Overgewicht, klasse en cultuur Een onderzoek naar de oorzaken van het grote aantal Turkse en Marokkaanse kinderen met overgewicht
De achtjarige Connor McCreaddie (89 kilo) met zijn moeder – de Volkskrant 28-2-2007.
Masterscriptie (cultuur)sociologie Jantine Mariëtte Hartman 0479853 Universiteit van Amsterdam Juni 2007 Begeleid door: dr. Anneke H. van Otterloo & dr. Ruud Stokvis
Overgewicht, klasse en cultuur
Inhoudsopgave Voorwoord p.4 ………………………………………………………………………………………………………. 1 Inleiding p.5 1.1 Doelstelling p.5 1.2 Maatschappelijk belang p.6 1.3 Voeding en beweging p.7 1.4 Wat is overgewicht p.9 1.5 Vraagstelling p.9 1.6 Indeling scriptie p.11 ………………………………………………………………………………………………………. 2 Theoretisch kader p.13 2.1 Cultuur p.13 2.2 Sociale klasse p.16 2.3 Habitus en smaak p.18 2.4 Civilisatie p.20 2.5 Sport p.23 2.6 Distinctie, het lichaam en gezondheid p.25 ………………………………………………………………………………………………………. 3 Het onderzoek p.28 3.1 Kwalitatief versus kwantitatief onderzoek p.28 3.2 Respondenten p.29 3.3 Werven p.30 3.4 Operationalisatie p.32 3.5 De gezinnen p.34 ………………………………………………………………………………………………….…… 4 Etnische cultuur 4.1 De Moeders 4.1.1 Nederlandse moeders 4.1.2 Turkse moeders 4.1.3 Marokkaanse moeders
p.38 p.38 p.38 p.39 p.39
2 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
4.2 Voeding p.40 4.2.1 Opvattingen p.41 4.2.2 Gedrag en gedragsregels p.43 4.2.3 Ervaringen p.49 4.3 Sport en beweging p.50 4.3.1 Opvattingen p.50 4.3.2 Gedrag p.53 4.3.3 Ervaringen p.54 4.4 Beleving overgewicht p.55 ………………………………………………………………………………………………………. 5 Sociale klasse p.57 5.1 De Moeders p.57 5.1.1 Moeders uit de lage klasse p.57 5.1.2 Moeders uit de midden/hoge klasse p.58 5.2 Voeding p.59 5.2.1 Opvattingen p.59 5.2.2 Gedrag en gedragsregels p.61 5.2.3 Ervaringen p.64 5.3 Sport en beweging p.65 5.3.1 Opvattingen p.65 5.3.2 Gedrag p.66 5.3.3 Ervaringen p.67 5.4 Beleving van overgewicht p.67 ………………………………………………………………………………………………………. 6 Conclusie
p.70
………………………………………………………………………………………………………. Literatuur p.76 ………………………………………………………………………………………………………. Bijlage 1: De vragenlijst Bijlage 2: Tabellen waarden overgewicht en obesitas Bijlage 3: Artikelen website CBS
p.80 p.92 p.93
3 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Voorwoord In dit onderzoek probeer ik te verklaren waarom overgewicht bij kinderen vaker voorkomt in Turkse en Marokkaanse gezinnen dan in Nederlandse gezinnen. Ik interviewde moeders uit deze drie culturen in de midden/hoge en de lage sociale klasse. Ik heb gekozen voor dit onderwerp omdat er - ondanks het feit dat er al heel veel geschreven en gezegd is over overgewicht - gek genoeg niemand tot op heden op zoek is gegaan naar een verklaring voor dit fenomeen. Ik heb daartoe wel een poging gedaan. De uitdaging van dit onderzoek was meer kennis en inzicht te verkrijgen in sociale factoren die bijdragen aan overgewicht bij met name Turkse en Marokkaanse kinderen. Graag wil ik een aantal mensen bedanken voor hun bijdrage aan deze scriptie. In de eerste plaats mijn begeleiders. Na een gesprek met docente Anneke van Otterloo kwam ik altijd weer gemotiveerd en vol ideeën thuis. Ik ben van mening dat haar ruime inbreng en opbouwende kritiek ten goede zijn gekomen aan dit stuk. Ruud Stokvis dank ik voor zijn kritische bijdrage aan de vooravond van dit onderzoek. In de tweede plaats ben ik mijn vader, Chris Hartman, de nodige dank verschuldigd. Zijn redactionele begeleiding was voor mij zeer waardevol en ook zijn “peptalks” had ik af en toe even nodig. Ik beloof bij dezen plechtig dat dit de laatste scriptie is waarmee ik hem lastig heb gevallen. Verder wil ik mijn respondenten bedanken voor hun medewerking en betrokkenheid, in het bijzonder Aysel. De mensen die mij geholpen hebben bij het werven van de moeders zet ik ook even in het zonnetje: Iris Schrooten, Kees Vonk en Rob Pingen.
Jantine Hartman Juni 2007
4 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
1 Inleiding Nederlanders worden steeds dikker. De cijfers liegen er niet om: tien procent van de Nederlanders heeft op dit moment te maken met ernstig overgewicht. Ook veel jongeren hebben gewichtsproblemen. Twee op de tien 20- tot 24-jarigen zijn te dik. In de leeftijdsgroep van 24 tot 34 jaar is dat aantal tweemaal zo groot (CBS 2004). Geschat wordt dat het percentage kinderen in Nederland met obesitas in de periode tussen 1980 en 1997 is verdubbeld en het percentage overgewicht verviervoudigd (Braet & Van Winckel 2001). Bijna een op de vier Turkse en Marokkaanse jongeren is te dik. Onder autochtone jongeren is dat aantal veel geringer: een op de tien. Ook de jeugd met een Surinaamse of Antilliaanse/Arubaanse achtergrond is vaak te dik (CBS 2004). De conclusie is dat overgewicht vaker voorkomt bij niet-westerse allochtone jongeren dan bij autochtone jongeren.
1.1
Doelstelling
Uit eerder onderzoek is bekend dat mensen uit de hogere klassen van de samenleving gezonder leven dan mensen uit de lagere klassen. Zij eten gezonder en hebben een gezondere levensstijl (Van Otterloo 1990). Het feit dat kinderen uit allochtone gezinnen vaker kampen met overgewicht dan kinderen uit autochtone gezinnen is dus niet zo vreemd. Allochtone gezinnen behoren veelal tot de lagere klassen (CBS 2007). Het onderzoek van het CBS besteedde hier echter geen aandacht aan. Dit is voor mij een reden te onderzoeken in hoeverre het probleem van overgewicht bij deze kinderen te maken heeft met de sociaal-economische positie van de ouders en wat de invloed van etnisch-culturele factoren is. Is de ene bevolkingsgroep met een bepaalde cultuur ontvankelijker voor overgewicht dan de andere? Of is overgewicht voornamelijk klassegebonden? Kortom, is het een etnisch-cultureel probleem of is het een sociaaleconomisch probleem? Of is het een combinatie van de twee? Gewicht heeft te maken met eetgewoonten, maar ook met beweging. Ik heb me daarom niet alleen op de eetgewoonten binnen de gezinnen gericht, maar ook op de sportbeoefening en het beweegpatroon. Ik heb onderzocht of er binnen de etnische groepen verschillend over eten, beweging en sport wordt gedacht. Ook heb ik het 5 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
gedrag, de opvattingen en de ervaringen van mensen uit de hogere en lagere klassen vergeleken. Hiervoor heb ik Nederlandse, Turkse en Marokkaanse moeders van zware kinderen uit verschillende klassen geïnterviewd. Het doel van mijn onderzoek was verbanden te vinden tussen overgewicht, levensstijl, sportbeoefening, etniciteit en sociale klasse.
1.2
Maatschappelijk belang
Er is in Nederland, net als in de rest van Europa, steeds meer aandacht voor voeding, eetgewoonten en gezondheid. Het eetpatroon van de Nederlanders verandert. En niet op een positieve wijze. Het nuttigen van junkfood, tussendoortjes en vet neemt zienderogen toe. Daarnaast bewegen de Nederlanders minder dan vroeger. Het Voedingscentrum licht de Nederlanders voor over eten, want de overheid ziet het toenemende aantal mensen met overgewicht als een groot sociaal probleem. Via spotjes op de televisie en een uitgebreide internetsite probeert het centrum de steeds zwaarder wordende bevolking te bereiken. Ook het Nederlandse volk en de media tonen interesse voor het probleem. Een paar voorbeelden. “Bereik je ideale gewicht” van Sonja Bakker was vorig jaar het meest verkochte boek in Nederland. Er gingen meer dan 670.000 exemplaren van het afslankboek over de toonbank. Bakkers boek is een uitzonderlijk succes: de afgelopen tien jaar realiseerde de nummer één van de CPNB-lijst1 niet zo’n hoog verkoopcijfer. “Sonjabakkeren” is inmiddels een werkwoord geworden. Het betekent het volgen van het dieet van de blonde voedingsdeskundige. De achtjarige Connor McCreaddie (zie voorpagina) haalde in februari 2007 alle kranten. De Engelse jongen woog bijna negentig kilo, driemaal zoveel als een gezond kind van zijn leeftijd. Door zijn overgewicht kon hij zichzelf nauwelijks wassen en aankleden. De zeven minuten lange wandeling naar school was vaak te zwaar voor hem, waardoor hij regelmatig spijbelde. Talloze bedden, stoelen en wc-potten sneuvelden al onder zijn gewicht. Volgens zijn moeder Nicola lustte Connor geen groenten en fruit en at hij het liefst hamburgers en friet bij elke maaltijd. De gemeente waarin het gezin woonde vond het onacceptabel dat zijn moeder hem dit eten voorzette. Sociaal-werkers spraken van verwaarlozing en kindermishandeling. Daarom wilde de gemeente Connor uit huis 1
Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek.
