Pabo HvA UPvA Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)
PRAKTIJKGIDS LIO 2014-2015
Voor praktijkbegeleiders en studenten van: Pabo HvA: Voltijd 4 UPvA: Voltijd 4
Inhoud Praktijkgids VOORWOORD ........................................................................................................................................................ 3 1. COMPETENTIES EN EINDTERMEN ....................................................................................................................... 4 2. LEERDOELEN LIO-STAGE ..................................................................................................................................... 5 3. DE LIO-STAGE ..................................................................................................................................................... 6 3.1 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11
INGANGSEISEN .................................................................................................................................................... 6 HET VERWERVEN VAN EEN LIO-STAGEPLAATS ........................................................................................................... 6 VERPLICHTINGEN VAN DE LIO-STUDENT................................................................................................................... 6 VERKLARING OMTRENT HET GEDRAG ....................................................................................................................... 7 OMVANG VAN DE LIO-STAGE EN STAGEDAGEN ......................................................................................................... 7 OPBOUW VAN DE LIO-STAGE ................................................................................................................................ 8 LIO-OVEREENKOMST DEEL I: BETAALDE LIO OF ONBETAALDE LIO ................................................................................. 8 LIO-OVEREENKOMST DEEL II: HET LEERWERKPLAN ..................................................................................................... 9 DE ONDERTEKENING VAN DE LIO-OVEREENKOMST................................................................................................... 10 LIO-STAGE EN STUDENTEN MET STUDIEVERTRAGING (ALLEEN VOOR STUDENTEN PABO HVA) ........................................... 11
4. BEGELEIDING EN BEOORDELING ....................................................................................................................... 12 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 5
BIJZONDERE SITUATIES ................................................................................................................................. 16 5.1 5.2 5.3
6
BEGELEIDING LIO VANUIT DE STAGESCHOOL EN VANUIT DE OPLEIDING ......................................................................... 12 BEOORDELING LIO-1 EN LIO-2 ........................................................................................................................... 13 BEOORDELINGSCRITERIA ..................................................................................................................................... 13 GEBRUIK VAN DE COMPETENTIEMATRIX ................................................................................................................. 14 STAGEDOSSIER .................................................................................................................................................. 14 WAT TE DOEN BIJ PROBLEMEN TIJDENS DE LIO-STAGE? ............................................................................................ 14
ZIEKTE EN OVERMACHT....................................................................................................................................... 16 ONVOLDOENDE LIO-1 OF LIO-2 .......................................................................................................................... 16 ONVOLDOENDE HERKANSING LIO-1 OF LIO-2 ........................................................................................................ 16
RELATIE LIO-STAGE EN VERDERE AFRONDING VAN DE STUDIE ..................................................................... 18 6.1 6.2
AFRONDING STUDIE PABO HVA ........................................................................................................................... 18 AFRONDING STUDIE UPVA .................................................................................................................................. 18
7. PRAKTISCHE INFORMATIE ................................................................................................................................ 20 7.1 7.2
STAGEWEKEN EN EVENTUELE HERKANSINGSMOMENTEN EERDERE TOETSEN PABO HVA ................................................... 20 STAGEWEKEN EN EVENTUELE HERKANSINGSMOMENTEN EERDERE TOETSEN UPVA ......................................................... 20
BIJLAGE 1: BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK LIO-1 ....................................................................................... 21 BIJLAGE 2: BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK LIO-2 ....................................................................................... 23 BIJLAGE 3: UITSTROOMPROFIEL UPVA STUDENT ................................................................................................. 25 BIJLAGE 4: MONTESSORI SPECIFICATIES ............................................................................................................... 27 BIJLAGE 5: COMPETENTIEMATRIX LEREN LESGEVEN IN DE GROTE STAD (AMSTERDAM)...................................... 30
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 2
VOORWOORD An het eind van de opleiding laat de studient zien dat hij zich heeft ontwikkeld tot een startbekwame leerkracht, een leerkracht die in de praktijk onderwijs kan ontwikkelen, vormgeven, organiseren en die de gemaakte keuzes inhoudelijk kan verantwoorden. Kennis, vaardigheden en attitude moeten dan zodanig zijn ontwikkeld en geïntegreerd dat de student zelfstandig kan functioneren in de dagelijkse, complexe beroepspraktijk. In de laatste fase van de opleiding vormt de LIO-stage één van de belangrijkste afsluitende studieonderdelen. Op de dagen dat de student geen stage loopt volgt hij een studieprogramma op de opleiding. Het hoofddoel van het LIOstage is het wennen aan de verantwoordelijkheid voor een eigen klas. Het zelfstandig (leren) functioneren in de praktijk staat centraal. De LIO-stage is verdeeld in twee fasen, LIO-1 en LIO-2. Beide fasen worden afgesloten met een beoordeling. De student functioneert bij het voldoende afronden van LIO-2 in de praktijk op het niveau van een startbekwame leerkracht. In deze Praktijkgids LIO 2014-2015 staat alle benodigde informatie rondom de LIO-stage voor studenten van Pabo HvA en van de UPvA. Deze gids is bestemd voor de volgende personen: -
De LIO (Leraar In Opleiding): de student die de laatste fase van zijn opleiding doorloopt. De LIO-mentor: de groepsleerkracht op de stageschool in wiens klas de student stage loopt en die begeleiding ‘op de werkplek’ biedt. De (academische) opleider in de school: de beoordelaar en begeleider van de student in de stage, als het gaat om een LIO-stage op een van de opleidingsscholen. De stagedocent: de beoordelaar en begeleider van de LIO in de stage, als het gaat om een LIO-stage op een niet-opleidingsschool. De directie van de stageschool waar de LIO-stage wordt gelopen. (Kern)docenten Pabo HvA en UPvA. Medewerkers van het stagebureau.
In de bijlagen bij deze gids zijn de benodigde praktijkdocumenten voor Pabo HvA en UPvA opgenomen, onder andere de competentiematrix ‘Leren lesgeven in de grote stad’. De beoordelingsformulieren LIO-1 en LIO-2 en het lesvoorbereidingsformulier zijn via extranet beschikbaar. Daar is ook deze Praktijkgids LIO 2014-2015 digitaal te vinden. De link naar extranet is: www.hva.nl/pabo-stage We wensen alle betrokkenen bij de LIO-stage een goed, inspirerend en leerzaam jaar toe! Namens de Pabo HvA,
Namens de UPvA,
Anneke van der Linde, coördinator curriculum
[email protected]
Ineke Schaveling, opleidingsmanager UPvA
[email protected]
René Onclin, coördinator voltijd
[email protected]
Mieke Roos, stagecoördinator UPvA
[email protected]
Amsterdam, 3 september 2014.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 3
1. COMPETENTIES EN EINDTERMEN De kern van het leren in de praktijk wordt gevormd door de werkzaamheden op de stageschool. Deze activiteiten bieden de studenten zicht op de praktische facetten (taken en rollen) van het leraarschap, de wijze waarop een schoolorganisatie functioneert, de wijze waarop leerlingen zich op school manifesteren, achtergronden, leef- en belevingswereld van kinderen, de wijze waarop leerlingen leren (niet alleen op school, maar ook daarbuiten) en groepsprocessen in de klas. De student ontwikkelt zich tijdens het leren in de praktijk tot een startbekwame leerkracht. De Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) gaat daarbij uit van de volgende competenties:
Pedagogisch competent
Vak- en didactisch competent Interpersoonlijk competent Organisatorisch competent
Competent in het samenwerken met collega’s
Competent in het samenwerken met de omgeving
Competent in reflectie en ontwikkeling
Pabo HvA en UPvA hebben deze SBL-competenties specifiek gemaakt voor de grootstedelijke context. Dit heeft geresulteerd in de competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam). Deze matrix sluit zowel aan bij de SBL-competenties als bij de beroepsstandaard voor het primair onderwijs van de gemeente Amsterdam. Ook de visie van Pabo HvA en UPvA op datgene wat nodig is om les te geven in Amsterdam (‘Urban Education’) is verwerkt in termen van observeerbaar gedrag. Deze competentiematrix is vertaald naar de diverse fasen van de opleiding. Gedurende de opleiding zijn drie niveaus te onderscheiden: 1. 2. 3.
Beginnend (te behalen in jaar 1) In ontwikkeling (realisatie in hoofdfase en toegangseis voor LIO-bekwaam). Startbekwaam (na LIO-stage, afgestudeerden van Pabo HvA en UPvA moeten aan deze eisen voldoen)
Daarnaast zijn de twee daarop volgende niveaus opgenomen, bij wijze van ontwikkelingsperspectief voor de student: 4. Vakbekwaam (te bereiken na ongeveer 5 jaar werkervaring) 5. Excellent Afgestudeerden van Pabo HvA en UPvA moeten aan het eind van hun opleiding ten minste functioneren op het niveau ‘startbekwaam’. De kwalificaties ‘vakbekwaam’ en ‘excellent’ bieden de student aanknopingspunten om zijn ontwikkeling in perspectief te plaatsen van datgene wat er uiteindelijk van hem verwacht wordt als leerkracht basisonderwijs. Tijdens en na afloop van de opleiding kan de student dit document in het kader van ‘een leven lang leren’ blijven gebruiken voor de verdere ontwikkeling binnen het beroep. De competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam) is opgenomen als bijlage bij deze Praktijkgids LIO.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 4
2. LEERDOELEN LIO-STAGE Tijdens de LIO-stage staan de volgende leerdoelen centraal:
De student heeft door middel van zijn houding, gedrag en communicatie overwicht en overzicht over de groep. De student beschikt over een pedagogisch repertoire om een veilige en stimulerende leeromgeving aan te bieden die aansluit bij de mogelijkheden van de kinderen in de groep. De student gebruikt een activerende en directe instructie voor alle leerlingen en geeft daarbij een heldere en duidelijke uitleg. De student zorgt voor een taakgerichte werksfeer waarbij hij/zij tijdens de voorbereiding en evaluatie gebruik maakt van het systematisch volgen en analyseren met behulp van het leerlingvolgsysteem. De student werkt constructief samen met collega’s. De student bespreekt helder en open de ontwikkeling van leerlingen. De student kan zijn onderwijs verantwoorden door het te verbinden aan de doorlopende leerlijnen. De student kijkt kritisch naar zijn eigen handelen en heeft een onderzoekende houding.
De LIO-stage is verdeeld in twee perioden: LIO-1 en LIO-2. Beide perioden worden afgesloten met een beoordeling. Bovenstaande leerdoelen zijn per periode uitgewerkt qua niveau. Op de beoordelingsformulieren zijn daarvoor voorbeelden opgenomen van ‘observeerbaar gedrag’.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 5
3. DE LIO-STAGE Binnen de gehele LIO-stage functioneert de student zo zelfstandig mogelijk als leraar basisonderwijs. In de LIOstage laat de student zien zich te ontwikkelen tot een startbekwame leerkracht basisonderwijs. De LIO-stage bestaat uit de volgende studieonderdelen: LIO-stage 1 (12 studiepunten) LIO-stage 2 (12 studiepunten) De totale studiebelasting is 670 uur. 3.1 Ingangseisen Voor de LIO-stage gelden de volgende strikte ingangseisen: Een student van Pabo HvA mag starten nadat het LIO-Bekwaamheidsgesprek (SLB 3.2) met een voldoende is afgerond. Een student van de UPvA mag starten indien ULP 15 UPvA is behaald. Voor studenten van Pabo HvA geldt dat indien de student nog niet voldoet aan de ingangseis, de student in overleg met stageschool wel kan starten op de voorgenomen LIO-plek. Alleen is het dan gewoon ‘stage’ en die dagen tellen ook niet achteraf als LIO-dagen. De LIO-dagen beginnen pas te tellen vanaf de datum waarop de student voldoet aan de ingangseis. Vooraf stage lopen in de groep is aan te bevelen omdat het de student de gelegenheid geeft zich vooraf goed in te werken in de groep. 3.3 Het verwerven van een LIO-stageplaats Pabo HvA Een student kan op verschillende manieren een LIO-stageplaats vinden. Soms wordt een student benaderd door een school; meestal gaat de student zelf actief op zoek. Verschillende scholen sturen hun LIO-vacatures naar het stagebureau. Het stagebureau plaatst deze LIO-vacatures op extranet. Studenten kunnen solliciteren op de geplaatste vacatures. UPvA Studenten van de UPvA zijn verplicht dat te solliciteren op de LIO-vacatures die zijn geplaatst op extranet. Zowel voor studenten van Pabo HvA als voor studenten van de UPvA geldt: wanneer de student is aangenomen als LIO-er op een school, dan geeft hij/zij dit zo snel mogelijk door aan het stagebureau.
3.4 Verplichtingen van de LIO-student Aan het eind van LIO-1 en LIO-2 moet de student voldoen aan de gestelde eisen. Deze eisen staan beschreven in de beoordelingsformulieren van LIO-1 en LIO-2, die afgeleid zijn van de competentiematrix. De student krijgt geen lijst met stageactiviteiten mee van de opleiding, maar werkt volgens het leerwerkplan dat bij aanvang van de LIO-stage door de student, in afstemming met de stageschool, is opgesteld. In dit leerplan beschrijft de student welke activiteiten hij gaat ondernemen opdat hij de leerdoelen kan behalen aan het eind van LIO-1, respectievelijk LIO-2. Het leerwerkplan wordt als bijlage toegevoegd aan de LIO-overeenkomst. Daarnaast is de student in het kader van de LIO-stage verplicht om: Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 6
de klas twee aaneengesloten dagen per week zelfstandig te leiden voor de afgesproken periode, dit is uiteraard inclusief de voorbereiding, administratieve verwerking en oudergesprekken; te participeren in andere schoolorganisatorische zaken die behoren bij de functie van een groepsleerkracht; onderwijs aan te bieden dat tegemoet komt aan verschillen tussen kinderen, dat wil zeggen: aandacht besteden aan kinderen die extra zorg of uitdaging behoeven en aandacht voor het werken met kinderen van verschillende interculturele achtergronden; actief deel te nemen aan de intervisiemomenten op de opleiding; een afstudeeronderzoek uit te voeren in afstemming met de basisschool (studenten Pabo HvA).
