Provincie Flevoland
Notulen
Registratienummer: PS03.0101
Notulen van de openbare vergadering van Provinciale Staten van Flevoland gehouden op donderdag 5 juni 2003 om 19.30 uur in het Provinciehuis te Lelystad.
Aanwezig zijn:
de heren J.M.Bos (PvdA) H.Dijksma (VVD) en W.G.de Raad (VVD), leden van het college van Gedeputeerde Staten; de heren A.van Amerongen (VVD), J.N.J.Appelman (CDA) R.Th.van der Avoort (VVD), B.A.van den Berg (PvdA), M.Bogerd (SGP) en J.L.Crebas (D66), mevrouw M.I.Creemers-Hazebroek (VVD), de heer M.van Daalen (CU), mevrouw M.L.Ebbens-Smit (VVD), de heren B.G.van het Erve (CDA) en E.W.Gumbs (PvdA), mevrouw K.J.H.Hasper-Wolters (CDA), mevrouw F.T.Joosse (CU), mevrouw M.H.Koster (PvdA), de heer J.Kramer (VVD), mevrouw F.Laamraoui (GL) de heren L.H.M. Lammers (LPF), A.H.R.Leijten (CDA), J.M.Lenards (VVD), C.A.A.A.Maenhout (VVD) en V.N.Maijer (SP), mevrouw I.MatersMeuleman (CDA), de heren C.Meijer (GL), W.E.van der Meulen (VVD), H. Nijenhuis (D66) en R.T.Oost (CDA), mevrouw M.J.F.P.Ruhe (PvdA), de heren W.R.Ruifrok (PvdA), E.Schaap (GL), R.A.P.Schouwaert (PvdA), A.A.J.M.de Schutter (CDA) en J.P.Slicht (PvdA), mevrouw L.B.M.Venselaar (PvdA), de heren P.H.Walraven (SP) en J.van Wieren (CDA), mevrouw T.Zeilstra-van der Meulen (PvdA) en de heer P.Zijlstra (CDA). Afwezig zijn:
mevrouw A.J.Bliek-de Jong (VVD), de heren C.J.M.Goossens (PvdA), P.C.Hildering (CU), J.Jongsma (LPF), W.P.Keur (VVD) en R.J.Siepel (CU). Voorzitter:
de heer mr.M.J.E.M.Jager, Commissaris der Koningin. Griffier:
mevrouw A.Doesburg, griffier. 1. Opening De voorzitter: Dames en heren. De vergadering is geopend. Ik deel u mede dat berichten van verhindering zijn ontvangen van mevrouw Bliek en de heren Hildering, Jongsma, Siepel, Goossens en Keur. Vier van hen zijn op excursie, op werkbezoek, naar Marne la Vallée. Die andere plaats zal ik niet noemen. Hetzelfde geldt voor twee leden van het college mevrouw Bouwmeester en de heer Greiner, die anders gaarne bij deze vergadering aanwezig zouden zijn geweest. 2. Vaststelling agenda De heer Maenhout: Mijnheer de voorzitter. Ik zou u willen verzoeken de vaststelling van de notulen van de vergadering van 8 mei tot de volgende vergadering aan te houden. Die notulen zijn zo laat binnengekomen, dat velen nog geen gelegenheid hebben gehad ze te lezen. De voorzitter: Ik stel de Staten voor het voorstel van de heer Maenhout te volgen. Aldus wordt besloten.
-23. Notulen van de openbare vergadering d.d. 24 april 2003 Notulen van de openbare vergadering d.d. 8 mei 2003 De voorzitter: Over de notulen van de vergadering van 24 april heb ik een opmerking gekregen van de ChristenUnie. Op pagina 8 van het verslag staat in de derde alinea “Hans Joosse” en “Hansje Binnerts”, waar moet staan “Ans Joosse” en “Ansje Binnerts”. De heer Goossens van de PvdA heeft een opmerking gemaakt over pagina 1 van de notulen, waar de heer Van der Wal ten onrechte nog als griffier is vermeld. Onze griffier is immers mevrouw A. Doesburg. De notulen van de vergadering van 24 april worden zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming met inachtneming van de aangebrachte wijzigingen vastgesteld. De vaststelling van de notulen van de vergadering van 8 mei wordt aangehouden. 4. Mededelingen Er zijn geen mededelingen. 5. Ingekomen stukken 1. Afschrift van een aan de Minister van VROM gezonden brief van de Commissarissen van de Koningin van een achttal provincies. De brief betreft het ontbreken van draagvlak voor de opslag van radio-actief afval in de diepe ondergrond. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen besloten de briefvoor kennisgeving aan te nemen. 2. Een brief van de Milieufederatie Amsterdam met het verzoek om een raadplegend referendum inzake het besluit van 26 juni 2002 om in te stemmen met een samenwerkingsovereenkomst waarin de financiering van de magneetzweefbaan wordt geregeld. De heer Walraven: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn het niet eens met de voorgestelde afdoening van de brief van de Milieufederatie Amsterdam inzake het raadplegend referendum over het Statenbesluit in te stemmen met een samenwerkingsovereenkomst waarin de financiering van de magneetzweefbaan wordt geregeld. Wij vinden dat wij veel te kort door de bocht gaan als wij daarop antwoorden dat de provincie het instrument referendum niet hanteert. Wij zijn benieuwd hoe de Staten daarover denken en hebben het voornemen voor te stellen dit onderwerp voor de vergadering commissie bestuur van aanstaande woensdag te agenderen. Daarom stellen wij u voor de beantwoording van deze brief aan te passen. De voorzitter: De agenda voor de vergadering van aanstaande woensdag is natuurlijk al vastgesteld. Ik kijk even naar de voorzitter van de commissie. Heeft de heer Van Daalen er bezwaar tegen deze brief aan de agenda van de commissie bestuur toe te voegen? Als wij dat doen, moeten wij de beantwoording ervan aanhouden. De heer Van Daalen: Waarschijnlijk doelt u op de commissie algemene zaken. De voorzitter: U hebt gelijk, mijn excuses. De volgende week is dat nog de commissie algemene zaken. De heer Van Daalen: Dat lijkt mij geen probleem. De heer Walraven: Is het niet zo dat de agenda voor die vergadering ter vergadering wordt vastgesteld? De voorzitter: Natuurlijk, maar de ontwerp-agenda is al gereed. Ik denk dat u op deze manier meer garanties hebt dat wat u wilt zal lukken. De heer Walraven: Dank u zeer, mijnheer de voorzitter. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen besloten de beantwoording van deze brief aan te houden totdat de uitkomst van het beraad in de commissie bekend is.
-33. Schriftelijke vragen van de VVD-fractie inzake de Hanzelijn alsmede de beantwoording van het college van GS, e.e.a. conform artikel 51 van het Reglement van Orde van Provinciale Staten. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen besloten kennis te nemen van de vragen en de door het college van GS gegeven antwoorden. 6. a. Voorstel inzake wijziging Verordening op de Statencommissies 2003 b. Voorstel inzake benoeming voorzitters, plaatsvervangend voorzitters en overige leden Statencommissies c. Voorstel inzake benoeming plaatsvervangend voorzitter van Provinciale Staten De voorzitter: Ik stel u voor eerst over de verordening, de indeling van de commissies en hun taakstelling te spreken, waarbij u eventueel de discussie over het vergaderritme van de commissies kunt betrekken. Als daarover besluitvorming heeft plaatsgevonden, zullen wij overgaan tot de benoeming van voorzitters, plaatsvervangend voorzitters en leden van de commissies. Ik stel dus punt 6a eerst aan de orde. De heer Van Daalen: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie gaat akkoord met hetgeen in het besluit staat, met uitzondering van de vergadermomenten voor bestuur en samenleving. Ik heb gelet op de invullingsproblemen bij de commissies bestuur en samenleving een rondje langs een aantal fracties gemaakt en wil u bij amendement het voorstel voorleggen de vergadermomenten van de commissies bestuur en samenleving om te wisselen en wel zodanig, dat de commissie bestuur op de woensdagmiddag en de commissie samenleving op de donderdagmiddag vergadert. Door de fractie van de ChristenUnie is het volgende amendement ingediend: ”Provinciale Staten, in vergadering bijeen op 5 juni 2003; besluiten om met betrekking tot agendapunt 6a (d.d. 24 april 2003) paragraaf 3 (blz. 3) de vergadermomenten van de commissies Bestuur en Samenleving om te wisselen, zodanig dat Bestuur gaat vergaderen op de woensdagmiddag en Samenleving op de donderdagmorgen. Toelichting: Vanwege de personele invulling bestaat bij onze fractie de wens om deze wisseling toe te passen. Hierover is na de vergadering van de commissie AZ contact geweest met alle fracties. Van de fracties van de VVD, PvdA, GroenLinks, D66, SP en LPF is inmiddels duidelijk geworden dat zij dit voorstel zullen steunen.” De voorzitter: Is het mogelijk dat de andere fracties ter vergadering een reactie geven op het voorstel van de heer Van Daalen de woensdag- en de donderdagvergadering voor de genoemde twee commissies om te draaien? Ik probeer heel pragmatisch te zijn. Als alle andere fracties zeggen met dit voorstel te kunnen leven, heb ik geen behoefte aan stemming over het amendement. Het presidium kan de volgende week dan gewoon langs die lijn een vergaderschema maken. Als hierover besluitvorming bij meerderheid nodig is, moet ik het amendement in stemming brengen. Ik denk dat het goed is de fracties even langs te gaan om te horen of zij bezwaar hebben tegen het voorstel van de Christenunie de vergaderingen van de commissies bestuur en samenleving om te draaien. Daar gaat het om. De heer Ruifrok: Bij mijn fractie is enige verwarring ontstaan, mijnheer de voorzitter. Wij hebben behoefte aan overleg over dit voorstel. De heer Maenhout: Mijnheer de voorzitter. Wij hadden dit signaal al van de griffier en de ChristenUnie gekregen. Afgelopen maandag of de maandag daarvoor is dit voorstel ook al even aan de orde geweest. Wij hebben dit voorstel in onze fractievergadering bekeken en zijn tot de conclusie gekomen dat onze vertegenwoordigers in de commissie samenleving behoorlijk veel moeite hebben met vergaderen op woensdag in plaats van op donderdag. Voor ons is dat heel moeilijk. De voorzitter: U geeft er dus de voorkeur aan aan het voorliggende voorstel vast te houden.
-4De heer Leijten: Mijnheer de voorzitter. Op zich hebben wij geen bezwaar tegen omwisseling, maar als het zo is dat fracties in de problemen komen doordat wij van het voorstel afwijken, zal mijn fractie voor het voorliggende voorstel stemmen. De heer Schaap: Ik wil onze opvatting over dit voorstel graag kenbaar maken, mijnheer de voorzitter. Wij kunnen met de omwisseling instemmen, maar voor ons is er geen aanleiding toe. De heer Crebas: Wij kunnen instemmen met de voorgestelde wijziging, maar zouden het vervelend vinden als andere fracties daardoor in de problemen zouden komen. De heer Walraven: Mijnheer de voorzitter. Ik heb iets moeten regelen, maar ik kan u mededelen dat wij met de voorgestelde wijziging akkoord kunnen gaan. De heer Lammers: Mijnheer de voorzitter. Ik heb geen bezwaar tegen de wijziging, maar als anderen daarmee problemen hebben schik ik mij in het voorliggende voorstel. De heer Bogerd: Wij voegen ons in hetgeen besloten wordt, mijnheer de voorzitter. De voorzitter: Dat is logisch, daar ben ik niet verbaasd over. Ik stel vast dat sprake is van een verdeeld huis. Wil de PvdA-fractie kort overleggen voordat zij … De heer Ruifrok: Mijnheer de voorzitter. Gezien een aantal bezwaren in mijn fractie en ook bij andere fracties tegen de voorgestelde wijziging heeft mijn fractie daaraan geen behoefte. De heer Van Daalen: Mijnheer de voorzitter. Ik wil hierop kort reageren. Ik vind het jammer te moeten vaststellen dat dit voorstel in een eerder overleg met zowel de PvdA- als de VVD-fractie aan de orde is geweest en ik toen van beide fracties te horen heb gekregen dat zij geen bezwaar hadden tegen dit voorstel terwijl nu het tegenovergestelde blijkt. De voorzitter: Ik stel voor af te zien van vermenigvuldiging van het amendement. Door de fractie van de ChristenUnie is een amendement ingediend dat betrekking heeft op de toelichting bij dit Statenvoorstel, waarin het voornemen wordt geuit een schema vast te stellen. Het vaststellen van het schema is een prerogatief van de Staten zelf. Het presidium moet rekening houden met de wensen van de Staten op dat punt. Het is volstrekt helder: voorgesteld is dat de commissie bestuur op de woensdagmiddag en de commissie samenleving op de donderdagmiddag vergadert en door één of meerdere leden van de Staten is gevraagd of dat schema kan worden omgedraaid. Ik stel de Staten voor bij handopsteken kenbaar te maken of zij het voorgestelde schema wel of niet willen wijzigen. Het amendement van de fractie van de ChristenUnie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van de CU, GL, D66, SP, LPF en SGP. Tegen stemmen: de fracties van de PvdA, VVD en CDA. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten besloten. De voorzitter: Dan zijn wij nu toe aan de behandeling van agendapunt 6b, het voorstel inzake de benoeming van voorzitters, plaatsvervangend voorzitters en overige leden. Wij beginnen met de benoeming van de voorzitters, waarvoor u de blanco stembriefjes in uw map kunt gebruiken. Ik zal de vacature voorzitterschap per commissie aan de orde stellen. Omdat een benoeming van personen schriftelijk moet plaatsvinden, zal ik eerst een drietal personen aanwijzen die met elkaar de commissie van stemopneming moeten gaan vormen. Zo werkt dat nu eenmaal. Ik verzoek de heren Schouwaert en Oost en mevrouw Laamraoui lid van die commissie te willen zijn. Is er een kandidaat voor de vervulling van het voorzitterschap van de commissie ruimte? De heer Ruifrok: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie stelt de heer Goossens kandidaat voor de vervulling van deze functie.