6 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
plaatsen, bij mensen die hem wél zouden dwingen gezond te eten. De Britse kinderbescherming besloot uiteindelijk dat de jongen thuis mag blijven wonen, maar de zaak zorgde wel voor de nodige opschudding. Niet eerder werd overgewicht in verband gebracht met kindermishandeling. De televisie heeft het probleem eveneens ontdekt. In het programma “Je echte leeftijd” worden deelnemers geconfronteerd met het moment waarop ze statistisch gezien zullen overlijden als ze hun ongezonde levensstijl doorzetten. Sonja Bakker geeft voedingsadvies. Tevens krijgen de deelnemers het advies de sportschool te bezoeken. Ook zware bekende Nederlanders laten zien dat ze met hun gewicht worstelen. Zij gaan in het programma “De afvallers” een wedstrijd met elkaar aan. Ik vind het van groot belang dat sociologisch onderzoek zich bezighoudt met problemen die een maatschappelijke relevantie hebben. Socioloog Bent Flyvbjerg (2001) houdt een pleidooi voor maatschappelijke bruikbaarheid van sociologisch onderzoek. Volgens hem moet de sociologie zich richten op “grote” maatschappelijke onderwerpen. Op verschijnselen die mensen aan den lijve ervaren en die van invloed zijn op de gemeenschap waarvan zij deel uit maken. Ik ben het met hem eens. Daarom heb ik ook gekozen voor dit onderwerp. Hoewel er al veel over geschreven is, ben ik van mening dat er nog veel niet onderzocht is. Er wordt wel melding gemaakt van het feit dat overgewicht vaker voorkomt bij allochtone dan bij autochtone kinderen (CBS 2004), maar - voor zo ver mij bekend - heeft tot op heden niemand onderzoek gedaan naar de oorzaken. Ik heb dat wel gedaan en dien daarmee - naar mijn mening - een wetenschappelijk belang. Ik vind het belangrijk dat er meer wetenschappelijke kennis over dit onderwerp voorhanden is.
1.3
Voeding en beweging
Als de hoeveelheid energie die iemand binnenkrijgt even groot is als de hoeveelheid die hij of zij verbruikt, blijft het lichaamsgewicht constant. Energie komt binnen door middel van voeding en energie wordt verbruikt door te bewegen. Mensen die te weinig bewegen, hebben structureel een te laag energieverbruik. Mensen die te veel (ongezond) voedsel eten hebben structureel een te hoge energie-inname. Als er minder calorieën worden verbruikt dan ingenomen, is de energiebalans positief. Het gewicht zal toenemen (Jans et al. 2004, p. 4). De kunst is dus een goede balans te vinden. Dit kan
7 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
door gezond te eten, maar ook door voldoende te bewegen. Deze beide aspecten voeding en beweging - heb ik meegenomen in mijn onderzoek. Het is niet zo dat kinderen in de loop der jaren meer zijn gaan eten. Wel zijn ze ongezonder gaan eten (NVD 2005, p. 3). In plaats van drie vaste maaltijdmomenten per dag - ontbijt, lunch en warme maaltijd - en twee à drie keer per dag een tussendoortje, eten kinderen veel vaker. De maaltijden worden steeds minder belangrijk, eten gebeurt steeds vaker via tussendoortjes. En van te veel tussendoortjes kunnen kinderen aankomen (NVD 2005, p. 3). De Nederlandse Vereniging van Diëtisten adviseert ouders hun kinderen drie keer per dag een maaltijd voor te schotelen, snoepregels op te stellen en ze niet te veel frisdrank te laten drinken. Ook is er een tabel gemaakt waarin staat hoeveel groente, fruit, aardappelen, melk, vleeswaren en boter kinderen nodig hebben (zie hoofdstuk 3). Dit advies hanteer ik in mijn onderzoek als norm voor een gezond eetpatroon. Gewichtstoename komt vooral voor bij mensen die te weinig bewegen. Sport is een prima middel om overgewicht te bestrijden (Jans et al. 2005, p. 5). Nederlandse jongeren zijn wel dikker, maar de jeugd is vergeleken met 25 jaar geleden niet minder gaan sporten. De Nederlandse jeugd sport veel en dat is in de loop der jaren altijd zo geweest (L’Abeé 2001, p. 7-8). Een ruime meerderheid van de jongeren in Nederland doet aan sport. Bij kinderen van zes tot en met veertien jaar beoefent ongeveer tachtig procent een sport. Als jongeren sporten, doen ze dat ook frequent. De helft van de jongeren die sporten doet dit drie keer in de week of meer. Jongens zijn fanatieker dan meisjes, zij sporten vaker dan meisjes (L’Abée 2001, p. 6). De zogenoemde “bewegingsarmoede” wordt niet zozeer veroorzaakt doordat de jeugd minder sport. Een veel belangrijker oorzaak is dat kinderen in het dagelijks leven steeds minder fysiek actief zijn. Ze lopen of fietsen minder vaak naar school en zitten in hun vrije tijd vaker achter de computer of de televisie. De overheid heeft de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNGB) opgesteld. Deze norm is niet voor iedereen gelijk. Er zijn normen voor drie groepen: jeugd (tot achttien jaar), volwassenen en ouderen (55plussers). De NNGB voor de jeugd behelst dagelijks een uur matig intensieve, lichamelijke activiteit, waarbij de activiteit minimaal twee keer per week gericht moeten zijn op het verbeteren of handhaven van de lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid, coördinatie). Voorbeelden van matig intensieve, lichamelijke activiteiten zijn lopen of fietsen naar school en buiten spelen. Met ook nog twee keer in de week sporten voldoet
8 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
een kind aan de NNGB. Ik hanteer in mijn onderzoek de NNGB als norm voor een gezond beweegpatroon.
1.4
Wat is overgewicht?
De simpelste omschrijving van overgewicht is dat het gewicht en de lengte van iemand niet in balans zijn. Er zijn verscheidene factoren die het gewicht beïnvloeden, zoals vet, de bottenstructuur en de hoeveelheid spieren. Overgewicht is pas een probleem wanneer er te veel lichaamsvet is. Overmatig lichaamsvet voegt extra gewicht toe aan een lichaam en kan bij een kind een afwijking van de groei veroorzaken. Een veel gebruikte methode om een “gezond gewicht” te berekenen is de Body Mass Index (BMI). Bij deze methode wordt het gewicht gedeeld door het kwadraat van de lengte. Er zijn speciale tabellen waaruit is af te leiden of de BMI goed is of niet. BMI-grafieken zijn ontworpen om de normale gewichtstoename gedurende een groeiperiode in kaart te brengen. Aan deze meetmethode kleeft een groot nadeel. Bij de BMI is er geen sprake van een nauwkeurige meting van het lichaamsvet. Een erg gespierd kind kan zich in de categorie overgewicht bevinden, omdat spiermassa zwaarder is dan vet. Daarom wordt ook vaak de tailleomtrek van een kind gemeten. De beste methode om een eventueel overgewicht bij een kind vast te stellen is die waarbij zowel de tailleomtrek als de BMI in beschouwing worden genomen (Sullivan 2005). Ook voor de tailleomtrek zijn tabellen. Ik heb voor de kinderen in mijn onderzoek de BMI uitgerekend om overgewicht vast te kunnen stellen. Pas als de BMI op het randje van gezond en ongezond was, keek ik naar de tailleomtrek. In de meeste gevallen was het meten van de tailleomtrek niet nodig.
1.5
Vraagstelling
Ik heb getracht oorzaken van het grote aantal kinderen met overgewicht, vooral in nietwesterse, allochtone gezinnen te achterhalen. Het CBS maakt in zijn onderzoek in de categorie “allochtonen” onderscheid tussen Turken, Marokkanen en Surinamers. Uit het onderzoek blijkt dat vooral Marokkaanse kinderen te dik zijn. Omdat dit de meest “extreme” groep is, maakt deze groep deel uit van mijn onderzoek. Daarnaast sprak ik met Turkse moeders. Overgewicht bij kinderen komt in deze groep iets minder voor dan 9 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
bij Marokkanen. Een allochtoon is in mijn definitie een persoon van wie ten minste een van de ouders niet in Nederland geboren is (SCP 1995, p. 19). Als ‘controlegroep’ sprak ik met autochtone moeders van zware kinderen. Mijn centrale vraagstelling luidde als volgt:
Is het grote aantal Turkse en Marokkaanse kinderen met overgewicht te wijten aan sociaal-economische of etnisch-culturele factoren?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden heb ik een aantal deelvragen opgesteld.
- Zijn er verschillen in beweeg- en eetpatroon tussen Marokkanen, Turken en Nederlanders? Zo ja, welke? - Zijn er verschillen in beweeg- en eetpatroon per sociale klasse? Zo ja, welke?
- Zijn er verschillen in de beleving van overgewicht tussen Marokkanen, Turken en Nederlanders? Zo ja, welke? - Zijn er verschillen in de beleving van overgewicht per sociale klasse? Zo ja, welke?
- Hoe zijn deze verschillen te verklaren?
Ook heb ik twee hypotheses opgesteld:
Ik verwacht tussen de klassen meer verschillen te vinden in de opvattingen, gedragingen en ervaringen met betrekking tot voeding en sport, dan tussen de etniciteiten.
Ik verwacht meer verschillen te vinden ten aanzien van de beleving van overgewicht, dan ten aanzien van de opvattingen, gedragingen en ervaringen met betrekking tot voeding en sport.
Alle ouders die ik heb geïnterviewd, hebben kinderen met overgewicht. Zij delen een levensstijl die dikke kinderen voortbrengt. Ik verwachtte daarom bij de ouders niet veel
10 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
verschillen te vinden wat betreft hun opvattingen en gedragingen betreffende voeding en sport. Maar doordat er in alle gevallen sprake is van overgewicht kon ik wel een zuivere vergelijking tussen de culturen en de klassen maken. De verschillen die ik vond waren subtiel, maar wel significant. Daarnaast is het belangrijk te benadrukken dat de respondenten geen adequate afspiegeling vormen van de maatschappij. Overgewicht komt in de lage sociale klasse veel vaker voor dan in de midden/hoge sociale klasse. Toch interviewde ik van elke klasse evenveel ouders. Ik heb gekozen voor deze opzet, omdat ik de opvattingen en gedragingen van de ouders uit de verschillende groepen eerlijk met elkaar wilde vergelijken. In het derde hoofdstuk komt mijn onderzoeksopzet uitgebreid aan de orde. Ik dacht dat Nederlanders, Turken en Marokkanen uit dezelfde klasse voor een groot deel gedrag, opvattingen en ervaringen zouden delen. Tussen de lage en de midden/hoge klasse verwachtte ik meer verschillen aan te treffen. Ik beroep me bij deze stellingname op het “cultureel - en sociaal kapitaal” van socioloog Pierre Bourdieu. Ik denk dat opleiding en sociaal milieu meer bindende factoren zijn dan etniciteit. In het tweede hoofdstuk bespreek ik de theorieën van Bourdieu uitgebreid. Ik verwachtte meer verschillen te vinden tussen de groepen qua beleving van overgewicht dan ten aanzien van hun gedrag en opvattingen. Ik meende dat moeders uit de midden/hoge klasse wel een gezonde levensstijl voorstaan, maar dat er kennelijk in de uitvoering iets is misgegaan. Ik dacht dat zij meer moeite zouden hebben met het overgewicht van hun kinderen, omdat zij zich er meer van bewust van zijn dan de moeders uit de lage klasse. Tevens ging ik er vanuit verschillen in de beleving van overgewicht tussen de culturen te vinden. Marokkaanse en Turkse vrouwen in Nederland komen uit gemeenschappen waar dik zijn traditioneel wordt gezien als een teken van welvaart en gezondheid (Mokhtar et al 2001).