3.5 Verklaring omtrent het gedrag Voor de LIO-stage heeft de student een ‘Verklaring Omtrent het Gedrag’, kortweg VOG (voorheen ‘verklaring van goed gedrag’ genoemd) nodig. De student dient in de VOG aan te vragen in de eigen gemeente. Het aanvraagformulier moet mede ingevuld en ondertekend zijn door de instantie die de VOG verlangt, de basisschool dus. De opleiding speelt in de aanvraagprocedure geen rol. Meer details over de VOG zijn te vinden op deze website: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verklaring-omtrent-het-gedrag
3.6 Omvang van de LIO-stage en stagedagen De omvang van de LIO-stage is totaal 670 uur (24x28 uur). De urenbelasting is inclusief voorbereidingstijd voor de lessen, vergaderingen en de begeleiding door de school en door de opleiding. Er zijn tussen Pabo HvA en UPvA wat verschillen in de concrete uitwerking vanwege de blokindeling en de inrichting van het studieprogramma. Pabo HvA Bij een regulier studieprogramma, dat wil zeggen indien de student geen studieachterstand heeft, start de student met de LIO-stage bij aanvang van het cursusjaar. De LIO-stage duurt in dat geval van augustus tot ongeveer eind mei. Een hele dag staat voor 8½ uur, een halve dag (bv. de woensdag) staat voor 6 uur. Op scholen met een continurooster wordt voor een hele dag 8 uur gerekend. In het schema verderop in deze paragraaf is een voorbeeld opgenomen van de urenopbouw. Stagedagen Studenten van Pabo HvA hebben de keuze om de LIO-stage te lopen: 1. LIO-stage op maandag en dinsdag (maandag, dinsdag en woensdag zijn gereserveerd voor de studie op opleiding), of 2. LIO-stage op donderdag en vrijdag (woensdag, donderdag en vrijdag zijn gereserveerd voor de studie op opleiding) De student geeft zijn keuze aan de opleiding door voorafgaand aan het studiejaar. Een voorbeeld van de opbouw van de LIO-uren voor een student van Pabo HvA: BLOK 4.1 Bij start: 1 sept.
176 uur
8 weken à 17 uur = 136 uur 1 stageweek à 40 uur = 40 uur
BLOK 4.2
159 uur
7 weken à 17 uur = 119 uur 1 stageweek à 40 uur = 40 uur Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 7
BEOORDELING LIO-1 (12 stp.): Focus: functioneert de student zelfstandig voor de groep? Ontwikkelt hij zich richting ‘startbekwame leerkracht’?
BLOK 4.3
210 uur
10 weken à 17 uur = 170 uur 1 stageweek à 40 uur = 40 uur
BLOK 4.4 t/m 31 mei
125 uur
5 weken à 17 uur = 85 uur 1 stageweek à 40 uur = 40 uur
BEOORDELING LIO-2 (12 stp.): Focus: is de student startbekwaam?
TOTAAL
670 uur
-
30 weken met 2 dagen LIO 4 stageweken (alle dagen)
Iedere student maakt een eigen overzicht en berekening van de LIO-uren, uiteraard in samenspraak met de LIOschool. UPvA UPvA studenten beginnen hun stage aan het begin van het cursusjaar, tussen 18 augustus en 1 september. Zij lopen elke week 2 dagen, maandag en dinsdag, stage totdat zij aan de verplichting van 670 uur hebben voldaan. Dat betekent dat zij 40 schoolweken stage moeten lopen.
3.7 Opbouw van de LIO-stage Bij een reguliere studievoortgang start de student, na overleg met de stageschool, met de LIO-stage tussen 18 augustus en 1 september met de LIO stage. Het is de bedoeling dat de student meteen hele dagen lesgeeft. In de eerste fase is de mentor bij voorkeur nog wel (deels) in de klas om te student feedback te geven op de leerkrachtvaardigheden en om de student zonodig te ondersteunen. De mentor kan bijvoorbeeld in de eerste weken (tot maximaal 6 weken) met kleine groepjes werken zodat de student ruimte heeft een relatie op te bouwen met de groep en met individuele kinderen, en om overwicht op en overzicht over de groep te krijgen. Andersom is ook mogelijk: de student werkt in deze eerste fase met een klein groepje en de mentor met de hele klas. In alle gevallen is het van belang dat de student vanaf het begin de rol van leerkracht krijgt, maar ook zelf pakt. Op welke wijze deze eerste fase precies wordt ingevuld wordt in goed overleg tussen mentor en student bepaald. Veel zal afhangen van de situatie en de voorkeuren van de betrokken personen. Na maximaal 6 weken moet de student de groep zelfstandig draaien. De mentor is dan niet meer aanwezig in de klas.
3.8 LIO-overeenkomst deel I: betaalde LIO of onbetaalde LIO De afspraken rondom de LIO-stage worden vastgelegd in een overeenkomst: een contract tussen de basisschool en de student. Omdat sommige basisscholen een betaalde LIO-stage aanbieden en andere scholen een onbetaalde LIO-stage, zijn er ook verschillende overeenkomsten:
betaalde LIO-stage: leerarbeidsovereenkomst onbetaalde LIO-stage: stageovereenkomst
De LIO-overeenkomsten zijn gebaseerd op de richtlijnen van het ministerie van OC&W en vakbond AOb. De LIOovereenkomsten zijn te vinden op de DLWO, www.hva.nl/pabo-stage In beide gevallen stelt de student een leerwerkplan op die als bijlage wordt toegevoegd aan de overeenkomst. Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 8
Betaalde LIO (leerarbeidsovereenkomst) Bij een betaalde LIO is er sprake van een ‘LIO-werknemer’ en daarmee van een ‘juridische status’. Een LIOwerknemer heeft op basis van de juridische status een tijdelijke ontheffing van de bevoegdheidseis en mag zelfstandig voor de groep staan. Concreet: de student mag dan zelfstandig met de groep naar bv. de gymles buiten de deur lopen. De student wordt voor 50% betaald omdat de LIO-periode voor 50% uit ‘leren’ bestaat en 50% uit ‘werken’. Voor het werkdeel krijgt de student betaald, voor het leerdeel blijft de studiefinanciering doorlopen. Betaling voor het regulier basisonderwijs: bedraagt 50% van schaal LA, trede 1. Betaling voor speciaal basisonderwijs: bedraagt 50% van schaal LB, trede 1. Onbetaalde LIO (stageovereenkomst): Bij een onbetaalde LIO is er sprake van een ‘stagiair’. Een stagiair heeft geen tijdelijke ontheffing van de bevoegdheidseis en mag dus niet zelfstandig voor de groep staan. Concreet: in dit geval mag de student niet alleen met de groep naar de gymles buiten de deur. Er moet dan iemand anders als eindverantwoordelijke mee. De stagiair kan in principe dezelfde werkzaamheden verrichten als de LIO-werknemer, mits er één personeelslid als eindverantwoordelijke wordt aangewezen. Deze eindverantwoordelijke is gedurende de tijd dat de LIO voor de klas staat fysiek in het gebouw aanwezig; dit moet formeel worden vastgelegd. Gaat de LIO met de groep buiten de school, dan moet de eindverantwoordelijke mee. We spreken van een onbetaalde LIO-stage als er sprake is van een stagevergoeding (alles minder dan 50% van schaal LA of LB, trede 1) of van een onbetaalde stage. Let op: de kwalificatie ‘betaalde LIO’ is alleen van toepassing als een schoolbestuur 50% van de laagste schaal (trede 1) voor leerkracht betaalt. In alle andere gevallen is er sprake van een ‘onbetaalde LIO’, dus ook als er een (maandelijkse) vergoeding wordt gegeven.
3.9 LIO-overeenkomst deel II: het leerwerkplan In alle gevallen (dus bij zowel een betaalde als een onbetaalde LIO-stage) wordt door de student een leerwerkplan wordt opgesteld in overleg met de LIO-mentor of de stageschool. Dit leerwerkplan bevat de volgende onderdelen: 1. 2.
Competenties: toewerken naar niveau startbekwame leerkracht Taken en speciale opdrachten: a. Lesgebonden taken b. Niet-lesgebonden taken c. Afstudeeronderzoek Pabo HvA d. Wijze en omvang van begeleiding door de stageschool
Ad. 1 De competenties: toewerken naar niveau startbekwame leerkracht De student geeft in dit onderdeel van het leerwerkplan aan op welke wijze hij toewerkt naar het niveau ‘startbekwame leerkracht’. Hij gebruikt de competentiematrix ‘Leren lesgeven in de grote stad ‘Amsterdam’, niveau ‘startbekwaam’ als inhoudelijke richtlijn. De student baseert zich bij het opstellen van het leerwerkplan op de feedback die is ontvangen bij het LIO-Bekwaamheidsgesprek en de bijbehorende praktijkbeoordeling (studenten Pabo HvA) / de input die is ontvangen bij ULP 15 (studenten UPvA), de eisen die worden gesteld op de beoordelingsformulieren LIO-1 en LIO-2 en de competentiematrix, niveau ‘startbekwaam’. De student werkt tijdens Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 9
de LIO-stage gericht aan de competenties die nog extra aandacht behoeven. De student verwoordt in het leerwerkplan SMART1 wat hij gaat doen om de gestelde leerdoelen te behalen.
Ad. 2 Taken en speciale opdrachten 2a. Lesgebonden taken De student geeft aan op welke dagen de LIO-stage wordt gelopen, welke lessen worden gegeven en hoe deze worden voorbereid2. Ook gaat de student in op de taken die bij het lesgeven horen: correctie, leerlingadministratie, overdracht, weekplanning, specifieke lessen etc. (voor Montessori-studenten gelden naast de hier genoemde verantwoordelijkheden specifieke verantwoordelijkheden m.b.t. het begeleiden van de groep. Zie hiervoor bijlage 1 ‘Montessori specificaties’). Dag en tijdstip voor de wekelijkse overdracht en de periodieke bespreking van de groep worden vastgelegd. 2b. Niet-lesgebonden taken Bij dit onderdeel worden de vergaderingen waarin de student participeert vermeld, evenals deelname aan buitenschoolse activiteiten zoals sportdagen, excursies, schoolreisjes, kamp, musical enz. Ook de afspraken rondom het bijwonen van ouderavonden en het voorbereiden en voeren van oudergesprekken worden vooraf vastgelegd in het leerwerkplan. 2c. Afstudeeronderzoek (alleen voor studenten Pabo HvA) De student legt vast op welke wijze de LIO-school betrokken is bij het afstudeeronderzoek en welke begeleiding er (indien van toepassing) wordt geboden. 2d. Wijze en omvang van begeleiding door de stageschool Hier wordt vastgelegd wanneer de LIO-mentor begeleidingsgesprekken voert met de student, wanneer de student wordt begeleid bij het maken van bv. de weekplanning, het bijhouden van het leerlingvolgsysteem, het begeleiden van en naar de gymzaal of zwembad enz. Ook wordt een tijdstip bepaald waarop een tussenevaluatie plaatsvindt met (een vertegenwoordiger van) de directie, de mentor en de student. De (academische) opleider in de school / stagedocent en de directie van de betrokken basisschool van de student geven hun goedkeuring aan het leerwerkplan door het te ondertekenen. Gedurende de LIO-stage kan het nodig zijn het leerwerkplan tussentijds bij te stellen.
3.10 De ondertekening van de LIO-overeenkomst Voordat de student aan de slag gaat als LIO, zorgt de student ervoor dat het LIO-overeenkomst wordt getekend – achtereenvolgens - door de stageschool, de student en door de Pabo HvA/UPvA. Dit is de vaste volgorde, Pabo HvA respectievelijk UPvA, tekent dus altijd als laatste partij. Studenten van Pabo HvA tonen bij iedere ondertekening het bewijs (dat is het ingevulde en ondertekende beoordelingsformulier SLB 3.2) van het voldoende afronden van het LIO-Bekwaamheidsgesprek; studenten van de UPvA van het behalen van ULP 15.
1
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden. Afspraken worden gemaakt over de schriftelijke voorbereidingen van lessen. Dat kan m.b.v. het lesvoorbereidingsformulier van de opleiding en aan de hand van een gezamenlijk afgesproken wijze van schriftelijk voorbereiden. Samen met de school gaat de student op zoek naar de eigen voorkeursstijl. 2
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 10
De student geeft de LiO-overeenkomst samen met het leerwerkplan aan zijn/haar kerndocent (Pabo HvA) of academische opleider in de school (UPvA). Deze geeft de overeenkomst en het leerwerkplan na controle aan het stagebureau Pabo HvA / onderwijsbalie UPvA. Na de ondertekening door de opleidingsmanager stuurt het stagebureau zowel de student als de stageschool een scan. Daarna worden de originele formulieren gearchiveerd. HvA Het stagebureau stuurt een scan van het contract, na ondertekening door de opleidingsmanager, naar de student en naar de stageschool. Het originele contract wordt gearchiveerd door het stagebureau. UPvA De onderwijsbalie stuurt een scan van het contract, na ondertekening door de opleidingsmanager, naar de student. De student print het contract uit en geeft deze aan de stageschool. Het originele contract wordt gearchiveerd door de onderwijsbalie.
3.11 LIO-stage en studenten met studievertraging (alleen voor studenten Pabo HvA) Het kan zijn dat de student bij de start van het cursusjaar niet ‘op schema’ ligt met de studie waardoor er nog niet gestart kan worden met de LIO-stage. Als strikte ingangseis voor de LIO-stage geldt dat de student het LIOBekwaamheidsgesprek (SLB 3.2) met een voldoende heeft afgerond. Als dat nog niet het geval is, kan de student een keuze maken uit een drietal ‘scenario’s: A, B en C. Deze scenario’s staan beschreven in de Studiewijzer 4.1 en 4.2 2014-2015. Als de student hiermee te maken krijgt, dan betekent dat over het algemeen dat de LIO-stage later wordt gestart. De student heeft de volgende mogelijkheden om te starten met de LIO-stage: -
Bij de start van het schooljaar Aansluitend aan de herfstvakantie Aansluitend aan de kerstvakantie.
Voor deze momenten is gekozen omdat dit ‘natuurlijke’ momenten zijn in het ritme van de basisschool. Het studieprogramma op de opleiding is aangepast aan deze instapmomenten. Dat betekent concreet dat bepaalde studieonderdelen op verschillende momenten opnieuw worden aangeboden. Dat geldt onder meer voor de beroepsopdracht die nauw verbonden is met de LIO-stage. Bij een start met de LIO-stage aansluitend aan de herfstvakantie is het qua urentotaal toch mogelijk om de LIOstage af te ronden binnen het schooljaar. Indien een student start aansluitend aan de kerstvakantie is er altijd sprake van studievertraging en moet LIO-2 worden gelopen ná de zomervakantie. Zolang de student nog niet met de LIO-stage kan beginnen (maar de verwachting is dat dit wél het geval zal zijn binnen afzienbare tijd), raadt de opleiding aan om alvast stage te lopen in de betreffende groep. Dat geeft de student de gelegenheid om alvast kennen te maken met de kinderen en de groep, werkwijzen etc.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 11
4. BEGELEIDING EN BEOORDELING 4.1 Begeleiding LIO vanuit de stageschool en vanuit de opleiding De LIO-school geeft de student de ruimte voor het uitvoeren van les- en schoolgebonden activiteiten. In de klas wordt de student begeleid door de LIO-mentor. De school stelt de ouders van de betrokken groep op de hoogte van de komst van de LIO-student. De verwachtingen ten aanzien van de LIO- mentor zijn dat hij/zij: -
gedurende de LIO-stage in een soort duo-baan met de student samenwerkt; ruimte geeft gedurende maximaal zes weken voor een geleidelijke opbouw richting het zelfstandig functioneren voor de groep; in overleg met de student bepaalt op welke momenten de mentor wel of niet aanwezig is als de student de groep onder zijn hoede heeft; te allen tijde bereikbaar is voor de student als deze zelfstandig voor de groep staat; de student begeleidt bij verschillende activiteiten; begeleidingsgesprekken voert met de student.
