10 juli 2012 Vandaag publiceerde de Centrale Bank van Aruba haar ‘Verslag 2011: Economische en Financiële Ontwikkelingen’. De Nederlandse vertaling van de algemene beschouwing van de President, opgenomen in dit verslag, volgt hieronder.1
Na twee jaar van krimp begon 2011 met verwachtingen van hernieuwde groei voor de Arubaanse economie en verbeterde arbeidsmarktomstandigheden. Een belangrijke reden voor dit optimisme zat in het feit dat Valero Energy Corporation (VEC), na een onverwachtse sluiting in juli 2009, de productie weer opstartte bij haar Arubaanse olieraffinaderij in januari 2011. Naast de totstandkoming van de “settlement agreement” met de Arubaanse regering, droegen verbeteringen in de Verenigde Staten en andere grote economieën, alsook verbeterde raffinagemarges, bij tot de beslissing van de VEC om haar activiteiten te hervatten2. In overeenstemming met deze verwachtingen, heeft de heropening van de raffinaderij een positieve impact gehad op de Arubaanse economie. Het reële BBP steeg naar schatting met 8,9 procent tot ongeveer Afl. 2,9 miljard3, waarbij de oliesector ongeveer twee derde van deze groei bijdroeg, die grotendeels teweeggebracht werd door het sterke herstel in de netto uitvoer van deze sector4. Schattingen van de CBA duiden erop dat de invloed van de raffinaderij op de groei van het reële BBP in 2011 tot op zekere hoogte ook een reflectie was van de hogere consumptie (4,5 procentpunten van de BBP-groei) en investeringen (2,4 procentpunten van de BBP- groei). Het leeuwendeel van de toename in consumptie kwam van de private sector. Indicatief voor deze toegenomen consumptie is een 6,9 procent stijging van de omzetbelasting in reële termen, de zogeheten BBO. De stijging van de investeringen van de private sector heeft de terugval in die van de publieke sector meer dan goedgemaakt, daar menig project óf vooruitgang boekte óf werd afgerond in 2011. Deze projecten omvatten de constructie van het Ritz Carlton hotel, evenals belangrijke renovaties van verschillende hotels en van de luchthaven. De keerzijde van deze groeibevorderende ontwikkelingen, met daarbij de flinke uitbreiding in de toeristensector, is dat zij de import opkrikten, hetgeen een dempend effect heeft gehad op de groei. In de publieke sector werden enkele relatief grote projecten opgestart, in het bijzonder de verfraaiing van het stadscentrum en andere infrastructurele projecten, doordat de regering met een ambitieuze investeringsstrategie 1
De Engelse versie prevaleert. Valero Energy Corporation, 10-Q Kwartaalrapportage overeenkomstig secties 13 of 15(d), Eerste Kwartaal 2011, p. 8. 3 In prijzen van 1995. 4 Export van geraffineerde olie minus import van ruwe olie. Gebaseerd op de lopende rekening van de betalingsbalans. 2
1
kwam om duurzame groei te ondersteunen middels stedelijke- en buurtvernieuwing, groene energie en een verbeterd infrastructureel netwerk. De horeca beleefde wederom een goed jaar in 2011. De activiteiten in zowel de hotelen de restaurantsector verbeterden dankzij de dynamische ontwikkeling van het toerisme. De verdere toename in het verblijfstoerisme kwam van secundaire markten en toonde het profijt van de diversificatiestrategie die door de recent ingestelde Aruba Tourism Authority sui generis (ATA) wordt gehanteerd. Deze strategie houdt in het beschikbaar stellen van extra marketingfondsen, grotere ondersteuning aan touroperators, en het alloceren van meer menskracht voor deze steeds belangrijkere bronmarkten (vooral Venezuela). Het aantal bezoekers uit de Verenigde Staten liet een geringe terugval zien na een opleving in 2010, maar de stijging van 27 procent in de Latijnsamerikaanse markt heeft dat tegenvallende resultaat meer dan goedgemaakt, en het constante Amerikaanse marktaandeel van 65 procent gedurende de laatste vier jaar met 4 procentpunten gereduceerd. Toeristen uit Venezuela, Argentinië, Brazilië, Colombia en Ecuador vertegenwoordigden samen bijna 80 procent van de totale groei in