Tussenrapportage
Het Leren van de Toekomst met de Pabo Experiment op Pabo Iselinge
Over het CAOP Het CAOP is hét kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken in het publieke domein. Het CAOP adviseert en ondersteunt meer dan 200 opdrachtgevers in verschillende sectoren, waaronder de rijksoverheid en de sectoren onderwijs en zorg. CAOP Research & Europa is de onderzoek- en adviesafdeling van het CAOP op het gebied van nationale en Europese arbeidsmarktvraagstukken in het publiek domein.
CAOP Lange Voorhout 9 2514 EA Den Haag Postbus 556 2501 CN Den Haag T 070 3765765 F 070 3457528 E
[email protected] W www.caop.nl
© CAOP Research & Europa, maart 2013
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, CD, internet of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Het Leren van de Toekomst met de Pabo Experiment op Pabo Iselinge
Auteurs: Y. Hoogeveen, Jo Scheeren Den Haag, maart 2013 .
INHOUDSOPGAVE
1
2
3
4
SAMENVATTING
3
1.1 Achtergrond
3
1.2 Innovatiekracht en factoren die innovatiekracht beïnvloeden
4
1.3 Tussentijdse onderzoeksresultaten
5
INLEIDING
9
2.1 Achtergrond
9
2.2 Doel en onderzoeksvragen
10
2.3 Onderzoeksopzet 2.3.1 Onderzoeksdoelgroep 2.3.2 Onderzoeksfasen
11 11 11
2.4 Leeswijzer
13
INNOVATIE DOOR INZET VAN ICT IN HET ONDERWIJS
14
3.1 Inleiding
14
3.2 Literatuur Definiëring en typering innovatiekracht in het algemeen bij innovatie
14 14
3.3 Innovatiekracht door ict inzet in het project
20
3.4 De samenhang tussen ict gebruik en onderwijsinnovatie
22
ALGEMENE BEELD VAN HET PROJECT OP ISELINGE
25
4.1 Uitgangssi tuatie 4.1.1 Aanleiding en verwachtingen 4.1.2 Ict-gebruik Iselinge voorafgaand aan het project
25 25 26
4.2 Innovatiekracht en projectdoelstellingen 4.2.1 Relatie project met innovatiekracht 4.2.2 Doelstellingen project
27 27 28
4.3 Projectaanpak 4.3.1 Leerpunten eerdere projecten basis projectaanpak 4.3.2 Selectieproces 4.3.3 Projectont wikkeling in Iselinge 4.3.4 Projectuit voering in Iselinge
29 29 30 31 33
4.4 Stand van zaken in het project 4.4.1 Rollen en verant woordelijkheden in de praktijk 4.4.2 Projectont wikkeling en -uit voering 4.4.3 Tijd, ondersteuning en afstemming 4.4.4 Communicatie over en verspreiding van het project
34 34 35 36 38
4.4.5 4.4.6 4.4.7
Ontwikkelingen in innovatiekracht Succesfactoren Leerpunten
4.5 Aanbevelingen 4.5.1 Tussentijdse aanbevelingen project 4.5.2 Aanbevelingen voor innovatieprojecten op andere Pabo’s
39 40 41 42 42 43
LITERATUUR
45
BIJLAGE 1: INTERVIEWVRAGEN VOOR ISELINGE
47
BIJLAGE 2: INTERVIEWVRAGEN VOOR KENNISNET
48
BIJLAGE 3: EXPERIMENTEN ISELINGE
49
1
SAMENVATTING
In deze samenvatting kunt u de achtergrond van het project en het onderzoek nalezen. Tevens vindt u de tussentijdse onderzoeksresultaten.
1.1 Achtergrond Innovatiek racht versterk en door ict In 2012-2013 voert Kennisnet het project “Het leren van de Toekomst met de Pabo” uit. Bij dit project experimenteert Pabo Iselinge gedurende een bepaalde periode met een breed scala aan innovatieve ict-toepassingen op basis van een vooraf gesteld onderwijsdoel. Gekozen is voor een Pabo omdat de leerervaring uit het project zich via docenten, studenten en stagescholen breed kan vers preiden. Doelstelling van het project is: Het versterken van de innovatiekracht van Pabo’s met innovatieve ict toepassingen en technologie voor toekomstgericht(er) onderwijs voor docenten, studenten en leerlingen. Beoogd resultaat van het project is: Overdraagbare kennis en expertise voor Pabo’s omtrent het experimenteren met, onderzoeken en inzetten van innovatieve ict -toepassingen zodat Pabo’s hun studenten optimaal kunnen voorbereiden om in hun toekomstige onderwijsloopbaan zo goed mogelijk gebruik te maken van ict. Onderzoek over ontwik k eling innovatiek racht Kennisnet wil inzicht in hoe de innovatiekracht van Pabo Iselinge zich door het project ontwikkelt. In opdracht van Kennisnet voert CAOP Research een onderzoek uit naar de ervaren innovatiekracht van Pabo Iselinge door inzet van de door Iselinge gekozen ict-toepassingen. Doel van het onderzoek is het genereren van kennis over de ontwikkeling van de innovatiekracht van Pabo’s door het ontwikkelen en implementeren van innovatieve ict-toepassingen op de Pabo ten behoeve van negen onderwijsvraagstukken. Door deze nieuw verworven kennis gedurende het project aan de projectverantwoordelijken terug te koppelen kunnen tussentijdse aanpassingen plaatsvinden, waarmee de opbrengsten van het project wordt vergroot. Tevens is het onderzoek bedoeld om zicht te krijgen op de opbrengsten van het project. Tot slot wordt beoogd de opgedane kennis te generaliseren en te verspreiden naar andere Pabo’s. Tussenrapportage Dit betreft een tussenrapportage. Deze tussenrapportage heeft betrekking op de eerste fase van het onderzoek en geeft vooral een (voorlopig) antwoord op de volgende drie onderzoeksvragen: 1. Wat wordt verstaan onder innovatie en innovatiekracht en welke factoren beïnvloeden de innovatiekracht? 2. Wat is de visie van Iselinge en Kennisnet op de huidige en gewenste innovatiekracht en de huidige en gewenste ict-bekwaamheid (studenten, docenten) van Iselinge en Pabo’s in het algemeen? 3. Welke doelstellingen en beoogde resultaten heeft Iselinge met het project? Diepte-interviews In december 2012 zijn hiertoe diepte-interviews gehouden met de volgende personen: de projectverantwoordelijken op de Iselinge (opleidingsdirecteur en beleidsmedewerker innovatie) de projectleider vanuit Iselinge (één van de docenten) een van de twee projectleiders van Kennisnet de projectverantwoordelijke van Kennisnet (manager Unit Innovatie) en de didactisch begeleider (onderwijskundige van onderwijsadviesbureau APS)
3
1.2 Innovatiekracht en factoren die innovatiekracht beïnvloeden Op basis van inzichten in de literatuur is de eerste onderzoeksvraag beantwoord: Wat wordt verstaan onder innovatie en innovatiekracht en welke factoren beïnvloeden de innovatiekracht? Dit vormt tevens een referentiekader voor het onderzoek. Met welke aspecten dient rekening te worden gehouden bij de evaluatie van het project? Vanuit de literatuur is een synthese gemaakt van aspecten die invloed kunnen hebben op innovatiekracht in het algemeen, in het onderwijs, en in dit project in het bijzonder. Deze vormt tevens een referentiekader voor het onderzoek. Met welke aspecten dient rekening te worden gehouden bij de evaluatie van het project? Werk definitie Innovatiek racht Na bestudering van de literatuur komen we, specifiek toegesneden op dit project, tot de volgende werkdefinitie van innovatiekracht: “Innovatiekracht is de mate waarin vernieuwende ideeën worden ingebracht en succesvol worden geïmplementeerd in onderwijsprocessen en leerprocessen van de verschillende actoren, nu en in de toekomst. Dit door het gebruik van ict toepassingen”. Factoren van invloed op innovatiek racht door ict inzet in dit project Kenmerk van de literatuur die op innovatiekracht in het onderwijs van toepassing is, is dat dez e fragmentarisch is. Het gaat soms over definitie of over voorwaarden, soms over barrières en persoonlijke drijfveren. We maken bij de synthese gebruik van het model van Schmalenbach (2001) om de aspecten te ordenen. Het model wijst in feite op een onderscheid tussen organisatorische en persoonlijke aspecten: a) organisatorische aspecten: Het mogen innoveren wijst op de noodzaak van een stimulerende en faciliterende omgeving voor innovatie; b) persoonlijke aspecten: Het k unnen en willen innoveren wijst op de noodzaak van het hebben van kennis, vaardigheden en de juiste attitude voor innovatie. Ad a: Het mogen innoveren: uit de literatuur komen de volgende organisatorische aspecten (Pabo Iselinge en Kennisnet) naar voren die van invloed kunnen zijn op dit project: - Visie/focus/doel: Waar wil de organisatie heen en passen innovaties hierin? - Strategie: Hoe wil de organisatie innoveren? - Cultuur: Is er sprake van een lerende omgeving? - Organisatiestructuur: Is de taakverdeling en de verdeling van verantwoordelijkheden geregeld? - Bereidheid tot faciliteren: Is de organisatie bereid om te investeren in personen en middelen? - Beschik baarheid van middelen: ruimte om te experimenteren, financiële middelen, training. - Autonomie/ruimte voor innovaties: Vanuit de organisatie betrokkenen ruimte geven en autonomie bij innovatie. - Facilitering technische k ennis: Beschikbaarheid ict programma’s, ict infrastructuur - Gebruik svriendelijk heid ict: Hoe makkelijk is de toegankelijkheid van ICT-toepassingen? - Organisatiek enmerk en: Is er sprake van een flexibele, kennisintensieve organisatie? - Coherentie: Zijn de bovenstaande aspecten goed op elkaar afgestemd? - Continuïteit: Is de continuïteit gewaarborgd bij vernieuwingen en in het bijzonder dit project? - Commitment: Voelen de betrokken actoren zich eigenaar en verantwoordelijk voor de innovatie? - Externe oriëntatie: Er is een gedeelde visie om innovaties te delen met andere relevante partijen? - Consistentie: Een consistente omgeving waarin organisaties hun beleid op elkaar afstemmen. - Samenwerk ing: De organisatie schept de ruimte voor samenwerking. Ad b: Wat betreft het k unnen innoveren zijn vanuit de literatuur de volgende persoonsgebonden aspecten te onderscheiden: - Ervaring als k enniswerk er: iemand die kennis en informatie tot zich neemt en deze interpreteert, ontwikkelt en vervolgens gebruikt en distribueert. Hij gebruikt zijn vaardigheden om problemen te signaleren en vervolgens oplossingen en alternatieven te zoeken. - Het gebruik k unnen mak en van de geboden autonomie en ruimte.
4
- Ict k ennis en vaardigheden. - Kennis van de relatie tussen ict gebruik en didactische werk wijzen. - Het k unnen overbrengen en verspreiden van k ennis en vaardigheden. - Het k unnen relateren van probleemoplossend vermogen en ict gebruik aan toek omstige leerprocessen. - Samenwerk ing: sociaal vaardig en open staan voor samenwerking. Wat betreft het willen innoveren worden in de literatuur de volgende persoonsgebonden aspecten genoemd: - Persoonlijk heidsk enmerk en: bijvoorbeeld al dan niet behoudend, risicomijdend, zekerheid zoekend ten opzichte van initiatiefrijk, ondernemend, creatief, innovatief, etc. - Het gebruik willen mak en van de geboden autonomie en ruimte. - Motivatie/belangstelling voor onderwijsinnovaties door middel van ict. - Sensibiliteit voor veranderingen. - Het voldoende k undig voelen om innovaties te implementeren. - Commitment: het eigenaar voelen van - en verantwoordelijk nemen voor de innovatie. Visueel ziet het model met aspecten die invloed hebben op innovatiekracht door ict gebruik er als volgt uit:
5
1.3 Tussentijdse onderzoeksresultaten Aanleiding project(deelname) Kennisnet wil instellingen leren innoveren met behulp van ict. De reden dat K ennisnet het project bij een Pabo uitvoert is dat ze de hele kolom wil bereiken: van lerarenopleiders naar toekomstige leraren naar leerlingen. Iselinge is enige jaren bezig met het oplossen van onderwijsproblemen via media. De verwachting is dat het project Leren van de Toekomst deze ontwikkeling versnelt. Ict-gebruik Iselinge voorafgaand aan het project Op Iselinge is ict geïntegreerd in de vakken, zo blijkt uit de interviews. Sociale media en applicaties via iPads worden bij aanvang van het project nog niet ingezet. De meeste docenten op Iselinge zijn volgens de geïnterviewden middenmoters in de zin dat ze interesse hebben in ict, maar hulp nodig hebben bij de toepassing in de lessen. De ict-medewerkers en mediadocenten van Iselinge worden als voorlopers beschouwd en er zijn ook medewerkers die minder met ict hebben. Studenten zijn vaak verder ontwikkeld in hun ict-vaardigheden dan de docenten, maar ook onder hen zijn nog steeds studenten die weinig met ict ophebben, aldus de geïnterviewden. Projectdoelstellingen en visie Iselinge sluiten op elk aar aan Kennisnet wenst Pabo-instellingen te helpen hun eigen innovatiekracht te vergroten door technische en onderwijskundige ondersteuning te bieden bij de inzet van ict -toepassingen die aansluiten bij onderwijsvraagstukken op Pabo’s. Iselinge wil het gezamenlijk leren van docenten, studenten en stagescholen verstevigen. Ook wil Iselinge informeel en formeel leren met elkaar verbinden en wenst Iselinge goed om te gaan met niveauverschillen tussen studenten, maar ook met niveauverschillen tussen leerlingen. Projectaanpak In het project Leren van de Toekomst op de Pabo laat Kennisnet elke deelnemende docent met één of twee ict-toepassingen experimenteren. Het onderwijsvraagstuk van de docent is daarbij leidend, de toepassingen worden steeds bij het onderwijsvraagstuk gezocht. Het project heeft de doorlooptijd van een schooljaar, zodat er voldoende tijd is voor het proces van innovatie. Tijdens de uitvoering van het project wordt het proces in kaart gebracht via kwalitatief onderzoek. Selectieproces De belangstelling voor het project onder de Pabo’s is groot en ook binnen Iselinge is veel draagvlak voor het project. De geïnteresseerde docenten hebben allemaal hun onderwijsvraagstuk gepresenteerd aan het MT waarna Iselinge deze onderwijsvraagstukken samen met hun visie heeft ingediend bij Kennisnet. De belangrijkste criteria die Kennisnet voor projectdeelname hanteert, zijn: gezamenlijke visie bij de Pabo draagvlak voor het project samenhang tussen ict en het curriculum en verbinding tussen de Pabo en de stagescholen Volgens Kennisnet voldoet Iselinge het beste aan deze criteria en daarom is gekozen het project op Iselinge uit te voeren. Projectontwik k eling Iselinge ontwikkelt het project onder begeleiding van Kennisnet. Zo ontvangt Iselinge didactische begeleiding door een onderwijskundige en vind elke twee weken een afstemmingsoverleg plaats tussen deze onderwijskundige, de projectleider van Kennisnet en het projectteam van Iselinge. Ook heeft de projectleider van Iselinge wekelijks Skype contact met de projectleider van Kennisnet en de onderwijskundige. Daarnaast hebben het projectteam en de opleidingsdirecteur van Iselinge de mogelijkheid gehad gedurende een dag te experimenteren met ict-toepassingen in de innovatieve ruimte die Kennisnet beschikbaar heeft. Voorts hebben het projectteam, de opleidingsdirecteur en enkele studenten van Iselinge een tweedaagse Summerschool gevolgd. Daarvoor maken de docenten eerst projectplannen voor de onderwijsvraagstukken. Hierbij zijn ze ondersteund door de onderwijskundige. Deze projectplannen zijn naar leveranciers van software gestuurd die op hun beurt hebben gekeken welk aanbod passend was voor de onderwijsvraagstukken. Tijdens de Summerschool hebben de leveranciers presentaties verzorgd over ict -toepassingen die konden worden ingezet voor de vraagstukken. Na de Summerschool is besloten negen experimenten uit te voeren en elk experiment te beschouwen als een afzonderlijk project. Per experiment is bekeken welke technologie en software nodig is, wanneer het experiment kan worden uitgevoerd en of
6
studenten en stagescholen bij het project betrokken zouden worden. Tevens zijn de leveranciers geselecteerd. Voorts hebben docenten en studenten met ondersteuning van de onderwijskundige de lesactiviteiten voorbereid.
Rollen In het project zijn de volgende rollen te onderscheiden: De projectleider van Iselinge die het project bij Iselinge coördineert en rapporteert aan het MT De opleidingsdirecteur van Iselinge die projectverantwoordelijk is Een stuurgroeplid van Iselinge die erop toeziet dat de projecten in de visie van Iselinge passen Een projectteam van Iselinge bestaande uit docenten. Zij stellen de onderwijsplannen op en zorgen voor de ontwikkeling en uitvoering van de experimenten. De projectleiders van Kennisnet. Kennisnet heeft twee projectleiders: een inhoudelijke en organisatorische. Een didactisch begeleider. Deze onderwijskundige voorziet het docententeam van begeleiding bij de ontwikkeling van de experimenten. Een projectteam van Kennisnet die de ondersteuning van het project verzorgt: didactisch, secretarieel, technisch en communicatief. Aan het project deelnemende studenten. Aan het project deelnemende opleidingsscholen: studenten voeren het experiment waar mogelijk uit op de opleidingsscholen. Een klankbordgroep van Kennisnet die meedenkt over de vormgeving van het project. Projectontwik k eling en - uitvoering Docenten, studenten en leveranciers ontwikkelen het project samen. Dit werkt in de praktijk goed. Ongeveer de helft van de projecten is uitgevoerd in het eerste semester. Een gedeelte wordt in het tweede semester uitgevoerd. De voorbereiding van deze experimenten heeft dan wel al plaatsgevonden. Deze spreiding over het gehele jaar vindt men prettig, want het biedt de mogelijkheid van elkaar te leren. De verwachting van Kennisnet dat het project ook op stagescholen zou worden uitgevoerd is uitgekomen; Een deel van de experimenten wordt ook op opleidingsscholen gedaan. Randvoorwaarden voor het project Tijd: Het blijkt dat het de deelnemende docenten een dagdeel per week nodig hebben voor het project. Dit blijkt in de praktijk voldoende, zij het dat het project in eerste instantie een half jaar zou duren en gebleken is dat het project een schooljaar in beslag neemt. Begeleiding: De belangrijkste begeleiding van Kennisnet heeft plaatsgevonden aan het begin van het project: de selectie van de Pabo’s, de verdiepingsdag bij Kennisnet, de Summerschool en het adviseren bij het opstellen van de projectplannen voor de onderwijsvraagstukken. De onderwijskundige begeleidt het docententeam en de deelnemende studenten bij de projectontwikkeling. De docenten voeren de experimenten zelf uit. Technische ondersteuning: De technische ondersteuning wordt enerzijds verzorgd door de projectleider van Kennisnet en de onderwijskundige. Anderzijds biedt de ict -afdeling van Iselinge technische ondersteuning. Samenwerking: De samenwerking tussen Kennisnet, Iselinge en de onderwijskundige verloopt heel prettig. Men reageert snel op elkaars vragen en houdt zich aan de afspraken. De Summerschool heeft hieraan bijgedragen in de zin dat alle betrokkenen met elkaar hebben kunnen kennismaken tijdens de Summerschool. De projectleider van Kennisnet en de onderwijskundige kunnen goed samenwerken. Op een gegeven moment bleek dat het begeleiden van negen experimenten teveel was voor één onderwijskundige. Toen is besloten de experimenten te verdelen tussen de projectleider en de onderwijskundig. Dit heeft goed gewerkt. Communicatie: Het projectteam, de projectleider van Kennisnet en de onderwijskundige hebben voldoende overleg met elkaar. Wel blijkt het belangrijk om daadwerkelijk twee wekelijks af te stemmen, omdat de ontwikkelingen in het project heel snel gaan. Communicatie over het project De communicatie over het project verloopt via een speciaal voor het project ingerichte website www.hetlerenvandetoekomst.nl. Hierop worden blogs en filmpjes geplaatst van alle betrokkenen. Ook wordt informatie verspreid via docentenvergaderingen, veldcontactdagen en verzorgt Kennisnet vier
7
masterclasses voor het veld en andere Pabo’s. Tevens besteden de media aandacht aan het project. De communicatie naar docenten van Iselinge en de externe communicatie behoeft nog wel meer aandacht. Invloed project op innovatiek racht De docenten en studenten van Iselinge zijn erg enthousiast over het project , zo geven de geïnterviewden aan. Belangrijke ingrediënten voor innovatiekracht zijn aanwezig: een betrokken bestuurder en projectteam, inbedding in het curriculum, actieve kennisdeling met collega’s, tijd nemen voor het proces, studenten en opleidingsscholen betrekken bij het project en het proces in kaart brengen door onderzoek. Het is wel van belang dat ook na afronding van het project docenten en studenten gefaciliteerd worden om dergelijke vernieuwende experimenten te kunnen blijven uitvoeren. Succesfactoren De projecten zijn gekoppeld aan de visie van Iselinge. Ook het draagvlak binnen Iselinge is groot. De inzet van studenten is succesvol omdat ze open staan voor vernieuwing en via hen leert de instelling als geheel. Dat gewerkt wordt vanuit eigen onderwijsvraagstukken van docenten is essentieel, net als de aansluiting van de experimenten op het curriculum. Binnen Iselinge hebben de docenten veel professionele ruimte en werken docenten zelfstandig aan de experimenten. De technische en didactische begeleiding binnen het project sluit aan op de behoefte van de docenten. Ook de hoge snelheid in communicatie werkt bevorderlijk, net als de roostervrije maandagochtend voor onderlinge uitwisseling. Leerpunten Het is belangrijk voldoende tijd en doorlooptijd in te ruimen voor de experimenten. Daarnaast vraagt de complexiteit van het project dat de projectleider flexibel omgaat met de behoeften vanuit het project en dat er bijgestuurd wordt als dat nodig is. Ook interne en externe communicatie is van belang. Interne communicatie is nodig om alle docenten bij het proces te betrekken, de ontwikkelingen volgen elkaar namelijk snel op. Externe communicatie is nodig voor de kennisdeling over het project om duurzame resultaten te behalen. Aanbevelingen voor Iselinge Ook in de tweede fase van het project dient er voldoende tijd en begeleiding beschikbaar te zijn. Mogelijk kunnen hiervoor scholingsmiddelen voor leerkrachten worden ingezet. De interne en externe communicatie verdienen blijvende aandacht. Studenten zouden hierbij een rol kunnen spelen. De evaluatie en borging van het project zijn van belang om duurzame resultaten te behalen en om de projecten via het curriculum uit te breiden naar alle studenten van Iselinge. Voorts wordt aanbevolen in de tweede fase van het project de negen afzonderlijke experimenten nader te belichten en in te gaan op het verdere verloop van het innovatieproces bij de docenten. Aanbevelingen voor innovatieprojecten op andere Pabo’s Gemeenschappelijke visie en draagvlak essentieel Werk vanuit een onderwijsvraagstuk en sluit aan op het curriculum Werk met een projectteam dat technisch en didactisch wordt begeleid Benader elk experiment als een afzonderlijk project met een eigen projectplan Betrek docenten, studenten en opleidingsscholen Neem voldoende (doorloop)tijd voor het project Houd de lijnen kort Wees niet te bescheiden: als docent kun je bijdragen aan vernieuwing Voldoende aandacht voor communicatie en verspreiding Aandacht voor evaluatie en borging van het project
8
2
INLEIDING
In 2012-2013 voert Kennisnet het project “Het leren van de Toekomst met de Pabo” uit. Bij dit project experimenteert Pabo Iselinge gedurende een bepaalde periode met een breed scala aan innovatieve ict-toepassingen op basis van een vooraf gesteld onderwijsdoel. Gekozen is voor een Pabo omdat de leerervaring uit het project zich via docenten, studenten en stagescholen breed kan verspreiden. Doelstelling van het project is: Het versterk en van de innovatiek racht van Pabo’s met innovatieve ict toepassingen en technologie voor toek omstgericht(er) onderwijs voor docenten, studenten en leerlingen. Beoogd resultaat van het project is: Overdraagbare k ennis en expertise voor Pabo’s omtrent het experimenteren met, onderzoek en en inzetten van innovatieve ict -toepassingen zodat Pabo’s hun studenten optimaal k unnen voorbereiden om in hun toek omstige onderwijsloopbaan zo goed mogelijk gebruik te mak en van ict. Kennisnet wil inzicht in hoe de innovatiekracht van Pabo Iselinge zich door het project ontwikkelt. Kennisnet heeft CAOP Research gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de ervaren innovatiekracht van Pabo Iselinge door inzet van de door Iselinge gekozen ict-toepassingen.
