stuk ingediend op
51-A (2012-2013) – Nr. 1 25 juli 2013 (2012-2013)
Verslag van de Vlaamse Regering
overzicht van door de Vlaamse overheid op te volgen EU-dossiers. Juli 2013
verzendcode: REG
2
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
V l a a m s P a r l e m e n t – 1011 B r u s s e l – 0 2 / 5 5 2 . 11 . 11 – w w w. v l a a m s p a r l e m e n t . b e
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
3
VLAAMSE REGERING
MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING DE MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft:
Het Litouws voorzitterschapsprogramma - Dossierfiches
Inleiding Sinds het Belgisch EU-Voorzitterschap in 2010 houd ik er aan de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement te blijven informeren over de ontwikkelingen in Europese dossiers. Bij het begin van elk nieuw Raadsvoorzitterschap worden er daarom dossierfiches opgesteld over de voor Vlaanderen primordiale beleidsdomeinoverschrijdende dossiers en als rapportage aan de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement voorgelegd. Concreet worden dossiers geselecteerd door het werkprogramma van de Europese Commissie1 te confronteren met het werkprogramma van het inkomende Raadsvoorzitterschap. Deze koppeling is nuttig omdat de roterende Raadsvoorzitter tot op zekere hoogte een eigen invulling kan geven aan het werkprogramma van de Europese Commissie. Door zowel het programma van de Europese Commissie als van de Raad in overweging te nemen, kan de Europese agenda adequaat worden opgevolgd. In de mededeling van 1 maart 2013 (VR/2013/0103/MED.0105/1) werd reeds een overzicht gegeven van het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2013, samen met het Iers voorzitterschapsprogramma voor de eerste semester van 2013. In deze mededeling zullen de prioriteiten van het Litouws Raadsvoorzitterschap worden besproken, gevolgd door een reeks fiches over de voornaamste beleidsdomeinoverschrijdende dossiers die voor Vlaanderen van belang zullen zijn op de Europese besluitvormingsagenda tijdens de tweede jaarhelft van 2013. Via de maandelijkse mededelingen2 aan de Vlaamse Regering wordt er ook gerapporteerd over de ontwikkelingen op niveau van de Europese Unie, met aandacht voor de concrete werkzaamheden in de verschillende raadsformaties, evenals voor de omzettings- en inbreukdossiers. Als aanvulling wordt in deze mededeling ook nog de toerbeurt en de betrokkenheid van de ministers uit de Vlaamse Regering tijdens het Litouws Raadsvoorzitterschap geduid. 1 2
Zie werkprogramma van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/atwork/programmes/index_nl.htm Zie overzicht van de maandelijkse mededelingen: http://www410.vlaanderen.be/iv/div/EU_rapportering/Forms/Maandelijkse%20mededelingen.aspx 1 /1
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
4
Litouws voorzitterschapsprogramma voor het tweede semester van 2013 Net zoals Slovenië in 2008, Tsjechië in 2009, Hongarije en Polen 2011 en Cyprus in 2012 is het voor Litouwen in 2013 de eerste maal dat het mag aantreden als Raadsvoorzitter sinds het land in 2004 lid werd van de Europese Unie. Nu de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader voor het EU-budget in de periode 2014-2020 zijn afgerond, zal Litouwen zich verder concentreren op de besprekingen voor de hervormingen van de enkele belangrijke Europese beleidslijnen en programma’s afronden, zoals onder andere het Cohesiebeleid en Horizon 2020. Het Litouws EUVoorzitterschap zal ook een akkoord moeten zoeken over het jaarlijkse budget voor 2014. Daarnaast blijft de aanpak van de economische problemen ook voor Litouwen één van de belangrijkste dossiers. Litouwen moet onder meer een akkoord zien te bereiken tussen de Raad en het Europees Parlement over de richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken. Het land doet het in het licht van de economische situatie in de EU goed. Het kent een economische groei sinds 2010 en die groei zal in 2013 één van de hoogste zijn van de gehele Unie. Het Litouws EU-Voorzitterschap staat ook in voor het verder onderhandelen van de handelsakkoorden met de Verenigde Staten, Japan en Canada. De Litouwse regering wil, samen met presidente Dalia Grybauskaité, het vertrouwen van zowel de eigen burgers als van de rest in de wereld in Europa herwinnen. Ze wil onder andere de bestaande hervormingsprogramma’s verder uitvoeren en nieuwe initiatieven nemen die de economische groei stimuleren. Het Litouws EU-Voorzitterschap focust zich daarom op drie prioriteiten: 1) Geloofwaardig Europa 2) Groeiend Europa 3) Open Europa Onder de titel van een ‘Geloofwaardig Europa’ willen de Litouwers streven naar gezondere publieke financiën en het versterken van de financiële stabiliteit in de EU. Ze wil zich daarom focussen op het verder ontwikkelen van de bankenunie en het voortgang maken inzake andere wetgevende voorstellen op het gebied van financiële markthervormingen. Ook het uitvoeren van de hervormingen met betrekking tot het Europees economisch bestuur en het versterken van de Economische en Monetaire Unie staan centraal voor Litouwen. Onder de doelstelling ‘Groeiend Europa’ wil het Litouws EU-Voorzitterschap verder bouwen op de Europa 2020-strategie en het Europees Semester, en wil het zich focussen op de implementatie van het Pact voor Groei en Werkgelegenheid en het versterken van de interne markt. Meer specifiek wil het de initiatieven onder de interne markt I-akte vervolledigen en nieuwe initiatieven onder de interne markt II-akte nemen. Het bereiken van een dynamische digitale interne markt staat centraal, net zoals innovatie. Ook het vervolledigen van de interne energiemarkt tegen 2014 en het verzekeren van het feit dat geen enkele lidstaat geïsoleerd blijft van de Europese energienetwerken na 2015. Onder de doelstelling ‘Open Europa’ worden de uitdagingen in het kader van het buitenlands beleid van de EU aangekaart. Litouwen zal bij het nabuurschapsbeleid focussen op een sterkere integratie tussen de EU en haar oostelijke buren, en zal een bijeenkomst van de staats- en regeringsleiders voorzitten in november 2013 in het kader van het Oostelijk Partnerschap. Zij wil verder werken rond het uitbreidingsproces, de controle van de externe grenzen en de coördinatie van de externe dimensie van het Europees energiebeleid.
2 /2
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
5
Dossierfiches In het kader van de werkzaamheden van het Strategisch Overleg Internationale Aangelegenheden (SOIA) werden door de dertien Vlaamse beleidsdomeinen de belangrijkste beleidsdomeinoverschrijdende dossiers geïdentificeerd die bijzonder relevant zijn voor Vlaanderen en die tijdens het Litouws EU-Voorzitterschap (verder) behandeld zullen worden. Voor elk van deze dossiers werd een dossierfiche opgemaakt. Informatie in de concrete dossierfiches is afkomstig van de ‘trekkende’ en ‘betrokken’ beleidsdomeinen vermeld op elke dossierfiche. De oefening wordt gecoördineerd door het Departement internationaal Vlaanderen. In de komende maanden zal er veel aandacht blijven uitgaan naar de aanpak van de economische problemen, vandaar de dossierfiche over het Europees economisch bestuur. Nu de onderhandelingen omtrent het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2014-2020 werden afgerond, zal het Litouws EU-Voorzitterschap de verdere uitwerking van de verschillende programma’s vervolledigen. Dit vertaalt zit in de dossierfiches over het Cohesiebeleid en Horizon 2020 (het kader waarbinnen het nieuwe Europese wetenschapsen innovatiebeleid vorm krijgt). Voor de Vlaamse gemeenschapsmateries blijven de Europese programma’s ‘Erasmus +’ en ‘Creatief Europa’ van groot belang. Op het vlak van onderwijs- en arbeidsmarktbeleid heeft de Europese Commissie enkele initiatieven genomen die zullen leiden tot een omvangrijk werkgelegenheidspakket en een andere kijk op onderwijs. Voor de gewestmateries zijn dan weer de milieu-effectenrapportage richtlijn, het dossier met betrekking tot de beperking van emissies die ontstaan door de impact op het indirect landgebruik, het dossier ‘Clean Power for Transport’ en het initiatief inzake Maritieme Ruimtelijke Ordening en Geïntegreerd Kustbeheer interessant. Daarnaast wordt er gewerkt rond het Europees Industrieel Beleid en de creatie van publiek-private partnerschappen tussen onderwijs, innovatie en industrie met als doel de innovatiekloof te overbruggen. Tot slot wordt ook ingegaan op de herziening van de richtlijn rond overheidsopdrachten en de modernisering van de staatssteun, die voor elk beleidsdomein van belang zijn. Bijgevoegde fiches bieden in een kort bestek de relevante informatie over de respectieve dossiers. Naast de officiële benamingen en kenmerken worden ook de links naar gespecialiseerde EU-websites (Prelex en Oeil) opgenomen. Er wordt ook aangegeven welke actoren in de Raad en het Europees Parlement actief zijn, en welke beslissingsprocedure gevolgd wordt. Verder treft u een korte samenvatting van het dossier aan alsook een beschrijving van de wijze waarop het intra-Vlaams en intra-Belgisch overleg wordt georganiseerd. Ten slotte worden ook de gevolgen qua regelgeving voor Vlaanderen geschetst, wordt ingegaan op Vlaamse standpuntformulering en de eventuele knelpunten. In de fiches werden enkel die cellen opgenomen waarvoor de betrokken beleidsdomeinen informatie hebben aangeleverd. Toerbeurt tijdens het Litouws EU-Voorzitterschap Het samenwerkingsakkoord met betrekking tot de vertegenwoordiging van België in de Raad van de Europese Unie bepaalt dat er een rotatiesysteem wordt afgesproken tussen de deelstaten wanneer zij België in de Raad moeten vertegenwoordigen. Het huidige akkoord voor die rotatie – de ‘toerbeurtregeling’ geheten – ging van start op 1 januari 2013 met het Ierse Raadsvoorzitterschap en loopt ten einde op 30 juni 2015 samen met het Letse Raadsvoorzitterschap. Op 1 juli 2013, bij het begin van het Litouws EU-Voorzitterschap, wordt er een rotatie doorgevoerd tussen de Gewesten en Gemeenschappen, die zal gelden voor de twaalf daaropvolgende maanden, tot en met juni 2014. Deze rotatie zal dus ook gelden tijdens het Griekse EU-Voorzitterschap (1 januari – 30 juni 2014). Volgens die afspraken zullen de volgende ministers uit de Vlaamse Regering de volgende institutionele rol opnemen: 3 /3
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
6
Minister Schauvliege zal als Belgisch woordvoerder aantreden in de Raad Milieu. Minister Smet zal als Belgisch woordvoerder aantreden in de vakraden over Jeugdzaken (binnen de Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport). Minister Muyters zal als Belgisch woordvoerder aantreden in de vakraden over Sport (binnen de Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport) In die zelfde periode kan hij als assessor aantreden in de vakraden over Werkgelegenheid (binnen de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenbescherming). Minister Van den Bossche kan als assessor aantreden in de vakraden over Energie (binnen de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie). Minsters Lieten, Vandeurzen, Van den Bossche en Smet kunnen als assessor aantreden in de vakraden over Sociale Zaken wanneer er dossiers onder hun bevoegdheid worden behandeld (binnen de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumenten-bescherming).
Hieronder kan u het overzicht vinden voor alle beleidsvelden met de aanduiding van welke minister (en overheid) tijdens het Litouws EU-Voorzitterschap een specifieke institutionele rol opneemt: Beleidsveld Categorie I Algemene en Buitenlandse zaken Economische en Financiële zaken Begroting Justitie Binnenlandse Zaken Asiel - Migratie Consumentenzaken Telecommunicatie Categorie II Interne Markt Gezondheid Werkgelegenheid – Sociale Zaken Energie Vervoer Categorie III Industrie Onderzoek Leefmilieu Categorie IV Cultuur – Audiovisuele Zaken Onderwijs Jeugd – Sport Toerisme Ruimtelijke Ordening – Huisvesting Regionaal beleid Categorie V Visserij Categorie VI Landbouw
Woordvoerder
Assessor
Reynders (FED) Vanackere (FED) Chastel (FED) Turtelboom (FED) Milquet (FED) De Block (FED) Vande Lanotte (FED) Vande Lanotte (FED)
-
Vande Lanotte (FED) Onkelinx (FED) De Coninck – Onkelinx (FED) De Croo, Courard Wathelet (FED) Wathelet (FED)
Marcourt (WG) Tillieux (FG) Muyters – Vandeurzen, Smet, Lieten, Van den Bossche (VG) Van den Bossche (VG) Grouwels (BHG)
Marcourt (WG) Fremault (BHG) Schauvliege (VG)
Vande Lanotte (FED) Magnette (FED) Wathelet (FED)
Laanan (FG) Paasch (DG) Smet (VG) – Muyters (VG) Weykmans (DG) Henry (WG) Demotte (WG)
-
Peeters (VG)
-
Laruelle (FED)
Peeters (VG) & Di Antonio (WG)
Minister-president Peeters blijft als Belgisch woordvoerder optreden in de vakraden over Visserij en als assessor in de vakraden over Landbouw (binnen de Raad Landbouw en Visserij). Deze rol is niet onderhevig aan een toerbeurt. 4 /4
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
7
Hieronder kan u een overzicht vinden van de ministeriële raadsvergaderingen tijdens het Litouws EU-Voorzitterschap die van belang zijn voor de Vlaamse ministers die een institutionele rol vervullen: Milieu Informele Raad Milieu, 16-17 juli, Vilnius (Litouwen) Raad Milieu, 14 oktober, Luxemburg Raad Milieu, 13 december, Brussel Jeugd Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur & Sport, 25 november, Brussel Sport Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur & Sport, 26 november, Brussel Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenbescherming Informele Raad Volksgezondheid, 8-9 juli, Vilnius, Litouwen Informele Raad Werkgelegenheid, 11-12 juli, Vilnius, Litouwen Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid Consumentenbescherming, 15 oktober, Luxemburg Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid Consumentenbescherming, 9-10 december, Brussel Energie Informele Raad Energie, 19-20 september, Vilnius (Litouwen) Raad Energie, 12 december, Brussel Landbouw en Visserij Raad Landbouw en Visserij, 15 juli, Brussel Informele Raad Landbouw, 8-10 september, Vilnius (Litouwen) Raad Landbouw en Visserij, 23 september, Brussel Raad Landbouw en Visserij, 17-18 oktober, Luxemburg Raad Landbouw en Visserij, 18-19 november, Brussel Raad Landbouw en Visserij, 16-17 december, Brussel
en en
Kris Peeters, Minister-president van de Vlaamse Regering Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid
5 /5
V L A A M S P A R LEMENT
8
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
9
BIJLAGE: Dossierfiches Litouws EU-voorzitterschap
DOSSIERFICHES LITOUWS EU-VOORZITTERSCHAP NR. FICHE
THEMA
TREKKER
BETROKKENE
1
Europees economisch bestuur
FB
DAR, iV, BZ
2
Het cohesiebeleid na 2013
iV
Alle beleidsdomeinen
3
Modernisering staatssteun
EWI
Alle beleidsdomeinen
4
Herziening richtlijn overheidsopdrachten
BZ
Alle beleidsdomeinen
5
Horizon 2020
EWI
OV, WVG, LV, LNE, MOW
6
Erasmus +
OV
CJSM, WSE, EWI
7
Kaderprogramma Creatief Europa
CJSM
RWO, EWI
8
Werkgelegenheidspakket: naar een banenrijk herstel
WSE
OV, WVG, CJSM, LNE, BZ
9
Een andere kijk op onderwijs
OV
WSE, EWI, CJSM
10
Beperking van emissies die ontstaan door de impact op het indirect landgebruik
LNE
LV, EWI, MOW, IV
11
Herziening Milieu-effectenrapportage (MER)-Richtlijn
LNE
RWO, MOW, LV
12
Clean Power for Transport
MOW
EWI, LNE
13
Maritieme Ruimtelijke Ordening en Geïntegreerd Kustbeheer
MOW
LNE, RWO
14
Europees Industrieel Beleid
EWI
WSE, LNE, MOW
15
Partnerschappen (JTI’s/Artikel 185)
EWI
LNE
6 /6
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
10
DOSSIERFICHE 1
Informatiefiche EU dossier
Dossiernaam
Europees Economisch Bestuur
Datum update
28 juni 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Europees Economisch Bestuur
Kenmerk voorstel
Relevante documenten: -
-
Actoren in de Raad
Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie (VSCB) van 2 maart 2012, artikel 11. EUCO 120/12 Verslag van de voorzitter van de Europese Raad “Naar een echte Economische en Monetaire Unie” van 26 juni 2012. EUCO 76/12: Conclusies van de Europese Raad van 28-29 juni 2012 COM (2012)777: Mededeling van de Commissie – Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie – Aanzet tot een Europees debat – 28.11.2012 Verslag van de voorzitter van de Europese Raad van 5 december 2013 “Naar een echte economische en monetaire unie” EUCO 205/12: Conclusies van de Europese Raad van 13-14 december 2012 COM (2013)166: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Naar een hechte economische en monetaire unie – Voorafgaande coördinatie van plannen voor belangrijke hervormingen van het economisch beleid – 20.03.2013 COM (2013)165: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Naar een hechte economische en monetaire unie – Invoering van een instrument voor convergentie en concurrentievermogen – 20.03.2013 EUCO 104/2/13: Conclusies van de Europese Raad van 27-28 juni 2013
Europese Raad: België wordt vertegenwoordigd door de premier. Bijeenkomsten van sherpa’s: België wordt vertegenwoordigd door het kabinet van de premier (plus de permanente vertegenwoordiger en de vertegenwoordiger in het Economisch en Financieel Comité (EFC)). Besprekingen in de raadsformaties Algemene Zaken (RAZ), Economische en Financiële Zaken (ECOFIN), Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (EPSCO).
Actoren in het Europees Parlement
-
Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie: intergouvernementeel verdrag, geen directe betrokkenheid van het Europees Parlement, wel resolutie gestemd op 18 januari 2012 (2011/2546(RSP)). 7 /7
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1 -
Fase in de procedure
11
Resolutie van 20 november 2012 betreffende het Verslag van de voorzitter van de Europese Raad “Naar een echte Economische en Monetaire Unie” (212/2151(INI)) Resolutie van 23 mei 2013 over toekomstige wetgevingsvoorstellen betreffende de EMU: reactie op de mededelingen van de Commissie COM 2013(166) en COM 2013(165) (2013/2609(RSP))
Wat betreft economisch bestuur (ex-ante coördinatie van economische hervormingen – contractuele arrangementen en de hiermee samenhangende solidariteitsmechanismen) zijn concrete voorstellen vanwege de Europese Commissie momenteel nog niet voorhanden. Wat betreft het kader inzake de ex-ante coördinatie van economische hervormingen in overeenstemming met artikel 11 van het VSCB, is de Europese Commissie voornemens in het najaar een formeel regelgevend voorstel te presenteren.