verblijfstoeristen. In deze groep heeft de Venezolaanse toerist, die blijkbaar bereidwilliger is om te reizen en meer buitenlandse valuta voorhanden lijkt te hebben, een prominente rol gespeeld en neemt bijna 60 procent van de complete groei in verblijfstoerisme voor haar rekening. Na een vertraging in het jaar daarvoor boekte het cruise-toerisme een groei van 5,4 procent voor 2011. Van invloed op deze groei waren een uitzonderlijk sterk eerste kwartaal en een ongebruikelijke piek in cruise-bezoekers in de maand december. Anekdotisch bewijs suggereert dat prijskortingen bij grote cruise-maatschappijen instrumenteel waren in het opvoeren van de vraag. In totaal was er een aanzienlijke groei in de bruto ontvangsten uit hoofde van het toerisme van bijna 9 procent (Afl. 191 miljoen) tot Afl. 2,4 miljard (50,4 procent van BBP), het op één na hoogste niveau ooit behaald. De CBA schat dat de aan toerisme-gerelateerde prijzen voor goederen en diensten slechts met 1,3 procent zijn toegenomen in 2011, hetgeen een klein deel van de toename in de ontvangsten uit hoofde van het toerisme verklaart. Beschikbaarheid van adequate en actuele arbeidsmarktinformatie is onontbeerlijk om de economie te kunnen begrijpen en beheersen. Door een aanhoudend gebrek aan dergelijke data is de CBA een groot voorstander van het minstens één keer per jaar houden van een arbeidsmarktonderzoek, teneinde de arbeidsmarktstatistieken te verbeteren. In november 2011 hield het Departement van Arbeid en Onderzoek een arbeidsmarktonderzoek onder een aantal in de steekproef gevallen huishoudens om de condities op de arbeidsmarkt te evalueren. De resultaten suggereren dat de arbeidsmarkt sinds het laatste onderzoek (Census 2010) is verbeterd. Het werkloosheidspercentage daalde van 10,6 procent naar 8,9 procent oftewel circa 4.679 werklozen in november 2011. Deze ontwikkeling weerspiegelt een stijging in beschikbare banen met ruim 1.400, vergeleken met het onderzoek van 2010. Ten aanzien van de prijsontwikkelingen geldt dat het inflatietempo beduidend is toegenomen. De CPI is gemiddeld met 4,4 procent gestegen in 2011 (2010: 2,1 procent), hetgeen 1,2 procentpunten hoger is dan die van de Verenigde Staten, Aruba’s meest belangrijke handelspartner en toeristenmarkt. Ongeveer 72 procent van deze toename vloeide voort uit de categorieën voedsel en energie, waarvan de laatste is opgebouwd uit 2
water- en energieprijzen alsmede de benzineprijs. Buiten de sterk schommelende voedselen energiecategorieën, is de inflatiedruk weer toegenomen. De kerninflatie (de inflatie exclusief de voedsel- en energiecomponenten) steeg van -0,3 procent in 2010 tot 1,2 procent in 2011, met als belangrijke component telecommunicatiediensten. Het binnenlandse inflatietempo blijft zeer afhankelijk van de ontwikkelingen in de prijs van basisproducten, in het bijzonder van fossiele brandstof. Er is echter licht aan de horizon. Het lokale water- en energiebedrijf, de WEB, heeft substantiële investeringen gedaan in 2011 om de efficiëntie in water- en elektriciteitsproductie te verbeteren om zodoende de afhankelijkheid van fossiele brandstof significant te verminderen. Ter illustratie: met de nieuwe RECIP III unit5 zal het bedrijf tot 35 procent minder brandstof nodig hebben om 1 megawatt/uur elektriciteit6 te produceren. Na verloop van tijd zullen deze positieve ontwikkelingen leiden tot stabielere of zelfs lagere tarieven voor water en elektriciteit, waardoor hun volatiele bijdrage aan de inflatie wordt getemperd. Het resultaat van de betalingsbalans werd weer in hoge mate beïnvloed door de transacties van de oliesector. De goederen- en dienstenrekening van deze sector veerde op van een Afl. 800 miljoen tekort in 2010 tot een Afl. 11 miljoen surplus in 2011, hetgeen de herstart van de activiteiten van de raffinaderij reflecteert. Anderzijds, registreerde de lopende rekening van de niet-oliesector haar hoogste tekort (7,1 percent van BBP) sinds 2006. Toename van betalingen