Overzicht wetsbepalingen staatloosheid
● Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind Artikel 7 1. Het kind wordt onmiddellijk na de geboorte ingeschreven en heeft vanaf de geboorte het recht op een naam, het recht een nationaliteit te verwerven en, voor zover mogelijk, het recht zijn of haar ouders te kennen en door hen te worden verzorgd. 2. De Staten die partij zijn, waarborgen de verwezenlijking van deze rechten in overeenstemming met hun nationale recht en hun verplichtingen krachtens de desbetreffende internationale akten op dit gebied, in het bijzonder wanneer het kind anders staatloos zou zijn.
● Internationaal verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten Artikel 24 1. Elk kind heeft, zonder onderscheid naar ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom of geboorte, recht op die beschermende maatregelen van de zijde van het gezin waartoe het behoort, de gemeenschap en de Staat, waarop het in verband met zijn minderjarigheid recht heeft. 2. Elk kind wordt onmiddellijk na de geboorte ingeschreven en krijgt een naam. 3. Elk kind heeft het recht een nationaliteit te verwerven.
● Verdrag betreffende de status van staatlozen Artikel 1 1. For the purpose of this Convention, the term "stateless person" means a person who is not considered as a national by any State under the operation of its law. (…) Article 22 1. The Contracting States shall accord to stateless persons the same treatment as is accorded to nationals with respect to elementary education. 2. The Contracting States shall accord to stateless persons treatment as favourable as possible and, in any event, not less favourable than that accorded to aliens generally in the same circumstances, with respect to education other than elementary education and, in particular, as regards access to studies, the recognition of foreign school certificates, diplomas and degrees, the remission of fees and charges and the award of scholarships Artikel 27 The Contracting States shall issue identity papers to any stateless person in their territory who does not possess a valid travel document.
● Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) Artikel 1 1. In deze Rijkswet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (…) (f.) staatloze: een persoon die door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd; (…) Artikel 6 [optie] 1. Na het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring verkrijgt door een bevestiging als bedoeld in het derde lid het Nederlanderschap: (…) (b.) de vreemdeling die in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is geboren, aldaar gedurende een onafgebroken periode van tenminste drie jaren toelating en hoofdverblijf heeft en sedert zijn geboorte staatloos is; (…) Artikel 8 [naturalisatie] 1. Voor verlening van het Nederlanderschap overeenkomstig artikel 7 komt slechts in aanmerking de verzoeker (a.) die meerderjarig is; (b.) tegen wiens verblijf voor onbepaalde tijd in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, geen bedenkingen bestaan; (c.) die tenminste sedert vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, toelating en hoofdverblijf heeft; (d.) die in het Koninkrijk en het land van ingezetenschap als ingeburgerd kan worden beschouwd op grond van het feit dat hij beschikt over een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen mate van kennis van de Nederlandse taal en – indien hij in de Nederlandse Antillen of Aruba hoofdverblijf heeft – de taal die op het eiland van het hoofdverblijf gangbaar is, alsmede van de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse staatsinrichting en maatschappij, en hij zich ook overigens in de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse, of Arubaanse samenleving heeft doen opnemen; en (e.) die verklaart bereid te zijn bij de verkrijging van het Nederlanderschap een verklaring van verbondenheid af te leggen. Het besluit tot verlening wordt niet bekend gemaakt dan nadat de verklaring daadwerkelijk is afgelegd. 2. Het eerste lid, onder c, geldt niet met betrekking tot de verzoeker die hetzij te eniger tijd het Nederlanderschap of de staat van Nederlands onderdaan-niet-Nederlander heeft bezeten, hetzij sedert tenminste drie jaren de echtgenoot is van en samenwoont met een Nederlander, hetzij tijdens zijn meerderjarigheid in Nederland, Aruba, Curaçao of Sint Maarten is geadopteerd door ouders van wie in elk geval één het Nederlanderschap bezit. 3. De termijn bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt op twee jaren gesteld voor degene die in totaal ten minste tien jaren in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba toelating en hoofdverblijf heeft gehad. 4. De termijn bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt op drie jaren gesteld voor de verzoeker die hetzij ongehuwd tenminste drie jaren onafgebroken met een ongehuwde Nederlander in een duurzame relatie anders dan het huwelijk samenleeft, hetzij staatloos is. (…)
● Europees Verdrag inzake Nationaliteit Artikel 4 De regels inzake nationaliteit van elke Staat die Partij is, moeten zijn gebaseerd op de volgende beginselen: a. iedereen heeft recht op een nationaliteit; b. staatloosheid dient te worden vermeden; c. aan niemand mag willekeurig zijn of haar nationaliteit worden ontnomen; d. noch een huwelijk noch de ontbinding van een huwelijk tussen een onderdaan van een Staat die Partij is en een vreemdeling, noch de wijziging van nationaliteit door een van de echtgenoten tijdens het huwelijk tast automatisch de nationaliteit van de andere echtgenoot aan. Artikel 6 Verkrijging van de nationaliteit 1.Elke Staat die Partij is, regelt in zijn nationale wetgeving dat zijn nationaliteit van rechtswege kan worden verkregen door de volgende personen: (a.) kinderen van welke een van de ouders op het tijdstip van de geboorte van die kinderen de nationaliteit van die Staat die Partij is, bezit, behoudens eventuele uitzonderingen die in de nationale wetgeving zijn voorzien voor in het buitenland geboren kinderen. Ten aanzien van