In deze inleiding vindt u de achtergrond van het project “Het Leren van de Toekomst met de Pabo”, het onderzoeksdoel, de onderzoeksvragen en de onderzoeksopzet van het gehele onderzoek. Het vervolg van deze tussenrapportage richt zich op de resultaten uit de eerste onderzoeksfase.
2.1 Achtergrond Centraal in het project “Het leren van de Toekomst met de Pabo” staat de innovatiekracht bewerkstelligd door ict-inzet op Pabo’s. Onderzoek van CAOP Research op het gebied van ict en onderwijspersoneel onderstreept het belang van ict-inzet op Pabo’s. Zo ervaart het onderwijzend personeel dat lerarenopleidingen onvoldoende voorbereiden op het werken met ict in het onderwijs 1 (Warmerdam en Hoogeveen, 2011). Om na te kunnen gaan hoe de ict-inzet op Pabo’s van invloed is op innovatiekracht, is verheldering van het begrip innovatiekracht nodig: wat wordt verstaan onder innovatiekracht, wat is het conceptuele kader van innovatiekracht en hoe maak je het meetbaar? Voor het begrip innovatiekracht kan aansluiting gevonden worden bij het begrip innovatie en nog specifieker bij het begrip onderwijsinnovatie. Onderwijsinnovatie kan als volgt afgebakend worden (Scheerens, 2 2010) : “Innovatie is de implementatie van een betekenisvolle vernieuwing of verbetering met toegevoegde waarde voor een onderwijsorganisatie, die leidt tot borging of verbetering van de onderwijskwaliteit van de school”. In het project “Het leren van de Toekomst met de Pabo” wordt ict niet alleen ingezet om de onderwijskwaliteit te borgen of te verbeteren, maar ook om de innovatiekracht te vergroten. In het begrip innovatiekracht zitten elementen als creatief klimaat en blijvend vernieuwen, maar ook het vermogen om vernieuwingen te implementeren en het realiseren van opbrengsten. Het begrip creatief klimaat bestaat op zijn beurt uit ook weer uit een combinatie van factoren (o.a. uitdagendheid, professionele ruimte, openheid, risicobereidheid). Bij innovatie(kracht) kunnen we drie aspecten onderscheiden: ten eerste gaat het om de visie van de onderwijsinstelling op wenselijke innovaties, ten tweede om het proces van implementatie van de innovaties en ten derde om de opbrengsten ervan. Deze drie aspecten worden in de onderzoeksvragen nader uitgewerkt.
1
Warmerdam, S. en Hoogeveen, Y. (2011). Ict en de invloed op de onderwijsarbeidsmarkt. De invloed van ict -gebruik op de schoolorganisatie, docenten en onderwijsondersteunend personeel. Den Haag: SBO. 2 Scheerens, J. (2010). Het innoverend vermogen van de onderwijssector en de rol van de ondersteuningsstructuur. Paper t.b.v. kenniskamer OCW.
9
2.2 Doel en onderzoeksvragen Doel van het onderzoek Doel van het onderzoek is kennis te genereren over de ontwikkeling van de innovatiekracht van Pabo’s door het ontwikkelen en implementeren van innovatieve ict -toepassingen op de Pabo ten behoeve van negen onderwijsvraagstukken. Door deze nieuw verworven kennis gedurende het project aan de projectverantwoordelijken terug te koppelen kunnen tussentijdse aanpassingen plaatsvinden, waarmee de opbrengsten van het project wordt vergroot. Voorts is het onderzoek bedoeld om zicht te krijgen op de opbrengsten van het project. Tot slot wordt beoogd de opgedane kennis te generaliseren en te verspreiden naar andere Pabo’s. Onderzoeksvragen We hebben de volgende centrale vraagstelling en bijbehorende subvragen geformuleerd: Centrale onderzoeksvraag Hoe ontwikkelt zich de innovatiekracht van Pabo Iselinge door inzet van de door Iselinge gekozen ict-toepassingen? Subvragen 1. Wat wordt verstaan onder innovatie en innovatiekracht, welke factoren beïnvloeden de innovatiekracht en hoe kan de innovatiekracht die door ict wordt bewerkstelligd gemeten worden? 2. Wat is de visie van Iselinge en Kennisnet op de huidige en gewenste innovatiekracht en de huidige en gewenste ict-bekwaamheid (studenten, docenten) van Iselinge en Pabo’s in het algemeen? 3. Welke doelstellingen en beoogde resultaten heeft Iselinge met het project? 4. Wat zijn de ervaringen van de bij het project betrokkenen met het implementatieproces op Iselinge (projectopzet, keuze voor ict-toepassingen, introductie en implementatie van de gekozen toepassingen, succes/faalfactoren, knelpunten/verbeterpunt en)? 5. Welke ervaringen hebben de bij het project betrokken studenten met de implementatie van de gekozen ict-toepassingen tijdens de opleiding op de Pabo (Hoe verloopt de implementatie, wat zijn knelpunten/verbeterpunten, inschatting van hun vermogen om ict -toepassingen in hun opleiding en gedurende hun verdere onderwijsloopbaan in te zetten)? 6. Welke opbrengsten heeft het project tot dusver opgeleverd voor Iselinge (kwaliteit opleiding, innovatiekracht, vernieuwingen in het Pabo-curriculum)? 7. In hoeverre heeft het project de gewenste resultaten opgeleverd voor Iselinge? Wat is nodig om het project succesvol te vervolgen? 8. Welke lering is uit het project te trekken voor Kennisnet en andere Pabo’s die innovatieve ict toepassingen willen inzetten om hun innovatiekracht te versterken? Reikwijdte Het onderzoek richt zich op de perceptie door retrospectie. Tijdens het project wordt op verschillende momenten bij de betrokkenen nagegaan hoe het proces verloopt en in hoeverre ze ‘innovatiekracht‘ ervaren op basis van de ict implementatie. Er is geen meetinstrument van innovatiekracht voorhanden. Vanwege de doorlooptijd van het project kon dit ook niet voorafgaand aan het project geconstrueerd worden. Vooraf kon daarom niet een gefundeerde inschatting van de innovatiekracht van de betrokkenen worden gemaakt. Ook is het om bovengenoemde reden niet mogelijk het verschil in de ontwikkeling van innovatiekracht tussen deelnemers en niet -deelnemers te meten. Om deze reden richt het onderzoek zich uitsluitend op betrokkenen bij het project. De beste methodiek om een gepercipieerde toename van innovatiekracht vast te stellen is door betrokkenen retrospectief te vragen welke toename zij op een aantal vanuit de literatuur nader te definiëren aspecten van innovatiekracht ervaren. Iemand kan namelijk wel achteraf aangeven of hij/zij vindt dat er door een bepaalde projectaanpak sprake is van een toename op (aspecten van) innovatiekracht. Behalve dat de percipieerde toename van innovatiekracht wordt vastgesteld, wordt voorafgaand aan de experimenten ook nagegaan welke effecten men wenselijk acht en wordt tijdens en na afloop van het project bezien in hoeverre deze wenselijke effecten zijn gerealiseerd. Naast deze aandacht voor toename van de innovatiekracht wordt uiteraard veel aandacht besteed aan het proces van implementatie, mede om de navolgbaarheid van het proces voor andere Pabo’s te borgen.
10
2.3 Onderzoeksopzet 2.3.1
Onderzoeksdoelgroep
Vanuit Iselinge is een projectteam samengesteld, bestaande uit acht docenten die de onderhavige ict projecten vormgeven en implementeren. Deze docenten spelen een essentiële rol in het project. Ook de projectverantwoordelijken op de Pabo (bestuur, directie) hebben een belangrijke rol, vooral waar het visie op de wenselijke innovaties betreft en het faciliteren van het projectteam om de projecten te kunnen ontwikkelen en implementeren. Bij de dagelijkse praktische invoering van het project is de projectbeleider vanuit de Pabo van belang. Daarnaast zijn de studenten die deelnemen aan de projecten een belangrijke informatiebron. Via hen is het mogelijk de ervaringen met de experimenten uit eerste hand op te halen. Tot slot is ook Kennisnet zelf een belangrijke actor in proces van invoering en begeleiding en daarmee een informatiebron. Om die reden maken ook degenen die vanuit Kennisnet bij het project op Iselinge betrokken zijn deel uit van de onderzoeksdoelgroep. We komen dan tot de volgende onderzoeksdoelgroep: de projectverantwoordelijken op de Iselinge (opleidingsdirecteur en beleidsmedewerker innovatie) de projectleider vanuit Iselinge (één van de docenten) de acht docenten die aan de experimenten deelnemen, tevens het projectteam de aan de experimenten deelnemende studenten de projectleiders van Kennisnet de projectverantwoordelijke van Kennisnet (manager Unit Innovatie) de didactisch begeleider (onderwijskundige van onderwijsadviesbureau APS) De projectverantwoordelijken, projectleiders en de didactisch begeleider noemen we in het vervolg van deze rapportage ook wel intermediairs.
2.3.2
Onderzoeksfasen
Het onderzoek is opgebouwd rond drie belangrijke fases in het innovatieproject: formuleren van visie op wenselijke innovaties proces van implementatie van de ingezette innovaties genereren van opbrengsten van de ingezette innovaties Elke onderzoeksfase levert kennis voor het onderzoek en voor een procesbeschrijving voor disseminatie naar andere Pabo’s. Tevens levert elke onderzoeksfase kennis op voor het project zelf. Daarom worden de resultaten van elke onderzoeksfase en met name genoemde verbeterpunten schriftelijk terug gerapporteerd, zodat de professionals ze kunnen inbrengen in het lopende project. Inhoudelijk ligt de focus op de innovatiekracht van vier groepen: de innovatiekracht van de Pabo Iselinge (als organisatie) de innovatiekracht van de docenten de innovatiekracht van de studenten de innovatiekracht van Kennisnet in het project. Deze vier groepen zullen de nodige aandacht krijgen en leidend zijn in het onderzoek. Deze tussenrapportage richt zich op de eerste fase, namelijk op de visie op wenselijke innovaties. Hierna zullen we daarom deze eerste onderzoeksfase nader uiteenzetten.
11
Visie op gewenste innovaties Operationalisatie begrip innovatiek racht Voor het vaststellen van de innovatiekracht van Iselinge, is het nodig om de begrippen innovatie en innovatiekracht goed te definiëren en innovatiekracht bewerkstelligd door ict te operationaliseren (onderzoeksvraag 1). Hiertoe is literatuur verzameld en geanalyseerd over dit onderwerp. Dit heeft input opgeleverd voor het ontwikkelen van interviewchecklists en vragenlijsten, maar ook voor het conceptuele denken van de onderzoekers en, in een later stadium, van de bij het project betrokkenen. Analyse van (schriftelijk ) materiaal Nagegaan is wat de achtergrond en uitgangspunten van het project zijn bij aanvang van het project. Wat wordt er mee beoogd en welke elementen zijn bepalend in het project? Hiervoor is het plan van aanpak van het project bestudeerd. Ook de website van het project is gebruikt als informatiebron voor het onderzoek. Op de website staan de experimenten van het project beschreven en worden blogs bijgehouden over de voortgang van het project. Deze informatie is in het onderzoek betrokken. Inzicht in uitgangssituatie: diepte-interviews Het onderzoek is gestart met het inzichtelijk krijgen van de uitgangssituatie, de visie op de gewenste innovaties. Op Iselinge zijn negen onderwijsvraagstukken uitgewerkt. Voor elk van deze vraagstukken worden een of meer ict-toepassingen ingezet. De complexiteit van de uitvoering van meerdere vraagstukken met daarbinnen een of meer ict-toepassingen typeert dit onderzoek. In feite gaat het in het project om negen separate experimenten. Voor het inzichtelijk krijgen van de visie en de doelstellingen van betrokkenen met de experimenten zijn face-to-face interviews gehouden. Face-toface interviews lenen zich goed voor onderwerpen waarin dieper op een onderwerp moet worden ingegaan zonder beïnvloeding van en door anderen. Om de belasting van de docenten te reduceren is de informatie over de uitgangssituatie alleen opgehaald bij de intermediairs die bij het project betrokken zijn. Er is in totaal gesproken met zes intermediairs, te weten de projectleider van Iselinge. de projectverantwoordelijken van Iselinge, namelijk de opleidingsdirecteur en de beleidsmedewerker innovatie die tevens stuurgroeplid is vanuit Iselinge één van de twee projectleiders van Kennisnet de projectverantwoordelijke van Kennisnet, te weten de manager Unit Innovatie die stuurgroeplid is vanuit Kennisnet en de onderwijskundige die als projectbegeleider optreedt voor het projectteam van Isel inge. Deze interviews hebben plaatsgevonden in de periode 4 tot en met 18 december 2012. In bijlagen 1 en 2 vindt u de onderwerpen van deze interviews. Tijdens 2.2):
de interviews is ingegaan op de volgende thema’s (onderzoeksvraag 1, 2 en 3, zie paragraaf Begrip innovatiekracht en bevorderende en belemmerende factoren op Iselinge Visie op: Huidige en gewenste innovatiekracht van studenten en docenten Iselinge en Pabo’s in het algemeen. Huidige en gewenste ict-bekwaamheid studenten en docenten Iselinge en Pabo’s in het algemeen. Projectopzet, projectbegeleiding, rollen en verantwoordelijkheden Doelstellingen en beoogde resultaten van het project “Het leren van de Toekomst met de Pabo” Stand van zaken van het project: ontwikkelen ict-toepassingen, introductie/implementatie icttoepassingen. Ook zijn voorlopige opbrengsten van het project in kaart gebracht.
12
2.4 Leeswijzer Deze tussenrapportage heeft betrekking op de eerste fase van het onderzoek. De projectopbrengsten zullen in dit stadium derhalve nog beperkt zijn. De tussenrapportage geeft vooral een (voorlopig) antwoord op de volgende drie onderzoeksvragen: 1. Wat wordt verstaan onder innovatie en innovatiekracht, welke factoren beïnvloeden de innovatiekracht en hoe kan de innovatiekracht die door ict wordt bewerkstelligd gemeten worden? 2. Wat is de visie van Iselinge en Kennisnet op de huidige en gewenste innovatiekracht en de huidige en gewenste ict-bekwaamheid (studenten, docenten) van Iselinge en Pabo’s in het algemeen? 3. Welke doelstellingen en beoogde resultaten heeft Iselinge met het project? Hoofdstuk 3 geeft een beeld vanuit de literatuur. Wat kan worden verstaan onder innovatiekracht en welke factoren beïnvloeden innovatiekracht door ict. Deze basis heeft gediend als input voor het ontwikkelen van interviewchecklists en vragenlijsten en als conceptueel kader voor de onderzoekers en direct betrokkenen bij het project.. Hoofdstuk 4 gaat in op het algemene beeld van het project op Iselinge en geeft de resultaten weer van de diepte interviews met de intermediairs uit het project.
13
3 INNOVATIE DOOR INZET VAN ICT IN HET ONDERWIJS
3.1 Inleiding De doelstelling van het project ‘Het leren van de toekomst met de Pabo is: ‘Het versterken van de innovatiekracht van Pabo’s met innovatieve ict-toepassingen en technologie voor toekomstgericht(er) onderwijs voor docenten, studenten en leerlingen’. Bij het project gaat het om de innovatiekracht van Kennisnet, de Pabo Iselinge, de lerarenopleiders aan de Pabo, de studenten van de Pabo en uiteindelijk de leerlingen van scholen. De achterliggende gedachte daarbij is dat de leerervaringen zich zeer breed verspreiden, namelijk via lerarenopleiders, hun studenten (leerkrachten in opleiding) en de scholen waar de studenten praktijkervaring opdoen. Het project wordt begeleid door onderzoek. Doel van het onderzoek is o.a. kennis te genereren over de ontwikkeling van de innovatiekracht van Pabo’s door het ontwikkelen en implementeren van innovatieve ict-toepassingen op de Pabo. Een deel van het onderzoek betreft de vraag: Wat wordt verstaan onder innovatie en innovatiekracht, welke factoren beïnvloeden de innovatiekracht en hoe kan de innovatiekracht die door ict wordt bewerkstelligd gemeten worden? De nadere afbakening vanuit de literatuur vormt de basis en een referentiekader voor het onderzoek. Met welke aspecten van innovatiekracht dient rekening te worden gehouden in het begeleidend onderzoek bij het project?
