P E N S I O E N R E G L E M E N T 2015 Versie 2.0
STICHTING PENSIOENFONDS SNS REAAL
Ingangsdatum: 1 januari 2016
PENSIOENREGLEMENT
INHOUDSOPGAVE DEEL 1
ALGEMENE BEPALINGEN ............................................................................................4
ARTIKEL 1
BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN .............................................................................................4
ARTIKEL 2
DEELNEMERSCHAP.........................................................................................................7
ARTIKEL 2A. TIJDELIJKE VOORTZETTING VAN HET DEELNEMERSCHAP IN HET KADER VAN EEN COLLECTIEVE BEËINDIGING VAN HET DIENSTVERBAND .......................................................................... 7 ARTIKEL 3 DEEL 2
INFORMATIEVERSTREKKING ...........................................................................................8
AANSPRAKEN EN UITVOERING ................................................................................10
ARTIKEL 4
AANSPRAKEN ...............................................................................................................10
ARTIKEL 4A
WIJZIGING VAN AANSPRAKEN OP PENSIOEN..................................................................10
ARTIKEL 4B
REDUCTIEBEPALINGEN .................................................................................................10
ARTIKEL 5
UITVOERING .................................................................................................................11
ARTIKEL 6
UITKERINGSWIJZE ........................................................................................................11
DEEL 3
PENSIOENEN: STANDAARDREGELING...................................................................12
ARTIKEL 7
VASTSTELLING PENSIOENGRONDSLAG EN ARBEIDSDUURFACTOR .................................12
ARTIKEL 8
OUDERDOMSPENSIOEN .................................................................................................12
ARTIKEL 9
PARTNERPENSIOEN ......................................................................................................12
ARTIKEL 10
WEZENPENSIOEN..........................................................................................................13
DEEL 4
PENSIOENEN: KEUZEREGELING..............................................................................14
ARTIKEL 11
AFWIJKING VAN DE STANDAARDREGELING ...................................................................14
ARTIKEL 12
EERDERE INGANGSDATUM OUDERDOMSPENSIOEN .......................................................14
ARTIKEL 13
DEELTIJDPENSIOEN ......................................................................................................15
ARTIKEL 14
HOGER OUDERDOMSPENSIOEN TEN KOSTE VAN PARTNERPENSIOEN .............................15
ARTIKEL 15 HOGER PARTNERPENSIOEN TEN KOSTE VAN OUDERDOMSPENSIOEN ...............................16 ARTIKEL 16
VARIATIE IN DE HOOGTE VAN HET OUDERDOMSPENSIOEN ............................................16
ARTIKEL 17
TIJDELIJK PARTNERPENSIOEN .......................................................................................17
DEEL 5
FINANCIERING ...............................................................................................................19
ARTIKEL 18 DEEL 6
FINANCIERING PENSIOENEN ..........................................................................................19
OVERIGE BEPALINGEN ...............................................................................................20
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
2
ARTIKEL 19
PENSIOENOPBOUW TIJDENS VERLOF .............................................................................20
ARTIKEL 20
ECHTSCHEIDING OF BEËINDIGING VAN HET (GEREGISTREERDE) PARTNERSCHAP ..........20
ARTIKEL 21
TOESTEMMING PARTNER BIJ VERMINDERING AANSPRAKEN..........................................22
ARTIKEL 22
ARBEIDSONGESCHIKTHEID ...........................................................................................22
ARTIKEL 23
ONTSLAG .....................................................................................................................24
ARTIKEL 24
WAARDEOVERDRACHT ................................................................................................24
ARTIKEL 25
VERHOGING VAN DE PENSIOENEN ................................................................................25
ARTIKEL 26
FISCALE BEGRENZING...................................................................................................25
ARTIKEL 27
AFKOOP KLEINE PENSIOENEN .......................................................................................26
ARTIKEL 28 SAMENLOOP PENSIOENUITKERING EN BOVENWETTELIJKE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSUITKERINGEN ............................................................................................ 26 ARTIKEL 29
VOORBEHOUD WERKGEVER .........................................................................................26
ARTIKEL 30
ONVOORZIENE GEVALLEN ............................................................................................27
ARTIKEL 31
GESCHILLEN .................................................................................................................27
ARTIKEL 32
SLOTBEPALINGEN .........................................................................................................27
Kennisgeving Bij de aanvraag of wijziging van een financiële dienst worden persoonsgegevens en eventuele andere gegevens gevraagd. Deze worden door het pensioenfonds, respectievelijk de door het pensioenfonds aangewezen administrateur, verwerkt ten behoeve van het aangaan en uitvoeren van overeenkomsten ter zake financiële diensten en het beheren van de daaruit voortvloeiende relaties, met inbegrip van de voorkoming en bestrijding van fraude.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
3
Deel 1 Algemene bepalingen Artikel 1
Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder: 1. Aanspraakgerechtigde persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen; 2. AOW Algemene Ouderdomswet; 3. Arbeidsduurfactor het aantal overeengekomen arbeidsuren per week gedeeld door het voor de desbetreffende functie geldende aantal arbeidsuren per week bij een standaardarbeidsduur; 4. Belanghebbenden onder belanghebbenden worden verstaan: de deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en aanspraakgerechtigden. In dit reglement wordt de werkgever niet als belanghebbende aangemerkt. 5. Bestuur het bestuur van het fonds; 6. CAO de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor SNS Bank N.V. en VIVAT N.V. 7. Deelnemer de werknemer die overeenkomstig de bepalingen in dit pensioenreglement aanspraken verwerft; 8. Deelnemersjaar elk kalenderjaar dat de werknemer als deelnemer in deze pensioenregeling is opgenomen. Gedeelten van een jaar worden naar evenredigheid in aanmerking genomen, waarbij een jaar wordt gesteld op twaalf maanden en een gedeelte van een maand als volle maand wordt gerekend; 9. Fiscaal minimale franchise 10/7 maal het enkelvoudige reële AOW-pensioen voor een gehuwde, exclusief de toeslag voor een partner en vermeerderd met de vakantietoeslag, geldend op 1 januari van het jaar van de vaststelling van de pensioengrondslag; 10. Fonds Stichting Pensioenfonds SNS REAAL; 11. Franchise Per 1 januari 2016 is bij CAO een bedrag vastgesteld van € 12.953,-- Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari opnieuw vastgesteld door de laatst geldende franchise te verhogen met het cumulatieve percentage waarmee de salarissen bij de werkgever in het voorgaande jaar verhoogd zijn op basis van artikel 11 van de CAO. De franchise wordt normaal afgerond op hele euro’s. e De franchise zal evenwel niet lager zijn dan 100/75 maal de AOW-uitkering op jaarbasis inclusief e vakantietoeslag voor een gehuwde en niet hoger dan 100/75 maal de AOW-uitkering op jaarbasis inclusief vakantietoeslag voor een ongehuwde. 12. Gewezen deelnemer degene wiens deelnemerschap is geëindigd en die aanspraken op grond van dit reglement kan doen gelden;
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
4
13. Herverzekeraar een of meer verzekeringsmaatschappijen die voldoen aan de vereisten van de Wet op het Financieel Toezicht; 14. Kind a. het kind dat tot de (gewezen) deelnemer, als eerstegraads verwant, in familierechtelijke betrekking staat; b. het pleegkind, voor wie de (gewezen) deelnemer de zorg voor het onderhoud en de opvoeding draagt, alsof het een eigen kind is; c.
het stiefkind (aangehuwd kind) van de (gewezen) deelnemer;
Het kind dient vóór de pensioendatum aan het criterium te voldoen; 15. Nevenbedrijven de door SNS REAAL N.V. voorgedragen en door het bestuur toegelaten dochterondernemingen en geaffilieerde ondernemingen; 16. Niet-geregistreerde partnerrelatie een niet geregistreerde partnerrelatie bestaat, indien voldaan is aan één van onderstaande criteria: a. de ongehuwde (gewezen) deelnemer en de ongehuwde partner wonen ten minste één jaar samen; b. de ongehuwde (gewezen) deelnemer en de ongehuwde partner hebben een notarieel verleden akte laten opmaken, inhoudende enige vermogensrechtelijke aangelegenheden betreffende de gezamenlijke huishouding; Op verzoek van het Fonds moet de deelnemer of diens partner het bestaan van een partnerrelatie aantonen onder overlegging van één van de volgende bewijsstukken; - een afschrift / kopie van de samenlevingsakte - een uitreksel van de Basisadministratie Personen waaruit het samenwonen blijkt; 17. Partner a
degene met wie de (gewezen) deelnemer bij het overlijden is gehuwd, mits het huwelijk is voltrokken vóór de pensioendatum. Met huwelijk wordt gelijkgesteld de registratie bij de burgerlijke stand van de door de ongehuwde (gewezen) deelnemer aangegane partnerrelatie;
b
degene met wie de (gewezen) deelnemer bij het overlijden een niet geregistreerde partnerrelatie onderhoudt, mits de partnerrelatie reeds vóór de pensioendatum bestond. Als partner wordt niet beschouwd een bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de (gewezen) deelnemer; Op enig moment kan er slechts sprake zijn van één partner.
18. Pensioenaanspraak het recht op een nog niet ingegaan pensioen; 19. Pensioendatum de datum waarop het ouderdomspensioen feitelijk ingaat; 20. Pensioengerechtigde persoon voor wie een pensioen is ingegaan; 21. Pensioengrondslag het vaste jaarinkomen verminderd met de franchise;
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
5
22. Pensioenreglement het pensioenreglement van SNS REAAL met ingangsdatum 1 januari 2015; 23. Vervallen 24. Pensioenrichtleeftijd de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt; 25. PW Pensioenwet; 26. Statuten de statuten van het fonds; 27. Variabel jaarinkomen A a. het door de deelnemer in het voorafgaande kalenderjaar verdiende inkomen uit hoofde van ploegendienst (inclusief de bijbehorende vakantietoeslag en dertiende maand), bereikbaarheidsdienst als bedoeld in artikel 9 van de CAO en verschoven werktijden als bedoeld in artikel 8 van de CAO; b. het door de deelnemer verdiende inkomen uit hoofde van beoordelingstoeslag als bedoeld in artikel 10 § 5 van de CAO; c. het door de deelnemer verdiende variabele inkomen uit hoofde van de beloningsregeling voor de Raad van Bestuur en het Senior management, zoals door de werkgever vastgesteld en opgegeven. 28. Variabel jaarinkomen B het door de deelnemer in het voorafgaande kalenderjaar verdiende inkomen uit hoofde van een variabel beloningssysteem als bedoeld in artikel 10 § 5 van de CAO; 29. Vast jaarinkomen Twaalf maal het maandsalaris, gebaseerd op het functiesalaris, de vakantietoeslag, de eventuele dertiende maand en de eventuele vaste toeslagen die hetzij op grond van de CAO het zij door de Werkgever - als pensioengevend zijn aangemerkt met uitzondering van de toeslagen genoemd in artikel 1 lid 28 en lid 29. In dit verband blijven vergoedingen en verstrekkingen aan de extra territoriale werknemer van kosten, respectievelijk ter voorkoming van kosten van verblijf buiten het land van herkomst buiten beschouwing. Voor de deelnemer met een arbeidsduur afwijkend van de standaardarbeidsduur wordt voor de pensioenberekening uitgegaan van het vaste jaarinkomen bij de standaardarbeidsduur. Voor de deelnemer die onder de werkingssfeer van de CAO valt is de standaardarbeidsduur vermeld in de CAO. Voor de deelnemer die niet onder de werkingssfeer van de CAO valt wordt uitgegaan van de (gemiddelde) arbeidsduur die door de werkgever is vastgesteld voor het (onderdeel van het) bedrijf waar de deelnemer werkzaam is; 30. Volle wees het kind waarvan de ouders, zijnde zowel de (gewezen) deelnemer als de partner, dan wel de persoon, die (hoewel geen partner) het kind als eigen kind heeft onderhouden en opgevoed, zijn overleden; 31. Wajong Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten; 32. WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering; 33. Werkgever SNS Bank N.V., VIVAT N.V. of een van de aangesloten bedrijven;
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
6
34. Werknemer a. de persoon met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst van de werkgever; b. de bestuurder van Werkgever die werkzaam is op basis van een overeenkomst van opdracht, met uitzondering van de directeur-grootaandeelhouder, vakantiewerkers en stagiaires; 35. WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen; 36. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen het fonds en de werkgever over de uitvoering van dit pensioenreglement.