kinderen met betrekking tot welke het ouderschap is vastgesteld door erkenning, rechterlijke uitspraak of soortgelijke procedures kan elke Staat die Partij is bepalen dat het kind zijn nationaliteit verkrijgt overeenkomstig de in zijn nationale wetgeving vastgelegde procedure; (b.) vondelingen die op zijn grondgebied zijn gevonden en die anders staatloos zouden zijn. 2.Elke Staat die Partij is, regelt in zijn nationale wetgeving dat zijn nationaliteit kan worden verkregen door kinderen die op zijn grondgebied worden geboren en die bij de geboorte geen andere nationaliteit verkrijgen. Deze nationaliteit wordt verleend: (a.) bij de geboorte van rechtswege; of (b.) daarna, aan kinderen die staatloos zijn gebleven, op verzoek door of namens het desbetreffende kind, in te dienen bij de daarvoor in aanmerking komende autoriteit, op de in de nationale wetgeving van de Staat die Partij is, voorgeschreven wijze. Aan dit verzoek kan de voorwaarde gesteld worden van een wettig en gewoon verblijf op zijn grondgebied van niet meer dan vijf jaar onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek. 3.Elke Staat die Partij is, voorziet in zijn nationale wetgeving in de mogelijkheid van naturalisatie van personen die hun wettige en gewone verblijf op zijn grondgebied hebben. Bij het bepalen van de voorwaarden voor naturalisatie voorziet hij niet in een periode van verblijf langer dan tien jaar voorafgaande aan de indiening van het verzoek. 4.Elke Staat die Partij is, vergemakkelijkt in zijn nationale wetgeving de verkrijging van zijn nationaliteit voor de volgende personen: (a.) echtgenoten van zijn onderdanen; (b.) kinderen van een van zijn onderdanen waarop de uitzondering van artikel 6, eerste lid, letter a, van toepassing is; (c.) kinderen waarvan een van de ouders zijn nationaliteit verkrijgt of heeft verkregen; (d.) kinderen die door een van zijn onderdanen zijn geadopteerd; (e.) personen die op zijn grondgebied zijn geboren en daar wettig en gewoonlijk verblijven; (f.) personen die hun wettige en gewone verblijf hebben op zijn grondgebied gedurende een periode die aanvangt voor de leeftijd van 18 jaar, welke periode wordt vastgesteld door de nationale wetgeving van de betrokken Staat die Partij is; (g.) staatloze personen en erkende vluchtelingen die hun wettige en gewone verblijf hebben op zijn grondgebied.
● Verdrag tot beperking der staatloosheid Artikel 1 1. A Contracting State shall grant its nationality to a person born in its territory who would otherwise be stateless. Such nationality shall be granted: (a) at birth, by operation of law, or (b) upon an application being lodged with the appropriate authority, by or on behalf of the person concerned, in the manner prescribed by the national law. Subject to the provisions of paragraph 2 of this Article, no such application may be rejected. A Contracting State which provides for the grant of its nationality in accordance with sub-paragraph (b) of this paragraph may also provide for the grant of its nationality by operation of law at such age and subject to such conditions as may be prescribed by the national law. 2. A Contracting State may make the grant of its nationality in accordance with sub-paragraph ( b ) of paragraph 1 of this Article subject to one or more of the following conditions: (a) that the application is lodged during a period, fixed by the Contracting State, beginning not later than at the age of eighteen years and ending not earlier than at the age of twenty-one years, so, however, that the person concerned shall be allowed at least one year during which he may himself make the application without having to obtain legal authorization to do so; (b) that the person concerned has habitually resided in the territory of the Contracting State for such period as may be fixed by that State, not exceeding five years immediately preceding the lodging of the application nor ten years in all; (c) that the person concerned has neither been convicted of an offence against national security nor has been sentenced to imprisonment for a term of five years or more on a criminal charge; (d) that the person concerned has always been stateless. 3. Notwithstanding the provisions of paragraphs 1 ( b ) and 2 of this Article, a child born in wedlock in the territory of a Contracting State, whose mother has the nationality of that State, shall acquire at birth that nationality if it otherwise would be stateless. 4. A Contracting State shall grant its nationality to a person who would otherwise be stateless and who is unable to acquire the nationality of the Contracting State in whose territory he was born because he has passed the age for lodging his application or has not fulfilled the required residence conditions, if the nationality of one of his parents at the time of the person's birth was that of the Contracting State first above mentioned. If his parents did not possess the same nationality at the time of his birth, the question whether the nationality of the person concerned should follow that of the father or that of the mother shall be determined by the national law of such Contracting State. If application for such nationality is required, the application shall be made to the appropriate authority by or on behalf of the applicant in the manner prescribed by the national law. Subject to the provisions of paragraph 5 of this Article, such application shall not be refused. 5. The Contracting State may make the grant of its nationality in accordance with the provisions of paragraph 4 of this Article subject to one or more of the following conditions: (a) that the application is lodged before the applicant reaches an age, being not less than twentythree years, fixed by the Contracting State; (b) that the person concerned has habitually resided in the territory of the Contracting State for such period immediately preceding the lodging of the application, not exceeding three years, as may be fixed by that State; (c) that the person concerned has always been stateless.
Aanbevelingen van het Comité van Ministers van de Raad van Europa over de nationaliteit van kinderen:
●
- CM/Rec(1999)18: Iemand zou de nationaliteit van een staat moeten krijgen als de band tussen de person en de staat ‘genuine and effective’ is. Zo’n band zou volgens het Comité vooral bestaan als het gaat om geboorte, afstamming of verblijf. -CM/Rec (2009)13: Europese lidstaten moeten samenwerken in de strijd tegen staatloosheid. Lidstaten moeten ook een oplossing bedenken voor kinderen die elders zijn geboren, maar toch geen toegang hebben tot de nationaliteit van die staat.