1.6
Indeling scriptie
Mijn scriptie bevat twee delen: een literatuurstudie en een kleinschalig empirisch onderzoek. In het volgende hoofdstuk schets ik het theoretische kader waarin ik gewerkt heb.
De
theorieën
die
ik
bespreek,
onderzoeksonderwerp
en
handvatten
hebben
mij
inzicht
aangereikt
om
mijn
gegeven
onderzoek
in
het
op
een
sociologische manier te doen. Ik heb in deze scriptie onder andere gebruik gemaakt van de theorieën van Elias en Bourdieu. De begrippen “cultuur” en “sociale klasse”, die ik in deze inleiding al een paar keer heb gebruikt, definieer ik in dit hoofdstuk. 11 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
In het derde hoofdstuk zet ik de opzet van mijn empirische studie en de operationalisatie van de theorieën uiteen. Ook beschrijf ik de respondentengroep en hoe ik aan de respondenten ben gekomen. De verzamelde interviewgegevens heb ik geanalyseerd. De uitkomsten presenteer ik in het vierde (“Etnische cultuur”) en vijfde hoofdstuk (“Sociale klasse”). In deze hoofdstukken vergelijk ik de opvattingen, gedragingen en ervaringen van de moeders ten aanzien van voeding en beweging met elkaar. In de conclusie geef ik antwoord op mijn onderzoeksvraag.
12 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
2
Theoretisch kader
Overgewicht is alleen mogelijk in tijden van overvloed. Rond 1840 hadden nog maar weinig mensen in Nederland naar de huidige maatstaven voldoende te eten. Tegenwoordig is dit anders. De welvaart is zo toegenomen dat voedsel in steeds grotere hoeveelheden beschikbaar is. Er is eigenlijk te veel te eten. (Van Otterloo 1990). Daarbij komt dat mensen minder dan vroeger bewegen in het dagelijks leven. Mechanische arbeid heeft spierarbeid vervangen. Was in de agrarische samenleving het werk in het verleden fysiek zwaar, tegenwoordig voert het merendeel van de mensen zijn werk zittend uit. Lopen en fietsen is ook niet meer noodzakelijk, vervoer met de auto, de tram, de trein en de bus is gemakkelijker. Met andere woorden: mensen moeten er tegenwoordig op letten dat ze wel voldoende bewegen. Een eeuw geleden was zoiets ondenkbaar. De combinatie van meer eten en minder bewegen heeft ertoe geleid dat mensen die leven in de welvaartsmaatschappij steeds zwaarder worden. In sommige groepen van de samenleving komt overgewicht vaker voor dan in andere groepen. Bij Turken en Marokkanen komt overgewicht bij kinderen twee keer zo vaak voor als bij Nederlandse kinderen (CBS 2004). Waarom? Om een kader te vinden waarbinnen die vraag beantwoord kan worden, heb ik kennis genomen van de inhoud van boeken die handelen over cultuur en machtsverhoudingen binnen bepaalde groepen. Ik bespreek in deze scriptie de theorieën van Ann Swidler (cultuur), Johan Goudsblom (cultuur), Pierre Bourdieu (sociale klasse), Norbert Elias (civilisatie) en Stephen Mennell (civilisatie van de eetlust en de smaak). Ook besteed ik aandacht aan sociologische thema’s als identiteit, rationaliteit en lichaam.
2.1
Cultuur
Het begrip cultuur kan in brede en enge zin gebruikt worden. In brede zin is er sprake van gewoonten, gebruiken en ideeën van een bepaalde groep. In engere zin refereert cultuur vaak aan de kunsten. De socioloog Goudsblom werkte een algemeen cultuurbegrip uit. Het begrip omvat volgens hem alle omgangsregels, omgangsvormen, gebruiksvoorwerpen, gebruiken en gewoonten van een beschaving. Mensen zijn in staat om bepaalde kennis te vergaren, overtuigingen te hebben, gewoonten te ontwikkelen en 13 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
gedrag te vertonen door een gemeenschappelijke factor: cultuur. In verschillende samenlevingen bestaan verschillende verworvenheden. Het soort verworvenheden dat een individu zich eigen maakt, is dus cultureel bepaald. Volgens Goudsblom is cultuur een richtlijn voor het handelen van een individu. Daarom is zij een factor die gedrag beïnvloedt, hoewel niet elk individu op dezelfde manier beïnvloed wordt De persoonlijke ontwikkeling van een individu wordt in de ene samenleving anders beïnvloed dan in de andere (Goudsblom 1977, p. 62-76). Goudsblom vindt dat cultuur niet een eenduidige invloed heeft op mensen. Ieder individu laat zich anders beïnvloeden door zijn of haar cultuur. Bij de traditionele definitie van cultuur gaat men er vanuit dat de aanwezige normen en waarden bepalend zijn voor hoe mensen zich gedragen. Zo stelt de functionalist Talcott Parsons dat cultuur gedrag bepaalt door vast te stellen wat mensen willen. Waarden en normen die gangbaar zijn in een cultuur hebben volgens hem invloed op de doelen die mensen hebben. Doelen, zoals een goede opleiding of een slank lijf, zijn op die manier cultureel bepaald. Hier ligt dus een causaal verband tussen cultuur en gedrag. Deze visie was in de jaren zestig dominant, maar is tegenwoordig uit de gratie. Ik volg de opvatting van Goudsblom, die deze statische benadering van cultuur in zijn proefschrift bestrijdt. Hoewel ik van mening ben dat cultuur inderdaad invloed heeft op het handelen van mensen, denk ik niet dat cultuur volledig bepalend en verklarend is voor wat zij willen en doen. Mensen zijn volgens mij actieve, rationele en emotionele wezens die niet altijd voorspelbaar gedrag vertonen. Daarom vind ik dat cultuur en haar invloed dynamisch moeten worden benaderd. Ann Swidler (1984) beschrijft cultuur als een gereedschapskist. Dit vind ik een hele mooie benadering van cultuur en de invloed van cultuur. In de culturele gereedschapskist zitten allerlei “tools”, zoals taalgebruik, kleding, religie, etcetera. Mensen pakken de “tools” die ze op dat moment nodig hebben. Zij construeren zelf hun gedrag en bouwen dat op met elementen uit de “toolkit”. Cultuur wordt in deze visie niet van bovenaf opgelegd. Zij heeft wel invloed op mensen (de inhoud van de “toolkit” van een persoon wordt bepaald door diens cultuur), maar is niet volledig bepalend voor wat iemand doet of wil. Mensen met dezelfde cultuur bezitten ongeveer dezelfde “toolkit”: kennis, overtuigingen en gewoonten. Maar ze gebruiken deze inhoud naar eigen inzicht. Deze benadering van cultuur is ook de mijne. Cultuur is dus een heel breed begrip. Voor dit onderzoek beperk ik mij tot de cultuur van eten, bewegen en sport. Volgens mij - met dank aan Goudsblom - omvat het begrip eetcultuur het geheel van gebruiksvoorwerpen, gewoonten, gebruiken en omgangsregels 14 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
met betrekking tot voedsel en eten. Het begrip sportcultuur omvat het geheel aan gebruiken en opvattingen ten aanzien van sport. Bij beweegcultuur gaat het om de gebruiken en opvattingen ten aanzien van beweging. Het begrip cultuur kan ook gebruikt worden om mensen in de te delen in categorieën. Verschillende groepen hebben verschillende culturen. Zo hebben Marokkanen een andere cultuur dan Turken en Nederlanders. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen culturen op basis van etniciteit. Maar sociale klassen hebben ook hun eigen cultuur. Zo stelt Bourdieu (1984, p. 12-34) dat smaak bepaald wordt door de sociale klasse. Oscar Lewis (1966) wijdt zelfs een heel boek aan de cultuur van de armen, ofwel “the culture of poverty”. Ook wordt gesproken over “jeugdcultuur”, “bedrijfscultuur” en ga zo maar door. Ik richt mijn aandacht in deze scriptie zowel op de etnische cultuur als op de sociale klasse van de moeders. Een etnische identiteit geeft de binding aan met de cultuur en de traditie van etnische groeperingen Wat een groepering etnisch maakt, is de verwijzing naar afkomst en gemeenschappelijke oorsprong. Maar deze gemeenschappelijke oorsprong leidt niet vanzelfsprekend tot groepsvorming. Volgens de Duitse socioloog Max Weber voelen mensen zich (soms) met elkaar verbonden op basis van de historische verwantschap die ze ervaren. Het idee dat mensen afkomst en geschiedenis delen (of dit waar is of niet), leidt meestal wel tot gevoelens van saamhorigheid en loyaliteit (Weber volgens Verkuyten 1999, p. 43-45). Mensen kunnen zich eveneens verbonden voelen met personen die uit dezelfde sociale klasse komen (klassencultuur) of zich aangetrokken voelen tot andere “cultuurgroepen”, zoals een bepaalde jeugdcultuur of bedrijfscultuur. Identificatie met een sociale categorie of groepering kan ervoor zorgen dat mensen zich geborgen voelen. Ze ervaren een gevoel van verbondenheid met anderen van dezelfde groepering. Daarnaast geven identiteiten betekenis en gevoelens van eigenwaarde (Verkuyten 1999, p. 43). Cultuur en identiteit zijn nauw met elkaar verwant. Een pasgeboren kind heeft nog niet het besef van een eigen “ik”. Door sociale ervaringen vormt een kind zich een beeld van zichzelf en krijgt het een identiteit (Wilterdink en Van Heerikhuizen 2004, p. 26). De omgeving waarin iemand opgroeit, heeft een grote invloed op de sociale ervaringen. Bovendien heeft de manier waarop een persoon zichzelf ziet invloed op zijn of haar gedrag. Mensen proberen elkaar voortdurend duidelijk te maken wie zij zijn. Zij presenteren zichzelf. De basis van deze presentatie is hoe deze persoon zichzelf ziet. Door middel van gedrag, kleding, gezichtsuitdrukking, lichaamstaal, taalgebruik, eetgewoonten en 15 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
sportbeoefening verkondigen wij een boodschap over onszelf. Volgens Erving Goffman (1959) spelen we keer op keer een voorstelling en zijn we eigenlijk allen acteurs. De wereld is ons toneel en de toeschouwers zijn de andere mensen om ons heen. Hij noemt de manier waarop mensen bezig zijn zich te presenteren “impression management”. Elke keer als iemand zichzelf showt, is de betrokken persoon bezig met “the presentation of self”. Ik denk dat de etnische identiteit duidelijk naar voren komt in de eetgewoonten van mensen. Iedere streek heeft zijn eigen “keuken”. Aan het eten van bepaalde soorten voedsel zijn symbolische waarden verbonden. Deze symbolische waarden verschillen per cultuur. Juist omdat eten per streek zo verschillend is, kunnen mensen via hun voedsel laten zien waar ze vandaan komen. Ook kunnen mensen via sport laten zien bij welke groep ze horen. Zowel aan het beoefenen van een bepaalde sport, als aan het sporten op zich worden symbolische waarden toegekend. Golfen is bijvoorbeeld een sport voor welgestelden en voetbal een sport voor het volk. De etnische identiteit heeft evenzeer invloed op de sportdeelneming. Zo is de geringe sportdeelneming van Turkse en Marokkaanse vrouwen waarschijnlijk cultureel bepaald. Traditionele gedragsregels voor meisjes en vrouwen bepalen, samen met religieuze invloeden, dat zij nauwelijks aan sport doen (Jókövi 2000, p. 37).
