Provincie Flevoland
Statenvoorstel
Aan: Provinciale Staten
Statenvergadering:
Onderwerp: Wijziging Grondwaterheffingsverordening Flevoland.
Agendapunt:
6 december 2001 11
1. Wij stellen u voor: De Grondwaterheffingsverordening Flevoland op een aantal punten te wijzigen.
Lelystad:
2. Toelichting: In verband met de invoering van de euro per 1 januari 2002 dient de Grondwaterheffingsverordening Flevoland te worden gewijzigd. In de huidige Grondwaterheffingsverordening is het tarief van de grondwaterheffing vermeld in guldens. Dit dient te worden omgezet in een euro-bedrag. Deze noodzakelijke wijziging vormt een goede gelegenheid de Grondwaterheffingsverordening ook op een aantal andere formeel-technische punten te actualiseren. Zo dienen diverse formele belastingbepalingen van de heffingsverordening te vervallen, aangezien deze onderwerpen thans zijn geregeld in de Provinciewet, de Algemene wet inzake Rijksbelastingen en/of de Invorderingswet 1990.
Registratienummer:
De ontwerpwijzigingen hebben gedurende de periode van 12 september tot en met 9 oktober 2001 ter inzage gelegen. Op de ontwerpwijzigingen zijn geen reacties ontvangen. 3. Advies van de Commissie voor advies: De commissie stemt in met het voorstel. 4. Ontwerp-besluit: Provinciale Staten van Flevoland, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 23 oktober 2001 nr. MPV/01.092101/A BESLUITEN: Vast te stellen deze wijzigingen van de GRONDWATERHEFFINGSVERORDENING FLEVOLAND Artikel I A. In artikel 1, eerste lid, komt onderdeel f te vervallen. B.
Artikel 5 komt te luiden: Het tarief bedraagt € 0,0171 per kubieke meter onttrokken grondwater.
C.
De leden twee en drie van artikel 7 komen te vervallen.
D.
Artikel 8 komt te vervallen.
E.
Artikel 10 komt te vervallen.
F.
Artikel 11 komt te vervallen.
15 oktober 2001 PS01.0134 Inlichtingen:
E.M. Strating Afdeling:
Milieuplanvorming
Provincie Flevoland
Statenvoorstel Bladnummer
2
G.
Artikel 12 wordt vernummerd tot artikel 8. Artikel 13 wordt vernummerd tot artikel 9.
Artikel II Deze wijzigingen treden in werking op 1 januari 2002. Algemene toelichting Op 1 januari 1993 is in werking getreden de Grondwaterheffingsverordening Flevoland. Bij besluit van Provinciale Staten van 4 december 1997 (Provinciaal Blad 1998, nr. 11) is de Grondwaterheffingsverordening Flevoland gewijzigd in verband met diverse wijzigingen van de belastingwetgeving. In verband met de invoering van de euro per 1 januari 2002 dient de Grondwaterheffingsverordening Flevoland, waarin het heffingstarief nog in guldens staat, opnieuw te worden gewijzigd. Tevens zijn enkele formele wijzigingen noodzakelijk in verband met aanpassingen van de Provinciewet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990. De Grondwaterheffingsverordening Flevoland bevat de regels voor de heffing en invordering van de grondwaterheffing die specifiek zijn voor de grondwaterheffing, namelijk de omschrijving of vermelding van de aard van de heffing, het belastbaar feit, het voorwerp van de heffing, de heffingsplichtige, de heffingsmaatstaf, het tarief, het heffingsjaar en de wijze van heffing. Deze regels kunnen als materiële belastingbepalingen worden aangeduid. Dit ter onderscheiding van de formele belastingbepalingen, waaronder wordt verstaan de regels met betrekking tot de heffing en invordering van belastingen, de bevoegdheden van de fiscus, de verplichtingen van de belastingplichtigen en de aan de belastingplichtigen toegekende rechtsmiddelen. De formele belastingbepalingen zijn opgenomen in § 3 (Heffing en invordering) van hoofdstuk XV (De provinciale belastingen) van de Provinciewet en in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Algemene wet) en de Invorderingswet 1990. De Algemene wet en de Invorderingswet 1990 hebben in eerste instantie betrekking op respectievelijk de heffing en invordering van de rijksbelastingen, maar zijn - in aangepaste vorm – ook van toepassing op de heffing en invordering van de provinciale belastingen. De Grondwaterheffingsverordening bevat één formele belastingbepaling, artikel 9, inhoudende dat ter zake van de grondwaterheffing geen kwijtschelding wordt verleend. De mogelijkheid tot het opnemen van een bepaling van deze strekking e berust op artikel 232 , derde lid, van de Provinciewet. Artikelsgewijze toelichting A (artikel 1, eerste lid, onderdeel f) De verwijzing naar de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan worden geschrapt aangezien in de tekst van de verordening deze wet niet wordt genoemd. B (artikel 5)