voor zowel goederen en diensten als hoge winst- en dividenduitkeringen aan niet-ingezetenen, waren de voornaamste factoren die aan dit negatief resultaat bijdroegen, ondanks de genoemde 9-procent sprong in toeristenontvangsten. Het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans (8,8 procent van het BBP) werd gefinancierd door het overschot op de kapitaal- en financiële rekening (8,5 procent van het BBP) als gevolg van handelskrediettransacties en afnames in buitenlandse vorderingen van lokale ondernemingen op hun geaffilieerde buitenlandse bedrijven. Dienovereenkomstig zijn de internationale reserves van de monetaire sector gekrompen met Afl. 23 miljoen, en reflecteert een krimp van Afl. 65 miljoen in de officiële reserves van de CBA tot Afl. 1,3 miljard. Dit tekort werd gedeeltelijk tenietgedaan door een stijging van Afl. 42 miljoen in de netto buitenlandse activa van de commerciële banken. Tegen het eind van 2011 bereikte het financieringstekort van de overheid voor het eerst ooit 6,9 procent van het BBP, ondanks de positieve effecten van diverse overmijdelijke maatregelen die genomen werden om de bijdragen aan de APFA, AZV en SVB te reduceren, bereikt door een serie van Sociale Dialogen. Het tekort in 2011 betekende het tweede jaar van structureel hogere financieringstekorten, indien de overheidsinkomsten in 2010 gecorrigeerd worden voor de incidentele Afl. 211,6 miljoen netto ontvangst uit hoofde van de overeenkomst met de VEC7. Deze steeds groter wordende kloof tussen inkomsten en uitgaven, waargenomen sinds 2008, is onhoudbaar op middellange termijn, en vormt dus een ernstig risico voor de economie, daar het aanhoudend lenen van grote bedragen door de overheid haar rentelasten binnen de totale begroting zal vergroten. In 2011 nam de totale 5
Het RECIP III project bestaat uit 4 motoren met een capaciteit om 11 megawatts elektriciteit te produceren. Water en Energie Bedrijf, Awalectra, August 2011, p. 7. 7 Het tekort inclusief achterstallige betalingen bedroeg Afl. 405,9 miljoen, exclusief de incidentele netto ontvangst van Afl. 211,6 miljoen. 6
3
overheidsschuld toe met Afl. 391 miljoen, de grootste stijging die ooit is geregistreerd, tot Afl. 2,8 miljard oftewel 57,8 procent van het BBP. Om verdere structurele verzwakking van haar financiële positie een halt toe te roepen, heeft de overheid een financieel raamwerk ingevoerd, waarmee wordt beoogd een begrotingsevenwicht te bereiken per ultimo 2016, door het financieringstekort elk jaar met Afl. 75 miljoen (2012-2014) en met Afl. 50 miljoen (2015 en 2016)8 terug te brengen. Deze doestellingen, die deel zouden moeten uitmaken van een allesomvattende, “fiscal responsibility act” (een wet bedoeld ter waarborging van gezonde overheidsfinanciën), zijn een belangrijke stap naar begrotingsevenwicht en het verbeteren van de onderliggende overheidsfinanciën. Het zal echter tijd vergen voordat profijt kan worden getrokken van bijvoorbeeld verhoogde investeringen, toenames in (belasting-)efficiëntie en belastinghervormingen (tweede fase Sociaal Dialoog: 2012-2013). Tekortreductie is een kwestie van balanceren, waarbij beleidsmakers ervoor moeten zorgen dat het snijden in de overheidsuitgaven geen directe bedreiging vormt voor economische groei. Tegelijkertijd zal een structurele vooruitgang in de financiële positie van de overheid een duidelijk en positief teken zijn dat deze resoluut is in het borgen van haar financiële gezondheid door het realiseren van een begrotingsevenwicht binnen het geprojecteerde financieel raamwerk, zoals tevens geaccordeerd door het Parlement van Aruba. Ondanks de uitdagingen van het begrotingsbeleid van de overheid voor een effectief monetair beleid, heeft de CBA haar monetaire beleidskoers gehandhaafd. Gedurende de in 2011 gehouden vergaderingen heeft de Monetair Beleidscommissie (MPC) zowel de reserveverplichting als de beleningsrente onveranderd gelaten op respectievelijk 11 procent en 1 procent. Hoewel een dalende