Artikel 2
Deelnemerschap
1
Het deelnemerschap vangt aan op de eerste van de maand, waarin de werknemer bij de werkgever in dienst treedt, doch niet eerder dan de ingangsdatum van deze pensioenregeling.
2
Het deelnemerschap eindigt: a
bij overlijden van de deelnemer;
b
op de pensioendatum;
c
bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst vóór de pensioendatum.
3
In het geval de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever direct een arbeidsovereenkomst aangaat met een nevenbedrijf van de werkgever, wordt de laatstgenoemde arbeidsovereenkomst voor de toepassing van deze pensioenregeling aangemerkt als een voortzetting van de eerstgenoemde. Het bepaalde is van overeenkomstige toepassing indien de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een nevenbedrijf van de werkgever, direct een arbeidsovereenkomst aangaat met de werkgever.
4
De statuten en het pensioenreglement maken deel uit van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de deelnemer.
Artikel 2a. Tijdelijke voortzetting van het deelnemerschap in het kader van een collectieve beëindiging van het dienstverband 1. Het bestuur kan besluiten voor een groep deelnemers tijdelijke voortzetting van het deelnemerschap toe te staan, nadat er sprake is van een collectieve beëindiging van het dienstverband met de werkgever in het kader van een overgang van activiteiten. 2. Het bestuur kan hiertoe slechts besluiten na een schriftelijk verzoek van de werkgever. 3. Het fonds zal bij voortzetting van het deelnemerschap een overeenkomst sluiten met de onderneming of instelling die de activiteiten als bedoeld in lid 1 van dit artikel overneemt. In deze overeenkomst worden de voorwaarden waaronder toestemming wordt verleend opgenomen. 4. Voortzetting van het deelnemerschap kan maximaal twaalf maanden bedragen. Het bestuur heeft de mogelijkheid om deze periode maximaal éénmaal te verlengen voor de duur van maximaal twaalf maanden. 5. Het bestuur ziet er op toe dat ten minste de kostendekkende premie aan het fonds wordt afgedragen. 6. Indien de activiteiten als bedoeld in lid 1 niet zijn ondergebracht in een onderneming, zoals bedoeld in artikel 122 van de Pensioenwet, dienen de betrokken werknemers individueel in te stemmen met de voortzetting van de deelname.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
7
7. De tijdelijke voortzetting als bedoeld in lid 1 kan nimmer leiden tot meer deelnemersjaren dan op grond van artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 is toegestaan.
Artikel 3
Informatieverstrekking
1
Informatie bij opname in de pensioenregeling Bij opneming in de pensioenregeling draagt het bestuur er zorg voor dat de deelnemer binnen drie maanden een startbrief ontvangt. In deze startbrief wordt de deelnemer onder andere geïnformeerd over: a) de inhoud van de pensioenregeling; b) de toeslagregeling; c) het recht om een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op de pensioenaanspraak; d) het bestaan van een vrijwillige pensioenregeling; d) het recht het pensioenreglement op te vragen; e) indien relevant: omstandigheden die betrekking hebben op het fonds.
2
Jaarlijks te ontvangen informatie De deelnemer ontvangt jaarlijks een uniform pensioenoverzicht waarin het volgende wordt weergegeven: a) een schriftelijke opgave van de op dat moment voor hem/haar geldende pensioenaanspraken en een schriftelijke opgave van de opgebouwde waarde van het pensioenkapitaal; b) een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken; c) informatie over de toeslagverlening; d) een schriftelijke opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken ingevolge toeneming van de diensttijd in dat jaar, ter bepaling van de hoogte van de lijfrentepremieaftrek vanwege een pensioentekort.
3
Informatie voor gewezen deelnemers De gewezen deelnemer ontvangt bij beëindiging van het dienstverband: a) een bewijs van de conform artikel 23 van dit reglement verkregen pensioenaanspraken; b) informatie over de toeslagregeling; c) informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is; d) informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren fonds. Nadien ontvangt hij of zij ten minste elke vijf jaar: a) een schriftelijke opgave van de op dat moment voor hem/haar geldende pensioenaanspraken en een schriftelijke opgave van de opgebouwde waarde van het pensioenkapitaal; b) informatie over de toeslagverlening. Indien het toeslagbeleid wordt gewijzigd, wordt de gewezen deelnemer hiervan binnen drie maanden na de wijziging in kennis gesteld.
4
Informatie voor gewezen partners De gewezen partner ontvangt bij beëindiging (anders dan door overlijden) van het huwelijk of de partnerrelatie: a) een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; b) informatie over de toeslagverlening; c) informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is. Nadien ontvangt hij of zij ten minste elke vijf jaar: a) een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; b) informatie over de toeslagverlening.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
8
Indien het toeslagbeleid wordt gewijzigd, wordt de gewezen partner hiervan binnen drie maanden na de wijziging in kennis gesteld.
5
Informatie voor pensioengerechtigden Bij ingang van het pensioen wordt de pensioengerechtigde geïnformeerd over: a) een opgave van zijn pensioenrecht; b) een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen; c) informatie over de toeslagverlening. Nadien ontvangt de pensioengerechtigde deze informatie jaarlijks. Indien het toeslagbeleid wordt gewijzigd, wordt de pensioengerechtigde hiervan binnen drie maanden na de wijziging in kennis gesteld.
6
Informatie op verzoek Op verzoek van de (gewezen) deelnemer, de gewezen partner of pensioengerechtigde verstrekt het fonds: a) een schriftelijke opgave over de aan de zeven voorafgaande kalenderjaren toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken ter bepaling van de hoogte van de lijfrentepremieaftrek vanwege een pensioentekort; b) het voor hem geldende pensioenreglement; c) het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds; d) de geldende statuten van het fonds; e) de uitvoeringsovereenkomst. Onverminderd het vorenstaande verstrekt het fonds op verzoek van een (gewezen) deelnemer binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
9
Deel 2 Aanspraken en uitvoering Artikel 4 1
Aanspraken
De deelnemer heeft met inachtneming van de overige bepalingen van dit reglement volgens de standaardregeling aanspraak op: a
ouderdomspensioen voor zichzelf;
b
partnerpensioen voor de partner;
c
wezenpensioen voor de kinderen;
Er is sprake van een uitkeringsovereenkomst als bedoeld in de Pensioenwet waarbij het bepaalde in artikel 4b lid 3 uitdrukkelijk in acht moet worden genomen. 2
De deelnemer is gerechtigd af te wijken van de in Deel 3 omschreven standaardregeling. De wijze waarop afgeweken kan worden van de standaardregeling is omschreven in Deel 4.
3
De pensioenen die verkregen kunnen worden zijn aan een maximum gebonden. De maxima zijn nader omschreven in artikel 26.
4
Indien de verzekering van het risico of de verhoging daarvan het gevolg is van een wijziging van een eerder door de deelnemer gemaakte keuze, kan het fonds c.q. de eventuele herverzekeraar bij een deelnemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een onderzoek naar de gezondheid doen instellen alvorens het risico of verhoging daarvan te aanvaarden.
5
Waar in dit reglement wordt gesproken over pensioenen/pensioenaanspraken worden de pensioenen/pensioenaanspraken bedoeld, rekening houdend met het bepaalde in lid 1 van artikel 4, het bepaalde in de artikelen 4a en 4b en met het bepaalde in artikel 18.
Artikel 4a Wijziging van aanspraken op pensioen 1
Indien deze pensioenregeling door een wijziging in bestaande of invoering van nieuwe wettelijke regelingen niet langer volledig in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving, kan de pensioenregeling worden aangepast. Deze aanpassingen kunnen alleen tot wijziging of vermindering van opgebouwde pensioenaanspraken, ingegane pensioenen of eventuele andere uitkeringen leiden, voor zover dit geen strijd oplevert met dan geldende wet- en regelgeving.
2
In het geval bedoeld in het vorige lid zullen de CAO-partijen in onderling overleg besluiten welke aanpassingen zullen plaatsvinden en wat de gevolgen van deze aanpassingen zijn voor de aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.
3
De aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden zullen door het Fonds onverwijld in kennis worden gesteld van de gevolgen van de hierboven beschreven aanpassingen.
Artikel 4b Reductiebepalingen 1.
Indien in enig jaar de premie, als bedoeld in artikel 128 van de Pensioenwet, ontoereikend is om de pensioenopbouw in dat jaar te financieren, zal de pensioenopbouw van alle deelnemers worden vastgesteld op een naar rato van het premietekort verminderd bedrag, tenzij op een andere manier in het premietekort kan worden voorzien.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
10
2.
Indien in enig jaar de toereikendheidstoets van het Fonds uitwijst, dat de financiële positie van het Fonds ontoereikend is, zal het Bestuur vaststellen of alsnog binnen de door de wet vastgestelde termijn op andere wijze overige sturingsmiddelen kunnen worden ingezet ter opheffing van de ontoereikendheid dan wel of de beperkende bepalingen van lid 3 van dit artikel worden toegepast. De premie als bedoeld in artikel 18 kan niet worden aangepast als gevolg van de financiële positie van het Fonds. De werkgever kan niet worden aangesproken voor opheffing van de ontoereikendheid als gevolg van de financiële positie van het Fonds. In een situatie waarin de beperkende bepalingen van toepassing zijn zal het Bestuur de aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever hiervan voor zover mogelijk onverwijld in kennis stellen. De situatie van ontoereikendheid doet zich voor wanneer de technische voorzieningen en het minimaal vereiste vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt en het Fonds niet in staat is deze situatie binnen een redelijke termijn te verbeteren zonder dat belanghebbenden (deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en aanspraakgerechtigden) onevenredig worden geschaad.
3.
Indien na de toepassing van het tweede lid de financiële positie van het Fonds nog steeds ontoereikend is, zullen de pensioenaanspraken van de aanspraakgerechtigden en de ingegane pensioenen van de pensioengerechtigden met een gelijk percentage worden verminderd tot een zodanig niveau dat de financiële positie van het Fonds wederom toereikend is.
Artikel 5
Uitvoering
1
De wijze van financiering van de pensioenverplichtingen is geregeld in de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de werkgever en in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds. Van zowel uitvoeringsovereenkomst als nota ligt voor iedere belanghebbende een exemplaar bij het fonds ter inzage.
2
Iedere belanghebbende is verplicht tot medewerking aan de uitvoering van dit reglement. Hij dient het fonds:
3
•
alle gevraagde inlichtingen te verstrekken die voor de uitvoering van belang zijn;
•
ongevraagd te informeren omtrent iedere wijziging in omstandigheden die van invloed is op zijn aanspraken of aanspraken van andere belanghebbenden uit hoofde van dit reglement;
•
te allen tijde op de hoogte te houden van zijn woon- of verblijfplaats.
Het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen, c.q. nalatigheid in het verstrekken van inlichtingen dan wel het niet verlenen van medewerking door een belanghebbende leidt tot het vervallen van recht op uitkeringen ter hoogte van het door het Fonds ondervonden nadeel over de periode dat niet aan de verplichting tot medewerking is voldaan. Indien blijkt dat als gevolg van het niet voldoen aan deze verplichting te veel pensioen is uitgekeerd, zal dit worden verrekend met nog te verschijnen pensioentermijnen c.q. anderszins op de belanghebbende worden verhaald.
Artikel 6
Uitkeringswijze
De pensioenen worden door het fonds uitgekeerd in maandelijkse termijnen achteraf onder inhouding van de wettelijk verschuldigde belasting en andere verplichte heffingen. Een maanduitkering bedraagt 1/12e deel van het jaarlijkse pensioen.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
11
Deel 3 Pensioenen: standaardregeling Artikel 7 Vaststelling pensioengrondslag en arbeidsduurfactor 1
De pensioengrondslag en de arbeidsduurfactor worden vastgesteld bij de aanvang van het deelnemerschap en vervolgens telkens per 1 januari.
2
Indien en zodra in de loop van een kalenderjaar de arbeidsduurfactor wijzigt of de pensioengrondslag wordt verlaagd, zullen de pensioenaanspraken die op basis van de per 1 januari vastgestelde pensioengrondslag zijn toegekend, vanaf de wijzigingsdatum dienovereenkomstig worden aangepast.
Artikel 8 1
Ouderdomspensioen
Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt per 1 januari 2015 standaard voor ieder deelnemersjaar: a
1,875% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag, vermeerderd met
b
1,875% van het variabele inkomen A en B.