-5De voorzitter: Ik constateer dat niemand naar aanleiding van de kandidatuur van de heer Goossens het woord wenst te voeren. Ik stel voor nu tot stemming over te gaan. De presentielijst is door 41 leden getekend, er moeten dus 41 stemmen worden uitgebracht. Overigens wil ik u verzoeken de stembiljetten behorend bij agendapunt 6b, de stembiljetten voor de commissie ruimte, de commissie samenleving, de commissie werk en de commissie bestuur, te vernietigen. Omdat een laatste wijziging in de samenstelling is aangebracht zult u zo dadelijk een nieuw setje aangereikt krijgen. Er worden 41 geldige stembiljetten ingeleverd, waarmee 38 stemmen op de heer C.J.M.Goossens zijn uitgebracht en 2 stemmen op de heer M.van Daalen terwijl 2 blanco stembiljetten zijn aangetroffen, zodat de heer Goossens is benoemd tot voorzitter van de commissie ruimte. De voorzitter: Aan de orde is de benoeming van de voorzitter van de commissie samenleving. Wenst een fractie voor de vervulling van deze functie een kandidaat naar voren te brengen? Mevrouw Joosse: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie wil de heer Van Daalen voordragen voor de vervulling van deze functie. De voorzitter: Ik constateer dat niemand naar aanleiding van de kandidatuur van de heer Van Daalen het woord wenst te voeren. Er worden 41 geldige stembiljetten ingeleverd, waarmee 39 stemmen op de heer M.van Daalen zijn uitgebracht terwijl 2 blanco stemmen zijn aangetroffen, zodat de heer Van Daalen is benoemd tot voorzitter van de commissie samenleving. De voorzitter: Is er een kandidaat voor de vervulling van het voorzitterschap van de commissie werk? De heer Meijer: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie stelt de heer Schaap voor als kandidaat voor het voorzitterschap van de commissie werk. De voorzitter: Naar aanleiding van de kandidatuur van de heer Schaap wordt door niemand het woord verlangd. Er worden 41 geldige stembiljetten ingeleverd, waarmee 31 stemmen op de heer E.Schaap zijn uitgebracht en 2 stemmen op de heer C.Meijer terwijl 8 blanco stembiljetten zijn aangetroffen, zodat de heer Schaap is benoemd tot voorzitter van de commissie werk. De voorzitter: Ik neem aan dat de heer Schaap zijn benoeming aanvaardt. Is er een kandidaat voor het voorzitterschap van de commissie bestuur? De heer Maenhout: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie stelt mevrouw Bliek kandidaat als voorzitter van de commissie bestuur. De voorzitter: Niemand wenst naar aanleiding van de voordracht van mevrouw Bliek het woord, zodat wij tot stemming kunnen overgaan. Er worden 41 geldige stembiljetten ingeleverd, waarmee 1 stem op de heer M. Bogerd, 1 stem op de heer C.A.A.A..Maenhout en 39 stemmen op mevrouw A.E. Bliek-de Jong zijn uitgebracht, zodat mevrouw Bliek is benoemd tot voorzitter van de commissie bestuur. De voorzitter: Wij gaan nu over tot de benoeming van de plaatsvervangend voorzitters van de commissies. In ons reglement van orde is bepaald dat de Staten daarover beslissen, wat betekent dat u ook daarover moet stemmen. Ik kan weer vier stemrondes houden, maar wij zouden ook op één stembiljet de vier commissies en de diverse plaatsvervangend voorzitters kunnen vermelden. Dan kunnen wij de vier benoemingen in één ronde laten plaatsvinden. Ik heb het vermoeden dat dat zou kunnen werken, maar ik weet het niet zeker.
-6De heer Van Daalen: Kunnen wij daarvoor wellicht de indeling van de Statencommissies gebruiken? De namen van de kandidaten staan daar waarschijnlijk op. De voorzitter: Dat zou kunnen. Dan zoudt u achter de naam van de kandidaat voor het plaatsvervangend voorzitterschap op het stemformulier voor de betreffende commissie de woorden “plaatsvervangend voorzitter” moeten invullen. Op die manier zullen wij kunnen vaststellen of u akkoord gaat met het benoemen van die persoon als lid en als plaatsvervangend voorzitter van de commissie. Onder de kolom “akkoord”, achter de kandidatuur die wij zo dadelijk waarschijnlijk zullen horen, dient u dan het woord “plaatsvervangend voorzitter” in te vullen. Als de Staten met deze werkwijze kunnen instemmen, kunnen wij veel tijd besparen. De heer Walraven: Mijnheer de voorzitter. Dit is een zeer praktisch voorstel, zeker gelet op het feit dat de stembriefjes bijna op zijn. De voorzitter: Is er een kandidaat voor het plaatsvervangend voorzitterschap van de commissie ruimte? De heer Maenhout: Mijnheer de voorzitter. Ik wil geen kandidaat voorstellen, maar wil als punt van orde naar voren brengen dat hierover in het overleg met de fractievoorzitters nog niet is gesproken en het daarom moeilijk is op dit moment à bout portant een naam naar voren te brengen. Misschien is het mogelijk dat wij de besluitvorming hierover tot de volgende vergadering aanhouden. De heer Leijten: Mijnheer de voorzitter. Mij staat bij dat wij hierover in het presidium een afspraak hebben gemaakt in de geest die zojuist door de heer Maenhout is verwoord. U zult dat ongetwijfeld beter weten dan ik … De voorzitter: Dat wil ik niet onmiddellijk aannemen. Ik stel wel vast dat de benoeming van de plaatsvervangend voorzitters van de commissies op de agenda voor deze vergadering is vermeld. Ik weet niet of wat wordt voorgesteld formeel kan, maar ik begrijp dat de fracties hierover nog niet hebben overlegd en ben van mening dat het niet juist zou zijn deze benoemingen te laten plaatsvinden zonder dat daarover overleg is gepleegd. Ik stel het volgende voor. U besluit onder het voorbehoud dat wij in het presidium na inwinning van juridisch advies zullen vaststellen of u de bevoegdheid hiertoe hebt de benoeming van de plaatsvervangend voorzitters aan het presidium te delegeren. Dat kan betekenen dat een en ander op redelijk korte termijn kan worden ingevuld. Zou dit juridisch niet kunnen, dan is de enige mogelijkheid dat wij dit onderwerp op de agenda voor de eerstvolgende Statenvergadering zetten. Dit lijkt mij een praktische afspraak die wij op dit moment kunnen maken. Het presidium vergadert op 17 juni en het is dan wel wenselijk dat voor die datum over dit onderwerp overleg wordt gepleegd, zodat het presidium deze besluiten op die datum zal kunnen nemen. U hebt dus de gehele volgende week om daarover met elkaar contact te hebben. Ik heb de meeste leden van de Staten instemmend zien knikken. Laten wij het zo maar doen. U besluit de benoeming van de plaatsvervangend voorzitters van de commissies aan het presidium te delegeren. Zouden wij op de een of andere manier tot de conclusie komen dat dit gezien het reglement van orde niet is toegestaan - ik vermoed echter dat het wel kan -, dan zullen wij in de eerste Statenvergadering na de zomer op dit onderwerp terugkomen. Aldus wordt besloten. De voorzitter: Aan de orde is de benoeming van de leden van de commissies. U hebt de nieuwe stembiljetten zojuist uitgereikt gekregen. Ik wijs erop dat op enkele stembiljetten de naam van de heer Crebas verkeerd is gespeld. Ik verzoek u aan te nemen dat zijn naam daarop wel juist is vermeld. U kunt het stembiljet benutten door het blokje “akkoord” zwart te maken. Als u dat doet, stemt u in met de benoeming van alle voorgestelde leden en plaatsvervangend leden. Als u tegen de benoeming van één van de kandidaten bezwaar hebt, moet u niet akkoord invullen en bij elk van de genoemde namen “akkoord” dan wel “niet akkoord” aangeven. Er zijn 41 geldige stembiljetten ingeleverd, waarmee 41 stemmen zijn uitgebracht op alle voorgestelde leden en plaatsvervangend leden, zodat alle kandidaten zijn benoemd. De voorzitter: Ik ga ervan uit dat alle benoemden hun benoeming aanvaarden.
-7Aan de orde is agendapunt 6c, de benoeming van de plaatsvervangend voorzitter van Provinciale Staten. Het is het presidium geworden dat dit punt weer op de agenda diende te worden opgevoerd. Zijn er fracties die een kandidaat willen stellen? De heer Ruifrok: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie wil de heer Leijten kandidaat stellen voor de vervulling van deze functie. De voorzitter: Niemand heeft er behoefte aan het woord te voeren over de kandidatuur van de heer Leijten. Daaruit mag ik afleiden dat de Staten geen commentaar hebben op de kandidatuur van de heer Leijten. Ik wil vaststellen dat de heer Leijten op grond van de wet automatisch plaatsvervangend voorzitter van de Staten is tenzij de Staten anders besluiten. Uit de gestelde kandidatuur leid ik af dat de benoeming van de heer Leijten niet alleen een wettelijk automatisme is, maar deze oplossing ook door de Staten wordt gewenst. Dat zou kunnen betekenen dat u niet over de benoeming van de heer Leijten behoeft te stemmen, maar ik stel vast dat wordt voorgesteld dat wel te doen. Mijns inziens is dat volstrekt overbodig omdat de wet de heer Leijten al als plaatsvervangend voorzitter heeft aangewezen. Maar goed, als de Staten overbodige handelingen wensen te verrichten moeten zij dat maar doen. Er worden 41 geldige stembiljetten ingeleverd, waarmee 34 stemmen zijn uitgebracht op de heer A.H.R.Leijten terwijl 7 blanco stembiljetten zijn aangetroffen, zodat de heer Leijten is benoemd tot plaatsvervangend voorzitter van de Staten. De voorzitter: Aanvaardt de heer Leijten zijn benoeming? De heer Leijten: Ik aanvaard mijn benoeming onder dankzegging voor het in mij gestelde vertrouwen, mijnheer de voorzitter. De zwaarte van deze functie hebt u in de hand. (applaus) De voorzitter: Of iemand anders! 7. Voorstel inzake benoeming leden en plaatsvervangende leden van voor de Adviescommissie bezwaar bij Provinciale Staten De voorzitter: U hebt op uw tafels een memo ter verduidelijking aangetroffen. Er worden 41 geldige stembiljetten ingeleverd, waarmee 41 stemmen worden uitgebracht op de voorgestelde kandidaten, zodat alle kandidaten zijn benoemd. De voorzitter: Ik ga ervan uit dat alle benoemden hun benoeming aanvaarden en dank de leden van de commissie van stemopneming voor hun werkzaamheden. 8. Voorstel inzake vaststelling Verordening Rechtspositie Gedeputeerden, Staten- en commissieleden provincie Flevoland 2003 en Verordening houdende de compensatie van de fiscale aspecten verbonden aan het gebruik van de dienstauto voor woon-werkverkeer door de Commissaris van de Koningin De heer Van Daalen: Mijnheer de voorzitter. Zoals u in het document hebt kunnen lezen heeft onze fractie bij de commissiebehandeling van dit voorstel een voorbehoud gemaakt. Dat voorbehoud trekken wij in. De heer Schaap: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie heeft bij de commissiebehandeling van dit voorstel bezwaar aangetekend en ik wil nu graag toelichten waarom wij dat hebben gedaan. Wij hebben een toelichting gekregen op de gevraagde woon/werkgegevens en het is interessant vast te stellen dat kennelijk sprake is van een partijgebonden verschil tussen de Gedeputeerden van CDA- en VVD-huize die in Emmeloord woonachtig zijn. Het verschil tussen de woon/werkverkeerkosten van de heren Van Hemmen en De Raad is opvallend. Nu heeft het CDA de reputatie dat zij goed op geld kan passen en kennelijk doen CDA-ers dat ook in de privésfeer. De voorzitter: Ik moet u eerlijk zeggen dat ik bezwaar heb tegen deze opmerking, zeker omdat zij betrekking heeft op iemand die niet meer in deze zaal aanwezig is en zich niet kan verdedigen. Ik heb bezwaar tegen de toon die uit uw opmerkingen zou kunnen spreken. De heer Schaap: Ik wil elke verkeerde associatie die mijn opmerkingen zou kunnen oproepen wegnemen.