Link prelex
Mededelingen van de Europese Commissie: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202177 http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202500 http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202499
Link Oeil
Resolutie EP inzake het verslag van de voorzitter van de Europese Raad d.d. 26 juni 2012: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&referen ce=2012/2151(INI) Resolutie EP inzake COM(2013)166 en COM(2013)165: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference=2013/ 2609(RSP)&l=en
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
FB
Betrokkene
iV, DAR
Aard intra-Vlaams overleg
Ad hoc overleg
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
Alle Belgische overheden zijn betrokken
Aard intra-Belgisch overleg
DGE
INHOUD Samenvatting voorstel
In de afgelopen drie jaren heeft de EU reeds heel wat belangrijke en ingrijpende maatregelen getroffen om de crisis te boven te komen en het 8 /8
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
12
economisch bestuur van de Economische en Monetaire Unie (EMU) te versterken. Om ook in de toekomst economisch en sociaal welzijn voor de burger te kunnen garanderen zijn er evenwel meer fundamentele wijzigingen nodig aan de architectuur van de EMU. In zijn verslag van 26 juni 2012 getiteld “Naar een echte EMU”, identificeerde de voorzitter van de Europese Raad 4 essentiële bouwstenen voor de toekomstige EMU, met name: een geïntegreerd financieel kader, een geïntegreerd begrotingskader, een geïntegreerd economisch beleidskader en een versterkte democratische legitimiteit en verantwoordingsplicht. In navolging van dit verslag gaven de staatshoofden en regeringsleiders aan de voorzitter van de Europese Raad de opdracht om tegen december 2012 een specifieke, aan een tijdsschema gebonden, routekaart voor het verwezenlijken van een echte EMU te ontwikkelen. De voorliggende fiche focust op elementen van een begrotingskader en een geïntegreerd economisch beleidskader.
geïntegreerd
Om aan het debat bij te dragen publiceerde de Europese Commissie op 28 november 2012 haar blauwdruk voor een hechte EMU waarin ze haar visie op de toekomstige architectuur van de EMU uiteenzette. De Europese Commissie onderscheidde maatregelen die op korte, middellange en lange termijn nodig zijn. Wat betreft de maatregelen op korte termijn (6-18 maanden) identificeerde de Europese Commissie de volgende elementen gerelateerd aan economische bestuur: -
-
de nood aan een volledige tenuitvoerlegging van het Six Pack en een snel akkoord en snelle tenuitvoerlegging van het Two Pack. de nood aan een stelselmatige coördinatie van belangrijke economische hervormingen in overeenstemming met artikel 11 van het VSCB en binnen het kader van het Europees Semester, ex-ante aan het afronden van de nationale beslissingsprocedures. de nood aan een instrument voor convergentie en concurrentievermogen waarmee steun kan worden geboden aan het tijdig doorvoeren van structurele hervormingen die van belang zijn voor de lidstaten en voor een soepele werking van de EMU. Deze steun kan verleend worden op basis van verbintenissen die worden vastgelegd in contractuele arrangementen die door de lidstaten en de Europese Commissie worden afgesproken.
In navolging van een tweede verslag van de voorzitter van de Europese Raad, stelde de Europese Raad op 13 en 14 december 2012 aan zijn voorzitter de vraag om een aantal belangrijke punten verder uit te diepen en dienaangaande aan de Europese Raad van juni 2013 mogelijke maatregelen en een tijdgebonden routekaart voor te leggen, met name de ex ante coördinatie van nationale hervormingen, de haalbaarheid van contractuele arrangementen voor concurrentievermogen en groei, solidariteitsmechanismen voor de lidstaten die dergelijke contractuele afspraken aangaan en de sociale dimensie van de EMU. Om aan de oproep van de Europese Raad tegemoet te komen en volgend op de blauwdruk van november 2012, publiceerde de Europese Commissie op 20 maart 2013 twee mededelingen waarin ze een aantal opties aanreikte inzake de concrete invulling van de op tafel liggende concepten: -
een communicatie inzake de ex ante coördinatie van grote economische hervormingen met spill-over effect (negatief en positief). De bespreking van de hervormingen zou stevig verankerd worden in het proces van het Europees Semester. De lidstaten zouden het recht behouden om de opinie van de Europese Commissie en de resultaten van de discussies in de Raad/Eurogroep naast zich neer te leggen. Dit zou evenwel een impact kunnen hebben op de beoordeling van de lidstaat in het kader van het Europees Semester en tot uiting kunnen 9 /9
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
-
13
komen in de lidstaatspecifieke aanbevelingen. een communicatie aangaande het instrument voor concurrentie en convergentievermogen: opties voor de opzet van enerzijds contractuele arrangementen inzake specifieke hervormingen die uitvoering zouden geven aan de lidstaatspecifieke aanbevelingen voortvloeiend uit de procedure inzake macro-economische onevenwichtigheden (Six Pack) en anderzijds een financieel instrument (buiten het meerjarig financieel kader) om deze hervormingen te stimuleren en te ondersteunen.
Tijdens de Europese Raad van juni 2013 werd de vervollediging van de bankenunie als hoofdprioriteit op de korte termijn bevestigd, waarmee de financiële stabiliteit kan worden gewaarborgd, de financiële fragmentatie kan worden verminderd en de normale kredietverlening aan de economie kan worden hersteld. De Europese Raad heeft gevraagd om verder te werken aan alle bouwstenen van de EMU (coördinatie van economisch beleid, contractuele arrangementen en daarmee samenhangende solidariteitsmechanismen en de sociale dimensie). Na nauwe raadplegingen met de lidstaten, zal de Europese Raad in oktober 2013 kijken naar indicatoren en beleidsgebieden waarop gelet moet worden in het kader van een versterkte coördinatie van het economisch beleid en naar de sociale dimensie van de EMU. Het debat zal in december 2013 worden voortgezet, met als doel besluiten te nemen, in het bijzonder inzake de belangrijkste elementen van contractuele arrangementen en daarmee samenhangende solidariteitsmechanismen. Recente ontwikkelingen
Voorlopig is er nog weinig concrete vooruitgang op vlak van de vier werkpunten die geïdentificeerd werden tijdens de Europese Raad van december 2012, met name: de coördinatie van nationale hervormingen, de contractuele arrangementen en de hiermee samenhangende solidariteitsmechanismen en de sociale dimensie van de EMU. Zoals de conclusies van de Europese Raad van 27-28 juni 2013 stellen, zijn er weliswaar convergenties rond de grondbeginselen van deze concepten, maar rest er nog wat werk inzake de concrete invulling van de begrippen. Wat betreft het kader inzake de ex-ante coördinatie van economische hervormingen, neemt de Europese Commissie zich voor in het najaar een legislatief voorstel te presenteren. In 2013 werd verdere vooruitgang geboekt inzake het versterkt budgettair bestuur. Na de inwerkingtreding van de verordeningen van het Six Pack (2011) en het VSCB (2012) is op 30 mei 2013 nu ook het Two Pack in werking getreden.
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
Alle beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid.
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
Hier zal meer duidelijkheid over zijn eens de Europese Commissie concrete voorstellen heeft gepresenteerd.
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
België heeft als kleine lidstaat een eerder positieve houding ten aanzien van een ex-ante coördinatie van hervormingen met een negatief spill-over effect en eerder negatieve houding ten aanzien van contractuele arrangementen die 10 /10
V L A A M S P A R LEMENT
14
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1 verder gaan dan de huidige lidstaatspecifieke aanbevelingen.
Voor Vlaanderen relevante knelpunten
Een aandachtspunt voor Vlaanderen is de betrokkenheid van Vlaanderen bij eventuele contractuele arrangementen die betrekking hebben op gedeelde of volledig Vlaamse bevoegdheden (cf. de lidstaatspecifieke aanbevelingen). Een zelfde bemerking kan gemaakt worden inzake de ex-ante coördinatie van economische hervormingen. De implementatie van de verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijn begrotingskaders van het Six Pack en het VSCB in Belgische context zal eind 2013 een feit moeten zijn. Deze implementatie vereist een verregaande intraBelgische afstemming.
OPMERKINGEN Op de Europese Raad van 27-28 juni 2013 werden de landenspecifieke aanbevelingen onderschreven door de staatshoofden en regeringsleiders. Op Raad Economische en Financiële Zaken van 9 juli 2013 volgt de formele goedkeuring, waarmee het Europees Semester 2013 officieel afgesloten wordt. De lidstaten zullen met deze aanbevelingen rekening dienen te houden bij de opmaak van hun begrotingen voor 2014 en bij beslissingen inzake structurele hervormingen. De Raad en de Europese Commissie zullen de uitvoering van de aanbevelingen op de voet volgen. Ingevolge de op de Raad Economische en Financiële Zaken van 21 juni 2013 aangenomen aanmaning om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen, zal België uiterlijk op 31 december 2013 ook moeten rapporteren over de uitvoering van de lidstaatspecifieke aanbeveling nummer 1 (inzake het door België ingediend stabiliteitsprogramma) wat betreft het treffen van expliciete coördinatieregelingen om ervoor te zorgen dat de budgettaire doelstellingen binnen een middellangetermijnplanningsperspectief bindend zijn op het federale niveau en op de subfederale niveaus.
11 /11
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
15
DOSSIERFICHE 2
Informatiefiche EU dossier
Dossiernaam
Het cohesiebeleid na 2013
Datum update
21 juni 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
1. Algemene Verordening: Voorstel van verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 2. Specifieke verordeningen: Voorstel m.b.t. het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) het Europees Sociaal Fonds (ESF), de Europese Territoriale Samenwerking (ETS) en de Europese Groepering voor territoriale samenwerking (EGTS))
Kenmerk voorstel
Algemene verordening: COM(2011)615 Specifieke verordeningen: - Cohesiefonds COM(2011)612 - EFRO: COM(2011)614 - ESF: COM(2011)607 - ETS: COM(2011)611 - EGTS: COM(2011)610
Datum voorstel
Publicatie tijdens het Pools EU-Voorzitterschap op 6 oktober 2011
Actoren in de Raad
Het cohesiebeleid komt aan bod in de Raad Algemene Zaken, waar de Belgische minister van Buitenlandse Zaken ons land vertegenwoordigt. In de informele vergaderingen van ministers bevoegd voor het cohesiebeleid spreken ministers uit de deelstaten voor België volgens de toerbeurtrol. Tijdens het Litouwse EU-Voorzitterschap houdt de Waalse minister-president Demotte het woordvoerderschap. In de raadswerkgroep ‘structurele acties’ voeren de gewesten het woord volgens dezelfde beurtrol, wat betekent dat de Waalse attaché het woord voert tijdens het Litouwse EU-Voorzitterschap.
Actoren in het
In het Europees Parlement is voornamelijk de Commissie Regionaal Beleid 12 /12
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
16 Europees Parlement
(REGI) bevoegd voor het cohesiebeleid. In de Commissie REGI zetelen geen Belgen, ook niet als vervanger. Specifiek voor de bepaling met betrekking tot het ESF-fonds is ook de Commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken relevant. In mindere mate komt het cohesiebeleid ook aan bod in de Commissies Beleidsuitdagingen en Budget. Rapporteurs: - Algemene Verordening: Lambert van Nistelroij (EVP, NL) en Constanze Krehl (S&D, DE) - Cohesiefonds: Victor Bostinaru (S&D, RO) - EFRO: Jan Olbrycht (EVP, PL) - ESF: Elisabeth Morin-Chartier (EVP, FR) - ETS: Rikka Manner (ALDE, FI) - EGTS: Joachim Zeller (EVP, DE)
Procedure in Raad en Europees Parlement Fase in de procedure
Link prelex
Co-decisie
-
Artikelsgewijze discussie binnen de Raad
-
Elementen van een algemene gedeeltelijke benadering over het grootste deel van de Verordeningen.
-
Bijgestelde ‘mandaten’ op niveau van COREPER om consensus binnen de EU-instellingen mogelijk te maken.
-
Informele trilogen tussen de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement
Algemene verordening: COM(2011)615: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=200889 Specifieke verordeningen: - Cohesiefonds COM(2011)612: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=200888 - EFRO: COM(2011)614: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=200892 - ESF: COM(2011)607: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=200884 - ETS: COM(2011)611: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=200891 - EGTS: COM(2011)610: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=200887
Link Oeil
Algemene verordening: COM(2011)615: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference=20 11/0276%28COD%29 Specifieke verordeningen: - Cohesiefonds COM(2011)612: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference= 2011/0274%28COD%29 - EFRO: COM(2011)614: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference= 2011/0275%28COD%29 - ESF: COM(2011)607: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference= 2011/0268%28COD%29 13 /13
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
17
- ETS: COM(2011)611: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference= 2011/0273%28COD%29 - EGTS: COM(2011)610: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference= 2011/0272%28COD%29 Impact-assesment Commissie
Algemene Verordening: SEC(2011)1141 en SEC(2011)1142 EFRO en ETS-Verordening: SEC(2011)1138 en SEC(2011)1139 ESF-Verordening: SEC(2011)1130 en SEC(2011)1131
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
IV
Betrokkene
Alle beleidsdomeinen
Aard intra-Vlaams overleg
Ambtelijk: SOIA dossierteam “toekomst cohesiebeleid” Politiek: Interkabinettenwerkgroep / Vlaamse Regering Overleg met steden, provincies, sociale partners, en andere betrokken actoren (o.a. via VESOC en Vleva)
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
Waals Gewest (Permanente Vertegenwoordiging, administraties, kabinet Demotte) en Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Permanente Vertegenwoordiging, administraties, kabinet Huytebroeck)
Aard intra-Belgisch overleg
DGE, naar aanleiding van de informele ministersvergaderingen en Raden Algemene Zaken waar het thema behandeld wordt Intra-Belgische coördinatie op niveau van de Permanente Vertegenwoordiging, ter voorbereiding van elke Raadswerkgroep (regime: voor elke raadswerkgroep) Intra-Belgische coördinatie op niveau van de kabinetten (Peeters, Demotte en Huytebroeck) ter voorbereiding van Belgische standpunten voor informele ministersvergaderingen over cohesie
INHOUD Samenvatting voorstel
De huidige programmaperiode van het cohesiebeleid loopt van 2007 tot en met 2013. De voorbereiding van de volgende programmaperiode (die start vanaf 2014) is reeds in 2010 uit de startblokken geschoten met de publicatie van het Vijfde Cohesierapport door de Europese Commissie. De publicatie van de wetgevende voorstellen volgde in oktober 2011. De Europese Commissie formuleert onder andere volgende voorstellen voor het toekomstige cohesiebeleid: Thematische concentratie: het cohesiebeleid moet zich sterk richten op de Europa 2020 strategie en focussen op beperkt aantal, meer bepaald elf, prioriteiten om zo een grotere impact te krijgen. 14 /14
V L A A M S P A R LEMENT
18
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1 Resultaatgerichtheid: de lidstaten en regio’s moeten nog meer dan vroeger met resultaten voor de dag komen en een deel van de financiering moet afhankelijk gesteld worden van het bereiken van de vooropgestelde doelen (zie verder: conditionaliteit). Nieuwe strategische aanpak: de Europese Commissie wil een “Gemeenschappelijk Strategisch Kader” uitwerken om een aantal belangrijke fondsen (Cohesiefonds, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, Europees Sociaal Fonds, Europees Visserijfonds en Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling) op elkaar af te stemmen. Daarnaast wil ze een “partnerschapsovereenkomst” afsluiten met elke lidstaat, met daarin duidelijke doelstellingen en afspraken over het cohesiebeleid. Tot slot worden de concrete acties in operationele programma’s beschreven. Conditionaliteit: De Commissie wil dat de uitbetaling van cohesiemiddelen afhankelijk gemaakt wordt van de vervulling van een aantal voorwaarden per lidstaat of regio. Het gaat zowel om ex-ante, expost als macro-economische conditionaliteiten. Ex-ante conditionaliteiten zijn voorwaarden die voorafgaand aan de concrete acties vervuld moeten zijn (bijvoorbeeld omzetting relevante richtlijnen, opstellen van relevantie strategienota’s). Ex-post conditionaliteiten hebben te maken met het bereiken van resultaten bij de uitvoering van het cohesiebeleid in de nieuwe programmaperiode. Macro-economische conditionaliteiten zijn voorwaarden die verbonden zijn met de ruimere economische bestuur van de Unie. Hier wordt de link met nationale hervormingsprogramma’s en landenspecifieke aanbevelingen in het kader van de Europees Semester vooropgesteld. Intermediaire categorie: de Europese Commissie stelt voor om regio’s met een BNP/capita tussen 75 en 90% van het EU-gemiddelde (die niet tot de armste regio’s behoren, maar nog onder het gemiddelde scoren) onder te brengen in een nieuwe categorie of doelstelling en hen extra te ondersteunen. Andere thema’s: bredere toepassing van multi-level governance en partnerschappen, meer nadruk op een geïntegreerde territoriale aanpak en het versterken van territoriale cohesie, verlichting van de administratieve lasten, aandacht voor steden, inzet van instrumenten van financial engineering, enzovoort.
Recente ontwikkelingen
De informele trilogen tussen de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement startten in oktober 2012. Het Cypriotische EUVoorzitterschap bereikte reeds een preliminair akkoord over het blok strategisch programmeren. Het Iers EU-Voorzitterschap kon een voorlopig akkoord bereiken over een groot aantal thematische blokken (Gemeenschappelijk Strategisch Kader, territoriale ontwikkeling, Verordening Europese Territoriale Samenwerking, subsidiabiliteit, communicatie en informatie, monitoring en evaluatie, grote projecten, technische bijstand, beheer en controle, inkomstgenererende concrete acties). Eén van de grote discussiepunten tussen de Raad en het Europees Parlement onder het Iers EU-Voorzitterschap was het minimumaandeel voor het Europees Sociaal Fonds. Over macro-economische conditionaliteit dient nog verder onderhandeld te worden, met als kader de bepalingen uit het akkoord van de Europese Raad van 7 en 8 februari 2013..
15 /15
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
19
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
De huidige programma’s van de structuurfondsen richten zich in Vlaanderen op verscheidene prioriteiten; vooral op kenniseconomie en innovatie, ondernemerschap en organisatiecultuur, ruimtelijk-economische omgevingsfactoren, stedelijke ontwikkeling, arbeidsmarkt en kansengroepen. De fondsen komen zowel overheden als private actoren ten goede. Het gaat bijvoorbeeld om bedrijven (o.a. KMO’s), ondernemers, werklozen en de VDAB, onderzoeksinstellingen, enzovoort. Gelet op het grote budget (EU en cofinanciering binnen Vlaanderen) en het grote aantal projecten van EFRO en ESF gaat het om een belangrijk aantal belanghebbenden binnen Vlaanderen. In de nieuwe programmaperiode vallen bovendien ook het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij onder het Gemeenschappelijk Strategisch Kader waardoor de verscheidenheid aan prioriteiten en belanghebbenden zal toenemen.
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
Het gaat om voorstellen van verordening waardoor geen onmiddellijke aanpassing van Vlaamse regelgeving vereist is. De voorstellen vragen wel om een goede articulatie tussen bestaande Vlaamse beleidsinstrumenten of regelgeving enerzijds en EU en Cohesiefondsen anderzijds om een slimme, doelmatige en complementaire inzet van beiden te verzekeren.
