen over zorg aan zuigelingen met een achterstand. Ook komt men met adviezen en informatie om te zijner tijd vanuit de kerk een campagne te starten over kinderopvangmogelijkheden. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van ervaringen van andere zendingswerkers en van het IZB-project 'gastgezinnen in de gemeente'. De gemeente in Nederland gaat zich bezinnen op een verdere voortzetting van hulpverlening. Daarbij gebruikt men de in de Oekraïne opgedane ervaringen om in de eigen omgeving de wenselijkheid en mogelijkheid van gastgezinnen te onderzoeken. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan een breder gemeentecontact, waarin de geestelijke nood van de mensen in deze stad in de Oekraïne meer aan de orde komt. Hiervoor maakt de gemeente dankbaar gebruik van de expertise van DEP. 3. Een gemeente in Nederland heeft al tien jaar een nauwe band met een gemeente in Roemenië. Er is veel hulp geboden bij het herstel van het kerkgebouw en de pastorie. Elke zomer zijn teams uit de gemeente naar Roemenië getrokken om telkens weer te assisteren bij een nieuw diaconaal project. Enkele keren is ook een kleine delegatie uit Roemenië op bezoek geweest. Tijdens die bezoeken konden ze zich presenteren in de gemeente en hebben ze verschillende interessante excursies gemaakt. De Nederlandse gemeente is echter toch ontevreden over het contact, mist diepgang en een geestelijke band. Hoe moet het nu verder? Door de vele momenten van hulpverlening hebben ze zich blijvend verplicht aan Roemenië. Toch willen ze niet op dezelfde voet verder, maar werken aan een meer innerlijke band en aan projecten die met de geestelijk opbouw van de gemeente te maken hebben. Voorzichtig proberen ze tijdens hun bezoeken meer te komen tot momenten van gezamenlijke bijbelstudie en gebed en overleggen over het samen oppakken van een evangelisatieproject. Ze ervaren hierbij steun van de toerustingconferentie en van het studiemateriaal van DEP.
Pagina 31 van 32 – Brochure Weer en Heen