-8Ik kom terzake, mijnheer de voorzitter. De fiscale belasting van het woon-werkverkeer is voor iedere Nederlander bij wet geregeld. Op pagina 41 van de ambtelijke oplegnota is vermeld dat het Belastingplan 2003 Natuur, Milieu en Vervoer aangeeft dat dienstauto-kilometers voor woon/werkverkeer fiscaal dienen te worden aangemerkt. Van de bijlage die wij hebben gekregen is met name de achterkant interessant omdat daarop is aangegeven dat alleen het woon/werkverkeer van de heer De Raad en onze geachte voorzitter tot financiële consequenties in de privésfeer leidt. Wij zijn van mening dat het in lijn zou zijn met de belastingwetgeving die voor iedere Nederlander geldt dat het woon/werkverkeer anders wordt ingericht. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat dit op een andere manier kan worden opgelost door beide heren, zonder dat dit een morele kwestie is. Wij handhaven ons bezwaar tegen dit voorstel. De voorzitter: Een korte reactie van de kant van het college. Ik spreek nu als portefeuillehouder, wat lastig is omdat dit voorstel mijn eigen rechtspositie betreft. Maar goed, het is niet anders. Als voorzitter van de Staten en als voorzitter van het college moet je soms een spagaat maken. Ik heb begrip voor de opmerking van de heer Schaap, maar wil, als wij het over de algemene gedragslijn met betrekking tot dit punt hebben, de Staten de informatie verschaffen dat voor alle Ministers en alle Staatssecretarissen, alle Secretarissen-Generaal en alle Directeuren-Generaal door het rijk, die deze wetgeving zelf heeft opgesteld, een compensatie in fiscale zin voor het woon/werkverkeer is geregeld. Aan de Staten van de verschillende provincies en aan de gemeenteraden is de vrijheid gelaten dezelfde beslissing te nemen als de beslissing die de rijksoverheid voor deze functionarissen heeft genomen. De heer Schaap heeft over de gehele Nederlandse bevolking gesproken, maar ik wil hem erop wijzen dat in de sfeer van de functionarissen heel breed de in deze verordening voorgestelde compensatie is toegepast. Dit ter informatie. Het waarde-oordeel over dit voorstel laat ik graag aan de Staten. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college van Gedeputeerde Statenbesloten, onder aantekening dat de fractie van GroenLinks geacht wenst te worden tegen de fiscale compensatieregeling voor de Gedeputeerden en de Commissaris van de Koningin te hebben gestemd. 9. Voorstel inzake ophogen budget Technologische en Milieu-innovatieregeling (TMI) De heer Van Daalen: Mijnheer de voorzitter. Ik wil u formeel melden dat wij het door ons in de commissie gemaakte voorbehoud wensen in te trekken. De heer Lammers: Mijnheer de voorzitter. De LPF-fractie draagt het bedrijfsleven een warm hart toe en stelt zich op het standpunt dat de provincie waar dat mogelijk is aan de versterking ervan moet bijdragen. Wij zijn er daarom dankbaar voor dat het EPD-programma het ons mogelijk maakt bedrijven die hun nek ver uitsteken bij innovatieve projecten te ondersteunen. Dat neemt echter niet weg dat onzes inziens de criteria voor toekenning van de verhoging van de TMI-regeling zeer laag zijn. Blijkbaar zijn wij als provincie al tevreden als de concurrentiepositie van het ontvangende bedrijf wordt verbeterd, iets wat volgens ons geldt voor alle bedrijven die subsidie ontvangen. Wij ontvingen een lijst van de bedrijven die tot nu toe een beroep hebben gedaan op de TMI-regeling en vernamen in de commissie dat ook andere partijen vraagtekens zetten bij het innovatieve karakter van de betreffende projecten, zoals het project betreffende het bermgras en de aansluiting van het windmolenpark. Kijkend naar het voorliggende besluit mogen wij ervan uitgaan dat de toetsingen zeer zorgvuldig plaatsvinden. Het kan niet zo zijn dat, als de pot leeg is, zo maar een nieuw bedrag wordt toegekend waarop nieuwe bedrijven aanspraak kunnen maken. Ik zou liever zien dat een zwaardere afweging plaatsvindt en het innovatieve karakter van de projecten wordt gemeten. Als de pot leeg is, is de pot leeg en zal er wellicht zwaarder moeten worden aangezet met als consequentie dat een aantal bedrijven niet voor deze subsidiëring in aanmerking komt. Wij moeten echt voor het innovatieve karakter van het betrokken project gaan. De LPF-fractie kan zich niet vinden in de manier waarop de TMI-regeling nu wordt ingevuld en stemt dan ook tegen het voorstel het budget te verhogen voordat een evaluatie van de reeds eerder in gang gezette projecten is uitgevoerd. De heer Schaap: Mijnheer de voorzitter. Ook mijn fractie heeft in de commissie een voorbehoud gemaakt. Wij willen u nog één vraag stellen en zouden dankbaar zijn als de Gedeputeerde die vraag zou
-9kunnen beantwoorden. Als de aanvulling tot €€ 1.130.000,- gedaan kan worden is dat logisch, maar wij vinden de verdubbeling van het bedrag tot €€ 1.500.000,- niet logisch. Wij verzoeken de Gedeputeerde volmondig te bevestigen dat die verhoging op Europees niveau zal worden geaccepteerd. U verzoekt ons in te stemmen met het besluit dat 80% van de voorgestelde verhoging door middel van de provinciale cofinanciering wordt gedekt. Ik denk dat het goed is dat dat hier wordt benadrukt. De Staten zeggen op dit moment toe een bedrag van €€ 1.263.954,- aan die regeling toe te wijzen. De heer Dijksma (Gedeputeerde): Mijnheer de voorzitter. In de richting van de LPF-fractie wil ik opmerken dat wij nu over de budgettaire kant van de zaak spreken en een inhoudelijke toetsing dus niet aan de orde is. Deze regeling, die vanaf 9 januari 2003 van kracht is, is in september 2002 door Brussel goedgekeurd en wordt dus door Brussel erkend. Daarmee heb ik de vraag van GroenLinks ook beantwoord. De heer Schaap sprak over een verdubbeling, maar dat is ten onrechte. Wij spreken nu over het deel dat uit het budget was gehaald. Wij gaan dat budget nu voor dit doel gebruiken. Wij mogen tot een verdubbeling komen en spreken nu over het deel uit het andere potje. Ik had begrepen dat dit in de commissie duidelijk is uitgelegd, maar ik ben daar niet bij geweest. Dit is toegestaan. Wij mogen 100% verdubbelen en het deel dat al gebruikt is daarbij voegen omdat het een nieuwe regeling is. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten besloten, onder aantekening dat de fractie van de LPF geacht wenst te worden te hebben tegengestemd. 10. Voorstel inzake ophogen budget MKB-regeling Flevoland 2000 en IPR Flevo land 2000 in verband met de afhandeling van gegrond verklaarde bezwaarzaken De heer Walraven: Mijnheer de voorzitter. Mij bekruipt wel eens het gevoel dat het afwijzen van aanvragen meer geld kost dan het honoreren van aanvragen. Ik begrijp dat dit geen argument kan zijn om aanvragen te honoreren, maar ik wil dit toch even kwijt. De voorzitter: Heeft de heer Dijksma dat gevoel ook? De heer Dijksma (Gedeputeerde): Ik hoor dat ook wel eens van anderen, mijnheer de voorzitter. Ik moet u zeggen dat het toewijzen redelijk vlot gaat en daarin weinig energie wordt gestopt. Het probleem is dat er beroepsmogelijkheden zijn in het geval een aanvraag wordt afgewezen. Dat is terecht, dat geeft de aanvragers een stuk zekerheid. Ik ga ervan uit dat de heer Walraven de laatste zal zijn die daartegen bezwaar heeft. Er zijn gevallen waarin het beroep moet worden toegekend en omdat het potje leeg was moesten wij terug naar de gemeenten, die zich bereid hebben verklaard hierin te participeren. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten besloten. 11. Voorstel inzake toekomstig informatiebeleid, ontwikkelinrichting 2006 en verder Mevrouw Creemers-Hazebroek: Mijnheer de voorzitter. Ik zal het woord niet lang nodig hebben. In de commissie is dit onderwerp uitgebreid gesproken. Aanvankelijk was sprake van enige verwarring, maar ik ben van mening dat de plaatsvervangend Gedeputeerde uitermate haar best heeft gedaan om die verwarring weg te nemen. Het voorliggende besluit is volstrekt duidelijk. In de commissie FZWE heeft mijn fractie aandacht gevraagd voor de dekking in de komende jaren. Ik kan u mededelen dat mijn fractie van harte kan instemmen met de ontwikkelrichting en de rest van het besluit. De heer De Schutter: Mijnheer de voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van de vorige spreekster. Aanvankelijk was dit voorstel onduidelijk, maar bij de bespreking in de commissie is die onduidelijkheid weggenomen. Ik kan u dan ook mededelen dat wij met dit voorstel kunnen instemmen. De heer Van Daalen: Mijnheer de voorzitter. Zoals door Gedeputeerde Dijksma in de vorige Statenvergadering is aangekondigd heeft mijn fractie deze rapporten met bijzondere belangstelling bekeken en daarom zal ik proberen er iets over te zeggen. Gedeputeerde De Raad heeft toen gezegd dat vooral de hoeveelheid documentatie ons zou moeten aanspreken. Belangstelling was er wel degelijk, maar aanspreken … Ik zie de heer Dijksma “nee” knikken.
- 10 De heer Dijksma (Gedeputeerde): Ik schud “nee”! De heer Van Daalen: Ik zal eerst iets zeggen over het rapport en de projectopzet. Ik ben een klein beetje verbaasd over de reactie van mevrouw Creemers, die in de commissie heeft aangegeven dat zij twee A4-tjes met vragen had. Volgens mij zijn niet al die vragen beantwoord, maar zij was toch tevreden. Mevrouw Creemers-Hazebroek: Ik heb de antwoorden gehoord, mijnheer Van Daalen. De heer Van Daalen: Ik niet, dat is het probleem. Onze mening is dat de voorliggende documenten een losse verzameling van gegevens bevatten en daarin niet één lijn zit. Deze documenten bevatten geen samenhangend beleid dat tot een implementatie zal kunnen leiden. Helaas is het aantal veronderstellingen dat niet logischerwijze op samenhangend beleid is gebaseerd in deze rapporten vrij groot. Dit is overigens een zaak die ons feitelijk niet aangaat. De rapporten zelf doorspitten moeten wij niet doen. Ik denk dat dat een taak van het college is. Er is wel sprake van een kaderstellend element. Krijgen de Staten, de burgers, vanuit informatie-oogpunt waarop zij recht hebben en besteden wij de juiste hoeveelheid geld aan de juiste zaken? Naar onze mening is het niet mogelijk een omvangrijk project, waarmee minimaal €€ 2 miljoen maar waarschijnlijk €€ 4 miljoen is gemoeid, op grond van dit rapport te sturen. Dat is ook terug te vinden in de rapportage van Deloitte & Touche over de jaarrekening. Daarin wordt vooruitgekeken en door Deloitte & Touche aangegeven dat je op deze wijze niet kunt sturen. In de commissie is gebleken dat een belangrijk deel van het rapport niet in ons bezit is. Wij weten dus überhaupt niet of wel sturing mogelijk is. In de rapporten staat dat wordt uitgegaan van een plateauplanning, wat betekent “in de volle breedte over de eindstreep heen”, dus met alles tegelijk. Die indruk wordt in het rapport althans gewekt. Technisch gezien is dat geen probleem, maar ik heb de ervaring dat dit organisatorisch gezien betekent dat grote risico’s zullen moeten worden genomen. Wij horen graag van de Gedeputeerde welke andere, betere, informatie hij heeft, op grond waarvan hij tot de beslissing is gekomen dat dit naar onze mening risicovolle project goed zal zijn te sturen. Als hij niet over betere informatie beschikt, adviseren wij hem dringend daarvoor eerst zorg te dragen. Wij beseffen dat wij op dit moment niet behoeven in te stemmen met de gelden die met dit project gemoeid zijn, maar willen u nu al vast laten weten dat wij, als de beschikbaarstelling van die gelden in het kader van de begroting aan de orde komt, daarnaar zeer kritisch zullen kijken. Voorts een opmerking over de inhoud, die ook met de kaderstelling heeft te maken. Telkens weer blijkt dat het provinciale apparaat een informatie-intensieve organisatie is. Ik kan het ook niet helpen dat woorden soms zo neergezet worden. Die woorden staan in het rapport. De organisatie van de provincie wordt ook wel als een “kennis-intensieve” organisatie beschreven.. Dat wordt onderkend in de uitgangspunten. Daarin staat: ”Het gaat om een verbetering van de profilering van de provincie en efficiënter gebruik en hergebruik van de binnen de organisatie aanwezige informatiebronnen en nieuwe invalshoeken om innovatieve impulsen in beleidvoorbereidende processen te geven.” Naar onze mening roept dat om een prioriteit en dient eerst het documentaire informatiebeleid goed op de rit te worden gezet, moet ervoor worden gezorgd dat de hele organisatie daarvan op de juiste manier gebruik maakt en moeten waarborgen worden geschapen dat dat ook zo zal blijken en blijven. Daarnaast zijn de Statenleden de eersten die gebruikmaken van de in dit huis aanwezige informatie om de burgers te kunnen vertegenwoordigen. Als zij al niet adequaat worden bediend, zal het de gewone burger niet veel beter vergaan.Deze constateringen leiden ertoe dat de prioriteit die voorgesteld wordt, namelijk ruimtelijke informatiesystemen, naar onze mening niet de beste is. Dat is de reden waarom wij een amendement willen indienen met het verzoek de prioriteit te wijzigen. De toelichting die onder het amendement staat behoeft u niet voor te lezen, die heb ik zojuist al gegeven. De voorzitter: Door de fractie van de ChristenUnie is het volgende amendement ingediend: “Provinciale Staten, in vergadering bijeen op 5 juni 2003; e besluiten blz. 3 van het voorstel d.d. 25 maart 2003, 6 alinea, eerste zinnen, die luiden: “In de komende twee jaar zal prioriteit worden gegeven aan het ruimtelijk informatiebeleid. Daarnaast zal in het kader van het Staten Informatie Systeem aandacht worden besteed aan het inrichten van de interne helpdesk, het stimuleren van het gebruik van e-mail en het plaatsen van documenten op het SIS. Het automatiseren van de documentenstroom is nog niet gepland.” Te wijzigen in:
- 11 “In de komende twee jaar zal prioriteit worden gegeven aan de implementatie van het documentaire informatiebeleid. Met een iets lagere prioriteit zal aandacht worden gegeven aan het ruimtelijk informatiebeleid, te beginnen met de risicokaart. Daarnaast zal in het kader van het Staten Informatie Systeem de uitwerking ter hand worden genomen van de motie terzake van het SIS die door PS is aangenomen op 6 maart 2003.” (2) De voorzitter: Dit amendement zal vermenigvuldigd worden. De heer Meijer: Mijnheer de voorzitter. Dit onderwerp heeft ons aanleiding gegeven een motie te formuleren. Als het goed is heeft iedereen daarvan reeds een exemplaar ontvangen. Ik wil de motie nu graag toelichten. Op 19 november 2002 heeft de GroenLinks-fractie in de Tweede Kamer het plan ”Software open u” aan de Minister van Economische Zaken gepresenteerd met het voorstel het voortouw te nemen bij het doorbreken van de machtspositie van de software-leveranciers. Dat plan is door de Tweede Kamer Kamerbreed aangenomen. Inmiddels hebben de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Economische Zaken het programma “Open standaarden” en “Open Source Software” voor de overheid gestart. Het programma wordt uitgevoerd door de ICTU, de ICT-advies- en uitvoeringsorganisatie van de overheid. De Ministers van BZ en EZ hebben dat recentelijk in een brief aan de Tweede Kamer laten weten. Ook die brief heb ik rondgedeeld. Refererend aan de ambities voor de toekomstige ontwikkeling, zoals in de toelichting staat aangegeven, gaat mijn fractie ervan uit dat de afdeling I&A inmiddels op de hoogte is van deze twee programma’s. Het is dan ook verwonderlijk dat met geen woord wordt gerept over respectievelijk enige relaties worden gelegd met deze programma’s in het voorliggende onderwerp. Anders gezegd: wanneer komt het ICT-beleid van de provincie, dat is afgestemd op de al eerder aangehaalde programma’s van BZ en EZ? Zoals bekend gaat het in de open software-benadering van de rijksoverheid om zeer grote kostenbesparingen. Immers, de overheid wordt nagenoeg onafhankelijk van software-leveranciers. Denk bijvoorbeeld aan de dure upgrades die iedere keer weer moeten worden gedaan. Ook andere overheidsorganisaties, zoals de provincies, kunnen gebruik maken van dezelfde software. Kijkend naar de gevraagde besluiten en naar de beide programma’s van de rijksoverheid kan mijn fractie de beschreven ontwikkelrichting niet onderschrijven en wat ons betreft kunnen de benoemde projecten vooralsnog niet geconcretiseerd worden. Zoals gezegd hebben wij een en ander geformuleerd in een motie die u voor u hebt liggen. De voorzitter: Wij zullen ervoor zorgen dat de motie wordt vermenigvuldigd. Door de fractie van GroenLinks is de volgende motie ingediend: “Provinciale Staten, in vergadering bijeen op 5 juni 2003; constaterende dat: - de programma’s “Open Standaarden” en “Open Source Software” door Ministers van BZ en EZ zijn gestart teneinde grote ict-kostenbesparingen te kunnen realiseren; - de Minister van BZ dit in een brief van 19 februari 2003 aan de Tweede Kamer heeft medegedeeld; - beide programma’s door de ict-uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid worden uitgevoerd; - in het “Toekomstig informatiebeleid, ontwikkelrichting 2006 en verder” geen relatie wordt gelegd met beide programma’s; - het “Toekomstig informatiebeleid, ontwikkelrichting 2006 en verder” kennelijk niet is afgestemd met voornoemde programma’s van de Ministeries; - de beoogde kostenbesparingen door de rijksoverheid door het informatiebeleid van de provincie kennelijk niet zijn meegenomen; verzoeken Gedeputeerde Staten: de mogelijkheid te onderzoeken het toekomstig informatiebeleid van de provincie af te stemmen op het voornoemde ict-beleid van de rijksoverheid teneinde ook voor de provincie kostenbesparingen te kunnen realiseren en de resultaten hiervan in september 2003 aan de Staten te rapporteren; en gaat over tot de orde van de dag.” (A) De heer Lammers: Mijnheer de voorzitter. Een tweetal opmerkingen. Allereerst wil ik opmerken dat ik mij volledig kan vinden in de woorden van de heer Van Daalen van de ChristenUnie. Ik wil daaraan het volgende toevoegen. De heer Van Daalen haalde zoëven aan dat de informatie naar de burgers toe nog steeds onvolledig is. Dat wij als Statenleden “beperkt” worden geïnformeerd is een tweede zaak. Veel belangrijker is dat in