3.2 Literatuur Uit de literatuursearch blijkt dat de begrippen innovatiekracht, innovatief vermogen innovatief ict gebruik of onderwijsinnovatie niet eenduidig worden omschreven. Er bestaan meerdere definities of de begrippen worden gehanteerd zonder dat duidelijk is wat eronder wordt verstaan. Onderstaand willen we de meer algemene inzichten uit de literatuur, vaak uit organisat ietheorieën, toepasselijk maken in het kader van het project ‘Het leren van de toekomst met de Pabo’, waarbij het gaat om de innovatiekracht van Kennisnet, van de Pabo Iselinge, de opleiders aan de Pabo, de studenten van de Pabo en uiteindelijk de leerlingen van scholen. Onderstaand eerst een beknopt overzicht van definiëringen, typeringen en voorwaarden en barrières vanuit de literatuur. Daarna volgt ‘de vertaling’ naar indicatoren die invloed kunnen hebben op innovatiekracht door ict inzet in het project ‘Het leren van de toekomst met de Pabo’. Definiëring en typering innovatiekracht in het algemeen bij innovatie De Jong en Brouwer (1999) definiëren de term innovatiekracht (innovative ability) als volgt: “Innovative ability is a necessary condition for an organisation to have a permanent flow of innovations. It is the ability of the entrepreneur and his employees to generate ideas and develop and successfully implement these ideas into new or improved products, services, technologies, work processes or 3 market conditions.” Baregheh, Rowly & Sambrook (2009) onderscheiden zes typeringen die samen innovatie uitmaken:
Aard van de innovatie: verwijst naar de vorm van de innovatie (bijvoorbeeld gaat het om iets nieuws, een verbetering of een verandering). Type innovatie: betreft het type output of het resultaat van de innovatie (bijvoorbeeld een product, dienst, proces, technisch).
3
Jong, J.P.J. de, and E. Brouwer (1999), Determinants of the innovative ability of SMEs: literature review, Zoetermeer: EIM.
14
Stadia van innovatie: de stappen die genomen worden tijdens het innovatieproces (bijvoorbeeld: genereren van ideeën, implementatie, ontwikkeling, in gebruik name). Sociale context: sociale entiteit, systeem of groep mensen die betrokken is bij het innovatieproces of de omgevingsfactoren die erop van invloed zijn (bijvoorbeeld: organisaties, bedrijven, klanten, sociale systemen, werknemers, ontwikkelaars). Middelen voor innovatie: benodigde middelen (techniek, ideeën, uitvindingen, creativiteit, markt) die nodig zijn voor innovatie. Doel van innovatie: het algemene resultaat dat organisaties willen bereiken door innovatie 4 (succesvol zijn, onderscheiden, concurreren).
EIM hanteert in haar rapport “Determinants of innovative ability. An empirical test of a causal model.” het model van De Jong en Brouwer (1999) van determinanten die innovatief vermogen (innovative ability) van kleine en middelkleine ondernemingen bepalen. De focus ligt op productinnovatie. Zeven categorieën van determinanten zijn te beïnvloeden: People characteristics: willingness of the employees to take risks, the entrepreneur’s commitment to innovation, internal entrepreneurial activities, the presence of internal capabilities and skills Strategy: the presence of innovation in the mission statement, innovation objectives in the strategy Culture: loose control, people orientation, openness, result orientation, profes sionalism, spread of information Structure: de-standardisation, vertical integration, multi-functional teams, co-operation between departments, challenging task assignment and expansion, job rotation, autonomy, a reward structure that stimulates innovation Availability of means: freedom to experiment, financial resources, education and training, use of creative techniques Network activities: external orientation, customer orientation, cooperation with other companies, buying technological knowledge and information Company characteristics: high technological competence, high diversification plan, high range of activities along the production line, export activities, location of the company in urban areas, high complexity of product design, low lead time in the introduction of the novelty. Twee categorieën zijn niet te beinvloeden: Innovation infrastructure: high level of general technological activity and basic knowledge, the existence of patents, the existence of tax reductions, the existence of R&D subsidies Mark et characteristics: open economy, a mid-degree of competition, high intensity of non-price competition, low intensity of price competition, short length of the product life cycle, high degree of demand-pull, low price elasticity, heterogeneous demand, high uncertainty of demand. Het model van Schmalenbach (2001) laat zien dat innovatief gedrag pas optreedt als de betrokkenen 5 kunnen, willen en mogen innoveren.
4
Anahita Baregheh, Jennifer Rowley, Sally Sambrook, (2009) "Towards a multidisciplinary definition of innovation", Management Decision, Vol. 47 Iss: 8, pp.1323 - 1339 5 Zie voor de afbeelding van het model: http://www.psw.nl/ons_werk/cursussen_trainingen/workshop_agenderen_introduceren_sociale_innovatie.html
15
Volgens het model zijn alle drie de hierboven genoemde aspecten - kunnen, willen en mogen nodig om tot een geslaagde innovatie te komen: Een voorwaarde is dat de medewerker kan innoveren. Dat wil zeggen: hij of zij moet de vakkennis, de vaardigheden en de ervaring hebben om mee te denken over product of procesinnovatie. Daarnaast moet hij kennis of enig overzicht hebben over de organisatie zelf en het verloop van een innovatieproces en ten slotte zijn organisatorische en communicatieve vaardigheden vereist. Een tweede voorwaarde is dat de medewerker wil innoveren. Het innovatieproces vraagt om gedrevenheid, vasthoudendheid en overtuigingskracht. Er moet passie zijn voor innovatie en de manager en medewerker moeten voor zichzelf het dilemma tussen kansen en bedreigingen (weerstanden) oplossen. De derde voorwaarde is dat de medewerker mag innoveren. De medewerker moet de ruimte, de tijd en de bevoegdheden hebben om te innoveren, er moet een flexibele organisatie zijn en 6 een innovatief klimaat. Er moet ruimte zijn om fouten te maken en van de fouten te leren. In een artikel van Van Diggele en Berenschot (2011) “Succesvol innoveren vanuit de kracht van mensen” wordt ingegaan op persoonlijke drijfveren van betrokken bij innoveren die voorspellend zijn voor hun gedrag. Zes drijfveren worden onderscheiden die bepalend zijn voor gedrag en motivatie in organisaties: -
de de de de de de
drijfveer drijfveer drijfveer drijfveer drijfveer drijfveer
die mensen en sociale verbanden voorop stelt. die zekerheid en duidelijkheid wil. die vooruitgang, resultaten en prestaties wil. die staat voor kracht, durf en tempo. die wil analyseren, begrijpen en doorgronden. die veiligheid en ‘thuisgevoel’ zoekt.
Innovaties die worden voorgesteld worden op basis van deze drijfveren door de betrokkenen bij de innovatie getoetst. Een innovatie moet tegemoet komen aan deze drijfveren willen de betrokkenen de innovatie steunen en tot een succes maken. Dat betekent in het licht van de drijfveren dat innovaties:
6
Sociale innovatie in de zorg (VV&T) in Noord-Brabant, PSW, ’s-Hertogenbosch, 2010. http://www.socialeinnovatiebrabant.nl/algemeen/downloads/pilot_rapport_in_de_zorg.pdf
16
-
goed doordacht moeten zijn en kloppen volgens eigen maatstaven; iets opleveren en concreet zijn; besproken en gedragen worden; realistisch en goed uitgewerkt zijn; noodzakelijk en urgent zijn en snel worden geïmplementeerd; en aansluiten bij de identiteit
Daarom dient bij een innovatie: Een gedragen en samen ontwikkelde visie te zijn die betekenisvol is voor alle betrokken partijen. De verbeterdoelen opgesteld te zijn met samenhangende en meetbare resultaten. De output van resultaatmetingen ‘traceerbaar’ en vastgelegd te zijn. De verbinding gemaakt te worden tussen vernieuwing en alle lagen van de organisatie. De missie en visie passend geformuleerd, herkenbaar en betekenisvol te zijn. Ook komen een aantal tips aan de orde voor het succesvol implementeren van (onderwijs)innovaties: Zorg voor draagvlak in de top. Draagvlak in de top betekent niet alleen dat het management zegt dat het er achter staat, maar vooral dat dit is vastgelegd en dat er ook de benodigde resources zijn gereserveerd. Draagvlak krijg je niet door de belangen te benadrukken vanuit de eigen drijfveren, maar vanuit de belangen van de ander. Zorg voor verbinding tussen de drie-eenheid: wat, wie & hoe. Bewustzijn van gedrag is de eerste stap op weg naar beheersen van het project en succesvol zijn. Er zijn drie gebieden: o Bewustzijn van de inhoud; o Bewustzijn van de cultuur en de dominante drijfveren van de mensen in de organisatie; o Wees bewust van de samenstelling van een team en de aansturing; is het een goede match? Zorg voor variëteit aan drijfveerprofielen in een team. Wanneer alle drijfveren in een team vertegenwoordigd zijn kan iedereen een bijdrage leveren aan het benoemen van actoren en belangen vanuit de verschillende drijfveren. Als een bepaalde drijfveer niet vertegenwoordigd is in een team kan dit leiden tot een blinde vlek en een risico voor het mislukken van het project. Bereid je goed voor en scan zowel organisatie als proces. Veel innovatieprojecten gaan van start door een team samen te stellen op basis van inhoudelijke kennis en deskundigheid. Vanuit deze deskundigheid brengt men ook meningen en standpunten en wordt een project gedomineerd door het realiseren van de innovatie op basis van inhoud. Het succes van een project wordt echter niet alleen bepaald door de inhoudelijke deskundigheid en of men dit voldoende voor het voetlicht krijgt, maar of men het proces goed heeft ingericht en op de juiste momenten de juiste actoren inschakelt en betrekt en de juiste taal spreekt. Zorg voor een gezamenlijk belang en een urgentie. Ruimte geven in een proces waarin een ieder input kan leveren is van groot belang, zeker in een onderwijsomgeving. Deze ruimte kan ook tegenwerken, zodra dit leidt tot brede discussie, ieder zijn verhaal blijft herhalen, zonder dat wordt toegewerkt naar een realisatie en een gezamenlijk doel. Zorg voor druk, waardoor de betrokkenen worden geprikkeld om elkaar niet te overtuigen, maar het gezamenlijke te benadrukken. Vier het succes. Voor het behouden van veerkracht en teamgeest is het van belang om behaalde successen, ook tussentijds, te vieren. Een resultaatgerichte, 7 professionele aanpak maakt dat mogelijk. Innovatiekracht in het onderwijs Ook voor innovatiekracht in het onderwijs geldt dat hiervoor geen eenduidige omschrijving is. Er bestaan verschillende definities voor en vaak wordt het begrip gebruikt zonder dat duidelijk is wat er precies onder wordt verstaan. Er zijn maar een paar definiëringen die betrekking hebben op het onderwijs. Scheerens (2010) bakent onderwijsinnovatie als volgt af: “Innovatie is de implementatie van een betekenisvolle vernieuwing of verbetering met toegevoegde waarde voor een onderwijsorganisatie, 8 die leidt tot borging of verbetering van de onderwijskwaliteit van de school”. 7
Van Diggele, J. en Berenschot,R. Succesvol innoveren vanuit de kracht van mensen. In onderwijsinnovatie, december 2011.
17
Blank, Haelermans & Van Hulst (2009) definiëren innovatiekracht in hun rapport over innovaties in het voortgezet onderwijs als volgt: “De mate waarin nieuwe ideeën, goederen, diensten en processen 9 worden ingevoerd.” Lubberman (2011) komt op basis van een literatuursearch tot de volgende definitie voor onderwijsinnovatie: “Innovatie is de implementatie van een betekenisvolle vernieuwing of verbetering met toegevoegde waarde voor een onderwijsorganisatie, die de onderwijskwaliteit van de school borgt en eventueel verbetert.” Daarbij dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: 1. het is een vernieuwing of verbetering ten opzichte van de oude situatie; 2. het is of wordt geïmplementeerd; 3. het is betekenisvol (‘significant’); 4. het heeft ‘toegevoegde waarde’; 5. het borgt of verbetert de onderwijskwaliteit op één of meer van de volgende aspecten: productiviteit, effectiviteit, efficiency, gelijkheid en responsiviteit; 10 6. het is minimaal identificeerbaar en bij voorkeur evalueerbaa r. Waslander (2007) heeft in de publicatie “Leren over innoveren in het vo”, op basis van literatuurstudie, de factoren geïdentificeerd die van belang zijn voor het vernieuwen en verbeteren van scholen: 1. Concentratie: Activiteiten voor verbeteren en vernieuwen op scholen hebben een focus en duidelijk doel nodig, deze dienen verbonden te zijn met leren en doceren en dienen rekening te houden met het evenwicht tussen technische en sociale kant van het onderwijs. 2. Coherentie: Er moet coherentie bestaan tussen de verschillende activiteiten binnen de school en het doel van de plannen en de inzet van faciliteiten om die plannen te realiseren. Bijvoorbeeld coherentie in curriculum, gedrag van docenten en de organisatie. Vernieuwingen die gelijktijdig aangrijpen op meerdere facetten van de school, zijn succesvoller dan projecten gericht op een specifiek aspect. 3. Commitment: Er dient sprake te zijn van commitment en eigenaarschap van docenten en schoolleder en van commitment van partijen buiten de school (bestuur, ouders, overheid). Als docenten zich geen eigenaar voelen, heeft ook een uistekend en weldoordacht plan weinig kans van slagen. 4. Community : Scholen die een (leer)gemeenschap vormen, faciliteren het leren en verminderen de kans op uitval. Let op: Als hechte relaties open communicatie verhinderen wordt deze kracht een zwakte. Docenten die ene professionele leergemeenschap vormen, zijn beter in staat grootschalige vernieuwingen te implementeren. 5. Continuïteit: Veranderingen en vernieuwingen invoeren duurt jaren en vereist continuïteit van de plannen, docenten en schoolleiding. Als docenten geen tijd krijgen zich een vernieuwing eigen te maken en er ervaring mee op te doen, kunnen ze ook niet bijdragen aan de implementatie van de vernieuwing in de school als geheel. 6. Consistentie: Vernieuwen is gebaat bij een consistente omgeving waarin organisaties die invloed uitoefenen op scholen hun beleid op elkaar afstemmen. 7. Context-management: Scholen blijven trouw aan eigen uitgangspunten en houden regie in eigen hand (voortdurende betrekken van en afstemmen met omgeving). De visie van een school dient door vertaald te zijn naar de hele organisatie en deze richt zich volledig op leren en doceren. Van de betrokken actoren wordt veel verwacht en ze dienen gericht te worden ondersteund om die verwachtingen waar te maken. Kunst is om alles met alles te laten 11 samenhangen. Innovatief ict-gebruik in het onderwijs Uitgangspunt in het project is innovatie door gebruik van ict in het onderwijs. Onderstaand enkele inzichten over innovatief ict-gebruik in het onderwijs. 8
Scheerens, J. (2010). Het innoverend vermogen van de onderwijssector en de rol van de ondersteuningsstructuur. Paper t.b.v. kenniskamer OCW. 9 Blank, J., C.M.G. Haelermans & B. van Hulst (2009). Innovatiekracht van het voortgezet onderwijs. Delft, Instituut voor Publieke Sector Efficiëntie Studies. 10 Lubberman J. (2011). Sociale innovatie in het onderwijs. Begripsbepaling en stand van zaken. CAOP Research. 11 Waslander, S. (2007). Leren over innoveren. Publicatie in opdracht van de VO-raad.
18
Drent (2005) hanteert in haar proefschrift over innovatief ict-gebruik op de Pabo de volgende definitie voor innovatief ict-gebruik: “Innovatief ict-gebruik is het gebruik van ict-toepassingen die ingezet kunnen worden ter ondersteuning van de onderwijskundige doelstellingen die belangrijker worden in het kader van de kennissamenleving. Het gaat hierbij om het leren van vaardigheden zoals communiceren, probleemsignalering en probleemoplossen. In leersituaties kenmerkt innovatief ictgebruik zich door het combineren van meerdere toepassingen die gericht zijn op het digitaal verwerken van informatie.” In haar studie staat het gebruik van ict als medium centraal. Hiermee wordt bedoeld de inzet van ict in het onderwijs ter optimalisering van het leerproces van leerlingen. Door middel van het gebruik van ict kunnen leerlingen hun leerdoelen makkelijker of beter bereiken. Naast ict als medium worden onderscheiden: Ict als aspect: het ontwikkelen van ict-kennis en -vaardigheden ten behoeve van het toekomstig vakgebied (bijvoorbeeld studenten dusdanig opleiden dat zij ict kunnen inzetten in het basisonderwijs). Ict als object: het ontwikkelen van knoppenkennis en instrumentele kennis bij leerlingen, zodat ze 12 ict kunnen gebruiken in het dagelijkse leven. Drent maakt in haar proefschrift ook onderscheid tussen exogene factoren en endogene factoren die innovatief gebruik van ict in het onderwijs beïnvloeden. Het gaat daarbij om factoren op persoonsniveau (lerarenopleiders/docenten) en factoren op instellingsniveau (organisatie). Deze factoren kunnen zowel een direct als een indirect effect hebben op innovatief ict-gebruik:
Docentniveau
Exogene factoren niet of moeilijk te beïnvloeden door interventies - Geslacht - Leeftijd - Onderwijservaring - Computerervaring
Instellingsniveau
Endogene factoren wel te beïnvloeden door interventies -
Didactische werkwijze Onderwijsopvattingen Opvattingen ten aanzien van ict Opgemerkte veranderingen ten gevolge van ict-gebruik Persoonlijk ondernemerschap Ict-kennis en vaardigheden Interne ondersteuningsstructuur (management en technische ondersteuning) Ict-infrastructuur Training van docenten op gebied van ict Werkklimaat (mate van samenwerking en consensus over te bereiken doelstellingen) Gebruiksvriendelijkheid ict
Barrières voor succesvolle implementatie van ict in het onderwijs worden onderscheiden door 13 Bingimlas (2009): Barrières op het niveau van de leerkracht (persoonsniveau) Gebrek aan vertrouwen bij gebruik/toepasing van ict in het onderwijs (angst dat het verkeerd gaat, angst er niet genoeg van af te weten). Onvoldoende bekwaam om ict te integreren in de pedagogische praktijk. Weerstand tegen verandering en negatieve attitudes (geen noodzaak zien om te veranderen, geen voordelen zien van ict gebruik).
Barrières op schoolniveau (organisatieniveau) Onvoldoende tijd (bijvoorbeeld om lessen met ict voor te bereiden, relevante websites en softwareprogramma’s te bekijken, verkennen hoe technologieën werken, oplossen van technische problemen en volgen van benodigde training). Onvoldoende effectieve training (niet genoeg training in gebruik van ict in de klas op zowel technisch gebied (hoe werkt ict?, ict-vaardigheden) als op pedagogisch gebied (niet genoeg aandacht hiervoor in de lerarenopleiding). Onvoldoende toegang tot ict /technologieën
12
Drent, M. (2005) In transitie: op weg naar innovatief ict gebruik op de pabo. Proefschrift Universiteit Twente, Enschede. Bingimlas K.A. (2009). Barriers to the succesfull Integration of ICT in Teaching and Learning Environments:A review of the Literature. Eurasia , 5(3). 13
19
(bijvoorbeeld ontbreken van voldoende en kwalitatief goede hardware, software en/of andere ict-middelen op de school, te weinig pc’s, beperkte snelheid/toegankelijkheid internet, te weinig licenties voor software programma’s, ontbreken van juiste infrastructuur). Onvoldoende technische ondersteuning om leraren te assisteren bij het gebruik van ict in de klas (bijvoorbeeld bij oplossen van ict-problemen).
In de Vier in Balans Monitor 2011:van Kennisnet wordt naast de eerder genoemde factoren nadrukkelijk gewezen op het belang van samenwerking in verband met innovatief ict gebruik. Samenwerking van leraren houdt in dat zij kennis en materialen delen om een gemeenschappelijk doel te bereiken. Dit levert een belangrijke bijdrage aan hun professionele ontwikkeling. Door samenwerking leren leraren van elkaar welke mogelijkheden ict biedt voor het onderwijs en wat het 14 verband is tussen ict-toepassingen en leerlingresultaten. Op grond van het bovenstaande overzicht van definiëringen, typeringen, barrières en voorwaarden vanuit de literatuur volgt onderstaand ‘de vertaling’ naar indicatoren die invloed hebben op innovatiekracht door ict inzet in het project ‘Het leren van de toekomst met de Pabo’.