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
Het standpunt van de Vlaamse Regering is bepaald in een mededeling aan de Vlaamse Regering van 4 juni 2010 (“oriënterende elementen”) en een mededeling aan de Vlaamse Regering van 21 januari 2011 (“reactie op het vijfde cohesierapport”). De kernpunten van dit standpunt zijn de volgende: het cohesiebeleid moet in het teken staan van de Europa 2020-strategie, maar de lidstaten en regio’s moeten zelf de prioriteiten voor “hun” cohesiebeleid kunnen bepalen, binnen Europa 2020. de administratieve lasten die gepaard gaan met het cohesiebeleid moeten verder afgebouwd worden, onder meer door een proportionele aanpak van controles en audits. het toekomstige cohesiebeleid moet institutionele structuur van de lidstaten.
rekening
houden
met
de
de conditionaliteit beperkt zich bij voorkeur tot voorwaarden die rechtstreeks te maken hebben met het behalen van de doelstellingen van de partnerschapsovereenkomst. Het zorgt voor problemen als men voorwaarden aan het cohesiebeleid zou koppelen die ruimer gaan dan het behalen van de doelstellingen van het cohesiebeleid (bv. omzetting wetgeving of begrotingsvereisten). het cohesiebeleid moet gelden voor alle regio’s, maar de focus ligt – zoals in de huidige periode – op de armste regio’s. het cohesiebeleid moet ingezet worden als een gebiedsgericht ontwikkelingsbeleid op lange termijn, zonder korte termijnwinst te negeren. 16 /16
V L A A M S P A R LEMENT
20
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1 er is behoefte aan een geïntegreerde aanpak, met voldoende coördinatie tussen bestuursniveaus (verticaal) en beleidsdomeinen (horizontaal).
Voor Vlaanderen relevante knelpunten
Knelpunt 1: conditionaliteit De voorwaardelijkheid van het cohesiebeleid kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. Er is enerzijds de interne conditionaliteit, die zich richt op het bereiken van resultaten en doelstellingen waar het cohesiebeleid vat op heeft. Anderzijds kunnen ook externe conditionaliteiten, conditionaliteiten op basis van voorwaarden die buiten het cohesiebeleid zelf liggen, vastgelegd worden. De Europese Commissie neemt beide vormen op. In haar voorstel maakt de Europese Commissie de link tussen het cohesiebeleid en het Stabiliteits- en Groeipact alsook de omzetting van regelgeving. Voor cohesieprogramma’s die beperkt in omvang zijn, is de macro-economische impact van het cohesiebeleid echter zeer beperkt. In België komt daarboven dat door de interne bevoegdheidsverdeling de aanbevelingen van de Europese Commissie met betrekking tot het Stabiliteits- en Groeipact of omzettingsdossiers niet noodzakelijk betrekking hebben op hetzelfde bevoegdheidsniveau dat verantwoordelijk is voor de opmaak en uitvoering van het cohesiebeleid. Knelpunt 2: administratieve lasten De Europese Commissie erkent dat de administratieve lasten voor ontvangers van cohesiemiddelen vaak erg hoog zijn en dat een verlichting zich opdringt. Ook de uitvoering van het cohesiebeleid door de regio’s brengt heel wat administratieve lasten met zich mee, in de vorm van controles, specifieke procedures, monitoring, rapportering en evaluaties, enz. Zeker voor regio’s met een relatief beperkt cohesiebudget is het van belang dat de administratieve lasten zeker niet toenemen.
17 /17
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
21
DOSSIERFICHE 3 Informatiefiche EU dossier
Dossiernaam
Modernisering staatssteun
Datum update
28 juni 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Staatssteun Modernisatie Pakket – State Aid Modernisation (SAM) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal comité en het Comité van de Regio’s – De modernisering van het EU staatssteunbeleid Machtigingsverordening: Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen en van Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg Procedureverordening: Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag Diverse ontwerpen van inhoudelijke verordeningen, kaderregelingen, richtsnoeren en mededelingen.
Kenmerk voorstel
SAM: COM(2012) 209final Machtigingsverordening: COM(2012) 730 Procedureverordening: COM(2012) 725
Datum voorstel
SAM : 08 mei 2012 Machtigings- en procedureverordening: 05 december 2012 Inhoudelijke regels: eerste drafts voorjaar 2013
Actoren in de Raad
Raad Concurrentievermogen
Actoren in het Europees Parlement
De Commissie Economische en Monetaire Zaken
Procedure in Raad en Europees Parlement
Rapporteurs: -
Machtigingsverordening: Herbert DOFFMANN (EPP) Procedureverordening: Sirpa PITIKAINEN (EPP)
Besluit van de Raad na advies van het Europees Parlement
V L A A M S P A R LEMENT
18 /18
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
22 Fase in de procedure
Machtigings- en procedureverordening: principieel goedgekeurd door de Raad op 29 mei 2013. Nu voor advies naar het Europees Parlement (stemming in plenaire voorzien voor 02 juli 2013). De andere inhoudelijke documenten worden enkel besproken tijdens multilaterale vergaderingen tussen de Europese Commissie en de experten van de lidstaten. De Raad en het Europees Parlement worden daarbij niet betrokken.
Link prelex
Machtigingsverordening: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202218 Procedureverordening: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202216
Link Oeil
Machtigingsverordening: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference=2 012/0344(NLE)&l=en Procedureverordening: http://www.europarl.europa.eu/oeil//popups/ficheprocedure.do?reference=2 012/0342(NLE)&l=en
Impact-assessment Commissie
Niet van toepassing
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
EWI – Agentschap Ondernemen
Betrokkene
Alle beleidsdomeinen
Aard intra-Vlaams overleg
Het Agentschap Ondernemen volgt deze vergaderingen verder op en brieft alle betrokken beleidsdomeinen met periodieke verslagen, ontwerpen, vragen,…
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
FOD Economie, Waals Gewest, Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Aard intra-Belgisch overleg
IEC
INHOUD Samenvatting voorstel
SAM
De Europese Commissie wenst tegen eind 2013 nagenoeg het volledige wetgevende kader inzake staatssteun te herzien en te coördineren. Een groot deel van de inhoudelijke staatssteunregels die momenteel van kracht zijn lopen immers af eind 2013, zodat de Europese Commissie momenteel bezig 19 /19
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
23
is aan een grondige herziening en consolidatie. Daarbij worden procedureel 2 pistes parallel gevolgd. 1. Inhoudelijke regels Enerzijds zijn er de inhoudelijke staatssteunregels waarvoor de Europese Commissie exclusief bevoegd is. Deze worden niet voorgelegd aan de Raad of het Europees Parlement, maar worden enkel besproken op multilaterale vergaderingen tussen de Europese Commissie en de experten van de lidstaten. Daarna kan de Europese Commissie deze unilateraal goedkeuren, al dan niet rekening houdende met de gegeven opmerkingen. Het voorbije jaar heeft de Europese Commissie reeds diverse openbare consultaties georganiseerd omtrent de werking van het huidige regelgevende kader. In een aantal domeinen heeft de Europese Commissie reeds “non-papers” of “issues papers” opgesteld. De komende maanden zal de Europese Commissie de eerste ontwerpen opstellen van de nieuwe verordeningen, richtsnoeren, kaderregelingen en mededelingen. Inhoudelijk staan o.a. volgende onderwerpen op de agenda: -
Richtsnoeren inzake regionale steun Algemene groepsvrijstellingsverordening De-minimisverordening Kaderregeling inzake staatssteun voor O&O&I Richtsnoeren inzake staatssteun voor milieu en energie Richtsnoeren inzake staatssteun voor risicokapitaalfinanciering Richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun Mededeling betreffende het begrip staatssteun
Inhoudelijk heeft de Europese Commissie de voorbije maanden reeds een eerste draft gepubliceerd inzake de Algemene Groepsvrijstellingsverordening en de de-minimis. Beide teksten bevatten echter een groot aantal strengere bepalingen die het verlenen van steun administratief meer belastend maken, zowel voor de begunstigde als voor de steunverlenende overheid. Zo zou de begunstigde bij elke steunaanvraag een standaard formulier moeten invullen betreffende het bewijs dat de steun een stimulerend effect heeft. Bovendien moet de steunverlenende overheid ook via een publieke website alle begunstigden individueel vermelden met naam, steunbedrag, investeringsbedrag, … Ook de controle en het toezicht worden strenger. Inzake de-minimis wil de Europese Commissie tegen 2016 verplicht één centraal register per lidstaat opleggen waarin alle de-minimissteun verzameld wordt. Dat impliceert dat er afspraken moeten gemaakt worden tussen de gewesten en de federale overheid, maar bijvoorbeeld ook binnen de Vlaamse overheid. Momenteel is elke entiteit verantwoordelijk voor zijn eigen bevoegdheden en is er geen centraal overzicht omtrent wie wat geeft en onder welke voorwaarden. Vele lokale steunregimes van gemeentes, provincies,… kunnen ook onder de-minimis vallen, zonder dat die entiteiten zich daar van bewust zijn. De Regionale Steun Richtlijnen zijn ondertussen eind juni 2013 definitief goedgekeurd door de Europese Commissie. De lidstaten kunnen nu starten met het opstellen van de nieuwe regionale steunkaarten voor de periode 2014-2020. Momenteel is er politiek overleg tussen de 3 gewesten omtrent de verdeelsleutel waarmee het bevolkingsplafond zal verdeeld worden tussen de gewesten. Pas daarna kan worden gestart met het eigenlijke opstellen van de kaarten en de aanmelding daarvan bij de EU. De andere dossiers zitten nog in een minder ver gevorderd stadium aangezien er nog geen eerste ontwerpen verspreid zijn. Waarschijnlijk zal de 20 /20
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
24
Europese Commissie nog een aantal daarvan verspreiden tijdens de zomer waarna deze dan vanaf september inhoudelijk zullen besproken worden tijdens vergaderingen met de experten van de lidstaten. 2. Procedurele regels Anderzijds is de Europese Commissie vragende partij om een aantal procedurele verordeningen te wijzigen, waarvoor echter het akkoord van de Raad en het Europees Parlement vereist zijn:
Wijziging aan de machtigingsverordening
Via de machtigingsverordening geeft de Raad een delegatie aan de Europese Commissie om met betrekking tot enkele categorieën van steun waarmee de Europese Commissie reeds voldoende ervaring heeft opgebouwd, een vrijstellingsverordening uit te vaardigen, zodat niet alle steunregimes moeten aangemeld worden bij de EU. De onderwerpen uit de huidige machtigingsverordening zijn momenteel al allemaal benut (KMO, O&O, milieu, werkgelegenheid en opleiding). De Europese Commissie wou graag nog in een aantal andere domeinen de mogelijkheid hebben om dergelijke generieke vrijstellingen te verlenen. In het voorstel wordt gedacht aan volgende domeinen: ‐ cultuur (o.a. ook cinema) en erfgoedbescherming ‐ steun voor natuurrampen ‐ steun i.v.m. slecht weer in de visserij sector ‐ steun voor innovatie ‐ steun voor bosbeleid ‐ steun voor conservatie van “marine biological resources” ‐ steun voor amateur sport ‐ sociale steun voor transport naar afgelegen regio’s ‐ steun voor bepaalde soorten van breedbandinfrastructuur Tijdens de Raadswerkgroepen was één van de voornaamste discussiepunten het opnemen van een artikel inzake “transport” waardoor de sector specifieke bepaling van artikel 9 van Verordening nr. 1370/2007 zou geschrapt worden. Vele lidstaten (waaronder ook België) hebben zich hard tegen deze piste verzet met als gevolg dat dit artikel geschrapt werd. De Europese Commissie kondigde echter tijdens de Raad van 29 mei 2013 aan dat zij hier principieel niet akkoord mee gaat en dat zij zich zal beraden over een toekomstig nieuw initiatief om dit aspect opnieuw (apart) op de tafel te krijgen. De strijd is hier met andere woorden voorlopig beslecht maar zeker nog niet definitief gestreden. De Europese Commissie benadrukt dat dit niet betekent dat er vanaf 2014 onmiddellijk dergelijke verordeningen zullen opgesteld worden. Aangezien de huidige algemene groepsvrijstellingsverordening (GBER) ook afloopt eind 2013 en de opvolger moet klaar zijn op 1 januari 2014 zal het toepassingsgebied van de nieuwe GBER wellicht in een eerste fase nog identiek zijn aan de huidige, maar dat sluit dan niet uit dat in de jaren die daarop volgen een uitbreiding wordt doorgevoerd.
Wijziging aan de eigenlijke procedureverordening
De voornaamste voorstellen tot wijziging zijn: ‐ ‐
een vlottere afhandeling van klachten (klager moet standaard formulier gebruiken, moet een belang aantonen, klacht kan afgewezen worden indien niet voldoende gemotiveerd,…) opvragen van marktinformatie in staatssteun zaken zal niet enkel via 21 /21
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
‐
25
de lidstaat kunnen, maar ook rechtstreeks bij de begunstigde, de concurrenten of de sectororganisaties. De Europese Commissie kan een boete geven aan de geadresseerden die geen, laattijdig of verkeerde informatie aanleveren. Dit zal slechts worden gebruikt voor enkele zaken per jaar waarbij de formele onderzoeksprocedure reeds werd geopend en de Europese Commissie niet via de normale kanalen aan voldoende relevante feitelijke data kon geraken. er wordt formeel een kanaal gecreëerd waarmee de nationale rechters de Commissie om een advies (amicus curiae) kunnen verzoeken.
Het door de Europese Commissie opgestelde ontwerp werd naar aanleiding van de discussies in de Raadswerkgroepen wat aangepast en verduidelijkt, maar werd in grote lijnen aanvaard.
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
Alle beleidsdomeinen Alle bestaande en toekomstige Vlaamse staatssteunregels zullen zich moeten confirmeren aan het nieuwe EU kader. Eens de nieuwe regels van kracht worden (begin 2014) zullen via dienstige maatregelen de nodige wijzigingen aan de bestaande regimes opgelegd worden indien deze niet zouden voldoen aan de nieuwe regels.
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
De Vlaamse overheid is voorstander van de door de Europese Commissie gewenste vereenvoudiging en consolidatie en juicht de verdere inhoudelijke uitbreiding van het gebruik van vrijstellingsverordeningen toe. Er moet echter wel over gewaakt worden dat de door de Europese Commissie gevraagde tegenprestatie van de lidstaten (onder andere een striktere controle en een strengere interpretatie van de begrippen stimulerend effect en noodzaak van de steun) er niet toe leiden dat de administratieve last voor de overheid en de potentiële begunstigden al te zeer toenemen of er zelfs de facto toe leiden dat het verlenen van steun voor bepaalde categorieën van ondernemingen of investeringen zeer moeilijk wordt.
22 /22
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
26
DOSSIERFICHE 4
Informatiefiche EU dossier
Dossiernaam
Herziening richtlijnen overheidsopdrachten
Datum update
27 juni 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het gunnen van overheidsopdrachten. Dit voorstel van Richtlijn maakt deel uit van een totaalprogramma voor een diepgaande modernisering van de overheidsopdrachten in de EU met inbegrip van een richtlijn over concessies. De twee andere voorstellen van dit pakket zijn: - Voorstel van Richtlijn betreffende het gunnen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (COM (2011) 895) - Voorstel van Richtlijn betreffende de gunning van concessieopdrachten (COM (2011) 897) Daarenboven publiceerde de Europese Commissie op 26 juni 2013 een voorstel van richtlijn inzake e-facturering bij overheidsopdrachten (COM (2013) 449), vergezeld van een mededeling waarin zij haar standpunt uiteenzet inzake de volledige digitalisering van de openbare-aanbestedingsprocedure, de zogenaamde "eind-tot-eind e-aanbesteding".
Kenmerk voorstel
COM (2011) 896 2011/0438(COD)
Datum voorstel
20 december 2011
Actoren in de Raad
In de Raad concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie, Onderzoek en Ruimtevaart) wordt België voor dit dossier vertegenwoordigd door federaal minister van Economie Johan Vande Lanotte. In de bevoegde raadswerkgroep wordt België vertegenwoordigd door de federale attaché concurrentievermogen en experts van de Kanselarij van de Premier.
Actoren in het Europees Parlement
Commissie Interne Markt en Consumentenbescherming (IMCO)
Procedure in Raad en Europees Parlement
Gewone wetgevingsprocedure, met gekwalificeerde meerderheid in de Raad. Begin 2013 waren de amendementen van het Europees Parlement (voorbereid in de Commissie IMCO) klaar voor bespreking in de plenaire vergadering.
Fase in de procedure
De bespreking in de raadswerkgroep leidde tot een compromisvoorstel met vermelding 16190/12 op 14 november 2012. Na een laatste bespreking in COREPER op 28 november 2012 publiceerde het Cypriotische EU Voorzitterschap op 30 november 2012 een compromisvoorstel (document
Rapporteur: ‐
Marc Tarabella (S&D)
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
27
16725/1/12 REV 1) ter voorbereiding van de Raad Concurrentievermogen (1011 december 2012). Op basis van de bespreking in die Raad startte het Iers Voorzitterschap begin 2013 met de trilogen. De terugkoppeling en aansturing gebeurde hoofdzakelijk binnen COREPER (met periodieke bijeenkomsten van de raadswerkgroep Overheidsopdrachten). De trilogen werden succesvol afgerond op 26 juni 2013. Link prelex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=201258#415 442
Link Oeil
http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference=2011/ 0438%28COD%29&l=en
Impact-assesment Commissie
http://ec.europa.eu/governance/impact/ia_carried_out/docs/ia_2011/sec_201 1_1585_en.pdf
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
BZ
Betrokkene
Alle beleidsdomeinen
Aard intra-Vlaams overleg
Behalve informatieverspreiding via SOIA en de nieuwsbrief van de afdeling overheidsopdrachten vond geen intra-VO-overleg plaats.
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
Alle federale en gefedereerde (gemeenschappen, gewesten) entiteiten, evenals provinciale en lokale overheden en samenwerkingsverbanden.
Aard intra-Belgisch overleg
Overleg vindt plaats binnen de federale commissie overheidsopdrachten en op de IEC-bijeenkomsten die door de FOD Economie worden georganiseerd. Deze bijeenkomsten vinden regelmatig plaats.