trend waarneembaar was vanaf augustus 2010, zijn de netto internationale reserves adequaat gebleven, afgezet tegen het BBP, de geldhoeveelheid en de lopende rekening betalingen. De omvang van de reserves bleef ook een steun voor de vaste wisselkoersverhouding tussen de Arubaanse gulden en de Amerikaanse dollar en de hieruit resulterende doelstelling van relatieve prijsstabiliteit. Behalve het niveau van de internationale reserves heeft de MPC ook andere belangrijke indicatoren overwogen, zoals de 12-maandsinflatie en het verschil in inflatietempo met de Verenigde Staten, de binnenlandse economische groei en de ontwikkelingen in de bancaire kredietverlening. Over het geheel had de kredietverlening een zwakke start in de eerste vijf maanden van 2011, maar herstelde het gedurende de rest van het jaar, eindigend met een 2,7 procent groei. Leningen aan bedrijven en kredieten aan particulieren namen toe met respectievelijk 3,7 procent en 2,1 procent. Terwijl de groei in woonhypotheken bijna 5 procent bereikte ultimo van het jaar, bleven de consumentenkredieten dalen (0,7 procent), hiermee een voortdurende zwakte in dit segment van de kredietmarkt signalerend. De mogelijke consolidatie van consumentenkrediet via woonhypotheken zou een gedeeltelijke verklaring kunnen zijn van de terugloop in het consumentenkrediet. De sector elektriciteit, gas en watervoorziening nam een geschatte 83,6 procent van de totale toename in netto leningen aan ondernemingen voor zijn rekening.
8
Regering van Aruba (2011). “Een stabiele basis voor de toekomst,” Financieel en Economische Informatie memorandum van het Kabinet Mike Eman. 4
De hernieuwde sterke, binnenlandse, economische groei gedurende het jaar was van korte duur. Olieprijsontwikkelingen op de wereldmarkt die zorgden voor een steeds kleiner verschil in de prijzen van zwaarzure en lichtzoete ruwe olie bracht een winstgevende operatie van de Arubaanse raffinaderij in gevaar. Ten gevolge hiervan heeft de VEC op 19 maart 2012 aangekondigd dat de raffinage-activiteiten van deze raffinaderij weer zullen worden gestaakt, waarbij overwogen werd een bunker- en opslagplaats op locatie9 te blijven opereren. Met de sluiting tussen medio-2009 en 2010 en diens verzwakkende invloed op de economische activiteiten nog vers in het geheugen, wordt verwacht dat deze staking van activiteiten een krimpend effect zal hebben op de Arubaanse economie in 2012. Gedeeltelijke verzachting zou bereikt kunnen worden als de voorgenomen overname van de raffinaderij door PetroChina Company Limited halverwege het jaar wordt gerealiseerd. De onzekere ontwikkelingen ten aanzien van de toekomst van de raffinaderij vormen een belangrijke uitdaging voor de CBA om het meest waarschijnlijke resultaat te schatten ten aanzien van de economische output voor 2012 en 2013. Voordat de raffinaderij had aangekondigd de activiteiten te zullen staken, had de CBA geraamd dat in 2012 de economie zou groeien met 3,5 procent in reële termen. Intussen heeft de CBA echter verschillende scenario’s doorgerekend om het BBP te schatten en de mogelijke impact op de overheidsfinanciën. In het meest negatieve scenario waarin de olieraffinage-activiteiten volledig zouden worden stopgezet, zal het BBP in reële termen krimpen met 4,2 procent in 2012. In het meest positieve scenario, met een heropening van de raffinaderij door een nieuwe eigenaar in augustus van dit jaar, voorziet de CBA een BBP-groei in reële termen van 1,6 procent in 2012 en 6,7 procent voor 2013, terwijl het financieringstekort van de overheid gerelateerd aan het BBP op 6,5 procent zal uitkomen in 2012 (in plaats van de begrote 5,2 procent) en 4,5 procent in 2013. Onder de huidige omstandigheden zal een heropening van de raffinaderij in de tweede helft van 2012 de negatieve economische impact van de tijdelijke sluiting waarschijnlijk niet helemaal terugdraaien, daar geschat wordt dat het aantal verblijfstoeristen in 2012 langzamer zal groeien, namelijk 2,4 procent. Deze