3.3 Innovatiekracht door ict inzet in het project Werkdefinitie Innovatiekracht in dit project Op basis van de voorgaande literatuur komen we, specifiek toegesneden op dit project, tot de volgende werkdefinitie van innovatiekracht: “Innovatiekracht is de mate waarin vernieuwende ideeën worden ingebracht en succesvol worden geïmplementeerd in onderwijsprocessen en leerprocessen van de verschillende actoren, nu en in de toekomst. Dit door het gebruik van ict toepassingen”. Indicatoren van invloed op innovatiekracht door ict inzet in dit project Kenmerk van de literatuur die op innovatiekracht in het onderwijs van toepassing is, is dat deze fragmentarisch is. Zoals uit het voorgaande overzicht van de literatuur blijkt gaat het soms over definities, over voorwaarden, barrières en persoonlijke drijfveren. Onderstaand is vanuit deze literatuur een synthese gemaakt van aspecten die invloed kunnen hebben op innovatiekracht in het algemeen, in het onderwijs, en in dit project in het bijzonder. Dit vormt tevens een referentiekader voor het onderzoek. Met welke aspecten dient rekening te worden gehouden bij de evaluatie van het project? We maken daarbij gebruik van het eerder gepresenteerde model van Schmalenbach (2001) om de aspecten te ordenen. Het model wijst in feite op een onderscheid tussen organisatorische en persoonlijke aspecten: a) organisatorische aspecten: Het mogen innoveren wijst op de noodzaak van een stimulerende en faciliterende omgeving voor innovatie; b) persoonlijke aspecten: Het k unnen en willen innoveren wijst op de noodzaak van het hebben van kennis, vaardigheden en de juiste attitude voor innovatie. Ad a: Het mogen innoveren: uit de literatuur komen de volgende organisatorische aspecten (Pabo Iselinge en Kennisnet) naar voren die van invloed kunnen zijn op dit project:
14
Vier in Balans Monitor 2011:Ict in het onderwijs: de stand van zaken. Zoetermeer, Kennisnet. http://onderzoek.kennisnet.nl/onderzoeken-totaal/vierinbalansmonitor2011
20
- Visie/focus/doel: Waar wil de organisatie heen en passen innovaties hierin? - Strategie: Hoe wil de organisatie innoveren? - Cultuur: Is er sprake van een lerende omgeving? - Organisatiestructuur: Is de taakverdeling en de verdeling van verantwoordelijkheden geregeld? - Bereidheid tot faciliteren: Is de organisatie bereid om te investeren in personen en middelen? - Beschik baarheid van middelen: ruimte om te experimenteren, financiële middelen, training. - Autonomie/ruimte voor innovaties: Vanuit de organisatie betrokkenen ruimte geven en autonomie bij innovatie. - Facilitering technische k ennis: Beschikbaarheid ict programma’s, ict infrastructuur - Gebruik svriendelijk heid ict: Hoe makkelijk is de toegankelijkheid van ICT-toepassingen? - Organisatiek enmerk en: Is er sprake van een flexibele, kennisintensieve organisatie? - Coherentie: Zijn de bovenstaande aspecten goed op elkaar afgestemd? - Continuïteit: Is de continuïteit gewaarborgd bij vernieuwingen en in het bijzonder dit project? - Commitment: Voelen de betrokken actoren zich eigenaar en verantwoordelijk voor de innovatie? - Externe oriëntatie: Er is een gedeelde visie om innovaties te delen met andere relevante partijen? - Consistentie: Een consistente omgeving waarin organisaties hun beleid op elkaar afstemmen. - Samenwerk ing: De organisatie schept de ruimte voor samenwerking. Ad b: Wat betreft het k unnen innoveren zijn vanuit de literatuur de volgende persoonsgebonden aspecten te onderscheiden: - Ervaring als k enniswerk er: iemand die kennis en informatie tot zich neemt en deze interpreteert, ontwikkelt en vervolgens gebruikt en distribueert. Hij gebruikt zijn vaardigheden om problemen te signaleren en vervolgens oplossingen en alternatieven te zoeken. - Het gebruik k unnen mak en van de geboden autonomie en ruimte. - Ict k ennis en vaardigheden. - Kennis van de relatie tussen ict gebruik en didactische werk wijzen. - Het k unnen overbrengen en verspreiden van k ennis en vaardigheden. - Het k unnen relateren van probleemoplossend vermogen en ict gebruik aan toek omstige leerprocessen. - Samenwerk ing: sociaal vaardig en open staan voor samenwerking. Wat betreft het willen innoveren worden in de literatuur de volgende persoonsgebonden aspecten genoemd: - Persoonlijk heidsk enmerk en: bijvoorbeeld al dan niet behoudend, risicomijdend, zekerheid zoekend ten opzichte van initiatiefrijk, ondernemend, creatief, innovatief, etc. - Het gebruik willen mak en van de geboden autonomie en ruimte. - Motivatie/belangstelling voor onderwijsinnovaties door middel van ict. - Sensibiliteit voor veranderingen. - Het voldoende k undig voelen om innovaties te implementeren. - Commitment: het eigenaar voelen van - en verantwoordelijk nemen voor de innovatie. Visueel ziet het model met aspecten die invloed hebben op innovatiekracht er als volgt uit:
21
Zoals al eerder genoemd kunnen deze aspecten van innovatiekracht als referentiekader voor het begeleidend onderzoek bij het project dienen. Met deze aspecten van innovatiekracht dient rekening te worden gehouden. Onderstaand gaan we nader in op de invloed van ict gebruik op innovatiekracht.
3.4 De samenhang tussen ict gebruik en onderwijsinnovatie Inleiding Uit het projectplan van Kennisnet zijn de volgende passages afkomstig die beknopt de invloed van ict op onderwijsinnovatie aanstippen: “Ict draagt bij aan efficiënter, effectiever en aantrekkelijker onderwijs (Vier in Balans Monitor 2011). Ict biedt mogelijkheden om de talentontwikkeling van de individuele leerling optimaal tot zijn recht te laten komen, ict zorgt voor nieuwe mogelijkheden van verbinding los van plaats en tijd en ict heeft een verschuiving in de verdeling tussen formeel en informeel leren teweeggebracht. De ontwikkelingen in ict en de adoptie ervan door leerlingen gaan verder in een zeer rap tempo.” “Wil het onderwijs inspelen op de kansen van ict en blijven aansluiten op de belevingswereld van haar leerlingen zal ze actief op de hoogte moeten zijn van de ontwikkelingen op ict gebied. De mogelijkheden van ict bieden kansen voor de didactiek en vragen dus ook om nieuwe competenties van de leerkracht. Deze koppeling van didactiek aan ict ontwikkelingen is tot nu toe onderbelicht bij innovatietrajecten. Bij onderwijsinnovatie komt de rol van ict vaak nauwelijks of laat aan de orde. Bij ict-projecten binnen het onderwijs dreigt vaak te veel focus op de techniek of de toepassing; het middel komt op de plaats van het doel (de didactische doelstellingen) te staan en de aansluiting tussen didactiek en inzet van de ict-toepassing ontbreekt.”
22
“Als het leren experimenteren, onderzoeken en inzetten – kortom: leren innoveren - met nieuwe icttoepassingen structureel onderdeel is van de opleiding van onderwijzers, zal het onderwijs op den duur optimaal kunnen profiteren van de mogelijkheden die deze ontwikkelingen bieden.” Met name wordt in het plan de aandacht gevestigd op de nauwelijks uit gekristalliseerde samenhang tussen ict en didactiek bij innovatietrajecten in het onderwijs. Onderstaand wordt deze samenhang beknopt beschreven. Ict en samenhang met didactiek Effectief ict gebruik binnen de onderwijscontext past bij uitstek bij huidige ideeën en inzichten over een goede inrichting van het onderwijs. Deze veronderstellen leeromgevingen waarin de lerende uitgedaagd worden om samen met elkaar actief te leren met een duidelijk zicht op de functionaliteit van het geleerde (toepassingsperspectief) en waarin het leren wordt gesitueerd in een concrete context. Hierdoor kunnen lerenden vooral vanuit hun intrinsieke motivatie leren en worden zij geacht zoveel mogelijk zelfstandig hun leren te sturen en te controleren. Docenten zijn hierbij meer coach en begeleider dan overdrager van informatie. De basisuitgangspunten zijn: De lerende leert het beste wanneer er een actieve rol is voor de lerende zelf; Deze activiteit komt tot uiting in het aansluiten bij (verschillen in) voorkennis en belangstelling, het bewaken en toetsen van de voortgang door de lerende zelf en het centraal stellen van het construeren van betekenis en het leren in de context van een concrete werkelijkheid. De subjectieve interpretatie van de (leer)situatie zal het gedrag bepalen en dit betekent dat subjectieve en persoonlijke ervaringen ruim baan moeten krijgen. Lerenden worden in de gelegenheid gesteld hun eigen expertise geleidelijk aan te ontwikkelen. Centraal staat het principe van knowledge building in plaats van knowledge reproduction. Het leren verloopt het beste wanneer lerenden in dialoog met elkaar samen werken aan betekenisconstructie. Leren is het verkrijgen van nieuwe perspectieven door te interacteren met anderen (met inbegrip van de docent) en in de werkelijkheid. De nadruk ligt op leren of op het leren leren. Aansluiten bij belangstellingen of voorkennis van de lerende of uitgaan van de leerstof en de doelstellingen. Ict speelt een belangrijke rol bij het bewerkstelligen van deze uitgangspunten: . Ict biedt nieuwe mogelijkheden aan docenten om beter aan te sluiten bij belangstelling en voorkennis van lerenden. Dit betekent bijvoorbeeld hulp bieden bij het in kaart brengen van voorkennis en belangstelling en het bieden van mogelijkheden om de verschillende groepen leerlingen andere leerstof en andere presentatiewijzen aan te bieden afhankelijk van hun voorkennis en belangstelling. Ict kan bijdragen aan het aanleren van nieuwe vaardigheden, die door de snel veranderende samenleving en het bedrijfsleven worden verlangd. Het gaat hierbij om kerncompetenties als kritisch en logisch kunnen denken, problemen kunnen oplossen, sociale vaardigheden en dergelijke. Ict kan ertoe bijdragen dat kennis en vaardigheden meer en beter worden verbonden met praktijkcontexten. Ict is uitermate geschikt om het toepassingsperpectief te laten zien. Ict biedt mogelijkheden om de controle van lerenden over hun eigen leren te vergroten. Te denken valt aan het bieden van keuzemogelijkheden in doelstellingen en subdoelstellingen, mogelijkheden om de eigen volgorde zelf te bepalen, mogelijkheden om via de eigen leerstijl te leren, mogelijkheden om alleen dan wel samen te leren, mogelijkheden om te kiezen uit verschillende vormen van toetsing van het leren. Het biedt lerenden meer mogelijkheden om hun eigen leren ook buiten het klaslokaal beter te organiseren en plannen. Ict kan behulpzaam zijn bij het leren leren. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door adviezen te geven over leerstrategieën, door feedback te geven op gekozen leerdoelen in relatie tot de voorkennis en op de gekozen leerstrategieën. Ict biedt mogelijkheden bij het blijven leren in formele en informele contexten. Opleidingen bereiden lerenden vooral voor op het formele leren, maar minder op het informele leren. Het gaat om het zelfgestuurde leren. Ict kan lerenden helpen om hun leren beter en bewuster te
23
sturen bijvoorbeeld bij het bepalen van subdoelstellingen, het bepalen van een vorm van zelftoetsing en het treffen van maatregelen gericht op zelfbeoordeling, zelfbeloning en 15 adequate attributieprocessen. De bovenstaande uiteenzetting laat zien dat Ict gebruik en de daarbij passende didactiek nauw aansluiten bij huidige inzichten over innovatieve leerprocessen in het onderwijs en innovatiekrac ht van lerenden. Model Uiteindelijk levert de volledige eerdere uiteenzetting in dit hoofdstuk het volgende model van elementen van innovatiekracht door middel van ict op:
15
Veel van de inzichten over effectief ict gebriuik in de onderwijscontext zijn gebaseerd op constructivistische leer theorieën, zie bijvoorbeeld Simons, P.R.J. (1998) De rol van Informatie en communicatietechnologie in het onderwijs: een constructivistische visie. http://igitur-archive.library.uu.nl/ivlos/2005-0622-185010/5725.pdf.
24
4
ALGEMENE BEELD VAN HET PROJECT OP ISELINGE
Dit hoofdstuk geeft de resultaten weer uit de interviews met de intermediairs van het project “Het Leren van de Toekomst op de Pabo” (hierna Leren van de Toekomst). Het hoofdstuk begint met de uitgangssituatie voorafgaand aan het project (paragraaf 4.1). Daarna wordt nader ingegaan op relatie van het project met innovatiekracht en op de projectdoelstellingen (paragraaf 4.2). Paragraaf 4.3. gaat in op de projectaanpak. In paragraaf 4.4 wordt de stand van zaken in het project beschreven. Tevens worden succesfactoren en verbeterpunten genoemd. Het hoofdstuk eindigt met aanbevelingen (paragraaf 4.5).
De resultaten uit de interviews met de intermediairs worden gebruikt om na afloop van het project een vergelijking te maken tussen de bereikte resultaten enerzijds en de beginsituatie en de beoogde resultaten anderzijds. Tevens wordt het proces zo nauwkeurig mogelijk beschreven en er worden aanbevelingen gedaan voor het project op Iselinge maar ook voor andere Pabo’s in verband met mogelijke navolging van het project op andere Pabo’s. De interviews met de intermediairs richten zich op het algemene beeld van het project. De individuele projecten komen in een latere onderzoeksfase aan bod.
4.1 Uitgangssituatie Deze paragraaf gaat in op de aanleiding voor het project en de verwachtingen voorafgaand aan het project (paragraaf 4.1.1) en het ict-gebruik op Iselinge voorafgaand aan het project (paragraaf 4.1.2).
4.1.1
Aanleiding en verwachtingen
Sinds enkele jaren houdt Iselinge zich bezig met mediadidactiek om via media onderwijsproblemen op te lossen. Hiertoe is ook een lector benoemd. Het project Leren van de Toekomst sluit hierbij aan en Iselinge ziet het als een motor voor verdere ontwikkeling. Iselinge wil graag ict inzetten voor het onderwijs en vraagstukken die in het onderwijs spelen. Het sec aanleren van ict-vaardigheden bij docenten en studenten is hiervoor niet genoeg. Uitgangspunt voor Iselinge is dat ict een meerwaarde moet hebben voor het onderwijs aan toekomstige leraren. De deskundigheid van Kennisnet die zich zowel op de Pabo als het basisonderwijs richt, kan hieraan volgens Iselinge bijdragen. Daarnaast ziet Iselinge het project als kans om zich te profileren ten opzichte van andere Pabo’s. Pabo Iselinge Pabo Hogeschool Iselinge uit Doetinchem is een relatief kleine pabo met 480 studenten en 20 fte docenten. De Pabo maakt onderdeel uit van de Ijsselgroep. De Ijselgroep biedt binnen één bestuur alles aan rondom onderwijs: een hogeschool, trainingen en advieswerk. Iselinge doet veel met opleiden in de school. Zo komt het veld komt regelmatig kijken op de opleiding. Het opleiden in de school wordt ook toegepast in het project “Het Leren van de Toekomst met de Pabo”. De visie van Iselinge is: “Wat je in de opleiding doet, doe je voor kinderen en het veld.”
Kennisnet heeft de wens instellingen te leren innoveren met behulp van ict (zie ook paragraaf 4.2.1). Door het project bij een lerarenopleiding uit toe voeren wil Kennisnet de hele kolom bereiken: van lerarenopleiders naar toekomstige leraren naar leerlingen. De lerarenopleiding is het beginpunt van waaruit lerarenopleiders studenten bereiken. Daarbij biedt het project op de Pabo de mogelijkheid de stageperiode erbij te betrekken zodat ook opleidingsscholen en hun leerlingen met het project bereikt kunnen worden. Hiermee wordt een ‘effect in het kwadraat’ bewerkstelligd, zo geeft de geïnterviewde
25
projectleider van Kennisnet aan. De geïnterviewde projectverantwoordelijke van Kennisnet spreekt de wens uit te komen tot een opleiding waar leraren van de toekomst worden opgeleid. In dit kader zou volgens hem bij nader inzien de projectnaam beter “Leraren van de Toekomst” kunnen zijn. Vernieuwingen door ict Kennisnet richt zich op het aanleren van vaardigheden en de benodigde ruimte en middelen vanuit de organisatie om met ict-veranderingen om te gaan. Kennisnet heeft zijn specialisme in ict en richt zich daarom niet op nieuwe onderwijsmethoden en onderwijsinnovaties in zijn algemeenheid, maar op innovaties door middel van ict. Ter illustratie: Flipping the classroom - het omdraaien van de instructie en de verdieping op het lesmateriaal: de instructie neemt de leerling thuis tot zich en de verdieping vindt in het leslokaal plaats. Dit is een onderwijsinnovatie, maar deze komt wel voort uit ict. Gamification – het integreren van spelmechanismen en methoden in niet-game gerelateerde omgevingen - via andere middelen dan ict, bijvoorbeeld het uitdelen buttons en stikkers in schriften, valt buiten de reikwijdte van Kennisnet.
Hooggespannen verwachtingen Als we kijken naar de verwachtingen die Iselinge en Kennisnet voorafgaand aan het project hebben, zien we dat Iselinge bij aanvang van het project verwacht toe te werken naar een manier van lesgeven met gebruik van verschillende media. Daarbij is de verwachting dat de inzet van ict zal leiden tot efficiënter lesgeven van de lerarenopleiders bij Iselinge en dat ict een positieve invloed zal hebben op de resultaten van studenten. Ook verwacht Iselinge door het project meer inzicht te krijgen hoe ze kan omgaan met verschillen tussen studenten als gevolg van de variatie in opleidingsachtergronden. Kortom, Iselinge verwacht veel te leren van het project. Kennisnet op zijn beurt heeft bij aanvang van het project de verwachting dat het project tot structurele veranderingen bij Iselinge zal leiden en dat ict-inzet geborgd zal worden in het curriculum van Iselinge. De verwachting is dat docenten enthousiast en zelfstandig aan de gang gaan met de verschillende experimenten binnen het project en dat in het project ook studenten en opleidingsscholen worden betrokken. Hiermee kan het eerder genoemde ‘effect in het kwadraat’ bereikt worden, namelijk dat uiteindelijk ook leraren op het basisonderwijs leren innoveren. In dit kader verwacht Kennisnet ook gastcolleges te gaan verzorgen bij Iselinge en is de verwachting dat er veel over het project gecommuniceerd zal worden met andere Pabo’s en opleidingsscholen. Veel draagvlak Het project is heel goed ontvangen binnen Iselinge. Als de teamleiders bij de docenten peilen of ze interesse hebben in deelname aan het project, komen er binnen no time acht reacties. Dit ondanks de korte reactietijd die beschikbaar is. Daarbij zijn er ook enkele docenten die het proces kritisch volgen, maar wel in de zin van meedenken over het project. Sommige docenten hadden ook graag aan het project meegedaan, maar hadden geen tijd een motivatiebrief te schijven. Om kort te gaan, het animo voor deelname aan het project is groot.
4.1.2
Ict-gebruik Iselinge voorafgaand aan het project
Aan de geïnterviewde projectverantwoordelijken van Iselinge en de projectleider van Iselinge is gevraagd de ict-bekwaamheid te omschrijven zoals die was voorafgaand aan het project. Dit is lastig te concretiseren, zo blijkt tijdens de interviews. In algemene zin kan worden gesteld dat binnen Iselinge de meeste docenten behoren tot de zogenaamde middenmoters. Hiermee wordt gedoeld op mensen die wel interesse hebben in nieuwe toepassingen, hun best doen om bij te blijven, maar hulp nodig hebben om stappen te kunnen zetten naar het gebruik ervan in de lessen. Daarnaast zijn er de voorlopers die alles weten van mogelijkheden met ict. Dit zijn de ict -mensen en de mediadocenten bij Iselinge. Net als in elke organisatie zijn er ook achterlopers die niets hebben met ict. Interessant in dit kader is dat alle docenten onlangs tablets hebben gekregen. Deze worden door alle docenten gebruikt, ook door degenen die niet zo positief zijn over ict.
26
Studenten verder ontwik k eld in hun ict-vaardigheden Hoe zit het met de ict-vaardigheden van studenten bij aanvang van het project? Er zijn studenten die veel hebben met ict en alles weten, maar er zijn ook nog steeds studenten die niets van ict moeten hebben. De ontwikkeling van studenten ligt iets voor op de ontwikkeling docenten, maar wel met dezelfde indeling van voorlopers, middenmoters en achterlopers. Het zou zelfs kunnen zijn dat kinderen in het basisonderwijs al verder zijn dan de studenten, aldus een van de geïnterviewde projectverantwoordelijken van Iselinge. Dat heeft met adaptatie te maken. Hij illustreert dit als volgt: “Mij k ost het moeite om de logica te begrijpen, studenten beginnen gewoon en k inderen weten het al. Kinderen van nu denk en in een schermomgeving/mappenstructuur. Ze leren informeel.” De slotsom uit deze illustratie is dat docenten misschien veel minder moeten voordoen op het gebied van technologie. Op zich is nu ook al de situatie dat docenten uitleggen aan studenten hoe de icttoepassing werkt en dat studenten het verder oppakken. Hier zou wellicht nog met minder instructie kunnen worden volstaan. Ict geïntegreerd in de vak k en Tevens is gevraagd naar de inzet van ict tijdens de lessen voorafgaand aan het project. Ict is op Iselinge geen apart vak, maar het is geïntegreerd in de verschillende modules en toegespitst op hoe studenten later in de lessen ict kunnen gebruiken. De studenten moeten zelf ook creëren aan de hand van ict-toepassingen. Voorbeelden zijn het maken van een presentatie door het gebruik van Prezi, het maken van een mindmap en het creëren van een glogster waarbij filmpjes en plaatjes worden ontwikkeld. Vooral bij de media-lessen wordt veel gebruik gemaakt van ict. Bij de andere lessen worden de gebruikelijke dingen ingezet zoals Prezi en PowerPoint, filmpjes en stemkastjes. Er worden echter nog geen applicaties via de iPad ingezet in deze lessen, aangezien de iPad nog niet compatible is met het digibord. Ook sociale media zoals Facebook en Twitter worden nog niet in de lessen gebruikt. Uit de interviews met de projectverantwoordelijken en de projectleider van Iselinge komt het signaal naar voren dat er behoefte is aan ondersteuning bij de invoering van ict in de lessen. Er wordt namelijk veel nieuwe technologie ontwikkeld, maar het invoeren ervan in de lessen verloopt niet altijd succesvol. Het is daarom belangrijk ook aandacht te hebben voor de implementatie van ict in de lessen en zaken die bij de invoering horen zoals klassenmanagement en de manier waarop kinderen leren.