INHOUD Samenvatting voorstel
In Europa besteden overheidsdiensten ongeveer 18% van het BBP aan werken, leveringen en diensten. Overheidsopdrachten kunnen gebruikt worden als een krachtige hefboom om te komen tot een interne markt die slimme, duurzame en inclusieve groei stimuleert. In diverse recente verslagen en beleidsverklaringen werd nadrukkelijk voor een herziening van de richtlijnen gepleit. De herziening van het kader voor overheidsopdrachten is een prioriteit van de "Single Market Act". Binnen dat kader publiceerde de Europese Commissie eind 2011 voorstellen om de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG te versterken en aan te passen. Er zijn drie kernproblemen vastgesteld: 1° Ontoereikende kostenefficiëntie — de huidige EU-regels leveren een jaarlijkse besparing op van ongeveer 20 miljard euro op een bedrag van 420 miljard euro, maar door hun kostprijs van ongeveer 5,6 miljard euro zouden de procedures een te zware last inhouden. 2° Gemiste kansen voor de samenleving — door de huidige regels kunnen belanghebbenden niet altijd optimaal gebruikmaken van hun middelen en/of 24 /24
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
28
kunnen ze voor hun aankopen niet altijd de beste keuze maken. 3° De markt voor overheidsaanbestedingen is veeleer nationaal dan Europees — meer dan 98% van de conform de EU-regels gegunde opdrachten gaat naar nationale bieders (ongeveer 96% van de totale waarde). Deze problemen betreffen: -
Toepassingsgebied: complexe regels
-
Onevenredige en starre procedures
-
Onzekerheid en ontoereikende bepalingen met betrekking tot de integratie van strategische doelstellingen
-
Door de wetgeving veroorzaakte en "natuurlijke" belemmeringen voor markttoegang
-
Op vlak van governance zijn er verschillende uiteenlopende administratieve capaciteit in de lidstaten
modellen
en
Er zijn specifieke doelstellingen om de bovenbeschreven hoofdproblemen aan te pakken: 1° de kostenefficiëntie verbeteren van EU-regels en –procedures in verband met overheidsopdrachten; 2° ten volle de mogelijkheden benutten om de samenleving het best mogelijke resultaat te bieden; 3° EU-markten in plaats van nationale markten voor overheidsopdrachten tot stand brengen. De voorgestelde hervorming is dus gericht op een grondige modernisering van de bestaande werktuigen en instrumenten. 1. Hoofddoel is de vereenvoudiging en versoepeling van de regels en procedures. De Europese Commissie stelde daarvoor het volgende voor: - de mogelijkheid om meer gebruik te maken van onderhandelingen, waardoor de aanbestedende diensten goederen en diensten kunnen kopen die meer aan hun behoeften beantwoorden en dit tegen de beste prijs; - de uitbreiding en op middellange termijn de algehele verbreding van de elektronische communicatiemiddelen in de overheidsaanbestedingen, omdat dit een essentiële factor is van vereenvoudiging van overheidsopdrachten; - een drastische vermindering van de administratieve last, onder meer inzake de documentatie die ondernemers moeten indienen. 2. Bevorderen van de toegang tot overheidsaanbestedingen voor kleine en middelgrote ondernemingen: deze zal worden vergemakkelijkt en uitgebreid middels maatregelen die de last verminderen en een forse prikkel om opdrachten in percelen op te splitsen en door de beperking van de eisen inzake financiële capaciteit voor het indienen van een inschrijving. 3. Tegelijk beoogt de voorgestelde hervorming het vergemakkelijken van een beter kwalitatief gebruik van overheidsopdrachten doordat beter rekening wordt gehouden met maatschappelijke en milieucriteria, bijvoorbeeld de levenscycluskosten of de integratie van kwetsbare en kansarme personen, waardoor tot de realisatie van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie wordt bijgedragen. 4. De hervorming heeft ook betrekking op: - verbeteringen van de bestaande waarborgen om belangenconflicten, favoritisme en corruptie tegen te gaan en te zorgen voor meer integriteit van de procedures, rekening houdend met de financiële inzet; - de aanwijzing door de lidstaten van één nationale autoriteit belast met de 25 /25
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
29
bewaking, de uitvoering en de controle op overheidsaanbestedingen om voor een betere toepassing van de regels op het terrein te zorgen. Recente ontwikkelingen
Onder het Deens EU-Voorzitterschap werd het Commissievoorstel voor de herziening van de “algemene” overheidsopdrachten Richtlijn (COM (2011) 896) intensief besproken in de bevoegde Raadswerkgroep. Onder het EU-Voorzitterschap van Cyprus werden de besprekingen voortgezet en een compromis bereikt tijdens de Raad Concurrentievermogen van 10-11 december 2012. De door het Europees Parlement goedgekeurde amendementen pleitten onder meer voor meer flexibele procedures, meer rechtszekerheid en meer bindende regels voor de sociale en milieubescherming. Onder het Iers EUVoorzitterschap vond een reeks trilogen plaats. De bevoegde raadswerkgroep en COREPER werden zeer regelmatig op de hoogte gehouden. Op 26 juni 2013 werden de trilogen succesvol afgerond. Het document 11644/13 dat het Secretariaat-Generaal op 26 juni 2013 publiceerde, bevat een overzicht van de finale compromis-elementen. Het is duidelijk dat bepaalde hervormingsdoelstellingen van de oorspronkelijke Commissievoorstellen (zoals op vlak van governance) tijdens het onderhandelingsproces werden afgezwakt.
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
Overheden, bedrijven, en ook ngo’s lieten in de loop der besprekingen al opinies horen over dit dossier.
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
Niet direct, inzake overheidsopdrachten past Vlaanderen enkel de federale wetgeving (die de EU wetgeving omzet) toe.
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
Een globaal standpunt werd niet ingenomen maar elementen werden in de loop van het najaar 2012 geleidelijk voorbereid. Vlaamse overheidsdiensten nemen deel aan de vergaderingen van de Federale Commissie Overheidsopdrachten en van de FOD Economie (IEC) en geven daar soms specifieke commentaar. Het vermijden van nieuwe administratieve lasten is een belangrijk aandachtspunt. Daarnaast biedt de herziening de mogelijkheid om – cf. ViA en andere initiatieven – Vlaamse beleidsambities (voor duurzaamheid, maatschappelijke verantwoordelijk ondernemen, innovatie, kostenefficiëntie) mede via een betere overheidsopdrachtenwetgeving te kunnen realiseren. Het pleidooi van België voor een langere omzettingstermijn werd in Vlaanderen niet gedeeld onder meer omdat de Vlaamse overheid op het vlak van eprocurement tot de Europese voorlopers behoort. De finale compromistekst voorziet nog steeds een langere omzettingstermijn voor de e-procurement bepalingen dan voor de andere bepalingen.
Voor Vlaanderen relevante knelpunten
Een inventarisatie van Vlaamse aandachtspunten werd in het najaar 2012 opgestart.
26 /26
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
30 OPMERKINGEN Concessies
Samen met de twee voorstellen voor de herziening van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG publiceerde de Europese Commissie op 20 december 2011 ook een voorstel voor een Richtlijn betreffende de gunning van concessieopdrachten (COM (2011) 897). Het voorstel voor een richtlijn inzake concessies geldt voor partnerschapsakkoorden tussen een gewoonlijk publieke entiteit of overheid en een vaak private onderneming, waarbij deze het exploitatierisico op zich neemt in verband met het onderhoud en de ontwikkeling van de infrastructuur (havens, watervoorziening, parkeergelegenheid, tolwegen, enz.) of de levering van diensten van algemeen economisch belang (energie, gezondheid, distributie en waterzuivering en afvalverwijdering, enz.). Het voorstel van richtlijn wil geen buitensporige administratieve lasten creëren en zal uitsluitend op concessies voor een bedrag hoger dan 5.000.000 euro van toepassing zijn in gevallen waarin het grensoverschrijdend belang manifest is. Dit specifieke voorstel van richtlijn zal de Europese regeling voor overheidsopdrachten aanvullen. De toekomstige regeling zal namelijk ook op concessies voor diensten van toepassing zijn, die momenteel als enige niet onder bepalingen van afgeleid recht vallen. Het voorliggende initiatief strekt ertoe ten voordele van de autoriteiten en ondernemers de rechtszekerheid rond de gunning van concessieopdrachten te vergroten. Zij zijn erop gericht de effectieve toegang tot de concessiemarkt te waarborgen voor alle Europese ondernemingen, inclusief kleine en middelgrote ondernemingen, en zouden aldus kunnen bijdragen tot het stimuleren van de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen waarvan concessies een voorkeursinstrument zijn. De Europese Commissie stelt voor concessies aan verplichte bekendmaking in het Publicatieblad van de EU te onderwerpen. Zij stelt eveneens voor de verplichtingen van aanbestedende diensten betreffende de keuze van selectie- en gunningscriteria te concretiseren, bepaalde basisgaranties op te leggen die tijdens de gunningsprocedure moeten worden gerespecteerd en de voordelen van de richtlijn inzake rechtsmiddelen op het gebied van overheidsaanbestedingen uit te breiden tot iedere belanghebbende bij het verkrijgen van een concessie. Tevens wenst het voorstel bepaalde verduidelijkingen aan te brengen betreffende de regeling voor wijzigingen van concessies in uitvoering. Dit voorstel werd in de loop van de Deense en Cyprische EU-Voorzitterschappen ook binnen de intraBelgische overlegfora (Federale Commissie Overheidsopdrachten, IEC) al besproken met inbreng van departementale VO-standpunten. In het Europees Parlement was de rapporteur Philippe Juvin (EPP). Na de Raad Concurrentievermogen op 10 en 11 december, verspreidde het Secretariaat-Generaal van de Commissie op 20 december 2012 een nieuw document (18007/12) met een geamendeerd tekstvoorstel en een algemene aanpak. Na de amendementen van het Europees Parlement begin 2013 startten onder het Iers EU-Voorzitterschap ook voor dit deeldossier de trilogen die op 26 juni 2013 succesvol werden afgerond. E-facturering bij overheidsopdrachten. Op 26 juni 2013 publiceerde de Europese Commissie haar voorstel voor een richtlijn inzake efacturering bij overheidsopdrachten (COM (2013) 449). Dit voorstel is vergezeld van een mededeling met de visie van de Europese Commissie inzake de volledige digitalisering van de openbareaanbestedingsprocedure, de zogenaamde "eind-tot-eind e-aanbesteding". E-facturering is een belangrijke stap in de richting van een papierloze overheidsadministratie (e-government) in Europa — een van de prioriteiten van de Digitale Agenda — en biedt potentieel voor aanzienlijke economische en milieuvoordelen. De Commissie schat dat de overstap naar e-facturering bij overheidsopdrachten in de hele EU kan leiden tot besparingen van maximaal 2,3 miljard euro. In de ontwerp-richtlijn inzake e-facturering bij overheidsopdrachten wordt een Europese norm voor efacturering voorgesteld, waarmee naar verwachting de interoperabiliteit tussen de verschillende, voornamelijk nationale e-factureringsystemen zal verbeteren. Het doel is een einde te maken aan de rechtsonzekerheid, de buitensporige complexiteit en extra exploitatiekosten voor de marktdeelnemers, die momenteel verschillende systemen voor elektronische facturering in de lidstaten moeten gebruiken. Zij zal ook de introductie van e-facturering in Europa helpen bevorderen, die nog maar bij 4 27 /27
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
31
% tot 15 % van alle uitgewisselde facturen wordt gebruikt. De mededeling over eind-tot-eind eaanbestedingen plaatst de ontwerp-richtlijn inzake e-facturering bij overheidsopdrachten in een bredere context en bevat het standpunt van de Europese Commissie over de digitalisering van de procedures voor overheidsopdrachten. De mededeling beschrijft de huidige stand van zaken in verband met de uitvoering van elektronische aanbestedingen en elektronische facturering in de EU, en stelt de terreinen vast waarop maatregelen moeten worden genomen om de overgang naar eind-toteind e-aanbesteding te bewerkstelligen. Daarbij gaat het om: •van e-facturering bij overheidsopdrachten de regel maken in plaats van de uitzondering; •werk maken van normalisatiewerkzaamheden; •ontwerpen van nationale strategieën voor eind-tot-eind e-aanbesteding; •uitwisselen van goede praktijken. De mededeling zal als basis dienen voor eventuele toekomstige initiatieven inzake de verdere digitalisering van de procedures voor overheidsopdrachten.
28 /28
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
32
DOSSIERFICHE 5 Informatiefiche EU dossier
Dossiernaam
Horizon 2020
Datum update
26 juni 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Pakket Horizon 2020 – The Framework Programme for Research and Innovation
Kenmerk voorstel
Datum voorstel
30 november 2011
Actoren in de Raad
Raad Onderzoek – Ingrid Lieten (FG)
Mededeling Horizon 2020 COM(2011)808 Algemeen Besluit of Kaderprogramma COM(2011)809 - 2011/0401 (COD) Deelnameregels COM(2011)810 – 2011/0399 (COD) Specifiek Programma COM(2011)811 – 2011/0402 (CNS) EIT-Verordening COM(2011)817 – 2011/0384 (COD) EIT Strategische Innovatie-Agenda COM(2011)822 – 2011/387 (COD)
Raadswerkgroep Onderzoek – Patrick Lamot (FOD Economie) Actoren in het Europees Parlement
De Commissie ITRE
Procedure in Raad en Europees Parlement
Kaderprogramma, deelnameregels en EIT: gewone besluitvormingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissingsrecht van het Europees Parlement)
Rapporteurs: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Mededeling: Kaderprogramma: RIERA MADURELL Teresa (S&D) Deelnameregels: EHLER Christian (EPP) Specifiek Programma: CARVALHO Maria Da Graça (EPP) EIT-Verordening: LAMBERTS Philippe (Greens-EFA) EIT SIA: MATIAS Marisa (GUE/NGL)
Specifiek programma: bijzondere besluitvormingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid in de Raad) Fase in de procedure
1e lezing
Link prelex
COM(2011)808: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=201132 COM(2011)809: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=201135 COM(2011)810: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=201133
29 /29
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
33
COM(2011)811: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=201136 COM(2011)817: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=201139 COM(2011)822: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=201140 Link Oeil
COM(2011)808: COM(2011)809: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&refere nce=2011/0401%28COD%29 COM(2011)810: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference=2011/ 0399%28COD%29&lg=en COM(2011)811: http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&refere nce=2011/0402%28CNS%29 COM(2011)817 : http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&refere nce=2011/0384%28COD%29 COM(2011)822 : http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&refere nce=2011/0387%28COD%29
Impact-assesment Commissie
Horizon 2020 IA: http://ec.europa.eu/research/horizon2020/pdf/proposals/horizon_2020_impac t_assessment_annexes.pdf IA Annexes: http://ec.europa.eu/research/horizon2020/pdf/proposals/horizon_2020_impac t_assessment_annexes.pdf Samenvatting IA: http://ec.europa.eu/governance/impact/ia_carried_out/docs/ia_2011/sec_201 1_1428_en.pdf EIT IA: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=SEC:2011:1433:FIN:EN:PDF Samenvatting IA: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=SEC:2011:1434:FIN:NL:PDF
30 /30
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
34
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
EWI
Betrokkene
LV, LNE, MOW, OV, WVG
Aard intra-Vlaams overleg
Schriftelijk via VVPV
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
Federale overheid, Waals Gewest en Brussel Gewest.
Aard intra-Belgisch overleg
CIS-CFS / IEC
INHOUD Samenvatting voorstel
De Europese Commissie nam op 30 november 2011 haar voorstellen aan voor Horizon 2020, de opvolger van het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling (7KP OTO). Horizon 2020 slorpt ook de innovatie-aspecten op van het Kaderprogramma voor Concurrentievermogen en Innovatie (CIP), waarvan de rest een vervolg krijgt als Programma voor Concurrentievermogen van bedrijven en KMO’s. De Europese Commissie spreekt van een breuk met het verleden in haar voorstel, en dit omwille van de sterke vereenvoudiging, de inclusieve aanpak, de integratie van onderzoek en innovatie, de directe economische stimulus die van het programma zal uitgaan en de naadloze implementatie van labo tot markt die wordt ondersteund. De structuur van Horizon 2020 verschilt alvast van de structuur van het huidige KP OTO. Voortaan wordt het KP OTO opgedeeld in drie pijlers: excelleren in fundamenteel wetenschappelijk onderzoek (Europese Onderzoeksraad, infrastructuur, Marie Curie, Future and Emerging Technologies), industrieel leiderschap creëren (Key Enabling Technologies, toegang tot kapitaal, innovatie in KMO’s) en het aanpakken van maatschappelijke problemen. De Europese Commissie stelt een budget voor van ca. 80 miljard euro voor de periode 2014-2020. Daarvan zou excellente wetenschap ruim 25 miljard ontvangen, industrieel leiderschap een kleine 20 miljard en maatschappelijke uitdagingen ca. 35 miljard euro.
Recente ontwikkelingen binnen de EUinstellingen
In de loop van 2012 bereikte de Raad gedeeltelijke algemene benaderingen rond het Kaderprogramma, de Deelnameregels en het Specifieke Programma, de EIT-Verordening en de EIT-Strategische Innovatie-Agenda. Dit was het startschot voor het Iers EU-Voorzitterschap om in de eerste helft van 2013 de onderhandelingen met het Europees Parlement aan te gaan. Op 25 juni 2013 werd een voorlopig akkoord bereikt dat evenwel nog door lidstaten in de Raad moet worden aanvaard. Het akkoord omvat volgende elementen: -
het financieringsmodel van de Raad blijft behouden (i.e. geen optie voor zogenaamde “full cost accounting” of de terugbetaling van werkelijk gemaakte indirecte kosten, zoals gevraagd door het Europees Parlement);
-
een pilootinstrument Fast Track to Innovation, dat is een instrument dat gericht is op het versneld naar de markt brengen van innovaties;
-
meer zichtbaarheid en een apart budget voor de onderdelen 31 /31
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
35
“Widening Partcipation” (verbreden van de deelname aangezien 95% van de middelen momenteel naar de EU-15 gaat) en “Science with and for Society” (sociale en menswetenschappen); -
oormerking van middelen voor het KMO-instrument;
-
toevoegen van een activiteitenlijn rond geïntegreerde benadering van maritiem onderzoek;
-
Europees Instituut voor Innovatie en Technologie: oprichting van KICs (Knowledge & Innovation Communities) in 3 golven van 2 KICs (2014-2016-2018) in plaats van twee golven van drie KICs (20142018).
Tijdens de eerste helft van 2013 werd ook het budget voor Horizon 2020 duidelijk. In plaats van de voorgestelde 80 miljard euro, zal 70,2 miljard euro beschikbaar zijn voor Horizon 2020. Als basis voor de onderhandelingen, werd van elke budgetlijn 1/8e afgetrokken (de zogenaamde pro rata vermindering). De daaropvolgende aanpassingen waren van relatief kleine aard. In de eerste pijler werd het Marie Curie-programma verhoogd ten nadele van de Future and Emerging Technologies. In de tweede pijler werd een lichte verhoging genoteerd voor industriële technologieën, ten nadele van de financiële instrumenten. Onder maatschappelijke uitdagingen noteren we een verhoging van de uitdagingen energie en klimaat, ten koste van de andere maatschappelijke uitdagingen.
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
Onderzoeksinstellingen, universiteiten, bedrijven
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
Geen aanpassing voorzien.