- 12 het rapport wordt gesproken over de mogelijkheid het Geografisch Informatie Systeem in het beleid naar voren te halen. Ik wil nu niet in technische details treden, maar wel opmerken dat één van de kenmerken van het Geografisch Informatie Systeem is dat de juiste planologische kaarten reeds in het Provinciehuis aanwezig zijn, evenals softwarepakketten die volledig aan de informatie-eisen en -wensen van de burgers kunnen voldoen. De pakketten die hier draaien zijn compleet. Dat is niet het probleem. Het probleem ligt bij de documentaire informatievoorziening. Immers, wij willen goede planologische en geografische kaarten kunnen aanbieden, geënt op kadastrale informatie. Die informatie is overigens al bij 496 Nederlandse gemeenten in kaart gebracht en wij zouden van hun ervaringen daarmee gebruik kunnen maken. In IPO-verband zijn daarover besluiten genomen. Mijns inziens is door de ChristenUnie terecht opgemerkt dat dit traject in het beleid naar voren moet worden gehaald. Wij hebben er niets aan ruimtelijke informatiesystemen te presenteren als het schort aan de documentaire informatievoorziening. Voordat wij een onderdeel van het Geografisch Informatie Systeem, het GIS, in beleid wegzetten moeten wij onze documentaire informatiestroom op orde hebben. Anders kunnen wij het GIS niet vullen. Dat dienen wij ons goed te realiseren. Wij hebben in dit huis een uitstekend documentair informatiesysteem. Het verbaast mij dan ook ten zeerste dat ons systeem, Corsa van BCT, in het rapport over het toekomstig informatiebeleid wordt afgekraakt. Ik verwijs naar bladzijde 20. Alle kritieken die daar over de gebruiksvriendelijkheid zijn vermeld zijn niet een probleem van het pakket, maar een probleem van het uitrollen van en het uitvoering geven aan een stuk beleid. Het beleid staat toe dat deze problemen zich voordoen: het kunnen aanbieden van niet goede informatiestromen op documentair gebied aan ruimtelijke systemen. Het is terecht dat de ChristenUnie heeft gezegd dat wij het daarop gerichte beleid in de komende jaren moeten intensiveren teneinde een goed documentair informatiesysteem te kunnen realiseren. Terecht is aangehaald dat er nog geen financieel plaatje is en wij daarover nu nog geen besluit nemen. Ten aanzien van de DIS-kant zal een extra inhaalslag noodzakelijk zijn, zij het niet op softwaregebied maar op het gebied van het uitvoering geven aan het beleid. Over de motie van GroenLinks wil ik het volgende zeggen. Als wij kijken naar de machtspolitiek van de softwarebedrijven in Nederland, moeten wij constateren dat die markt door twee grote bedrijven wordt gedomineerd. Dat is alom bekend: Pink Roccade en Centrik. Daarom begrijp ik de motie van GroenLinks niet. Wij hebben immers niet met deze twee softwareleveranciers te maken, maar met softwareimplementatietrajecten van onder andere BCT. Het bedrijf BCT levert aan 84 Nederlandse gemeenten uitstekende software en wij mogen ons dan ook gelukkig prijzen met de keuze die in het verleden is gemaakt. De heer Bogerd: Mijnheer de voorzitter. Toen wij het automatiseringstijdperk ingingen beloofde iedereen dat de hoeveelheid papier drastisch zou verminderen. In de rapporten die wij nu hebben ontvangen wordt duidelijk gemaakt hoe wij de hoeveelheid papier kunnen vermenigvuldigen. Ik wil mij beperken tot het uitvoeren van de taak die wij van de wetgever hebben gekregen, namelijk het stellen van kaders. Ik begrijp dat wij nog in de gewenningsfase van het dualisme zitten. Ons wordt gevraagd de ontwikkelingsrichting aan te geven. Uit het voorstel blijkt duidelijk dat de middelen voor personeel en dergelijke niet voldoende zijn om te kunnen realiseren wat wij willen realiseren. Er moeten dus keuzen worden gemaakt en ons ambitieniveau moet daarop worden afgestemd. Het college heeft daarvoor een voorstel gedaan. In de commissie hebben wij het ambitieniveau en de prioriteiten anders gelegd en wij zijn er een beetje verdrietig over dat ons advies als een negatief advies is betiteld. In de commissie is breed gediscussieerd over de vraag waar wij de prioriteiten zouden kunnen leggen en wij hebben andere prioriteiten aangegeven dan de meerderheid van de commissie. Dat wil echter niet zeggen dat wij een negatief advies over de ontwikkelingsrichting hebben gegeven. Pas wanneer onze ene stem doorslaggevend zal zijn, kom ik graag nog even bij u terug. Vooralsnog wil ik concluderen dat dat geen probleem zal opleveren. Het gigantische bedrag dat gevraagd wordt vind ik frappant. De Gedeputeerde heeft zoëven over potjes gesproken. Dit is blijkbaar een dermate hoog bedrag dat daarvoor geen potje beschikbaar is. Wat ons betreft had de Gedeputeerde dit bedrag al mogen uitgeven. Nu hij ons vraagt of hij dat mag doen is ons antwoord: ja, dat mag. De heer Dijksma (Gedeputeerde): Mijnheer de voorzitter. Ik ben heel gelukkig met de royale geste van de heer Bogerd. Ik moet eerlijk zeggen dat wij dit soort dingen in vervolg op een andere wijze zullen doen, bijvoorbeeld via een algemene begrotingswijziging. In de commissie FZWE heb ik dat al gezegd. Ik ben er blij om dat een groot deel van de Staten het positieve gevoel van de SGP over de ontwikkelingsrichting die wij uitgaan kan onderschrijven en ben er ook blij om dat de SGP zich in het kamp van de meerderheid heeft begeven. Het nut van de commissie en het nut van plaatsvervanging in
- 13 de commissie is weer bewezen. Collega Bouwmeester heeft in de commissie, samen met de ambtelijke ondersteuning, gelukkig kunnen aantonen dat het college op basis van de rapporten over deze problematiek heeft gesproken en daarna het ambitieniveau heeft vastgesteld, dit met inachtneming van de financiële beperkingen die er zijn. Ik zou de documentaire informatievoorziening bijzonder graag tegelijkertijd met het kader voor de ruimtelijke informatie willen aanpakken. Het is van belang dat wij dat zo snel mogelijk doen. Dat betekent echter dat wij met erg veel projecten bezig zijn, waardoor de beheersbaarheid van die projecten veel moeilijker wordt en veel meer mensen en ook meer investeringen nodig zijn. Wij hebben op de achterkant van een sigarendoos berekend wat dat zou gaan kosten. Dat zou betekenen dat wij, teneinde een en ander goed in elkaar te zetten, incidenteel direct een uitgave voor projectkosten en compensatie-inzet moeten doen en daarvoor mensen bij andere zaken moeten weghalen. Bovendien zijn extra trainingen noodzakelijk. Ik heb het nu nog niet eens over de training en kwaliteit van de mensen die in de totale organisatie bezig zijn. Het is nog maar de vraag of de organisatie die verandering tegelijkertijd volledig kan opzuigen. Wij hebben het dan over een bedrag van om en nabij de €€ 860.000,- en structureel komt daar jaarlijks €€ 300.000,- bij. Het is heel lastig dergelijke investeringen ineens te doen. Wij hebben gekozen voor de wettelijke prioriteiten die hier liggen en ik ben het niet helemaal eens met de heer Lammers, die gezegd heeft dat alles hier al aanwezig is. Dat is niet juist, wij moeten nog veel investeringen doen. Als wij op die wijze te werk gaan, hebben wij ook de tijd de dualisering te bekijken - hoe werken wij in deze Staten? -, kunnen de wensen van de Staten via de griffie naar voren worden gebracht en kan worden geïnventariseerd wat wij nodig hebben voor het Statensysteem. De heer Van Daalen: Hebt u het nu over het Staten Informatie Systeem of over iets anders? De heer Dijksma: Ik heb het nu over de totale documentenstroom, het Staten Informatie Systeem is daarvan een onderdeel. De heer Van Daalen: Er ligt een motie. De heer Dijksma (Gedeputeerde): Dat weet ik. Het SIS is een onderdeel daarvan. Wij hebben er primair voor gekozen in de wettelijke taken te investeren omdat wij gelijke tred willen houden met de landelijke ontwikkelingen. De heer Van Daalen: Ik wil even doorvragen. In de commissie is gezegd dat het Staten Informatie Systeem naar de achtergrond is geschoven en voorlopig niet aan de orde zal komen. Zegt u nu iets anders? De heer Dijksma (Gedeputeerde): Ik zeg niet dat het Staten Informatie Systeem naar de achtergrond is geschoven. Dat is een te sterke term, volgens mij is dat niet gezegd. Ik heb van mijn collega’s gehoord dat men uit was op het horen van die term, maar ik blijf erbij dat dat niet is gezegd. Gezegd is dat de prioriteitstelling van het SIS iets lager is gesteld. Het is jammer dat wij de notulen van die vergadering nog niet hebben ontvangen. Gezien alle vrije dagen die wij hebben gehad zijn de notulen kennelijk nog niet gereed. Het is zeker niet zo dat het Staten Informatie Systeem naar de achtergrond is geschoven, maar het SIS zal wel enigszins vertraagd worden ingevoerd. De heer Van Daalen: Wat houdt “enigszins vertraagd” in? De voorzitter: Ik wil benadrukken dat er absoluut geen sprake van is dat de door de Staten aanvaarde motie over het SIS niet door het college zal worden uitgevoerd. Kennelijk is er opnieuw een verschil van inzicht met betrekking tot wat via het SIS beschikbaar kan worden gesteld. Daar zit de link met de prioriteitstelling die in deze ontwikkelrichting wordt aangegeven. Wij zullen proberen de informatie die in dit huis digitaal beschikbaar is zo snel mogelijk via het SIS aan de Staten ter beschikking te stellen. Dat staat in het stuk. Vanwege de keuze de documentaire informatievoorziening een lagere prioriteit te geven kan niet beloofd worden dat alles wat in dit huis aan informatie beschikbaar is digitaal via het SIS kan worden aangeboden. De keuze voor de prioriteit ruimtelijk, GIS, betekent dat minder snel zal kunnen worden voldaan aan de verder liggende wens alles wat in dit huis gebeurt via het SIS zowel voor Statenleden als burgers ter beschikking te krijgen. De heer Van Daalen: Dat is niet de essentie van de motie. De essentie van de motie is dat wij snel moeten uitzoeken wat nodig is en dan moeten prioriteren …
- 14 De voorzitter: Nee, de essentie van de motie is dat wij hetgeen beschikbaar is zo snel mogelijk ter beschikking moeten stellen. Kennelijk is een misverstand ontstaan. Ik stel voor daarover op een ander moment te spreken. De vraag die nu ter tafel ligt is de vraag of de prioriteit voor ruimtelijke informatievoorziening, GIS, de juiste ontwikkelrichting en prioriteit is of niet. Als die keuze is gemaakt, zullen wij daaruit de consequenties voor het SIS moeten afleiden. Mevrouw Creemers-Hazebroek: Mijnheer de voorzitter. Ik wil uw woorden graag in mijn eigen woorden vertalen. Is het juist dat nieuw te maken stukken wel zo snel mogelijk digitaal worden aangeleverd, maar stukken uit het verre verleden niet direct beschikbaar zullen zijn als document? De voorzitter: Er is meer, maar dat is inderdaad één van de aspecten. De heer Dijksma (Gedeputeerde): Ter aanvulling: wij nemen in de contracten op dat alle rapporten die door externe organisaties gemaakt worden in de voor ons normale standaardvorm ook digitaal, op CDrom, worden aangeleverd, waarna die documenten geschikt zullen worden gemaakt voor beschikbaarstelling via ons Staten Informatie Systeem. Dat geldt voor alle nieuwe documenten. Ik wil de heer Van Daalen verwijzen naar de zesde alinea op pagina 77, blad 3 van het voorstel. Hij heeft die alinea volledig in zijn amendement overgenomen. De heer Van Daalen: Dat heb ik gedaan omdat ik geen onduidelijkheid wil laten bestaan. De heer Dijksma (Gedeputeerde): Daar staat heel duidelijk: “Daarnaast zal in het kader van het Staten Informatie Systeem aandacht worden besteed aan het inrichten van de interne helpdesk, het stimuleren van het gebruik van e-mail en het plaatsen van documenten op het SIS. Het is heel duidelijk: daaraan wordt wel degelijk aandacht besteed. De heer Van Daalen: Misschien moeten wij dit op een andere manier oplossen, maar dat is niet de essentie van de motie. Integendeel zelfs. De heer Dijksma (Gedeputeerde): De discussie daarover zie ik graag tegemoet. Wellicht kunnen wij die discussie in de commissie bestuur voeren. Ik hoop dat wij daarvoor worden uitgenodigd. Ik heb aangegeven hoe wij tot een keuze zijn gekomen. Door één van de sprekers is gezegd dat de burgers en de Staten moeten krijgen waarop zij recht hebben. Dat recht wil ik benadrukken. In de wet is bepaald dat wij aan wettelijke eisen moeten voldoen. De risicokaart moet er op een gegeven moment liggen en de ruimtelijke informatie is daarvoor heel belangrijk. Deloitte & Touche zou twijfels hebben geuit. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat verhaal anders heb gelezen. Ik heb gelezen dat Deloitte & Touche ons heeft gecomplimenteerd voor het feit dat de bedrijfsvoering in het afgelopen jaar sterk is verbeterd. Wellicht heb ik het over een ander rapport, maar ik wil erop wijzen dat Deloitte & Touche ons ook in de managementletter heeft gecomplimenteerd voor de sterke verbetering van de bedrijfsvoering. De Staten hebben al met de gelden voor 2003 ingestemd want de begroting voor 2003 is vastgesteld. Op de gelden die in de komende jaren nodig zullen zijn hebben wij in het collegeprogramma geanticipeerd. Daarin hebben wij daarvoor €€ 300.000,- neergelegd. Die bedragen bij elkaar opgeteld zijn structureel noodzakelijk voor dit gebeuren. In mijn reactie op het amendement van de ChristenUnie ben ik al op de kosten ingegaan, maar ik begrijp dat de ChristenUnie die zaken niet naast elkaar wil leggen. Dat brengt mij op de open systemen van GroenLinks. Ik had van GroenLinks niet anders verwacht dan dat zij hierop de aandacht zou vestigen. De motie van GroenLinks past in de landelijke trend. De motie klinkt mij heel sympathiek in de oren. Vanzelfsprekend maakt de provincie gebruik van de expertise die bij het rijk aanwezig is. Ik wil erop wijzen dat vandaag is overlegd tussen mensen van I&A en BACO om te bespreken hoe wij bij het geheel kunnen aanhaken. Nu kom ik tot de andere kant. Wij hebben onlangs de keuze gemaakt voor één operatingsysteem, Windows, dat wij nu aan het opbouwen zijn. Wij kunnen nooit volledig naar open source systemen overgaan. Wij zitten immers met onze eigen tekstverwerkingssystemen et cetera. Zeker als je op het gebied van de open source systemen bij de voorlopers hoort vergt dat een behoorlijke inspanning van onze zijde. De kosten zitten dan niet in de software, maar op het gebied van bedrijfsrisico’s, extra mensen die nodig zijn et cetera. Wij volgen de ontwikkelingen heel kritisch en houden het overleg met de
- 15 betreffende werkgroepen open. Wij staan er niet negatief tegenover, maar gezien de omvang en de kwetsbaarheid van onze eigen organisatie kunnen wij op dit gebied geen voortrekkersrol spelen. Om die reden ontraad ik deze motie. Wij zijn van mening dat onze organisatie het spelen van een voortrekkersrol op dit gebied niet aan kan. Dat vergt namelijk enorm veel capaciteit, die wij niet beschikbaar hebben. De heer Meijer: Mag ik even reageren? De voorzitter: U mag de Gedeputeerde interrumperen. Reageren doet u in uw tweede termijn. De heer Meijer: Mijnheer de voorzitter. Het klopt dat vandaag ambtelijk overleg heeft plaatsgevonden. Die informatie had ik ook. Ik heb deze motie ingediend omdat ik van de heer Hoen heb begrepen dat hij wel kennis heeft van deze twee programma’s, maar inhoudelijk niet op de hoogte is. Ik refereer aan de brief van de Minister van februari, waarin hij een ieder nadrukkelijk verzoekt tot het gebruik van deze software over te gaan. Tussen haakjes: er zijn ook tekstverwerkingsprogramma’s beschikbaar. De ICTUorganisatie maakt al die programma’s. Hebt u de brief van de Minister? De heer Dijksma (Gedeputeerde): Ja, die heb ik. Een aantal mensen is wel degelijk op de hoogte. Het is niet voor niets dat hierover vandaag door een aantal mensen is gesproken. Waar wij op het moment geen forse investeringen plegen, gaan wij wel proberen de bestaande middelen slimmer of beter te gebruiken. In dat opzicht kan ik mij bij de woorden van de LPF-fractie aansluiten. Ik denk bijvoorbeeld aan het management-informatiesysteem. Daarbij zullen wij gebruik maken van de bestaande systemen, waarin ook rapportage-systemen zitten. Wij zullen proberen die systemen beter te gaan gebruiken. Soms zal het nodig zijn daaraan een kleine module toe te voegen. Zonder nieuwe faciliteiten te creëren proberen wij dat onderdeel beter op te bouwen. Mevrouw Creemers-Hazebroek: Mijnheer de voorzitter. Ik wil eerst op het amendement van de ChristenUnie reageren. Als ik het goed heb begrepen zit de pijn voor de ChristenUnie in de laatste zin van de oorspronkelijke tekst. Is dat juist? Steekt het de ChristenUnie vooral dat het automatiseren van de documentenstroom nog niet is gepland? De heer Van Daalen: Nee, dat is niet juist. Dat is een heel ander onderdeel. Als je over documentaire informatievoorziening, over informatiebeleid praat, ben je met heel andere zaken bezig. Dit is een onderdeel daarvan. Mevrouw Creemers-Hazebroek: Ik kan uit de eerdere zin niet opmaken dat u dat bedoelt. Voor mij is cruciaal dat u het woord ”daarnaast” in plaats van “daarna” hebt gebruikt. Mijns inziens geeft dat voldoende de richting aan waarin gedacht wordt. Ik kan niet zeggen dat wij om dit amendement zitten te springen. De geest van het totale stuk en de daarop in de commissie gegeven toelichting zijn voor ons voldoende duidelijk. De motie van GroenLinks is voor ons lastig te beoordelen. Waar het ons om gaat is dat het in vervolgtrajecten op het gebied van de automatisering en informatisering altijd waardevol is aan te haken bij de ontwikkelingen in omliggende provincies, het IPO en het rijk, maar ook de uitwisseling met de gemeenten en de waterschappen in ons eigen gebied is belangrijk. Hoe meer wij de informatiestromen op elkaar afstemmen, hoe beter vergelijkbaar en uitwisselbaar ze zijn. Of deze motie dat ontsluit is voor mijn fractie op dit moment niet te beoordelen. In het antwoord van het college heb ik gehoord dat hetgeen ik zojuist naar voren heb gebracht door het college wordt erkend en wel degelijk wordt opgelet. Ik zou GroenLinks dan ook willen vragen of zij genoeg heeft aan de toezegging van die kant en onze oplettendheid. Wij zullen hierop in commissieverband regelmatig terugkomen opdat wij bij het gesprek over de richting betrokken zijn. Vanavond spreken wij over de ontwikkelrichting, wij moeten niet op de stoel van het management of van de automatiseerders in dit huis gaan zitten. De heer Bogerd heeft er terecht op gewezen dat wij ons tot onze taak moeten beperken. De heer De Schutter: Mijnheer de voorzitter. Wij kunnen ons vinden in de reactie van de Gedeputeerde op het amendement van de ChristenUnie. Het antwoord van de Gedeputeerde heeft ons voldoende vertrouwen gegeven en wij zullen het amendement dan ook niet steunen. De motie van GroenLinks vinden wij sympathiek, maar wij zijn het eens met de opmerking dat zij betrekking heeft op de bedrijfsvoering. Wij vinden het wel van belang dat aandacht wordt gevraagd voor open systemen.