2.2
Sociale klasse
Een sociale klasse is een verzameling van individuen met ongeveer dezelfde sociaaleconomische positie. Om de sociale klasse van een persoon te bepalen worden verschillende indicatoren gebruikt. Veel gebruikte indicatoren zijn opleidingsniveau, inkomen, beroep en functie van de man en eventueel de vrouw, gezinssamenstelling, burgerlijke staat, leeftijd, woonomgeving, materieel bezit en contactuele eigenschappen (Verhallen 1974). Onderzoekers kijken ook vaak naar de sociaal-economische status (SES) van personen. Daarbij rangschikt de onderzoeker mensen op basis van kennis, macht, bezittingen en status. Iemands positie in de rangschikking wordt sociaal-economische status genoemd. Er zijn drie indicatoren om de SES te meten: opleidingsniveau, inkomensniveau en beroepsniveau. Elke indicator verklaart een verschillend deel van de SES, respectievelijk kennis, bezittingen en status. Veel onderzoekers, met name in de sociaal-economische
16 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
sfeer, gebruiken deze methode (bijvoorbeeld Saridaj & Groot 2006). In de wetenschappelijke literatuur bestaat echter geen consensus over de definitie van de sociaal-economische status (Matthys et al. 2004). Ik heb me bij het indelen van respondenten in sociale klassen laten beïnvloeden door de Franse socioloog Pierre Bourdieu. Tot welke sociale klasse een persoon behoort, is volgens Bourdieu afhankelijk van drie soorten kapitaal: economisch, sociaal en cultureel kapitaal. Economisch kapitaal is direct in geld omzetbaar (geld, aandelen, dure spullen). Onder cultureel kapitaal vallen schooldiploma’s en aangeleerde omgangsvormen. Deze vorm van kapitaal wordt overgedragen via opvoeding. Sociaal kapitaal heeft betrekking de beschikbare sociale netwerken (Bourdieu 1992, p. 120-141). Of iemand gaat studeren hangt niet alleen af van de capaciteiten van de betreffende persoon. Er spelen nog meer factoren een rol: er is vrije tijd en geld voor nodig. Wie studeert kan niet fulltime werken, daarnaast is een opleiding duur. Om sociaal en cultureel kapitaal te verwerven zijn economische goederen nodig. Maar sociaal en cultureel kapitaal zijn ook weer nodig om economische goederen te bemachtigen. Volgens Bourdieu is er sprake van een vicieuze cirkel, waarin de huidige generatie het kapitaal van de volgende generatie veiligstelt. Op deze manier worden klassenverschillen in stand gehouden. Er zijn weliswaar mensen die “klimmen”
op
de
maatschappelijke
ladder,
maar
dat
zijn
volgens
Bourdieu
uitzonderingen. Volgens verscheidene theorieën heeft iedere klasse haar eigen cultuur. De klasse waaruit iemand komt heeft invloed op de inhoud van de “toolkit” van die persoon. Daarnaast spelen de opvattingen van de ouders en de financiële middelen een rol. Geld schept mogelijkheden en het niet hebben van kapitaal legt restricties op. Rundvlees is gezonder dan varkensvlees, maar tegelijkertijd duurder. Dat rundvlees vaker door mensen uit de hoge klasse wordt gegeten dan door minder vermogende lieden heeft niet alleen met cultuur en smaak te maken, maar ook met het verschil in prijs. Hetzelfde geldt voor andere voedingsmiddelen en deelneming aan sportactiviteiten. Verse groenten en fruit zijn duurder dan blikvarianten. En voor een sportclub is het betalen van contributie noodzakelijk. De wijk waarin kinderen wonen heeft invloed op de bewegingsmogelijkheden. Stadskinderen worden in toenemende mate beperkt in hun mogelijkheden om lichamelijk actief te zijn. Door de verdichting van de Nederlandse stadswijken verdwijnen speelterreinen, sportfaciliteiten, parken en ander groen uit de wijk. Gemeenten verplaatsen ze veelal naar de rand van de stad (Van Overbeek et al. 2005). Hierdoor zijn 17 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
er minder mogelijkheden voor kinderen om buiten te spelen en te bewegen. Slechts drie procent van de stadskinderen blijkt aan de Norm voor Gezond Bewegen te voldoen. In wijken waar meer groen is, bewegen kinderen meer dan in wijken waar geen groen is. Arbeiderswijken hebben de minste veldjes en parken. De mogelijkheden voor kinderen om buiten te spelen zijn daar het kleinst (Van Overbeek et al. 2005, p.19). Het economisch kapitaal is bepalend voor het huis waarin een gezin woont. Aldus heeft economisch kapitaal een directe invloed op de speelmogelijkheden en dus ook op het beweeggedrag van kinderen.
2.3
Habitus en smaak
Het sociale milieu waarin iemand opgroeit heeft volgens Bourdieu een enorme invloed op wat die persoon later mooi, lekker, lelijk en vies vindt. Smaak betreft allerlei zaken: uitingen van kunst, woninginrichting, liefhebberijen, reizen, sport, voedsel, noem maar op. Het gezin waarin kinderen opgroeien en de kansen of belemmeringen waarmee ze geconfronteerd worden zijn van groot belang voor hun smaakontwikkeling. Deze structurering, die bepalend is voor smaak en levensstijl, noemt Bourdieu “habitus”. De habitus kan gezien worden als een blauwdruk, die ondanks allerlei andere indrukken die mensen in latere levensperioden opdoen invloed blijft uitoefenen. Vooral bij een verbeterde maatschappelijke positie (sociale stijging) is de invloed van de habitus nog heel duidelijk aanwezig in de smaakvoorkeuren (Bourdieu 1984, p.12-34). In de sociale groep leert een individu door de aanwezige normen een bepaalde smaak te waarderen, zich te gedragen en te consumeren volgens de parameters van de cultuur binnen die groep. De sociale omgeving heeft een dwingend effect op het gedrag van het individu volgens Bourdieu. Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Indachtig de “toolkit” van Ann Swidler reikt de sociale omgeving een mens inderdaad een bepaalde smaak en gedragingen aan. Het is echter aan de persoon zelf om deze “tools” wel of niet te gebruiken. Bourdieu stelt dat de smaak van mensen afhankelijk is van de sociale klasse waartoe zij behoren. Deze smaakverschillen hebben een functie. De elite stelt zich superieur op en beroept zich op haar smaak. Via opvoeding en scholing geeft zij deze smaak plus het culturele en sociale kapitaal door aan de volgende generatie. Op deze wijze stelt de elite haar sociale positie veilig. Het “milieu” waarin een persoon opgroeit en de habitus die hij
18 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
verwerft, heeft een grote invloed op de sociale positie die een individu later vergaart. Bourdieu ziet het als zijn taak deze verhulde vorm van sociale ongelijkheid bloot te leggen (Bourdieu 1984, p.12-34). Het inzicht dat voorkeuren en keuzes van mensen gebonden zijn aan hun maatschappelijke positie geldt eveneens voor eetgewoonten. Een mens heeft eten nodig om te leven, maar er zijn ook allerlei sociale aspecten aan voeding verbonden. Iemand die honger heeft eet alles, iemand die genoeg te eten heeft gaat zich richten op smaak. Smaak is niet iets waar luchtig over gedacht moet worden. “Smaak in voedsel impliceert, net als in andere domeinen van cultuur, discriminatie, standaarden van goed en slecht, het accepteren van sommige dingen en het verwerpen van andere dingen” (Mennell 1985, p. 20).
Smaak is dus bij uitstek een middel waarmee mensen zich kunnen onderscheiden. Niet iedereen kan zich echter een exclusieve smaak permitteren. Het dieet van arme mensen weerspiegelt de economische nadelen waarmee zij te maken hebben. (Beardsworth en Keil 1997, p. 52-53). Typerend voor de arbeidersklasse is de “smaak van de noodzaak”. Bourdieu wijst erop dat arbeiders het voedsel dat ze zich kunnen permitteren lekker vinden en dat ze ook hun manier van koken - waartoe ze gedwongen zijn - prefereren boven een andere wijze van koken. Bij de hogere klassen spreekt Bourdieu van een “smaak van de luxe” of van “distinctie”. Degenen die tot die klassen behoren hebben door hun maatschappelijke positie de gelegenheid een selectievere smaak te ontwikkelen. Franse arbeidersgezinnen geven de voorkeur aan vette, goedkope en zware gerechten en aan grote porties. Vlees en groenten moeten goed gekookt en zacht zijn. Gezinnen uit de Franse middenklasse eten liever meer verfijnde, magere gerechten en salades. Deze zijn duurder, maar tegelijkertijd gezonder. Ook bij sport kun je zeggen dat er klassegebonden smaakvoorkeuren zijn. De sociale samenstelling van beoefenaars en toeschouwers per tak van sport verschilt. Golfers zijn voornamelijk wat oudere, hoog opgeleide en vermogende mensen. In de lagere sociale klassen is voetbal heel populair. Doordat mensen een verschillende sociale achtergrond hebben, leren zij zich op verschillende manieren te gedragen en voelen zij zich bij verschillende groepen thuis. Of mensen wel of niet beginnen aan een bepaalde sport is niet alleen een kwestie van het leuk vinden van het spel. Het heeft ook te maken met de mensen die ze verwachten aan te treffen, het gedrag van die mensen en de andere
19 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
sociale kenmerken die zij met de betrokken sport associëren (Van Bottenburg 1994, p. 37). Voor sportbeoefening geldt dat de keuze voor een bepaalde sport niet alleen een uiting van smaak is. De vraag is tevens of de aspirant-sporter zich zijn smaak kan veroorloven. Kinderen uit rijke gezinnen zitten vaker op hockey dan kinderen uit lagere sociale milieus. Hockey kan daarom een elitesport genoemd worden. Hockey is een relatief dure sport, waardoor niet iedere ouder zijn kind kan laten hockeyen (Van Bottenburg 1994, p37). Ook volgens de sociologen Elias en Mennell is smaak aangeleerd. Smaak is naar hun mening onderdeel van het proces van civilisatie. De culturele smaken en behoeften zijn gevormd door de sociale ervaringen van mensen en hebben zich in de loop der tijd ontwikkeld. Mensen laten door zich te houden aan een bepaalde smaak en door te laten zien dat ze beschikken over controle over eten en bewegen aan elkaar zien dat ze geciviliseerd zijn. Hiermee verhogen ze hun status (Mennell 1985, p. 1-15). Deze “civilisatietheorie” bespreek ik uitgebreid in de volgende paragraaf.