2
Voor de deelnemer met een van de standaardarbeidsduur afwijkende arbeidsduur wordt ieder volbracht deelnemersjaar als hiervoor bedoeld in lid 1 sub a vermenigvuldigd met de in dat jaar geldende gemiddelde arbeidsduurfactor
3
Het jaarlijks ouderdomspensioen is ten hoogste gelijk aan 1,875% maal (het maximum pensioengevend loon op grond van artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 verminderd met de franchise) maal de arbeidsduurfactor (een factor groter dan 1 wordt gelijkgesteld aan 1).
4
Het ouderdomspensioen gaat in bij in leven zijn van de (gewezen) deelnemer op de pensioenrichtleeftijd, voor zover de arbeidsovereenkomst met de werkgever dan is beëindigd en wordt uitgekeerd tot en met de maand, waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt.
Artikel 9
Partnerpensioen
1
Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt 70% van het op het tijdstip van overlijden van de deelnemer opgebouwde ouderdomspensioen.
2
Het in lid 1 bedoelde partnerpensioen wordt voor elk deelnemersjaar gelegen tussen het tijdstip van overlijden en de pensioenrichtleeftijd vermeerderd met 1,3125% van de op het tijdstip van overlijden geldende pensioengrondslag. Hierbij wordt een gedeelte van een deelnemersjaar naar evenredigheid meegeteld. De uitkomst van deze vermeerdering wordt vermenigvuldigd met de op het tijdstip van overlijden voor de deelnemer geldende arbeidsduurfactor.
3
Indien de deelnemer direct voorafgaand aan zijn overlijden een functie vervulde op grond waarvan hij in aanmerking kwam voor variabel inkomen B, wordt – voor de vaststelling van het partnerpensioen – verondersteld dat hij tot de pensioenrichtleeftijd jaarlijks het gemiddelde van het over de laatste vijf verstreken jaren genoten variabele jaarinkomen B zou hebben genoten. Indien het deelnemerschap op het tijdstip van overlijden nog geen vijf jaar heeft geduurd, wordt het gemiddelde vastgesteld op basis van de feitelijke duur van het deelnemerschap, uitgedrukt in jaren en maanden.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
12
4
Het jaarlijkse partnerpensioen als bedoeld in de leden 2 en 3 is tezamen ten hoogste gelijk aan 1,3125% maal (het maximum pensioengevend loon op grond van artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting verminderd met de franchise) maal het aantal deelnemersjaren tot de pensioenrichtleeftijd maal de arbeidsduurfactor (een factor groter dan 1 wordt gelijkgesteld aan 1).
5
Het partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de partner overlijdt.
6
Het partnerpensioen wordt verminderd met aanspraken die zijn toegekend aan een eventuele eerdere partner.
Artikel 10
Wezenpensioen
1
Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het op het tijdstip van overlijden van de deelnemer opgebouwde ouderdomspensioen.
2
Het in lid 1 bedoelde wezenpensioen wordt voor elk deelnemersjaar gelegen tussen het tijdstip van overlijden en de pensioenrichtleeftijd vermeerderd met 0,2625% van de op het tijdstip van overlijden geldende pensioengrondslag. Hierbij wordt een gedeelte van een deelnemersjaar naar evenredigheid meegeteld. De uitkomst van deze vermeerdering wordt vermenigvuldigd met de op het tijdstip van overlijden voor de deelnemer geldende arbeidsduurfactor;
3
Indien de deelnemer direct voorafgaand aan zijn overlijden een functie vervulde op grond waarvan hij in aanmerking kwam voor variabel inkomen B, wordt – voor de vaststelling van het wezenpensioen – verondersteld dat hij tot de pensioenrichtleeftijd jaarlijks het gemiddelde van het over de laatste vijf verstreken jaren genoten variabele jaarinkomen B zou hebben genoten. Indien het deelnemerschap op het tijdstip van overlijden nog geen vijf jaar heeft geduurd, wordt het gemiddelde vastgesteld op basis van de feitelijke duur van het deelnemerschap, uitgedrukt in jaren en maanden.
4
Het jaarlijkse wezenpensioen als bedoeld in de leden 2 en 3 is tezamen ten hoogste gelijk aan 0,2625% maal (het maximaal pensioengevend loon op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 verminderd met de franchise) maal het aantal deelnemersjaren tot de pensioenrichtleeftijd maal de arbeidsduurfactor (een factor groter dan 1 wordt gelijkgesteld aan 1).
5
Pensioengerechtigd is het kind dat: a
jonger is dan 18 jaar;
b
18 jaar of ouder is doch nog geen 27 jaar, én studerend is in de zin van de Wet Studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten dan wel arbeidsongeschikt is in de zin van de Wajong.
6
Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste van de maand volgend op de maand waarin het kind volle wees wordt.
7
Het wezenpensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind ophoudt pensioengerechtigd te zijn of eerder overlijdt.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
13
Deel 4 Pensioenen: Keuzeregeling Artikel 11
Afwijking van de standaardregeling
De deelnemer is gerechtigd te kiezen voor: a
een eerdere ingangsdatum van het ouderdomspensioen (artikel 12);
b
deeltijdpensioen (artikel 13);
c
een verhoging van het ouderdomspensioen ten koste van het partnerpensioen op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (artikel 14);
d
een verhoging van het partnerpensioen ten koste van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen (artikel 15);
e
variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen (artikel 16).
Artikel 12
Eerdere ingangsdatum ouderdomspensioen
1
De ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan op verzoek van de (gewezen) deelnemer worden vervroegd. Ten aanzien van deze vervroeging gelden de hierna in lid 2 en lid 3 vermelde bepalingen.
2
Vervroeging van de ingangsdatum als bedoeld in lid 1 is mogelijk vanaf de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 55-jarige leeftijd bereikt, onder de navolgende voorwaarden:
3
a
het verzoek tot vervroeging dient door de deelnemer uiterlijk zes maanden voor de beoogde ingangsdatum van het ouderdomspensioen bij het fonds te worden ingediend;
b
door de deelnemer wordt aangetoond dat de arbeidsovereenkomst met de werkgever direct voorafgaand aan de pensioendatum wordt beëindigd in verband met pensionering. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de gewezen deelnemer. Deze dient schriftelijk aan te tonen dat het bij zijn laatste werkgever opgebouwde pensioen eveneens op de pensioendatum ingaat.
c
de partner dient uitdrukkelijk schriftelijk in te stemmen met de vervroeging. De deelnemer zonder partner verklaart schriftelijk, dat op de ingangsdatum van het pensioen geen partner aanwezig is die aanspraak kan maken op partnerpensioen.
De hoogte van de levenslange pensioenen wordt als volgt vastgesteld: a
wegens beëindiging van de arbeidsovereenkomst per de pensioendatum worden de pensioenen vastgesteld conform het daaromtrent bepaalde in artikel 23;
b
het reglementair vastgestelde ouderdomspensioen wordt verlaagd met een percentage voor ieder jaar dat de pensioendatum is gelegen voor de pensioenrichtleeftijd. Het partnerpensioen wordt overeenkomstig verlaagd. De hoogte van het herrekende percentage ouderdomspensioen is opgenomen in een bijlage bij dit reglement. Het is gebaseerd op collectieve actuariële gelijkwaardigheid en geldt vanaf de ingangsdatum van de pensioenregeling voor een periode van vijf jaar. Het bestuur is bevoegd om daarna voor elke nieuwe periode van vijf jaar een nieuw percentage voor vervroeging in die periode vast te stellen.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
14
Artikel 13
Deeltijdpensioen
1
Indien zulks tussen de deelnemer en de werkgever is overeengekomen, kan het ouderdomspensioen vanaf de eerste dag van de maand waarop de 55-jarige leeftijd wordt bereikt gedeeltelijk ingaan.
2
De keuze voor deeltijdpensioen is slechts mogelijk, voor zover direct voorafgaande aan de pensioendatum de arbeidsduur naar evenredigheid van het ingaande ouderdomspensioen wordt verlaagd in verband met vervroegde pensionering. Het verzoek van de deelnemer dient vergezeld te gaan van een afschrift van de met het oog op het gedeeltelijk ingaan van het pensioen gewijzigde arbeidsovereenkomst.
3
Het ingaande jaarlijks ouderdomspensioen wordt berekend naar evenredigheid van het verminderde aantal arbeidsuren. Voor de resterende arbeidsduur wordt de pensioenopbouw voortgezet conform de bepalingen van het reglement.
4
Uitgangspunt voor de omvang van deeltijdpensioen is het ouderdomspensioen dat zou kunnen worden uitgekeerd op het moment, dat het deeltijdpensioen ingaat. De deelnemer mag het deeltijdpensioen laten ingaan in ten hoogste twee gedeelten van elk minimaal 20% van het op dat moment nog niet ingegane gedeelte van het ouderdomspensioen. Een eenmaal gekozen percentage kan nadien niet worden verlaagd.
5
Elke periode waarin deeltijdpensioen met een gelijke hoogte wordt genoten dient ten minste twaalf maanden te duren.
6
Indien de ingangsdatum van het ouderdomspensioen voor een gedeelte van dat pensioen wordt vervroegd, is het ter zake bepaalde in artikel 12 respectievelijk 14 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14 Hoger ouderdomspensioen ten koste van partnerpensioen 1
De (gewezen) deelnemer heeft het recht om per de ingangsdatum van het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk afstand te doen van de aanspraak op partnerpensioen teneinde de aanspraak op ouderdomspensioen te verhogen en wel onder de navolgende voorwaarden: a
het verzoek tot uitruil dient door de (gewezen) deelnemer uiterlijk zes maanden voor de ingangsdatum van het ouderdomspensioen bij het fonds te worden ingediend. Een eenmaal gemaakte keuze, waaronder tevens wordt verstaan het niet gebruikmaken van de mogelijkheid tot uitruil, is onherroepelijk.
b
de partner dient uitdrukkelijk schriftelijk in te stemmen met de uitruil.
c
de ongehuwde (gewezen) deelnemer zonder partner verklaart schriftelijk, dat op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen geen partner aanwezig is die aanspraak kan maken op partnerpensioen.
2
Voor elke ingeruilde euro opgebouwd partnerpensioen wordt het levenslang ouderdomspensioen met een uitruilfactor verhoogd. Deze uitruilfactor is opgenomen in een bijlage bij dit reglement. Hij is gebaseerd op collectieve actuariële gelijkwaardigheid en geldt vanaf de ingangsdatum van de pensioenregeling voor een periode van vijf jaar. Het bestuur is bevoegd om daarna voor elke nieuwe periode van vijf jaar een nieuwe uitruilfactor voor uitruil in die periode vast te stellen.
3
De uitruil heeft geen invloed op de hoogte van een eventuele aanspraak op partnerpensioen van een gewezen partner of op een aan de gewezen partner toekomend recht op uitbetaling van ouderdomspensioen krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
15
Artikel 15 Hoger partnerpensioen ten koste van ouderdomspensioen 1
De (gewezen) deelnemer heeft het recht om per de ingangsdatum van het ouderdomspensioen en per de datum van eerdere beëindiging van het deelnemerschap gedeeltelijk afstand te doen van de aanspraak op ouderdomspensioen teneinde de aanspraak op partnerpensioen te verhogen en wel onder de navolgende voorwaarden: a
het verzoek tot uitruil dient door de (gewezen) deelnemer uiterlijk zes maanden voor de ingangsdatum van het ouderdomspensioen dan wel binnen zes maanden na de datum van eerdere beëindiging van het deelnemerschap bij het fonds te worden ingediend. De keuze die geldt per de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, waaronder tevens wordt verstaan het niet gebruikmaken van de mogelijkheid tot uitruil, is onherroepelijk.
b
de partner dient uitdrukkelijk schriftelijk in te stemmen met de uitruil.