4.2 Innovatiekracht en projectdoelstellingen Kennisnet heeft het project Het Leren van de Toekomst verbonden met innovatiekracht. In deze paragraaf wordt toegelicht waarom dit is gedaan (paragraaf 4.3.1). Tevens komen de doelstellingen van het project aan de orde (4.3.2).
4.2.1
Relatie project met innovatiekracht
Zoals aangeven in paragraaf 4.1.1 wil Kennisnet instellingen leren innoveren. Kennisnet geeft aan de innovatiekracht van instellingen te willen activeren door instellingen zelf te laten innoveren. Innovatiekracht De projectleider van Kennisnet verstaat onder innovatiekracht de capaciteit om te vernieuwen. Het gaat erom open te staan om te onderzoeken wat beter kan en welke vernieuwende middelen daarvoor kunnen worden ingezet. Het gaat in eerste instantie om mensen, maar ook om organisaties, want een organisatie dient mensen de ruimte te bieden om te kunnen vernieuwen. Voor Kennisnet is innovatiekracht een onderdeel van professionalisering in de zin dat je ervan bewust bent dat het richten op de toekomst onderdeel is van je beroep. “Wat is nu de belevingswereld van k inderen en hoe gaat het eruit zien, je k unt niet de toek omst voorspellen, maar wel k ijk en welk e trends nu spelen.”
27
De reden dat het project Leren van de Toekomst is verbonden met innovatiekracht , is dat technologie snel verandert. Uit onderzoek blijkt dat ict het onderwijs aantrekkelijker en efficiënter kan maken en dat je ook als instelling doelmatiger kan werken door ict, maar het verandert snel, dus je zult altijd achterlopen. Een voorbeeld zijn de digiborden die met de komst van iPads waarmee je ook kunt projecteren alweer minder vernieuwend zijn. Daarom is het belangrijk om je te richten op vaardigheden om met toepassingen te experimenteren en die vaardigheden onderdeel te laten uitmaken van het onderwijs. Dan ben je altijd op de toekomst voorbereid, aldus de geïnterviewde projectleider van Kennisnet. De weg van een ict-project op één Pabo naar innovatiekracht van leraren in zijn algemeenheid ziet Kennisnet als volgt. Allereerst wil Kennisnet de lessen uit het project breder beschikbaar maken voor andere Pabo’s. Daarnaast zit in het project de hele kolom verweven: van hogeschool naar basisschool. In het project worden namelijk niet alleen docenten en studenten betrokken, maar via de opleidingsscholen en stages ook de leerlingen van het basisonderwijs. Voorts hebben Pabo’s die niet voor het project Leren van de Toekomst zijn geselecteerd wel de eerste stappen gezet door een innovatieplan te maken. Met enkele van deze Pabo’s is Kennisnet in gesprek over hoe ze dit plan kunnen uitvoeren. Ook heeft Kennisnet een regeling uitschreven voor een nieuw experiment met projectbegeleiding en externe bijeenkomsten. Deelnemende Pabo’s komen in aanmerking voor een vergoeding voor te maken projectkosten. In het algemeen bedraagt de hoogte per Pabo 5.000 á 10.000 euro. Het momentum uit het project van Iselinge, de leervaringen en enthousiaste verhalen, wil Kennisnet gebruiken om het gesprek over innoveren door ict met andere Pabo’s te stimuleren. Uiteindelijk is de bedoeling om te komen tot een zelfstandig operende community of practice waarin Pabo’s blijvend ervaringen over innoveren met elkaar delen. Dat moet het duurzame effect zijn. Er is dus meer nodig dan één ict-project op één Pabo.
4.2.2
Doelstellingen project
Visie Iselinge en projectdoelstellingen sluiten op elk aar aan Iselinge heeft drie projectdoelen geformuleerd in een visiedocument dat de basis vormt voor de experimenten die ze in het kader van het project uitvoert. Impliciet had Iselinge deze visie al, maar voor het project is de visie nader uitgewerkt. 1.
2. 3.
Ten eerste richt Iselinge zich op het verbinden van de docenten, studenten en de stagescholen. Ze wil het gezamenlijk leren verstevigen van de driehoek docent, student en veld (zijnde de docenten van de basisscholen). Om die reden is het project verbonden aan opleiden in de school en nemen er ook opleidingsscholen deel aan de experimenten. Ten tweede wil Iselinge het informele en formele leren met elkaar verbinden. Studenten leren veel informeel via Facebook, Twitter en gaming. Dit kan in de lessen worden benut. Tot slot wenst Iselinge beter om te gaan met het niveauverschil tussen studenten met verschillende opleidingsachtergronden en met het niveauverschil tussen leerlingen met verschillende achtergronden. Zo zijn er kinderen die veel thuis leren buiten de school en kinderen die dat niet hebben. Dit strekt verder dan ict en betreft dus ook taal, rekenen en kennis van de wereld. Nieuwe ict-toepassingen moeten leerkrachten faciliteren om met dat niveauverschil om te gaan.
Kennisnet, op zijn beurt, heeft als doel Pabo-instellingen te helpen hun eigen innovatiekracht te vergroten. Om dit te bereiken richt Kennisnet zich erop de drempel om te innoveren zoveel mogelijk te verlagen. Dit doet Kennisnet door ondersteuning te bieden op het gebied van de techniek en op onderwijskundig vlak. Op deze manier wordt eventuele startangst weggenomen en kan de focus liggen op het veranderproces wat betreft de didactiek en de omgang met leerlingen. De bedoeling is dat er een blijvende verandering optreedt in Iselinge en dat de veranderingen tot uiting komen in het curriculum. Daarnaast wil Kennisnet het proces van het innovatieproject beschrijven aan de hand van ervaringen van docenten en dit overdraagbaar maken naar andere docenten, opleidingsscholen en Pabo’s. Kennisnet wil dat collega-docenten van andere Pabo’s geïnspireerd worden zodat blijvend geïnnoveerd wordt in het onderwijs (duurzaamheid). De communicatie over het project en de verspreiding van de kennis uit het project zijn daarom voor Kennisnet belangrijke aspecten. Kennisnet heeft een plan van aanpak geschreven dat de basis is voor het project. In het plan van aanpak voor het project staan alle doelstellingen van het project beschreven. Deze doelstellingen zijn in hiernavolgend kader opgenomen.
28
Dat de doelstellingen van Kennisnet (vergroten innovatiekracht) en de visie van Iselinge op elkaar aansluiten, blijkt uit het volgende voorbeeld van de geïnterviewde projectleider van Iselinge over hoe innovatiekracht volgens haar werkt: “Doordat je met ict aan de slag gaat, leer je niet alleen nieuwe dingen over nieuwe media, maar ga je ook nadenk en over je vak : wat wil ik met mijn vak . Wat is het doel? Wat wil ik dat studenten als ze hier weggaan meenemen vanuit mijn vak en wat k unnen ze hiermee op de basisschool? Dat levert volgens mij innovatiek racht op.” Projectdoelen van “Het Leren van de Toekomst met de Pabo” Het hoofddoel van het project is het versterken van de innovatiekracht van Pabo’s met innovatieve ict-toepassingen en technologie voor toekomstgericht(er) onderwijs voor docenten, studenten, en leerlingen. Subdoelen zijn: 1. Het selecteren van een Pabo die in het studiejaar 2012-2013 actief participeert in het project met gemotiveerde leiding, docenten en studenten (hierna te noemen deelnemers) die bereid zijn om hun lessen uit het project te delen met andere Pabo’s. 2. Het gezamenlijk met de geselecteerde Pabo een projectplan opstellen 3. Het geven van gastcolleges over de meerwaarde van ict in onderwijs 4. Ervaring opdoen met het verbinden van Pabo, (toekomstige) leerkrachten en leerlingen van de opleidingsscholen via ict 5. Meer inzicht in de balans tussen formeel en informeel leren met inzet van ict 6. Ervaring en inzicht in het innovatief ontwerpen van avontuurlijk onderwijs 7. Meer ervaring en inzicht in een zelfregulerende rol van de student 8. Het, al of niet met behulp van leveranciers, presenteren van innovatieve ict -toepassingen aan de deelnemers en ze ondersteunen bij het schrijven van onderwijsplannen waarin een selectie van ict-toepassingen ter ondersteuning wordt ingezet. 9. Het faciliteren bij 5-20 experimenten verdeeld over 5-10 docenten waarin innovatieve icttoepassingen in de Pabo worden ingezet. 10. Het zoveel mogelijk overdraagbaar maken van relevante deliverables en de kennis die tijdens het project wordt opgedaan voor Pabo’s. 11. Het duurzaam vertalen van de opgedane ervaring en inzichten van het project in aanpassingen van het curriculum en de benodigde organisatorische ondersteuning 12. Het breed communiceren over het project via interne en externe communicatiekanalen met name onder de doelgroep Pabo’s. 13. Het faciliteren van evaluatie van het project en overdracht van het geleerde m.b.t. onderwijs, ict en innovatie zowel binnen de Pabo zelf als naar andere Pabo’ Bron: Projectplan Het Leren van de Toekomst met de Pabo, 2012
16
4.3 Projectaanpak Deze paragraaf beschrijft de aanpak van het Leren van de Toekomst project. Eerst komen de leerpunten aan bod uit eerdere projecten Leren van de Toekomst (paragraaf 4.3.1). Dan wordt beschreven hoe het selectieproces heeft plaatsgevonden om te komen tot een Pabo om aan het project deel te nemen (paragraaf 4.3.2). Vervolgens komt de verdere ontwikkeling van het project op Iselinge aan de orde en de daarbij gehanteerde aanpak (paragraaf 4.3.3), gevolgd door de aanpak voor de projectuitvoering op Iselinge (paragraaf 4.3.4).
4.3.1
Leerpunten eerdere projecten basis projectaanpak
Vóór het project Leren van de Toekomst op de Pabo, heeft Kennisnet twee Leren van de Toekomst projecten uitgevoerd op een basisschool en een vmbo-school. In het volgende kader worden deze projecten toegelicht. 16
Bomas, E. en Zandvliet, G. (2012). Projectplan. Het Leren van de Toekomst met de Pabo. Zoetermeer. Kennisnet.
29
Het Leren van de Toekomst op basisschool De Schakel Het SURFnet / Kennisnet Innovatieprogramma voerde in maart en april 2010 het eerste Leren van de Toekomst project uit. Kinderen uit groep 6, 7 en 8 van basisschool De Schakel in Eibergen kregen drie weken lang les met behulp van de laatste ict-toepassingen als PDA’s, podcasts, online software, communities en touchtables. Het was voor het eerst in Nederland dat een lange reeks van toepassingen in een geïntegreerde aanpak op een school werd getest. Met het experiment wilde het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma onderzoeken op welke manier leerlingen en leerkrachten profiteren van een intensieve inzet van ict in het klaslokaal. Het Leren van de Toekomst op het Ichtus College In 2011 werd het tweede Leren van de Toekomst project uitgevoerd vanuit het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma Twee VMBO-T klassen van het Ichthus College in Kampen kregen drie weken lang les met de nieuwste ICT-toepassingen. Uitgangspunt was het bestaande lesprogramma dat tijdens het experiment op een innovatieve manier gegeven werd. Zo maakte het Ichthus onder andere gebruik van digitale proefwerken, Nederlands met een zelfgemaakte multimediale poster, wiskunde met behulp van een zelfgemaakte animatie of mobile learning en rijtjes leren via sms en een anatomieles met behulp van augmented reality.
De leerpunten uit deze twee projecten, zijn betrokken bij het opstellen van het plan van aanpak voor het project Leren van de Toekomst op de Pabo. Om de leerpunten in kaart te brengen heeft de projectleider van Kennisnet gesproken met de projectleider van het project dat is uitgevoerd op een vmbo-school en met andere betrokken deskundigen bij het eerder uitgevoerde project . De leerpunten hebben geleid tot een andere aanpak van het project en zijn opgenomen in het plan van aanpak. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de eerdere projecten die in de interviews met de projectleider en de projectverantwoordelijke van Kennisnet naar voren zijn gekomen, zijn: Het aantal ict-toepassingen per docent is beperkt gehouden te worden. Per docent worden één á twee toepassingen ingezet. Tevens zijn de onderwijsvraagstukken van de docenten het uitgangspunt. Vanuit het onderwijsvraagstuk wordt vervolgens bekeken welke icttoepassing(en) het meest geëigend zijn. Het gaat in het project op de Pabo minder om productinnovatie, maar om innovatie als proces. De doorlooptijd van het project is een heel schooljaar. Hier is voor gekozen omdat het creëren van draagvlak, het hebben van een gezamenlijke visie voorafgaand aan het project en het laten aansluiten van het project op het curriculum, voor het project belangrijke aspecten, tijd nodig hebben. Tevens was de wens om de stageperiode te betrekken bij het project. Het is moeilijk om de effectiviteit van ict te meten tijdens de uitvoering van een project. Er namelijk zijn teveel factoren die meespelen. Het onderzoek dat voor het project wordt uitgevoerd, richt zich daarom op het proces en de perceptie van de betrokkenen. Deze procesbenadering maakt leerpunten inzichtelijk voor andere instellingen en het biedt de mogelijkheid op basis van deze leerpunten tijdens het project bij te sturen.
4.3.2
Selectieproces
Veel belangstelling voor deelname aan het project Medio februari 2012 verspreid Kennisnet de aanvraag en projectbeschrijving onder Pabo’s. De informatie komt bij Iselinge binnen via een collega van Ijsselgroep. Ook heeft Iselinge op de site van Kennisnet een bericht gelezen over de openstelling van het project. In deze periode heeft Iselinge het curriculum voor het volgend schooljaar al klaar. Toch voelt de opleidingsdirecteur in samenspraak met het MT de urgentie om het animo voor het project te peilen onder docenten. Dit levert veel reacties op: acht van de 25 bij Iselinge werkzame docenten schrijven een motivatiebrief, ondanks de korte reactiemogelijkheid. Dit duidt op een groot draagvlak voor het project. De docenten die zich hebben aangemeld worden in de gelegenheid gesteld te solliciteren bij het MT. De docenten hebben hiertoe 17 hun project in de kwaliteitskring gepresenteerd. Uiteindelijk zijn alle docenten die zich hadden 17 De kwaliteitskring is een overlegmoment waarbij het management docenten uitnodigt mee te denken over een bepaald thema rond de opleiding/het curriculum.
30
aangemeld geselecteerd voor deelname aan het project, althans wat Iselinge betreft. De aanmelding bij Kennisnet moet op dat moment nog plaatsvinden. Criteria voor projectdeelname Voorafgaand aan de selectie heeft Kennisnet criteria voor projectdeelname geformuleerd. Deze criteria heeft Kennisnet opgenomen in de aanvraagbrief aan de Pabo’s. De belangrijkste criteria voor deelname aan het project zijn het hebben van een gezamenlijke visie bij de deelnemende partij, draagvlak voor het project, samenhang tussen didactiek en ict en de verbinding tussen de Pabo en de stagescholen. Tevens wenst Kennisnet een representatieve groep docenten. Daarbij is het van belang dat de groep niet alleen voorlopers bevat, want dan zou het gat met de andere docenten te groot worden. De deelnemende Pabo moet in die zin een middenmoter zijn: niet te ver met de ontwikkelingen, maar ook niet nog in de beginfase. Op deze wijze kan de Pabo het beste als voorbeeld dienen voor andere Pabo’s. Andere criteria voor projectdeelname zijn dat de Pabo’s op een breed terrein projecten indienen, dat de projecten verbinding hebben met de praktijk, dat ze aan kennisdeling doen en bereid zijn om met de pers te praten. Daarnaast zijn er nog criteria geformuleerd zoals het beschikbaar stellen van voldoende tijd en middelen vanuit de Pabo-instelling. Onderwijsvraagstuk k en basis voor projectbeschrijvingen Kennisnet heeft de Pabo’s zes weken de tijd gegeven om hun schriftelijke motivatie in te dienen. De opleidingsdirecteur en alle voor het project aangemelde docenten werken samen deze motivatie uit. De motivatie is samengesteld uit de projectbeschrijvingen opgesteld door de deelnemende docenten en het eerder genoemde visiedocument dat de basis vormt voor de projectbeschrijvingen. Elke docent heeft vanuit een zelf aangedragen onderwijsvraagstuk een projectbeschrijving gemaakt. Dit is heel pragmatisch ingestoken. Zo zijn de onderwijsvraagstukken voortgekomen uit de dagelijkse praktijk. De geïnterviewde projectleider van Iselinge licht toe hoe de onderwijsvraagstukken tot stand zijn gekomen. “We hebben als volgt geredeneerd. Waar loop je als docent tegenaan en waar wil je een oplossing voor hebben. Misschien zijn nieuwe media daar wel een mogelijk heid voor.” Op 1 april 2012 heeft Kennisnet alle aanvragen binnen van de tien Pabo’s die zich voor het project hebben aangemeld. Tussen 1 april en 1 mei 2012 maakt Kennisnet een eerste selectie op papier. Van de tien Pabo’s blijven er vier over waarmee Kennisnet selectiegesprekken voert. Aan dit selectiegesprek nemen vanuit Iselinge de opleidingsdirecteur deel en alle betrokkenen van het project die op de gespreksdag beschikbaar zijn. Kennisnet heeft bewust de gesprekken gevoerd op de Pabo’s zelf om sfeer te kunnen proeven en de stand van zaken rond ict op Iselinge te zien, bijvoorbeeld of er digiborden hangen. Keuze op Iselinge Vele aanmelders hebben goede ideeën aangedragen, echter de brede visie, de uitwerking naar het curriculum samen met het brede draagvlak van Iselinge maakt dat de keuze op deze Pabo is gevallen. Wat betreft het criterium representativiteit vraagt Kennisnet zich bij nader inzien af of Iselinge wel representatief is voor andere Pabo’s. Het docententeam van Iselinge is namelijk zeer gemotiveerd en werkt uitzonderlijk samen.
4.3.3
Projectontwikkeling in Iselinge
Verdere planontwik k eling via k ennis en begeleiding Kennisnet Nadat Iselinge is geselecteerd als deelnemende Pabo, is het moment gekomen om een plan te ontwikkelen om de door Iselinge ingebrachte projecten te kunnen uitvoeren. Vanaf het moment van de planontwikkeling ontvangt Iselinge begeleiding vanuit Kennisnet. Grofweg valt de begeleiding van Kennisnet uiteen in kennisverschaffing aan Iselinge en begeleiding bij het uitwerken van de onderwijsvraagstukken. De volgende stappen zijn hierin ondernomen:
Didactische begeleiding door een onderwijskundige. Deze onderwijskundige is door Kennisnet betrokken bij het project nadat de selectieprocedure is afgerond. De onderwijskundige is werkzaam bij het onderwijsadviesbureau APS en heeft zelf een lerarenopleiding afgerond. In een eerdere editie van Leren van de Toekomst op een vmbo-school heeft hij eveneens de
31
onderwijskundige begeleiding verzorgd. Gezien de goede ervaringen tijdens dat project is besloten wederom met hem samen te werken.
Maken van werkafspraken Tijdens een startgesprek tussen de projectleiders van Kennisnet enerzijds en de projectleider en een van de projectverantwoordelijken van Iselinge anderzijds is de rolverdeling bepaald en zijn werkafspraken gemaakt. Dit zijn niet hele strakke afspraken geweest in de zin dat de taken van Iselinge en Kennisnet concreet zijn vastgelegd. Wel is afgesproken dat de projectleider van Iselinge het initiatief neemt in de planning met de docenten. Kennisnet richt zich meer op de grote lijnen en de in- en externe communicatie over het project. Een belangrijke werkafspraak is dat een keer per twee weken het docententeam een afstemmingsoverleg heeft samen met de projectleider van Kennisnet en de onderwijskundig begeleider. Daarnaast hebben de projectleider van Iselinge, de projectleider van Kennisnet en de onderwijskundig begeleider wekelijks afstemmomenten via Skype.
Experimenteren met innovatieve toepassingen Voor de zomervakantie van 2012 heeft een verdieping bij Kennisnet plaatsgevonden. Kennisnet beschikt over een innovatieve ruimte met ict-toepassingen. Het docententeam heeft samen met de opleidingsdirecteur een dag geëxperimenteerd met ict-toepassingen zoals iPads, een 3d printer en robots. Tevens heeft het team theoretische kennis ontvangen zoals het Vier in Balans-model. Het uitgangspunt bij dit model is dat ict pas didactische meerwaarde heeft als de bouwstenen visie, deskundigheid, ict-infrastructuur en digitaal leermateriaal in onderlinge samenhang worden ingezet.