2.4
Civilisatie
De huidige verschillen tussen de sociale klassen zijn niets nieuws onder de zon. Vroeger bestonden ze eveneens. Ook toen probeerden de hogere sociale klassen zich van de lagere te onderscheiden. Bijvoorbeeld door bepaalde omgangsvormen te hanteren. Norbert Elias laat dit zien in zijn boek “De Civilisatietheorie” (1939). Elias doet een poging te achterhalen hoe alledaagse gedragsregels in Frankrijk vanaf de Middeleeuwen tot stand zijn gekomen. Deze gedragsregels ontwikkelden zich volgens Elias tussen de Middeleeuwen en de negentiende eeuw in een bepaalde richting, die van de “civilisatie”. Gedrag in het algemeen kreeg in deze periode in toenemende mate te maken met regels. Er werd meer zelfcontrole van mensen verwacht. Het civilisatieproces was een sociaal proces (verhoudingen tussen mensen veranderden) en tegelijkertijd een psychologisch proces (mensen moesten zich steeds beter beheersen). Elias beschrijft deze ontwikkelingen op verschillende terreinen. Hij onderzoekt het gedrag aan tafel (eetmanieren), de lichamelijke verrichtingen (spuwen, slapen, lichaamsverzorging, seksualiteit) en de omgang met geweld. Elias verklaart het proces van civilisatie vanuit de maatschappelijke ontwikkelingen. Mensen werden steeds meer afhankelijk van elkaar, de interdependentienetwerken
20 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
verdichtten zich. Daardoor waren ze gedwongen anders met elkaar om te gaan. Mensen moesten meer rekening met elkaar houden en dat dwong ze hun primaire impulsen te controleren en te reguleren. Volgens Elias konden mensen met het tonen van “beschaafd” gedrag meer aanzien, macht en prestige verwerven. Er kwamen meer regels en de bestaande regels werden steeds strenger. Mocht men eerst nog met de handen eten, na de introductie van de vork was dit uit den boze. De druk van buitenaf om bepaald gedrag, boeren tijdens het eten bijvoorbeeld, niet te vertonen nam toe. Naarmate de externe dwang langer duurde, kwam deze “Fremdzwang” meer en meer van binnenuit (“Selbstdwang”). Mensen maakten zich deze gedragsregels eigen. Als zij zich niet aan de regels hielden voelden zij zich niet prettig. Daarnaast leerden mensen rekening te houden met de consequenties van hun gedrag op de langere termijn. Ze gingen meer vooruit kijken. Hun gedrag en dus hun bewustzijn en drifthuishouding veranderde. Civilisatie eiste van mensen dat ze hun driften (angst, lust, woede) onderdrukten. Deze gedragregels ontwikkelden zich steeds verder. Er kwamen steeds meer restricties en taboes en de gedragingen werden steeds verfijnder. Elias verklaart deze verfijning als het gevolg van het feit dat de burgerij keer op keer de omgangsvormen
van
de
hogere
klassen
overnam.
De
omgangsvormen
en
omgangsregels begonnen in de bovenlaag en druppelden vervolgens door naar de onderlaag. Zinkend cultuurgoed wordt dit ook wel genoemd. De lagere klassen imiteerden de hogere klassen. Het hanteren van bepaalde omgangsvormen leidde tot een verhoogde status binnen de eigen kring. Doordat de lagere klassen in andere omstandigheden leefden dan de elite pasten ze deze omgangsvormen aan. De hoogste kringen reageerden hierop met het nog verder ontwikkelen en verfijnen van hun gedrag (Elias 1982, p. 148). De vroegere adel wilde zijn status niet delen. De adel wilde zich juist onderscheiden van de burgerij. De theorie van Elias is belangrijk, omdat zij een verband legt tussen veranderingen in gedrag op microniveau en de daarmee gepaard gaande maatschappelijke veranderingen op macroniveau. Misschien nog belangrijker voor mijn onderzoek is de aandacht die Elias besteedt aan zelfcontrole. Zelfcontrole van eetlust en beweging was geen item voor de meeste Europeanen in de Middeleeuwen, zij waren al blij als ze genoeg te eten hadden (Mennell 1985, p. 27). Nu bestaat een gebrek aan voedsel in een groot deel van de wereld niet meer. Konden mensen vroeger door omstandigheden niet altijd eten wat ze wilden, thans kunnen ze dat wel. Om een gezond lichaamsgewicht te behouden moeten mensen tegenwoordig letten op hun voedselinname. Ze dienen het eten van 21 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
snoepjes, koekjes en chips onder controle te houden. Daarnaast moeten zij zich ertoe zetten genoeg te bewegen. Door bijvoorbeeld een stukje te wandelen in plaats van op de bank naar de televisie te kijken. Dit vereist een zekere mate van discipline, waaraan ook weer status wordt ontleend. De sociale en psychische druk die mensen op het terrein van eten, eetlust en bewegen zijn gaan ervaren is alleen maar toegenomen. De maatschappelijke druk om een slank figuur te bezitten dwingt tot beheersing van de eetlust en voldoende lichaamsbeweging. Elias richt zich in zijn onderzoek voornamelijk op gedragspatronen en veranderingen in de omgangsvormen. Stephen Mennell, beïnvloed door Elias, probeert te ontdekken hoe het gedrag ten opzichte van voeding zich heeft ontwikkeld. In de Middeleeuwen ging het de elite voornamelijk om de kwantiteit van voedsel, aldus Mennell. Dat blijkt uit oude teksten uit die tijd. Hele dieren kwamen op tafel, vergezeld van een overdaad aan drank (Mennell 1985, p. 22-24). Een kleine, machtige minderheid probeerde zich te onderscheiden van de lagere klassen door de hoeveelheden die zij consumeerde en de regelmaat waarmee zij at. Vooral vlees, een luxe die de armen zich nauwelijks konden permitteren, was populair bij de rijken. Zo bestond de maaltijd van een leermeester in de Middeleeuwen voor ongeveer 16 procent uit wijn, 58 procent uit vlees en vis en 26 procent uit brood. De maaltijd van een landarbeider bestond voor 24 procent uit wijn, 12 procent uit vlees en 64 procent uit brood. Bovendien at een landarbeider, die fysiek het zwaarste werk deed, minder dan de helft van wat een leermeester kreeg voorgeschoteld (Mennell 1985, p. 43). Door stabilisatie van de aanvoer konden steeds meer mensen beschikken over voldoende voedsel. De elite at als reactie op deze ontwikkeling steeds meer om het onderscheid ten opzichte van de opkomende middenklasse te handhaven. Hoewel in de Middeleeuwen zwaar overgewicht geen toonbeeld van gezondheid was, gold een mollig en stevig lichaam in die tijd wel als prestigieus. Dikke lijven waren een teken van rijkdom en vrijheid van gebrek. In de zestiende en zeventiende eeuw werd het voor de edelen echter onmogelijk om kwantitatief meer te eten dan ze al deden. Dat konden ze fysiek niet aan. Daarom gingen ze op zoek naar andere manieren om zich van het volk te onderscheiden. Vanaf dat moment ging het hen om de kwaliteit van het voedsel. Zij gingen juist minder eten en legden de nadruk op “verfijning”. “Toen de mogelijkheden van kwantitatieve consumptie – om de sociale superioriteit uit te drukken - waren uitgeput, waren de kwalitatieve mogelijkheden onuitputtelijk” (Mennell 1985, p. 31-34).
22 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Het voedsel van de middeleeuwse elite leek in eerste instantie nog het meest op de keuken van het oude Rome. Door een overdaad aan kruiden smaakte eigenlijk alles hetzelfde. Vanaf de Renaissance werd het eten ingewikkelder bereid en met minder kruiden. De “natuurlijke en individuele smaak van een gerecht” voerde de boventoon. Vis smaakte naar vis en vlees naar vlees. De smaak en verfijndheid van voedsel kwamen centraal te staan, de hoeveelheid werd minder belangrijk. Zo trad er volgens Mennell enerzijds een proces op van “civilisatie van de smaak” (bij bepaalde sociale groepen, hoort een bepaalde smaak) en anderzijds een “civilisatie van de eetlust” (de hoeveelheid voeding die men eet dient gecontroleerd te worden) (Mennell 1985, p. 53). Mennell komt tot de conclusie dat verfijndheid en smaak (bij voedsel) wordt ingezet als distinctiemiddel. De maatschappelijke hiërarchie is na de Middeleeuwen van karakter veranderd. De kloven tussen de klassen zijn minder diep geworden, de scheidslijnen onduidelijker. Modernisering en industrialisatie hebben geleid tot een transformatie naar een meer egalitaire samenleving. Hierdoor zijn vanaf de twintigste eeuw de contrasten tussen de sociale klassen minder goed te herkennen. Zo is nu voldoende, gevarieerd en smakelijk voedsel voor iedereen beschikbaar. Dit betekent niet dat de hoge klassen zich niet meer proberen te onderscheiden. Volgens Mennell nemen de contrasten in het gedrag tussen hogere en lagere groepen af naarmate de civilisatie haar intrede doet, maar worden de variaties in het geciviliseerde gedrag groter (Mennell 1985, p. 632-639). De groeperingen kenmerken zich door schakeringen in gedrag en levensstijl, waarvan eten een belangrijk aspect is.
2.5
Sport
De theorieën van Elias en Bourdieu zijn ook toe te passen op de sportbeoefening. In de “civilisatietheorie” beschrijft Elias de ontwikkeling van omgangsvormen. Eén van zijn bevindingen is dat mensen steeds minder geweld gebruiken en hier ook een zekere afkeer tegen ontwikkelen. In de Middeleeuwen was katknuppelen een populaire vorm van vermaak, nu ziet men dat als dierenmishandeling. Ook in de sport vond een ontwikkeling plaats waarbij steeds minder plaats was voor geweld. Van spelers werd steeds meer beheersing en controle geëist (Stokvis 1989, p. 99-100).