2. Het is niet mogelijk om afstand te doen van aanspraken op ouderdomspensioen waarop een recht tot uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. 3. Voor elke ingeruilde euro opgebouwd ouderdomspensioen wordt het partnerpensioen met een uitruilfactor verhoogd. Deze uitruilfactor is opgenomen in een bijlage bij dit reglement. Hij is gebaseerd op collectieve actuariële gelijkwaardigheid en geldt vanaf de ingangsdatum van de pensioenregeling voor een periode van vijf jaar. Het bestuur is bevoegd om daarna voor elke nieuwe periode van vijf jaar een nieuwe uitruilfactor voor uitruil in die periode vast te stellen. 4. Het partnerpensioen zal na de uitruil niet meer bedragen dan 70% van het laatst vastgestelde vaste jaarinkomen en het variabele jaarinkomen A en B minus 70% van de jaarlijkse AOWuitkering voor een gehuwde inclusief vakantietoeslag, maar bedraagt nimmer meer dan 70% van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. 5. Een verlies aan ouderdomspensioen als gevolg van uitruil naar partnerpensioen kan niet worden gecompenseerd. 6. De uitruil heeft geen invloed op de hoogte van een eventuele aanspraak op partnerpensioen van een gewezen partner of op een aan de gewezen partner toekomend recht op uitbetaling van ouderdomspensioen krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
Artikel 16
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
1
De (gewezen) deelnemer heeft het recht om te kiezen voor variatie in de hoogte van de uitkering van het ouderdomspensioen en wel in de verhouding 100:75. De hoogte van de hoge uitkering wordt vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De op grond hiervan vastgestelde factoren zijn opgenomen in een bijlage bij dit reglement en gelden vanaf de ingangsdatum van de pensioenregeling voor een periode van vijf jaar. Het bestuur is bevoegd om daarna voor elke periode van vijf jaar nieuwe factoren vast te stellen.
2
De hoge uitkering gaat in op de pensioendatum en wordt gedurende een periode van tenminste drie en maximaal tien jaaraar uitbetaald.
3
Ten aanzien van het in lid 1 van dit artikel bepaalde geldt het navolgende: a
het verzoek om variatie dient uiterlijk zes maanden voor de ingangsdatum van het ouderdomspensioen schriftelijk bij het fonds te worden ingediend;
b
de keuze kan eenmalig per de pensioendatum worden gemaakt en is onherroepelijk;
c
de keuze kan niet worden gemaakt zonder toestemming van de eventuele partner. De (gewezen) deelnemer overlegt hiertoe een schriftelijke verklaring, die door hem en zijn partner voor akkoord is ondertekend;
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
16
d
de keuze kan niet worden gemaakt in het geval van deeltijdpensionering als bedoeld in artikel 13.
Artikel 17 1
Tijdelijk partnerpensioen
De deelnemer kan kiezen voor het voor eigen rekening verzekeren van een tijdelijk partnerpensioen of hiervan afzien. De keuze dient bij aanvang van de deelname schriftelijk aan het fonds kenbaar te worden gemaakt. Wijzigen van de eerder gemaakte keuze is mogelijk op de volgende momenten: a
bij wijziging van de burgerlijke staat, bij aanvang of beëindiging van een niet geregistreerde partnerrelatie en bij de geboorte van een kind in de zin van artikel 1 lid 14 of het ontstaan van een pleeg- of stiefkind in de zin van artikel 1 lid 14, mits de keuze aan het fonds kenbaar is gemaakt binnen twee maanden: i)
na wijziging van de burgerlijke staat of de aanvang of beëindiging van de nietgeregistreerde partnerrelatie;
ii)
na de geboorte van een kind dat tot de deelnemer, als eerstegraads verwant, in familierechtelijke betrekking staat dan wel na het moment dat sprake is van een pleegkind of stiefkind als bedoeld in artikel 1 lid 14.
Verzekering van het tijdelijk partnerpensioen of het vervallen van dat pensioen geschiedt dan per de eerste van de maand waarin de desbetreffende gebeurtenis plaatsvond. Het hiervoor in dit artikel onder a sub i bepaalde met betrekking tot aanmelding is niet van toepassing in geval reeds een tijdelijk partnerpensioen is medeverzekerd én een nietgeregistreerde partnerrelatie wordt beëindigd door een huwelijk met dezelfde partner of door een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap met dezelfde partner, dan wel een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap wordt beëindigd door een huwelijk met dezelfde partner. b
Telkens op 1 januari, mits de keuze twee maanden hiervoor aan het fonds kenbaar is gemaakt;
Indien een deelnemer gebruik heeft gemaakt van de onder b aangegeven wijzigingsmogelijkheid is het niet toegestaan de keuze binnen drie jaar na de ingang van de wijziging opnieuw te wijzigen, tenzij een van de onder a genoemde gevallen zich voordoet. 2
Alleen indien een tijdelijk partnerpensioen verzekerd dient te worden ingevolge het in dit artikel in lid 1 sub b bepaalde en het een wijziging betreft van een eerder gemaakte keuze (waaronder begrepen het afzien van verzekering), kan het fonds c.q. de eventuele herverzekeraar bij een deelnemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een onderzoek naar diens gezondheid doen instellen, alvorens het overlijdensrisico te aanvaarden.
3
De hoogte van het tijdelijk partnerpensioen is gelijk aan de laatst vastgestelde franchise, doch niet hoger dan het maximum als bedoeld in artikel 26 lid 2 sub d.
4
Met ingang van 1 januari 2014 gaat het tijdelijk partnerpensioen in op de eerste van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de partner de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, doch uiterlijk tot en met de maand waarin de partner overlijdt.
5
De verzekering wordt na de pensioendatum voortgezet tot de pensioengerechtigde de verzekering met inachtneming van het gestelde in lid 1 van dit artikel beëindigt, maar uiterlijk tot de eerste van de maand volgend op de maand waarin de partner van de pensioengerechtigde de AOWgerechtigde leeftijd bereikt.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
17
6
Het bestuur stelt de leeftijdsafhankelijke premie vast op een percentage van de franchise. Deze percentages zijn opgenomen in een bijlage bij dit reglement. De percentages zijn gebaseerd op kostendekkendheid en kunnen worden aangepast, indien de kostenontwikkeling daartoe aanleiding geeft. Inhouding vindt plaats in maandelijkse termijnen op het salaris of het ouderdomspensioen.
7
Artikel 22 van dit reglement is niet van toepassing op de premie die is beschreven in lid 6.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
18
Deel 5 Financiering Artikel 18
Financiering pensioenen
1
Met inachtneming van de tussen het fonds en de werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst, waarvan een exemplaar bij het fonds voor iedere belanghebbende ter inzage ligt, worden de kosten van de pensioenregeling door de werkgever en de deelnemer gezamenlijk gedragen.
2
De werkgever betaalt ingevolge voormelde uitvoeringsovereenkomst op elke premievervaldag aan het fonds de verschuldigde premies.
3
De deelnemer is een bijdrage in de pensioenpremie verschuldigd voor de in Deel 3 genoemde pensioenen. De hoogte van deze bijdrage wordt bij CAO vastgesteld op een voor iedere deelnemer gelijk percentage van de pensioengrondslag plus het variabele jaarinkomen A en B (tot een maximum van € 101.519,-- (maximum pensioengevend loon op grond van artikel 18ga Wet op de loonbelasting 1964) verminderd met de franchise). Dit percentage is opgenomen in een bijlage bij dit reglement.
4
De deelnemersbijdrage als bedoeld in lid 3 van dit artikel wordt door de werkgever op het salaris van de desbetreffende deelnemer ingehouden in dezelfde termijnen als waarin het salaris aan hem is verschuldigd.
5
De werkgever stelt de premie jaarlijks, conform de voormelde uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, ter beschikking. Deze premie bedraagt 23% van het vaste en variabele jaarinkomen A en B. Het hiervoor bedoelde percentage is inclusief de in lid 3 van dit artikel bedoelde bijdrage van de deelnemers. De hierboven omschreven premie kan niet worden aangepast als gevolg van de financiële situatie van het Fonds. Indien de hiervoor bedoelde premie niet voldoende is om de pensioenregeling te financieren, zal de reductiebepaling van artikel 4b lid 1 van dit reglement in werking treden.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
19
Deel 6 Overige bepalingen Artikel 19 1
Pensioenopbouw tijdens verlof
De pensioenopbouw en de eventuele verzekering van tijdelijk partnerpensioen worden – onverminderd het in lid 2 bepaalde – ongewijzigd voortgezet gedurende de periode dat de deelnemer gebruik maakt van: a
Verlof op grond van de wet Arbeid en Zorg;
b
Verlof op grond van de regeling Tijdsparen conform de personeelsgids van de werkgever
c
Sabbats- of studieverlof, mits voldaan wordt aan de aan de voortzetting van de pensioenopbouw verbonden voorwaarden ingevolge het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
1
2. Voorwaarde voor voortzetting van de pensioenopbouw gedurende de periode van het in lid 1 bedoelde verlof is, dat in de betreffende periode geen sprake is van pensioenopbouw in een andere pensioenregeling of vorming van een oudedagsreserve. De deelnemer is verplicht om daartoe een schriftelijke verklaring te verstrekken aan de werkgever. Indien de deelnemer de hiervoor bedoelde verklaring niet verstrekt, vindt over het gedurende de verlofperiode niet-genoten inkomen geen pensioenopbouw plaats.
3. De deelnemer die voor een ononderbroken periode van ten minste drie maanden gebruik maakt van voltijdsverlof als bedoeld onder lid 1 sub c, kan afzien van voortzetting van de pensioenopbouw voor de duur van de verlofperiode. Hij is dan – behoudens de volledige premie voor de risicodekking van het partnerpensioen en het wezenpensioen - over die periode geen enkele bijdrage in de pensioenpremie verschuldigd. 4. Het Tijdelijk Partnerpensioen wordt, tegen voortzetting van de premiebetaling door de deelnemer, voortgezet tijdens onbetaald verlof van maximaal 18 maanden, ongeacht de aard van het verlof.
Artikel 20 Echtscheiding of beëindiging van het (geregistreerde) partnerschap 1
Indien het huwelijk of de partnerrelatie van de deelnemer anders dan door overlijden eindigt, heeft de gewezen partner recht op dat deel van het partnerpensioen waarop recht zou bestaan, indien het deelnemerschap op de datum van de beëindiging van het huwelijk of de partnerrelatie zou worden beëindigd, als bedoeld in artikel 23 van dit reglement, dan wel is beëindigd.
2
Indien het huwelijk of de partnerrelatie van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap eindigt anders dan door overlijden, heeft de gewezen partner recht op het bij beëindiging van het deelnemerschap meegegeven recht op het partnerpensioen.
3
Per schriftelijke overeenkomst met het oog op het aangaan of beëindigen van het huwelijk of de partnerrelatie kan van het in de leden 1 en 2 bepaalde worden afgeweken. De afwijkende regeling is slechts geldig indien het fonds zich schriftelijk bereid heeft verklaard het daaruit voortvloeiende risico te dekken.
1
De opbouw van verlof in de regeling Tijdsparen is vanaf 1 januari 2006 niet meer mogelijk.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
20
4
Bij hertrouwen van de deelnemer of het (opnieuw) aangaan van een partnerrelatie na een eerder huwelijk of een eerdere partnerrelatie wordt het partnerpensioen voor de nieuwe partner van de deelnemer verminderd met het partnerpensioen dat aan de gewezen partner(s) is (zijn) toegekend.
5
Beëindiging van een niet geregistreerde partnerrelatie wordt aangenomen, indien een aangetekende brief van één van de partijen door het fonds is ontvangen. Als datum van beëindiging geldt de datum van ontvangst van die brief door de werkgever of het fonds blijkens diens daarop gestelde aantekeningen.
6
In geval van beëindiging van het huwelijk of het geregistreerde partnerschap, anders dan door overlijden, heeft de gewezen partner tevens jegens het fonds recht op toebedeling van 50% van het ouderdomspensioen dat tijdens de partnerrelatie is opgebouwd conform het in de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding bepaalde, mits: -
-
de beëindiging van het huwelijk of het geregistreerde partnerschap door de (gewezen) deelnemer of de gewezen partner binnen twee jaar na de beëindiging bij het fonds door middel van een wettelijk voorgeschreven formulier is gemeld en het tijdstip van echtscheiding of scheiding van tafel en bed ligt na 30 april 1995. De verdeling van het ouderdomspensioen geschiedt met inachtneming van het bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding bepaalde.
7
De (ex-)echtgenoten of (ex-)partners kunnen per huwelijkse voorwaarden of schriftelijke overeenkomst met het oog op de echtscheiding of beëindiging van een geregistreerd partnerschap afwijken van de standaardverdeling. Zij dienen het fonds in dat geval binnen twee jaar na het tijdstip van echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerde partnerschap een afschrift van de overeenkomst te overleggen.
8
De uitbetaling van de toebedeelde pensioenen gaat in op de pensioendatum, of – in geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerde partnerschap na die datum - vanaf de echtscheiding of scheiding van tafel en bed, doch niet eerder dan een maand na de datum waarop het fonds het meldingsformulier heeft ontvangen. Het recht op uitbetaling aan de gewezen partner eindigt aan het einde van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of de gewezen partner overlijdt, dan wel door het fonds de schriftelijke mededeling van beiden is ontvangen, dat zij met elkaar hertrouwd zijn of – in geval van scheiding van tafel en bed – zich met elkaar hebben verzoend.