- 16 In de vandaag uitgekomen Intermediair staat een artikeltje over Linux. Andere overheden, met name in Duitsland, beginnen daaraan te denken. Nu ga ik mij ook met de bedrijfsvoering bemoeien! Aandacht daarvoor is een goede zaak en de Gedeputeerde heeft aangegeven dat die aandacht er is. Daarom zullen wij de motie van GroenLinks niet steunen. De heer Van Daalen: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag op de woorden van mevrouw Creemers reageren. Het gaat ons echt om de prioriteitstelling, waarbij onze insteek is: als je niet voldoende administratieve informatie in huis hebt kun je, zoals door de heer Lammers terecht is aangegeven, je ruimtelijke informatiesystemen niet goed gevuld krijgen. Wij zijn al jarenlang aan het proberen dat op orde te krijgen en tot op heden is dat niet gelukt. Ik heb wel de indruk dat wij een heel eind op weg zijn. De meeste van de daarvoor benodigde technische zaken zijn in huis. Het gaat nu om de implementatie in de organisatie. Als wij de implementatie niet rond hebben, krijgen wij die informatie niet verder. Mevrouw Creemers-Hazebroek: Dat begrijp ik. Op zichzelf is dat juist, maar het is ook schijn. Juist bij het vullen van een ruimtelijk systeem kom je erachter op welke wijze je je administratieve gegevens beter kunt vergaren. Ik wil nu echter niet op het technische aspect ingaan. Ik begrijp wat u bedoelt, maar ben het niet geheel met u eens. De heer Van Daalen: Dat doet mij deugd. Ik wil nog even ingaan op de beheersing, waarover de Gedeputeerde heeft gesproken. In het rapport van Deloitte & Touche van 12 mei staat onder het kopje “Informatievoorziening”op blad 2, achter het laatste aandachtstreepje: ”De uiteenzettingen in het plan zijn echter op een hoog abstractieniveau weergegeven, waardoor het plan thans nog geen concrete aanknopingspunten biedt voor het invullen van de informatievoorziening op operationeel niveau. Hiervoor zijn tussenstappen noodzakelijk.” Toen ik opmerkte dat Deloitte & Touche niet onder de indruk is van de planning die op dit moment wordt gehanteerd heb ik daaraan gerefereerd. Ik wil een beroep op de Staten doen te kiezen voor een situatie waarin vooral de informatievoorziening aan de burgers zo goed mogelijk wordt geregeld. Ik besef dat voldaan moet worden aan wettelijke eisen, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke informatiesystemen. Hoe daarmee wordt omgegaan is een kwestie van prioritering. In ons amendement wordt dat duidelijk weergegeven. Over de motie van GroenLinks heb ik dubbele gedachten. Deze motie vakmatig bekijkend zeg ik “dit is luchtfietserij, wat de Minister wil kan niet”. De motie ideëel bekijkend zeg ik: “ik zou graag willen dat wij dat voor elkaar zouden kunnen krijgen.” Het is wel Utopia en het is de vraag of wij voor een motie moeten stemmen waarin zaken staan die niet kunnen worden gerealiseerd. Ik twijfel daarover. De heer Meijer: Mijnheer de voorzitter. Als antwoord op alle reacties wil ik graag de laatste alinea van de brief van de Minister voorlezen. Daarin staat dat in de motie van het lid Vendrik verzocht is ervoor te zorgen dat alle overheidssoftware in 2006 voldoet aan de open standaarden en wordt gevraagd de verspreiding van open source-software in de publieke sector te stimuleren. De voorzitter: Wilt u de twee daaropvolgende regels ook citeren? De heer Meijer: ”Uit het programma blijkt dat wij de ambitie van de motie delen. Echter, of dit doel al in 2006 realiseerbaar is moet nog blijken. In het programma zal worden nagegaan op welke termijn en in welke mate de overheid open standaarden kan invoeren en open source-software kan toepassen.” De voorzitter: Precies! Dat is wat de Gedeputeerde heeft gezegd. De heer Bogerd: Ik dacht dat wij de voorleesdag al gehad hadden! De heer Meijer: Ik meen dat de Gedeputeerde heeft gezegd dat de zaak gevolgd wordt. Uit het betoog van de Gedeputeerde heb ik niet begrepen dat een en ander zal worden opgepakt. De heer Lammers: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik in de richting van de heer Dijksma opmerken dat ik graag de achterkant van zijn sigarendoos zou willen zien, maar dat terzijde. De woorden “alles is in dit huis aanwezig” wil ik iets anders stellen. Uiteraard is het niet zo dat alles in dit huis aanwezig is. Ik heb willen zeggen dat de basistools, de basis-software, aanwezig is maar niet maximaal wordt benut. Ik ben het niet eens met hetgeen hierover door mevrouw Creemers is gezegd. De Gedeputeerde heeft aangegeven dat hij daarop in de toekomst zal letten . Ik vrees dat de status over vier jaar nauwelijks gewijzigd zal zijn. Misschien zal iets meer mogelijk zijn, maar als het amendement
- 17 niet wordt uitgevoerd, zal in de komende vier jaar niet het maximaal haalbare kunnen worden gerealiseerd. Wat bedoel ik daarmee te zeggen? Terecht is voorgesteld het woord ”daarnaast” toe te voegen. Ons Staten Informatie Systeem is ”peanuts” vergeleken bij de te realiseren doelstellingen die in deze rapporten zijn beschreven. Het is een koekje uit een grote trommel. Als wij die trommel niet goed in het garen hangen, krijgen wij problemen. Ik wil nu niet op de technische aspecten ingaan, maar dat is waarop wordt aangekoerst. Mevrouw Creemers doet de trommel open en haalt alleen het Staten Informatie-koekje eruit. Zo werkt het niet. Mevrouw Creemers-Hazebroek: De trommel kan alleen gevuld worden als je koekjes bakt en dat kost tijd. De heer Lammers: Wij hebben alle grondstoffen in huis. Ik wil benadrukken dat het belangrijk is het amendement van de ChristenUnie te ondersteunen. Doen wij dat niet, dan zullen wij over twee of drie jaar moeten constateren dat de voortgang van een en ander stagneert. De prioriteit moet worden gelegd bij het invulling geven aan het DIS als grondslag voor het GIS. De heer Ruifrok: Mijnheer de voorzitter. Ik begrijp de verwarring. In eerste instantie heb ik mij niet in het debat gemengd, maar het lijkt mij verstandig dat de PvdA-fractie op de ingediende motie en het ingediende amendement reageert. De oproep van GroenLinks de ontwikkelingen te volgen, daarbij waar mogelijk aan te haken en gebruik te maken van hetgeen praktisch behapbaar is en aansluit bij hetgeen wij in dit huis ontwikkelen is, dunkt mij, heel logisch en heel terecht in het verlengde van hetgeen de Minister in antwoord op de motie heeft geschreven. Ervan uitgaande dat wij de behapbaarheid van onze eigen keuze niet in gevaar moeten brengen, vind ik dat die oproep overeind zou kunnen blijven. Dit is geen pleidooi voor het steunen van die motie, maar wel een pleidooi voor het mede ondersteunen van de daarachter liggende intentie. Het is van belang dat wij de ontwikkelingen bijhouden en waar mogelijk implementeren. De achter de motie liggende intentie deel ik. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik het moeilijk heb met de discussie over de prioriteitstelling. De Gedeputeerde heeft in zijn beantwoording een uitermate heldere uiteenzetting gegeven en duidelijk gemaakt waarom uit praktische, behapbare en betaalbare overwegingen, de thans voor ons liggende keuze is gemaakt. Mij dunkt dat dit een argument is om te zeggen dat dit een begaanbare weg is. Het daarnaast ontwikkelen van het SIS, het Staten Informatie Systeem, is uiteraard een belangrijke aanvulling op het kunnen gebruiken van hetgeen wij op het gebied van de ruimtelijke informatiesystemen met elkaar ontwikkelen. Ik denk dat wij dat argument niet tot een wijziging van de prioriteitstelling moeten laten leiden. Op basis van de beantwoording door het college lijkt mij dat niet verstandig. De heer Dijksma (Gedeputeerde): Mijnheer de voorzitter. De PvdA heeft gezegd de motie van GroenLinks sympathiek te vinden. Ik wil erop wijzen dat het doen van onderzoek extra capaciteit en extra geld kost.Vanuit een oogpunt van bedrijfsvoering en personeel hebben wij afgesproken prioriteiten te willen stellen. Daarom heb ik aangegeven dat wij de ontwikkelingen die gaande zijn zullen volgen. In Duitsland wordt Linux gebruikt voor netwerktoepassingen en wordt voor de desktoptoepassingen van andere systemen gebruik gemaakt. Dat is ons bekend. Wij hebben dat een jaar geleden besproken en afgesproken de vinger aan de pols te zullen houden. Wij zullen de ontwikkelingen volgen, maar willen, mede gezien de daarmee gepaard gaande risico’s, op dit gebied geen voortrekkersrol spelen. Dat is de conclusie die ik van de meerderheid van de Staten heb gehoord. De bedrijfsvoering heeft veel aandacht. Ik wil mij beperken tot de kaderstelling. Gaan wij de door het college voorgestelde volgorde hanteren of willen de Staten het voorstel van de ChristenUnie volgen, dat naar onze mening bepaalde risico’s met zich meebrengt? Richting de ChristenUnie wil ik opmerken dat wij absoluut niet zeggen dat niet verder aan het Staten Informatie Systeem zal worden gewerkt. De informatievoorziening zal veel beter worden. Mevrouw Creemers heeft daarover ook gesproken. In het GIS zitten heel veel data, het GIS geeft inzicht in hoe zaken in elkaar zitten. Daarnaast heb ik gewezen op de wijze waarop wij met nieuwe documenten zullen omgaan. Ik verwacht dat wij ook voor wat het SIS betreft tot duidelijke verbeteringen zullen kunnen komen en stel evenals de voorzitter voor in de commissie bestuur met elkaar over de implicaties van de motie voor het SIS te spreken en daarover duidelijke afspraken te maken. Het lijkt mij goed dat in de commissie en niet in de Staten te doen omdat het gevaar bestaat dat wij bij de discussie daarover heel diep in de bedrijfsvoering duiken. Laten wij de kaderstelling voor het SIS in de commissie bestuur bespreken. De heer Van Daalen: Een korte reactie, mijnheer de voorzitter. De motie over het Staten Informatie Systeem gaat niet over de bedrijfsvoering, maar over de wijze waarop de informatie in de tijd gezien
- 18 voor de Staten beschikbaar zal komen. Daarover moeten nog steeds afspraken worden gemaakt. Het zou heel plezierig zijn als wij die afspraken in de eerstvolgende commissievergadering zouden kunnen maken. Ik wil daaraan graag meewerken. Dat laat onverlet dat wij nog steeds een andere visie hebben op de prioritering. Dat is duidelijk. De heer Dijksma (Gedeputeerde): Dat is mij duidelijk. Ik wil nog even op Deloitte & Touche terugkomen. Natuurlijk biedt het plan nog niet alle concrete stappen, maar wij hebben wel aangegeven hoe wij te werk willen gaan. Op basis van dit kaderstellende stuk zullen straks formatieplannen worden gemaakt en komen er ook uitwerkingen van projecten. De projectleiders maken hun plannen en maken in hun plannen een fasering. De afstemming van een en ander vindt plaats in het platform informatie-ontwikkeling Flevoland. Dat noemen wij het PIF. In het PIF zitten de projectleiders en de concerncontroller. In het PIF hebben wij het over de managementinformatie, maar ook over andere informatiestromen die voor de burgers en de Staten van belang zijn. De burgers en de instellingen zijn voor ons zeer belangrijk en het verzorgen van goede informatie aan de burgers en de instellingen heeft voor ons prioriteit. Wij zullen daaraan heel hard werken op basis van het plan dat thans voor ons ligt. De heer Schaap: Mijnheer de voorzitter. De Gedeputeerde zit ogenschijnlijk in een spagaat. Hij moet een keuze maken tussen twee systemen. Uit zijn woorden beluister ik dat hij die keuze helemaal niet wenst te maken en er de voorkeur aan geeft beide systemen te ontwikkelen. Ik heb de indruk dat dat ook de wens is van de Staten. Waarom komt het college niet met het voorstel de € € 860.000,- die het daarvoor kennelijk nodig heeft – ik doel op het bedrag dat op de achterkant van een sigarendoos is berekend – beschikbaar te stellen? Dan kunt u beide doen en is het hele dilemma van tafel. Is dat juist? De heer Dijksma (Gedeputeerde): Ik heb ook aandacht gevraagd voor het absorptievermogen van onze organisatie. Dat is natuurlijk een belangrijk punt. Wij zijn met veel veranderingen bezig. Als wij dit naast elkaar zouden doen – dat was één van onze overwegingen, het financiële aspect heeft uiteraard ook meegeteld – lopen wij aan tegen het probleem dat het absorptieniveau van onze organisatie naar ons idee op dit moment zodanig is dat wij daaraan niet nog meer moeten trekken. Op dit moment zijn veel veranderingen gaande. De heer Walraven: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag een korte stemverklaring afleggen. De voorzitter: De stemverklaringen, voorzover nodig, zijn nu aan de orde. De heer Walraven: Dank voor uw flexibiliteit, mijnheer de voorzitter. Wij stemmen voor de motie van GroenLinks omdat wij van mening zijn dat de ontwikkelingen in Den Haag moeten worden gevolgd zodat, op het moment waarop het nodig is, de spreekwoordelijke spiering kan worden uitgegooid om een snoek in de vorm van aanzienlijke besparingen te kunnen vangen. De motie van de ChristenUnie steunen wij eveneens omdat wij hebben gezien dat één van de uitgangspunten een verbetering van de profilering van de provincie in de Flevolandse samenleving is. In de commissie heb ik gevraagd of de informatie ook alle leden van onze bevolking zal bereiken die niet over internet- of andere voorzieningen beschikken. Dat blijkt niet het geval te zijn. De heer Van Daalen richt zich in het bijzonder op een goede informatievoorziening aan de samenleving en daarom steunen wij zijn motie. De voorzitter: Ik stel voor tot besluitvorming over te gaan. Aan de orde is het amendement van de ChristenUnie. Het amendement van de fractie van de ChristenUnie wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van de CU, GL, SP en LPF. Tegen stemmen: de fracties van de PvdA, VVD, CDA, D66 en SGP. De motie van de fractie van GroenLinks wordt bij handopsteken in stemming gebracht en verworpen. Voor stemmen: de fracties van GL en SP. Tegen stemmen: de fracties van de PvdA, VVD, CDA, CU, LPF, D66 en SGP. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten besloten.