Daarnaast verwachten we van de stageschool dat de student wordt opgenomen in de cyclus van functioneringsgesprekken. Dat betekent dat de directeur (of iemand aan wie deze taak is gedelegeerd) ook een functioneringsgesprek voert met de student.
Pabo HvA Tijdens de LIO-stage wordt de student begeleid door een opleider in de school (bij een opleidingsschool) of door een stagedocent van de Pabo HvA (bij een niet-opleidingsschool). De opleider in de school / stagedocent bezoekt de LIO-student minimaal tweemaal per semester. Als een opleider in de school /stagedocent een les van de student bezoekt, dan moet er altijd een schriftelijke voorbereiding van deze les beschikbaar zijn. Vanuit de opleiding wordt de student op afstand begeleid door middel van intervisie onder leiding van de kerndocent. Deze intervisie vindt plaats op de opleiding. Deze intervisiemomenten geven de student de gelegenheid even afstand te nemen van de eigen praktijksituatie, ervaringen uit te wisselen met medestudenten en kennis te nemen van de onderwijspraktijk op andere scholen. De student verbreedt hierdoor de blik, leert over verschillende onderwijssituaties en leert kritisch te reflecteren op eigen en op andermans werkervaringen. Als de student start met LIO-1, start hij tegelijkertijd met de uitvoering van de beroepsopdracht ‘Zicht op mijn LIOgroep’. Uitgangspunt is dat deze beroepsopdracht relevant is bij het opstarten van de eigen LIO-groep en ondersteunend is bij de vraagstukken die de student als leerkracht (in opleiding) tegenkomt. De student brengt in deze beroepsopdracht op systematische wijze zijn LIO-groep in beeld. Hij maakt hierbij een keuze uit de instrumenten waarmee hij kennis heeft gemaakt gedurende de voorgaande jaren van de opleiding en de instrumenten die hiervoor op de LIO-school worden gehanteerd. De student eindigt deze beroepsopdracht met het formuleren van aanbevelingen aan zichzelf als leerkracht van de betreffende LIO-groep. De opleiding vraagt bij deze de LIO-school de student toegang te verlenen tot de nodige toets- en dossiergegevens. UPvA Tijdens de LIO-stage wordt de student begeleid door een opleider in de school. De opleider in de school bezoekt de Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 12
LIO-student minimaal tweemaal per semester. Als een (academische) opleider in de school een les van de student bezoekt, dan moet er altijd een schriftelijke voorbereiding van deze les beschikbaar zijn. De academische opleider voert na de beoordeling van LIO-1 een ‘tussengesprek’ met de student en aan het eind van de LIO-2 het startbekwaamheidsgesprek. De UPvA biedt begeleiding op afstand door middel van intervisie (beroepsvaardigheden 3) onder begeleiding van een docent. Ook in beroepsvaardigheden 4 en 5 staat de LIO-stage centraal. De opleider in school bezoekt de student op de werkplek voor begeleidingsgesprekken. Dit gebeurt twee keer per semester. De academische opleider en opleider in school zijn het aanspreekpunt voor de student bij vragen of calamiteiten.
4.2 Beoordeling LIO-1 en LIO-2 De beoordeling van LIO-1 en LIO-2 wordt uitgevoerd door de opleider in de school (in het geval van een opleidingsschool) of de stagedocent (in het geval van een niet-opleidingsschool). De directie van de LIO-school (of degenen aan wie deze taak is gedelegeerd) geeft voorafgaand aan de beoordeling van LIO-1 en LIO-2 een schriftelijk advies op basis van de gestelde beoordelingscriteria. Hij / zij doet dit door het beoordelingsformulier LIO-1 of LIO-2 in te vullen. De opleider in de school /stagedocent beoordeelt uiteindelijk de stage door middel van het invullen van het definitieve LIO-beoordelingsformulier en het toekennen van het cijfer. De opleider in de school / stagedocent baseert zich bij het eindoordeel op de schriftelijke adviesbeoordeling van de directeur en op de gegevens van de eigen stage- en lesbezoeken). Pabo HvA De opleider in de school / stagedocent voert de studiepunten in in SiS en zorgt ervoor dat het beoordelingsformulier bij het stagebureau terecht komt ter archivering. De student neemt het ingevulde beoordelingsformulier op in het portfolio. UPvA De opleider in de school stuurt het ondertekende formulier met cijfer digitaal naar de academische opleider in school en naar de student. De academische opleider verzamelt alle beoordelingen, stuurt deze naar het stagebureau en maakt een cijferoverzicht in de google drive. De student bewaart de beoordelingsformulieren in het portfolio. Het stagebureau archiveert de praktijkbeoordelingen. De student neemt het ingevulde beoordelingsformulier op in het portfolio.
4.3 Beoordelingscriteria Voor LIO-1 en voor LIO-2 staat beschreven welke leerdoelen moeten worden behaald. Enerzijds geven deze doelen richting, anderzijds zijn ze zodanig geformuleerd dat er voldoende ruimte blijft bestaan voor de student om de activiteiten aan te passen aan de specifieke situatie op de (opleidings)school en/of om eigen accenten te leggen. De leerdoelen zijn vertaald naar en geconcretiseerd in beoordelingscriteria. Op het beoordelingsformulier zijn voor elk beoordelingscriterium ‘voorbeelden van concreet waarneembaar gedrag’ opgenomen. Deze zijn bedoeld om aan te geven welk type gedrag zichtbaar moet zijn in de praktijk van het lesgeven.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 13
4.4 Gebruik van de competentiematrix De competentiematrix is een reflectie-instrument en wordt gebruikt om de ontwikkeling van de student in de begeleidingsgesprekken in beeld te brengen en te duiden. Het is geen instrument aan de hand waarvan ‘bewijzen’ worden verzameld en er worden ook geen competenties ‘afgetekend’.
4.5 Stagedossier Van elke student wordt op het stagebureau een stagedossier bijgehouden. In dit dossier worden de volgende formulieren opgenomen: -
de stage- en LIO-beoordelingsformulieren van alle leerjaren; de herkansingafspraken en overeenkomsten stageverlenging (indien van toepassing); overige correspondentie over de stage.
De stagedossiers zijn alleen toegankelijk voor medewerkers van de HvA, voor zover dit voor de uitoefening van hun functie noodzakelijk is. De medewerkers van de HvA zijn gehouden de gegevens uit de stagedossiers niet anders te gebruiken dan nodig voor het uitoefenen van hun functie. Het is de medewerkers van de HvA niet toegestaan om gegevens uit de stagedossiers aan onbevoegden te geven. De beheerder van de stagedossiers draagt er zorg voor dat onbevoegden niet de gelegenheid krijgen van de inhoud van de dossiers kennis te nemen. De student heeft recht op inzage in het eigen dossier (alleen op afspraak met het stagebureau) en kan scans toegestuurd krijgen van de formulieren.
4.6 Wat te doen bij problemen tijdens de LIO-stage? De student heeft een probleem met de LIO-stage Bij stage op een opleidingsschool: Er is een probleem: Het probleem is niet opgelost:
Er is nog steeds geen oplossing:
Bespreken met stagementor of opleider in school. Bespreken met de instituutsopleider/academische opleider van de opleidingsschool. De instituutsopleider/academische opleider bespreekt de klacht te allen tijde met de coördinerend opleider. Bespreken met de coördinator (Pabo HvA) van voltijd3 of deeltijd4 of (stage)coördinator UPvA5. De (stage)coördinator bespreekt de klacht te allen tijde met de instituutsopleider/academische opleider.
Bij stage op een stageschool (alleen Pabo HvA) Er is een probleem: Het probleem is niet opgelost:
Bespreken met stagementor of HvA stagedocent. Bespreken met de coördinator van voltijd of deeltijd.
3
Coördinator Voltijd: René Onclin,
[email protected] tel. 06 2115 5644. Coördinator Deeltijd: Welmoet Damsma,
[email protected] tel. 06 2115 5373. 5 Stagecoördinator UPvA: Mieke Roos,
[email protected] tel. 020 525 4145. 4
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 14
De praktijkschool heeft een probleem met een stagiaire Bij LIO-stage op een opleidingsschool Er is een probleem: Het probleem is niet opgelost:
Bespreken opleider in school en student. Bespreken met de instituutsopleider/academische opleider van de opleidingsschool. De instituutsopleider/academische opleider bespreekt de klacht ook met de student. Bespreken met de coördinator (Pabo HvA) van voltijd of deeltijd of (stage)coördinator UPvA. De (stage)coördinator bespreekt de klacht ook met de student.
Bespreken mentor en student. Bespreken met de stagedocent. De stagedocent bespreekt de klacht ook met de student. Bespreken met de coördinator (Pabo HvA) van voltijd of deeltijd. De coördinator bespreekt de klacht ook met de student.
Er is nog steeds geen oplossing:
Bij LIO-stage op een stageschool Er is een probleem: Het probleem is niet opgelost: Er is nog steeds geen oplossing:
De student is het niet eens met de beoordeling Als de student het niet eens is met de beoordeling, dan kan hij een schriftelijk bezwaar met argumentatie indienen bij de coördinator voltijd of deeltijd Pabo HvA of bij de stagecoördinator UPvA. Het verzoek wordt intern besproken en de student krijgt uiterlijk binnen drie weken een reactie.
Er is een klacht van een ouder Bij een klacht van een ouder wordt er altijd contact opgenomen met de coördinator voltijd / deeltijd of de (stage)coördinator van de UPvA. Het stagebureau speelt een rol met betrekking tot de registratie van en de doorverwijzing bij problemen. Zij zijn niet verantwoordelijk voor de afhandeling van de problemen. Dat zijn uiteindelijk de coordinatoren voltijd, deeltijd en de stagecoördinator van de UPvA
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 15
5 BIJZONDERE SITUATIES Er zijn omstandigheden waarin moet worden afgeweken van eerder gemaakte afspraken. Hierbij kunnen persoonlijke omstandigheden van de student een rol spelen, maar ook binnen de stageschool kan een situatie zijn ontstaan waardoor het niet mogelijk is om op dezelfde weg verder te gaan. In alle gevallen moet contact worden op genomen met de opleider in de school /stagedocent en in het geval van de UPvA ook met de academische opleider in school van de student om vervolgstappen te bespreken. Als deze, om welke reden dan ook, niet bereikbaar is, moet de stageschool en/of de LIO contact opnemen met een van de medewerkers van het stagebureau van de Pabo HvA (tel. 020-5995628 of
[email protected]) of UPvA 020-5257616. Het is van belang niet te lang te wachten met het opnemen van contact met iemand van de opleiding zodat er samen gekeken kan worden naar een oplossing.
5.1 Ziekte en overmacht In het geval van ziekte en overmacht is de student verplicht de LIO-school zo snel mogelijk te informeren over eventuele afwezigheid en de redenen daarvan door bij voorkeur minimaal de dag voorafgaand aan de afwezigheid contact op te nemen met de school, en anders ’s ochtends vroeg. De student informeert vooraf bij de school wat de precieze procedure is met betrekking tot het melden van ziekte of afwezigheid. In het geval van langduriger ziekte en overmacht kan de student bij de examencommissie het verzoek tot een onderbroken LIO-stage indienen. Als een student de LIO-stage afbreekt, wordt altijd het beoordelingsformulier ingevuld met een onvoldoende beoordeling. Het beoordelingsformulier wordt in het stagedossier opgenomen.
5.2 Onvoldoende LIO-1 of LIO-2 Als LIO-1 of LIO-2 met een onvoldoende wordt beoordeeld, heeft de student recht op een herkansing. De LIO-1 wordt bij voorkeur aansluitend herkanst in dezelfde klas. Als de leiding van de stageschool of de student tot de conclusie komt dat dit niet mogelijk of wenselijk is, kan in onderling overleg herkansing plaatsvinden in een andere klas op dezelfde school óf - in laatste instantie - in een andere klas op een andere school. Alle betrokkenen (stageschool, student, opleider in school en stagebureau) zullen zich nadrukkelijk inspannen om deze kwestie zo spoedig mogelijk op te lossen. De student vult samen met de opleider in school een stageverlengingscontract in waarin de student beschrijft wat hij gaat doen om er voor te zorgen dat hij bij de herkansing een voldoende beoordeling krijgt. De opleider in de school / stagedocent is degene die - nadat met alle betrokkenen is gesproken uiteindelijk het besluit neemt over de omvang van de herkansing. De student heeft recht op één herkansing per LIO-beoordeling.
5.3 Onvoldoende herkansing LIO-1 of LIO-2 In het geval van een onvoldoende voor de herkansing moet de student opnieuw met het LIO-traject starten. In deze situatie vindt altijd een overleg plaats tussen de opleider in de school / stagedocent, student en de kerndocent/academische opleider in school over het vervolg van het LIO-traject. Waarschijnlijk zal het advies worden gegeven om voorafgaand aan het nieuwe LIO-traject een periode opnieuw stage te lopen en te werken aan
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 16
de geconstateerde leerpunten. Ook in dit geval neemt de opleider in de school / stagedocent het uiteindelijke besluit rondom de herkansing. Qua herkansingstraject is er een onderscheid tussen de betaalde en de onbetaalde LIO: Herkansing bij betaalde LIO-stage De student moet opnieuw starten met het LIO-traject. De student start met het nieuwe traject in het volgende studiejaar. Dit heeft te maken met het feit dat de student onderdeel uitmaakt van de formatie van de basisschool. De student kan ook besluiten om het nieuwe LIO-stage in te gaan als onbetaalde LIO. In dat geval geldt de procedure als beschreven bij ‘onbetaalde LIO’. Herkansing bij onbetaalde LIO-stage De student moet opnieuw starten met het LIO-traject. Indien er door het opnieuw starten van de LIO-fase studievertraging optreedt, kan de student bij de examencommissie een verzoek indienen tot het versneld van start gaan van het LIO-traject. Indien een student het niet eens is met een onvoldoende beoordeling, dan kan hij zich wenden tot de examencommissie. De examencommissie zal geen inhoudelijk oordeel geven over de LIO-stage, maar controleren of er is beoordeeld conform de procedure.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 17
6 RELATIE LIO-STAGE EN VERDERE AFRONDING VAN DE STUDIE 6.1 Afronding studie Pabo HvA Naast de LIO-stage ronden studenten van Pabo HvA de studie af met de volgende twee onderdelen: 1. 2.
Afstudeeronderzoek Hbo bachelor Startbekwaamheidsgesprek (SLB 4.4)
Afstudeeronderzoek Hbo bachelor Bij het afstudeeronderzoek staat ‘praktijkonderzoek’ centraal, gericht op het verbeteren van de onderwijspraktijk. De student voert in afstemming met de LIO-school een probleemanalytisch onderzoek uit waarin een praktijkvraagstuk wordt geanalyseerd. De focus ligt op een systematisch aanpak van de student waarbij alle factoren rondom het praktijkvraagstuk in beeld worden gebracht. De student brengt zo mogelijk een advies uit. De student stemt met de LIO-school af wat het onderwerp voor het praktijkonderzoek wordt. Uitgangspunt is een praktijkprobleem of een ‘verlegenheidsituatie’. Doel is om beter zicht te krijgen op / inzicht te krijgen in de betreffende praktijksituatie, zodat aan het eind van het onderzoek een analyse van de situatie kan worden gegeven die kan resulteren in aanbevelingen en adviezen. De student wordt in de eerste fase van het afstudeeronderzoek begeleid door de kerndocent en in de daaropvolgende fase door een afstudeerbegeleider (vakdocent). De beoordeling wordt uitgevoerd door twee examinatoren die niet bij de begeleiding van het onderzoek betrokken zijn (geweest). Begeleiden en beoordelen zijn dus strikt gescheiden. De student staat een Handleiding Afstudeeronderzoek ter beschikking waarin de werkwijze, procedure en eisen ten aanzien van het afstudeeronderzoek staan beschreven.