9
De aan de gewezen partner toebedeelde pensioenaanspraken worden jaarlijks verhoogd overeenkomstig het in artikel 25 van dit reglement bepaalde als ware het een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer.
10 In geval van beëindiging van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden kan een afwijkende regeling worden getroffen, waarbij het aan de gewezen partner toekomende deel van het ouderdomspensioen en het aan hem/haar toekomende (deel van het) partnerpensioen worden omgezet in een eigen ouderdomspensioen van de gewezen partner. Een dergelijke regeling is slechts geldig, indien het fonds zich schriftelijk bereid heeft verklaard het daaruit voortvloeiende risico te dekken. 11 Voor iedere afwijkende regeling geldt, dat het fonds daaraan slechts is gebonden indien het fonds binnen twee jaar na de echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerde partnerschap een afschrift van die overeenkomst heeft ontvangen. Die gebondenheid geldt dan slechts voor de periode gelegen na de ontvangst van dat afschrift. 12 Het fonds is wettelijk bevoegd om de kosten van verevening voor de helft aan zowel de (gewezen) deelnemer als de gewezen partner in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen. 13 Het bepaalde in de leden 6, 8, 9, 11 en 12 is van overeenkomstige toepassing op de beëindiging van een niet-geregistreerde partnerrelatie, indien beide partijen het fonds verzoeken om toepassing en het Fonds hiermede akkoord gaat.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
21
14 Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing in geval een niet geregistreerde partnerrelatie wordt beëindigd door een huwelijk met dezelfde partner of door een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap met dezelfde partner, dan wel als een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap wordt beëindigd door een huwelijk met dezelfde partner.
Artikel 21
Toestemming partner bij vermindering aanspraken
1
De aanspraak op ouderdomspensioen van een (gewezen) deelnemer kan zonder toestemming van diens partner als bedoeld in artikel 1 lid 17 niet bij overeenkomst tussen die (gewezen) deelnemer en het fonds of de werkgever worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PW, tenzij de (gewezen) deelnemer en diens echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner pensioenverevening hebben uitgesloten zoals bedoeld in artikel 20 lid 6 eerste alinea.
2
De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner van een (gewezen) deelnemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en het fonds of de werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PW.
3
Elk beding, strijdig met het bepaalde in de voorgaande twee leden van dit artikel is nietig
Artikel 22
Arbeidsongeschiktheid
1
Indien, voor zover en zolang de deelnemer arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO of de WIA wordt vanaf het moment dat het uitvoeringsorgaan een uitkering toekent, gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend, indien deelname aan de pensioenregeling op het moment van toekenning ten minste 104 weken heeft geduurd.
2
Bij arbeidsongeschiktheid van de deelnemer zal de pensioengrondslag, gemeten naar de situatie twee jaar na het intreden van de arbeidsongeschiktheid, niet meer worden verhoogd, anders dan met het percentage als bedoeld in artikel 25.
3
De mate van premievrijstelling is afhankelijk van de graad van arbeidsongeschiktheid volgens de WAO of de WIA.
4
In het geval de deelnemer arbeidsongeschikt is op grond van de WAO wordt vrijstelling van premiebetaling verleend volgens onderstaand schema: bij een arbeidsongeschiktheid van: 80% of meer
bedraagt de jaarlijkse vrijstelling: 100%
van de premie
65% - 80%
72,5% van de premie
55% - 65%
60%
van de premie
45% - 55%
50%
van de premie
35% - 45%
40%
van de premie
25% - 35%
30%
van de premie
15% - 25%
20%
van de premie
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
22
5
In het geval de deelnemer arbeidsongeschikt is op grond van de WIA wordt vrijstelling van premiebetaling verleend volgens onderstaand schema: bij een arbeidsongeschiktheid van: 80% of meer
bedraagt de jaarlijkse vrijstelling: 100%
van de premie
65% - 80%
72,5% van de premie
55% - 65%
60%
van de premie
45% - 55%
50%
van de premie
35% - 45%
40%
van de premie
6
Recht op premievrijstelling ontstaat gedurende de eerste 104 weken na aanvang van de deelname aan de pensioenregeling alleen met betrekking tot een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid ten opzichte van de mate van arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelname aan de pensioenregeling, waarin tevens begrepen de mate van arbeidsongeschiktheid waar na afloop van een eventuele wachttijd voor de WIA bij de toekenning van een wettelijke arbeidongeschiktheidsuitkering van uitgegaan wordt. Voor het bepalen van genoemd tijdvak worden perioden van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO of de WIA samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
7
Indien ten tijde van beëindiging van het deelnemerschap sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO of de WIA, op grond waarvan volgens de bepalingen van dit artikel vrijstelling van premiebetaling is verleend, blijft deze vrijstelling van kracht, indien en zolang aan de voorwaarden voor premievrijstelling wordt voldaan.Toename van de arbeidsongeschiktheid na beëindiging van het deelnemerschap geeft echter geen recht op uitbreiding van de premievrijstelling.
8
Indien het deelnemerschap is beëindigd, zullen de wegens arbeidsongeschiktheid premievrij gestelde pensioenen jaarlijks per 1 januari worden verhoogd conform het bepaalde in artikel 25.
9
Het recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid en het (aanvullend) arbeidsongeschiktheidspensioen vervallen op de pensioenrichtleeftijd of eerdere ingang van het ouderdomspensioen.
10 Voor de deelnemer op wie op 31 december 2013 in de destijds geldende pensioenregeling gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid van toepassing was, geldt een overgangsbepaling. a. De hierboven bedoelde vrijstelling van premiebetaling is verleend in de tot en met 2013 geldende pensioenregeling met pensioenrichtleeftijd 62 jaar en een opbouw van 1,79% van de pensioengrondslag per jaar. b. De pensioenregeling vanaf 1 januari 2014 kent een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar en een opbouw van 2,15% van de pensioengrondslag per jaar. c. De pensioenregeling vanaf 1 januari 2015 kent een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar en een opbouw van 1,875% van de pensioengrondslag per jaar, met een maximum pensioengevend loon op grond van artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964. d. Voor de in dit lid bedoelde deelnemer wordt, op basis van de mate van vrijstelling van premiebetaling per 31 december 2014, de opbouw na de 62-jarige leeftijd een aantal maanden voortgezet om het verschil in waarde te overbruggen tussen: - opbouw tussen 1 januari 2014 en de 62-jarige leeftijd op basis van een pensioenrichtleeftijd van 62 jaar en 1,79% opbouw per jaar; en - opbouw tussen 1 januari 2014 en de 62-jarige leeftijd op basis van een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar en 2,15% opbouw in 2014 en 1,875% opbouw per jaar vanaf 1 januari 2015.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
23
e. Het sub d van dit lid bedoelde aantal maanden voortzetting van de pensioenopbouw na de 62jarige leeftijd wordt voor de desbetreffende deelnemer per 1 januari 2015 vastgesteld op basis van sekseneutrale factoren en gemaximeerd op 60 maanden. f.
Het jaarlijks partnerpensioen volgens dit pensioenreglement wordt voor de in dit lid bedoelde deelnemer verhoogd met 70% van het uit hoofde van deze overgangsbepaling te bereiken jaarlijks ouderdomspensioen.
g. Het jaarlijks wezenpensioen volgens dit pensioenreglement wordt voor de in dit lid bedoelde deelnemer verhoogd met 14% van het uit hoofde van deze overgangsbepaling te bereiken jaarlijks ouderdomspensioen. h. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt, geldt het volgende: -
Een vermindering van de mate van arbeidsongeschiktheid leidt tot een evenredige vermindering van de mate waarin premievrijstelling wordt verleend conform de bepalingen van dit lid;
-
In het geval van een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid geldt voor toename van de premievrijstelling het bepaalde in de leden 1 tot en met 9 van dit artikel.
Artikel 23 1
Ontslag
Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden wordt beëindigd vóór de pensioendatum, heeft de gewezen deelnemer recht op een deel van het ouderdomspensioen, het partnerpensioen en het wezenpensioen, dat gelijk is aan het verschil tussen: a
de pensioenen, die opgebouwd kunnen worden bij ongewijzigd voortgezette arbeidsovereenkomst tot de pensioenrichtleeftijd, én
b
de pensioenen, die verkregen zouden worden indien de deelnemer vanaf de ontslagdatum tot aan de pensioenrichtleeftijd in de pensioenregeling zou worden opgenomen.
Uitsluitend voor de berekeningen als hiervoor onder a en b bedoeld wordt een voor een bepaald pensioen geldend maximum buiten beschouwing gelaten. 2
Pensioenen, waarvoor jaarlijks uitsluitend een risicopremie of risicokoopsom in rekening is gebracht, hebben geen waarde en komen bij beëindiging van het deelnemerschap door ontslag te vervallen.
3
Indien voor de pensioenverzekering gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid, vindt het in de voorgaande leden bepaalde plaats indien en voor zover de vrijstelling van premiebetaling op de ontslagdatum niet geldt dan wel na die datum vervalt.
Artikel 24
Waardeoverdracht
1
Bij aanvang van deelname aan de pensioenregeling werkt het fonds mee aan waardeoverdracht, indien de deelnemer hier op grond van de Pensioenwet recht op heeft.
2
In geval van een individuele beëindiging van het deelnemerschap heeft de gewezen deelnemer het recht om, conform het in of krachtens de Pensioenwet bepaalde, de verkregen pensioenen te doen afkopen en de afkoopsom rechtstreeks te laten overmaken naar de volgens de Pensioenwet toegelaten pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever ten einde daar extra pensioenaanspraken te verwerven.
3
In overige gevallen, die niet in dit artikel worden genoemd, werkt het fonds mee aan waardeoverdracht indien daartoe een wettelijk recht bestaat. Indien er geen wettelijk recht op waardeoverdracht bestaat, is het fonds bevoegd om mee te werken aan waardeoverdracht, indien een (gewezen) deelnemer hierom verzoekt en de Pensioenwet de bevoegdheid hiertoe geeft.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
24
4
De waardeoverdracht wordt uitgevoerd in overeenstemming met hetgeen bij of krachtens de Pensioenwet hieromtrent wordt bepaald.
5
In geval van overdracht van de pensioenaanspraken naar een andere verzekeringsmaatschappij of pensioenfonds of bij afkoop van pensioenrechten als is toegestaan krachtens de Pensioenwet vervallen, ongeacht het bepaalde in dit artikel, alle pensioenaanspraken jegens het fonds.
6
De waarde van de elders verzekerde pensioenaanspraken zal na de waardeoverdracht worden aangewend voor extra pensioenaanspraken voor ouderdomspensioen en partnerpensioen, overeenkomstig de in dit reglement opgenomen bepalingen.
Artikel 25
Verhoging van de pensioenen
1
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden in beginsel jaarlijks toeslagen verleend van maximaal de Consumenten-prijsindex-Alle Huishoudens. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast, rekening houdend met de financiële positie van het fonds. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
2
Voor de Consumenten-prijsindex-Alle Huishoudens wordt als referentieperiode gehanteerd de periode van twaalf maanden eindigend op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de verhoging plaatsvindt.
3
De wijze waarop het Bestuur invulling kan geven aan de in lid 1 vermelde inspanningsverplichting is weergegeven in een ‘Uitvoeringsbesluit Indexatie’. Voor deze voorwaardelijke indexatie wordt geen reserve gevormd en houdt het bestuur rekening met de financiële positie van het fonds Het Bestuur blijft ten opzichte van alle belanghebbenden te allen tijde bevoegd af te wijken van het hiervoor bedoelde ‘’Uitvoeringsbesluit Indexatie’’.
4
Besluiten in het verleden om op basis van dit artikel verhogingen te verlenen geven geen recht op in toekomstige jaren te verlenen verhogingen en houden geen inperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur heeft op grond van dit artikel.
Artikel 26
Fiscale begrenzing
1
De totale pensioenaanspraken ingevolge dit pensioenreglement mogen op grond van fiscale regelgeving een bepaald maximum niet overschrijden.