- 19 12. Voorstel inzake verruiming aanwendingsmogelijkheid reserve boventallig personeel Mevrouw Koster: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een vraag over het tweede besluit dat u ons vraagt te nemen. De toelichting op de frictiekosten is gegeven, maar ik vraag mij af of die kosten ook te maken hebben met de reorganisatie van de organisatie naar aanleiding van de kerntakendiscussie. Mevrouw Creemers-Hazebroek: Mijnheer de voorzitter. Het voor ons liggende besluit bevat een drietal punten. Met de wijziging van de naamgeving in “personele frictiekosten” zijn wij het eens. Delegatie is ook iets voor de aanwending van de reserve, waarvan wij gezien het slagvaardig kunnen handelen van Gedeputeerde Staten voorstanders kunnen zijn. Voor ons ligt er echter een verband tussen delegeren en onze mogelijkheid uitspraken over de begroting te doen. Het storten van € € 1,5 miljoen in deze reserve vinden wij niet in verhouding staan tot hetgeen delegatie daarmee doet, dit zeker nu wij naar aanleiding van onze vragen in de commissie tot onderzoek van de gemeenterekening hebben gezien dat de reserve voor boventallig personeel in 2007 op meer dan €€ 500.000,- negatief uitkomt. Dat betekent dat hiervoor geen dekking aanwezig was. Door vanavond dit besluit te nemen en een bedrag in de reserve personele frictiekosten te storten kunnen wij dat gebrek opheffen. Daar zijn wij zeker niet tegen, maar wij vinden het bedrag te hoog. Als de reserve bijvoorbeeld voor tweederde deel bij delegatie zal zijn aangewend, hebben GS naar onze mening voldoende tijd om de Staten een voorstel voor te leggen tot aanvulling van de reserve op basis van een dan aan te geven dekking. Als het personeelsbeleid goed gestalte wordt gegeven, zal slechts in geringe mate een beroep op deze post behoeven te worden gedaan. Gezien de economische ontwikkeling die op dit moment in Europa gaande is verwachten wij dat het wellicht minder snel tot dubbeling van functies zal komen en het verloop in de organisatie zal afnemen. Het uitgaan van zo’n verwachting brengt ook een risico met zich mee. Wij zijn met het CDA van mening dat een bedrag van € € 1 miljoen gezien het te verwachten negatieve saldo in 2007 voldoende saldo geeft om over te kunnen beschikken en in het uiterste geval tot personele frictiekosten te kunnen verplichten, dit naast de nu aangegane verplichtingen. Daartoe wil ik mede namens de fractie van het CDA een amendement indienen. De voorzitter: Ik neem aan dat ik de toelichting niet behoef voor te lezen want die hebt u gegeven. Het amendement luidt als volgt: ”Provinciale Staten van Flevoland, in vergadering bijeen op 5 juni 2003; gelet op het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten d.d. 15 april 2003, nr. PenO/03.030334/A; besluiten: tot wijzing van de tenaamstelling van de bestemmingsreserve “boventallig personeel” in die van ”personele frictiekosten”; tot delegatie van de aanwending van de reserve “personele frictiekosten; tot het storten van €€ 1.000.000,- in de reserve personele frictiekosten ten laste van de saldireserve; eens per jaar de Statencommissie vertrouwelijk te informeren m.b.t. de uitputting van de bestemmingsreserve; en gaan over tot de orde van de dag.”(3) Mevrouw Creemers-Hazebroek: Mijnheer de voorzitter. Het laatste besluitpunt is door onze fracties toegevoegd. Ik doel op de terugmelding eens per jaar. De heer De Schutter: Mijnheer de voorzitter. U zult begrijpen dat ik mij kan aansluiten bij de woorden van de vorige spreekster. Dit amendement is mede namens het CDA ingediend. Wij vinden het best te begrijpen dat het college slagvaardig wil zijn. Een potje voor knelpunten is inderdaad gemakkelijk, dat maakt het mogelijk snel te reageren en slagvaardig te werken. Anderzijds wil ik naar voren brengen dat wij ook bij andere overheden vaak overschrijdingen zien bij de inzet van personeel, vooral tijdelijk personeel, en dat een ontwikkeling is die wij graag willen ontmoedigen. Wij willen het signaal afgeven dat de overschrijding van de personeelskosten beperkt dient te blijven. Vandaar dat wij het amendement mede hebben ondertekend. De heer Van Daalen: Ik wil mevrouw Creemers een vraag stellen. Waarom zou dit in vertrouwelijkheid in de commissie moeten worden meegedeeld?
- 20 Mevrouw Creemers-Hazebroek: Er kunnen allerlei redenen zijn om dat te doen. Als het om personele frictiekosten gaat is daarbij een personeelslid betrokken. Wij dienen daarmee rekening te houden met het oog op de bescherming van privacygevoelige gegevens. Niet alles behoeft vertrouwelijk te zijn, maar wij moeten in ieder geval waarborgen dat private gegevens niet verder komen. Overigens mag dit best ter beoordeling van GS zijn. Ik vind dat wij heel zorgvuldig moeten zijn voor wat betreft de bescherming van het personeel, afzwaaiend dan wel nieuw, dat doet er niet toe. Vandaar. De heer Walraven: Mijnheer de voorzitter. Ik constateer in dit stuk een “contradictio in terminis”, een tegenstrijdigheid in woorden. In het stuk wordt gesproken over onvoorziene personele frictiekosten. Ik kan mij voorstellen dat dit kosten zijn die met tijdelijke piekbelasting of bijvoorbeeld ziekte te maken hebben. Kennelijk worden fricties voorzien en u stelt voor daarvoor een bedrag van € € 1,5 miljoen toe te voegen. De fricties nemen zelfs toe in verband met de ook al door mevrouw Creemers genoemde slechte economische perspectieven. Daardoor is het wenselijk dat al het mogelijke wordt gedaan om deze problemen op personeelsgebied te verminderen en zo mogelijk op te lossen. Daaraan wordt al iets gedaan. Ik heb in dit stuk het woord “structureel” gelezen, dat “blijvend” betekent. Kennelijk wordt elk jaar weer voorzien dat er onvoorziene frictiekosten zullen zijn. Dat is een beetje merkwaardig. Met inachtneming van de gemaakte opmerkingen over het verminderen en zo mogelijk oplossen van deze problemen zullen wij het amendement van mevrouw Creemers steunen. De heer Dijksma (Gedeputeerde): Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ik antwoorden op de vraag van de PvdA of dit voorstel met de kerntakendiscussie heeft te maken. Het antwoord op die vraag is “nee”. De kerntaken zijn nog in discussie, daarover zijn nog geen besluiten genomen. De Staten hebben alleen de wens uitgesproken verder te willen gaan met fase 2 van de kerntakendiscussie. Mevrouw Koster: Dat is jammer, dat zou erg onvoorzien zijn. De heer Dijksma (Gedeputeerde): Dat weet ik niet, dat hangt van de te maken keuzen af. Dit voorstel heeft allereerst met de vergrijzing van onze organisatie te maken. Onze organisatie heeft een bepaalde samenstelling en wij vinden het van belang dat de in de organisatie aanwezige kennis wordt overgedragen. Zoëven hebben wij over het overdragen van informatie via informatiesystemen gesproken, maar dat gebeurt ook vaak in de fysieke sfeer. Als iemand wordt ingewerkt, is sprake van een dubbeling van een functie. Voorts wil ik erop wijzen dat wij de verplichting op ons hebben genomen mensen die gedeeltelijk arbeidshandicapt zijn in bepaalde functies neer te zetten. Wij vinden dat die mensen volledig moeten kunnen functioneren, maar dat betekent wel dat er een halve fte naast moet staan om dat mogelijk te maken. Dat is een eis van de Staten geweest. Ten derde komt het voor dat wij afvloeiingsregelingen moeten overeenkomen. Als wij het over deze reserve hebben, spreken wij over dergelijke zaken. Wij hebben de Staten via de rekencommissie vertrouwelijk een overzicht gegeven van de reserve boventallig personeel en het financiële verloop daarvan. De fractie van mevrouw Koster heeft daarvan ook een afschrift gekregen. Dit voorstel heeft nogmaals gezegd niet met de kerntakendiscussie te maken, maar hetgeen wij de Staten voorstellen zal soms wel met een reorganisatie te maken hebben. Ik kom bij het amendement van de fractie van de VVD. De VVD stelt voor het bedrag van €€ 1,5 miljoen tot €€ 1 miljoen terug te brengen. Enerzijds zie ik dit amendement als een beperking van het duaal kunnen functioneren. Het college neemt immers de bedrijfsvoering voor zijn rekening. Anderzijds heb ik begrip voor het feit dat de Staten de vinger aan de pols willen houden, maar dat kan natuurlijk ook zonder het bedrag te beperken. Dat kan ook via het eens per jaar informeren van de commissie.Wij hebben dat dit jaar in de rekeningcommissie gedaan en die jaarlijkse informatie kan gecontinueerd worden. Ik weet niet of dat vertrouwelijk moet gebeuren, maar het is in ieder geval wel nodig dat die informatie geanonimiseerd wordt. Dat is iets anders. Wat mij betreft kan over persoon 1, 2 of 3 worden gesproken en wij kunnen een en ander ook in een totaal, in een drietal posten, samenvatten. Ik kan dus toezeggen dat wij de commissie jaarlijks een overzicht zullen geven. Bij het jaarverslag zit altijd een toelichting op de onttrekkingen aan en de voeding van de reserves. Als het bedrag met €€ 500.000,- wordt verminderd, zullen wij eerder bij de Staten moeten terugkomen. Wij verwachten dat wij in deze Statenperiode rond het voorgestelde bedrag zullen uitkomen. Als de Staten het bedrag van €€ 500.000,- verlagen zullen wij dus met een aanvullend verzoek bij de Staten moeten terugkomen. De Staten moeten bepalen of zij voor €€ 1,5 miljoen willen delegeren dan wel er de voorkeur aan geven dat wij hierop terugkomen. In antwoord op de opmerkingen van de SP over de “contradictio in terminis” wil ik het volgende naar voren brengen. Wij weten niet waar en of die kosten zich zullen voordoen en kunnen de hoogte van het
- 21 benodigde bedrag dus niet vaststellen. In ieder geval voorzien wij in de komende periode nog wel wat fricties. De heer Walraven: Mijnheer de voorzitter. Ik heb ook gevraagd of doelgericht wordt gewerkt aan vermindering en zo mogelijk oplossing van het probleem. Het woord “frictie” duidt er immers op dat er problemen zijn. Is het mogelijk daaraan iets te doen en zo ja, gebeurt dat ook? De heer Dijksma (Gedeputeerde): Ja, dat is heel duidelijk. Dat is één van de redenen waarom wij met het invoeren van het integraal management bezig zijn. Op die manier ligt ook de personele taak dichter bij de managers zelf en zijn zij daarvoor zelf deels verantwoordelijk. Ten tweede wil ik erop wijzen dat wij in de sociaal-maatschappelijke sfeer bezig zijn met een aantal aanpakken die daarvoor zorgen. Daar staat tegenover dat wij ook intensief bezig zijn met het geven van een baan aan arbeidsgehandicapte mensen. Daarmee veroorzaken wij dit soort kosten, die wel te voorzien zijn. De heer Walraven: Dat juichen wij van ganse harte toe, mijnheer de voorzitter. Mevrouw Creemers-Hazebroek: Mijnheer de voorzitter. Ik wil ook even reageren op het commentaar van de Gedeputeerde op het laatste puntje van het amendement dat gaat over vertrouwelijk of geanonimiseerd. Ik wil hem meegeven dat geanonimiseerde informatie een schijnvertrouwelijkheid met zich kan meebrengen omdat iedereen zal weten over wie het gaat. Ik zou dat niet toejuichen. Als de Gedeputeerde moeite heeft met het doen van de toezegging dat de informatie altijd vertrouwelijk zal worden gegeven ben ik bereid het woordje “vertrouwelijk” in het besluit te schrappen. Ik denk namelijk dat Gedeputeerde Staten prima in staat zijn te beoordelen wanneer informatie vertrouwelijk dan wel geanonimiseerd openbaar kan worden gemaakt. De heer Schaap: Mijnheer de voorzitter. Ik heb nog een vraag over het ingediende amendement. Uit de woorden van de Gedeputeerde heb ik begrepen dat hij in deze duale tijd niet meer bij de VVDfractie komt en niet heeft kunnen uitleggen dat hij netto niets opschiet als dit amendement wordt aangenomen. Hij had de beschikking over €€ 907.560,- en heeft de Staten gevraagd dat bedrag tot €€ 1,5 miljoen te verhogen. In het amendement wordt voorgesteld de verhoging tot €€ 1 te beperken. Ik heb de Gedeputeerde wel horen zeggen dat de Staten dat besluit in alle wijsheid zouden moeten nemen, maar ik heb hem niet horen zeggen of hij dit amendement wenst over te nemen dan wel ontraadt. Mevrouw Creemers-Hazebroek: Mijnheer de voorzitter. Het bedrag van €€ 900.000,- is aanvankelijk ter beschikking gesteld. Daaruit is geput en in 2007 blijft een negatief saldo over. Dat is de reden waarom het college ons heeft gevraagd aanvullende middelen ter beschikking te stellen. Allereerst is dat om het negatieve saldo weg te poetsen en ten tweede gaat het om een surplus om in voorkomende gevallen adequaat te kunnen handelen. Ons wordt gevraagd dit bedrag ter beschikking te stellen opdat het college armslag zal hebben om personele frictiekosten, zoveel mogelijk beperkt, te kunnen toekennen waar dat noodzakelijk is. De heer Schaap: Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij voorstellen dat de Gedeputeerde die ook Europa doet en ons het voorstel over de dubbeling van het tekort in het kader van de TMI-regeling heeft laten accepteren ook op dit vlak met zo‘n voorstel komt. Ik kan mij voorstellen dat hij verdedigt wat hij wenst te bereiken. Kennelijk is het dualisme al zo ver voortgeschreden dat hij niet weet wanneer de VVD-fractie vergadert. Mevrouw Creemers-Hazebroek: Dat heeft niets met dualisme te maken, dat is een kwestie van agenda’s die op elkaar worden afgestemd of niet. Duaal is dat wij, evenals Gedeputeerde Staten, een eigen mening en een eigen verantwoordelijkheid hebben. Budgetrecht hebben wij ook. De heer Schaap: Het doet mij deugd dat het dualisme werkt. De heer Oost: Wij gaan onderling in discussie en niet met het college. Volgens mij is dat ook duaal. Niet waar, mijnheer Bogerd? De heer Bogerd: Ik begrijp de emotie niet. Wij hebben te maken met een nieuwe tenaamstelling van de reserve. Het bedrag blijft hetzelfde of het nu in de saldireserve of in de reserve frictiekosten zit. Dat