23 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
In de Middeleeuwen was “hurling”, de voorloper van voetbal en andere balsporten, een populaire vorm van vermaak. Er waren weinig regels voor dit ruwe en gewelddadige spel. Groepen uit naburige dorpen ontmoetten elkaar op een veld tussen de woonplaatsen. Daar werd de bal in het spel gebracht. De bedoeling was de bal op een plaats in het dorp van de tegenstanders te brengen. Er waren geen regels omtrent de hoeveelheid spelers, de grootte van het speelveld en de manier waarop de spelers de bal transporteerden. De deelnemers mochten stokken gebruiken en ruiters inzetten. Het was dan ook niet ongewoon dat ze gewond raakten en ledematen braken (Stokvis 1989, p. 105). Bij het voetbal van tegenwoordig zijn tal van regels van kracht. De bal mag alleen met de voet, borst of hoofd aangeraakt worden. Er is een afgebakend veld en er staan twee doelen waarin de bal geschoten of gekopt dient te worden. Er zijn vaste afspraken over de grootte van de teams en de tijdsduur van het spel. Gewelddadig gedrag wordt bestraft met een rode of gele kaart. Voetbal is in de loop der jaren volgens Stokvis “verfijnd”. Er zijn, net als bij de omgangsvormen en gedragingen ten aanzien van eten, steeds meer regels bijgekomen. Ook wordt er van spelers meer controle verwacht. Goed voetballen betekende rond 1880 onder meer het goed kunnen blokkeren, dan wel het omverlopen van de tegenstander. Thans klinkt in zo’n geval een fluitsignaal van de scheidsrechter. Deze verfijning is gepaard gegaan met een toenemende regulering (sportorganisaties, bonden en verenigingen), formalisering (competities) en standaardisering (algemeen aanvaarde regels). Deze ontwikkeling geldt niet alleen voor de voetbalsport, maar voor de sport in het algemeen
Hoewel er in en rondom de velden nog steeds geweld
voorkomt, meent Stokvis dat zich over de afgelopen honderd jaar een duidelijke trend heeft voltrokken waarin geweld steeds meer is uitgebannen (Stokvis 1989, p. 106-108). In ieder land was sportbeoefening in eerste instantie alleen weggelegd voor mensen uit de hoge klassen. Met de opkomst van de middenklasse verwierven meer mensen de materiële mogelijkheden om de levensstijl van de leden van deze klassen na te volgen (Stokvis 1989, p 16). Voetbal was in eerste instantie een elitesport, maar is inmiddels uitgegroeid tot de meest beoefende sport ter wereld. Sporten van sociaal hoger geplaatsten waren aanvankelijk ook tennis, badminton en hockey. Sinds de jaren tachtig zijn deze tijden voorbij. De popularisering van deze sporten is voornamelijk het gevolg van de uitbreiding van de middenklasse (Van Bottenburg 1994, p. 218). Het aantal mensen dat qua opleiding, inkomen en beroep behoort tot de sociale klasse die van oudsher tennissers, hockeyers en badmintonners afleverde, breidde zich uit. Voor zonen 24 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
en dochters uit de sociaal lagere milieus kwamen sporten binnen bereik die voor hun ouders nog ondenkbaar waren (Van Bottenburg 1994, p. 213). Het gevolg van een en ander was dat het aantal golfers groeide. De hockeyende en tennissende elite richtte haar aandacht op de golfsport. Een groot deel van de nieuwe golfers speelde vroeger tennis of hockey. Sommigen doen dat naast het golfen nog steeds (Van Bottenburg 1994, p. 216). Ook dit kan beschouwd worden als een uiting van de distinctiedrang van de elite. Elias beschreef in de civilisatietheorie dat lagere klassen elitaire gebruiken overnamen om hun status te verhogen. En om zich van het volk te blijven onderscheiden, voelde de elite zich genoodzaakt de gedragsnormen verder aan te scherpen. Ditzelfde proces treedt op in de sportbeoefening. Sport was een van de aspecten van de levensstijl van de hogere klasse, maar is geleidelijk aan door steeds bredere lagen van de bevolking overgenomen (Stokvis 1989, p. 16-17). Hoewel leden van de lage klasse proberen de sociale afstand tussen hoog en laag te overbruggen, streeft de elite naar handhaving van deze afstand. De popularisering van de ene sport is voor sommigen een reden hun aandacht te verschuiven naar een andere sport. De elite wil zich blijven onderscheiden van de massa en zoekt een nieuwe, exclusievere hobby. Ze ontdekt of herontdekt steeds weer andere, kleine als elitair bestempelde sporten en sportvormen (Van Bottenburg 1994, p. 220).
2.6
Distinctie, het lichaam en gezondheid
Het lichaam maakt deel uit van het symbolische kapitaal van een klasse en een cultuur (Turner 1999, p. 141). Net als voeding en sport kan het lichaam ingezet worden als distinctiemiddel. Aan het krijgen (en behouden) van een slank lichaam liggen volgens de socioloog Ruud Stokvis niet alleen gezondheidsoverwegingen ten grondslag. Stokvis spreekt van de opkomst van het slankheidsgebod in de westerse cultuur. Hij is van mening dat de motivatie onder vrouwen om te fitnessen voortkomt uit het slankheidsgebod. Het streven naar gezondheid is voor hen minder belangrijk dan het hebben van een mooi lichaam. Met hun lichaam laten ze zien dat ze over discipline beschikken. Deze theorie ondersteunt de theorie van Elias. Statusoverwegingen vormen het fundament van het gedrag. Van rationeel denken is geen sprake.
25 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Medici zien overgewicht in eerste instantie als een gezondheidsprobleem. De vrouwen die Stokvis ondervroeg vonden zichzelf door hun zwaarlijvigheid echter vooral onaantrekkelijk. Veel mensen associëren de lichaamsvormen van een persoon met bepaalde eigenschappen. Ze zien zwaarlijvigheid niet alleen als ongezond, maar ook als een gebrek aan zelfbeheersing. Luiheid, slonzigheid en gebrek aan vitaliteit worden eveneens met zwaarlijvigheid geassocieerd. Een zwaar lichaam is een moreel falen (Stearns volgens Stokvis 2003, p. 458). De socioloog Bryan Turner stelt dat vrouwen die controle hebben over hun lichaam controle hebben over hun persoonlijkheid. Een te zware vrouw is het bewijs van morele losbandigheid. Slanke en sterke lichamen daarentegen stralen energie uit (Turner 1999, p. 141). Mensen willen elkaar laten zien wie ze zijn. Het lichaam is daarbij een belangrijk onderdeel. Juist in samenlevingen als de onze, waarin mensen steeds meer vluchtige en wisselende contacten met elkaar hebben, moet iemand direct duidelijk maken wie hij of zij is. Het uiterlijk - gezicht en lichaamsvormen - is heel belangrijk bij een eerste indruk (Smith Maguire volgens Stokvis, 2003 p. 458). Tegelijkertijd lijkt er ook een trend gaande te zijn om bewust en rationeel met het lichaam om te gaan. Binnen deze trend staat de gezondheid centraal en wordt het hebben van een gezond lichaam ingezet als distinctiemiddel. Mensen eten dingen of laten ze staan omdat ze gezond willen blijven. Naarmate er door onderzoek meer bekend werd over voedingsmiddelen, gingen mensen rationeler met eten om. In het midden van de negentiende eeuw deelden wetenschappers voeding in, in vijf categorieën: proteïnen, koolhydraten, vetten, vitaminen en mineralen. Ook kenden ze aan elk van deze nutriënten functies en eigenschappen toe. Fruit en groenten waren vroeger een delicatesse. Sinds hun vitamine-inhoud bekend is, zijn zij noodzakelijk voor een goede gezondheid. De calorie deed eveneens haar intrede, etensmiddelen hadden ineens een bepaalde
voedingswaarde.
Hetzelfde
gold
voor
activiteiten.
Wetenschappers
berekenden hoeveel calorieën een mens verbrandde met een bepaalde activiteit in een bepaalde periode. Eten en bewegen transformeerden in een rekensom. Tegenwoordig dienen mensen zelfs hun leven te leiden volgens deze voedingskundige wijsheden (Lupton 1996, p. 72-74). Voedseladviezen zijn in overvloed beschikbaar. Zo geeft de Nederlandse overheid via het Voedingscentrum advies over wat gezond is en wat niet. Deze voorlichting heeft tot doel het bewustzijn ten aanzien van gezondheidsrisico’s en de voor- en nadelen van voedingsproducten te vergroten. Groenten en fruit moeten regelmatig op het menu 26 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
staan, producten met veel vet en suiker dienen vermeden te worden. Ook wijst de overheid op het belang van discipline en zelfcontrole. Mensen moeten een beschaafde hoeveelheid te consumeren. Degenen die de adviezen van gezondheidsvoorlichters in de wind slaan, zijn niet verstandig en hebben geen zelfcontrole. De boodschap is duidelijk: een gezonde voeding is noodzakelijk voor een gezond lichaam. Het is de verantwoordelijkheid van een individu om ervoor te zorgen dat zijn of haar lichaam gezond blijft. Wat je eet, ben je zelf (Lupton 1996, p. 75). Deze theorie van rationalisering is deels tegenstrijdig met de civilisatietheorie van Norbert Elias en het slankheidsgebod van Ruud Stokvis. Volgens de Elias gingen mensen anders eten om status te verwerven, de nadruk lag niet op gezondheid. Integendeel, de adel at juist ongezond naar de huidige maatstaven. Ook lagen aan het vormen van de gedragsregels geen rationele motieven ten grondslag. Sociale motieven kwamen veruit op de eerste plaats (Elias 1982, p. 163). Mensen zijn bijvoorbeeld niet met bestek in plaats van handen gaan eten uit hygiënische, maar uit sociale overwegingen. Na enige tijd was het eten met bestek zo gewoon, dat het pijnlijk was te kijken naar iemand die met zijn handen at (Elias 1982 p. 164). Aan de andere kant valt er door het vertonen van rationeel gedrag ook prestige te winnen. Door voor bepaalde voeding te kiezen, geeft een individu een signaal naar anderen. De mate van zelfcontrole, kennis van voeding en lichamelijke gezondheid zegt iets over hen. Deze betekenissen zijn verstrengeld met de opvattingen over “geciviliseerd” gedrag (Lupton 1996, p. 93). Waar ooit beperkingen van voedsel te wijten waren aan seizoenen en beschikbaarheid, worden de hedendaagse restricties ten aanzien van voeding opgelegd door interne regels. Mensen dienen beperkte hoeveelheden gezonde voeding tot zich te nemen en te weten wat het effect van voedingsmiddelen is op het lichaam en de gezondheid (Lupton 1996, p. 74). Gezond leven is niet alleen goed voor het lichaam, maar ook voor de status. Ook hier spelen sociale motieven een rol. Een gezond lichaam is eveneens een manier om zich van anderen te onderscheiden.
27 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
3
Het onderzoek
Om mijn onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, heb ik Nederlandse, Turkse en Marokkaanse moeders van zware kinderen uit verschillende klassen gesproken. Ik koos voor een kwalitatieve aanpak. Ik gebruikte een vragenlijst en interviewde ook de moeders. Na het invullen van de uitgebreide vragenlijst (zie bijlage), besprak ik met de moeders de antwoorden die zij gaven. Bij vrouwen die niet goed Nederlands spraken, assisteerde ik met het invullen van de lijst.