2
De in lid 1 bedoelde maxima luiden als volgt: a
het ouderdomspensioen mag op de ingangsdatum van dat pensioen nimmer hoger zijn dan 100% van: het laatst vastgestelde vaste jaarinkomen en het variabele jaarinkomen A en B minus de jaarlijkse AOW-uitkering voor een gehuwde inclusief vakantietoeslag;
b
het partnerpensioen mag op de ingangsdatum van dat pensioen nimmer hoger zijn dan 70% van: het laatst vastgestelde vaste jaarinkomen en het variabele jaarinkomen A en B minus de jaarlijkse AOW-uitkering voor een gehuwde inclusief vakantietoeslag;
c
het wezenpensioen respectievelijk het verdubbelde wezenpensioen mag op de ingangsdatum van dat pensioen nimmer hoger zijn dan 14% respectievelijk 28% van het laatst vastgestelde vaste jaarinkomen en het variabele jaarinkomen A en B minus de jaarlijkse AOW-uitkering voor een gehuwde inclusief vakantietoeslag;
d
het tijdelijk partnerpensioen bedraagt op de ingangsdatum van dat pensioen niet meer dan het gezamenlijke bedrag van 8/7e maal de ANW-uitkering op jaarbasis, inclusief vakantietoeslag, vermeerderd met het verschil in verschuldigde premie volksverzekeringen over het levenslang partnerpensioen vóór en na de AOW-gerechtigde leeftijd.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
25
3
Uitsluitend voor de berekening van het desbetreffende maximum wordt voor de (gewezen) deelnemer met in het verleden een van de standaardarbeidsduur afwijkende arbeidsduur het in lid 2 vermelde vaste jaarinkomen en de AOW-uitkering vermenigvuldigd met de over de volbrachte deelnemersjaren geldende gemiddelde arbeidsduurfactor.
4
De hiervoor vermelde maxima kunnen worden overschreden door: a
de in artikel 25 omschreven stijgingen na beëindiging van het deelnemerschap;
b
waardeoverdracht;
c
ruil van partnerpensioen voor hoger ouderdomspensioen;
d
variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
e
aanpassing van de pensioenrichtleeftijd volgens dit reglement aan de wettelijke pensioenrichtleeftijd.
Artikel 27
Afkoop kleine pensioenen
1
Het ouderdomspensioen of (bijzonder) partnerpensioen wordt na uitdiensttreding of pensionering afgekocht, als het bij ingang niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
2
Indien een pensioen wordt afgekocht, wordt de gewezen deelnemer of diens (gewezen) partner hiervan binnen de daarvoor geldende wettelijke termijnen op de hoogte gesteld.
3
Indien een ouderdomspensioen wordt afgekocht, wordt het bijbehorende partner- en wezenpensioen eveneens afgekocht.
4
Het pensioen wordt afgekocht op het moment dat de Pensioenwet dit toestaat. Indien het fonds in de periode die ligt tussen de uitdiensttreding of pensionering en het wettelijk toegestane afkoopmoment een verzoek tot waardeoverdracht ontvangt, wordt het ouderdomspensioen niet afgekocht indien er een wettelijk recht op waardeoverdracht bestaat.
5
De in dit artikel bedoelde afkoopsom wordt sekseneutraal vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De afkoopvoeten zijn opgenomen in een bijlage bij dit reglement.
Artikel 28 Samenloop pensioenuitkering en bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen Bij samenloop van een arbeidsongeschiktheidspensioen met het ouderdomspensioen, mag het totaal van wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, arbeidsongeschiktheidspensioen en ouderdomspensioen niet hoger zijn dan het totaal van wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering en arbeidsongeschiktheidspensioen vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Zonodig wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen verlaagd of beëindigd. Onder arbeidsongeschiktheidspensioen wordt tevens verstaan een bovenwettelijke aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Artikel 29 1
Voorbehoud werkgever
De werkgever heeft de bevoegdheid bij ingrijpende wijziging van omstandigheden zijn bijdragen te verminderen of te beëindigen, met name indien: a
de overheid maatregelen treft op het gebied van pensioenen en sociale verzekeringen, ten gevolge waarvan het handhaven van de in artikel 18 bedoelde bijdragen niet meer of niet meer in dezelfde mate gevergd kan worden;
b
zijn financiële toestand blijkens een schriftelijke verklaring van een accountant de onverminderde voortzetting niet toelaat;
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
26
2
Een herziening van deze pensioenregeling, op grond van het hiervoor in lid 1 sub a en b bepaalde, zal niet leiden tot aantasting van reeds opgebouwde pensioenaanspraken. Een vermindering van de pensioenen krachtens deze pensioenregeling ingevolge het hiervoor in lid 1 sub a bepaalde, zal zo veel mogelijk in evenwicht zijn met de in lid 1 sub a bedoelde wijziging of uitbreiding.
Artikel 30
Onvoorziene gevallen
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist het fonds, naar beste weten in de geest van het reglement, met inachtneming van de ter zake geldende wet- en regelgeving.
Artikel 31
Geschillen
1
De deelnemer, de gewezen deelnemer, de werkgever en degene die van het fonds een pensioenuitkering ontvangt, kan met betrekking tot de toepassing en uitvoering van het bepaalde in de statuten en het reglement van het fonds bezwaar indienen bij het bestuur.
2
Het bezwaar dient schriftelijk te worden ingediend binnen twee maanden nadat door het fonds invulling is gegeven aan de toepassing en uitvoering van de statuten en/of het pensioenreglement van het fonds.
3
Indien het fonds in verzuim blijft om invulling te geven aan de toepassing en uitvoering van de statuten en het reglement, dient het bezwaar schriftelijk te worden ingediend binnen een redelijke termijn.
4
Tenzij aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen, kan op verzoek van de indiener van het bezwaar of op verzoek van het bestuur, de indiener van het bezwaar worden gehoord door (een delegatie van) het bestuur.
5
Na onderzoek door het bestuur en met inachtneming van het bepaalde in lid 4, zal het bestuur schriftelijk beslissen op het bezwaar.
6
Indien de in dit artikel omschreven bezwaarprocedure niet tot een voor de indiener van het bezwaarschrift bevredigende oplossing leidt, kan hij zich, indien en voor zover zijn bezwaar betrekking heeft op de toepassing en uitvoering van het reglement van het fonds, wenden tot de Ombudsman Pensioenen: Postbus 93560, 2509 AN Den Haag. Een door de Ombudsman Pensioenen uitgebracht advies is niet bindend, maar zal door het bestuur in overweging worden genomen.
Artikel 32
Slotbepalingen
1
Dit reglement wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2015 en geldt voor aanspraken op pensioen verworven op of na 1 januari 2015. Tenzij in dit reglement nadrukkelijk anders is bepaald, wordt vanaf 1 januari 2014 geen pensioen meer opgebouwd volgens Pensioenreglement 2006.
2
Voor de deelnemer die op 31 december 2013 viel onder de werkingssfeer van de overgangsbepalingen als bedoeld in artikel 30 van Pensioenreglement I 2006 blijft de werkingssfeer van bedoelde overgangsbepalingen van kracht uiterlijk tot en met 31 december 2020, voor zover en voor zolang aan de in de overgangsbepalingen genoemde voorwaarden wordt voldaan.
3
De aanspraakgerechtigde en de pensioengerechtigde behouden recht op de op 31 december 2013, conform het op 31 december 2013 geldende pensioenreglement, opgebouwde aanspraken en pensioenrechten.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
27
4
De regeling en de uitvoering hiervan zullen overeenstemmen met de bepalingen, voor zover van toepassing, zoals opgenomen in hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Pensioenwet.
5
De pensioenaanspraken ingevolge dit reglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of in de PW.
Getekend op
te
Mr. H.J. Thoman (voorzitter)
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
Getekend op
te
Mr. E.V.G. Bot MBA (secretaris)
28
Deel 7 Bijlage I A 1
Basis en geldigheidsduur van herrekeningsfactoren en ruilverhoudingen
Op basis van dit pensioenreglement is het voor een (gewezen) deelnemer mogelijk om zijn of haar pensioen eerder dan wel later te laten ingaan. Daarnaast is het ook mogelijk het opgebouwde partnerpensioen om te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Ten slotte heeft de (gewezen) deelnemer ook nog de mogelijkheid om variatie aan te brengen in de hoogte van zijn of haar ouderdomspensioen. Bovenstaande keuzemogelijkheden hebben echter wel gevolgen voor de hoogte van de pensioenen. De aanspraken dienen hiervoor herrekend te worden; daarvoor wordt gebruik gemaakt van herrekeningsfactoren en ruilverhoudingen, die in deze bijlage zijn opgenomen. De in deze bijlage onder B tot en met E opgenomen herrekeningsfactoren en ruilverhoudingen zijn gebaseerd op collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Van collectieve actuariële gelijkwaardigheid is sprake indien bij uitruil, uitstel of vervroeging, de ruilvoet of de herrekeningsfactoren binnen het gehele deelnemersbestand leidt tot gelijkwaardigheid tussen de pensioenaanspraken die worden ingeruild of worden vervroegd en de pensioenaanspraken die daarvoor worden teruggekregen. De herrekeningsfactoren en ruilverhoudingen zijn geldig tot en met 31 december 2019, onder voorbehoud van tussentijdse wijzigingen.
1
Het bestuur is bevoegd om na afloop van de in lid 1 genoemde periode voor elke nieuwe periode van vijf jaar nieuwe herrekeningsfactoren en ruilverhoudingen vast te stellen.
B
Factoren voor vervroeging van het ouderdomspensioen
1
Indien de ingangsdatum van het levenslang ouderdomspensioen wordt vervroegd als bedoeld in artikel 12 van het pensioenreglement, wordt het pensioen verlaagd met een percentage voor ieder jaar dat de pensioendatum is gelegen vóór de pensioenrichtleeftijd, zijnde 67 jaar.
2
Stel: Een deelnemer krijgt op 67 jaar € 1.000,- levenslang ouderdomspensioen (bruto per jaar). Als deze deelnemer besluit eerder met pensioen te gaan, bijvoorbeeld op 62 jaar, dan ontvangt hij op die leeftijd een levenslang ouderdomspensioen van € 770,-. In onderstaande tabel zijn de gevolgen te zien van het vervroegen van het pensioen; tussen haakjes is te zien hoeveel pensioen de deelnemer overhoudt van de € 1.000,- die hij zou hebben wanneer hij op de tot 1 januari 2014 geldende pensioenrichtleeftijd van 62 jaar met pensioen zou gaan of op de na 1 januari 2014 geldende pensioenrichtleeftijd van 67 jaar.
Ingangsleeftijd pensioen
Percentage van het op de pensioendatum opgebouwde levenslang ouderdomspensioen (62=100%)
Percentage van het op de pensioendatum opgebouwde levenslang ouderdomspensioen (67=100%)
70 jaar
153%
(€ 1.530,-)
119%
(€ 1.190,-)
69 jaar
145%
(€ 1.450,-)
112%
(€ 1.120,-)
68 jaar
137%
(€ 1.370,-)
106%
(€ 1.060,-)
67 jaar
129%
(€ 1.290,-)
100%
(€ 1.000,-)
66 jaar
123%
(€ 1.230,-)
95%
(€ 950,-)
65 jaar
116%
(€ 1.160,-)
90%
(€ 900,-)
64 jaar
110%
(€ 1.100,-)
85%
(€ 850,-)
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
29
63 jaar
105%
(€ 1.050,-)
81%
(€ 810,-)
62 jaar
100%
(€ 1.000,-)
77%
(€ 770,-)
61 jaar
95%
(€ 950,-)
74%
(€ 740,-)
60 jaar
91%
(€ 910,-)
71%
(€ 710,-)
59 jaar
87%
(€ 870,-)
67%
(€ 670,-)
58 jaar
83%
(€ 830,-)
65%
(€ 650,-)
57 jaar
80%
(€ 800,-)
62%
(€ 620,-)
56 jaar
76%
(€ 760,-)
59%
(€ 590,-)
55 jaar
73%
(€ 730,-)
57%
(€ 570,-)
Voor tussenliggende leeftijden kan bij wijze van indicatie worden geïnterpoleerd tussen de vermelde leeftijden. Dit houdt in dat wanneer de ingangsleeftijd 62,5 jaar is, het percentage van het op de pensioendatum opgebouwde levenslang ouderdomspensioen zal zijn: (81% + 77%) / 2 = 79%, waarbij 81% hoort bij leeftijd 63 en 77% bij leeftijd 62, óf in een geldbedrag: (€ 810,- + € 770,-) / 2 = € 790,-, waarbij € 810,- hoort bij leeftijd 63 en € 770,- bij leeftijd 62.