Startbekwaamheidsgesprek (SLB 4.4) Voor studenten van Pabo HvA vormt het Startbekwaamheidsgesprek (SLB 4.4) het sluitstuk van de leerlijn persoonlijke en professionele ontwikkeling. Dit studieonderdeel vindt plaats in de allerlaatste fase van de opleiding. De student moet aan specifieke voorwaarden (beschreven in de studiewijzer) voldoen om aan deze toets te mogen deelnemen. Ter voorbereiding van het gesprek heeft de student het portfolio geactualiseerd en een drietal schriftelijke opdrachten uitgevoerd volgens nauwkeurig omschreven eisen: een zelfevaluatie, een casusbeschrijving en een visiedocument. Het startbekwaamheidsgesprek wordt beoordeeld aan de hand van beoordelingscriteria die zijn afgeleid van het niveau ‘startbekwaam’ van de competentiematrix. Het startbekwaamheidsgesprek wordt afgenomen door twee examinatoren: een opleidingsassessor en een veldassessor. Beide assessoren zijn gedurende het laatste studiejaar niet betrokken (geweest) bij de begeleiding van de student in de praktijk of op de opleiding. Getoetst worden hbo denk- en reflectievaardigheden (verbinding theorie en praktijk en vice versa, transfer, oordeelsvorming) en leervaardigheden om zich op zelfstandige wijze na de opleiding verder te ontwikkelen binnen studie en/of beroep.
6.2 Afronding studie UPvA Naast de LIO-stage ronden studenten van de UPvA de studie af met de volgende twee onderdelen:
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 18
1. 2.
Afstudeeronderzoek WO bachelor Startbekwaamheidsgesprek
Afstudeeronderzoek WO bachelor Voor de afstudeerrichting UPvA geldt dat de leerlijn Onderzoek wordt afgerond met een afstudeeronderzoek dat wordt uitgevoerd onder auspiciën van de UvA. In studiejaar 2014-2015 is er sprake van een overgangssituatie. Met ingang van studiejaar 2015-2016 vindt het bacheloronderzoek namelijk plaats in jaar 4. De meeste studenten die hun LIO-stage in studiejaar 2014-2015 lopen hebben nog gewerkt volgens de oude opzet en hebben hun bacheloronderzoek al in hun derde studiejaar afgerond. De werkwijze rondom het bacheloronderzoek is als volgt: scholen sturen onderzoeksvoorstellen naar de UPvA. De studenten maken aan het einde van het derde jaar een gemotiveerde keuze voor een onderzoeksonderwerp. Deze onderzoeksonderwerpen zijn het uitgangspunt voor de student voor het schrijven van een onderzoeksopzet. De student gaat vervolgens in gesprek met de school over het onderzoeksonderwerp dat de school heeft ingediend. Doel van dit gesprek is om vanuit het onderzoeksonderwerp te komen tot een onderzoekbare vraagstelling en het beoogde product vast te stellen. Het afstudeeronderzoek wordt begeleid door een docent van de UPvA. Naast het onderhouden van contact met de school en het schrijven van een onderzoeksopzet volgt de student colleges over het schrijven van een onderzoeksopzet en construeren van testen. In de colleges gaat het over betrouwbaarheid, validiteit en schaalconstructie, en basisvaardigheden zoals het zelfstandig kunnen opzetten van een empirisch onderzoek en de verslaglegging van het onderzoek. Startbekwaamheidsgesprek (ULP xx) Voor de studenten van de UPvA geldt het laatste ULP-onderdeel als Startbekwaamheidsgesprek. Dit wordt beoordeeld door de academische opleider in de school en docent van de UPvA. Op basis van de verplichte deelproducten (de competentiematrix, beoordeling LIO-2, visiestuk en film over leerkrachtvaardigheden) komen de academische opleider en de docent van de UPvA tot het eindoordeel of de student functioneert op het niveau van een startbekwame leerkracht. De docent van de UPvA is niet betrokken bij de begeleiding van de student in de praktijk of opleiding; de academische opleider wél, namelijk bij de begeleiding in de praktijk.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 19
7. PRAKTISCHE INFORMATIE 7.1 Stageweken en eventuele herkansingsmomenten eerdere toetsen Pabo HvA De LIO-stage loopt het gehele jaar door totdat totaal 670 stage-uren zijn behaald. De student volgt het ritme van de basisschool qua vakanties en vrije dagen. In onderstaand schema staan de toets- en stageweken aangegeven. De reguliere toetsen van het vierde jaar vinden plaats op de dagen dat de student op de opleiding is, dus niet op de LIO-dagen. In de toetsweken loopt de student dus gewoon zijn LIO-stage. Incidenteel kan een student wel te maken krijgen met een herkansing uit een van de voorgaande studiejaren, in dat geval informeert de student de LIOschool hier tijdig over. In de stageweken is de LIO-student van maandag t/m vrijdag op de basisschool. De student maakt met de LIOschool afspraken over de werkzaamheden in deze weken. In 2014-2015 ziet de blokindeling en het toetsschema er als volgt uit: BLOK 1 1 36 01/09
2 37 08/09
3 38 15/09
4 39 22/09
16/09: 1e stagedag
BLOK 2 1 46 10/11
2 47 17/11
3 48 24/11
PROJECTWEEK
BLOK 3 1 6 02/02
5 40 29/09 STAGEWEEK VT: ma t/m vr. DT: 1 dag extra
4 49 01/12
5 50 08/12
3 8 16/02
4 9 23/02
5 10 02/03
VOORJAAR
2 17 20/04
PROJECTWEEK
7 42 13/10
8 43 20/10
HERFST
6 51 15/12
7 2 05/01
8 3 12/01
STAGEWEEK VT: ma t/m vr. DT: 1 dag extra
2 7 09/02
BLOK 4 1 16 13/04
6 41 06/10
3 18 27/04
4 19 04/05 MEI
6 11 09/03
7 12 16/03
8 13 23/03
STAGEWEEK VT: ma t/m vr. DT: 1 dag extra
5 20 11/05
6 21 18/05
7 22 25/05
8 23 01/06
STAGEWEEK VT: ma t/m vr. DT: 1 dag extra
9 44 27/10
10 45 03-11
TOETSWK.1
TOETSWK.2
Geen toets jaar 4 Gewoon LIO
Geen toets jaar 4 Gewoon LIO
9 4 19/01
10 5 26/01
TOETSWEEK.1 4e jrs. toetsen Gewoon LIO Herkans blok 16
TOETSWEEK 2 4e jrs. toetsen Gewoon LIO
9 14 30/03
10 15 06/04
TOETSWK.1
TOETSWK.2
Gewoon LIO Herkans blok 2
Gewoon LIO
9 24 08/06
10 25 15/06
11 26 22/06
Laatste stagedag in deze week
TOETSWK.1
TOETSWK.2
Gewoon LIO Herkans blok 3
Gewoon LIO
7.2 Stageweken en eventuele herkansingsmomenten eerdere toetsen UPvA Studenten van de UPvA lopen elke week twee dagen LIO-stage tot totaal 670 uren zijn behaald. Er zijn geen stageweken.
6
Dit zijn de herkansingsmomenten van studieonderdelen van jaar 2 en 3. Dit geldt ook voor blok 4.3 en 4.4.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 20
BIJLAGE 1: BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK LIO-1 Pabo HvA / UPvA 2014-2015
Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Kerndocent:
Cijfer: (in te vullen door opleider in de school / stagedocent) Datum beoordeling: Stageschool/groep: Mentor:
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee
De student heeft voor de LIO-stage een werkplan / activiteitenplan opgesteld.
O
O
De stagemap van de student is op orde.
O
O
O/V/G/E
B. Beoordelingscriteria
1.
Interpersoonlijk
De student heeft door middel van zijn houding, gedrag en communicatie overwicht en overzicht over de groep.
2.
Pedagogisch
De student beschikt over een pedagogisch repertoire om een veilige en stimulerende leeromgeving aan te bieden die aansluit bij de mogelijkheden van de kinderen in de groep.
3.
Voorbeelden van concreet waarneembaar gedrag Bouwt een positieve band op met het individuele kind. Aandacht van de groep krijgen en houden. Kan de groep op een positieve wijze aanspreken en aansturen.
Vakinhoudelijk en didactisch
De student gebruikt een activerende en directe instructie voor alle leerlingen en geeft daarbij een heldere en duidelijke uitleg.
4.
Organisatie en klassenmanagement
De student zorgt voor een taakgerichte werksfeer waarbij hij/zij tijdens de voorbereiding en evaluatie gebruik maakt van het systematisch volgen en analyseren met behulp van het leerlingvolgsysteem.
5.
Functioneren binnen een team
De student werkt constructief samen met collega’s.
6.
Samenwerken met ouders
De student bespreekt helder en open de ontwikkeling van leerlingen.
7.
Onderwijs verantwoorden
De student kan zijn onderwijs verantwoorden door het te verbinden aan de doorlopende leerlijnen.
8.
Reflectie en ontwikkeling
De student kijkt kritisch naar zijn eigen handelen en heeft een onderzoekende houding.
Spreekt hoge verwachtingen uit naar leerlingen, daagt hen uit dit waar te maken en complimenteert hen. Biedt keuzes in samenwerkingsvorm, volgorde, hoeveelheid van taken en aard van taken. Is helder over de regels in de klas en hanteert deze consequent. Hanteert verschillende didactische modellen en betrekt leerlingen actief bij de les. Verzorgt lessen met differentiatie. Biedt leermaterialen en – middelen aan die passen bij de verschillen tussen kinderen. Maakt een adequate dagplanning en deelt leertijd voor leerlingen efficiënt en effectief in Organiseert een gelaagde instructie waarbij de leerlingen taakgericht aan het werk zijn. Houdt samen met de mentor het leerlingvolgsysteem bij.
Wisselt met collega’s kennis en informatie uit over beleid en afspraken binnen de school Zoekt collega’s op die kunnen helpen bij de oplossing van een probleem. Investeert actief in een positieve relatie met ouders / verzorgers. Voert samen met de mentor een oudergesprek. Brengt de beginsituatie van leerlingen in kaart en zet deze om in onderwijsbehoeften. Verantwoordt de lesstof met behulp van leerlijnen en de leerdoelen. Stelt voor één basisvak een groepsplan op en kan daarin de cruciale leermomenten verantwoorden. Benoemt eigen sterktes en zwaktes in kennis, vaardigheden en gedrag en zet deze om in een leerwerkplan. Is in staat de eigen rol in een situatie te verwoorden, kan kritisch reflecteren op deze rol en kan het eigen handelen hierop aanpassen.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 21
C. Eindbeoordeling / cijfer Uitmuntend = 10
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; acht onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Zeer goed = 9
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; zes of zeven onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Goed = 8
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; vier of vijf onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Ruim voldoende = 7
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; twee of drie onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Voldoende = 6
Aan alle onder A genoemde onderdelen is voldaan en alle onder B genoemde onderdelen zijn ten minste voldoende.
Onvoldoende = 5
Aan één onder A en/of ten minste twee onder B genoemde onderdelen is niet voldaan.
Onvoldoende = 4
Aan vier of meer onder A en B genoemde onderdelen is niet voldaan.
Onvoldoende = 3
Aan vijf of meer onder A en B genoemde onderdelen is niet voldaan.
Onvoldoende = 2
Aan zes of meer onder A en B genoemde onderdelen is niet voldaan.
Onvoldoende = 1
Aan zeven of meer onder A en B genoemde onderdelen is niet voldaan.
D. Toelichting bij beoordeling
Handtekening directie
Handtekening (academische) opleider in de school / stagedocent
Naam:
Naam:
Datum:
Datum:
Handtekening:
Handtekening:
Beoordelingsprocedure:
Beoordeling LIO-1 na ongeveer 335 uur LIO-stage (bij een regulier studieprogramma is dat vlak voor de kerstvakantie). De directie van de LIO-school brengt (in overleg met de mentor) een schriftelijk advies uit door dit beoordelingsformulier LIO-1 in te vullen en te ondertekenen. De opleider in de school (in het geval van een opleidingsschool) of de stagedocent (in het geval van een niet-opleidingsschool) beoordeelt LIO-1 en baseert zich op het schriftelijke advies van de directie en op eigen observaties. De opleider in de school / stagedocent geeft het eindcijfer en ondertekent het formulier. De opleider in de school / stagedocent stuurt (een scan van) het ondertekende formulier met cijfer naar de instituutsopleider. De instituutsopleider/ stagedocent voert het cijfer in in SiS en stuurt een scan van het formulier naar de student en het stagebureau. Het stagebureau archiveert het beoordelingsformulier.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 22
BIJLAGE 2: BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK LIO-2 Pabo HvA / UPvA 2014-2015
Student: Studentnummer: Cursusjaar: Klas: Kerndocent:
Cijfer: (in te vullen door opleider in de school / stagedocent) Datum beoordeling: Stageschool/groep: Mentor:
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee
De student heeft voor de LIO-stage een werkplan / activiteitenplan opgesteld
O
O
De stagemap van de student is op orde.
O
O
O/V/G/E
B. Beoordelingscriteria
De student heeft door middel van zijn houding, gedrag en communicatie overwicht en overzicht over de groep.
Voorbeelden van concreet waarneembaar gedrag Stuurt en begeleidt het groepsproces en kan het inhoudelijk verantwoorden. Weet om te gaan met lastige situaties met ouders en/of leerlingen. Reageert adequaat bij negatieve groepsprocessen
2.
1.
Interpersoonlijk
Pedagogisch
De student beschikt over een pedagogisch repertoire om een veilige en stimulerende leeromgeving aan te bieden die aansluit bij de mogelijkheden van de kinderen in de groep.
3.
Vakinhoudelijk en didactisch
De student gebruikt een activerende en directe instructie voor alle leerlingen en geeft daarbij een heldere en duidelijke uitleg.
4.
Organisatie en klassenmanagement
De student zorgt voor een taakgerichte werksfeer waarbij hij/zij tijdens de voorbereiding en evaluatie gebruik maakt van het systematisch volgen en analyseren met behulp van het leerlingvolgsysteem.
5.
Functioneren binnen een team
De student werkt constructief samen met collega’s.
Samenwerken met ouders
De student bespreekt helder en open de ontwikkeling van leerlingen.
6.
7.
Onderwijs verantwoorden
De student kan zijn onderwijs verantwoorden door het te verbinden aan de doorlopende leerlijnen.
8.
Reflectie en ontwikkeling
De student kijkt kritisch naar zijn eigen handelen en heeft een onderzoekende houding.