3.1
Kwalitatief versus kwantitatief onderzoek
Over de methoden van onderzoek is binnen de sociologie een discussie gaande. Volgens socioloog Bent Flyvbjerg moeten sociale wetenschappers geen methoden van natuurwetenschappers toepassen in hun onderzoeken. Flyvbjerg stelt dat er grote verschillen zijn tussen natuurwetenschappen en sociale wetenschappen. Bijvoorbeeld het gebruik van theorie. In de natuurwetenschappen moet een theorie expliciet, universeel, abstract, discreet, systematisch en voorspellend zijn. Zoals bijvoorbeeld een wiskundige formule. Deze algemene theorieën moeten contextonafhankelijk zijn, zodat ze op verschillende situaties toegepast kunnen worden. Flyvbjerg is van mening dat context juist een centrale plaats inneemt in het menselijk leven. Menselijke vaardigheden zijn contextgebonden en zijn niet terug te brengen tot een setje regels. De context kan niet worden weggelaten, omdat de context het fenomeen dat onderzocht wordt definieert (Flyvbjerg 2003, p. 25-38). Ik ben het met hem eens. Daarnaast ben ik van mening dat als binnen een samenleving enquêtes onder burgers worden gehouden, de statistische gegevens over dezelfde burgers niet altijd overeenkomen met de realiteit. Hans Boutelier, de directeur van het Verwey-Jonker Instituut en een ervaren beleidsmaker en –onderzoeker, noemt dit de “statistische valkuil” (Boutelier 2006, p. 286). Veel sociologisch onderzoek maakt gebruik van steekproeven en statistische data-analyses, waarbij gekeken wordt naar de grote lijnen. Een nadeel daarvan is dan de onderzoekers veelal de context uit het oog verliezen. Kwantitatieve onderzoekers interpreteren hun materiaal en gaan vervolgens met die interpretatie, de cijfers, aan de slag. Hierdoor bestaat het gevaar dat het 28 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
onderzoeksresultaten niet overeenstemmen met de meningen van degenen die de enquêtes hebben ingevuld. Dit vind ik geen goede zaak. De kritiek van Boutelier is ook de mijne: “Statistisch onderzoek is vaak te traag, te massief en op een te grote afstand van de dagelijkse ervaringen om nieuwe ontwikkelingen op het spoor te komen” (Boutelier 2006, p. 286).
Kwalitatieve dataverzamelings- en analysetechnieken bieden wel de mogelijkheid om te controleren of de theorieën die worden ontwikkeld kloppen met de verhalen van de respondenten. Hoewel ik zelf de voorkeur geef aan een meer kwalitatieve aanpak van onderzoek, ben ik van mening dat sommige kwantitatieve gegevens wel bruikbaar zijn. Het onderzoek van het CBS, waarin wordt gesteld dat overgewicht vaker voorkomt bij allochtone kinderen dan bij autochtone kinderen, ligt aan de basis van deze scriptie. Ik ben, op een kwalitatieve manier, op zoek gegaan naar de oorzaken. Kwantitatief onderzoek is nuttig voor het opsporen van verbanden, kwalitatief onderzoek is geschikt om deze verbanden te verklaren. Aldus vullen de beide methoden van onderzoek elkaar aan. Mijn keuze voor een kwalitatieve benadering hangt direct samen met het onderwerp van onderzoek, ik wil een fenomeen verklaren. Daar past een kwalitatieve methode bij.
3.2
Respondenten
In dit onderzoek heb ik het gedrag, de opvattingen en ervaringen ten aanzien van voeding en beweging van verscheidene moeders met elkaar vergeleken. Ik heb Nederlandse, Turkse en Marokkaanse moeders uit de hoge en lage sociale klasse geïnterviewd. Naar autochtone moeders is al veel onderzoek gedaan. Een deel van de opvattingen van deze moeders haalde ik uit de literatuur (Anneke H. van Otterloo en Juul van Ogtrop 1989). Omdat dit onderzoek zeventien jaar geleden plaatsvond, interviewde ik aanvullend een aantal Nederlandse moeders. De volgende tabel verduidelijkt mijn werkwijze. Marokkaanse moeders Turkse moeders
Nederlandse moeders
Totaal
Midden/hoge klasse 4
5
3
12
Lage klasse
5
4
3
12
Totaal
9
9
6
29 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Omdat over de opvattingen en gedragingen van Nederlandse moeders al veel bekend is, ben ik van mening dat drie interviews per groep volstaan. Ik praatte met moeders van kinderen die nog op de basisschool zitten (zes tot en met dertien jaar). De invloed van moeders op kinderen in deze leeftijdscategorie is nog groot. Als kinderen meer zakgeld krijgen, kopen ze zelf eten en snoep. Ik verwachtte dat sommige moeders zich schaamden voor het te zware lijf van hun kind en dat ze zich daarom tijdens het interview zo goed mogelijk zouden presenteren door sociaal wenselijke antwoorden te geven. Daarom lette ik bij de gesprekken goed op de lichaamstaal en vroeg door als dat nodig was.
3.3
Werven
Ik heb de respondenten via verschillende kanalen verzameld. Ik was op zoek naar moeders van dikke kinderen. In twee gevallen heb ik met de vader in kwestie gesproken, omdat de moeder heel slecht Nederlands sprak. Via een vriendin ben ik in contact gekomen met een lerares op de islamitische
basisschool
“El
Habib”
in
1 3 2
Maastricht. Zij heeft mij geholpen aan vijf Turkse en twee Marokkaanse vrouwen. De Amsterdamse basisschool “Sint Jan de Doper” in Amsterdam heb ik een aantal 4 6 5
weken op donderdagochtend bezocht. Op deze uren kwamen in een klein lokaaltje moeders bijeen voor vragen, maar vooral
1 Amsterdam 2 Nieuwkoop 3 Alphen aan den Rijn
4 Sittard 5 Valkenburg 6 Maastricht
voor de gezelligheid. Bijna ieder van deze moeders heeft voor mij de vragenlijst ingevuld. Ik heb hieruit de moeders met dikke kinderen gefilterd. Nadat ik een ochtend koekjes voor deze vrouwen had meegenomen hebben twee van hen ook vriendinnen verzocht om mee te werken aan mijn onderzoek. Via het Turks Sociaal Centrum ben ik in contact gekomen met Ayse, een lieve Turkse vrouw. Ik heb haar geïnterviewd en zij heeft mij ook in contact gebracht drie andere
30 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
moeders van kinderen met gewichtsproblemen. Het Huis van de Sport in Limburg heeft mij op ouderavonden van hun RealFit-programma (een cursus waarin kinderen hun overgewicht aanpakken) in Valkenburg en Sittard Nederlandse ouders laten werven. Ook ben ik via mijn oude leraar van basisschool “De Rietkraag” in Nieuwkoop in contact gekomen met Nederlandse moeders van zware kinderen. Via contacten van deze leraar heb ik medewerking gekregen van de Islamitische basisschool “An Noer” in Alphen aan den Rijn. Een vriendin van mijn moeder heeft een fysiotherapiepraktijk in Nieuwkoop. Zij heeft mij aan twee respondenten geholpen. Omdat het erg moeilijk was Turkse en Marokkaanse moeders te vinden heb ik ze zelfs, zonder resultaat overigens, gezocht op de markt in de Amsterdamse Dapperstraat. Marokkaanse moeders Hoge klasse Fatiha
Maastricht Oktober 2006 Fatima Maastricht Oktober 2006 Massoudi Alphen a/d Rijn Februari 2007 Naima (zus Latifa) Amsterdam Januari 2007
Lage klasse Latifa (zusje Naima)
Amsterdam Januari 2007 Farida (nicht Rachida) Nieuwkoop Maart 2007 Rachida (nichtje Farida) Nieuwkoop Maart 2007 Karasahin Amsterdam Januari 2007 Khalid Maastricht Oktober 2006
Turkse moeders
Nederlandse moeders
Sukran Maastricht Oktober 2006 Nelja (schoonzus Surmeli) Maastricht Oktober 2006 Aysel (zus Ayse) Amsterdam Januari 2007 Ayse (zusje Aysel) Amsterdam Januari 2007 Dina (vriendin Aysel) Amsterdam Februari 2007
Coriene Nieuwkoop December 2006 Marleen Sittard November 2006 Marlou Sittard November 2006
Surmeli schoonzus Nelja) Maastricht Oktober 2006) Ayten Maastricht Oktober 2006) Hanim (vriendin Naima) Amsterdam Februari 2007) Samira Amsterdam Februari 2007
Petra Nieuwkoop December 2006 Lieke Valkenburg November 2006 Marlène Nieuwkoop December 2006
31 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
3.4
Operationalisatie
In deze scriptie maak ik onder andere gebruik van de theorieën van Elias en Bourdieu. Aan de hand van deze theorieën heb ik mijn interviewvragen voor de moeders opgesteld. De vragen over voeding en beweging zijn ingedeeld in drie blokken: gedragingen, opvattingen en emoties/ervaringen. Norbert Elias gebruikt in zijn werk over de civilisatietheorie dezelfde driedeling. Ook Johan Goudsblom past deze toe in zijn definitie van cultuur. Deze benadering lijkt mij het meest volledig. Mensen kunnen iets wel vinden, maar het is belangrijk dat ze zich er ook naar gedragen. En als mensen zich op een bepaalde manier gedragen, doen ze dat vaak om een bepaalde reden. Opvattingen en emoties kunnen het gedrag verklaren. Aan de hand van opleiding, werk en inkomen heb ik de respondenten in twee klassen ingedeeld: laag en midden/hoog. Hierbij heb ik me laten beïnvloeden door Pierre Bourdieu. Hij onderscheidt drie soorten kapitaal. Tot welke sociale klasse een persoon behoort, is volgens hem afhankelijk van het bezit van economisch (geld), sociaal (netwerken) en cultureel kapitaal (opleiding). Ik keek naar het inkomen, opleidingsniveau en beroep van de ouders. Het was niet altijd makkelijk de moeders naar klasse in te delen. Marokkaanse en Turkse vrouwen stoppen vaak met werken als zij moeder worden. Omdat zij toch geen lange werkloopbaan tegemoet gaan, investeren zij minder in opleiding. Ook zijn zij vaak jong getrouwd. Als een Marokkaanse vrouw dan een Mbo-opleiding heeft afgemaakt, is dit al heel wat. Hierbij maakt het ook nog verschil of de moeder in kwestie in Nederland is geboren of niet. Sommige moeders die uit Turkije en Marokko komen hebben de lagere school niet afgemaakt. Slechts een klein aantal van hen heeft gestudeerd. In Nederland is het veel gangbaarder om te studeren. Als een Nederlandse vrouw een Mbo-diploma heeft, is dat niet bijzonder. Daarom heb ik Nederlanders met een Mbo-opleiding ingedeeld in de lage klasse en soms Marokkanen of Turken met een Mbo-opleiding ingedeeld in de midden/hoge klasse. In twee gevallen was het opleidingsniveau van de ouders niet hoger dan de middelbare school. Toch heb ik hen ingedeeld in de hoge/midden klasse. Het gaat hier om een groot gezin waarvan de oudere kinderen allen hebben gestudeerd. Vader en moeder komen uit Marokko en hadden niet de kans te studeren. Zij hebben ervoor gezorgd dat hun kinderen die kans wel kregen. De oudere kinderen zijn allen hoog opgeleid. Bij het 32 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
andere gezin was het opleidingsniveau van de ouders ook niet hoog, hoewel de Marokkaanse vrouw wel een Mbo-studie heeft afgerond. Ik heb haar ingedeeld in de hogere klasse, omdat haar oudste dochter volgend jaar gaat studeren. Zij gaat een Hboopleiding volgen. Bij het opstellen van de vragen over opvattingen ten aanzien van voeding heb ik eveneens rekening gehouden de theorie van Bourdieu. Smaak is volgens de Franse socioloog klassebepaald. Volgens Bourdieu, Elias en Mennell willen mensen zich van anderen onderscheiden, zij voelen een distinctiedrang. Door het tonen van een “goede smaak” en “goed gedrag” proberen mensen status te verwerven. Voeding is daar volgens hen een middel voor. Daarom heb ik gevraagd wat mensen lekker vinden (positieve associatie). Ook is het belangrijk te weten wat mensen niet lekker vinden (negatieve associatie), dit is tevens een vorm van distinctie. Verder vind ik het van belang te weten hoeveel kennis de moeder van gezond eten heeft. Om meer te weten te komen over het gedrag van de moeders op voedingsgebied stelde ik vragen over de eetregels. Bovendien wilde ik weten wat er gegeten, gesnoept en gedronken werd en of er sprake was van gezond voedsel. De theorie van Elias stond aan de basis van deze vragen. De vragen hebben betrekking op controle en beheersing, op het overzien van de consequenties van eetgedrag op de langere termijn. Als richtlijn voor gezonde voeding houd ik het advies van het Voedingscentrum en de Nederlandse Vereniging van Diëtisten aan. Volgens het NVD hebben kinderen van vier tot twaalf het volgende per dag nodig:
Brood
3-5 sneetjes
Aardappelen/rijst/pasta
2-3 stuks/100-150 gram
Groente
3 opscheplepels a 50 gram
Fruit
2 stuks
Melk of melkproducten
300-450/600 ml
Kaas
0,5-1 plak
Vlees(waren), vis, kip, ei of vleesvervanger
50-100 gram (rauw)
Boter/halvarine/margarine/bak- en braadproducten
15-35 gram
Vocht (inclusief melk)
1-1,5 liter.