Onderdompeling via Summerschool Eind augustus/begin september 2012 heeft Kennisnet een tweedaagse Summerschool georganiseerd voor het projectteam en de opleidingsdirecteur van Iselinge. Aan deze Summerschool hebben ook enkele studenten deelgenomen die de minor media volgen bij Iselinge. De minor media is een keuzeprogramma dat Iselinge aan studenten aanbiedt . Deze minor media studenten hebben later in het project meegewerkt aan de ontwikkeling en uitvoering. Allereerst heeft Kennisnet het docententeam op basis van een door Kennisnet vervaardigde template projectplannen voor de onderwijsvraagstukken laten voorbereiden. In deze fase heeft de onderwijskundige geadviseerd hoe de docenten de vraagstukken het beste kunnen beschrijven. Daarbij is gekeken naar de vakken die gegeven worden in de periode dat het project loopt en de wijze waarop ict bij deze vakken een rol kan vervullen. Vervolgens heeft Kennisnet voor elk van deze onderwijsvraagstukken specifieke expertise uitgezocht op het gebied van onder andere technische toepassingen en onderzoek. Ook zijn de onderwijsvraagstukken doorgezet naar leveranciers en ontwikkelaars van software. Deze hebben op hun beurt bekeken welk aanbod passend was voor de onderwijsvraagstukken. Tijdens de Summerschool hebben leveranciers presentaties verzorgd over ict-toepassingen die voor de vraagstukken konden worden ingezet. Zo zijn er GPS-tours gedaan om te laten zien wat GPS kan betekenen voor het vak wiskunde en is gepresenteerd welke communicatieplatforms er zijn voor studieloopbaanbegeleiding. Kennisnet heeft het beschikbare onderzoek gepresenteerd tijdens de Summerschool. De onderwijskundige heeft een presentatie verzorgd over waaraan je kunt denken bij technologie in het onderwijs. Het gaat dan vooral om het krachtiger maken van het leren van leerlingen door inzet van technologie, dus om het proces van creëren, en niet zozeer om de inzet van leerprogramma’s. Door de presentaties heeft het docententeam de benodigde kennis ontvangen en is het team in contact gebracht met mensen die het team bij de projecten konden ondersteunen. Tijdens de Summerschool zijn de opleidingsdirecteur en de bij het project betrokken docenten en minor media studenten als het ware ondergedompeld in deze kennis.
Bezoek aan Microsoft in Brussel. Hier heeft Microsoft presentaties verzorgd over Microsoft producten. De geïnterviewde projectleider van Kennisnet geeft aan van deze dag meer te hebben verwacht. Bij de gepresenteerde producten werd geen connectie met het project en de
32
onderwijsvraagstukken uit het project gemaakt. Ook was de bedoeling om naar een future business center te gaan waar de deelnemers allerlei experimenten konden doen. Dit heeft echter niet plaatsgevonden. Een volgende keer zou Kennisnet deze dag daarom waarschijnlijk achterwege laten.
Verdere uitdieping projecten. Na de Summerschool heeft Iselinge de projecten verder uitgediept onder begeleiding van Kennisnet. Hiertoe is vanaf september 2012 de projectgroep iedere 14 dagen op maandagochtend samengekomen met de projectleider van Kennisnet en de onderwijskundige om de projecten verder te verkennen en te onderzoeken welke stappen voor elk project nodig zijn. In deze fase is besloten in het project negen afzonderlijke projecten te onderscheiden om het overzicht te behouden. Het project was op dat moment al planmatig ingestoken, maar het werd zo groot en complex dat het heeft geholpen om het te zien als negen afzonderlijke experimenten. Per experiment is vervolgens bekeken wat er aan technologie nodig is, maar ook op welk moment het experiment kan plaatsvinden, wat er nog aan ‘scholing’ nodig is voor docenten en welke content nog ontwikkeld moet worden. In deze fase is de selectie gemaakt van leveranciers met welke Iselinge aan de slag zou gaan. Ook is per experiment gekeken of er studenten bij betrokken dienden te worden en of het mogelijk was het project uit te zetten op een opleidingsschool.
Begeleiding bij materiaalontwikkeling. Vanaf het moment dat de docenten helder hadden wat ze moesten doen, heeft de onderwijskundige hen begeleid bij het voorbereiden van lesactiviteiten en bij de materiaalontwikkeling. Hieraan hebben ook studenten meegewerkt. Ook hen heeft de onderwijskundige begeleid om te ontwikkelen wat nodig was.
4.3.4
Projectuitvoering in Iselinge
Uitvoering in lessen en stage Bij de uitvoering van de projecten nemen de docenten van Iselinge het voortouw. Kennisnet is nog wel op de achtergrond betrokken en kijkt mee, maar de verantwoordelijke docent is leidend. Bij de uitvoering van de projecten toont Kennisnet zich heel betrokken, zo ervaart Is elinge. Zo gaat Kennisnet mee naar scholen en maakt foto’s van de uitvoering van de experimenten. Deze beelden gebruikt Kennisnet weer voor de communicatie over het project. De projectuitvoering is gedurende vijf á zes weken een intensieve periode die op operationeel niveau veel organisatie vraagt. We illustreren dit aan de hand van een van de experimenten uit het project, namelijk ‘Peerfeedback op teksten’. Een overzicht van alle projecten is te vinden in bijlage 3.. Peerfeedback op teksten Voor dit project wordt een leerlijn argumentatief teksten schrijven ontwikkeld voor leerlingen van groep 7 en 8. Kinderen leren argumentatieve teksten te schrijven en ondersteunen elkaar door feedback (geschreven en in audio) te geven op elkaars teksten. Dit project vindt plaats in groep 7 en 8 op de opleidingsscholen en er zijn vijf studenten van Iselinge bij betrokken. Voor het project wordt gebruik gemaakt van iPads. Er moet taxichauffeur langs om de iPads langs te brengen bij de opleidingsscholen. Er is administratie nodig om in kaart te brengen dat de iPads worden teruggebracht. Er zit ook een onderzoek aan het project vast waarbij wordt gewerkt met een experimentele en een controle groep. Op grond van het aantal argumenten en voegwoorden dat men gebruikt in de schrijfopdrachten, wordt vervolgens vergeleken of de experimenten met iPads beter werken dan de oude manier. Dit vergt veel dataverzameling. De data-analyse vindt in een later stadium plaats.
33
4.4 Stand van zaken in het project In deze paragraaf wordt beschreven hoe de rollen en verantwoordelijkheden in de praktijk van het project uitwerken (paragraaf 4.4.1). Voorts wordt ingegaan op stand van zaken bij de ontwikkeling en uitvoering van de deelprojecten in het project (paragraaf 4.4.2). Vervolgens komt aspecten als beschikbare tijd voor, ondersteuning bij en afstemming over het project aan bod (paragraaf 4.4.3), gevolgd door de communicatie over en verspreiding van ervaringen die zijn opgedaan met het project (4.4.4). Paragraaf 4.4.5 gaat in op de ontwikkelingen in innovatiekracht als gevolg van het project. De paragraaf eindigt met de succesfactoren (4.4.6) en leerpunten die het project tot dusver heeft opgeleverd (4.4.7).
4.4.1
Rollen en verantwoordelijkheden in de praktijk
In de onderzoeksdoelgroep (paragraaf 2.3.1) hebben we de rollen beschreven die te onderscheiden zijn in het project. Deze sluiten grotendeels aan bij de rollen die in het plan van aanpak voor het project zijn weergegeven. In deze subparagraaf gaan we in op hoe de rollen zoals beschreven in het plan van aanpak worden ervaren tijdens de uitvoering van het project. : De projectleider van Iselinge: Deze leidt voor Iselinge het reilen en zeilen rond het project en legt intern verantwoording af aan het MT. Tot en met november 2012 heeft de projectleider twee keer een voortgangsrapportage gegeven aan het MT. Uit de overige interviews op Iselinge blijkt dat het als heel prettig wordt ervaren dat er een projectleider is die alles samenbrengt. De projectleider zelf geeft aan dat ze weliswaar de voortgang bewaakt, maar dat het door de hoge motivatie van alle betrokkenen allemaal wel loopt.
Een bestuurder van Iselinge, zijnde de opleidingsdirecteur, die zich committeert aan het project. Zij heeft de motivatiebrief opgesteld en is mee geweest naar de Summerschool. Verder in het project blijft ze meer op afstand, maar volgt ze het project wel betrokken en met interesse. Tevens komt ze in beeld bij PR-zaken. Ook houdt ze zich met beleidsmatige zaken bezig die raken aan het project. Hiertoe heeft ze bilateraal overleg met de projectverantwoordelijke van Kennisnet. Een voorbeeld is de vraag hoe Iselinge zich goed kan voorbereiden op 2020 qua digitale infrastructuur.
Een stuurgroeplid van Iselinge die er op let dat de projecten passen in de visie van Iselinge. Samen met het stuurgroeplid van Kennisnet, de officiële opdrachtgever vanuit Kennisnet, vormen ze de stuurgroep. Volgens het plan van aanpak zou de stuurgroep één keer per maand bij elkaar komen. In de praktijk is dit niet nodig gebleken.
Een projectteam van Iselinge bestaande uit docenten. Dit team richt zich op het opstellen van onderwijsplannen en het ontwikkelen en uitvoeren van de experimenten uit het project. Het team is op vrijwillige basis samengesteld door Iselinge. Het betreft de mensen die zich bij aanvang hebben aangemeld voor het project. Er is met name op motivatie gelet en niet zozeer op ict-vaardigheid. Er is benadrukt om juist ook als je nog niet zo ict-vaardig bent toch te reageren. Het gaat namelijk om het vergroten van de innovatiekracht. Ook is erop gelet dat er variatie is in ict-deskundigheid. Zo bestaat het team uit twee media-docenten en de overige zes geven vakken als taal, rekenen, aardrijkskunde, beeldende vorming en levensbeschouwing. Het stuurgroeplid van Iselinge is tevens lid van het docententeam. Dit blijkt in de praktijk geen lastige situaties op te leveren.
De projectleiders van Kennisnet: Vanuit Kennisnet zijn twee projectleiders bij het project betrokken. Een van hen richt zich op de regie en tactische uitvoering van het project, zoals de methoden en technieken die nodig zijn in het project, de ander richt zich op de operationele aspecten van het project, zoals het organiseren van de Summerschool. Zoals de geïnterviewde projectleider het zelf formuleert: “De ene is meer van de inhoud, de andere meer van de organisatie.” Deze combinatie wordt door Iselinge als prettig ervaren.
34
Didactisch begeleider. De onderwijskundige geeft het docententeam van Iselinge advies en begeleiding bij de ict-inzet in het onderwijs. Een geïnterviewde geeft aan dat hij ervoor zorgt dat je let op wat je met ict voor je onderwijs bereikt en niet alleen iets uitprobeert. Een ander beschrijft hem als onderwijskundig mediaexpert met een goede combinatie van technische en onderwijskundige ondersteuning. Hij geeft vooral een goed beeld van wat er in een klas in een basisschool met de ict-toepassing gebeurt. De didactisch begeleider maakt deel uit van het projectteam van Kennisnet.
Projectteam van Kennisnet. Dit team verzorgt de ondersteuning van het project. Dit betreft didactische, secretariële en ict-ondersteuning, maar ook ondersteuning bij de communicatie over het project en verspreiding van tijdens het project opgedane kennis (zoals de webredactie en het redigeren van blogs).
Aan het project deelnemende studenten. Voordat het plan van aanpak tot stand kwam wilde Kennisnet veel studenten laten meedraaien in de experimenten en hen dat in de stage laten toepassen. De reden hiervoor was dat studenten over het algemeen vernieuwend zijn. Omdat het gaat om een pilot is uiteindelijk besloten een groep minor media studenten te betrekken bij de materiaalontwikkeling. Dit is een groep van zes studenten die zich hebben verdeeld over de projecten. Daarnaast zijn er ook enkele andere studenten betrokken bij het project. Deze studenten richtten zich meer op de begeleiding van niet aan het project deelnemende studenten. Kennisnet geeft aan dat Iselinge dit goed oppakt. De studenten worden begeleid door de onderwijskundige.
Aan het project deelnemende opleidingsscholen. Zij krijgen waar nodig en mogelijk een rol in de projectuitvoering. Studenten voeren dan het experiment uit op de opleidingsscholen. Sommige opleidingsscholen hebben daarnaast ook actieve rol bij de ontwikkeling van een project.
Een klankbordgroep samengesteld uit collega’s van Kennisnet die meedenken over de vormgeving van het project. De afstemming met de klankbordgroep vindt plaats buiten het gezichtsveld van Iselinge, maar geeft nuttige inzichten voor het project.
4.4.2
Projectontwikkeling en -uitvoering
Docenten, studenten en leveranciers ontwik k elen samen Tijdens de ontwikkeling van de experimenten uit het project wordt veel gebruik gemaakt van gratis tools en van leveranciers en studenten die mee helpen aan de materiaalontwikkeling. Dit werkt goed. De projectleider van Kennisnet geeft enkele voorbeelden waarin de inzet van studenten positief heeft uitgewerkt. Een docent met enige schroom voor ict heeft met moeite toch studenten ingezet. Ze is verbaasd over de goede resultaten die worden geboekt. Wel bewaakt de docent de kaders en zorgt dat het didactisch goed in elkaar zit. De studenten ontwikkelen van daaruit het project verder. Een ander voorbeeld is een vraagstuk gericht op studieloopbaanbegeleiding. Een door Kennisnet aangedragen externe ict-student heeft een systeem gebouwd voor het maken van digitale portfolio’s waarmee het zelfgestuurd leren ondersteund wordt. Deze student legt dit systeem tevens uit aan andere studenten. Dit wordt positief ontvangen door de studenten. De projectleider van Kennisnet zegt hierover: “Dit is nog een stap verder dan vooraf verwacht: docenten, studenten en leveranciers gaan samen co-creëren.” Projectuitvoering deels in tweede semester Vijf van de negen experimenten zijn uitgevoerd in de periode september tot en met december 2012, dus tijdens het eerste semester. Van de overige experimenten vindt de uitvoering in het tweede semester plaats en zullen waarschijnlijk doorlopen tot en met april 2013. Het rooster voor het tweede semester is ten tijde van het afnemen van de interviews nog niet bekend. Dit maakt het lastig de precieze doorlooptijd van het project te bepalen. De voorbereiding van de experimenten die in het tweede semester worden uitgevoerd, heeft wel al plaatsgevonden in het eerste semester. In het tweede semester gaat het dus alleen nog om uitvoering tijdens de lessen en - waar van toepassing stages. Iselinge ervaart het als prettig dat de experimenten verspreid zijn in de tijd. Deze ‘dakpanconstructie’ biedt de mogelijkheid van elkaar te leren. Wel moet nog goed afgestemd worden hoe de begeleiding door Kennisnet tijdens het tweede semester eruit komt te zien. Tijdens het
35
afnemen van de interviews zijn de gesprekken hierover nog gaande. Daarnaast wenst Iselinge voor het schooljaar 2013-2014 de toepassingen in het curriculum te implementeren om ze zo voor alle studenten te kunnen inzetten. Daarbij verwacht men ook advies of begeleiding nodig te hebben van Kennisnet. Van docenten naar stagescholen De verwachting om in het onderwijs met studenten experimenten uit te voeren en die weer te laten uitzetten op stagescholen, is uitgekomen. Dit is bijvoorbeeld het geval geweest bij het eerder beschreven experiment Peerfeedback op teksten (zie paragraaf 4.3.4, een volledig overzicht van de experimenten is te vinden in bijlage 3). Een ander experiment dat op stagescholen is uitgevoerd is het experiment synchrone begeleiding bij het stelonderwijs (het schrijven van teksten). Het doel van dit experiment is om de praktische vaardigheid van het geven van instructies in het stelonderwijs te verbeteren. Bij dit experiment heeft de lesgevende student een oortje. De begeleidende student zit achterin de klas. De begeleidende student kan met signaalwoorden de lesgevende student coachen tijdens het lesgeven. Bij beide experimenten zijn studenten betrokken bij de ontwikkeling van de experimenten waarna ze op de stagescholen van de studenten zijn toegepast.
4.4.3
Tijd, ondersteuning en afstemming
Onvoldoende beschik bare tijd en ruimte voor docententeam De tijd en ruimte die beschikbaar is om aan het project te besteden is voor de projectleiders van Kennisnet en de onderwijskundige in de praktijk voldoende gebleken. De projectleider heeft twee dagen per week beschikbaar voor het project. Dit komt redelijk overeen met de praktijk. Wel is er enige overschrijding als gevolg van de reistijd van Kennisnet naar Iselinge die behoorlijk is. De projectleider van Iselinge heeft voor het project 320 uur beschikbaar en is een dag in de week uitgeroosterd voor overleg en samenwerking in het project. De docenten van het projectteam van Iselinge hebben elk 60 uur beschikbaar voor het project en een keer in de veertien dagen zijn ze een dagdeel uitgeroosterd om te overleggen en samen te werken aan projecten. Aangezien het project voor een docent een half jaar (ongeveer 20 weken) doorloopt van opstart tot uitvoering en ook de tijdsinvestering voor de Summerschool van de 60 uur dient te worden afgetrokken, blijkt dat er onvoldoende tijd beschikbaar is voor het docententeam. Hierbij geldt wel dat voor de ene docent tijd nagenoeg geen issue is, terwijl voor een andere docent tijd meer als belemmering geldt. Wellicht heeft dit ook te maken met de wijze waarop het experiment loopt. Een aandachtspunt is de doorlooptijd van het project. Kennisnet werkt vanuit kalenderjaren, scholen vanuit schooljaren. In eerste instantie was de bedoeling dat de experimenten eind 2012 afgerond zouden zijn en dat in 2013 de stages zouden worden betrokken. Ook was de bedoeling de experimenten te laten aansluiten op het curriculum. Al aan het begin van het project werd duidelijk dat een aantal experimenten pas in 2013 konden worden uitgevoerd gezien het curriculum. Daarom is besloten dat de experimenten doorlopen tot in 2013. Begeleiding verloopt volgens plan De begeleiding door Kennisnet is conform het plan van aanpak vooral faciliterend van aard. Kennisnet speelt geen actieve rol bij de uitvoering van de experimenten, maar heeft zich gericht op het inspireren en informeren vooraf. Het belangrijkste aandeel van Kennisnet zit dan ook in het voortraject: de selectie van de deelnemende Pabo, de verdiepingsdag bij Kennisnet, het startgesprek met de projectleider en het stuurgroeplid van Iselinge, het adviseren bij het opstellen en beoordelen van projectplannen voor de onderwijsvraagstukken gericht op de inzet van de ict-toepassingen en de organisatie van de Summerschool waarbij Iselinge kennis heeft gemaakt met leveranciers van icttoepassingen. Op deze wijze heeft Kennisnet randvoorwaarden georganiseerd voor de inzet van de ict-toepassing. De docenten voeren de experiment zelf uit volgens eigen inzicht. Hiertoe is Kennisnet regelmatig op Iselinge voor begeleiding, maar de bal ligt bij het docententeam. In eerste instantie was vanuit Kennisnet de insteek dat de deelprojecten van het project tot en met 31 december 2012 zouden duren. De experimenten uit het project zullen echter ook in het tweede semester nog doorlopen. Besloten is daarom dat de projectleiding vanuit Kennisnet in het tweede semester wordt voortgezet door één van de twee projectleiders. Dit is de projectleider die zich vooralsnog meer bezig houdt met de regie en minder met de organisatorische kant van het project.