Provincie Flevoland
Statenvoorstel Bladnummer
3
In verband met de invoering van de euro per 1 januari 2002 is het bedrag in guldens vervangen door een bedrag in euro’s. Het huidig tarief f 0,0376 komt overeen met € 0,0170621. Dit is afgerond op 0,0171. Uitgaande van een hoeveelheid grondwater van 24 miljoen kubieke meter, levert deze afronding een surplus op van € 910. Aangezien het tarief sinds 1993 niet is veranderd, en het bovendien om een relatief gering bedrag gaat, achten wij dit surplus gerechtvaardigd. C (artikel 7, tweede en derde lid) Op 1 januari 1998 is de delegatiebepaling in artikel 227b van de Provinciewet komen te vervallen en is artikel 227a zo gewijzigd dat de taken van de inspecteur en ontvanger der belastingen (zoals opgenomen in de Algemene wet en de Invorderingswet) niet meer toekomen aan het college van Gedeputeerde Staten maar toekomen aan daartoe door Gedeputeerde Staten aan te wijzen ambtenaren. Aangezien artikel 13 van de Algemene wet en artikel 227a van de Provinciewet thans voorzien in de mogelijkheid dat de betreffende provincieambtenaar – volgens bij Gedeputeerde Staten te stellen regels – een voorlopige aanslag oplegt, dient het tweede lid van artikel 7 van de Grondwaterheffingsverordening thans te vervallen. D (artikel 8) Op grond van artikel 6, derde lid, van de Algemene wet en artikel 227a van de Provinciewet kan de heffingsplichtige worden verplicht om zelf uitnodiging te verzoeken tot het doen van aangifte. In het eerste lid van artikel 8 van de Grondwaterheffingsverordening (oud) is eveneens een dergelijke bepaling opgenomen, die echter kan vervallen aangezien op hoger niveau in het te regelen onderwerp is voorzien. Het tweede lid van artikel 8 kan eveneens komen te vervallen, omdat een in die bepaling bedoeld formulier reeds door GS is vastgesteld. Artikel 7, lid 1, van de Algemene wet biedt een voorziening voor het verstrekken van gegevens die voor de heffing van belang zijn. In verband hiermee kan het derde lid van artikel 8 komen te vervallen. Artikel 8, vierde lid, bepaalt dat de door de heffingsplichtige verstrekte gegevens kunnen worden aangewend voor het grondwaterbeheer. Deze bepaling is overbodig naast de meet-, registratie- en opgavenverplichtingen die zijn opgenomen in artikel 11, eerste en tweede lid van de Grondwaterwet. Artikel 8, vierde lid, kan daarom eveneens komen te vervallen. E (artikel 10) In artikel 227a, tweede lid, van de Provinciewet is bepaald dat de taken en bevoegdheden van de “inspecteur” zoals genoemd in de Algemene wet en de Invorderingswet 1990, ten aanzien van de provinciale belastingheffing gelden voor de provinciale ambtenaar belast met de provinciale belastingheffing. Gelet hierop kan artikel 10 komen te vervallen. F (artikel 11) In artikel 28 van de Invorderingswet 1990 is in algemene zin het in rekening brengen van invorderingsrente geregeld. Voorgesteld wordt om ook ten aanzien van dit onderwerp aan te sluiten bij de algemene, landelijke regelgeving.
Provincie Flevoland
Statenvoorstel Bladnummer
4
Artikel 11 kan daarom eveneens komen te vervallen. Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Flevoland d.d. 6 december 2001. ,griffier.
,voorzitter.
5. Bijlagen 1. Grondwaterheffingsverordening Flevoland (nieuw). 2. Grondwaterheffingsverordening Flevoland (oud). 6. Ter lezing gelegde stukken Geen. Gedeputeerde Staten van Flevoland, ,griffier. ,voorzitter.
Provinciale Staten van Flevoland BIJLAGE 1 Gelet op de Grondwaterwet en de Provinciewet, Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten nr. WenM/92.021407/A BESLUITEN Vast te stellen de GRONDWATERHEFFINGSVERORDENING FLEVOLAND Begripsbepalingen Artikel 1 1.
2.
In deze verordening wordt verstaan onder: a de wet: de Grondwaterwet; b inrichting: een inrichting of werk, bestemd tot het onttrekken van grondwater; c onttrekken van grondwater: onttrekken van grondwater door middel van een inrichting; d infiltreren van water: water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater met het oog op het onttrekken van grondwater; e register: register als bedoeld in artikel 13 van de wet. Inrichtingen tot het onttrekken van grondwater die een samenhangend geheel vormen, worden als één inrichting aangemerkt.