C
Factor voor de uitruil van levenslang partnerpensioen op de pensioendatum
Op de pensioendatum heeft de deelnemer de keuze om het opgebouwde levenslange partnerpensioen om te zetten in een hoger levenslang ouderdomspensioen. Deze mogelijkheid staat open voor iedere deelnemer, ongeacht de burgerlijke staat. Voor elke ingeruilde euro opgebouwd partnerpensioen als bedoeld in artikel 14 lid 2 van het pensioenreglement wordt het levenslang ouderdomspensioen verhoogd met € 0,27. Op de pensioendatum heeft de deelnemer ook de keuze om, met inachtneming van het gestelde in artikel 15, een deel van het opgebouwde levenslang ouderdomspensioen om te zetten in een hoger levenslang partnerpensioen. Voor elke ingeruilde euro opgebouwd ouderdomspensioen wordt het levenslang partnerpensioen verhoogd met € 3,70. Stel: Een opgebouwd levenslang partnerpensioen bedraagt op pensioendatum € 1.000,-. Indien dit wordt omgeruild voor een hoger levenslang ouderdomspensioen, dan zal dit leiden tot een verhoging van het ouderdomspensioen met € 1.000,- x 0,27 = € 270,-.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
30
D 1
Factoren voor variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
Iedere deelnemer heeft op de pensioendatum de keuze om variatie aan te brengen in de hoogte van zijn of haar uitkering van het levenslange ouderdomspensioen. Dit kan gedurende een periode van vijf jaar of drie jaar als bedoeld in artikel 16 van het pensioenreglement. Indien hiervoor wordt gekozen, betekent dit dat over één van de bovengenoemde perioden een hogere levenslange ouderdomspensioenuitkering wordt ontvangen dan dat in werkelijkheid is opgebouwd. Na deze periode zal de vervolguitkering worden verlaagd met 25% van die verhoogde uitkering. De hoge uitkering wordt vastgesteld op de pensioendatum, en het tot uitkering komende levenslange ouderdomspensioen zal worden herrekend met een factor volgende de in lid 2 onder A en B van dit artikel opgenomen tabel, die hieronder is te vinden: A – Stel: een deelnemer heeft een levenslang ouderdomspensioen opgebouwd van € 1.000,- en wenst voor dit pensioen een variatie in de hoogte aan te brengen. Bijvoorbeeld op ingangsleeftijd 67 jaar. In de eerste vijf jaar wordt er een ouderdomspensioen ontvangen van 1.000,- x 121,5% = € 1.215,-. Na deze periode zal dat € 1.215,- x 75% = € 911,25 worden. In onderstaande tabel zijn de factoren te zien en tussen de haakjes de gevolgen van variatie op verschillende ingangsleeftijden.
Ingangsleeftijd pensioen
Factor (verhoogde uitkering)
Verlaagde uitkering na vijf jaar, zijnde 75% van de verhoogde uitkering
70 jaar
120,3%
(€ 1.203,-)
€ 902,25
69 jaar
120,7%
(€ 1.207,-)
€ 905,25
68 jaar
121,1%
(€ 1.211,-)
€ 908,25
67 jaar
121,5%
(€ 1.215,-)
€ 911,25
66 jaar
121,8%
(€ 1.218,-)
€ 913,50
65 jaar
122,1%
(€ 1.221,-)
€ 915,75
64 jaar
122,4%
(€ 1.224,-)
€ 918,00
63 jaar
122,7%
(€ 1.227,-)
€ 920,25
62 jaar
123,0%
(€ 1.230,-)
€ 922,50
61 jaar
123,2%
(€ 1.232,-)
€ 924,00
60 jaar
123,5%
(€ 1.235,-)
€ 926,25
59 jaar
123,7%
(€ 1.237,-)
€ 927,75
58 jaar
123,9%
(€ 1.239,-)
€ 929,25
57 jaar
124,1%
(€ 1.241,-)
€ 930,75
56 jaar
124,3%
(€ 1.243,-)
€ 932,25
55 jaar
124,5%
(€ 1.245,-)
€ 933,75
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
31
Voor ingangsleeftijden tussen de in de tabel genoemde leeftijden wordt lineair geïnterpoleerd. Zie hiervoor het voorbeeld bij de tabel van artikel 2 onder B van deze bijlage. Nadat vijf jaren na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen zijn verstreken, zal het levenslang ouderdomspensioen worden verlaagd tot 75% van de hoge uitkering. 2
B - Stel: Een deelnemer heeft een levenslang ouderdomspensioen opgebouwd van € 1.000,- en wenst dit pensioen in hoogte te variëren, bijvoorbeeld op ingangsleeftijd 67 jaar. In de eerste drie jaar wordt er een ouderdomspensioen ontvangen van €1.000,- x 125,7% = €1.257,-. Na deze periode zal dat € 1.257,- x 75% = € 942,75 worden. In onderstaande tabel zijn de factoren te zien en tussen de haakjes de gevolgen van variatie op verschillende ingangsleeftijden:
Ingangsleeftijd pensioen
Factor (verhoogde uitkering)
Verlaagde uitkering na drie jaar, zijnde 75% van de verhoogde uitkering
70 jaar
124,9%
(€ 1.249,-)
€ 936,75
69 jaar
125,2%
(€ 1.252,-)
€ 939,00
68 jaar
125,5%
(€ 1.255,-)
€ 941,25
67 jaar
125,7%
(€ 1.257,-)
€ 942,75
66 jaar
125,9%
(€ 1.259,-)
€ 944,25
65 jaar
126,2%
(€ 1.262,-)
€ 946,50
64 jaar
126,4%
(€ 1.264,-)
€ 948,00
63 jaar
126,6%
(€ 1.266,-)
€ 949,50
62 jaar
126,7%
(€ 1.267,-)
€ 950,25
61 jaar
126,9%
(€ 1.269,-)
€ 951,75
60 jaar
127,1%
(€ 1.271,-)
€ 953,25
59 jaar
127,2%
(€ 1.272,-)
€ 954,00
58 jaar
127,4%
(€ 1.274,-)
€ 955,50
57 jaar
127,5%
(€ 1.275,-)
€ 956,25
56 jaar
127,6%
(€ 1.276,-)
€ 957,00
55 jaar
127,7%
(€ 1.277,-)
€ 957,75
Voor ingangsleeftijden tussen de in de tabel genoemde leeftijden wordt lineair geïnterpoleerd. Zie hiervoor het voorbeeld bij de tabel van artikel 2 onder B van deze bijlage. Nadat drie jaren na de ingangsdatum van het ouderdomspensioen zijn verstreken, zal het levenslang ouderdomspensioen worden verlaagd tot 75% van de hoge uitkering. 2
Voordat de hoge uitkering wordt vastgesteld, wordt het op de pensioendatum opgebouwde ouderdomspensioen, afhankelijk van andere door de deelnemer gemaakte keuzes, herrekend vanwege achtereenvolgens vervroeging of uitstel van de pensioendatum en verhoging van het ouderdomspensioen ten koste van partnerpensioen.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
32
E
Premies tijdelijk partner pensioen
De premie voor het tijdelijk partnerpensioen als bedoeld in artikel 17 lid 6 van het pensioenreglement is per 1 januari 2016 vastgesteld op een leeftijdsafhankelijk percentage van de franchise (zie voor de franchise artikel 1 onder 11 van het pensioenreglement). De onderstaande tabel laat voor iedere leeftijd de premie voor het tijdelijk partnerpensioen zien als percentage van de franchise.
Leeftijd op 1 januari
TPP-tarief 2016
Leeftijd op 1 januari
TPP-tarief 2016
20
0,57%
48
1,70%
21
0,57%
49
1,83%
22
0,55%
50
1,96%
23
0,51%
51
2,10%
24
0,48%
52
2,24%
25
0,46%
53
2,39%
26
0,45%
54
2,53%
27
0,46%
55
2,67%
28
0,47%
56
2,80%
29
0,50%
57
2,90%
30
0,52%
58
2,97%
31
0,56%
59
2,99%
32
0,59%
60
2,96%
33
0,62%
61
2,82%
34
0,65%
62
2,61%
35
0,69%
63
2,28%
36
0,73%
64
2,23%
37
0,78%
65
2,13%
38
0,84%
66
1,95%
39
0,91%
67
1,68%
40
0,98%
68
1,27%
41
1,06%
69
1,27%
42
1,13%
70
1,27%
43
1,21%
71
1,27%
44
1,29%
72
1,27%
45
1,38%
73
1,27%
46
1,48%
74
1,27%
47
1,59%
75
1,27%
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
33
F
Tarieven voor informatieverstrekking
1
Voor opgaven die op grond van wet- en regelgeving niet kosteloos moeten worden verstrekt, zullen door of namens het fonds kosten in rekening worden gebracht. Het betreft onder meer doch niet uitsluitend opgaven als hierna genoemd in de leden 3 en 4.
2
De hierna vermelde tarieven zijn geldig met ingang van 1 januari 2015. Het bestuur van het fonds is bevoegd om de hoogte van de tarieven aan te passen. Een wijziging van de tarieven zal door het fonds op een bij de werkgever gebruikelijke wijze worden bekend gemaakt.
3
Het tarief voor het op verzoek van een (gewezen) deelnemer verstrekken van een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 3 lid 4 van het reglement bedraagt € 12,- per opgave.
4
Het tarief voor de kosten van verevening van aanspraken op ouderdomspensioen bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed als bedoeld in artikel 20 lid 12 van het pensioenreglement bedraagt € 264,-.
G
Percentage bijdrage werknemer
De deelnemer is een bijdrage in de pensioenpremie verschuldigd, zoals is bepaald in artikel 18 lid 3 van het pensioenreglement. De hoogte van deze bijdrage is per 1 januari 2015 vastgesteld als de som van: a. 4,5% van de pensioengrondslag; b. 4,5% van het variabele jaarinkomen A en B. Per 1 januari 2016 geldt dat de som van de pensioengrondslag en het variabele jaarinkomen A en B is gemaximeerd op € 101.519,- (het maximum pensioengevend inkomen op grond van artikel 18ga Wet op de loonbelasting 1964). Voor een deelnemer met een van de standaard arbeidsduur afwijkende arbeidsduur wordt de bijdrage hiervoor bedoeld onder a. vermenigvuldigd met de arbeidsduurfactor. Voorts wordt de bijdrage gecorrigeerd voor het gedeelte van de pensioenopbouw waarvoor ingevolge artikel 22 premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid is verleend.
H 1
Afkoopvoet kleine pensioenen
Indien een deelnemer een klein pensioen heeft, bestaat de mogelijkheid dat dit pensioen wordt afgekocht. De afkoopwaarde welke de deelnemer dan ontvangt is het bedrag dat ineens wordt uitgekeerd ter vervanging van de verplichtingen van de pensioenuitvoerder om in de toekomst een serie uitkeringen aan de deelnemer te doen. Er is sprake van een klein pensioen indien het pensioen op het tijdstip van de pensioendatum maximaal een bepaald bedrag bedraagt. Dit bedrag wordt jaarlijks, op grond van de Pensioenwet vastgesteld. Afkoop van een klein pensioen geschiedt op basis van een afkoopvoet. Dat is een factor waarmee de pensioenaanspraak wordt vermenigvuldigd. De uitkomst van deze vermenigvuldiging is de (contante) waarde van de pensioenaanspraak. Dit is het bedrag welke nodig zou zijn om in de toekomst één of meer betalingen te kunnen verrichten. De afkoopvoeten voor kleine pensioenen behorende bij dit reglement zijn per 1 januari 2015 vastgesteld.
2
Het Bestuur stelt jaarlijks per 1 januari de afkoopvoeten vast.