36
De begeleiding van de onderwijskundige bestaat uit de begeleiding van het docententeam en de deelnemende studenten. Vooralsnog is advies en begeleiding geleverd bij het opstellen van een onderwijsplan, het omvormen naar negen afzonderlijke projecten, het selecteren van de leveranciers van software/content, begeleiding bij de materiaalontwikkeling en technische ondersteuning. Over de begeleiding van de onderwijskundige zijn van te voren heldere afspraken gemaakt met Kennisnet en dit verloopt volgens plan. Ict- ondersteuning verspreid over meerdere personen De technologiecomponent in het project is beperkt. Het gaat meer om het toepassen van de technologie. Als er teveel techniek in het project komt, zou dit kunnen afleiden van het proces, dus hierin wordt niet teveel risico genomen. De technische ondersteuning in het project is niet belegd bij één persoon, maar verdeeld over meerdere personen. Zo zitten er twee mediadocenten in het docententeam. Daarnaast bieden de projectleider van Kennisnet en de onderwijskundige technische ondersteuning door het voorzien in software en ondersteuning bij problemen. Ook de ict-afdeling van Iselinge ondersteunt op technologisch vlak. Ze bellen en zoeken uit, registreren, maken zaken uitleenbaar via de mediatheek en programmeren iPads. Ook werkt een stagiair van de ict-afdeling mee in één van de projecten. Via het hoofd automatisering wordt de benodigde infrastructuur verzorgd. Ook vanuit Kennisnet is een ict-deskundige bij het project betrokken. De geboden ictondersteuning wordt als positief ervaren door het docententeam. Wel is duidelijk geworden dat de ictafdeling van Iselinge het liefst gepland aansluit bij overleg. Als Kennisnet bijvoorbeeld komt met een nieuwe applicatie, dan zou de ict-afdeling bij het projectoverleg kunnen aansluiten. Dat is voor de ictafdeling efficiënter dan achteraf geïnformeerd te worden. Samenwerk ing tussen Kennisnet en Iselinge verloopt soepel De samenwerking wordt als plezierig ervaren, iedereen is heel betrokken bij het project en het doel van het project. Ook de onderlinge communicatie verloopt vlot. Waar vragen worden gesteld, komt dezelfde dag nog reactie. Dit geldt voor alle partijen. Men houdt zich aan de afspraken. Daarbij geldt dat de docenten heel open zijn over alles wat er gebeurt, aldus de geïnterviewde onderwijskundige. De Summerschool heeft een stevige basis voor samenwerking gelegd. Tijdens de Summerschool hebben alle betrokkenen goed met elkaar kunnen kennismaken. Ook de kleinschaligheid op Iselinge en de informele cultuur ervaart Kennisnet als positief. De schoolomgeving wordt als prettig ervaren en als bevorderlijk voor de samenwerking. De projectleider van Kennisnet hierover: “Tijdens de bezoek en aan Iselinge loop ik mak k elijk de opleidingsdirecteur tegen het lijf met wie ik dan even k an zitten. Dit vergemak k elijk t de samenwerk ing.” De kleinschaligheid heeft ook bevorderd dat een bijeenkomst voor docenten relatief eenvoudig georganiseerd kon worden. Deze bijeenkomst is georganiseerd aangezien afgesproken is dat de rest van de docenten wordt meegenomen in het traject om te voorkomen dat het docententeam een aparte groep wordt. Ook ervaren zowel de projectleider van Kennisnet als de onderwijskundige voor de juiste zaken te worden ingeschakeld. Het team is zelfstandig aan de slag gegaan met de experimenten. De projectleider van Kennisnet hierover “Het is nog meer zo dat we ons af en toe moeten laten zien dat we er ook nog zijn, dat ze weten dat ze ons nog dingen k unnen vragen.” Vanuit Iselinge is men op hun beurt positief over de ontvangen begeleiding. De projectleider van Kennisnet en onderwijskundige adviseur verbinden school en technische kennis met elkaar. Zoals Iselinge het beschrijft: “We ontvangen per project de benodigde ondersteuning om de projecten verder te k unnen uitwerk en.” Wijze van werk en projectleiders Kennisnet en onderwijsk undige sluit aan De onderwijskundig adviseur heeft veel overleg met de projectleider van Kennisnet over de in te zetten ict-toepassingen. De projectleider en onderwijskundig adviseur weten elkaar goed te vinden in hun kwaliteiten en expertise. De onderwijskundige geeft aan de wijze van aansturing van de projectleider prettig te vinden. De eerste focus van de projectleider is niet zozeer structuur en planning, maar meer het kijken wat het project op welk moment nodig heeft. Hier beweegt hij in mee en schakelt hij op. Dat heeft het project ook nodig. De geïnterviewde projectleider beaamt dit en geeft aan dat hij nog minder strak te leiden dan hij normaliter doet. Een voorbeeld waarbij dit schakelen in het project tot uiting komt, heeft ongeveer halverwege het project plaatsgevonden. Het bleek dat de negen deelprojecten teveel waren om als één persoon intensief te begeleiden. Daarom hebben de projectleider van Kennisnet en de onderwijskundige de deelprojecten onderling verdeeld. De projectleider neemt in dit geval dus de rol van onderwijskundig adviseur op zich. Van ongeveer de helft van de projecten probeert de betrokken begeleider op ieder moment te weten waar de betreffende docent staat, wat er nog moet gebeuren en wat er nog nodig is aan
37
randvoorwaarden. Dit heeft als nadeel dat elk van de begeleiders wat minder zicht heeft op andere helft van de projecten, wat vooral voor de projectleider nadelig kan zijn, maar het werkt wel goed. De verdeling van de deelprojecten is intuïtief gekozen, maar de onderwijskundige zit wel meer op projecten die wat meer inhoudelijk didactische ondersteuning nodig hebben en wat technischer van aard zijn. Ook de combinatie van twee projectleiders waarbij de ene meer op de regie zit en de ander de organisatie voor rekening neemt werkt goed. Het soort project is een lastig project om te managen en de projectleiders doen dat erg goed, ze vullen elkaar goed aan, aldus de onderwijskundige. De onderwijskundige uit wel enige zorg over het genomen besluit dat de organisatorische projectleider in het tweede semester niet meer aan het project deelneemt. Dit aangezien het project veel regelzaken bevat en onduidelijk is hoe dit wordt afgedekt in het vervolg van het project. Communicatie Kennisnet en projectteam Het projectteam, de projectleider van Kennisnet en de onderwijskundige komen een keer per twee weken samen voor overleg over de voortgang van de verschillende projecten. Daarnaast hebben de projectleider van Iselinge, de projectleider van Kennisnet en de onderwijskundige een keer per week overleg via Skype. Deze frequentie wordt als voldoende ervaren. De praktijk wijst echter uit dat als er geen noodzaak is om te communiceren, de neiging ontstaat het overleg niet te laten doorgaan. Dit is enkele malen gebeurd. Direct werd zichtbaar dat we onvoldoende van elkaars voortgang op de hoogte waren, aldus de geïnterviewde onderwijskundige. Hij beschrijft dat hij de volgende valkuil heeft ervaren. “Het docententeam is heel zelfstandig en vraagt niet veel om hulp. Het gevolg is dat ik denk dat het goed is gegaan en later blijk t dan dat er toch ondersteuning nodig was. Hier had ik proactiever in k unnen zijn.”
4.4.4
Communicatie over en verspreiding van het project
Voor de communicatie is een website ingericht De communicatie met niet deelnemende docenten, studenten opleidingsscholen en andere Pabo’s vindt plaats op een speciaal ingerichte website over het project (www.hetlerenvandetoekomst.nl). Hierop plaatst Kennisnet blogs van de projectleider van Kennisnet, de onderwijskundig adviseur en de docenten uit het projectteam, maar ook van deelnemende studenten. Deze blogs komen goed van de grond. De geïnterviewde onderwijskundige hierover: “De webbeheerder zei laatst tegen me dat er zes blogposts waren. Er ontstond een soort wachtrijtje. Echt geweldig!” Ook verschijnen er filmpjes op de projectwebsite waarin docenten iets over het project vertellen. Daarnaast wordt informatie uitgewisseld op veldcontactdagen, kwaliteitskringen en tijdens docentenvergaderingen. Voor de informatieverstrekking aan niet aan het project deelnemende docenten, was het idee vooraf om een keer per maand op de woensdagmiddag voor alle docenten een bijeenkomst te plannen om bij te praten over het project. Tot aan het afnemen van de interviews is één aparte bijeenkomst georganiseerd voor docenten waarbij presentaties werden verzorgd over de verschillende deelprojecten. Er zijn nog wel andere bijeenkomsten voor docenten gepland. Op de opening van het academisch jaar heeft de directeur van Kennisnet gesproken. Daarnaast verzorgt Kennisnet vanaf januari 2013 vier masterclasses bij Iselinge voor het veld en andere Pabo’s (zie het hiernavolgende kader). Tussendoor is er ook contact over het project met andere Pabo’s. Het project heeft veel publiciteit gegenereerd. Zo heeft de krant ‘De Gelderlander’ de nodige aandacht aan het project op Iselinge besteed. Deze publiciteit geeft een boost aan de deelnemers. Het geeft een stimulans voor verdere innovaties. Voor communicatie in- en extern dient nog wel de nodige aandacht te komen, zo geeft de geïnterviewde projectleider van Kennisnet aan. Het is makkelijker dit aan het eind van het project te doen omdat het dan is afgerond, maar ook tijdens het project dient er in- en extern gecommuniceerd te worden over het project. De verspreiding van de kennis uit het project is voor Kennisnet een belangrijke projectdoelstelling.
38
Masterclasses voor Pabo’s en basisscholen 6 februari 2013: Gamification in het onderwijs Deze masterclass gaat in op de meerwaarde van gamification - het integreren van spelmechanismen en methoden in niet-game gerelateerde omgevingen - en hoe dit in het onderwijs ingepast kan worden. Deelnemers gaan concreet aan de slag om game-principes toe te passen op onderwijssituaties. 27 februari 2013: Overal leren Deelnemers van deze masterclass leren hoe formele en informele leeromgevingen zich tot elkaar verhouden en hoe ze elkaar kunnen versterken. Ook wordt ingegaan op wat beide vormen van leeromgevingen kunnen betekenen voor de betrokken leerlingen, studenten en de onderwijsinstelling. 27 maart 2013: Flipping the Classroom en zelfsturend leren In deze masterclass worden ervaringen van Flipping the Classroom - het omdraaien van de instructie en de verdieping op het lesmateriaal - op de Pabo en op de basisschool gedeeld en gaan deelnemers zelf aan de slag met Flipping. 24 april 2013: Leren innoveren In deze masterclass wordt ingegaan op de sociale kant van innovaties en het herkennen en toepassen van innovaties. Ook worden de innovatielessen uit Het Leren van de Toekomst met de Pabo gedeeld en komen de eerste resultaten aan bod uit het project van het onderzoek naar innovatiekracht.
4.4.5
Ontwikkelingen in innovatiekracht
Invloed project op innovatiek racht Het project draagt bij aan de innovatiekracht van Iselinge in de zin dat de aan het project deelnemende docenten en studenten heel enthousiast zijn over de ingezette vernieuwingen. Een geïnterviewde projectverantwoordelijke van Iselinge zegt hierover: “Het is geweldig om studenten enthousiast bezig te zien in een werk groep, om contact te hebben met leerlingen en om leerlingen iets te k unnen leren. Het is de uitdaging voor elk e docent om regelmatig het gevoel terug te winnen: hier doe ik het voor. Door het project wordt de passie aangeboord en het project geeft energie voor het ondernemen van iets nieuws. Dit levert innovatiek racht op. Door de ondersteuning van Kennisnet valt het met de innovatieangst ook erg mee.” Volgens hem is het de kunst voor een onderwijsinstelling om te sturen op het aanboren van de interesse en passie van docenten, het liefst in lijn met de strategische belangen van de school, zoals het voldoen aan prestatieafspraken, het behalen van de accreditatie en het hebben van voldoende studenten. Dan is zowel de leiding als de individuele docent tevreden. “Door dit soort projecten wordt het lesgeven weer leuk .” Hoe te k omen tot blijvende innovaties? Tijd om samen te experimenteren Om te komen tot blijvende innovaties is de attitude van belang, dat wil zeggen de bereidheid om te experimenteren, om jezelf te blijven ontwikkelen en op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen. Die bereidheid tot experimenteren heeft Iselinge volgens de geïnterviewde onderwijskundige. Hij heeft het gevoel dat ze zullen blijven innoveren. De compactheid van de school en de korte lijnen tussen docenten en schoolleiding bevorderen deze bereidheid. Op het moment dat er ideeën ontstaan bij docenten, kunnen ze direct bij de schoolleiding binnenstappen om te vragen of het mogelijk is. Ook is de bereidheid om te investeren groot bij Iselinge, eveneens een belangrijke factor bij innovatiekracht. De benodigde kennis kan Iselinge organiseren door het lezen van vakbladen, het bezoeken van congressen. De nodige technische ondersteuning kan Iselinge grotendeels via de eigen ict-afdeling regelen. Wel is nodig dat Iselinge organiseert dat docenten blijven uitwisselen met elkaar.
39
Het gaat er namelijk niet zozeer om dat de docent blijft toepassen wat hij heeft uitgeprobeerd, maar vooral ook dat hij iets nieuws kan uitproberen. Dat zou in het beleid moeten zitten, zo geeft de geïnterviewde projectleider van Iselinge aan. Eigenlijk zou je in je jaartaak een X aantal uur moeten hebben of voor een jaar moeten kunnen claimen om aan innoveren te werken. Je zou dit individueel moeten kunnen aanvragen: we willen dit gaan uitproberen met deze opzet. Dit moet het management eigenlijk faciliteren in tijd en uitroostering om samen te ontwikkelen en te experimenteren. Natuurlijk wel op vrijwillige basis, want motivatie is essentieel. De projectverantwoordelijke voegt hieraan toe dat de ingrediënten zoals ze bij Iselinge worden toegepast tot blijvende innovaties zouden moeten leiden. Deze ingrediënten zijn: een betrokk en bestuurder, een betrokken projectteam bestaande uit zeven á acht docenten, inbedding in het curriculum, actieve kennisdeling met collega’s, tijd nemen voor het proces, studenten bij het project betrekken, doorkoppeling van het project naar opleidingsscholen en het onderzoek. Het is geen garantie voor blijvende innovaties, maar met deze ingrediënten wordt de kans wel vergroot. Kennisnet zal ook opvolging geven aan het project, na de zomervakantie van 2013 zal Kennisnet zeker contact houden met Iselinge.
4.4.6
Succesfactoren
Voortbouwen op k ennis uit eerdere Leren van de Toek omst projecten Kennisnet heeft de leerpunten uit eerdere Leren van de Toekomst projecten toegepast in het project Leren van de Toekomst op de Pabo. Dat maakt dat er ten opzichte van de eerdere projecten een grotere kans is op een merkbaar effect op innovatiekracht tijdens het project. In het project Leren van de Toekomst op de Pabo leert Kennisnet veel over het reilen en zeilen op een lerarenopleiding. Deze ervaring kan Kennisnet weer inzetten op een volgend Leren van de Toekomst project dat is gepland bij lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs. Projecten gek oppeld aan visie en aan opleiden in school De gedeelde visie van Iselinge is een heldere basis voor de experimenten en geeft sturing aan het project. Eén van de visiedoelen is het verbinden van het project met opleidingsscholen en met het curriculum. Dit helpt bij de verspreiding van kennis uit het project. Hiermee wordt namelijk de hele kolom bereikt: van hogeschool tot basisonderwijs. Draagvlak voor het project De gemotiveerde projectverantwoordelijken en projectdeelnemers bij Iselinge zijn een stuwende factor in het project. Beide partijen zijn nodig om tot een succesvol eindresultaat te kunnen komen. Ook het draagvlak onder studenten blijkt groot te zijn. De studenten die benaderd zijn om aan het project mee te werken, zijn heel enthousiast. Inzet van studenten in het project Het blijkt dat het werken met studenten het innovatieproces versnelt. Studenten staan over het algemeen open voor vernieuwing. Daarbij leidt de betrokkenheid van studenten bij het project ertoe dat niet alleen docenten maar de instelling als geheel leert waardoor het project een structurele impact heeft. Werk en vanuit eigen onderwijsvraagstuk k en en aansluiting op het curriculum De aan het project deelnemende docenten zijn vroeg in het project betrokken met het verzoek aan te geven wat ze met ict willen doen in hun eigen onderwijs. Niet de techniek staat hierbij centraal, maar hun eigen lessen zijn leidend. Het gevolg is dat de experimenten persoonlijk door de docenten zijn ingebracht en dat deze zich eigenaar voelen van de experimenten. Het zijn hun eigen onderwijsvraagstukken. Professionele ruimte Mede door de vrijheid die de deelnemende docenten vanuit de instelling krijgen en door hun opleidingsachtergrond (eerstegraads docenten), werken de docenten zeer zelfstandig aan de experimenten en reflecteren ze op wat ze tijdens de experimenten doen. Ze betrekken studenten bij het project en zijn open naar de studenten dat dit een experiment is en dat zijzelf dat ook spannend vinden. Deze professionele ruimte is bevorderlijk voor een duurzaam resultaat van het project.
40
Begeleiding op het project De begeleiding op het project vanuit Kennisnet is door Iselinge als heel positief en nuttig ervaren. De combinatie van didactische en technische ondersteuning sluit goed aan bij de behoeften van de aan het project deelnemende docenten. Ook de Summerschool met twee kennisvergaringsdagen hebben veel betekend voor de docenten, studenten en projectverantwoordelijken van Iselinge. Naast dat deze dagen hebben gediend om kennis te vergaren, hebben deze dagen de bij het project betrokkenen ook geïnspireerd en het teamgevoel versterkt. Hoge snelheid in communicatie De korte lijnen binnen Iselinge bevorderen een snelle communicatie. Deze snelle communicatie tussen de projectleider, onderwijskundige en het docententeam werkt efficiënt en motiveert. Roostervrij voor onderlinge uitwisseling Door uitgeroosterd te zijn op maandagochtend kunnen de docenten echt met elkaar in overleg treden en hebben ze tijd om het project te ontwikkelen. Het sparren en samen ontwikkelen is nodig om tot vernieuwing te komen. Daarnaast is het prettig dat er tijd vrijgemaakt is om aan het project te kunnen werken.
4.4.7
Leerpunten
Voldoende tijd en doorlooptijd inruimen voor experimenten Wat betreft de selectieperiode voorafgaand aan het project is het prettig voor deelnemende Pabo’s om ruim voor de start van het schooljaar te vernemen of de Pabo geselecteerd is. Er is namelijk tijd nodig om de experimenten goed in het curriculum te kunnen inplannen. Daarnaast speelt in het project dat Kennisnet volgens de planning van een kalenderjaar werkte en Iselinge de planning van een schooljaar aanhoudt. Dit is in de loop van het project aangepast naar het ritme van een schooljaar. Daarnaast speelt agendadruk een rol. Het project loopt naast de dagelijkse onderwijsverplichtingen. Ook het inpassen van het delen van ervaringen met andere scholen kost tijd. Hiervoor is een ruime doorlooptijd wenselijk. Daarnaast wordt duidelijk dat er twee keer zoveel tijd nodig is voor de experimenten als vooraf is ingeschat en toegekend (60 uur per deelnemende docent) aan de deelnemende docenten. Flexibel omgaan en bijsturen op begeleiding is nodig De complexiteit van het project is dusdanig groot gebleken, dat besloten is het te benaderen als negen afzonderlijke projecten. Het zijn in feite negen afzonderlijke experimenten. Elk experiment is benaderd als een apart project met zijn eigen dynamiek, ontwikkelings - en uitvoeringstraject en bijbehorende planning. Tevens is tijdens het project duidelijk geworden dat het voor één didactisch begeleider niet mogelijk is tegelijkertijd negen projecten te begeleiden. Daarom is ervoor gekozen de begeleiding van de projecten te verdelen tussen de projectleider van Kennisnet en de didactisch begeleider. Een ander leerpunt met betrekking tot de begeleiding heeft te maken met de grote mate van zelfstandigheid van de deelnemende docenten. Soms signaleerde de begeleider pas op een later moment dan hij wilde dat er op een bepaald project ondersteuning nodig was (geweest). Een proactieve houding van de begeleider blijft dus nodig om te bewerkstelligen dat projecten optimaal verlopen, ook bij een projectteam met een grote mate van zelfstandigheid. Interne en externe communicatie over het project is essentieel Er is in het project nog een inhaalslag te maken met de communicatie naar buiten. Dit vindt weliswaar voornamelijk in het tweede semester plaats, maar is van groot belang voor de uitwisseling van kennis en ervaring uit het project met het veld en andere Pabo’s. Ook de interne communicatie blijft een aandachtspunt. Zo zijn enkele overleggen tussen de projectleider van Kennisnet, de onderwijskundige en de projectgroep niet doorgegaan. Door de snelle ontwikkelingen binnen de experimenten wordt dan een te lange periode onvoldoende informatie uitgewisseld over de voortgang van het project en de benodigde ondersteuning. Het is dus belangrijk om de overleggen te laten doorgaan of – bij afzegging van enkele deelnemers - de informatieuitwisseling op een andere manier vorm te geven. Ook de informatieverstrekking aan niet aan het project deelnemende docenten is vanwege de snelle ontwikkelingen in de experimenten van belang. Op die manier blijven ook deze docenten op de hoogte van wat er in het project gebeurt.
41
Kennisdeling ook aandachtspunt voor Kennisnet Het overdragen van de lessen naar andere Pabo’s is een aandachtspunt waar nadere inspanningen op nodig zijn. De website die Kennisnet voor het project beheert, dient nog verder ontwikkeld te worden (www.hetlerenvandetoekomst.nl). Het delen van ervaringen binnen de Pabo-wereld is geen vanzelfsprekendheid aangezien er sprake is van een concurrerende markt. Door het project profileert Iselinge zich regionaal als innovatief. Het project geeft Iselinge in die zin een voorsprong op andere Pabo’s. Kennisnet is inmiddels een ander project gestart waar meer Pabo’s aan kunnen meedoen. Deelnemende Pabo’s komen in aanmerking voor een vergoeding voor te maken projectkosten en een onkostenvergoeding voor de medewerking aan het project. Dit bedrag bedraagt in het algemeen 5.000 á 10.000 euro per deelnemende Pabo. Daarnaast zijn externe bijeenkomsten aan het project gekoppeld. De ervaringen en successen van Iselinge dienen als voorbeeld en stimulans voor de andere projecten. Uiteindelijk wil Kennisnet toewerken naar een community of practice van Pabo’s.