Verdiept zich in iedere leerling en biedt een aanbod dat aansluit bij de ontwikkeling en leerstijl van de leerling. Laat leerlingen zelf oplossingsrichtingen bedenken. Signaleert bij leerlingen stagnaties in hun ontwikkeling en onderneemt tijdig en adequaat actie. Instructie die voldoet aan de volgende kenmerken: de opbouw van de les inzichtelijk maken, inhoudelijk gelaagd, en met aanwijzingen voor het gebruik van didactische hulp(middelen). Rekening houden met kinderen die een ontwikkelingsvoorsprong of – achterstand hebben; keuze voor adequate bijspijkeractiviteiten of verrijkingsoefeningen Laat leerlingen reflecteren op oplossingsstrategieën. Is in staat om aan de hand van professionele instrumenten leerlingen te observeren en op grond daarvan het pedagogischdidactisch handelen af te stemmen. Registreert in de groepsadministratie per leerling de te behalen doelen en de voortgang. Levert een bijdrage aan het inrichten van een uitdagende leeromgeving. Vraagt collega’s om hulp en biedt hulp aan. Neemt actief deel aan overleg en vergaderingen.
Neemt leiding in een (met de mentor voorbereid) oudergesprek. Communiceert op open wijze met ouders / verzorgers en houdt rekening met en toont begrip voor hun achtergronden. Reageert adequaat (snel, met respect en constructief) op vragen en opmerkingen van ouders /verzorgers. Evalueert voor één basisvak de leeropbrengsten aan de hand van de vooraf gestelde leerdoelen en stelt op basis daarvan het groepsplan bij. Beargumenteert inhoudelijke keuzes in het licht van de eisen die de overheid aan het basisonderwijs stelt. Verantwoordt leerlijnen voor individuen en groepen. Heeft een onderzoekende houding t.o.v. eigen handelen en onderwijsontwikkelingen. Onderhoudt eigen kennis en vaardigheden en werkt aan de ontwikkeling van nieuwe kennis en vaardigheden, die nodig zijn in de praktijk.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 23
C. Eindbeoordeling / cijfer Uitmuntend = 10
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; acht onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Zeer goed = 9
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; zes of zeven onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Goed = 8
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; vier of vijf onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Ruim voldoende = 7
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; twee of drie onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Voldoende = 6
Aan alle onder A genoemde onderdelen is voldaan en alle onder B genoemde onderdelen zijn ten minste voldoende.
Onvoldoende = 5
Aan één onder A en/of ten minste twee onder B genoemde onderdelen is niet voldaan.
Onvoldoende = 4
Aan vier of meer onder A en B genoemde onderdelen is niet voldaan.
Onvoldoende = 3
Aan vijf of meer onder A en B genoemde onderdelen is niet voldaan.
Onvoldoende = 2
Aan zes of meer onder A en B genoemde onderdelen is niet voldaan.
Onvoldoende = 1
Aan zeven of meer onder A en B genoemde onderdelen is niet voldaan.
D. Toelichting bij beoordeling
Handtekening directie
Handtekening (academische) opleider in de school / stagedocent
Naam:
Naam:
Datum:
Datum:
Handtekening:
Handtekening:
Beoordelingsprocedure:
Beoordeling LIO-2 na ongeveer 670 uur LIO-stage (bij een regulier studieprogramma is dat eind mei). De directie van de LIO-school brengt (in overleg met de mentor) een schriftelijk advies uit door dit beoordelingsformulier LIO-2 in te vullen en te ondertekenen. De opleider in de school (in het geval van een opleidingsschool) of de stagedocent (in het geval van een niet-opleidingsschool) beoordeelt LIO-2 en baseert zich op het schriftelijke advies van de directie en op eigen observaties. De opleider in de school / stagedocent geeft het eindcijfer en ondertekent het formulier. De opleider in de school / stagedocent stuurt (een scan van) het ondertekende formulier met cijfer naar de instituutsopleider. De instituutsopleider/ stagedocent voert het cijfer in in SiS en stuurt een scan van het formulier naar de student en het stagebureau. Het stagebureau archiveert het beoordelingsformulier.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 24
BIJLAGE 3: Uitstroomprofiel UPvA student Deze student heeft de bachelor leraar basisonderwijs en voldoet daarmee aan de HvA-competenties die conform de SBL zijn uitgewerkt. Deze student heeft de vrije bachelor pedagogische wetenschappen en voldoet daarmee aan de eisen van de academische bachelor. Hieronder staat een beschrijving van wat deze student in de praktijk van de basisschool kan. Hij wordt dan leraar genoemd. Op school De leraar heeft kennis paraat van verschillende culturen en weet de effecten daarvan op de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Hij is nieuwsgierig naar beweegredenen van mensen, collega’s en kinderen. Hij observeert, hij is nieuwsgierig naar kennis op het gebied van pedagogiek en onderwijskunde en naar onderzoek op die gebieden. Hij stelt vragen, kan problematiseren, gaat actief op zoek naar antwoorden door opzetten van onderzoek en door aanzetten van onderzoekende houding van anderen. De kennis die hij opdoet door zijn onderzoekende houding zet hij om in bruikbare instrumenten/middelen en past die toe in zijn onderwijs en zijn opvoedingsactiviteiten. Hij is zich voortdurend bewust van de invloed van zijn interpersoonlijk handelen. Daarbij benoemt hij eigen interpersoonlijk handelen, legitimeert, fundeert en vervult zo een voorbeeldfunctie. Hij is kundig in communicatie. Communicatie omvat een breed spectrum, zoals respectvol confronteren; adequate feedback geven aan het lerende kind; vanuit kennis van verschillende sociaal-culturele achtergronden communiceren met ouders over leerresultaten en ontwikkeling van het kind; anderen (leerlingen en docenten) zich bewust laten worden van de eigen normen en waarden en de gevolgen daarvan voor hun handelen; dialoog in gang zetten over de normen van de school met betrekking tot niveau, omgangsprotocol, verwachtingen ten aanzien van leerlingen. In de klas Leerkrachtvaardigheden worden op pedagogisch en didactisch terrein door een breed fundament van kennis en kunde gedragen. Kunde in lesgeven en opvoeden in grootstedelijke context berust op ervaring en expertise. Pedagogiek Op het gebied van de pedagogiek is dat door kennis op het gebied van ontwikkelingspsychologie, herkennen en remediëren van stoornissen in de ontwikkeling, leerproblemen, gedragsproblemen, kennis van invloed van sociaal, cultureel, economisch en emotioneel kapitaal op de ontwikkeling en het leren van kinderen. Dat levert kennis en een breed handelingsrepertoire op van culturele achtergronden, van de invloed van de omgeving (maatschappij en cultuur) op kinderen. De leraar is zich bewust zijn van de eigen aannames, (voor)oordelen, waarden, normen en voorkeuren en misschien blinde vlekken, en hoe die van invloed is op verschillende visies op de werkelijkheid (multiperspectiviteit), en hij is zich bewust van de impact die de verwachtingen van en de houding ten opzichte van de leerlingen hebben op motivatie en leerresultaten. Didactiek De leraar heeft grondige kennis van schoolvakken en beschikt over kennis van leertheorieën en onderwijskunde. Zijn didactische kennis is ontwikkeld vanuit de ontwerponderzoek-aanpak. Onderwijsleerprocessen zelf worden wetenschappelijk benaderd.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 25
Zo wordt bijvoorbeeld de onderwijsnoodzaak systematisch vastgesteld voor individuele leerlingen en voor groepen, en op basis daarvan wordt de onderwijsontwerpcyclus doorlopen. Dat levert kennis op over wat werkt in de klas en waar verbetering noodzakelijk is. Door de kennis van leertheorieën wordt onderwijs gevarieerd ontworpen, met activerende werkvormen die aansluiten bij het leerstofonderdeel en de ontwikkeling van de doelgroep. De leraar geeft het onderwijs zo vorm dat het uitdaagt tot leren, dat het de leerlingen motiveert en aansluit bij de belevingswereld van het kind en de horizon ervan verbreedt. Deze leraar is in de klas de ontwerper, uitvoerder en begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen, gericht op halen van leerdoelen. Onderzoek in de school De leraar is geïnteresseerd in actuele ontwikkelingen op didactisch onderzoek. Hij is op de hoogte van actuele maatschappelijke ontwikkelingen rondom onderwijs en is nieuwsgierig naar de mogelijke toepassing ervan in de onderwijspraktijk. Ook volgt hij zijn eigen pedagogische en didactisch handelen en dat van collega’s en organiseert evaluatie ervan. Hij kijkt goed naar de onderwijs- en opvoedingsprocessen in de school en stelt daarover vragen, aan zichzelf en aan collega’s en directeuren. Hij is in staat deze vragen te problematiseren en om te zetten in onderzoeksvragen. Hij zal onderzoek initiëren en kan leiding geven aan een onderzoeksgroep. De opbrengsten ervan worden gedeeld met collega’s. De leraar is de persoon in de school die vragen in de school herkent waar nadere informatie voor gezocht moet worden of waar nader onderzoek voor nodig is. Hij weet de dialoog op gang te brengen over de uitkomsten van onderzoek en organiseert daarvoor bijeenkomsten, werkgroepen. Om effectief te kunnen handelen, beschikt hij over kennis van innovatieprocessen. Positie in de school De leraar heeft kennis en middelen in huis om een inhoudelijke bijdrage te leveren aan kwaliteitszorg. Het gaat niet alleen om het toetsen en het systematisch verzamelen van gegevens, maar ook om de resultaten te kunnen duiden of te problematiseren en effectieve, gefundeerde oplossingen te zoeken. Het betekent dat er in de school een ter zake deskundige aanwezig is. Deze persoon is bovendien leraar en kan zich verplaatsen in zijn collega. Hij weet waar hij het over heeft, welke consequenties verbonden kunnen zijn aan keuzes. De wetenschappelijke, analytische benadering maakt de leraar tot een aantrekkelijke partner bij veranderingen en vernieuwingen van pedagogische en didactische aard. Het niveau waarop deze veranderingen wenselijk zijn, kan variëren van individu, groep, jaargroep, bouw, school, schoolbestuur. Onderwerpen zijn altijd pedagogisch, didactisch van aard, geplaatst in grootstedelijk perspectief. Hij kan een gesprekspartner zijn voor collega’s, directie, bestuur, maar ook voor instituten, collega’s van andere scholen, de voorschool en het voortgezet onderwijs. Professioneel handelen en blijven leren De leraar heeft geleerd zichzelf als observatieobject op te vatten om eigen functioneren en resultaten onder de loep te nemen. Daardoor heeft hij de opvatting dat hij nooit is uitgeleerd en dat ieder handelen door nieuwe kennis en inzichten verbeterd of aangevuld kan worden. Zijn onderzoekende en nieuwsgierige houding is zijn handelsmerk en visitekaartje. Hiermee houdt hij de voor het beroep vereiste kennis en bekwaamheden op peil en blijft leren.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 26
BIJLAGE 4: Montessori specificaties Specifiek voor Montessori-studenten gelden een aantal aanvullende eisen. Deze staan beschreven in deze bijlage. De verantwoordelijkheden van de LIO-student m.b.t het begeleiden van de groep: -
ronde lopen hulp bieden individuele aanbiedingen geven groepslessen en groepslesjes observeren registreren pedagogische begeleiding zorg voor de omgeving etc. het tijdstip en de frequentie van de bespreking met de pabo-coach vastleggen
Startbekwaamheden van een Montessori leerkracht De opleiding gaat uit van de SBL-competenties. Ten behoeve van de assessments, waarin de praktijk een grote rol speelt, is een competentie-scoringslijst ontwikkeld. Deze staan op de website van de pabo. Op http://www.lerarenweb.nl/downloads is een uitwerking te downloaden ten aanzien van de bekwaamheidseisen die uit de competenties volgen. Omdat deze voor Montessori niet beschikbaar zijn, volgt hieronder de Montessori uitwerking. Startcompetenties Montessori leidster (hiermee wordt uiteraard ook de Montessori leider bedoeld): Aan het einde van de gehele opleiding is de leidster tot het volgende in staat. De leidster kent: 1. 2. 3.
de "afwachtende", observerende rol van de leidster en baseert het pedagogisch- didactisch handelen op deze kennis; het belang van de voorbereide omgeving en de rol die deze speelt binnen het montessori-onderwijs; het principe van de vrije keuze en wil dit principe hanteren bij individuele lessen, groepslessen en bij het begeleiden van het individuele werken door de groep;
De leidster kan: -
elk aangeboden Montessori ontwikkelingsmateriaal in de vorm van de "individuele les" aanbieden; de overige specifieke montessori-werkvormen aanbieden en begeleiden, te weten: oefeningen voor het dagelijks leven; streeplopen; stilteles; de les in 3 perioden; de algemene les; het kenmerkende van het kind in de ontwikkelingsfase 3-6 jaar, van 6-9 jaar en van 9-12 jaar aangeven; kan leiding geven aan een heterogeen samengestelde groep kinderen in de onderscheiden ontwikkelingsfasen 3 -6 jaar, 6-9 jaar en 9-12 jaar; op basis van kennis kinderen in de voorbereide omgeving observeren en de gegevens registreren; vanuit observatie en registratie het individuele leer- en ontwikkelingsproces begeleiden;
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 27
-
vanuit observatie en registratie belemmeringen onderkennen die kinderen ondervinden in hun leer- en ontwikkelingsproces; problemen van kinderen afbakenen en zelf hulp bieden of een deskundige inschakelen; begrip en waardering bij kinderen opwekken en versterken voor het "anders-zijn" van elkaar; onderwijs in eigen taal en cultuur, tweede taalverwerving bevorderen binnen het Montessori opvoedings- en onderwijsconcept; de verschillende vak- en vormingsgebieden in het montessori-onderwijs in samenhang organiseren; een werkelijke bijdrage leveren aan de samenstelling van een schoolwerkplan gebaseerd op het Montessori opvoedings- en onderwijsconcept; eigen activiteiten plannen en kan in samenwerking met anderen planmatig werken aan verbeteringen in het montessori-basisonderwijs.
Leer- en vormingsdoelen Onderbouw De student kan aan het eind van de onderbouwperiode: -
de omgeving voorbereiden (met inachtneming van schoolomstandigheden) observeren en op basis daarvan handelen; een groep kleuters begeleiden gedurende een volledige schooldag (in afwezigheid van de leidster); de specifieke Montessori werkvormen op een voldoende niveau aanbieden, bewegingsonderwijs geven op kleuterniveau; expressielessen aanbieden op kleuterniveau; muzieklessen aanbieden op kleuterniveau; de sociale integratie bewerkstelligen; via observatie extra zorg bieden op basis van het Montessori materiaal; kennisgebieden integreren in het kader van kosmische opvoeding en kosmisch onderwijs en integratie tussen verschillende culturele groeperingen bevorderen in de zin van vredesopvoeding.