3
De afkoopvoeten als bedoeld in lid 1 zijn als volgt vastgesteld:
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
34
Tijdelijk ouderdomspensioen tussen leeftijd 62 en 65 Leeftijd
Afkoopvoet
62
2,87
63
1,94
64
0,99
De afkoopvoeten voor het ouderdomspensioen (OP) en het nabestaandenpensioen (NP) zijn als volgt vastgesteld: Pensioenleeftijd 60
Pensioenleeftijd 62
Pensioenleeftijd 65
Pensioenleeftijd 67
Ingegaan
Leeftijd
OP
NP
OP
NP
OP
NP
OP
NP
NP
20
7,72
1,05
7,00
1,05
6,00
1,05
5,37
1,05
33,03
21
7,91
1,08
7,17
1,08
6,15
1,08
5,51
1,08
32,84
22
8,10
1,10
7,35
1,10
6,30
1,10
5,64
1,10
32,65
23
8,30
1,13
7,53
1,13
6,45
1,13
5,78
1,13
32,45
24
8,50
1,16
7,71
1,16
6,61
1,16
5,92
1,16
32,25
25
8,71
1,19
7,90
1,19
6,77
1,19
6,06
1,19
32,04
26
8,92
1,22
8,09
1,22
6,93
1,22
6,21
1,22
31,82
27
9,14
1,25
8,29
1,25
7,10
1,25
6,36
1,25
31,60
28
9,36
1,29
8,49
1,29
7,27
1,29
6,51
1,29
31,37
29
9,58
1,32
8,69
1,32
7,45
1,32
6,67
1,32
31,14
30
9,81
1,36
8,90
1,36
7,62
1,36
6,83
1,36
30,90
31
10,05
1,40
9,11
1,40
7,80
1,40
6,99
1,40
30,65
32
10,29
1,44
9,33
1,44
7,99
1,44
7,15
1,44
30,39
33
10,53
1,48
9,55
1,48
8,17
1,48
7,32
1,48
30,13
34
10,78
1,52
9,77
1,52
8,36
1,52
7,49
1,52
29,86
35
11,03
1,57
10,00
1,57
8,56
1,57
7,66
1,57
29,58
36
11,29
1,61
10,23
1,61
8,75
1,61
7,83
1,61
29,29
37
11,55
1,66
10,47
1,66
8,95
1,66
8,01
1,66
29,00
38
11,82
1,71
10,71
1,71
9,16
1,71
8,19
1,71
28,69
39
12,09
1,76
10,96
1,76
9,36
1,76
8,37
1,76
28,38
40
12,37
1,81
11,21
1,81
9,57
1,81
8,56
1,81
28,05
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
35
41
12,65
1,86
11,46
1,86
9,79
1,86
8,75
1,86
27,72
42
12,94
1,92
11,72
1,92
10,00
1,92
8,94
1,92
27,38
43
13,23
1,97
11,98
1,97
10,22
1,97
9,13
1,97
27,02
44
13,53
2,03
12,25
2,03
10,45
2,03
9,33
2,03
26,66
45
13,84
2,08
12,52
2,08
10,67
2,08
9,53
2,08
26,29
46
14,15
2,14
12,80
2,14
10,90
2,14
9,73
2,14
25,90
47
14,46
2,20
13,08
2,20
11,14
2,20
9,94
2,20
25,51
48
14,79
2,25
13,37
2,25
11,38
2,25
10,14
2,25
25,10
49
15,12
2,31
13,66
2,31
11,62
2,31
10,36
2,31
24,69
50
15,46
2,36
13,96
2,36
11,87
2,36
10,58
2,36
24,26
51
15,81
2,42
14,27
2,42
12,13
2,42
10,80
2,42
23,82
52
16,16
2,48
14,59
2,48
12,39
2,48
11,03
2,48
23,37
53
16,53
2,53
14,91
2,53
12,66
2,53
11,26
2,53
22,92
54
16,90
2,58
15,25
2,58
12,93
2,58
11,50
2,58
22,45
55
17,29
2,64
15,59
2,64
13,21
2,64
11,74
2,64
21,97
56
17,69
2,69
15,94
2,69
13,50
2,69
12,00
2,69
21,48
57
18,10
2,74
16,31
2,74
13,80
2,74
12,26
2,74
20,98
58
18,53
2,78
16,69
2,78
14,12
2,78
12,53
2,78
20,47
59
18,97
2,83
17,08
2,83
14,44
2,83
12,81
2,83
19,96
60
19,44
2,86
17,50
2,86
14,78
2,86
13,11
2,86
19,44
61
18,92
2,89
17,94
2,89
15,15
2,89
13,42
2,89
18,92
62
18,40
2,92
18,40
2,92
15,53
2,92
13,75
2,92
18,40
63
17,87
2,94
17,87
2,94
15,93
2,94
14,10
2,94
17,87
64
17,34
2,96
17,34
2,96
16,36
2,96
14,48
2,96
17,34
65
16,81
2,97
16,81
2,97
16,81
2,97
14,87
2,97
16,81
66
16,27
2,98
16,27
2,98
16,27
2,98
15,29
2,98
16,27
67
15,73
2,99
15,73
2,99
15,73
2,99
15,73
2,99
15,73
68
15,18
2,99
15,18
2,99
15,18
2,99
15,18
2,99
15,18
69
14,63
2,99
14,63
2,99
14,63
2,99
14,63
2,99
14,63
70
14,07
2,99
14,07
2,99
14,07
2,99
14,07
2,99
14,07
71
13,51
2,98
13,51
2,98
13,51
2,98
13,51
2,98
13,51
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
36
72
12,95
2,97
12,95
2,97
12,95
2,97
12,95
2,97
12,95
73
12,39
2,95
12,39
2,95
12,39
2,95
12,39
2,95
12,39
74
11,82
2,94
11,82
2,94
11,82
2,94
11,82
2,94
11,82
75
11,24
2,91
11,24
2,91
11,24
2,91
11,24
2,91
11,24
76
10,67
2,88
10,67
2,88
10,67
2,88
10,67
2,88
10,67
77
10,11
2,85
10,11
2,85
10,11
2,85
10,11
2,85
10,11
78
9,55
2,80
9,55
2,80
9,55
2,80
9,55
2,80
9,55
79
8,99
2,75
8,99
2,75
8,99
2,75
8,99
2,75
8,99
80
8,45
2,69
8,45
2,69
8,45
2,69
8,45
2,69
8,45
81
7,93
2,61
7,93
2,61
7,93
2,61
7,93
2,61
7,93
82
7,42
2,53
7,42
2,53
7,42
2,53
7,42
2,53
7,42
83
6,92
2,44
6,92
2,44
6,92
2,44
6,92
2,44
6,92
84
6,45
2,35
6,45
2,35
6,45
2,35
6,45
2,35
6,45
85
5,99
2,25
5,99
2,25
5,99
2,25
5,99
2,25
5,99
86
5,54
2,15
5,54
2,15
5,54
2,15
5,54
2,15
5,54
87
5,12
2,04
5,12
2,04
5,12
2,04
5,12
2,04
5,12
88
4,72
1,94
4,72
1,94
4,72
1,94
4,72
1,94
4,72
89
4,33
1,83
4,33
1,83
4,33
1,83
4,33
1,83
4,33
90
3,97
1,73
3,97
1,73
3,97
1,73
3,97
1,73
3,97
91
3,64
1,62
3,64
1,62
3,64
1,62
3,64
1,62
3,64
92
3,33
1,52
3,33
1,52
3,33
1,52
3,33
1,52
3,33
93
3,04
1,42
3,04
1,42
3,04
1,42
3,04
1,42
3,04
94
2,78
1,32
2,78
1,32
2,78
1,32
2,78
1,32
2,78
95
2,55
1,23
2,55
1,23
2,55
1,23
2,55
1,23
2,55
96
2,33
1,14
2,33
1,14
2,33
1,14
2,33
1,14
2,33
97
2,15
1,05
2,15
1,05
2,15
1,05
2,15
1,05
2,15
98
1,99
0,97
1,99
0,97
1,99
0,97
1,99
0,97
1,99
99
1,85
0,90
1,85
0,90
1,85
0,90
1,85
0,90
1,85
100
1,73
0,83
1,73
0,83
1,73
0,83
1,73
0,83
1,73
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
37
Uitvoeringsbesluit bestuur Pensioenfonds SNS REAAL d.d. 13 januari 2015, behorende bij Pensioenreglement 2015 (artikel 4b, Reductiebepalingen) geldend vanaf 1 januari 2015 Het bestuur concludeert dat de door de werkgever geleverde premie niet toereikend is voor het toekennen van een pensioenopbouw van 1,875% in 2015 en besluit om de pensioenopbouw voor dat jaar voor alle deelnemers te beperken tot 1,75%.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
38
Uitvoeringsbesluit Indexatie bestuur Stichting Pensioenfonds SNS REAAL d.d. 19 juni 2015, gewijzigd per 1 januari 2015 De indexatie van zowel de actieve als de arbeidsongeschikte deelnemers aan de pensioenregeling 2015, alsmede de indexatie van de slapers en de gepensioneerden van deze pensioenregeling, is voorwaardelijk en geschiedt op basis van de prijsindex. Het bestuur geeft op onderstaande wijze invulling aan het bepaalde in artikel 4b en artikel 25 van het Pensioenreglement. Het besluit tot eventuele indexatie per enig jaar zal worden gebaseerd op de beleidsdekkingsgraad per 31 oktober van het direct voorafgaande kalenderjaar en op de prijsontwikkeling over het afgelopen jaar (CPI Alle Huishoudens, oktober-oktober). a. Bij een beleidsdekkingsgraad (twaalfmaands gemiddelde nominale dekkingsgraad op basis van RTS met UFR) tot de vereiste dekkingsgraad (niveau vereist eigen vermogen) wordt geen toeslag verleend; b. Er wordt niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is; c. Incidentele toeslagverlening om in het verleden niet toegekende toeslag of in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten te compenseren kan worden verleend indien die toeslagverlening geen gevolgen heeft voor de toeslagverlening in de toekomst overeenkomstig onderdeel b., de beleidsdekkingsgraad het niveau van het vereist eigen vermogen (VEV) behoudt en in enig jaar ten hoogste een vijfde van het vermogen dat voor deze toeslagverlening beschikbaar is, wordt aangewend. d. Voor de toepassing van onderdeel b. wordt de omvang van het voor toeslagverlening beschikbare vermogen boven de beleidsdekkingsgraad van vereiste dekkingsgraad bepaald. De hoogte van de toeslag wordt vervolgens zodanig bepaald dat wanneer deze jaarlijks wordt toegekend de contante waarde van alle toeslagen maximaal gelijk is aan de hoogte van dit vermogen. e. Op basis van het voorgaande is een indicatieve staffel opgesteld voor 2015. Bij een beleidsdekkingsgraad boven vereiste dekkingsgraad zal (gedeeltelijke) toeslag worden verleend op basis van de genoemde CPI-index tot een maximum van het percentage zoals genoemd in onder vermelde staffel.
2015
Indicatie
Beleidsdekkingsgraad
Indexatie
Inhaalindexatie
< Vereiste dekkingsgraad
Geen
Geen
Vereiste dekkingsgraad
0% van de CPI
Geen
120%
50% van de CPI
Geen
130%
100% van de CPI
Geen
140%
100% van de CPI
1%
150%
100% van de CPI
2%
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
39
De indexatie wordt beperkt tot het niveau waarop na indexatie de beleidsdekkingsgraad gelijk is aan het vereist eigen vermogen. f.
Voor groepen van (gewezen) deelnemers waarvoor in het verleden speciale bestemmingsreserves zijn gevormd ten behoeve van indexatie, worden deze bestemmingsreserves aangesproken in jaren waarin op basis van voorgaand model niet of slechts gedeeltelijk wordt geïndexeerd, waarbij gestreefd wordt naar volledige indexatie. Voorgaande indien en voor zover deze bestemmingsreserves dit toelaten. Bij de bepaling van de beleidsdekkingsgraad worden deze bestemmingsreserves buiten beschouwing gelaten.
g. Inhaalindexaties kunnen plaats vinden in de vorm van extra toeslagen. Hiervoor komen alleen (gewezen) deelnemers in aanmerking die indexatie(s) hebben gemist. Deelnemers voor wie uit een bestemmingsreserve aanvullend is geïndexeerd komen derhalve niet in aanmerking voor een extra toeslag in verband met gemiste indexatie, indien en voor zover hiervoor compensatie is verkregen uit de bestemmingsreserve. Het inhaalindexatiepercentage wordt gemaximeerd op het quotiënt van de prijsontwikkeling volgens genoemde index en de toegekende indexaties, beide over de periode sinds het deelnemerschap is aangevangen. Ook kunnen inhaalindexaties worden gegeven om eerder gekorte aanspraken te herstellen. Deze inhaalindexaties gelden voor alle (gewezen) deelnemers, indien en voor zover op de aanspraken is gekort. Voor de bepaling van bedoeld quotiënt wordt een korting beschouwd als een negatieve indexatie. De extra toeslagen als gevolg van inhaalindexaties zullen worden toegekend op basis van het LIFO systeem (Last In First Out). Dit betekent dat eerst de meest recente gemiste of negatieve indexatie wordt ingehaald en dat daarna afhankelijk van de beschikbare middelen steeds oudere indexaties in de inhaal worden betrokken.
Pensioenreglement 2015, V2.0 d.d. 1-1-2016
40