lager dan verwachte BBP-groei zou een opwaarts risico kunnen vormen voor het begrote financieringstekort, welke additionele maatregelen zou kunnen vergen om de inkomsten te stimuleren en/of de uitgaven te reduceren in geval de overheid zijn streven van 5 tot 6 procent tekort in procenten van het BBP wenst aan te houden, teneinde de schuld in procenten van het BBP onder de 60 procent te houden. Terwijl de VEC het merendeel van zijn werknemers in dienst hield, werden de meeste onderaannemers ontslagen, wederom de werkloosheid opschroevend en de consumptie negatief beïnvloedend. Met betrekking tot het laatste zijn er enkele indicaties dat een aantal van deze ontslagen onderaannemers opnieuw in dienst is genomen voor andere lopende projecten, echter tegen een lager salaris. Op het gebied van toezicht werd de nodige vooruitgang geboekt in het versterken van het wettelijk en regelgevend raamwerk op de gebieden van het financieel toezicht en AML/CFT gedurende 2011. Hierdoor lukte het Aruba een hogere mate van compliance te bereiken ten aangezien van de internationale standaarden op deze gebieden. Het toezichthoudende mandaat van de CBA breidde zich snel uit gedurende de afgelopen twee 9
Valero Energy Corporation, “Valero schort raffinage activiteiten in Aruba op,” Persbericht van 19 maart 2012.
5
jaar, waarbij de CBA de enige toezichthoudende autoriteit werd op het gebied van AML/CFT, met een ruimer toezichtsbereik dan de traditionele financiële sector. Met het oog op die toegenomen verantwoordelijkheid en ook om de schaarse toezichthoudende middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten, heeft de CBA besloten haar toezichthoudende aanpak te verschuiven van een op naleving-georiënteerde naar een risico-gebaseerd raamwerk. In 2011 werden enkele belangrijke stappen ondernomen om dit doel te bereiken. De CBA heeft een projectteam geïnstalleerd om de uitvoering van een functioneel raamwerk voor risicogebaseerd toezicht te borgen. Voorts is er een softwareprogramma aangeschaft ten behoeve van de implementatie van een risico-gebaseerde aanpak voor alle onder toezicht staande sectoren. Bovendien streeft de CBA naar een meer pro-actieve, vooruitblikkende aanpak in haar toezichthoudende taken. Belangrijke elementen van zo’n aanpak behelzen het geven van meer aandacht aan aspecten zoals het bestuur van een onderneming, de bedrijfscultuur (waaronder ook de “tone at the top”) en de levensvatbaarheid van het bedrijfsmodel. Hoewel de Arubaanse financiële sector de globale financiële storm goed heeft doorstaan, is er geen ruimte voor zelfgenoegzaamheid. Ontwikkelingen in de financiële sector voltrekken zich sneller dan vroeger. Verder is door de jaren heen de omvang van de financiële sector behoorlijk toegenomen. Gedurende de periode 2007-2011 groeide de gecombineerde balans van de commerciële bankensector gemiddeld met 3,8 procent. De Arubaanse autoriteiten hebben in zeer korte tijd aanzienlijke verbeteringen aangebracht met het oog op het herstellen van de tekortkomingen vermeld in het FATF Mutual Evaluation Report (MER) van oktober 2009. Ten gevolge hiervan heeft de FATF, in zijn Plenaire vergadering van juni 2011 in Mexico, besloten om Aruba in het reguliere followup proces te plaatsen, met het verzoek terug te rapporteren in juni 2012 over de geboekte voortgang in het elimineren van de resterende tekortkomingen. Hoewel het actieplan, dat opgesteld werd om de tekortkomingen zoals vermeld in het MER te herstellen, nog niet geheel is uitgevoerd, is het belangrijk om de aanzienlijke verbeteringen te onderkennen die in zulk een korte tijd zijn gerealiseerd, waaronder de introductie in juni 2012 van de Landsverordening ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (AML/CFT verordening). Deze Landsverordening bevat nieuwe en uitvoerige regels voor alle financiële instellingen en aangewezen niet-financiële bedrijven en beroepen (DNFBP’s) op het gebied van cliënt onderzoek (CDD), melding ongebruikelijke