4.5 Aanbevelingen Gebaseerd op de resultaten uit de interviews, geeft deze paragraaf zowel tussentijdse aanbevelingen voor het project bij Iselinge (paragraaf 4.5.1) als voor Pabo’s die een innovatieproject willen gaan uitvoeren al dan niet met begeleiding van een externe deskundige (4.5.2).
4.5.1
Tussentijdse aanbevelingen project
Tijd en begeleiding in de tweede fase van het project Ten eerste adviseren we het docententeam voor meer uren vrij te roosteren dan de in eerste instantie vrijgemaakte 60 uur per docent. Uit de interviews komt naar voren dat een dagdeel per week in principe voldoende is, maar dat dit tot het eind van het project nodig is. Dat komt voor de gehele projectperiode neer op een verdubbeling van het aantal toegekende uren. Mogelijk kunnen scholingsmiddelen voor leerkrachten hiervoor ingezet worden aangezien de docenten van het project leren. Voorts bevelen we aan om voor het tweede semester de gemaakte werkafspraken over de begeleiding vanuit Kennisnet en door de onderwijskundige weer tegen het licht te houden en nieuwe afspraken te maken gericht op de situatie in het tweede semester. Zo zal in het tweede semester geen begeleiding meer nodig zijn op de ontwikkeling van de experimenten, maar wel op de uitvoering en de borging ervan. Bij het maken van nieuwe afspraken is het raadzaam ook de organisatorische begeleiding mee te nemen. Aangezien de organisatorische projectleider van Kennisnet in het tweede semester geen onderdeel meer uitmaakt van het project, zal moeten worden bezien hoe en bij wie de organisatietaken kunnen worden belegd. Tevens adviseren we de ict-afdeling van Iselinge zoveel mogelijk te laten aansluiten bij het projectoverleg. Dit kan bijvoorbeeld door in de projectplanning rekening te houden met benodigde ict-ondersteuning. Interne en externe communicatie Daarnaast is ons advies in het tweede deel van het project waar mogelijk interne en externe communicatievormen in te plannen. Dit wordt voor een deel al gedaan. Zo zijn docentenbijeenkomsten ingepland en masterclasses. De verspreiding van kennis is echter een belangrijk onderdeel van het project en aangegeven is dat meer communicatie over het project nodig is om deze kennis breed te verspreiden. Een mogelijkheid kan zijn om studenten te betrekken bij de communicatie over het project. Deze manier brengt nauwelijks extra kosten met zich mee en studenten kunnen ervan leren. Tevens bevelen we aan te bezien wat realistisch is om aan communicatie in te zetten vanuit het project bij Iselinge. De overige benodigde communicatie kan mogelijk ook via de andere projecten op Pabo’s bewerkstelligd worden. Tot slot is een aanbeveling het doel om een community of practice te ontwikkelen op te nemen als onderdeel van de verschillende projecten Leren van de Toekomst. De blijvende innovatiekracht kan alleen door Pabo’s in gezamenlijkheid bereikt worden. Het gaat immers om leraren van de toekomst. Evaluatie en borging van het project Iselinge wenst de projecten in het schooljaar 2013-2014 uit te breiden naar alle studenten. De bedoeling is om de experimenten in het curriculum in te voegen. Hierbij is begeleiding en advies vanuit Kennisnet aan te bevelen met als insteek dat Iselinge na afloop van het project zelfstandig verder kan. Tevens is de wens van in het project participerende docenten om structureel innovatieve projecten te
42
kunnen ontwikkelen en uitvoeren. Hiervoor is facilitering nodig vanuit de onderwijsinstelling, vooral in tijd en ruimte om te experimenteren. Ook een evaluatie van het project – waar de rapportage van het onderzoek een bijdrage aan kan leveren – bevelen we aan. De leerpunten kunnen in nieuwe innovatieprojecten op Iselinge, andere Pabo’s of andere (onderwijs)instellingen worden toegepast. Vervolgonderzoek De eerste onderzoeksfase is gericht op de visie op wenselijke innovaties en de beoogde resultaten van het project op Iselinge. Tevens zijn de eerste succesvolle en leerervaringen met het project in kaart gebracht. Deze onderzoeksfase heeft een algemeen beeld van het project opgeleverd. In de tweede onderzoeksfase brengen we het proces van implementatie van de ingezette innovaties in kaart. We bevelen aan om in deze tweede fase de negen afzonderlijke experimenten nader te belichten en vooral ook in te gaan om het verloop van het innovatieproces bij de docenten. Wat ervaren de docenten tijdens het innoveren? Hoe helpt het project hen om (structureel) vernieuwingen door te voeren? Door dit te onderzoeken kan het begrip innovatiekracht nader geduid worden.
4.5.2
Aanbevelingen voor innovatieprojecten op andere Pabo’s
Gemeenschappelijk e visie en draagvlak essentieel Een gemeenschappelijke visie geeft sturing aan het project. Daarom is het goed het project te ontwikkelen vanuit een gemeenschappelijke visie. Samen met een gemeenschappelijke visie is ook draagvlak voor het project – zeker ook vanuit de projectverantwoordelijken – essentieel voor het slagen van het project. Visie en draagvlak vormen de basis voor het verdere project. Het is daarom belangrijk voldoende tijd en aandacht aan deze aspecten te besteden. Werk vanuit een onderwijsvraagstuk en sluit aan op het curriculum Begin bij het onderwijsvraagstuk van de docent. Wat wil de docent veranderen in zijn lessen? Deze onderwijsvraagstukken dienen als basis voor de experimenten met ict -toepassingen. Om de onderwijsvraagstukken zo goed mogelijk te laten aansluiten op het curriculum, is het raadzaam om de aankondiging van het project zo vroeg mogelijk in het kalenderjaar te laten plaatsvinden. Dit aangezien in het voorjaar het curriculum voor het volgende cursusjaar ontwikkeld wordt. Op die manier kunnen de projecten aansluiten bij het curriculum van het volgende schooljaar. Begeleiding van projectteam Werk met een projectteam dat didactisch en technisch begeleid wordt. Ook contact met leveranciers van software is belangrijk voor het ontwikkelen van materialen voor de experimenten. Tevens is het van belang om op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen. Het bijwonen van congressen biedt hiertoe een mogelijkheid. Benader elk experiment als een afzonderlijk project Als er meerdere experimenten plaatsvinden in een cursusjaar, is het raadzaam elk experiment als een afzonderlijk project te benaderen. Dit houdt in dat voor elk experiment een aparte projectplanning wordt gemaakt en aparte processtappen doorlopen worden zoals het vervaa rdigen plan van aanpak, het betrekken van studenten en externen, het ontwikkelen van materialen en de uitvoering tijdens de lessen en stages. Dit voorkomt dat het project te complex en onoverzichtelijk wordt. Betrek docenten, studenten en opleidingsscholen Laat docenten de experimenten uitvoeren in samenwerking met studenten. De docenten dienen zoveel mogelijk zelfstandig de projecten te kunnen uitvoeren. Het werken met studenten werkt enerzijds stimulerend gezien hun vernieuwende blik. Anderzijds heeft de inzet van studenten een grotere impact op de hele instelling. Het project heeft effect op studenten en hun inzet is gratis. Als ook basisscholen bij het project worden betrokken, is het effect waarschijnlijk nog groter. Neem voldoende (doorloop)tijd voor het project Trek voor de ontwikkeling en uitvoering van het project een heel c ursusjaar uit. Ruim voldoende tijd in voor de betrokken docenten om in het projectteam af te stemmen, te sparren en te reflecteren op te ondernemen en ondernomen stappen. Het werkt goed om roosters vrij te houden op vast tijdstip om echt samen met elkaar in overleg te kunnen treden. Daarnaast is tijd nodig voor het uitvoeren van de projecten en de communicatie met niet bij het project betrokken docenten, studenten en externen. Een dagdeel per week gedurende de hele looptijd van het project is in principe voldoende gebleken. Houdt
43
in de projectplanning vooraf rekening met het rooster voor het gehele cursusjaar zodat de te verwachten piekbelasting tijdens de uitvoering van de experimenten vooraf inzichtelijk is en beter ingepland kan worden. Korte lijnen Houdt de communicatielijnen naar de direct bij het project betrokkenen (projectleiders, didactisch/technisch begeleider, projectteam, projectverantwoordelijken) kort. Dit maakt het project efficiënt en motiveert ook om het project af te maken. Niet te bescheiden Wees niet te bescheiden over wat je als docent kan bijdragen aan vernieuwing. Met een gezonde dosis enthousiasme en een goede back-up van een didactisch en technisch begeleider is het goed mogelijk innovatieprojecten uit te voeren. Communicatie en verspreiding Maak een communicatieplan, plan de communicatieactiviteiten waar mogelijk in en zorg voor voldoende tijd om in- en extern te communiceren over het project. Schakel betrokken docenten en studenten in bij de uitvoering. Evaluatie en borging Ruim tijd in voor het evalueren van het project. Een onderzoek kan hieraan bijdragen. Zorg ervoor dat succesvolle resultaten uit de experimenten geborgd worden en kunnen worden uitgezet naar een bredere groep, het liefst alle, docenten en studenten, zodat de nieuwe toepassingen onderdeel gaan uitmaken van het curriculum.
44
LITERATUUR Baregheh, Anahita. , Jennifer Rowley, Sally Sambrook, (2009). "Towards a multidisciplinary definition of innovation", Management Decision, Vol. 47 Iss: 8, pp.1323 – 1339. Bingimlas K.A. (2009). Barriers to the succesfull Integration of ICT in Teaching and Learning Environments: A review of the Literature. Eurasia , 5(3). Blank, J., C.M.G. Haelermans & B. van Hulst (2009). Innovatiekracht van het voortgezet onderwijs. Delft, Instituut voor Publieke Sector Efficiëntie Studies. Bomas, E. en Zandvliet, G. (2012). Projectplan. Het Leren van de Toekomst met de Pabo. Zoetermeer, Kennisnet. Drent, M. (2005). In transitie: op weg naar innovatief ict gebruik op de pabo. Enschede, Proefschrift Universiteit Twente. Jong, J.P.J. de, and E. Brouwer (1999). Determinants of the innovative ability of SMEs: literature review. Zoetermeer, EIM. Lubberman J. (2011). Sociale innovatie in het onderwijs. Begripsbepaling en stand van zaken. Den Haag, CAOP Research. Scheerens, J. (2010). Het innoverend vermogen van de onderwijssector en de rol van de ondersteuningsstructuur. Paper t.b.v. kenniskamer OCW. Simons, P.R.J. (1998) De rol van Informatie en communicatietechnologie in het onderwijs: een constructivistische visie. http://igitur-archive.library.uu.nl/ivlos/2005-0622-185010/5725.pdf Sociale innovatie in de zorg (VV&T) in Noord-Brabant, PSW, ’s-Hertogenbosch, 2010. http://www.socialeinnovatiebrabant.nl/algemeen/downloads/pilot _rapport_in_de_zorg.pdf Van Diggele, J. en Berenschot,R. Succesvol innoveren vanuit de kracht van mensen. In onderwijsinnovatie, december 2011. Warmerdam, S. en Hoogeveen, Y. (2011). Ict en de invloed op de onderwijsarbeidsmarkt. De invloed van ict-gebruik op de schoolorganisatie, docenten en onderwijsondersteunend personeel. Den Haag, SBO. Waslander, S. (2007). Leren over innoveren. Publicatie in opdracht van de VO-raad. Vier in Balans Monitor 2011:Ict in het onderwijs: de stand van zaken. Zoetermeer, Kennisnet. http://onderzoek.kennisnet.nl/onderzoeken -totaal/ vierinbalansmonitor2011
45
46
BIJLAGE 1: INTERVIEWVRAGEN VOOR ISELINGE A. Aanleiding - Hoe zijn jullie met het project in aanraking gekomen? - Wat is voor jullie de aanleiding/reden geweest om aan het project deel te nemen? - Wie heeft besloten om aan het project deel te nemen? Hoe is dit proces verlopen? - Welke verwachtingen hadden jullie vooraf bij het project? - Hoe is het project ontvangen binnen de instelling? B. Uitgangssituatie voorafgaand aan het project - In hoeverre werd voorafgaand aan het project al gebruik gemaakt van ict bij Iselinge? - Hoe ict-vaardig zijn docenten voorafgaand aan het project? - Hoe stond het voorafgaand aan het project met de ict-vaardigheden van student (en hoe verhoudt zich dat in vergelijking met die van docenten)? C. Projectopzet- en doelstellingen - Hoe is het project opgezet? Hebben jullie een plan van aanpak opgesteld? - Welke voorwaarden zijn gesteld voor deelname aan het project? - Hoe is de project(bege)leiding vormgegeven? - Hoe is de vorming van het projectteam verlopen? - Wie zijn er bij het project betrokken en wat zijn hun rollen en verantwoordelijkheden? - Hoe zijn docenten/studenten en stagescholen bij het project betrokken? - Wat zijn de projectdoelstellingen voor Iselinge? - Welke resultaten beoogt het project te behalen voor Iselinge? En hoe is het eigenaarschap van de resultaten geregeld? - Aan welke randvoorwaarden hebben jullie aan het begin van het project aandacht besteed om de implementatie van het project succesvol te laten verlopen? Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het hebben van een gezamenlijke visie, creëren van draagvlak, tijd/faciliteiten, communicatie van het project. - Wat is de doorlooptijd van het project? D. Stand van zak en - Wanneer is het project gestart? - Hoe vindt de afstemming over het project plaats? - Hoeveel bijeenkomsten (met de projectgroep) hebben tot dusver plaatsgevonden? - Welke stappen/activiteiten zijn tot dusver uitgevoerd? - Hoe is het project ontvangen bij docenten/studenten/stagescholen? - Hoe is de implementatie van het project tot nu toe verlopen? Wat gaat goed, wat kan beter? Wat zijn succesfactoren in het project, wat zijn knelpunten? Welke verbeterpunt en zijn er? - Wat hebben jullie van het project geleerd? Wat zouden jullie volgende keer anders doen? - Wat zou je tot nu toe als tips meegeven aan andere Pabo’s die een dergelijk project (willen) uitvoeren? E. Relatie met innovatiek racht Het project is door Kennisnet verbonden met innovatiekracht. (Mate waarin nieuwe ideeën/goederen/diensten/processen succesvol worden ingevoerd & houding t.o.v. nieuwe ideeën/ open staan voor innovaties) - Hoe helpt het project bij de innovatiekracht van Iselinge? Staan docenten, studenten meer open voor innovaties door het project? - Wat is nodig om tot blijvende innovaties te komen? Is wat nu gedaan wordt genoeg of is er meer nodig?
47
BIJLAGE 2: INTERVIEWVRAGEN VOOR KENNISNET A. Aanleiding - Wat is voor Kennisnet de aanleiding/reden geweest om het project op te zetten? - Waarom is ervoor gekozen het project te verbinden met innovatiekracht? - Hoe ligt de relatie tussen een ict-project op een pabo en innovatiekracht van leraren? - Hoe is het selectieproces van Pabo’s verlopen? - Welke criteria/voorwaarden zijn gesteld voor deelname aan het project? - Waarom is uiteindelijk voor deelname van Iselinge gekozen? - Welke verwachtingen hadden jullie vooraf bij het project? - Wat zijn jullie verwachtingen ten aanzien van innovatiekracht? B. Projectopzet- en doelstellingen - Hoe is het project opgezet? Wie heeft het plan van aanpak opgesteld? - Wat is er veranderd ten opzichte van het plan van aanpak? - Hoe is de project(bege)leiding vormgegeven? - Zijn jullie bij de vorming van het projectteam betrokken geweest en zo ja, wat is jullie rol? - Wie zijn er bij het project betrokken en wat zijn hun rollen en verantwoordelijkheden? - Wat is de rol van Kennisnet/onderwijskundige? - Wat wil Kennisnet met het project bereiken (doelstellingen, resultaten)? - Aan welke randvoorwaarden hebben jullie aan het begin van het project aandacht besteed om de implementatie van het project succesvol te laten verlopen? Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het hebben van een gezamenlijke visie, creëren van draagvlak, tijd/faciliteiten, communicatie van het project. - Wat is de doorlooptijd van het project? C. Begeleiding Kennisnet/onderwijsk undige - Waaruit bestaat de begeleiding vanuit Kennisnet/onderwijskundige? Welke afspraken zijn hierover vooraf met Iselinge gemaakt? - Hoe verloopt de samenwerking met Iselinge? - Hoe verloopt de samenwerking tussen Kennisnet en de onderwijskundige? - Worden jullie voor de juiste zaken ingeschakeld? - Hoe verlopen de contacten met de docenten en studenten? - Hoeveel tijd/ruimte is beschikbaar om aan het project te besteden? Is dit voldoende? D. Stand van zak en - Wanneer is het project gestart? - Hoe vindt de afstemming over het project plaats? - Hoeveel bijeenkomsten hebben tot dusver plaatsgevonden? - Welke stappen/activiteiten zijn tot dusver uitgevoerd? - Hoe is het project ontvangen bij docenten/studenten/stagescholen? - Hoe is de implementatie van het project tot nu toe verlopen? Wat gaat goed, wat kan beter? Wat zijn succesfactoren in het project, wat zijn knelpunten? Welke verbeterpunt en zijn er? - Wat hebben jullie van het project geleerd? Wat zouden jullie volgende keer anders doen? - In hoeverre is het project overdraagbaar naar andere Pabo’s? - Wat zou je tot nu toe als tips meegeven aan andere Pabo’s die een dergelijk project (willen) uitvoeren? E. Relatie met innovatiek racht - Hoe helpt het project bij de innovatiekracht van Iselinge? Staan docenten, studenten meer open voor innovaties door het project? - Wat is nodig om tot blijvende innovaties te komen? Is wat nu gedaan wordt genoeg of is er meer nodig?
48
BIJLAGE 3: EXPERIMENTEN ISELINGE Communicatieplatform & Digitaal Portfolio Binnen de studieloopbaanbegeleiding bestaat de wens voor twee (nieuwe) toepassingen: - een communicatieplatform dat aansluit bij de leefwereld van de student - een digitaal portfolio waarmee het zelfgestuurd leren ondersteund wordt . Presentatiemogelijkheden Er wordt gekeken op welke manier de leerkracht (in opleiding) op een interactieve manier en inhoudelijk goed onderbouwd een presentatie kan ontwerpen/geven. Er wordt gebruik gemaakt van nieuwe digitale toepassingen waarmee de les mogelijk aantrekkelijker wordt gemaakt. Thematisch leren in de onderbouw Het doel is om pabo studenten meer inzicht te geven in de mogelijkheden van velerlei ‘technologie van de (nabije) toekomst’. Dit vraagstuk richt zich specifiek op het leren van leerlingen in de onderbouw (kleuters en groep 3). Omgevingsonderwijs Het doel is meer variatie in het aanbod van omgevingsonderwijs voor kunst en zaakvakken (vakoverstijgend onderwijs). Hierbij wordt de authentieke beleving van kinderen van hun omgeving op diverse manieren verwerkt met behulp van nieuwe media. Games & Gamification Samen met studenten wordt het begrip ‘gamification’ verder uitgewerkt: wat kunnen we er mee in het onderwijs? Er wordt een spelvorm ontwikkeld waarbij gewerkt wordt aan een module waarin de vensters van de historische canon ingebed worden in een lessenserie rond leesbevordering. Synchrone begeleiding stelonderwijs. Middels een ‘oortje’ kunnen studenten synchroon begeleid worden in het verwerven van de veronderstelde stelinstructiecompetenties. Het doel is om de praktische vaardigheid van het geven van instructies in stelonderwijs te verbeteren. Peerfeedback op teksten Er wordt een leerlijn argumentatief teksten schrijven ontwikkeld voor leerlingen van groep 7 en 8. Kinderen leren argumentatieve teksten te schrijven – en ondersteunen elkaar door algemene en lokale feedback (geschreven en in audio) te geven op elkaars teksten. Flipping the classroom Kennisoverdracht vindt plaats voorafgaand aan de les (thuis) via video. Het accent in de les wordt verlegd van kennisoverdracht naar kennisconstructie. Tijdens de les wordt gewerkt met werkvormen van thinking skills (activerende werkvormen). Met behulp hiervan construeren studenten samen kennis en kunnen ze hun leerproces (leren) sturen. De docent is op deze manier begeleider van het leerproces. Meetkunde Door inzet van ICT en samenwerking doen studenten kennis op rond meetkunde. Een doel is om de kennis rond meetkunde niet abstract te laten blijven. Door de meetkunde in de omgeving van de student te laten herkennen en toe te passen. Door vormen van samenwerkend leren toe te passen, komt de student op een actieve manier tot leren.
49
50
51