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
Vlaanderen heeft input geleverd voor het Belgische ambtelijke standpunt over het voorstel rond Horizon 2020. Volgende elementen werden onder meer verwelkomd: -
de aanzienlijke verhoging van het totaalbudget,
-
de geïntegreerde en brede benadering van innovatie,
-
de nadruk op technologies),
-
excellentie als voornaamste criterium,
-
de vereenvoudiging van KMO-deelname,
-
de nadruk op maatschappelijke uitdagingen,
-
de verdere ontwikkeling van financiële instrumenten onder de pijler “Industrieel Leiderschap”,
-
vereenvoudiging, met name de unieke set van regels, vereenvoudigde boekhoudkundige methodes, minder controle en audit…
ondersteunende
technologieën
(key
enabling
De aanpak van het Iers EU-Voorzitterschap was het bewaren van het sterk vereenvoudigd financieringsmodel van de Raad in ruil voor toegevingen op de andere belangrijke elementen van het Europees Parlement, zoals het 32 /32
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
36
verbreden van de deelname. Vlaanderen had liever een andere aanpak gezien, maar stond ter zake in de minderheid. Voor Vlaanderen relevante knelpunten
Het initiële ambtelijke standpunt vermeldt onder meer volgende bezorgdheden: -
het gebrek aan een duidelijke argumentatie voor de budgetverdeling,
-
het ontbreken van de mogelijkheid voor verenigingen zonder winstbejag om de volledige kosten te worden terugbetaald,
-
het lage budget dat aan Marie Curie acties wordt toegekend,
-
het gebrek aan coördinatie tussen Horizon 2020 en Gezamenlijke Programmering,
-
het gebrek aan duidelijke complementariteit tussen Horizon 2020, het Cohesiebeleid en het Programma voor het Concurrentievermogen van KMO’s en Bedrijven (COSME).
OPMERKINGEN Het lijkt alvast dat het Europees Parlement vrij veel uit de onderhandelingen heeft weten te slepen. Behalve op het punt van het financieringsmodel, scoort het min of meer op alle andere belangrijke punten.
33 /33
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
37
DOSSIERFICHE 6
Informatiefiche EU dossier
Dossiernaam
Erasmus + (oorspronkelijke benaming in het Commissievoorstel: Erasmus voor iedereen)
Datum update
26 juni 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van “Erasmus voor iedereen”. Het programma van de Unie voor onderwijs, beroepsopleiding, jeugd en sport. Opmerking: met het Europees Parlement werd inmiddels een akkoord bereikt over een nieuwe benaming voor het programma: “Erasmus+”
Kenmerk voorstel
COM/2011/788 definitief - 2011/0371 (COD)
Datum voorstel
23 november 2011
Actoren in de Raad
Het voorstel wordt besproken in de Raad Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport waar de Duitstalige Gemeenschap tijdens het Litouws EU-Voorzitterschap het woord voert voor België voor dit agendapunt.
Actoren in het Europees Parlement
Bevoegde Commissie: Cultuur Rapporteur: -
Doris Pack (EEP), aangeduid op 24 januari 2012
Procedure in Raad en Europees Parlement
Gewone wetgevende procedure
Fase in de procedure
Goedkeuring akkoord triloog op 26/06/2013
Link prelex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=201095
Link Oeil
http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&referen ce=2011/0371(COD)
Impact-assesment Commissie
http://ec.europa.eu/education//erasmus-for-all/doc/impact1_en.pdf
34 /34
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
38
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
OV
Betrokkene
CJSM-WSE-EWI
Aard intra-Vlaams overleg
Structureel overleg met CJSM en ad hoc raadpleging van andere actoren.
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden Aard intra-Belgisch overleg
Franse en Duitstalige Gemeenschap Intra-Belgische coördinatievergaderingen voor elke raadswerkgroep DGE voor Raad
INHOUD Samenvatting voorstel
Het voorstel van verordening voor de instelling van een nieuw programma voor onderwijs, jeugd en sport voor de periode 2014-2020 dat de Europese Commissie op 23 november 2011 heeft voorgesteld aan Europese Raad en het Europees Parlement als Erasmus for All/Erasmus voor iedereen, mag gezien worden als de opvolger van zowel het programma Een leven lang leren, Jeugd in Actie alsook van de internationale onderwijsprogramma’s zoals Erasmus Mundus en Tempus. Erasmus + zoals het programma uiteindelijk zal heten, heeft evenwel een ingrijpend andere architectuur dan de programma’s van de vorige generatie (2007-2013). Basis voor de indeling in grote acties is niet meer - zoals voorheen - het onderwijs-of opleidingsniveau of doelgroep¸ maar wel op basis van het type van de actie. De acties worden voortaan opgedeeld in drie categorieën: (1) individuele leermobiliteit; (2) samenwerking voor innovatie en goede praktijken en (3) steun aan hervormingen in het beleid. Onder elk van deze types van acties kunnen sub-acties hun plaats vinden die betrekking hebben op een bepaalde doelgroep. De Europese Commissie stelde een budget van 19 miljard euro voor. Dit betekent een stijging van bijna 70 % in vergelijking met het budget van de programma’s van de vorige generatie.
Recente ontwikkelingen binnen de EUinstellingen
De Raad onderwijs bereikte op 11 mei 2012 een gedeeltelijke algemene benadering. De Commissie Cultuur en Onderwijs van het Europees Parlement bereikte een akkoord op 27 november 2012. De Raad en het Europees Parlement bereikten een akkoord op 26 juni 2013 op COREPER. Het definitief akkoord zal volgen nu er een globaal akkoord is over het Meerjarig Financieel Kader van de EU.
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
De Vlaamse onderwijs- en jeugdsector, alsook actoren actief in de (recreatieve) sport. 35 /35
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1 Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
39
Vlaamse co-financiering van bepaalde acties die onder het programma georganiseerd zullen worden. Organisatie van (een) Vlaams(e) agentschap(pen) voor de uitvoering van het programma.
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
Vlaanderen verwelkomt het bereikte akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement. Hierbij werd het programma omgedoopt tot Erasmus +. Met het behoud van de vroegere benamingen uit het huidige ‘Een Levenlang Leren programma’: Erasmus, Comenius, Grundtvig en Leonardo, alsook de aparte luiken voor Jeugd (Jeugd in Actie) en Sport is de zichtbaarheid van en de toegankelijkheid voor de specifieke doelgroepen en sectoren (bijvoorbeeld leerplichtonderwijs, volwassenenvorming en jeugdwerkorganisaties en jeugdbeleid, sportsector) beter gewaarborgd dan in het oorspronkelijk voorstel van de Europese Commissie. Tevens is er een aparte budgetlijn voor Jeugd (10%) en bestaat de mogelijkheid dat het Programmacomité ook kan vergaderen rond ‘sector issues’.
Voor Vlaanderen relevante knelpunten
Met het oog op de implementatie van het programma is het af te wachten hoe de financiële enveloppe voor België er zal uitzien. Nadien moet dan intraBelgisch bekeken worden hoe de onderverdeling per gemeenschap en per sector zal gebeuren.
36 /36
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
40
DOSSIERFICHE 7 Informatiefiche EU dossier
Dossiernaam
Kaderprogramma Creatief Europa
Datum update
24 juni 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Creatief Europa
Kenmerk voorstel
COM/2011/0785 definitief - 2011/0370 (COD)
Datum voorstel
23 November 2011
Actoren in de Raad
Het voorstel wordt besproken in de Raad Audiovisuele zaken waar de Franstalige minister Fadila Laanan het woord voert voor België tijdens het Iers EU-Voorzitterschap. In de raadswerkgroep Audiovisuele Zaken wordt België vertegenwoordigd door de Franstalige attaché Pauline François.
Actoren in het Europees Parlement
Bevoegde EP-commissie: CULT
Procedure
Gewone wetgevingsprocedure
Fase in de procedure
1e lezing
Link prelex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=201092
Link Oeil
http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&refere nce=2011/0370(COD)
Impact-assesment Commissie
http://www.ipex.eu/IPEXL-WEB/dossier/files/download/082dbcc533b5ff4d 0133da10317003ca.do
Rapporteur: Silvia Costa (S&D)
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
CJSM
Betrokkene
RWO, EWI 37 /37
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1 Aard intra-Vlaams overleg
41
PLINT (PLatform INTernationaal overleg) CJSM VL-EUROP-verzendlijst
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden Aard intra-Belgisch overleg
Franse en Duitstalige Gemeenschap Intrabelgische verzendlijst Intrabelgische coördinatievergaderingen voor elke raadswerkgroep DGE voor Raad
INHOUD Samenvatting voorstel
Het kaderprogramma “Creatief Europa” (binnen het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014-2020) gaat om een voorstel voor opvolger van het huidige Cultuur- en het MEDIA-programma. Zoals aangekondigd zal dit kaderprogramma drie grote pijlers bevatten: een pijler “cultuur” (opvolger van het huidige Cultuurprogramma); een pijler “MEDIA” (opvolger van het huidige MEDIA-programma); een nieuwe pijler voor ter ondersteuning van de culturele en creatieve sectoren. Waar de eerste twee pijlers min of meer traditionele ‘subsidie-instrumenten’ blijven, is de derde pijler een garantiefaciliteit bij de Europese Investeringsbank dat als hefboom moet dienen om de toegang tot kapitaal te vergemakkelijken voor culturele en creatieve ondernemers.
Recente ontwikkelingen binnen de EUinstellingen
Het voorstel is door de Europese Commissie voorgesteld tijdens de Raad Cultuur van 29 november 2011. In de loop van 2012 werd in twee fasen een partial general approach bereikt in de Raad. In een eerste fase onder Deens EU-Voorzitterschap werd over alle inhoudelijke elementen een akkoord bereikt behalve over de nieuwe pijler (garantiefaciliteit voor de Culturele en Creatieve Sectoren). In een tweede fase, onder Cypriotisch voorzitterschap werd ook over deze garantiefaciliteit een akkoord bereikt tussen Lidstaten. De ‘partial general approach’ overspant het grootste deel van de tekst. Enkel de passages over het budget werden uit de ‘partial general approach’ gehouden omdat ze te sterk gelinkt zijn aan de budgettaire onderhandelingen binnen het Meerjarig Financieel Kader. Het Europese Parlement keurde op 18 december 2012 haar ontwerprapport goed in de Commissie Cultuur. Het Iers EU-Voorzitterschap heeft de trilogen gevoerd en op 21 juni 2013 een compromistekst aan COREPER voorgelegd met het oog op een principieel akkoord. Van zodra de financiële enveloppe voor het programma bekend is en de verdeling van deze enveloppe binnen het programma is vastgelegd op basis van de in het compromis vervatte bepalingen, zal de gebruikelijke brief aan de voorzitter van de Commissie Cultuur van het Europees Parlement verstuurd worden.
38 /38
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
42 GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
De Vlaamse culturele en creatieve sectoren in brede zin (zowel marktgerichte als niet-marktgerichte spelers, inclusief de Vlaamse filmsector en gaming bedrijven).
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
Vlaanderen gelooft in de kracht van de culturele en creatieve sectoren. Zowel op maatschappelijk als op economisch vlak. Daarom ondersteunt Vlaanderen het door de Europese Commissie voorgestelde budget voor dit programma binnen het Meerjarig Financieel Kader. Vlaanderen steunde het compromis dat door het Deense en Cypriotisch EUVoorzitterschap werd bereikt.
Voor Vlaanderen relevante knelpunten
Het voorgestelde budget voor Creatief Europa is klein in vergelijking met de andere uitgavenrubrieken van de Europese meerjarenbegroting, en de middelen worden verdeeld over relatief kleine projecten. Budgetverlagingen worden daarom erg hard gevoeld op het terrein. Bovendien betekenen de voorgestelde acties voor België duidelijk een meerwaarde. Toch pleiten enkele lidstaten voor een besparing op Creatief Europa. Hierbij komt het budget van de nieuwe garantiefaciliteit voor de creatieve sector, goed voor ruim 200 miljoen euro in het vizier. Voor Vlaanderen houdt dit instrument echter mogelijks nieuwe kansen in.
39 /39
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
43
DOSSIERFICHE 8
Informatiefiche EU dossier Dossiernaam
Werkgelegenheidspakket: naar een banenrijk herstel
Datum update
28 juni 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Naar een banenrijk herstel
Kenmerk voorstel
COM(2012) 173 final
Datum voorstel
18 april 2012
Actoren in de Raad
Raad EPSCO - Werkgelegenheid en Sociale Zaken: federaal minister Monica De Coninck Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken waarin de federale attaché het woord voert en waarbij de Vlaamse attaché aanwezig zijn.
Actoren in het Europees Parlement
Commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken
Link prelex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199904
Link Oeil
http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference =2012/2647(RSP)&l=en#basicInformation
Impact-assesment Commissie
Niet van toepassing
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
WSE
Betrokkene
OV, WVG, CJSM, LNE, BZ
40 /40
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
44 OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
Federale overheidsdienst werkgelegenheid, abeid en sociaal overleg (FOD WASO), Kabinet federaal minister De Coninck, Service Public de Wallonie, Administration régionale de l’Emploi, Kabinet minister Antoine, FOREM Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Administratie Economie en Werk, Kabinet minister Cerexhe, ACTIRIS
Aard intra-Belgisch overleg
DGE – voorbereiding EMCO (FOD WASO)
INHOUD Samenvatting voorstel
Deze beleidsmededeling tracht de werkgelegenheidsprioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse aan te vullen met beleidsrichtsnoeren op de middellange termijn op grond van de werkgelegenheidsdoelstellingen van Europa 2020. Zij bouwt voort op de werkgelegenheidsrichtsnoeren, stelt acties vast en komt tegemoet aan de oproep van de Europese Raad om het nieuwe economisch bestuur te ondersteunen met een nauwere monitoring van het werkgelegenheids- en sociaal beleid op die gebieden waar dit van invloed kan zijn op de macro-economische stabiliteit en groei. Deze mededeling gaat vergezeld van negen werkdocumenten, waarvan twee discussienota’s: Trends en uitdagingen op de arbeidsmarkt (analysedocument); Een kwaliteitskader voor stages (discussienota); Uitvoering van het initiatief “Kansen voor jongeren”: eerste genomen stappen (voortgangsverslag); Benutting van het werkgelegenheidspotentieel van groene groei; Benutting van het werkgelegenheidspotentieel van ICT’s; Een actieplan voor de gezondheidswerkers in de EU; Arbeidskrachten in huishoudelijke diensten (discussienota); Open, dynamische en inclusieve arbeidsmarkten (evaluatie van het begrip flexizekerheid). In zijn geheel draagt dit werkgelegenheidspakket niet alleen bij tot de uitvoering van het vlaggenschipinitiatief van Europa 2020 inzake “Nieuwe vaardigheden en banen”, maar helpt het ook om via synergie betere resultaten te boeken bij de uitvoering van andere vlaggenschipinitiatieven. De Europese Commissie stelt in de mededeling beleidsrichtsnoeren voor bij de ondersteuning van de creatie van banen in de groene economie, de gezondheids- en de ICT-sectoren, en de hervorming van de arbeidsmarkt. Verder geeft de Europese Commissie de stappen aan om de slechte afstemming van vraag en aanbod op het gebied van vaardigheden aan te pakken en de arbeidsmobiliteit te verbeteren door het wegnemen van de obstakels die een echte Europese arbeidsmarkt obstrueren en door de hervorming van de EURES-dienstverlening. Tenslotte legt het pakket de nadruk op de hechte band tussen het beleid en de financiële instrumenten van de EU (zoals het Europees Sociaal Fonds (ESF)) bij de ondersteuning van de prioriteiten en hervormingen inzake werkgelegenheid in de lidstaten.
41 /41
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1 Recente ontwikkelingen binnen de EUinstellingen
45
Tijdens zijn zitting op 4 oktober 2012 nam de EPSCO-Raad conclusies aan over “naar een banenrijk herstel en betere kansen voor jongeren” die de belangrijkste elementen uit het werkgelegenheidspakket overnemen met een focus op jongeren. Uit het werkgelegenheidspakket werden inmiddels ook een aantal acties door de Europese Commissie gerealiseerd zoals o.a. het EUvaardigheidspanorama (d.i. een website met kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over vaardigheidsbehoeften op korte en middellange termijn, over het aanbod aan vaardigheden en over discrepanties tussen vraag en aanbod van vaardigheden), de lancering van het Europees vaardigheidspaspoort, de aanzet tot de hervorming van het EURES-netwerk (Europese diensten voor arbeidsvoorziening) in de richting van een omvattend Europees werkgelegenheidsinstrument dat op de doelstellingen van Europa 2020 is afgestemd. Het Litouws EU-Voorzitterschap zal eveneens een paar dossiers uit dit pakket behandelen: het voorstel van richtlijn over de toepassing van het recht op vrij verkeer van werknemers en een voorstel van besluit over de versterkte samenwerking onder de openbare diensten voor arbeidsvoorziening (benchmarking, identificeren van goede praktijken) Op 5 december 2012 lanceerde de Europese Commissie het Jeugdwerkgelegenheidspakket met de overkoepelende mededeling “Jongeren aan het werk helpen” (COM (2012) 727 final). Dit pakket bevat onder meer twee acties die de Europese Commissie vooropstelde in het Werkgelegenheidspakket, met name de indiening van: 1) een voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake jeugdgaranties en 2) verdere stappen in de richting van een voorstel voor aanbeveling over een kwaliteitskader voor stages. Voor dit laatste is er eerst een raadpleging van de Europese sociale partners. Verder kondigt het pakket een Europees Verbond voor leerplaatsen aan om de kwaliteit en het aanbod van beschikbare leerplaatsen te verbeteren. De Europese Raad van 13 en 14 december 2012 riep de Raad op onverwijld aandacht te schenken aan de voorstellen in dit pakket, met name met het oog op de aanneming, begin 2013, van de aanbeveling over een jeugdgarantie. Op de EPSCO Raad op 28 februari 2013 werd een politiek akkoord bereikt over de aanbeveling over een jongerengarantie. Doel van de jeugdgarantie is te garanderen dat alle jongeren tot 25 jaar binnen vier maanden nadat zij het formele onderwijs hebben verlaten of werkloos geworden zijn, een goede baan, voortgezet onderwijs/opleiding, een plaats in het leerlingstelsel of een stage aangeboden krijgen. De laatste maanden staat de jongerenwerkgelegenheid hoog op de Europese politieke agenda. Op de Europese Raad van 7 en 8 februari 2013 werd beslist het Jeugdwerkgelegenheidsinitiatief op te richten, dit is een Europees Fonds van 6 miljard euro (waarvan 3 miljard euro uit het ESF) om in het bijzonder de invoering van de jongerengarantie financieel te ondersteunen in het bijzonder in NUTS 2 regio’s waar de jeugdwerkloosheid hoger is dan 25%. Tijdens het debat op de EPSCO Raad op 20 juni 2013 vroegen de lidstaten dit bedrag van 6 miljard euro vervroegd uit te keren zodat deze middelen in 2014 en 2015 worden toegewezen in plaats van gedurende de zevenjarige looptijd van het MFK. De beslissing daartoe werd genomen op de Europese Raad van 27 en 28 juni 2013. Naast de besprekingen van praktijkvoorbeelden van de aanpak van de jeugdwerkloosheid in de lidstaten kwam ook de mededeling van de Commissie van 19 juni 2013 “Samen aan de slag voor de jongeren in Europa – Een oproep tot actie ter bestrijding van jeugdwerkloosheid” er aan bod.