transacties, registratie, toezicht, handhaving en informatie-uitwisseling. Een andere grote prestatie is het uitbrengen van een AML/CFT Handboek voor de onder toezicht staande financiële instellingen en trustkantoren in juni 2011. Dit handboek beschrijft de voorwaarden vermeld in de wet- en regelgeving en geeft richting hoe aan deze voorwaarden te voldoen. Eveneens bracht de CBA in juli 2011 richtlijnen uit voor DNFBP’s en andere entiteiten die (tot nu toe) slechts voor AML/CFT-doeleinden gereguleerd worden, voor het implementeren van beleid en maatregelen met betrekking tot CDD en om het risiconiveau van hun klantenbestand te bepalen. Bovendien heeft de CBA zijn procedures met betrekking tot het toetsen van de deskundigheid en betrouwbaarheid van sleutelpersonen (waaronder mede te verstaan aandeelhouders en directeuren) flink aangescherpt en in dit verband een compleet herziene, persoonlijke vragenlijst geïntroduceerd in mei 2011. 6
In 2011 werd een concept wetsvoorstel voorbereid, in overleg met Directie Wetgeving, om de sectorale toezichthoudende wetten te versterken en hun reikwijdte te verruimen. Begin 2012 werd dit wetsvoorstel aan de Minister van Financiën aangeboden om het wetgevingsproces op te starten. In verband met de invoering in januari 2012 van de Landsverordening algemeen pensioen (voor werknemers), werden tevens enkele belangrijke veranderingen aangebracht in de toezichtswetgeving met betrekking tot de ondernemingspensioenfondsen en verzekeraars. De voornaamste veranderingen in de Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen (Lop) zijn de introductie van criteria voor de deskundigheid en betrouwbaarheid van sleutelpersonen, de verplichting van een gezonde en beheerste bedrijfsvoering en de mogelijkheid voor de CBA om administratieve sancties op te leggen aan een ondernemingspensioenfonds en/of zijn bestuur bij nietnaleving van de Lop-bepalingen of de door de CBA uitgebrachte regelgeving. Ten aanzien van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf (Ltv), werd besloten de minimum solvabiliteitsmarge die levensverzekeraars dienen aan te houden geleidelijk met één procentpunt per jaar te verhogen en wel van 4 procent tot 8 procent van de technische voorzieningen. De CBA nam tevens stappen om het raamwerk voor prudentieel toezicht te versterken, middels het uitbrengen van twee herziene beleidsrichtlijnen in 2011. De CBA bracht een gewijzigde beleidsrichtlijn uit over liquiditeitsrisicomanagement en een beleidsrichtlijn over het borgen van de bedrijfscontinuïteit. Deze beleidsdocumenten hebben ten doel veilige en gezonde praktijken voor liquiditeitsmanagement en bedrijfscontinuïteit te bevorderen door het vaststellen van “high-level” richtlijnen op deze gebieden. Om de transparantie te vergroten in de markt voor consumentenkrediet en het publiek van voldoende informatie te voorzien over de werkelijke kosten van dit type leningen, heeft de CBA bovendien herziene richtlijnen uitgegeven inzake de publicatie van de effectieve rente op consumentenleningen in juni 2011. Daarenboven heeft de CBA besloten, als reactie op de negatieve signalen die zij van tijd tot tijd krijgt over mogelijk twijfelachtige praktijken binnen deze sector, om het toezicht op pandhuizen te herstarten. Met dit doel voor ogen heeft de CBA een herzien ontheffingenbeleid uitgebracht voor pandhuizen, gebaseerd op artikel 48 lid 1 van de Landsverordening toezicht kredietwezen (Ltk), die van kracht werd in april 2012. Nieuwe pandhuizen moeten ontheffing krijgen van de CBA aleer zij hun activiteiten kunnen aanvangen. De pandhuizen die reeds actief zijn hebben een overgangsperiode van één jaar gekregen om aan de voorwaarden, zoals vastgelegd in voormeld ontheffingenbeleid, te voldoen. Via periodieke onderzoeken ter plekke en continue offsite-monitoring, hetgeen onder meer omvat het nauw gezet beoordelen van de rapportages die elke instelling bij de CBA moet indienen, wordt de financiële gezondheid van de onder toezicht staande instellingen, alsook de belangrijkste ontwikkelingen in de sectoren gemonitoord. Een andere belangrijke uitdaging voor het toezicht is dat sinds 1 januari 2011 het toezicht op het ambtenarenpensioenfonds, het APFA, bij de CBA is neergelegd. De dekkingsgraad van dit fonds ligt ver beneden de minimum-dekkingsgraad van 100 procent. De discussies met de belangrijkste sponsor van het APFA, de Arubaanse overheid, over de modaliteiten van een herstelplan (dat goedkeuring behoeft van de CBA) verkeren in de eindfase. 7