Middenbouw De student kan aan bet eind van de middenbouwperiode: -
de omgeving voorbereiden met inachtneming van de schoolomstandigheden observeren en op basis daarvan handelen; een groep kinderen in de leeftijd van 6-9 jaar begeleiden gedurende een volledige schooldag (in afwezigheid van de leidster); specifieke Montessori werkvormen op voldoende niveau aanbieden; lessen geven aan een groepje van 6 tot 8 kinderen, terwijl de rest van de groep zelfstandig doorwerkt; de sociale integratie bewerkstelligen; via observatie extra zorg bieden op basis van het Montessori materiaal; kennisgebieden integreren in het kader van kosmische opvoeding en kosmisch onderwijs en integratie tussen verschillende culturele groeperingen bevorderen in de zin van vredesopvoeding.
Bovenbouw De student kan aan het einde van de, bovenbouwperiode: -
de omgeving voorbereiden met inachtneming van de schoolomstandigheden observeren en op basis daarvan handelen; een groep kinderen in de leeftijd van 9-12 jaar begeleiden gedurende een volledige schooldag (in afwezigheid van de leidster); Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 28
-
specifieke Montessori werkvormen op voldoende niveau aanbieden; lessen geven aan een groepje van 6 tot 8 kinderen, terwijl de rest van de groep zelfstandig doorwerkt; de sociale integratie bewerkstelligen; op basis van observatie extra zorg bieden op basis van Montessori materiaal of ander materiaal; kennisgebieden integreren in het kader van kosmische opvoeding en kosmisch onderwijs en integratie tussen verschillende culturele groeperingen bevorderen in de zin van vredesopvoeding.
Praktijkgids Pabo HvA en UPvA 2014-2015 DEFINITIEVE VERSIE pagina 29
BIJLAGE 5: Competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)
Competentiematrix Pabo HvA en UPvA Leerkracht primair onderwijs is een complex en uitdagend vak. Het vraagt kennis over onderwijs, leren, opvoeding en schoolvakken, maar ook vaardigheden op het terrein van instrueren, begeleiden, volgen en communiceren, en een houding waarbij de leerkracht voortdurend gericht is op het leren van kinderen en van zichzelf. Het geheel van kennis, vaardigheden en houding noemen we competenties. De competenties die volgens de HvA en de UPvA nodig zijn voor het leraarschap zijn uitgewerkt in deze competentiematrix. Het uitgangspunt van deze matrix vormt de uitwerking van de Amsterdamse beroepsstandaarden voor het primair onderwijs, die weer ontleend zijn aan de definiëring van de landelijk vastgestelde SBL-competenties. Ook is gebruik gemaakt van de competentiemeter van Pabo HvA en heeft er een aanscherping plaatsgevonden op basis van profilering van de opleiding op het gebied van ‘Urban Education’. In de competentiematrix zijn drie niveaus aangegeven. De niveaus geven de richting van de ontwikkeling tot leerkracht basisonderwijs aan. Student en opleiding hebben hiermee de mogelijkheid de voortgang qua ontwikkeling te volgen en te bewaken. De drie niveaus zijn: 1. Beginnend (jaar 1, waarvan de onderstreepte aspecten gekenmerkt zijn als ‘in de basis beroepsgeschikt’), 2. In ontwikkeling (realisatie in jaar 2 en 3 en eis voor lio-bekwaam). 3. Startbekwaam (afgestudeerden van HvA en UPvA moeten aan deze eisen voldoen)
Daarnaast zijn bij wijze van ontwikkelingsperspectief de twee daarop volgende niveaus opgenomen: 4. Vakbekwaam (te bereiken na ongeveer 5 jaar ervaring als leerkracht primair onderwijs) 5. Excellent
Deze competentiematrix is de maat waarmee de beroepsontwikkeling van de studenten wordt gemeten in de stage en de opleiding. Omdat we met deze matrix aansluiten bij de normen die binnen het Amsterdamse basisonderwijs zijn vastgesteld zal dit de overgang van student naar leerkracht soepeler laten verlopen.
30
INTERPERSOONLIJK COMPETENT
Beginnend
A Algemene communicatie7
Komt gemaakte afspraken meestal na en communiceert over niet nagekomen afspraken. Communiceert voornamelijk vanuit eigen perspectief.
In ontwikkeling Komt gemaakte afspraken altijd na.
Startbekwaam Denkt vooruit, plant zelf afspraken in en helpt de ander herinneren aan de afspraak.
Communiceert verbaal en non-verbaal met leerlingen door zich ook in de leerling te verplaatsen. Reageert op inhoudsniveau.
Stelt soms een vraag.
Communiceert met leerlingen op een wijze die past bij hun achtergrond en ontwikkeling.
Stelt af en toe vragen. Heeft zicht op eigen en andermans emoties.
Houdt zich in en weert agressie af. Signaleert vormen van ineffectieve communicatie bij zichzelf en anderen
Is zich bewust van de verschillende niveaus in communicatie (inhouds-, betrekkings-, bestaansniveau) en kan op deze niveaus effectief communiceren.
Vakbekwaam Geeft en wekt vertrouwen. Signaleert tijdig gespannen situaties in de groep of tussen leerlingen en reageert hier adequaat op. Stimuleert het oplossend vermogen van de leerlingen
Excellent Communiceert effectief, efficiënt en met empathie op elk niveau. Kan goed vragen stellen en de ander stimuleren om ook vragen te stellen. Heeft gezag en geniet vertrouwen; buigt agressie om en verbetert zo de relatie.
Sluit in de contacten met ouders en kinderen op effectieve wijze aan bij cultureel bepaalde communicatiepatronen.
Voorkomt door tijdig ingrijpen een gespannen situatie in de groep of tussen leerlingen
Heeft goed zicht op wat leerlingen, ouders bezighoudt en weet geregeld moeilijke leerlingen, ouders voor zich winnen.
Coacht anderen bij lastige leerlingen, ouders en situaties
Stelt de juiste vragen op het juiste moment.
Reageert adequaat als een leerling onheus wordt bejegend door medeleerlingen
B Communicatie met leerlingen, ouders
Toont belangstelling voor wat leerlingen bezighoudt.
Heeft zicht op enkele aspecten van dat wat leerlingen, ouders bezig houdt.
Heeft zicht op wat leerlingen, ouders bezighoudt en weet dat af en toe te benutten.
Signaleert lastig gedrag van leerlingen en ouders.
Gaat lastige situaties met leerlingen, ouders en situaties wel aan, maar heeft daarbij hulp van anderen nodig.
Houdt zich staande bij lastige leerlingen, ouders en situaties.
Is in staat eenvoudige leerstof uit te leggen. Handelt vanuit eigen perspectief. Probeert inschatting te maken van achtergrond.
Begeleidt en stimuleert.
Bespreekt met ( groep) leerlingen hun ideeën over de waarde die onderwijs heeft voor hun toekomst
Kan benoemen welke theoretische modellen ten grondslag liggen aan zijn interventies.
Stimuleert, bemiddelt en confronteert. en handelt adequaat.
Maakt steeds verbintenis tussen persoon en belang.
Benadert leerlingen met respect voor hun achtergrond en eigenheid
Kent de achtergrond, of achterhaalt de achtergrond van leerlingen.
Biedt collega’s hulp om lastige groepssituaties op te lossen
Verbetert door eigen handelen lastige situaties en de relatie met lastige leerlingen, ouders. Bespreekt met ouders de waarde van onderwijs voor de toekomst van hun kind(eren). Leidt, begeleidt, stimuleert, bemiddelt en confronteert op een vanzelfsprekende en geaccepteerde manier Bespreekt in de groep verschillende achtergronden en omgangsvormen en bevordert het onderlinge begrip en respect middels dialoog.
7
Indeling in aspecten op basis van huidige competentiematrix UPvA en ILO
31
C Communicatie gericht op relatie
Toont belangstelling voor leerlingen en ouders.
Maakt doelgericht contact met alle leerlingen, ouders.
Initieert gesprek over normen en waarden op individueel niveau en in groepsverband
Is bereid zich in de leefwereld en achtergrond van leerlingen te verdiepen.
Bevordert samenwerking tussen leerlingen.
Expliciteert dat leerkracht invloed heeft op de mening, het oordeel en het standpunt van leerlingen en dat meedenken noodzaak is.
Maakt incidenteel informeel contact met leerlingen, ouders.
D Feedback Geven
Geeft feedback op gedrag, gericht op actuele situatie. Geeft feedback op leergedrag gericht op actuele situatie.
Kent de brede culturele en religieuze achtergrond van leerlingen en hun ouders.
Geeft feedback gericht op ontwikkeling. Geeft feedback op metacognitief niveau en stimuleert nadenken over leren.
Geeft feedback op resultaten.
E Communicatie met groepen
Kan de groep aanspreken.
Kan de groep aanspreken en aansturen.
Ziet wat er in de groep gebeurt en maakt keuzes in de wijze van reageren.
Kan kenmerken noemen van taakgedrag en sociaal gedrag van afzonderlijke groepsleden.
Kan groepjes aanspreken en aansturen.
Herkent ontwikkelingen in de groep en in de subgroepen.
Kan de opbouw van de groep beschrijven.
Hanteert leefregels in de groep ter bevordering van de omgang met verschillende achtergronden.
Bespreekt relatie rolmodel en ontwikkeling met leerlingen. Maakt wederzijdse relatie tot gespreksonderwerp.
Maakt communicatieprocessen en patronen met kinderen, ouders en collega’s bespreekbaar. Maakt verschillen in communicatiepatronen met kinderen, ouders en collega’s bespreekbaar. Bespreekt doelen in communicatie met kinderen, ouders en collega’s.
Bevordert samenwerking tussen leerlingen door het geven van groepsopdrachten waarin iedereen een taak heeft.
Bespreekt in het team communicatievormen en – stijlen en werkwijzen die aansluiten bij verschillende achtergronden van leerlingen en/of die de samenwerking bevorderen.
Geeft feedback op resultaten en maakt analyse van tendensen op langere termijn. Koppelt dit terug.
Formuleert feedback vanuit ontwikkeling en langere termijn. Kan respectvol confronteren.
Stimuleert het zelfvertrouwen van leerlingen door waardering te tonen voor hun inspanningen.
Checkt altijd of de leerling op taalniveau, betrekkingsniveau en appel de boodschap begrijpen.
De motivatie en attributie van de leerling is uitgangspunt voor feedback en sturen op leren.
Stimuleert leerlingen om binnen gestelde kaders een opdracht uit te voeren.
Observeert systematisch groepsproces bij leerlingen.
Observeert systematisch groepsproces bij collega’s.
Beschrijft en analyseert systematisch groepsproces
Bespreekt met leerlingen hun toekomstige leerroutes gerelateerd aan hun ambitie en mobiliteitsbeelden.
Stuurt en begeleidt groepsproces Bespreekt met leerlingen hun toekomstperspectief en ambitie.
Zet dialoog ingang over de normen van de school met betrekking tot niveau, omgangsprotocol, verwachtingen ten aanzien van leerlingen.
Maakt de gewenste omgangsvormen in de groep bespreekbaar en stuurt daarop.
Kan feedback geven, concreet en specifiek, over deelaspecten, gericht op ontwikkeling en lange termijn, aan leerlingen en collega’s.
Expliciteert visie op richting waarin groepsproces zou moeten groeien, op basis van observatie en analyse. Verzamelt informatie over verschillende achtergronden en de daarin geldende omgangsvormen en beschrijft op basis hiervan de omgangsvormen binnen de groep/school.
Bespreekt met leerlingen hun percepties van sociale segregatie en mobiliteit. Bespreekt met kinderen de positie van de leerlingen in de klassen- / schoolorganisatie.
32
F Schriftelijke communicatie
Communiceert schriftelijk op B2niveau
Maakt zelden taal- en spelfouten in geschreven teksten Stemt schriftelijk taalgebruik af op de doelgroep
G Mondelinge communicatie
Toont aan zich bewust te zijn van taalfouten en grammaticale fouten. Afstemming van taalniveau op de ontvanger is wisselend.
Maakt zelden taalfouten en grammaticale fouten. Stemt taalgebruik meestal goed af op de ontvanger.
Schrijft foutloos Nederlands. Schrijft brieven, verslagen, rapporten en handelingsplannen volgens de normen die daaraan gesteld worden binnen het primair onderwijs. Spreekt foutloos Nederlands. Stemt taalniveau af op ontvanger en op de situatie.
Gebruikt verschillende taalstrategieën om de ander te begrijpen en om te communiceren.
.
Toont respect voor het standpunt van leerlingen, ouders en collega’s, geeft duidelijk aan als hij het oneens is met het standpunt.
33
PEDAGOGISCH COMPETENT A Zicht op leerlingen
Beginnend Heeft oog voor “de groep”.
In ontwikkeling Heeft binnen de groep oog voor individuele leerlingen.
Heeft oog voor individuele leerlingen. Benadert leerlingen als individuen, onderkent de verschillende achtergronden van leerlingen in de groep en speelt hierop in.
B Bevorderen van competentie
Vraagt hulp aan de mentor om de beginsituatie van de groep leerlingen in te schatten. Geeft leertaken die passen bij de beginsituatie.
Startbekwaam Verdiept zich in iedere leerling en biedt een aanbod dat aansluit bij de leerstijl en ontwikkeling van de leerling. Consulteert collega’s bij twijfels over het ontwikkelingspatroon van leerlingen.
Consulteert externe instanties daarover en onderneemt passende actie. Benadert de groep als een geheel, waarbij iedere leerling waardering krijgt voor zijn/haar eigenheid.
Houdt rekening met verschillen in ontwikkelingstempo van leerlingen. Zoekt zelf naar oorzaken van afwijkend gedrag.
Herleidt afwijkend gedrag soms tot ontwikkelingsproblemen.
Betrekt in analyses van de ontwikkeling van leerlingen informatie uit meerdere bronnen en van andere deskundigen en betrokkenen (waaronder ouders/verzorgers).
Houdt aantoonbaar rekening met de beginsituatie van individuele leerlingen.
Geeft passende leertaken aan individuele leerlingen.
Leeft leergedrag voor.
Hanteert verschillende strategieën om beginsituatie in te schatten.
Geeft duidelijk aan waar, hoe en wanneer vragen gesteld kunnen worden.
Activeert voorkennis.
Geeft aan welk leergedrag wenselijk is. Formuleert passende leerdoelen. Activeert voorkennis en maakt dit voor de leerlingen inzichtelijk. Is duidelijk over zijn verwachtingen van leerlingen, geeft aan wat ze aankunnen en geeft complimenten.
Stelt voor alle leerlingen in de groep uitdagende leerdoelen vast en handelt daarnaar Achterhaalt of deze leerdoelen zijn gehaald. Spreekt hoge verwachtingen uit naar leerlingen, daagt hen uit dit waar te maken en complimenteert hen.
Biedt keuzemogelijkheden in leertaken
Weet wanneer afwijkend gedrag voortkomt uit ontwikkelingsproblemen.
Signaleert bij leerlingen stagnaties in hun ontwikkeling en onderneemt tijdig en adequaat actie.
Geeft uitdagende leertaken.
C Bevorderen van autonomie
Vakbekwaam
Biedt keuzemogelijkheden in leerroutes Biedt keuzemogelijkheden in ondersteunend materiaal
Biedt keuzes in samenwerkingsvorm, volgorde, hoeveelheid van taken, aard van de taken.