42 /42
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
46
Ondertussen nemen een paar lidstaten initiatieven om ideeën uit te wisselen over de bestrijding van de jeugdwerkloosheid: Ministeriële vergadering in Madrid op 19 juni 2013, een Rondetafel in Berlijn op 3 juli 2013. De “sense of urgency” is duidelijk aanwezig. Op 2 juli 2013 vindt een lanceringsconferentie plaats in Leipzig over de Europese Alliantie voor leerlingstelsels, een van de acties uit het Jongerenwerkgelegenheidspakket. Het Litouws EU-Voorzitterschap is van plan de politieke aandacht vast te houden voor de uitvoering van de jongerengarantie en voorziet op de agenda van de Informele EPSCO Raad van 11-12 juli 2013 in Vilnius een bespreking over werkplekleren (stages, leerlingstelsels, duale leersystemen).
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
Burgers: werkzoekenden, werknemers, jongeren Overheden: Departement WSE, Kabinet Werk, Kabinet Sociale Economie, Departement Onderwijs en Vorming, VDAB, Syntra Vlaanderen, Vlaams ESFAgentschap, SERV, Vlaamse onderwijsverstrekkers Sociale partners
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
Niet van toepassing
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
Met het oog op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid voorziet het nieuwe loopbaanakkoord dat jongeren die een aantal begeleidings- of tijdelijke trajecten hebben doorlopen, uiteindelijk geleid worden naar duurzame tewerkstelling via duurzaamheidstrajecten. De VDAB zal ook maximaal inzetten op werkplekleren met het oog op de toeleiding naar knelpuntberoepen. De eerste stappen worden gezet naar een kwalificatieplicht en werkervaringsgarantie voor de hele groep van ongekwalificeerde schoolverlaters. Daarnaast zullen de jonge werkzoekenden door de VDAB aangemoedigd worden om hun jobdoelwit uit te breiden naar banen die hun tewerkstellingskansen verhogen indien zij ingeschreven zijn voor beroepen waar weinig vraag naar is op de arbeidsmarkt. Extra aandacht zal gaan naar de stedelijke aanpak van de jeugdwerkloosheid. Het loopbaanakkoord maakt ook van de hervorming van de loopbaandienstverlening een prioriteit. In de loop van 2012 werd een nieuw kader externe loopbaanbegeleiding voor werkenden uitgetekend. Vlaamse werkenden kunnen vanaf 1 juli 2013 tegen een betaalbare prijs loopbaanbegeleiding kunnen krijgen. Bedoeling is dat werknemers die cheque kunnen aankopen bij de VDAB. De invoering van een loopbaancheque kadert in het opzet om werkenden meer dan vandaag te laten nadenken rond hun loopbaan. Begin 2013 zullen vooral initiatieven gepland worden om de wijzigingen in het loopbaanlandschap voor de basisdienstverlening zo vlot mogelijk te laten verlopen.
Voor Vlaanderen relevante knelpunten
Knelpunten op de Vlaamse arbeidsmarkt omvatten: het fenomeen van de blijvend hoge ongekwalificeerde uitstroom uit onderwijs en opleiding, en de lage participatie aan levenslang leren; de vaststelling dat een aantal vacatures lange tijd of zelfs niet ingevuld geraken (mismatch op de arbeidsmarkt) Ook in Vlaanderen zien we als gevolg van de demografische evolutie 43 /43
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
47
dezelfde tendensen als deze aangehaald in het actieplan van de Europese Commissie, met name het ontstaan van (dreigende) tekorten in bepaalde beroepscategorieën in de zorgsector (verpleegkundigen en verzorgenden, opvoeders in de sector van personen met een handicap en kinderverzorgsters). Daarom nam bevoegd minister Jo Vandeurzen in 2010 reeds het initiatief om een actieplan ter bevordering van de werkgelegenheid in de zorgsector op te stellen (‘Werk maken van werk in de zorgsector’). Hierin worden initiatieven voorgesteld gericht op de instroom, doorstroom en retentie.
44 /44
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
48
DOSSIERFICHE 9
Informatiefiche EU dossier
Dossiernaam
Een andere kijk op onderwijs
Datum update
26 juni 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Communicatie “Een andere kijk op onderwijs”
Kenmerk voorstel
COM (2012) 669 final
Datum voorstel
20 november 2012
Actoren in de Raad
De Raad Onderwijs zal tijdens het Litouws EU-Voorzitterschap de thema’s uit de communicatie en bijbehorende stafdocumenten in zijn agenda blijven opnemen en ook reageren op de vervolgcommunicaties van de Europese Commissie over respectievelijk “Opening up Education” en de internationalisering van het hoger onderwijs die in de loop van 2013 worden gepubliceerd.
Actoren in het Europees Parlement
/
Procedure in Raad en Europees Parlement
Niet wetgevend
Fase in de procedure
/
Link prelex
/
Link Oeil
/
Impact-assesment Commissie
/
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
OV
Betrokkene
WSE, CJSM, EWI, LNE
45 /45
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1 Aard intra-Vlaams overleg
49
Ad hoc raadpleging van andere beleidsdomeinen
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
Franse en Duitstalige Gemeenschap, Waals en Brussels Gewest
Aard intra-Belgisch overleg
Intra-Belgische coördinatievergaderingen voor elke raadswerkgroep DGE voor Raad
INHOUD Samenvatting voorstel
Deze mededeling doet beleidsaanbevelingen aan de lidstaten op het gebied van basisvaardigheden, ondernemerschap, digitale e-geletterdheid, mediageletterdheid en meertaligheid met het oog op het behalen van de EUbenchmark voor betere prestaties op het gebied van lezen, wiskunde en wetenschap. Eén en ander zal bijdragen tot betere arbeidskansen, het concurrentievermogen en de interculturele dialoog door transversale sleutelcompetenties te stimuleren in het kader van het beleid voor een leven lang leren. De communicatie situeert zich in de eerste plaats onder het vlaggenschip ‘Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen’, maar ook onder ‘Jeugd in beweging’, ‘Digitale agenda’ en ‘de Innovatie Unie’. Een andere kijk op onderwijs vraagt om een ingrijpende verandering in onderwijs, met meer aandacht voor leerresultaten, i.e. de kennis, vaardigheden en competenties die verworven worden in het leerproces. Om ervoor te zorgen dat onderwijs beter inspeelt op de behoeften van de lerenden en de arbeidsmarkt moeten beoordelingsmethoden aangepast en gemoderniseerd worden. Het gebruik van ICT en open onderwijsmiddelen (OER's) moet grootschaliger worden in alle leeromgevingen. Leerkrachten moeten hun eigen vaardigheden onderhouden door regelmatige bijscholing. Met de strategie worden lidstaten ook verzocht om de banden tussen onderwijs en werkgevers aan te halen, het ondernemerschap de klas binnen te brengen en jongeren te laten proeven van het beroepsleven door meer opleiding op de werkplek. De Europese Onderwijsministers worden ook aangemoedigd om hun samenwerking te vergroten inzake opleiding op de werkplek op nationaal en Europees niveau. In september 2013 zal de Europese Commissie een vervolgcommunicatie publiceren over “Opening up education”. Daarin zal zij acties voorstellen voor de promotie van ICT en open onderwijsmiddelen (OER's) in alle leeromgevingen als middel om zowel excellentie als gelijke kansen te bevorderen. In juli 2013 zal de Europese Commissie een vervolgcommunicatie over de internationalisering van het hoger onderwijs publiceren. Daarin zal zij de blik richten op de positionering van het Europees hoger onderwijs. Focus zal daarbij gericht zijn op mobiliteit van studenten en docenten, de internationalisering van de curricula en het gebruik van ICT en open onderwijsmiddelen, alsook op de promotie van de eigen EU transparantieinstrumenten, zoals het U-multiranksysteem.
Recente ontwikkelingen
Zie hoger: actoren in de Raad.
46 /46
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
50 binnen de EUinstellingen
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
Vlaamse opleidingsverstrekkers en lerenden.
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
Mogelijke aanpassingen van beleid voor onderwijs en beroepsopleiding in functie van de Europese strategie.
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
Met betrekking tot de koepelmededeling verwelkomt Vlaanderen de aandacht van de nieuwe communicatie voor leerresultaten (learning outcomes) in relatie tot het vaardighedendebat, maar wenst dat de bij de implementatie van de voorgestelde initiatieven rekening wordt gehouden met het geheel van doelstellingen uit het eigen werkprogramma van de Raad Onderwijs: Education and Training 2020 die breder zijn dan het perspectief van het Europees semester. De thema’s van de aangekondigde nieuwe communicaties over “opening up education” en de internationalisering van het hoger onderwijs zijn reeds stevig verankerd in het Vlaams, Europees en internationaal onderwijsbeleid. Vlaanderen kijkt dus met belangstelling uit naar de nieuwe initiatieven van de Europese Commissie om de thematiek hoog op de EU agenda te plaatsen.
47 /47
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
51
DOSSIERFICHE 10
Informatiefiche EU dossier Dossiernaam
Beperking van emissies die ontstaan door de impact op het indirect landgebruik
Datum update
2 juli 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de richtlijn 98/70/EG met betrekking tot de kwaliteit van benzine- en dieselbrandstoffen en tot wijziging van de richtlijn 2009/28/EG met betrekking tot de ondersteuning van energie uit hernieuwbare bronnen
Kenmerk voorstel
COM(2012)595
Datum voorstel
17 oktober 2012
Actoren in de Raad
Raad Energie met betrekking tot de wijzigingen aan de richtlijn hernieuwbare energie met staatssecretaris Wathelet als Belgische woordvoerder. Raad Milieu met betrekking tot de wijzigingen aan de richtlijn brandstofkwaliteit met Vlaams minister Joke Schauvliege als Belgische woordvoerder. Omdat er twee filières bij betrokken zijn, wordt het dossier op het niveau van de raadswerkgroep behandeld in een ad hoc raadswerkgroep.
Actoren in het Europees Parlement
Commissie ENVI Rapporteur: -
Corinne Lepage
Procedure in Raad en Europees Parlement
Medebeslissingsprocedure
Fase in de procedure
1e lezing
Link prelex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202037
Link Oeil
http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&referen ce=2012/0288(COD)
Impact-assesment
http://ec.europa.eu/energy/renewables/biofuels/land_use_change_en.htm
Commissie 48 /48
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
52 OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
LNE
Betrokkene
LV EWI
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
FOD Leefmilieu (instrumenten biobrandstoffenbeleid) en FOD Economie
Aard intra-Belgisch overleg
DGE (Belgische posities werden goedgekeurd in januari, april en juni 2013).
Betrokkenheid van gewestelijk beleid op het vlak van energie, milieu, klimaat, landbouw, innovatie en internationale relaties
Ad hoc werkgroep van de filières energie (Enover) en milieu (CCIM), die openstaat voor experten van andere beleidsdomeinen. In mei 2013 kwam een Belgische positie tot stand op het niveau van deze werkgroep.
INHOUD Samenvatting voorstel
Context De richtlijn hernieuwbare energie 2009/28/EG bevat onder andere een bindende doelstelling voor de lidstaten om tegen 2020 het aandeel van hernieuwbare energie in transport te verhogen tot minstens 10%. Als hernieuwbare energie voor transport komen biobrandstoffen en elektriciteit en waterstof (beide opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen) in aanmerking. Om te kunnen bijdragen tot het behalen van de doelstelling moeten de biobrandstoffen voldoen aan een aantal duurzaamheidscriteria. Er is ook een richtlijn brandstofkwaliteit 2009/30/EG die voor transportbrandstoffen een BKG-reductiedoelstelling oplegt van 6% tegen 2020. Biobrandstoffen die hiervoor gebruikt worden moeten aan dezelfde duurzaamheidscriteria voldoen als in de richtlijn hernieuwbare energie. Problematiek De voorbije jaren werd vanuit de academische wereld, door NGO’s en ook vanuit de VN toenemende kritiek geuit op het beleid voor de bevordering voor biobrandstoffen. Enerzijds omdat de duurzaamheidscriteria geen rekening houden met de emissies die voortvloeien uit de indirecte impact op het landgebruik. Daardoor worden eigenlijk soms biobrandstoffen ondersteund die over de hele levenscyclus meer CO2 uitstoten dan fossiele brandstoffen. Anderzijds kan het aanwenden van landbouwteelten voor de productie van biobrandstoffen een negatieve impact hebben op de voedselproductie en voedselprijzen. Voorstel van de Europese Commissie Belangrijkste elementen van het voorstel:
De bijdrage van conventionele (op basis van landbouwgewassen) biobrandstoffen tot het realiseren van de 10% doelstelling voor hernieuwbare energie uit transport wordt beperkt tot de helft (5%) van de doelstelling. Daardoor wordt de impact op voedselprijzen en op 49 /49
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
Recente ontwikkelingen
53
emissies door indirecte impact op het landgebruik beperkt. De vereiste reductie van BKGssen wordt verhoogd tot 60% (huidige drempel is 35%) voor nieuwe installaties die operationeel worden na 1 juli 2014. De berekening van de BKG-emissies wordt vereenvoudigd. Meer geavanceerde biobrandstoffen (niet geproduceerd worden op basis van landbouwgewassen) worden extra gestimuleerd en geacht meer bij te dragen tot de 10% 2020 hernieuwbare energiedoelstelling voor transport. o Biobrandstoffen op basis van onder andere algen, afval, stro en mest, takken, bladeren en zaagresten worden geacht een viervoudige bijdrage te leveren. o Biobrandstoffen op basis van (onder andere) gebruikte kookolie, dierlijke vetten, plantaardige (cellulose) non-food materialen en hout (behalve zaaghout) worden geacht een tweevoudige bijdrage te leveren. Er komt geen specifiek duurzaamheidscriterium maar wel een rapporteringsverplichting voor lidstaten en brandstofleveranciers met betrekking tot de geschatte emissies die voortvloeien uit de indirecte impact op het landgebruik dat gepaard gaat met de productie van de biobrandstoffen (de zogenaamde ‘ILUC-factoren’). Het voorstel bevat dergelijke ILUC-factoren voor een aantal gewassen. Ze worden berekend op basis van een wereldwijd model waarin onder andere het landgebruik, de landbouw en de voedselmarkten zijn opgenomen. Bestaande investeringen worden beschermd tot 2020 betreffende het ontvangen van steun en het in aanmerking nemen van de geproduceerde biobrandstoffen voor het realiseren van de doelstellingen.
Behandeling in de Raad (Ad Hoc Werkgroep Energie-Milieu) Voorstellen van het Iers EU-Voorzitterschap Het Iers EU-Voorzitterschap formuleerde, zonder succes, verschillende voorstellen, om door een afzwakking van de 5% cap te komen tot een compromis: ‐ ‐ ‐ ‐
De 5% cap enkel toepassen op biodiesel Een hogere cap (8.5%) Per lidstaat een cap invoeren die de hoogste hoeveelheid is van 5% of het huidige aandeel van de biobrandstoffen van de eerste generatie Een minimumaandeel van 2% voor biobrandstoffen van de tweede generatie verplicht opleggen i.p.v. de 5% cap voor eerste generatie biobrandstoffen
Op 20 juni 2013 werd een tekst verspreid met een compromisvoorstel dat onder andere volgende elementen bevat: ‐ ‐ ‐ ‐
De bijdrage van elektriciteit uit HE tot de 10% transportdoelstelling wordt met 5 vermenigvuldigd. De cap voor biobrandstoffen tweede generatie wordt verhoogd van 5% naar 6%. Er wordt een specifieke doelstelling van 1.5% voor biobrandstoffen van de tweede generatie ingevoerd. Er komt een regeling voor de wederzijdse erkenning van nationale systemen die de duurzaamheid van biobrandstoffen certificeren.
De extra stimulansen voor biobrandstoffen van de tweede generatie in Annex IX worden gewijzigd en een aantal nieuwe grondstoffen worden in Annex IX bijgevoegd. Er zijn geen vierdubbeltellingen meer wat de bijdrage van de biobrandstoffen tot de doelstellingen betreft. Er zijn enkel nog dubbeltellingen waarvan een deel facultatief is.
50 /50
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
54 Belgisch standpunt
Dit standpunt werd goedgekeurd op DGE in juni 2013 ter voorbereiding van de Raad Energie van 7 juni 2013 en de Raad Leefmilieu van 18 juni 2013: ‐ ‐
‐
‐
‐
‐
België verwelkomt het initiatief van de Europese Commissie waarmee zij de indirecte effecten van de productie van biobrandstoffen en bioliquids wil aanpakken. In tegenstelling tot wat de Europese Commissie en het Iers Voorzitterschap respectievelijk voorstellen, blijft België voorstander van de invoering van gedifferentieerde gewas specifieke ILUCfactoren, met een onmiddellijke opname van deze ILUC-factoren in de rapportage en, vanaf 1 januari 2018, in de berekening van de broeikasgasemissies over de gehele levenscyclus. In afwachting van de daadwerkelijke opname van ILUC-factoren in deze berekening kan België de invoering steunen van een plafond dat de bijdrage limiteert van conventionele biobrandstoffen tot de doelstellingen in zowel de richtlijn ‘hernieuwbare energie’ als de richtlijn ’brandstofkwaliteit’; dit met het oog op het beperken van het gebruik van voedselgewassen voor energieproductie tot het huidige Europese consumptieniveau van conventionele biobrandstoffen. België pleit ervoor dat niet alleen geavanceerde biobrandstoffen gepromoot worden maar eveneens andere duurzame alternatieven, zoals hernieuwbare elektriciteit, zowel voor ‘road’ als voor ‘non-road’. België pleit voor een hogere multiplicator voor alle hernieuwbare elektriciteit in de transportsector. België is van oordeel dat geavanceerde biobrandstoffen op basis van biomassa alleen maar gepromoot kunnen worden indien dit compatibel is met andere essentiële functies van die biomassa met betrekking tot ecosystemen, bodemkwaliteit en -koolstofgehalte en duurzaam materialenbeheer. De afvalhiërarchie wordt hierbij gerespecteerd. Het gebruik van biomassa volgt het cascadeprincipe dat een duurzame bio-economie mogelijk maakt (food/feed; materials/chemicals; energy). Inzake ‘mutual recognition’ blijft België voorstander van het systeem waarbij de eerste conformiteitsbeoordeling van de vrijwillige certificatieschema’s de bevoegdheid van de Europese Commissie blijft en waarbij de scheiding tussen de nationale en vrijwillige schema’s behouden blijft.
Er is nog geen specifieke positie over de voorstellen van amendementen die door het Iers EU-Voorzitterschap op 20 juni werden verspreid.