Over het algemeen genomen bleven de sectoren die onder toezicht staan gezond. Echter, de omgeving waarin ze opereren is minder gunstig vergeleken met enkele jaren geleden. Ter illustratie: de gecombineerde winstgevendheid van de commerciële banken is in de afgelopen jaren afgenomen, hoofdzakelijk wegens de benodigde hogere toevoegingen aan de voorzieningen op probleemleningen (non-performing loans”) (NPL’s), en de toenemende operationele kosten, hoofdzakelijk personeel en IT-gerelateerd. Hoewel het voorzieningenniveau bij de commerciële banken ten opzichte van de NPL’s grotendeels adequaat is, en zij voldoende buffers hebben om additionele verliezen te dragen, indien het economisch klimaat zou verslechteren, blijft de toch tamelijk hoge NPL-ratio van deze banken een punt van zorg. Datzelfde geldt voor de “banklike” instellingen. Voorts vereist de significante vermindering van de liquiditeit op de binnenlandse markt, deels het resultaat van de plaatsing van leningen door de overheid op de binnenlandse markt in de afgelopen drie jaar om haar financiële tekorten te financieren, nauwgezette monitoring. Als onderdeel van zijn bewaking ten aanzien van de ontwikkelingen binnen de commerciële bankensector verricht de CBA bovendien halfjaarlijkse “stress tests” op de individuele banken om de effecten van significante schokken op hun prudentiële ratio’s, inclusief hun solvabiliteit en de prudentiële liquiditeitsratio’s, te toetsen. De resultaten van deze testen indiceren dat verdere versterking van de prudentiële liquiditeitsvereisten op zijn plaats lijkt. Ook de aanhoudende lage rente-omgeving, met name in de financiële markten in de Verenigde Staten, blijft een uitdaging vormen voor de verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen voor wat betreft hun rendement op hun vastrentende beleggingen in de komende jaren. Ongetwijfeld was het jaar 2011 weer bepalend voor Aruba op zowel economisch als financieel front. Het was een jaar dat begon met hernieuwde hoop voor een sterk en duurzaam economisch herstel, maar dat eindigde in bezorgdheid over wat de nabije toekomst zal brengen voor de Arubaanse economie. Terwijl de financiële levensvatbaarheid op korte termijn van de raffinaderij één van de grootste uitdagingen is waar Aruba zich momenteel voor geplaatst ziet, blijven andere grote problemen zichtbaar aan de horizon, zoals de structurele zwakte in de overheidsfinanciën, het verder diversifiëren van de Arubaanse economie, de relatief hoge kosten van levensonderhoud, de bovenmatige schuldenlast van huishoudens, de eroderende koopkracht en de snel vergrijzende bevolking. Hoewel er misschien niet tegelijkertijd oplossingen bestaan voor al deze problemen, moeten aanhoudende, gezamenlijke krachtsinspanningen om deze zwaarwegende problemen structureel aan te pakken, onverminderd doorgaan. Behalve dat het doorgaan met de sociaal dialogen een belangrijk instrument is om consensus te bereiken over belangrijke kwesties voor de Arubaanse gemeenschap, zou een publiek debat met alle belanghebbenden ook hoog op de agenda moeten staan om transparantie te bewerkstellingen in het onderliggende besluitvormingsproces, alsmede in het kader van de vereiste, af te leggen verantwoording hoe wij onze schaarse bronnen aanwenden. De beslissingen die we vandaag nemen, zullen de doelmatigheid van onze bijdrage aan het welzijn van onze gemeenschap op zowel middellange als op lange termijn bepalen.
8