Laat de leerlingen de leeropbrengsten en hun gevoelens daarover benoemen.
Excellent Herkent in school trends bij ontwikkeling en leren van leerlingen. Presenteert trends aan collega’s. Bespreekt met collega’s tips en mogelijkheden om ontwikkelachterstanden bij leerlingen vroegtijdig te signaleren en aan te pakken. Bespreekt met collega’s hoe zij op een adequate wijze om kunnen gaan met verschillen in ontwikkeling en gedrag tussen leerlingen.
Vraagt leerlingen om feedback op bepaalde leeractiviteiten en gebruikt deze feedback om het aanbod binnen de school zichtbaar te verbeteren.
Stelt samen met leerlingen uitdagende leerdoelen op en maakt leerlingen medeverantwoordelijk voor het behalen van hun leerdoelen Stimuleert leerlingen om het beste uit zichzelf halen, door hen nog een stapje verder uit te dagen als voor mogelijk werd Gehouden Voert stimulerende gesprekken met leerlingen over de voortgang van het realiseren van hun leerdoelen Organiseert momenten waarop leerlingen zelf de leerdoelen en vormgeving van leertaken bepalen en uitvoeren. Begeleidt dat proces.
Laat leerlingen zelf oplossingsrichtingen, stappenplannen bedenken.
34
D Creëren van een rijke leeromgeving
Stelt kinderen vragen over zichzelf. Daagt leerlingen uit zelf vragen te stellen. Kan beperkingen en mogelijkheden benoemen van de leefwereld van de leerlingen in relatie tot de leerstof.
Gebruikt meerde strategieën om kinderen met verschillende achtergronden te betrekken bij het leren. Stelt leerlingen vragen naar hun achtergrond en leefwereld. Zorgt voor een leeromgeving die leerlingen bewust maakt van de ander. Stimuleert de belangstelling van leerlingen voor andere culturen, gebruiken, overtuigingen en talen.
E Creëren van veiligheid
Kan benoemen welke aspecten bijdragen tot een veilige leeromgeving.
Schept in de regel een veilige leeromgeving .
Deelt leerlingen omgangsregels mee en is gericht op het handhaven ervan. .
Gebruikt conflicterende situaties op problemen te verhelderen. Bespreekt omgangsregels met leerlingen en handhaaft deze consequent.
F Toepassen van pedagogisch repertoire
Beschrijft gedrag. Observeert systematisch sociaalemotioneel gedrag, leergedrag. Reageert met gebruikmaking van repertoire, onder begeleiding op leergedrag en sociaal emotioneel gedrag.
Biedt een rijke taalleeromgeving aan in beeld, woord en tekst. Biedt een rekenrijke omgeving aan in woord, beeld en tekst.
Leert de leerlingen zorg te dragen voor de leeromgeving, afgestemd op de actualiteit van de groep. Biedt een rijke culturele leeromgeving, waarbij de stad als bron wordt gebruikt.
Daagt uit tot leren waarbij gebruik wordt gemaakt van meervoudige intelligenties. Is in staat de verschillen tussen leerlingen in te zetten als een verrijking voor de leefomgeving.
Probeert leerlingen medeverantwoordelijk te maken voor een veilige leeromgeving.
Schept en handhaaft een veilige leeromgeving, waar leerlingen zich medeverantwoordelijk voor voelen.
Treedt op bij negatieve groepsprocessen en anticipeert daarop. Stimuleert leerlingen om bij vragen een medeleerling om uitleg te vragen en te geven.
Registreert gericht sociaal-emotioneel gedrag en leergedrag.
Handelt adequaat, gefundeerd op basis van observaties en interpretatie.
Interpreteert, onderbouwt, sociaalemotioneel gedrag, leergedrag.
Kiest zelfstandig uit handelingsrepertoire, deels intuïtief, deels gericht, gefundeerd op basis van geobserveerd leergedrag en sociaal /emotioneel gedrag.
Gebruikt meerdere handelswijzen voor eenzelfde soort situatie. Fundeert soms achteraf handelen op basis van theorie.
Stelt zich steeds op de hoogte van actuele uitkomsten van pedagogisch onderzoek. Vertaalt dat naar de onderwijspraktijk
Stelt zich voortdurend op de hoogte van actuele maatschappelijke ontwikkelingen rondom jeugd en vertaalt dat naar een bruikbaar handelingsrepertoire.
Is een rolmodel voor transparantie in legitimering voor handelen
35
VAKDIDACTISCH COMPETENT A Leren denken en leren leren
Beginnend Kan leeractiviteiten beschrijven en benoemen.
In ontwikkeling Herkent leernoodzaak. Vertaalt leernoodzaak bij inhouden naar lessen/activiteiten.
Begrijpt wat leerlingen (moeten) leren denken bij de verschillende vakken.
Vertaalt leeractiviteiten naar werkvormen.
Startbekwaam
Vakbekwaam
Stelt leernoodzaak systematisch vast voor individuele leerlingen en voor groepen.
Excellent Formuleert op basis van onderzoek didactische concepten omtrent onderwerpen, thema’s, vakken.
Ontwerpt onderwijs, afgestemd op vastgestelde onderwijsnoodzaak, voor individuen en voor groepen.
Stuurt bij lesactiviteiten op het leren leren (hoe moet je dit leren). B Vakkennis en vakvaardigheden
C Taakgerichte leeromgeving creëren
Volgt vooral de inhoudelijke lijn van het schoolboek.
Raadpleegt naast het schoolboek ook de methode.
Biedt lesstof aan die past bij de leerlijn en de vooraf gestelde doelen.
Toont parate, wendbare inhoudelijke kennis.
Toont inhoudelijke kennis op niveau van het schoolboek.
Toont parate inhoudelijke kennis die schoolboek ontstijgt.
Sluit in het aanbod aan bij de doorlopende leerlijnen binnen de school.
Kan inhoudelijk los van schoolboek werken.
Prikkelt de leerlingen af en toe voor het vak en kan de relevantie benoemen.
Geeft aanzet tot het verantwoorden van inhoudelijke keuzes.
Beargumenteert inhoudelijke keuzes in het licht van de eisen die de overheid aan het basisonderwijs stelt.
Beargumenteert relevantie van les en onderwijs overtuigend.
Prikkelt de leerlingen geregeld voor het vak en gaat het gesprek over relevantie aan.
Maakt het vak altijd aantrekkelijk voor leerlingen.
Zoekt gericht stimulerende materialen die passen bij de les die aan de orde is.
Zorgt voor ondersteunende. en stimulerende materialen.
Benoemt leeractiviteiten.
Beargumenteert keuze van leeractiviteiten.
Biedt leermaterialen en -middelen aan die passen bij de verschillende achtergronden van de leerlingen
Koppelt leeractiviteiten aan leerdoelen
Heeft onderzoekende houding ten aanzien van ingezette werkvormen.
Gebruikt directe instructie werkvormen.
Gebruikt verscheidene aanbiedende en activerende werkvormen, die aansluiten bij het leerstofonderdeel en de ontwikkeling van de doelgroep.
Gebruikt materiaal en middelen die aanwezig zijn in de klas en die horen bij de methode.
Gebruikt afwisselend aanbiedende en activerende werkvormen
Stimuleert (anderstalige) leerlingen in hun taalontwikkeling door een taalrijke leeromgeving aan te bieden (woord, beeld en tekst) Geeft taakgerichte feedback.
Bewaakt de doorlopende leerlijnen van de diverse vakkennis en vakvaardigheden binnen de school als geheel.
Biedt de lesstof aan vanuit de gestelde doelen en hanteert de methode als ondersteunend Ontwerpt onderwijs dat onderzoeksvaardigheden bij leerlingen ontwikkelt. Stimuleert collega’s om vernieuwende werkvormen te gebruiken waarmee kan worden aangesloten op verschillende niveaus in een groep.
Kiest en ontwerpt leeractiviteiten steeds op weloverwogen gronden. Staat voortdurend stil bij leeropbrengst. Gebruikt rijke verscheidenheid aan aanbiedende en activerende werkvormen. Verzamelt informatie over nieuwe inhoudelijke en didactische aanpakken en bespreekt de toegevoegde waarde hiervan met collega’s.
36
D Geven van instructie
Kan vertellen over de leerstof.
Geeft directe instructie en sluit daarmee aan op de ontwikkeling van leerlingen.
Hanteert directe instructievormen en betrekt leerlingen actief bij de les.
Kan een gerichte instructie geven om complexe taak uit te voeren.
Kan leerlingen zelfstandig laten denken over een casus, probleem, opgave.
Kan leerlingen eigen werktaak en leertaak laten formuleren en uitvoeren
Kan vakinhoud presenteren. Kan een gerichte instructie geven voor een enkelvoudige taak.
Kan kennis en vaardigheid aan de hand van stappenplan uitleggen Geeft instructie die voldoet aan de volgende kenmerken: gelaagd, bevat instructie op niveau van opdracht en op niveau van sturen op leren E Begeleiden, stimuleren en sturen van denken en leren
Kan in kleine leerstofeenheden hulp bieden.
Bereidt begeleidingsstrategieën voor bij lessen.
Leert leerlingen herkennen wanneer het leren en denken stagneert.
Bespreekt met leerling persoonlijkheidskenmerken.
Anticipeert op mogelijke problemen bij de les.
Kan ter plekke analyseren waar leren en denken stagneert.
Daagt leerlingen uit het geleerde op verschillende manieren toe te passen
Bespreekt met leerlingen hun prestaties en gedrag in het licht van de te behalen leerdoelen.
Maakt motiverend onderwijs, dat uitdaagt tot leren.
Stimuleert leerlingen om in groepen meerdere toepassingen van het geleerde te bedenken.
Heeft verscheidene begeleidingsstrategieën paraat. Leerprocessen begeleiden gericht op halen van leerdoelen. Stimuleert leerlingen hardop oplossingen te bedenken. Laat leerlingen oplossingsstrategieën onderling vergelijken. F Differentiëren van leerprocessen
Geeft instructies aan kleine groepjes.
Zoekt oplossingen voor verschillen.
Houdt rekening met verschillen.
Zoekt naar toegesneden bijspijkeractiviteiten. Voert groepsplan uit.
G Evalueren van leer- en ontwikkelingsprocessen
Ontwerpt onderwijs dat aansluit bij de belevingswereld van het kind, en de horizon ervan verbreedt.
Leert leerlingen elkaar te begeleiden. Spreekt met leerlingen over hun mogelijkheden om het nieuw geleerde toe te passen in andere situaties.
Stimuleert gebruik van metacognitieve regulatie strategieën.
Geeft feedback op de meerwaarde van samenwerking voor het resultaat.
Laat leerlingen leerresultaten aan oplossingsstrategieën koppelen en conclusies trekken.
Kiest adequate, toegesneden bijspijkeractiviteiten.
Laat leerlingen zoveel mogelijk op eigen niveau werken.
Zoekt naar verrijkingsoefeningen.
Kiest adequate, toegesneden verrijkingsoefeningen
Hanteert voor twee basisvakken groepsplannen en herkent hierbinnen de cruciale leermomenten.
Leert leerlingen een probleemanalyse te maken van stagnatie in denken en leren
Hanteert groepsoverstijgende doelen voor alle vakken en herkent daarbinnen de cruciale leermomenten.
Ontwikkelt en gebruikt voor alle vakken groepsplannen en herkent de cruciale leermomenten daarbinnen.
Gebruikt toetsen en correctiemodellen van collega’s of het schoolboek.
Maakt soms eigen toetsen en correctiemodellen.
Ontwerpt relatief betrouwbare en valide toetsen en correctiemodellen.
Ontwerpt betrouwbare en valide toetsen en correctiemodellen.
Evalueert de leeropbrengst van onderwijsactiviteiten aan de hand van leerdoelen.
Heeft weet van tekorten van methodegebonden toetsen.
Gebruikt waar relevant voortoetsen en diagnostische toetsen.
Integreert allerhande evaluatietechnieken in het leren van leerlingen.
Heeft zicht op toetsen naast methodegebonden toetsen.
Zet vanuit theorie en onderzoek, brede kennis in die werkt.
Beschrijft leerlijnen voor individuen en groepen.
Evalueert leeropbrengsten systematisch en koppelt terug naar ontwerpdoel.
Staat geregeld stil bij leeropbrengsten.
Ontwikkelt leerlijnen voor individuen en groepen.
Verbetert leerlijnen op basis van evaluaties.
Stelt zich steeds op de hoogte van actuele ontwikkelingen van didactisch onderzoek en vertaalt dat naar de onderwijspraktijk. Stelt zich steeds de hoogte van actuele maatschappelijke ontwikkelingen rondom onderwijs, en vertaalt dat naar de onderwijspraktijk.
37
ORGANISATORISCH COMPETENT A Organiseren van passende en uitdagende leeromgeving
Beginnend
In ontwikkeling
Startbekwaam
Bereidt eigen onderwijsactiviteiten voor.
Bereidt vooral eigen aandeel in de les voor, en dat van leerlingen.
Bereidt leerling-activerende les voor, met mogelijkheden voor differentiatie.
Heeft zicht op leerlingen tijdens de groepsles.
Heeft goed overzicht tijdens de les.
Werkt soms in andere opstelling, of buiten het lokaal.
Heeft overzicht over leerlingen tijdens lessen aan een kleine groep. Is helder over de leertaken.
Gebruikt enkele activiteiten en werkvormen. Communiceert duidelijk naar de groep wat er gedaan moet worden.
Formuleer de doelen, taken en verwachtingen SMART. Weet activiteiten en werkvormen gevarieerd in te zetten.
Vakbekwaam Zorgt voor een sfeervol ingericht lokaal. Introduceert nieuwe werkvormen en activiteiten in de school. Gebruikt feedback van leerlingen om organisatie te verbeteren. Gebruikt een ruime variatie in activiteiten en werkvormen.
Is helder over doelen, taken en verwachtingen. B Optimaal benutten van de onderwijstijd
Maakt een planning voor leeractiviteiten.
Is zich bewust van de realisatie van planning tijdens de les
Let op de tijd
Stelt de planning bij. Hanteert in het lesaanbod een logische opbouw en ruimt tijd in voor vragen.
Benut onderwijstijd efficiënt Stimuleert leerlingen de leertijd te benutten. Stimuleert leerlingen om de gegeven leertijd efficiënt en effectief te gebruiken.
Excellent Organiseert elk type les en onderwijsactiviteit goed en vlot. Heeft overzicht en anticipeert tijdens de les. Werkt regelmatig in andere opstelling, of buiten het lokaal. Geeft leerlingen medeverantwoordelijkheid voor de klassenorganisatie.
Betrekt leerlingen bij bewaken van onderwijstijd. Maakt leerlingen medeverantwoordelijk voor het effectief en efficiënt gebruik van de leertijd.
38
C Systematisch volgen en administreren van leren en ontwikkeling
Kijkt toetsen na volgens aangegeven correctiemodel. Analyseert de prestatie en vergelijkt dit met de geformuleerde standaard. Begrijpt hoe het leerlingvolgsysteem van de school werkt. Ondersteunt de mentor bij het registreren van de voortgang van de leerlingen.