Aard van de heffing Artikel 2 Onder de naam ‘Grondwaterheffing’ wordt bij wijze van een directe provinciale belasting een heffing ingesteld. Heffingsplicht Artikel 3 Heffingsplichtig is de houder van een inrichting welke is ingeschreven in het register. Grondslag Artikel 4 1. De heffing geschiedt naar in het heffingsjaar onttrokken hoeveelheid grondwater, gemeten in kubieke meters per jaar verminderd met 10.000 kubieke meters. 2. Indien in een heffingsjaar minder grondwater wordt onttrokken dan 20.000 kubieke meters per jaar wordt geen heffing opgelegd. 3. Indien op grond van voorschriften, opgenomen in een vergunning, in directe relatie met een onttrekking van grondwater, water wordt geïnfiltreerd, wordt de helft van het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de onttrokken hoeveelheid grondwater als bedoeld in het eerste lid. Tarief Artikel 5 Het tarief bedraagt € € 0,0171 per kubieke meter onttrokken grondwater. Heffingsjaar Artikel 6 Het heffingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
-2Wijze van heffing Artikel 7 De heffing wordt opgelegd bij wege van aanslag. Kwijtschelding Artikel 8 Ter zake van de grondwaterheffing wordt geen kwijtschelding verleend. Slotbepalingen Artikel 9 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Grondwaterheffingsverordening Flevoland”. 2. De verordening treedt in werking op 1 januari 1993.
PROVINCIALE STATEN VAN FLEVOLAND
BIJLAGE 2
gelet op de Grondwaterwet en de Provinciewet; gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van Flevoland nr. WenM/92.021407/A BESLUITEN: Vast te stellen de Grondwaterheffingsverordening Flevoland Begripsbepalingen Artikel 1 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Grondwaterwet; b. inrichting: een inrichting of werk, bestemd tot het onttrekken van grondwater; c. onttrekken van grondwater: onttrekken van grondwater door middel van een inrichting; d. infiltreren van water: water in de bodem brengen ter aanvulkling van het grondwater met het oog op het onttrekken van grondwater; e. register: register als bedoeld in artikel 13 van de wet; f. Algemene wet: Algemene wet inzake rijksbelastingen. 2. Inrichtingen tot het onttrekken van grondwater die een samenhangend geheel vormen, worden als één inrichting aangemerkt. Aard van de heffing Artikel 2 Onder de naam “Grondwaterheffing” wordt bij wijze van een directe provinciale belasting een heffing ingesteld. Heffingsplicht Artikel 3 Heffingsplichtig is de houder van een inrichting welke is ingeschreven in het register. Grondslag Artikel 4 1. De heffing geschiedt naar in het heffingsjaar onttrokken hoeveelheid grondwater, gemeten in kubieke meters per jaar verminderd met 10.000 kubieke meters. 2. Indien in een heffingsjaar minder grondwater wordt onttrokken dan 20.000 kubieke meters per jaar wordt geen heffing opgelegd. 3. Indien op grond van voorschriften, opgenomen in een vergunning, in directe relatie met een onttrekking van grondwater, water wordt geïnfiltreerd, wordt de helft van het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de onttrokken hoeveelheid grondwater als bedoeld in het eerste lid. Tarief Artikel 5 Het tarief bedraagt ƒ 0,0376 per kubieke meter onttrokken grondwater. Heffingsjaar
-2Artikel 6 Het heffingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Wijze van heffing Artikel 7 1. De heffing wordt geheven bij wijze van aanslag. 2. Gedeputeerde staten kunnen een voorlopige aanslag opleggen, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld zulks naar hun mening rechtvaardigt. 3. Het bedrag waarop de aanslag, alsmede de voorlopige aanslag wordt vastgesteld wordt per aanslag naar beneden afgerond op hele guldens. Aangifte Artikel 8 1. De heffingsplichtige, aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het heffingsjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij gedeputeerde staten een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet. 2. Gedeputeerde staten stellen het formulier van het aangiftebiljet vast. 3. In het aangiftebiljet wordt opgave verlangd van gegevens en kan overlegging worden gevraagd van bescheiden, waarvan kennisgeving voor de heffing van belang kan zijn. 4. De verstrekte gegevens kunnen mede worden aangewend voor het grondwaterbeheer. (de artikel 9, 9a en 9b zijn vervallen) Nakoming verplichtingen Artikel 10 De verplichtingen als bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet en de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 jegens gedeputeerde staten geleden mede jegens de door gedeputeerde staten aangewezen ambtenaren van de provinciale grondwaterheffing. Rente bij uitstel van betaling Artikel 11 Ingeval op voet van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht. Kwijtschelding Artikel 12 Ter zake van de grondwaterheffing wordt geen kwijtschelding verleend. Slotbepalingen Artikel 13 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Grondwaterheffingsverordening Flevoland”. 2. De verordening treedt in werking op 1 januari 1993.