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
‐ ‐ ‐ ‐ ‐
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
‐ ‐
Producenten van biobrandstoffen van de eerste generatie en tweede generatie, elektrische voertuigen en voertuigen aangedreven door biomethaan Landbouwsector Het Vlaamse milieubeleid in verband met bodemkwaliteit, duurzaam materialengebruik en afvalbeleid NGO’s Consumenten (wegens mogelijke impact op voedsel- en energieprijzen) Het nationale actieplan hernieuwbare energie en het Vlaamse aandeel daarin zal moeten aangepast worden De coherentie van het voorstel met Vlaamse instrumenten in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid moet nagegaan worden (behoud van organische stoffen in de bodem) 51 /51
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1 ‐
55
De duurzaamheidscriteria voor biovloeistoffen (voor productie van elektriciteit en warmte) zullen moeten aangepast worden
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
Aandachtspunten van het Vlaamse Gewest ‐
‐
‐ ‐
‐
‐
‐ ‐
Het voorstel maakt het Europese biobrandstoffenbeleid duurzamer door het reduceren van de groei van emissies door de indirecte impact op het landgebruik en door het beperken van de competitie met landbouwproducten voor voedsel.; Het voorstel heeft een impact op de haalbaarheid van de bindende doelstelling om tegen 2020 het aandeel van hernieuwbare energie in te transport te laten toenemen tot 10%. Zijn er voldoende alternatieven als er 5% cap komt voor biobrandstoffen van de eerste generatie (biobrandstoffen van de ‘tweede’ generatie’, hernieuwbare elektriciteit in elektrische voertuigen, biomethaan, reductie van de vraag naar transport) ? Het voorstel heeft een impact op de biobrandstoffensector. Zijn gerealiseerde investeringen in installaties voor biobrandstoffen van de eerste generatie voldoende beschermd? Het voorstel kan een opportuniteit zijn voor innovatie en om doorbraken en investeringen te creëren in verband met de biobrandstoffen van de tweede generatie, elektrische voertuigen of voertuigen op biomethaan. Het voorstel heeft een impact op het behalen van de algemene Belgische 2020 doelstelling voor hernieuwbare energie (13%). Door het voorstel zal immers meer hernieuwbare warmte en/of elektriciteit moeten geproduceerd worden. De beoogde groei van de productie van biobrandstoffen uit resten van landbouw en bosbouw mag niet tot gevolg hebben dat er onvoldoende dergelijke resten op de akkers en in de bossen achterblijven wat negatieve gevolgen zou hebben op de bodemkwaliteit en de CO2opslag in de bodem. Het voorstel heeft een impact op het gebruik van grondstoffen en op de materialenhiërarchie in het kader van een duurzaam materialenbeleid. Het voorstel heeft een impact op de vraag naar landbouwgewassen op basis waarvan biobrandstoffen kunnen geproduceerd worden. De beperking van de productie van biodiesel uit koolzaad kan leiden tot de import van eiwithoudende veevoeders die nu voor een deel geproduceerd worden als een bijproduct bij de aanmaak van biodiesel.
Het Vlaamse standpunt probeert deze uiteenlopende aandachtspunten te verzoenen. OPMERKINGEN In het Europees Parlement wordt in juni en juli 2013 in de commissies ITRE en ENVI over het voorstel gestemd. Stemming in plenaire vergadering is voorzien in september 2013.
52 /52
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
56
DOSSIERFICHE 11
Informatiefiche EU dossier Dossiernaam
Herziening milieu-effectenrapportage (MER) richtlijn
Datum update
26 juni 2013
53 /53
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
57
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de raad tot wijziging van richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten
Kenmerk voorstel
COM(2012)628 final 2012/0297 (COD)
Datum voorstel
26 oktober 2012
Actoren in de Raad
Raad Leefmilieu: in de tweede helft van 2013 is de Vlaamse Minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Joke Schauvliege de woordvoerder voor België. Raadswerkgroep Leefmilieu: federaal woordvoerderschap.
Actoren in het Europees Parlement
Commissie Milieubeheer, Volksgezondheid en Voedselveiligheid Rapporteur: -
Zanoni (ALDE/IT)
Zie oeil link Procedure in Raad en Europees Parlement Fase in de procedure
Gewone wetgevende procedure (art 192, lid 1 VWEU) Eerste lezing in de Raad en het Europees Parlement. Tijdens de Raad Leefmilieu van 21 maart 2013 werd een oriëntatiedebat gehouden over drie cruciale punten: - de verplichting om alle op een project toepasselijke milieueffectbeoordelingen te coördineren en/of te integreren, - de verplichte ‘scoping’ door de bevoegde overheid - de invoering van een systeem van erkenning van deskundigen. Op 19 juni 2013 heeft de Commissie Leefmilieu van het Europees Parlement de bespreking van het ontwerprapport van Rapporteur Zanoni en van de ingediende amendementen aangevat.
Link prelex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=202072
Link Oeil
http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference= 2012/0297(COD)&l=en
Impact-assesment Commissie
http://ec.europa.eu/environment/eia/pdf/IA%20SWD-2012-355.pdf
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
LNE
54 /54
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
58 Betrokkene
MOW, LV, RWO
Aard intra-Vlaams overleg
Betrokken Vlaamse ambtenaren-experten van diverse beleidsdomeinen worden opgenomen in Belgische CCIM-coördinatie netwerk. Daarnaast wordt geregeld apart overleg voorzien tussen Vlaamse experten over de Vlaamse positie.
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
Aard intra-Belgisch overleg
Dossiernetwerk CCIM (Coördinatie Comité Internationaal Milieubeleid) operationeel (toegankelijk voor experten van alle overheden). Pilootschap wordt opgenomen door beleidsdomein LNE - Afdeling Internationaal Milieubeleid (AIM). BE coördinaties binnen dossiernetwerk CCIM.
INHOUD Samenvatting voorstel
De algemene doelstelling van het voorstel bestaat erin de bepalingen van de gecodificeerde Richtlijn Milieueffectbeoordeling (‘MER’-richtlijn; richtlijn 2011/92/EU) aan te passen om tekortkomingen weg te werken, de actuele ecologische en sociaal-economische veranderingen en uitdagingen te weerspiegelen en de richtlijn in overeenstemming te brengen met de beginselen van Slimme Regelgeving. Het voorstel wil tekortkomingen wegwerken met betrekking tot volgende punten: (1) de screeningprocedure, (2) de kwaliteit en analyse van de MER, (3) de risico's op een gebrek aan samenhang binnen het MER-proces zelf en met andere wetgeving en (4) het feit dat de huidige richtlijn in onvoldoende mate aandacht besteedt aan actuele milieuproblemen: biodiversiteit (met inbegrip van ecosysteemdiensten), klimaatwijziging (o.a. LULUCF), resource efficiency, rampen en ongevallen van natuurlijke en menselijke oorsprong, duurzaam bodemgebruik en problematiek van landinname. De screeningprocedure wordt verduidelijkt door de criteria van bijlage III bij de richtlijn aan te passen en de inhoud en motivering van screeningbesluiten te specificeren. Daardoor moet gewaarborgd zijn dat MERs uitsluitend voor projecten met aanzienlijke milieueffecten worden uitgevoerd en worden onnodige administratieve lasten voor kleinschalige projecten voorkomen. Wat de kwaliteit en analyse van de MER betreft, wordt voorgesteld de kwaliteit van het proces te verbeteren door middel van verplichte scoping en kwaliteitscontrole van MER-informatie, de inhoud van het MER-rapport te specificeren (verplichte beoordeling van redelijke alternatieven, motivering van MER-eindbesluiten, verplichte post-MER-monitoring van aanzienlijke nadelige effecten) en de MER aan te passen aan actuele milieu-uitdagingen (biodiversiteit, klimaatverandering, risico's op rampen, de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen). Met betrekking tot het risico op gebrek aan samenhang wordt voorgesteld de termijnen voor de voornaamste stadia die de richtlijn voorschrijft (openbare raadpleging, screeningbesluit, MER-eindbesluit) te specificeren en een ‘uniek loket systeem voor MER’ verplicht te stellen (coördinatie of gezamenlijke actie waarborgen tussen de MER en de milieubeoordelingen uit hoofde van andere toepasselijke EU-wetgeving, bijvoorbeeld de Richtlijnen 2010/75/EU, 92/43/EEG en 2001/42/EG).
55 /55
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1 Recente ontwikkelingen
59
In de eerste helft van 2013 werd het voorstel meermaals besproken in de Raadswerkgroep Leefmilieu en werd tijdens de Raad Leefmilieu van 21 maart 2013 een oriëntatiedebat gehouden over drie kwesties (namelijk over de verplichting om alle op een project toepasselijke milieueffectbeoordelingen te coördineren en/of te integreren, over de verplichte ‘scoping’ door de bevoegde overheid en over de invoering van een systeem van erkenning van deskundigen). Inmiddels is duidelijk dat vele lidstaten redelijk kritisch staan tegenover het voorstel van de Europese Commissie en meer flexibiliteit wensen (minder prescriptieve bepalingen en meer subsidiariteit). Het Iers EU-Voorzitterschap heeft eind mei 2013 een compromistekst verspreid die tegemoet wenst te komen aan de verzuchtingen van de lidstaten. De rapporteur van het Europees Parlement, Zanoni, spreekt in zijn rapport zijn steun uit voor het voorstel van de Europese Commissie en doet voorstellen om het voorstel nog te versterken. Tijdens de eerste bespreking van het rapport in de Commissie Milieubeheer, Volksgezondheid en Voedselveiligheid werd het rapport kritisch onthaald door de schaduwrapporteurs.
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
De MER-richtlijn is toepasselijk op een groot aantal projecten uit allerhande maatschappelijke sectoren (industrie, energie, chemie, afvalverwerking, transporten andere infrastructuur, grondstoffenwinning,…). Er is overleg geweest met Essenscia, Voka, Unizo en Boerenbond. Daarnaast is er ook gezocht naar expertise uit andere betrokken Vlaamse beleidsdepartementen (MOW, RWO…).
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
De huidige richtlijn 2011/92/EU is voornamelijk omgezet in het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (en uitvoeringsbesluiten) en voor specifieke punten ook in sectorale regelgeving (Milieuvergunningendecreet, VCRO, waterwetgeving, bodemwetgeving…). Deze wetgeving zal op een aantal punten moeten worden gewijzigd opdat zij aan het voorstel van de Europese Commissie zou voldoen en er zal ook aandacht moeten worden besteed aan een betere onderlinge afstemming van deze wetgeving.
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
Vlaanderen staat open voor een wijziging van richtlijn 2011/92/EU. Het is van belang dat de toekomstige geamendeerde richtlijn verenigbaar is met lopende Vlaamse beleidsprocessen zoals de integratie van vergunningen in een omgevingsvergunning, de integratie van de MER in vergunningsprocedures en de versnelling van vergunningverlening voor investeringsprojecten.
Voor Vlaanderen relevante knelpunten
Vlaanderen wil de scope van de wijzigingsrichtlijn beperken tot de screeningprocedure en milieueffectbeoordelingsprocedure op zich: de procedure die bestaat uit opmaak van het milieueffectenrapport door de initiatiefnemer en verificatie van het milieueffectenrapport door de bevoegde overheid, in voorkomend geval voorafgegaan door screening en/of scoping door de bevoegde overheid. De wijzigingsrichtlijn moet beleidslijnen van huidige en nabije Vlaamse MERwetgeving en –praktijk onverlet laten: - lidstaten de keuze laten tussen al dan niet integreren van screening en/of MEB in de vergunningsprocedure 56 /56
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
60 -
lidstaten de keuze laten tussen screening en/of MEB al dan niet voorafgaand aan de vergunningsprocedure lidstaten toelaten screenings- en MEB-bevoegdheden toe te wijzen aan een andere overheid dan de overheid die de vergunningsbeslissing neemt
De wijzigingsrichtlijn moet de screeningprocedure hervormen tot een effectieve filter voor de MER procedure: screening moet ervoor zorgen dat projecten die geen MER procedure nodig hebben, niet doorstromen naar MER-procedure. De wijzigingsrichtlijn mag geen (significante) verhoging van administratieve en financiële lasten voor overheid en bedrijfsleven met zich meebrengen. Wijzigingen moeten gefocust zijn op vereenvoudigen van de screening- en MER-procedures. Wijzigingsrichtlijn moet voldoende discretionaire bevoegdheid laten aan de lidstaten en moet bijgevolg in overeenstemming zijn met beginsel van subsidiariteit en proportionaliteit.
DOSSIERFICHE 12
Informatiefiche EU dossier Dossiernaam
Clean power for transport
Datum update
24 juni 2013
57 /57
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
61
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
MEDEDELING Schone energie voor het vervoer: een Europese strategie voor alternatieve brandstoffen RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen Staff Working Document ‘Actions towards a comprehensive EU framework on LNG for shipping’ (SWD (2013) 4)
Kenmerk voorstel
Mededeling: COM (2013) 17 Voorstel van richtlijn: COM (2013) 18 Commission Staff Working Document: SWD (2013) 4
Datum voorstel
24 januari 2013
Actoren in de Raad
Transportraad – Raadswerkgroep intermodale vraagstukken
Actoren in het Europees Parlement
TRAN-comité Rapporteur : -
Carlo Fidanza (EPP)
Procedure in Raad en Europees Parlement
Gewone wetgevingsprocedure
Fase in de procedure
Opstart besprekingen in de Raad en het Europees Parlement
Link prelex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=en&DosId=202337
Link Oeil
http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&referen ce=2013/0012(COD)
Impact-assesment Commissie
http://ec.europa.eu/transport/themes/urban/cpt/index_en.htm
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
Departement MOW
Betrokkenen
LNE, VEA, EWI
Aard intra-Vlaams overleg
Werkgroep o.l.v. Departement MOW
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
FOD Mobiliteit & Vervoer, FOD Economie, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Waals Gewest 58 /58
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
62 Aard intra-Belgisch overleg
Coördinatie ENOVER – FOD Economie
INHOUD Samenvatting voorstel
Dit pakket bestaat uit een mededeling over een strategie betreffende alternatieve brandstoffen, een richtlijn over infrastructuur en normen en een begeleidend document waarin een actieplan wordt omschreven voor het stimuleren van vloeibaar aardgas in de scheepvaart. Dit pakket maatregelen is één van de acties die voortvloeien uit het Witboek Transport: Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem. Er zijn volgens de Europese Commissie drie grote hinderpalen voor de uitrol van alternatieve brandstoffen: de hoge kostprijs van de voertuigen, de weerstand van de consumenten en het gebrek aan laad-en tankstations. Dit is een vicieuze cirkel die moet doorbroken worden. Doel van het pakket is een beleidskader vast te stellen dat kan dienen als een "samenhangende en stabiele overkoepelende strategie met een investeringsvriendelijk regelgevingskader". In de mededeling worden vier prioriteitsgebieden vastgesteld waarop verschillende maatregelen worden voorgesteld die de ontwikkeling van de markt voor alternatieve brandstoffen zouden kunnen bevorderen:
bevorderen van de bouw van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen; ontwikkelen van gemeenschappelijke technische specificaties; bevorderen van de acceptatie door consumenten; bevorderen van de technologische ontwikkeling.
In het voorstel van richtlijn worden onder meer volgende onderwerpen uitgewerkt:
minimumvereisten waaraan infrastructuurvoorzieningen voor elektriciteit, aardgas en waterstof als alternatieve vervoersbrandstoffen moeten voldoen; een verplichting voor de lidstaten om nationale beleidskaders (National Policy Framework, NPF) vast te stellen voor het ontwikkelen van de markt voor alternatieve brandstoffen en de daarvoor benodigde infrastructuur, evenals een rapportageplicht aan de Europese Commissie hierover binnen 18 maanden na de inwerkingtreding van de Richtlijn; eisen voor wat betreft het minimumaantal oplaadpunten voor elektrische voertuigen in de lidstaten en voor de gemeenschappelijke technische specificaties waaraan de oplaadpunten moeten voldoen. Zo zou België tegen 2020 op zijn grondgebied over 21 000 publiek toegankelijke laadpunten voor elektrische voertuigen moeten beschikken; lidstaten, op wiens grondgebied zich al waterstof-tankpunten bevinden, dienen erop toe te zien dat uiterlijk op 31 december 2020 een vereist minimumaantal waterstof-tankpunten beschikbaar zijn met een onderlinge afstand van 300 km en dat zij het gehele grondgebied bestrijken; lidstaten dienen er op toe te zien dat voldoende aardgas-tankpunten beschikbaar zijn in de zee- en binnenvaarthavens met een onderlinge afstand van 400 km en langs de wegen van het kerngedeelte van het trans-Europees vervoersnet (TEN-T), met een onderlinge afstand van hoogstens 150 km; lidstaten moeten er op toezien dat er duidelijke en eenvoudig te begrijpen consumenteninformatie over vervoersbrandstoffen beschikbaar is. de Commissie krijgt uitgebreide gedelegeerde handelingen. 59 /59
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
63
de lidstaten rapporteren aan de Europese Commissie.
Het begeleidend werkdocument voor het stimuleren van vloeibaar aardgas in de scheepvaart tot slot wijdt uit over de problemen die de invoering van LNG aardgas in de scheepvaart in de weg staan, zoals: Recente ontwikkelingen
omschakeling van vaartuigen onvoldoende bevoorradingsketens opslagcapaciteit onvoldoende geharmoniseerde voorschriften en procedure verdere ontwikkelingen in onderzoek en innovatie zijn noodzakelijk beveiliging en risico’s
Het voorstel werd door de Europese Commissie gepubliceerd op 24 januari 2013. Het werd door de Europese Commissie voorgesteld op de Raad van 11 maart 2013. In het TRAN-comité werd een eerste bespreking gehouden op 18 juni 2013.
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaamse belanghebbenden
Burgers, overheden, bedrijven, havens.
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
Nog te bepalen
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
Het Vlaams Gewest verwelkomt het Clean Power for Transport-pakket. Het is goed dat niet alleen de alternatieve brandstofinfrastructuur, maar ook de interface tussen het voertuig en het oplaadpunt in beschouwing wordt genomen. De Europese Commissie kan worden bijgetreden in haar bevindingen dat een vicieuze cirkel moet worden doorbroken. Het gebrek aan infrastructuur voor alternatieve brandstoffen vertraagt de aankoop van voer- en vaartuigen die alternatieve brandstoffen gebruiken. Zo kan de olieafhankelijkheid van de Europese transportsector niet worden verlaagd. Het Vlaamse Gewest verwelkomt het voorstel om met nationale beleidskaders te werken. De opname van een communicatieluik over de wijze waarop, en de instrumenten waarmee, de consument zal worden benaderd, is noodzakelijk. Bepaalde “nichevloten” (zoals taxidiensten, koerierdiensten, overheden, ...) bieden mogelijkheden en zouden gestimuleerd kunnen worden om de nodige laadinfrastructuur snel uit te bouwen. Het valt het Vlaamse Gewest tot slot bijzonder op dat er weinig aandacht wordt besteed aan het openbaar stads- en streekvervoer, dat een belangrijke voorbeeldfunctie heeft bij het gebruik van alternatieve brandstoffen. Daarom moet deze sector zeker worden meegenomen in het NPF. In het nationale beleidskader zullen ook maatregelen (onder meer regelgevende initiatieven) moeten worden opgenomen waarbij eventueel openbare dienstverplichtingen/concessieverplichtingen kunnen worden opgelegd. Ook initiatieven op het vlak van ruimtelijke inrichting moeten in overweging worden genomen. Zo kunnen de investeringskosten voor het invoeren van alternatieve brandstoffen gespreid worden tussen overheid, 60 /60
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
64 bedrijven en particulieren.