Evalueert onderwijsresultaten en leerprocessen volgens leerlijnen, vastgesteld door school en derden. Formuleert aandachtspunten bij resultaten op individueel niveau, groepsniveau en klassenniveau. Maakt bij het formuleren van leertaken gebruik van gegevens uit het leerlingvolgsysteem. Kan een aantal veelgebruikte testen en toetsen individueel en klassikaal uitvoeren.
Inhoudelijke bijdrage in werk- en projectgroepen betreffende de vernieuwing en ontwikkeling van het onderwijs. Toetst op de afgesproken momenten de voortgang in de ontwikkeling en de leerprestaties van leerlingen. Toetst met de juiste toetsen en onder de juiste condities de ontwikkeling en de leerprestaties van leerlingen. Registreert in de groepsadministratie per leerling de te behalen doelen en de voortgang hierin. Analyseert onder begeleiding de resultaten van de leerlingen en vertaalt dit naar het eigen handelen en de aanpak.
Organiseert een dialoog over evaluatie met collega en leiding Signaleert en analyseert behoeften aan vernieuwing van het onderwijs. Initieert de dialoog over analyse van data, mogelijke consequenties ervan voor onderwijs en de organisatie ervan. Stemt met collega’s regelmatig af welke toetsen zij inzetten om leerprestaties te onderzoeken. Zet waar nodig aanvullende toetsen of testen in om de ontwikkeling of de leerprestaties van leerlingen te onderzoeken. Bespreekt met collega’s de ontwikkeling en leerprestaties van de leerlingen en vraagt feedback op de eigen analyses. Analyseert op eigen initiatief de resultaten van de leerlingen en vertaalt dit naar het eigen handelen en de aanpak.
D Planning
Kan een afgeronde les geven. Redelijk realistische, maar weinig flexibele planning. Kan lesovergangen voorbereiden en zelfstandig verzorgen in de groep.
E Leiding geven
Kan een gesprek leiden. Kan de aandacht van de groep krijgen. Kan de aandacht van de groep houden gedurende een les. Kan een lesovergang leiden.
Kan een aantal lessen uitvoeren met een doorlopende lijn rond een hoofdstuk of onderwerp.
Kan een aantal weken aaneengesloten onderwijs ontwerpen en uitvoeren. Helpt leerlingen plannen.
Realistisch en flexibel in planning.
Deelt de leertijd voor leerlingen efficiënt en effectief in en hanteert een adequate planning.
Kan een dag voorbereiden en zelfstandig uitvoeren in de groep. Kan een leerproces leiden waarbij verschillende groepen verschillende activiteiten uitvoeren. Varieert in vormen om de aandacht (terug) te krijgen. Kan de aandacht van de groep houden gedurende de dag.
Kan altijd de aandacht van de groep krijgen en houden. Sluit aan bij verschillen tussen leerlingen om de aandacht te krijgen en te houden.
Leert leerlingen plannen. Stelt jaarplannen op en realiseert deze.
Kan de aandacht van de groep en individuen krijgen en houden ook in extreme situaties, waarin de veiligheid wordt bedreigd.
Doet voorstellen voor onderzoek en ontwikkelingstrajecten Rapporteert en presenteert over ontwikkelingsprocessen Verzamelt informatie over het verbeteren van klassenmanagement en het actief betrekken van leerlingen.
Stelt in overleg met collega’s vast wat belangrijke criteria en meetmomenten zijn in de voortgang van de ontwikkeling en leerprestaties van leerlingen.
Bespreekt met collega’s de voortgang van de leerontwikkeling van leerlingen binnen de school en zoekt met hen naar verbetermogelijkheden.
Realistisch en flexibel in planning, ook van experimentele en complexe leerprocessen.
.
Treedt adequaat op bij verstoringen in de les.
Is helder over de regels in de klas; hanteert deze consequent.
39
SAMENWERKEN MET COLLEGA’S A Delen en deelnemen
Beginnend Wisselt soms ervaringen uit met collega’s. Ondersteunt de mentor bij het organiseren van het klaslokaal en de groep.
In ontwikkeling
Startbekwaam
Zoekt stelselmatig actief naar uitwisseling met collega’s om eigen lessen te optimaliseren.
Wisselt met collega’s kennis en informatie uit over afspraken binnen de school.
Is actief lid van het team.
Biedt collega’s hulp aan en vraagt indien nodig om hulp.
Is collega’s tot steun. Toont betrokkenheid bij een aantal teamleden. Heeft inbreng in teamprocessen.
Neemt actief deel aan (team)overleg. Toont af en toe initiatief in het team. Treedt collega’s respectvol tegemoet en houdt rekening met verschillende achtergronden en talenten.
Zoekt collega’s op die kunnen helpen bij de oplossing van een probleem en blijft hier niet mee rondlopen.
Vakbekwaam Is in staat het samenwerkingsproces binnen het team positief te beïnvloeden.
Helpt collega’s bij het behalen van hun resultaten door onder andere het bieden van advies en ondersteuning.
Vervult een actieve rol tijdens teamoverleg en brengt op eigen initiatief ter zake doende onderwerpen in.
Excellent Wisselt structureel ervaringen uit met collega’s gericht op verdere wederzijdse professionalisering. Is voortrekker in de samenwerking binnen het team.
Fungeert als vraagbaak en steun voor collega’s bij vragen en onduidelijkheden over afspraken in de dagelijkse schoolsituatie
Geeft collega’s op constructieve wijze feedback op de wijze waarop zij werken aan het behalen van gezamenlijke resultaten.
Maakt collega’s attent op het naleven van onderlinge afspraken.
B Gestructureerd overleggen
Bespreekt met mentor de lessen en activiteiten, observaties en analyses.
Plannen van feedback momenten aan anderen dan de mentor.
Overlegt met collega’s welke activiteiten binnen de school gezamenlijk kunnen worden opgepakt Bespreekt systematisch met collega’s de voortgang en ontwikkeling van leerlingen.
Neemt actief deel aan project- en/of werkgroepen over onderwijsprogramma's en onderwijsvernieuwing met leidinggevenden en collega's.
Bespreekt ontwikkelingen over het gebied van opleiding en/of coaching en over het gebied van leerling- en/ of kwaliteitszorg door informatie uit wisselen en door ontwikkelafspraken te maken.
Stuurt aan op nadere afspraken naar aanleiding van ontwikkelingsprocessen. Initieert activiteiten die groepsoverstijgend zijn binnen de school.
Bespreekt open met collega’s de onderlinge samenwerking en doet suggesties voor verbetering.
Is vaardig in het begeleiden van collega’s bij het ontwikkelen en uitvoeren van onderzoek;
40
C Grenzen
Signaleert wanneer overbelasting dreigt.
Probeert grenzen van tijd en betrokkenheid af te bakenen.
Geeft grenzen van tijd en betrokkenheid aan.
Spreekt de organisatie aan op verantwoordelijkheid naar haar werknemers.
41
SAMENWERKEN MET DE OMGEVING A Delen en deelnemen
B Doelmatig contact over onderwijs en opvoeding
Beginnend
In ontwikkeling
Leest de voorgeschreven literatuur.
Leest onderzoeksliteratuur om eigen observaties te staven
Is op de hoogte van de verschillende instanties die in de omgeving van de school functioneren en die buiten de basisschool en de thuissituatie opvang en uitdaging bieden.
Benoemt de specifieke kenmerken van de leefomgeving van de leerlingen en de buurt waarin de school staat.
Toont belangstelling voor de context waarin leerlingen opgroeien.
Raadpleegt deskundigen over procedures van de school.
Levert als gesprekspartner geregeld constructieve bijdragen;
Toont initiatief in contact met de omgeving.
Communiceert op open wijze met ouders/verzorgers/derden en houdt rekening met en toont begrip voor hun achtergronden.
Kan een aantal verschillen benoemen tussen zijn eigen achtergrond en die van de leerlingen.
Vraagt naar resultaten van de school. Neemt kennis van inspectierapporten. Neemt kennis van vervolgonderwijs van leerlingen.
Gebruikt literatuur om onderwijsen onderzoekspraktijk te staven en te voeden
Vakbekwaam Is in gesprek met ouders en leerlingen over de leefomgeving waarin de school zich bevindt.
Excellent Houdt systematisch het vakgebied bij.
Stemt onderwijskundig en pedagogisch handelen af in overleg met instanties rond de school. Neemt deel aan initiatieven om om leefomgeving van de leerlingen te verbeteren.
Poogt culturele verschillen te overbruggen, onder meer door respect te tonen. Bereidt zich geregeld voor op belangrijke gesprekken en overlegsituaties.
C Doelmatig contact over onderwijs- en opvoedingsresultaten
Startbekwaam
Bespreekt met de mentor achtergronden van leerlingenpopulatie, in en uitstroomgegevens. Relateert opbrengsten van onderwijs aan context van school in grootstedelijk perspectief.
Reageert adequaat (snel, alert, met respect, open en constructief) op vragen en opmerkingen van ouders/verzorgers/ derden.
Stelt zich op de hoogte van de uitkomsten van onderzoek en werkgroepen in relatie tot de eigen school.
Levert als gesprekspartner altijd constructieve bijdragen; bereidt zich steevast voor op belangrijke gesprekken en overlegsituaties.
Initiatiefrijk in contact met de omgeving.
Past procedures van de school zelfstandig toe.
Past procedures van de school zelfstandig toe en ontwikkelt nieuwe.
Vertaalt relevante informatie van ouders/verzorgers/derden over de leerling naar het eigen aanbod voor begeleiding van de leerling
Treedt op als effectieve mediator bij moeilijke contacten.
Maakt bij collega’s bespreekbaar hoe wordt samengewerkt met ouders/verzorgers/ derden en maakt op basis hiervan afspraken.
Weet opbrengsten van externe ontwikkelingen en onderzoek terug te vertalen naar de eigen situatie Onderhoudt contact en overlegt met instanties buiten de school die ook betrokken zijn bij de ontwikkeling en begeleiding van leerlingen Neemt deel aan project- en/of werkgroepen over onderwijsprogramma', onderwijsvernieuwing met collega’s, leidinggevenden buiten de eigen school.
Treedt op als woordvoerder voor de school. Maakt bij collega’s bespreekbaar hoe wordt samengewerkt met ouders/ verzorgers/derden en maakt op basis hiervan afspraken. Neemt deel aan overleg over opleiding en/of coaching en op het gebied van leerling- en/ of kwaliteitszorg. Presenteert opbrengsten van onderzoek uit eigen school in breder verband: in werkgroepen in projecten.
42
D Doelmatig contact beroepsgroep
Kan de beroepsrollen van de leerkracht benoemen.
Oriënteert zich op actuele discussies over het beroep, de school en het bestuur. Maakt gebruik van internetfora waarin leerkrachten dilemma’s, bevindingen en ontwerpen met elkaar delen.
Bespreekt met ouders/verzorgers de voortgang en ontwikkeling van onderwijs en school
Communiceert met interne en externe zorgspecialisten over ontwikkeling en leren.
Vertegenwoordigt in de beroepsgroep de school, of opbrengsten van onderzoek uit de school ‘schoolbestuur’.
Wisselt met de voorschool en voortgezet onderwijs over wensen/eisen ten aanzien van lesprogramma’s uit.
Initieert activiteiten die leiden tot samenwerking met instanties en andere betrokkenen ter bevordering van de ontwikkeling van de leerling.
43
REFLECTIE EN ONTWIKKELING A Zelfbeeld
B Reflecteren
Beginnend Benoemt de eigen sterke of zwakke kanten bij concrete begeleidingsmomenten.
Reflecteert onder begeleiding op het eigen handelen, en verbindt er incidenteel conclusies aan voor toekomstig handelen.
In ontwikkeling
Startbekwaam
Benoemt eigen interpersoonlijk handelen.
Vraagt anderen advies bij lastige situaties in het werk.
Toont inzicht in sterke en zwakke punten en leervragen ten aanzien van verschillende competenties en werkt daaraan.
Benoemt de eigen sterktes en zwaktes in kennis, vaardigheden en gedrag en zet deze om in een persoonlijk ontwikkelplan.
Reflecteert op het eigen handelen en vraagt soms feedback.
Vraagt systematisch om feedback. Neemt initiatief ter verbetering van het eigen handelen in de praktijk. Brengt aanwijzingen van anderen ter verbetering van het eigen handelen in de praktijk
Vakbekwaam
Excellent
Maakt beargumenteerde keuzes voor verdieping of verbreding van de eigen vaardigheden.
Is bekwaam in het leiden van intervisie of het geven van supervisie.
Zet nieuw verworven kennis, vaardigheden en ervaringen om in verbetering van het eigen dagelijks handelen.
Informeert teamleden over de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving of in het onderwijs voor het eigen handelen.
Informeert teamleden over de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving of in het onderwijs voor het eigen handelen. Onderzoekt voortdurend het eigen handelen met evaluatie, reflectie en feedback. Gebruikt de uitkomsten van (eigen) onderzoek om effectiever te werken.
Informeert teamleden over de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving of in het onderwijs voor het eigen handelen. Informeert teamleden over de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving of in het onderwijs voor het eigen handelen.
Gebruikt persoonlijke reflectie als inspiratiebron te gebruiken voor overdracht naar collega’s. C Onderzoeken
Uitkomsten van onderzoek die in de opleiding zijn aangeboden met betrekking tot de beroepspraktijk worden ingezet in dagelijks handelen. Weet welke data in de school verzameld worden en welke data verzameld kunnen worden. Weet data te presenteren en interpreteren.
Is in staat problemen uit de beroepspraktijk te vertalen in onderzoeksvragen. Experimenteren met alternatief handelingsrepertoire en hier consequenties aan verbinden. Weet wat data betekenen voor onderwijsproces Kan data afzetten tegen landelijke/stedelijke gegevens. Onderzoekt pedagogische en didactische processen in de eigen klas.
Heeft onderzoekende opstelling in alle handelen Gebruikt persoonlijke reflectie mede als leidraad voor de professionele ontwikkeling als leerkracht. Stemt de eigen ontwikkelactiviteiten af op de afspraken in het team en binnen de school. Onderhoudt zijn kennis en vaardigheden en werkt aan de ontwikkeling van nieuwe kennis en vaardigheden, die nodig zijn in het eigen werk.
Past soms actieonderzoek en/of ontwerpgericht onderzoek toe op problemen uit de beroepspraktijk.
Past geregeld actieonderzoek en/of ontwerpgericht onderzoek toe op problemen uit de beroepspraktijk.
Neemt deel aan scholings- en ontwikkelingsactiviteiten en onder andere collegiale consultatie.
Communiceert hierover met collega’s in en buiten de school. initieert onderzoeken in school houdt de voor het beroep vereiste bekwaamheden op peil en breidt deze zo nodig uit.
Houdt zich op de hoogte van de ontwikkelingen op het vakgebied, bestudeert relevante vakliteratuur. Maakt bij collega’s bespreekbaar hoe wordt samengewerkt met ouders/verzorgers/ derden en maakt op basis hiervan afspraken.
Informeert teamleden over de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving of in het onderwijs voor het eigen handelen.
44