- 22 maakt niet uit. Het interessante van dit voorstel is dat delegatie plaatsvindt, dat u gelden uit de reserve voor een doel kunt aanwenden. Misschien is het goed toe te voegen: “aan het college van GS”. De voorzitter: Ik dacht dat u zoudt zeggen “aan het college van Urk”. De heer Bogerd: Dat zou ook kunnen, maar daar hebben wij weinig aan. Ik begrijp het amendement van de VVD en het CDA niet. Er wordt nu €€ 1,5 miljoen gevraagd en de Gedeputeerde heeft gezegd dat de reserve ook €€ 1,5 miljoen zou moeten bedragen. In een goede financiële boekhouding heb je reserves die passen bij je toekomstplaatje. Over de aanwending van deze reserve hoor ik niets, ik hoor alleen iets over de hoogte van het bedrag. Het bedrag wijzigt echter niet, het blijft in de saldireserve. Als GS zeggen dat de bodem in zicht komt, komen zij met een voorstel voor uitbreiding van de reserve. Mevrouw Creemers-Hazebroek: Dan kunnen die middelen desnoods weer uit een saldireserve komen, maar ze kunnen eventueel ook elders in de begroting gedekt worden. Dat is niet verboden. Bovendien kunnen wij dan bekijken over hoeveel wij beschikken en wat er is gebeurd. Als wij die gelden nu al vast in de reserve personele frictiekosten vastzetten, kunnen wij ze niet langer voor iets anders gebruiken en dat terecht. De heer Bogerd: De middelen in die reserve worden geoormerkt. U hebt gezegd dat u eens in het jaar wilt zien wat met dat geld is gebeurd. Voor de hele begroting, voor alle reserves, geldt dat GS een verantwoordingsplicht hebben. Mevrouw Creemers-Hazebroek: Dat is een misvatting. Ik heb het niet gehad over wat met dat geld is gebeurd, ik heb gevraagd in hoeverre de saldireserve is uitgeput. De heer Bogerd: Dat is exact hetzelfde. Deze gelden moeten worden aangewend om de reserve uit te putten. GS hebben een verantwoordingsplicht, zij moeten een jaarverslag en een bedrijfsvoeringverslag maken. Daarin kunnen wij precies zien hoe het met de reserves staat. Ik begrijp het verschil tussen €€ 1 miljoen en €€ 1,5 miljoen werkelijk niet. De Staten hebben alle toezichthoudende tools in handen. Voldoe ik nu aan de wens van de heer Oost? De heer Oost: Ja, maar u gaat de verkeerde kant uit. De heer Bogerd: Ik heb begrepen dat het CDA het standpunt van de VVD steunt. De voorzitter: Ik wil een suggestie doen met betrekking tot de passage over de vertrouwelijkheid. Laten wij daarvan “zo nodig vertrouwelijk” maken. Dan is helder dat, als te zeer herleidbare gegevens aan de orde komen, in vertrouwelijkheid over deze zaken moet kunnen worden gesproken. Overigens sluit ik mij aan bij hetgeen de heer Dijksma hierover heeft gezegd. Wij zijn er niet op uit de informatievoorziening vertrouwelijk te houden. De heer Dijksma (Gedeputeerde): Mijnheer de voorzitter. In de richting van de heer Schaap wil ik opmerken dat het voorstel het bedrag tot €€ 1 miljoen te beperken de handelingsvrijheid van het college halveert. De uitputting eind 2007 bedraagt €€ 500.000,-, wat betekent dat €€ 500.000,- overblijft terwijl wij, als het voorstel van het college wordt aangenomen, €€ 1 miljoen ter beschikking zullen hebben. Van mij mag het €€ 1,5 miljoen blijven, maar als de Staten daaraan hechten, wie ben ik dan om mij daartegen uit te spreken? De voorzitter: Een lid van het college! De heer Bogerd: Mijnheer de voorzitter. Ik heb begrepen dat de VVD en het CDA in hun verkiezingsprogramma hebben staan dat de bureaucratie moet verminderen. Deregulering staat er ook in. Geef eens een voorbeeld! Mevrouw Creemers-Hazebroek: Dit heeft niets met deregulering te maken. U hebt zoëven zelf gezegd dat alles wordt verantwoord. Of wij het nu in drie porties van twee of in twee porties van drie doen maakt niet uit.
- 23 De heer Bogerd: Nu gebeurt het in één keer en straks moeten het ambtelijk apparaat en een Gedeputeerde opnieuw in de Statenvergadering vertellen waarom het gaat. De heer Oost: Als wij zo redeneren kunnen wij onszelf net zo goed opheffen en alles aan het college delegeren. De voorzitter: Ik hoor links en rechts van mij enig enthousiasme. Ik stel voor tot besluitvorming over te gaan. Aan de orde is het amendement van het CDA en de VVD, dat inmiddels op uw tafels ligt, amendement 3. Achter het laatste gedachtestreepje van het dictum is een kleine wijziging aangebracht. Voor het woord “vertrouwelijk” zijn de woorden “zo nodig” ingevoegd. Het gewijzigde amendement 3 van de fracties van de VVD en het CDA wordt bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard. Voor stemmen: de fracties van de VVD, CDA, D66, SP en LPF. Tegen stemmen: de fracties van de PvdA, CU, GL en SGP. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het geamendeerde voorstel van het college van Gedeputeerde Staten besloten. 13. Voorstel inzake provinciale bijdrageregeling Wonen en Zorg Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten besloten. 14. Voorstel inzake aanpassing van de begroting ten behoeve van de jeugdhulpverlening Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten besloten. 15. Voorstel inzake het tracébesluit Hanzelijn De voorzitter: Een opmerking vooraf over de concept-brief die bij dit voorstel is gevoegd. Ik heb er nog eens naar gekeken en naar mijn idee zou het zo moeten zijn dat, als de Staten besluiten met de bijgevoegde reactie in te stemmen, die reactie namens de Staten door het college wordt ondertekend. De tekst ligt dus voor en de brief zal als uitvoeringshandeling van het besluit van de Staten door Gedeputeerde Staten worden ondertekend. In de commissie is hierover een opmerking gemaakt en dit lijkt mij de juiste gang van zaken. De tekst wordt door de Staten vastgesteld. Daarover mag geen misverstand bestaan. De heer Oost: Wilt u de naam van de Minister ook nog even checken, mijnheer de voorzitter? De voorzitter: Dat heb ik gezien. Daar moet “mevrouw Peijs” komen te staan. De heer Ruifrok: Twee korte opmerkingen, mijnheer de voorzitter. De eerste opmerking heeft betrekking op de inhoud van de brief en is eigenlijk overbodig nu u in de derde alinea zelf al aangeeft dat u er bij herhaling op hebt gewezen dat het noodzakelijk is dat de intercitytrein ook in onze provinciehoofdstad stopt. Ik neem aan dat daarmee Lelystad wordt bedoeld. Ik zou willen voorstellen aan die zinsnede toe te voegen dat wij ons absoluut niet kunnen indenken dat het in de toekomst anders zal zijn. Ik zeg dit om de intentie van mijn fractie te onderstrepen. Deze opmerking behoeft niet tot een aanvulling van de brief te leiden, maar ik vind het wel van belang dit hier naar voren te brengen. Mijn tweede opmerking is eveneens overbodig. Dan ben ik vanavond rond. Die opmerking heeft betrekking op het feit dat in de commissie is gediscussieerd over de consequenties die dit tracébesluit heeft voor het daadwerkelijk gebruik in de toekomst van de bestaande Flevolijn en de consequenties die dat zal hebben voor de groei- en ontwikkelingsmogelijkheden in Lelystad en Almere. Evenals de gemeente Lelystad hebben wij daarover grote zorgen en voor mijn fractie is dat reden u te verzoeken hierover in de toekomst op zijn minst in commissieverband eens te overleggen. Dat heeft echter geen consequenties voor de brief die over dit tracébesluit zal worden verzonden. Daarmee stemt mijn fractie in. Deze opmerking gaat niet over dit tracébesluit, dus ik ben ook nog buiten de orde. De heer Lenards: Mijnheer de voorzitter. De fractie van de VVD gaat akkoord met de inhoud van de brief aan de Minister van Verkeer en Waterstaat. Wij willen benadrukken dat wij elk initiatief steunen dat een intercitystop in Lelystad kan opleveren.
- 24 De heer Meijer: Mijnheer de voorzitter. Kijkend naar het tracé van de Hanzelijn stelt mijn fractie vast dat, terwijl in heel Nederland ecologische verbindingszones worden aangelegd om waardevolle natuurgebieden met elkaar te verbinden, door de aanleg van de Hanzelijk het tegenovergestelde dreigt te gebeuren, namelijk het onderbreken van de Nationale Ecologische Hoofdstructuur in twee strikt van elkaar gescheiden gedeelten. De Hanzelijn gaat via een tunnel onder het Drontermeer door. Het spoor begint net voor het Reve-Abbertbos te dalen en het hele bos wordt daarmee door een tunnelbak doorsneden. Die tunnelbak wordt afgeschermd met hoge hekwerken om te voorkomen dat mensen en dieren in de bak vallen. Pas op zo’n vijftien meter van de weg over de Drontermeerdijk wordt de tunnelbak door een dak afgedekt, zodat men over de tunnelbak heen kan. In de strook van ongeveer vijftien meter moeten achtereenvolgens gerealiseerd worden: een verbindingszone voor de schapenweiden langs de dijk, een weggetje om het bosverkeer van de Stobbeweg naar de Reveweg te leiden en een gebouwtje waarin elektronica voor het spoor in de tunnel komt, waarna niet veel meer dan 1 meter voor de ecologische verbindingszone zal resteren. Kortom: de ruimte waarlangs planten en dieren zich in de noord/zuid-richting kunnen verplaatsen wordt door de tunnelbal teruggebracht van ruim 1 kilometer tot slechts 1 enkele meter. Terwijl ook in Flevoland gebieden worden aangekocht en geschikt gemaakt om als ecologische verbindingszone te kunnen dienen tussen nu nog zwakke schakels in de Ecologische Hoofdstructuur doorbreekt de Hanzelijn de ecologische hoofdstructuur daar zelf. Wij hebben een amendement geformuleerd dat inmiddels in uw bezit en in het bezit van de meeste Statenleden is. Onzes inziens sluit het gestelde in het amendement goed aan bij de tweede opmerking in de brief over natuur en landschap. In dit verband wil ik ook nog even refereren aan de inspraakreactie van het regiohoofd Staatsbosbeheer, ingenieur De Gelder, die ook zeer bezorgd is over de toepassing van de tunnelbak ter plaatse. Ik verzoek u dit amendement in stemming te brengen. De voorzitter: Als iedereen het amendement heeft ontvangen behoef ik het niet voor te lezen. Door de fractie van GroenLinks is het volgende amendement ingediend: “Provinciale Staten, in vergadering bijeen op 5 juni 2003; gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 6 mei 2003 en reagerend op de brief aan de Minister van Verkeer en Waterstaat, kenmerk WenV/03.030401/A, zijnde de reactie ontwerp-tracébesluit Hanzelijn; besluiten de volgende passage aan de reactie toe te voegen: “De tunnel die de Hanzelijn onder het Drontermeer door brengt, doorkruist het Reve-Abbertbos, onderdeel van de nationale ecologische hoofdstructuur. De tunnel vanuit de richting Dronten onder het Drontermeer zal aanzienlijk eerder moeten beginnen, zodat het Reve-Abbertbos (vrijwel) niet doorsneden wordt door een door hekken afgeschermde open tunnelbak. De dieren en planten in deze ecologische hoofdstructuur zullen zich zo doende vrijwel ongehinderd over het dak van de tunnel kunnen verplaatsen.” (4) De heer Mayer: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben nog een aanvullende vraag. In de toelichting staat dat via de Hanzelijn naast personenvervoer ook goederenvervoer zal plaatsvinden. In de commissie hebben wij u de vraag gesteld of dit ook inhoudt dat via de Hanzelijn gevaarlijke stoffen kunnen worden getransporteerd, wat het geval blijkt te zijn. Dat baart ons zorgen en wij willen u vragen of de gemeenten hiervan op de hoogte zijn en of zij daarover hebben kunnen nadenken en de rampenplannen kunnen aanpassen. Alle gekheid op een stokje: het Provinciehuis ligt ook redelijk dicht bij het spoor. Wij willen hierover graag meer informatie. De heer De Raad (Gedeputeerde): Mijnheer de voorzitter. De PvdA-fractie constateerde dat in dit stuk een tweetal overbodige opmerkingen staat. Je kunt het ook anders lezen. Bij ons is er in ieder geval geen discussie over de stop in Lelystad. De heer Ruifrok: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de Gedeputeerde geruststellen. Wellicht heb ik mij niet helder uitgedrukt. Ik heb absoluut niet willen zeggen dat in deze brief overbodige opmerkingen staan. Ik heb het over de overbodigheid van mijn eigen opmerkingen gehad. De heer De Raad (Gedeputeerde): Wij hebben in deze Staten de gewoonte niet op overbodige opmerkingen te reageren.