Het Vlaams Gewest verwelkomt ook het Commission Staff Working-document “Actions towards a comprehensive EU framework on LNG for shipping”. Voor de binnenvaart is dit een grote kans om de vergroening verder te zetten. Bovendien zorgt dit voorstel er voor dat er standaarden en technische specificaties voor LNG en walstroomvoorzieningen worden opgesteld. Dit document beschrijft een realistisch tijdspad voor de introductie van LNG als scheepsbrandstof. Het voorstel van de Europese Commissie om ook aardgasinfrastructuur te voorzien, kan onderschreven worden. CNG kan immers op korte termijn tot een verbetering van de luchtkwaliteit leiden en de voertuigtechnologie staat reeds volledig op punt. Dit gegeven wordt ook best meegenomen in het NPF. Voor Vlaanderen relevante knelpunten
Het Vlaams Gewest plaatst vooralsnog een voorbehoud bij het minimumaantal (openbaar toegankelijke) laadpunten voor elektrische voertuigen per lidstaat zoals dit nu in bijlage 2 wordt opgenomen. Het Vlaamse Gewest plaatst een kanttekening bij de timing voor het invoeren van de waterstofinfrastructuur in de huidige context, wegens onder andere te duur en de te grote onzekerheid over het toekomstig potentieel. Het Vlaams Gewest vraagt ook een toelichting bij de elementen voor monitoring van het infrastructuuraanbod in het nationaal beleidskader. Ook de financiering van dit ambitieus plan roept vooralsnog vragen op. De investeringskost die dit voorstel van richtlijn voor de lidstaat met zich meebrengt, dient op zijn praktische haalbaarheid getoetst te worden. Ook de investeringskost voor sommige alternatieve brandstoffen moet mee in rekening worden genomen. Zal de Europese Commissie hiervoor cofinancieringsmiddelen uittrekken, en zullen die middelen dan afhankelijk worden gesteld van het nationale beleidskader dat de lidstaten moeten uitwerken? Het Vlaams Gewest heeft verder enkele vragen bij de verplichte aanbieding van LNG als scheepsbrandstof in alle havens en binnenhavens van het kernnetwerk tegen 2020, respectievelijk 2025. Men lijkt hier voorbij te gaan aan de nabijheid van de (binnen)havens in een dicht waterwegennetwerk zoals dat van Vlaanderen en aan de impact van LNG op het gebied van de veiligheid.
DOSSIERFICHE 13
Informatiefiche EU dossier Dossiernaam
Richtlijn Maritieme Ruimtelijke Ordening en Kustzonemanagement
Datum update
26 juni 2013 61 /61
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
65
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer
Kenmerk voorstel
COM (2013) 133 final / 2013/0074 (COD)
Datum voorstel
12 maart 2013
Actoren in de Raad
Raad Algemene Zaken Friends of the Presidency ‘Geïntegreerd Maritiem Beleid’
Actoren in het Europees Parlement
TRAN-comité Rapporteur: -
Gesine Meissner (ALDE)
Procedure in Raad en Europees Parlement
Gewone wetgevingsprocedure
Fase in de procedure
Eerste lezing Raad en het Europees Parlement
Link prelex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202463
Link Oeil
http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&referen ce=2013/0074(COD)
Impact-assesment Commissie
http://ec.europa.eu/maritimeaffairs/policy/maritime_spatial_planning/docume nts/swd_2013_65_en.pdf
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
Departement MOW
Betrokkenen
LNE, Ruimte Vlaanderen, Agentschap Erfgoed, LV, MOW, Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust
Aard intra-Vlaams overleg
Binnen het Vlaams Gewest wordt er gecoördineerd door het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, voor wat betreft de algemene coördinatie en de coördinatie voor het onderdeel Maritieme Ruimtelijke Planning. Het onderdeel met betrekking tot Geïntegreerd Kustbeheer wordt getrokken door Coördinatiepunt Geïntegreerd Kustzonebeheer+.
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
FOD Leefmilieu (piloot binnen CCIM), FOD Mobiliteit & Vervoer (vervanger binnen CCIM), FOD Economie, BMM, Defensie,
Aard intra-Belgisch overleg
CCIM - Werkgroep MSP
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
66
INHOUD Samenvatting voorstel
In het kader van het Geïntegreerd Maritiem Beleid wordt er gestreefd naar de ontwikkeling van een maritiem beleid waarin er een evenwicht bestaat tussen de verschillende betrokken sectoren en gebruikers. Het gaat hierbij zowel om milieu, economie als de sociale en culturele sector. Maritieme Ruimtelijke Planning en Geïntegreerd Kustbeheer worden hierbij aangemerkt als breed inzetbare beleidsinstrumenten die overheden en belanghebbenden in staat stellen om tot een geïntegreerd en gecoördineerd beleid te komen. Het toepassen van de ecosysteembenadering bij de ontwikkeling van de beide beleidsinstrumenten zal volgens de Europese Commissie bijdragen aan het bevorderen van de duurzame groei van maritieme en kusteconomieën en de duurzame exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen van zeeën en kust. Op deze manier spelen deze beleidsinstrumenten ook een belangrijke rol in de uitvoering van de EU2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Dit wordt eveneens bevestigd in een recente mededeling van de Europese Commissie met betrekking tot Blauwe groei. Gezien de horizontale aard van het dossier heeft het een meervoudige rechtsgrond (artikelen 43, lid2; 100, lid 2; 192, lid 1; en 194, lid 2 van het VWEU). Met deze richtlijn wordt er een zeer ruim kader geschept voor de ontwikkeling van de beleidsinstrumenten Maritieme Ruimtelijke Planning en Geïntegreerd Kustbeheer. Ze zijn beide in het voorstel opgenomen, maar het is niet de bedoeling dat de beide beleidsinstrumenten leiden tot één algemeen beleidsdocument. Het voorstel voorziet verder bijvoorbeeld in de mogelijkheid dat er meerdere bevoegde instanties worden aangeduid en dat er grensoverschrijdend overleg dient plaats te vinden. De Commissie definieert een aantal principes waaraan minimaal dient te worden voldaan en welke sectoren zeker dienen te worden betrokken bij het uitwerken van deze beleidsinstrumenten.
Recente ontwikkelingen
De besprekingen van het voorstel werden onder Iers EU-voorzitterschap opgestart en zullen worden verder gezet onder Litouws EU-Voorzitterschap. Zij ambiëren een voortgangsverslag of indien mogelijk een algemene benadering op de Raad Algemene Zaken van december 2013. Het Europees Parlement zal haar rapport pas eind dit jaar stemmen.
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaamse belanghebbenden
Burgers, overheden (lokaal, provinciaal, regionaal, federaal).
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
Het Europese voorstel heeft voornamelijk betrekking op de procedurele regels om te komen tot een Maritieme Ruimtelijke Planning en een Geïntegreerd Kustbeheer. Het procedurele karakter ligt hierbij in de consultatie van het publiek van betrokken overheden en van buurlanden en de reeds bestaande Europese regels op dit vlak. Voor dit punt wordt dan ook geen invloed op de Vlaamse regelgeving verwacht.
Betrokken sectoren o.a. vervoer, milieu, visserij, energie, toerisme, erfgoed,…
Wel zullen de nodige plannen moeten worden uitgewerkt voor Maritieme Ruimtelijke Planning en voor Geïntegreerd Kustzonebeheer. Voor dit laatste 63 /63
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
67
dient ook een kader te worden geschapen en zullen er mogelijks samenwerkingsakkoorden moeten worden opgemaakt.
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
In eerste instantie wordt het voorstel verwelkomd, aangezien het belang van het uittekenen van een Maritieme Ruimtelijke Planning en van een Geïntegreerd Kustbeheer wordt onderstreept door de steeds ruimere concurrentie door verschillende activiteiten op zee en aan de kust. Het voorstel creëert hierbij een level playing field tussen de verschillende lidstaten en houdt rekening met ecosysteembenadering, betrokkenheid van alle actoren en sectoren, en grensoverschrijdend overleg. Zeker ook van belang is het feit dat er een mogelijkheid bestaat om meerdere bevoegde instanties aan te duiden, gezien de verspreide bevoegdheden binnen België, en het feit dat het Maritieme Ruimtelijke Planning en Geïntegreerd Kustbeheer worden gezien als twee verschillende beleidsinstrumenten.
Voor Vlaanderen relevante knelpunten
Er worden kanttekeningen geplaatst bij de bevoegdheid van de Europese Commissie ten aanzien van deze materie. De Commissie stelt zelf dat zij in principe geen bevoegdheid heeft in het kader van ruimtelijke ordening, maar baseert zich voor het uitwerken van het voorstel op haar bevoegdheden inzake Geïntegreerd Maritiem Beleid in het algemeen en stelt hierbij tevens dat zij enkel procedures uitwerken voor het opstellen van de plannen an sich. Er wordt hierbij geen verplichting opgelegd om ook regels inzake ruimtelijke ordening op te leggen of dit aan een plan te koppelen. Dit laatste wordt volledig aan de lidstaten zelf overgelaten. Deze redenering kan worden gevolgd, maar het strikt procedurele karakter van de richtlijn zal moeten worden opgevolgd. Alhoewel er een ruim aantal te betrekken sectoren wordt opgesomd en deze opsomming niet als limitatief is opgenomen voor zowel de Maritieme Ruimtelijke Planning als voor Geïntegreerd Kustbeheer, wordt maritiem erfgoed bij deze uit het oog verloren. Gezien er niet altijd rekening wordt gehouden met deze sector en er op internationaal vlak toch een aantal initiatieven lopende zijn, is de vermelding van maritiem erfgoed in de richtlijn aangewezen. Dit wordt in het kader van het Belgische standpunt niet in alle artikelen overgenomen. Dit om de formulering van de betrokken sectoren zo algemeen mogelijk te houden (en binnen de bevoegdheden van de Europese Commissie) en zo te verzekeren dat de richtlijn enkel een procedureel karakter heeft. Verder wordt er in het voorstel van richtlijn een rapportageverplichting opgenomen met betrekking tot de uitgewerkte plannen van Maritieme Ruimtelijke Planning en Geïntegreerd Kustbeheer. Er wordt opgemerkt dat ook voor andere richtlijnen, waarnaar er in het voorstel wordt verwezen, rapportageverplichtingen zijn opgenomen. Al deze rapportageverplichtingen zouden voor wat betreft de timing best zo veel mogelijk op elkaar worden afgestemd. Dit punt werd tevens in het Belgische standpunt meegenomen. Ten aanzien van de termijn van 18 maanden voor de omzetting van de richtlijn wordt opgemerkt dat deze op zich kort is. Een termijn van 24 maanden, gezien de normale looptijd van regelgevende procedures, lijkt in dit geval eerder aangewezen. Dit punt werd tevens in het Belgische standpunt meegenomen. 64 /64
V L A A M S P A R LEMENT
68
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
OPMERKINGEN Het Vlaams Parlement nam op 8 mei 2013 een gemotiveerd subsidiariteitsadvies in dit dossier aan waarbij geoordeeld werd dat de Europese Commissie in dit dossier haar bevoegdheid te buiten gaat. Op Europees niveau waren er echter onvoldoende stemmen van de nationale parlementen om de Europese Commissie te verplichten het voorstel in heroverweging te nemen.
65 /65
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
69
DOSSIERFICHE 14
Informatiefiche EU dossier
Dossiernaam
Europees Industrieel Beleid
Datum update
02 juli 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Mededeling over de implementatie van industriebeleid (exacte titel nog niet gekend)
het
vlaggenschipinitiatief
Kenmerk voorstel
Nog niet gekend (N.n.g)
Datum voorstel
N.n.g.
Actoren in de Raad
Raad Concurrentievermogen, deel Industrie (Waals Gewest - Minister Marcourt) Groei en Concurrentievermogen (Federaal - E. Van den Abeele)
Actoren in het Europees Parlement
ITRE Rapporteur : -
n.n.g.
Procedure in Raad en Europees Parlement
Raadsconclusies (unanimiteit)
Fase in de procedure
Afwachten voorstel van de Europese Commissie
Link prelex
N.n.g.
Link Oeil
N.n.g.
Impact-assesment Commissie
N.n.g.
66 /66
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
70 OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU Trekker
EWI
Betrokkene
LNE, WSE, (evt.) OV
Aard intra-Vlaams overleg
Ad-hoc
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
Federaal FOD Economie, Gewesten
Aard intra-Belgisch overleg
IEC
INHOUD Samenvatting voorstel
Recente ontwikkelingen
Momenteel wordt het voorstel afgewacht. In haar mededeling zal de Europese Commissie normaal gezien een stand van zaken geven inzake de implementatie van het vlaggenschipinitiatief industriebeleid. Verwacht wordt dat de mededeling vergezeld zal gaan van een reeks analytische documenten, zoals: -
Competitiveness Report 2013
-
Competitiveness Policies in MS
-
Industrial Performance Scoreboard…
De mededeling is in opvolging van het vlaggenschipinitiatief industriebeleid en de bijhorende update van deze mededeling die in oktober 2012 werd gepubliceerd. De mededeling moet ook worden gezien in het licht van de recente Europese Raad van juni 2013 die in zijn Raadsconclusies uitkijkt naar de inbreng van de Europese Commissie in het debat dat over het industriebeleid zal worden gevoerd op de Raad van februari 2014. Het Litouwse EU-Voorzitterschap heeft aangegeven Raadsconclusies over het industriebeleid te zullen aannemen op de Raad Concurrentievermogen van december 2013. Die zullen gebaseerd worden op de documenten vermeld in deze fiche, alsook op sectorale mededelingen van de Commissie (staalindustrie, defensie-industrie…)
GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
Industrie
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
Geen
67 /67
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
71
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
Vlaanderen heeft actief meegewerkt aan een Belgische non-paper die in aanloop naar de Europese Raad van juni werd opgesteld en verspreid onder de lidstaten en de Europese Commissie. Daarin wordt gepleit voor een industriebeleid gericht op transformatie van de industrie. Dergelijk beleid moet werken volgens een waardeketenaanpak. De belangrijkste krachtlijnen van de non-paper zijn de nood aan een doeltreffende multi-level governance (aangezien industriebeleid zich in eerste instantie ontwikkelt op het regionale niveau), een versterkt Europees clusterbeleid dat clusters van wereldklasse creëert door de koppeling van Europese regionale clusters en via dewelke nieuwe markten kunnen worden ontwikkeld en een industrieel groei-initiatief waarbij Europese middelen worden ingezet als hefboom voor regionale transformatiefondsen.
Voor Vlaanderen relevante knelpunten
Het industriebeleid zorgt al jaren voor verdeeldheid onder lidstaten. Grosso modo zijn er die lidstaten die vooral horizontaal en op de randvoorwaarden willen werken enerzijds en lidstaten die ook sectoraal en een meer gericht stimuleringsbeleid willen voeren anderzijds. Vlaanderen en België bevinden zich op de scheidslijn van deze twee groepen. Er is meer nodig dan enkel een horizontaal kaderbeleid. Anderzijds is er een beleid nodig gericht op waardenketens eerder dan op traditionele sectoren, om zo ook nieuwe opkomende sectoren te herkennen en ondersteunen. Het is moeilijk om de klassieke tegenstellingen te doorbreken. Ook een Europees clusterbeleid wordt door lidstaten met verschillende gevoelens ontvangen, waarbij doorgaans dezelfde lidstaten zich willen beperken tot klassieke randvoorwaarden (interne markt, toegang tot financiering, toegang tot markten) en anderen verder willen gaan en een strategisch en gericht clusterbeleid willen voeren. De Europese Commissie is zich bewust van deze tegenstellingen en lijkt daarom geen voorstellen te willen doen die deze verdeeldheid onder lidstaten kunnen blootleggen. Er zullen meer contacten (nodig) zijn met het oog op het introduceren van de belangrijkste Belgische ideeën in de voorstellen van de Commissie.
68 /68
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
72
DOSSIERFICHE 15
Informatiefiche EU dossier
Dossiernaam
Partnerschappen in O&I
Datum update
26 juni 2013
IDENTIFICATIE DOSSIER Officiële volledige naam van het dossier
Nog niet gekend (N.n.g)
Kenmerk voorstel
N.n.g.
Datum voorstel
Adoptie voorzien voor 10 juli 2013
Actoren in de Raad
Raad Onderzoek (Minister Fremault - Brussels Gewest) Raadswerkgroep Onderzoek (Patrick Lamot – federaal)
Actoren in het Europees Parlement
ITRE
Procedure in Raad en Europees Parlement
Publiek-publieke partnerschappen: gewone wetgevingsprocedure
Rapporteur n.n.g
Publiek-private partnerschappen: gekwalificeerde meerderheid in de Raad
Fase in de procedure
Afwachten van voorstel / eerste lezing
Link prelex
N.n.g.
Link Oeil
N.n.g.
Impact-assesment Commissie
N.n.g.
OVERLEG OP VLAAMS NIVEAU
69 /69
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
73
Trekker
EWI
Betrokkene
WVG, LV, LNE voor de partnerschappen die raken aan hun bevoegdheden.
Aard intra-Vlaams overleg
OVERLEG OP INTRA-BELGISCH NIVEAU Betrokkenheid andere overheden
Alle gewesten + POD BELSPO
Aard intra-Belgisch overleg
Overleg buiten DGE
INHOUD Samenvatting voorstel
Het betreft een verlenging van bestaande partnerschappen en de start van één nieuw partnerschap (Bridge, zie infra). De bedoeling is om een hefboom te creëren voor private investeringen, inclusief via publiek-publieke partnerschappen voor de gezamenlijke implementatie van nationale onderzoeksprogramma’s. Publiek-publieke partnerschappen (art.185-initiatieven): -
Ambient Assisted Living: programma met als doel ouderen een beter leven te geven via ICT;
-
European Metrology Research Programme: gecoördineerd O&O op het gebied van metrologie;
-
European & Developing Countries Clinical Trials Partnership (EDCTP): programma met als doel het versnellen van de ontwikkeling van nieuwe en verbeterde medicijnen, vaccines, diagnostiek… tegen HIV/AIDS, tuberculose en malaria, met focus op fase 2 en 3 klinische proeven in sub-Sahara Afrika.
-
Eurostars: programma gericht op KMO’s die aan O&O doen.
Publiek-private partnerschappen (art. 187-initiatieven):
Recente ontwikkelingen
-
Bridge: gericht op de biotechnologie;
-
Ecsel (werktitel): een samenvoeging van Eniac en Artemis en gericht op nano-electronica en ingebouwde computersystemen;
-
Fuel Cells & Hydrogen (FCH): gericht op brandstofcellen en waterstoftechnologie;
-
Innovative Medicines Initiative (IMI): gericht op het versnellen van de ontwikkeling van medicijnen;
-
CleanSky: gericht op schone vliegtuigtechnologie (in de brede betekenis van het woord: uitstoot, geluid…);
-
Single European Sky ATM Research (SESAR): O&O inzake luchtverkeersleiding.
Niet van toepassing
70 /70
V L A A M S P A R LEMENT
Stuk 51-A (2012-2013) – Nr. 1
74 GEVOLGEN VOOR VLAANDEREN Identificatie Vlaams belanghebbenden
Vlaamse onderzoeksinstellingen en industrie actief in de sectoren van de partnerschappen.
Gevolgen voor Vlaamse regelgeving
Niet van toepassing
STANDPUNT VOOR VLAANDEREN Globaal standpunt
N.n.g.
Voor Vlaanderen relevante knelpunten
N.n.g.
71 /71
V L A A M S P A R LEMENT