- 25 Bij de overleggen is meerdere malen gezegd dat wij het niet voor niets over de provinciehoofdstad hebben. Wij willen dat benadrukken. De Staten zullen begrijpen dat wij voor hetzelfde strijden. Door de VVD is hetzelfde betoogd. Dat brengt mij bij de motie van GroenLinks. In het traject dat tot het ontwerp-tracébesluit heeft geleid hebben wij een discussie gehad of beter gezegd een strijd geleverd over een tunnel, die wij hebben gewonnen. Hattem strijdt nog, ook Hattem wil graag een tunnel maar de Minister en ik meen ook de Kamer hebben gezegd dat die er niet in zit vanwege de meerkosten. Wij zijn heel tevreden over het feit dat wij wel een tunnel krijgen. In de motie van GroenLinks is een aspect naar voren gehaald dat inderdaad speelt. Als je naar de kaart kijkt, zie je dat een groot deel van het bos door de tunnelbak en de daarbij behorende hekwerken zal worden afgesloten. De heer Meijer heeft ons een rekensom voorgelegd waaruit blijkt dat niet meer dan één meter overblijft voor een passeerstrook. Op bladzijde 37 van de toelichting wordt echter over een passeerstrook van 25 meter gesproken. Natuurlijk kunnen wij redetwisten over de vraag wat voldoende is. Het liefste willen wij een passeerstrook tot aan de weg bij het bos hebben, maar wij moeten op enig moment ook genoegen willen nemen met wat mogelijk is. Hoewel de motie sympathiek lijkt, ben ik van mening dat wij – zeker gezien het totale traject dat wij hebben moeten doorlopen en de punten waarop wij onze zin hebben gekregen – genoegen moeten nemen met de strook van 25 meter. Aan de toeleiding daar naartoe zal zorg moeten worden besteed. Ik heb geconstateerd dat dit punt in de MER is meegenomen en dus al aandacht is besteed aan de vraag hoe wij met de ecologische zone omgaan. Op zichzelf vind ik de motie dus sympathiek, hoewel daarin om meer wordt gevraagd. Het oordeel daarover laat ik aan de Staten over. Tot slot een opmerking over het goederenvervoer, waarover de SP-fractie een vraag heeft gesteld. Ik wil erop wijzen dat dit besluit niet daarover gaat. Vandaag gaat het om de vraag of wij deze lijn willen hebben. In de commissie ROVC is aangegeven dat de discussie over de maatvoering en dergelijke – mevrouw Bouwmeester heeft daarover het een en ander in een brochure geschreven, maar ik weet niet of die brochure al beschikbaar is – de volgende stap is. Ik ben best bereid daarover met de Staten te praten. De heer Schaap: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de Gedeputeerde nog een vraag stellen. Zowel door mijn fractie als door de fractie van de SP zijn tekstuele voorstellen gedaan. Ik wil er ook op wijzen dat het antwoord op de vraag van de SP consequenties kan hebben voor het tracébesluit. Het gaat nu niet om de politieke vraag of wij voor of tegen dan wel dankbaar of ondankbaar zijn voor het bereikte resultaat. Als het Abbert-bos doorsneden wordt en de strook van 25 meter in de praktijk inderdaad tot een veel smallere strook blijkt te worden gereduceerd, zouden wij graag zien dat de door ons daarover verwoorde zorg tekstueel terugkomt opdat daaraan door de rijksoverheid aandacht zal worden gegeven. De Staten verzoeken u twee elementen gedetailleerder te formuleren. De heer De Raad (Gedeputeerde): Alles kan natuurlijk, maar het is de vraag of dat op dit moment nodig is. In eerste termijn heb ik aangegeven dat hetgeen wij hebben binnengehaald en hetgeen op dit gebied gebeurt op dit moment voldoende is. Wij moeten naar de realiseerbaarheid van het totaal kijken. Als wij op die punten als provincie bezwaar maken, als wij daarover opmerkingen maken, is dat een vrij zwaar middel. Wij zijn van mening dat dit onderwerp aandacht heeft gekregen en iets aan die passage wordt gedaan, wat op dit moment voldoende is. De voorzitter: Ik stel voor tot besluitvorming over te gaan. GroenLinks heeft bij amendement voorgesteld een passage aan de reactie van Gedeputeerde Staten toe te voegen. De heer Ruifrok: Ik wil een stemverklaring afleggen, mijnheer de voorzitter. De PvdA-fractie deelt de door de GroenLinks-fractie uitgesproken zorgen over de maatvoering van de doorkruising van de ecologische hoofdstructuur. Wij kunnen in discussie gaan over de zwaarte van het opnemen van die zorg in de reactie van Provinciale Staten. In die discussie is een bestuurlijke inschatting nodig. Hoe ver moeten wij daarin gaan? In onze fractie is de sympathie voor de achter deze motie liggende intentie zo stevig, dat een aantal fractieleden met de motie zal instemmen. Zelf behoor ik overigens ook tot die groepering, omdat ik denk dat het ook tot de verantwoordelijkheid van de provincie behoort de consequenties voor natuur en milieu in ogenschouw te nemen. Een aantal leden van mijn fractie zal voor de motie van GroenLinks stemmen. De heer Lenards: Mijnheer de voorzitter. De fractie van de VVD deelt de zorgen die de Gedeputeerde impliciet heeft uitgesproken en zal tegen het amendement stemmen. De heer Meijer: De SP-fractie zal het amendement steunen.
- 26 Het amendement van de fractie van GroenLinks wordt bij handopsteken in stemming gebracht en met 17 tegen 22 stemmen verworpen. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten besloten. 16. Voorstel inzake ondedrtekening Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) De heer Schouwaert: Mijnheer de voorzitter. De fractie van de PvdA heeft er behoefte aan een paar korte opmerkingen te maken over de gang van zaken met betrekking tot dit onderwerp, meer in het bijzonder over de opstelling van het rijk in dezen. De ondertekening van het Nationaal Bestuursakkoord Water zou de afsluiting moeten zijn van een traject van onderhandeling en overleg dat ruim tweeëneenhalf jaar heeft geduurd. Veel belangrijker nog: de ondertekening van dit akkoord zou de start moeten zijn van maatregelen die gericht zijn op verbetering en instandhouding van allerlei watersystemen. Bij de algemene beschouwingen hebben wij al uitgesproken dat water in de komende jaren één van de belangrijkste thema’s zal zijn op het gebied van de ruimtelijke inrichting en de veiligheid van dit land. De situatie die nu dreigt is dat het rijk de toegezegde €€ 100 miljoen aan rijksfinanciering voor de uitvoering van het akkoord niet beschikbaar stelt. Hoewel. als de laatste berichten kloppen, zal de soep waarschijnlijk iets minder heet worden gegeten dan hij is opgediend. Wij hebben begrepen dat het rijk toch bereid zou zijn de toegezegde middelen bij de Najaarsrapportage over de rijksbegroting vrij te maken. Dat lijkt de fractie van de PvdA niet meer dan normaal. De overheid kan zich naar onze mening niet veroorloven niet aan de gang te gaan met de uitvoering van het Bestuursakkoord Water. Wij nemen aan dat verschijnselen zoals klimaatverandering en zeespiegelstijging zich niet al te veel zullen aantrekken van de toestand van de rijksbegroting. De schaal van de waterproblematiek maakt een voortrekkersrol van het rijk naar onze mening zonder meer noodzakelijk. Het niet mee betalen aan de uitvoering door het rijk zou onbegrijpelijk, bestuurlijk onbehoorlijk en vooral enorm kortzichtig zijn. Bovendien zou het bestuursakkoord in dat geval verworden van een serieus pakket van plannen en maatregelen in een uitwisseling van beleefdheden, wat niet de bedoeling kan zijn. De fractie van de PvdA gaat er op basis van de meest recente informatie vanuit dat het rijk over de brug zal komen. Ik houd het in watertermen. Mocht dat onverhoopt niet het geval zijn, dan zal de provincie naar onze mening haar handtekening niet onder dit bestuursakkoord moeten zetten. Die opvatting sluit naadloos aan bij het voorstel van het college en wij stemmen daarmee dan ook van harte in. Mevrouw Ebbens: Mijnheer de voorzitter. Ook de VVD is het volkomen eens met de door u voorgestelde gedragslijn voor wat betreft de ondertekening van het Nationaal Bestuursakkoord Water. In de commissievergadering hebben wij al naar voren gebracht dat wij het akkoord niet moeten ondertekenen als het rijk zich niet houdt aan de afspraak over de €€ 100 miljoen. Wat betekent een Nationaal Akkoord als het rijk zich niet aan de afspraken houdt? Dat zou heel bijzonder zijn. De inhoud van het bestuursakkoord ziet er goed uit, speciaal gelet op de vergroting van de mogelijkheden van regionaal maatwerk voor de schaderegeling. Dit punt is door de VVD herhaaldelijk aan de orde gesteld en goed in het Nationaal Bestuursakkoord vertaald. Wat nog wel enige onzekerheid biedt is de tekst over de normering en het hogere beschermingsniveau tegen wateroverlast. De ontwerpnormen van onze polders en de watersystemen in Flevoland liggen hoger dan de gebruikelijke landelijke werknormen. In de oplegnota maakt u melding van het feit dat er, als sprake is van een Flevolandse en dus gunstige interpretatie van de tekst van het Nationaal Bestuursakkoord Water, op dat punt dus niets aan de hand is. Wij hopen met u dat de Flevolandse interpretatie inderdaad ook de landelijke interpretatie is. Wij hebben daarover nog enige onzekerheid en vinden dat dit voor u een punt van aandacht zou moeten zijn, een punt dat voor de ondertekening van het akkoord nog eens goed moet worden nagegaan. Dit is eens temeer belangrijk omdat in de afgelopen week duidelijk is geworden dat wij in Flevoland te maken hebben met een badkuipmodel en wij in de badkuip, in combinatie met de piekbelastingen, het nodige te doen hebben voor wat betreft het op orde brengen van het watersysteem. Via de media hebben wij vernomen dat het Waterschap als uitvoerend orgaan zich ernstig bezighoudt met de prioritering van de aanpassing van het watersysteem, met name in de Noordoostpolder, en een aantal verbeteringen rond Marknesse hoger op de prioriteitenlijst zal worden geplaatst. Wij rekenen erop dat de dijkgraaf ons in de eerstvolgende commissievergadering op de hoogte zal stellen van de voorgestelde aanpak. Wij stemmen in met de ondertekening van dit stuk onder de gestelde voorwaarde van de rijksbijdrage.
- 27 Mevrouw Maters-Meuleman: Mijnheer de voorzitter. Ook de CDA-fractie kan instemmen op voorwaarde dat de €€ 100 miljoen ter beschikking zal komen. De heer Walraven: Mijnheer de voorzitter. In zekere zin stelt Flevoland zich in deze zaak solidair op met de provincies die voor wat deze problematiek betreft grotere problemen hebben. Ook wij zijn van mening dat het rijk solidariteit moet uitdragen, zeker gelet op het feit dat beloften zijn gedaan. Wij stemmen dus voor het voorstel. De heer De Raad (Gedeputeerde): Mijnheer de voorzitter. Inderdaad is onduidelijk hoe het rijk zich nu opstelt. Het laatste positieve bericht hebben wij in het regeerakkoord gelezen. Daarin staat dat een herprioritering zal plaatsvinden om de beschikbaarstelling van middelen voor het bestuursakkoordpakket mogelijk te maken. Daaruit leiden wij af dat die insteek, zeker met dezelfde Staatssecretaris op het departement, serieus inhoud krijgt. Door het IPO en ook door de andere ondertekenaars is steeds gezegd dat daarover duidelijkheid moet komen. Ik weet dat de ondertekening voor 2 juli is gepland. Hopelijk zullen wij voor die datum een brief van de Staatssecretaris ontvangen waarin zij hierover helderheid geeft. De lijn van het IPO is tot op heden geweest: wij tekenen en als de rijksoverheid zich niet aan de afspraken houdt zullen wij daarover een gesprek hebben. Een deel van de twaalf provincies wil eerst tekenen, maar er is ook een deel dat, zoals wij, een directe koppeling wil leggen. Ik hoop dat de Staatssecretaris in staat zal zijn de contractpartijen tijdig duidelijk te maken dat de €€ 100 miljoen zeker is. Die koppeling wordt door ons gelegd. De ondertekening van dit bestuursakkoord is de afronding van de onderhandelingen die na ondertekening van het startdocument zijn gevoerd en het is nu aan de regio’s, maar het rijk zal natuurlijk zijn bijdrage moeten leveren. Ik constateer dat de Staten en het college hierover niet van mening verschillen. Mevrouw Ebbers, die kort op de inhoud van het Bestuursakkoord is ingegaan, heeft aandacht gevraagd voor de normering. Inderdaad is een hogere normering mogelijk. Na de zomervakantie zullen wij een standpunt moeten innemen over de stroomgebiedvisie, waarin de normering die wij willen nastreven wordt besproken. Als dat gemiddeld 1:80 is – dat is de verhouding waarop de polders zijn gedimensioneerd – is dat hoger dan het landelijke gemiddelde en daarmee zal voor wat de schaderegeling betreft rekening moeten worden gehouden. De laatste dagen zijn zware buien gevallen, wat in een deel van de Noordoostpolder tot grote schade heeft geleid. Ik heb de dijkgraaf dit niet zelf horen zeggen, maar denk dat het terecht is dat daaraan extra aandacht wordt gegeven. Ik neem echter niet aan dat hij een en ander in de eerstvolgende commissievergadering uitvoerig zal toelichten. Hij komt dan voor iets anders en ik denk dat wij hem dan niet over dit onderwerp moeten bevragen. Maar goed, misschien is er daarvoor wel ruimte, daarover ga ik niet, maar de voorzitter van de commissie. Mevrouw Ebbers: Als de dijkgraaf er toch is, kunnen wij dit onderwerp toch meenemen? De voorzitter: Dat bepaalt de dijkgraaf of de voorzitter van de commissie dan wel de commissie als geheel. Mevrouw Ebbers: Wij zullen dit onderwerp inbrengen. De voorzitter: Wij zullen zien. De voorzitter zal zich daarop voorbereiden. Zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten besloten. e
17. Voorstel inzake vaststelling van de 13 wijziging van de begroting 2003 (algemene wijziging) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten besloten. e
18. Voorstel inzake vaststelling van de 14 wijziging van de begroting 2003 (Statenvoorstellen juni 2003) De voorzitter: Als het betreffende besluit hierin reeds is meegenomen zal een aanpassing noodzakelijk zijn in verband met de reserve frictiekosten. Ik hoor dat dat voorstel hierin niet is meegenomen. Dat kan dus de volgende keer aan de orde komen. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het voorstel van het college van Gedeputeerde Staten besloten.
- 28 19. Advies van de Awb-adviescommissie bezwaar en beroep bij Provinciale Staten naar aanleiding van door de heer Th. Groen namens de NLTO ingediend beroepschrift op grond van de Algemene Subsidieverordening 1999 Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt met algemene stemmen conform het advies van de Adviescommissie bezwaar en beroep besloten.
20. Sluiting De voorzitter: Ik sluit de vergadering. (22.39 uur) Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Flevoland gehouden op 4 september 2003. de griffier,
de voorzitter,