Gezond eten en gezond leven zie ik als rationeel gedrag. Maar binnen de rationele theorieën die ik gebruik, past ook dat moeders door gezond te leven prestige proberen te verwerven. Ik vroeg de ouders naar wat zij verstaan onder gezonde voeding en genoeg 33 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
sporten en bewegen. Eveneens vroeg ik hen naar hun motieven om te sporten. Een aantal moeders was op dieet. Ook hier vroeg ik naar hun motieven. Ten slotte vroeg ik de moeders naar hun schoonheidsideaal. Een elders bereide maaltijd, genuttigd in een restaurant, afgehaald of bezorgd, bevat meestal meer calorieën dan een zelfgemaakte maaltijd. Vandaar dat ik de respondenten ook vroeg hoe vaak zij buiten de deur aten wat zij dan meestal bestelden. Het habitusbegrip van Bourdieu vormde ook de aanleiding voor een aantal vragen. Zo heb ik voor elk gezinslid de BMI vastgesteld. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat ouders met overgewicht vaker kinderen met overgewicht hebben dan ouders met een normaal gewicht (zie bijvoorbeeld Agras et al. 2004). Ik vroeg de moeders hoe zij vroeger thuis aten en vergeleek dit met de regels die zij nu zelf hanteren. Doen ze het op dezelfde manier als hun moeder, of zetten ze zich daar juist tegen af? Dit heeft ook te maken met het habitusbegrip, namelijk de habitus van de moeder. Daarnaast wilde ik weten of de moeders en andere gezinsleden een gezonde levensstijl hebben. Een moeder met slechte ervaringen met sport, zal haar kind niet stimuleren lid te worden van een sportvereniging. Omgekeerd is de kans groot dat een kind met sportende ouders eveneens gaat sporten. Ik heb de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) aangehouden om te bepalen of een kind genoeg beweegt. Deze norm is in 1998 vastgesteld en is afgeleid van internationale richtlijnen. Kinderen moeten dagelijks een uur matig intensief lichamelijk actief zijn, waarbij de activiteiten minimaal tweemaal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van de lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie). Ook aan de vragen naar het gedrag ten aanzien van sport lag de civilisatietheorie van Elias ten grondslag. Genoeg sporten en bewegen vereist een zekere discipline. Deze discipline werkt statusverhogend. Het overzien van de consequenties van gedrag is daarbij van belang. Door een gezonde levensstijl kan iemand langer zonder kwalen leven.
3.5
De gezinnen
Ik heb de respondenten gevraagd naar gegevens over leeftijd, lengte en gewicht van alle gezinsleden. Met de hulp van deze informatie rekende ik voor ieder gezinslid de BMI uit. De resultaten hiervan staan in de volgende tabel. Om de privacy van de respondenten te beschermen noem ik alleen de voornaam van de moeders.
34 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Turkse gezinnen
Marokkaanse gezinnen
Nederlandse gezinnen
Hoge klasse Gezinsleden
BMI
Sukran (v) 31 jaar Vader34 jaar Zoon 10 jaar Zoon 7 jaar Dochter 6 jaar Nejla (v) 32 jaar Vader 37 jaar Dochter 12 jaar Zoon 8 jaar Dina (v) 33 jaar Vader 41 jaar Zoon 13 jaar Dochter 10 jaar Dochter 3 maanden
23,9 20,5 21,0: + 2 kg 16 14 28,3: + 9,4 kg 30,0: + 18 kg 23,9: + 5,2 kg 14,4 25,4: + 1,4 kg 30,0: + 15,5 kg 20,1 23,8: + 7,5 kg 16,6
Ayse (v) 40 jaar Vader 43 jaar Dochter 17 jaar Zoon 11 jaar Zoon 9 jaar Aysel (v) 34 jaar Bahri (m) 39 jaar Dochter 10 jaar Dochter 4 jaar Fatiha (v) 43 jaar Vader 46 jaar Dochter 11 jaar
47,6: + 52,5 kg 31,2: + 17,2 kg 29,4: + 12,7 kg 22,2: + 3,8 kg 19,8: + 1,5 kg 27,3: + 6 kg 23,1 17,9 * 16,5 25,3: + 1 kg 32,0: + 17,4 kg 21,9: + 3 kg **
Fatima (v) 44 jaar Vader 40 jaar Zoon 6 jaar Dochter 7 jaar
35,9: + 28,3 kg 23,7 17,5 19,2: + 1,6 kg
Moeder 48 jaar Masoudi (m) 53 jaar Zoon 15 jaar Dochter 10 jaar ***
27,7: + 8 kg 26,1: + 3,7 kg 24,7: + 2,5 kg 27,4: + 19 kg
Naima (v) 34 jaar Vader 51 jaar Dochter 15 jaar Dochter 13 jaar Dochter 7 jaar Dochter 1 jaar
23,8 29,4: + 13,8 kg 18,3 22,8: + 1 kg 14,6 14,8
Coriene (v) 42 jaar Vader 45 jaar Dochter 16 jaar Dochter 11 jaar Marleen (v) 45 jaar Vader 49 jaar Dochter 13 jaar Zoon 10 jaar Marlou (v) 42 jaar Vader 41 jaar Dochter 15 jaar Dochter 12 jaar Dochter 7 jaar
25,3: + 1 kg 24,3 20,2 21,6: + 2 kg 24,4 27,8: + 9,5 kg 27,7: + 19 kg 17,3 20,9 23,6 20,2 22,9: + 3 kg 13,6
* De dochter van Aysel is pas 6 kilo afgevallen. Haar BMI was 20,2. ** De dochter van Fatiha is laatste tijd al veel afgevallen, minstens 5 kilo *** Vier oudere kinderen zijn volwassen en wonen op zichzelf **** De dochter van Lieke heeft altijd gewichtsproblemen gehad.
Lage klasse Gezinsleden
BMI
Ayten (v) 30 jaar Vader 33 jaar Zoon 10 jaar Zoon 4 jaar Dochter 4 jaar Surmeli (v) 31 jaar Vader 35 jaar Zoon 11 jaar Dochter 7 jaar Samira (v) 35 jaar Vader 40 jaar Dochter 18 jaar Zoon 13 jaar Zoon 3 jaar Zoon 1 jaar Hanim (v) 31 jaar Vader 32 jaar Dochter 13 jaar Zoon 9 Dochter 4 jaar
29,3: + 11 kg 30,9: + 19 kg 23,3: + 7,2 kg 17,1 16,5 28,0: + 8,5 kg 25,0 23,7: + 7 kg 13 22,7 24,7 21 23,6: + 5 kg 15,9 ? 28,0: + 7,8 kg 20,7 18,4 20,4: + 3 kg 15
Karasahin (v) 28 jaar Vader 31 jaar Zoon 7 jaar Zoon 3 jaar Latifa (v) 32 jaar Vader 39 jaar Dochter 9 jaar Dochter 8 jaar Dochter 1 jaar Farida (v) 26 jaar Vader 30 jaar Zoon 6 jaar Dochter 4 jaar Zoon 3 jaar Rachida (v) 29 jaar Vader 34 jaar Dochter 11 jaar Dochter 8 jaar Dochter 4 jaar
33,0: + 22 kg 21,6 17,5 17 31,5: + 15,5 kg 25,0 17 18,2: + 1,5 kg 18,0 34,5: + 23,8 kg 24,7 19,0: + 1,8 kg 19,2: + 2 kg 19,8: + 1,5 kg 25,3: + 1 kg 25,9: + 3 kg 20,8 18,9: + 1 kg 20,0: + 3 kg
Het gezin van Khalid bestaat uit twee ouders en vijf kinderen. Hij wil de gegevens van alle gezinsleden niet aan mij geven. Zoon Mohammed (11 jaar) weegt 68 kilo, hij heeft obesitas. Petra (v) 39 jaar 29,7: + 14,5 kg Vader 43 jaar 26,0: + 4,3 kg Zoon 14 jaar 19,7 Dochter 11 jaar 21,7: + 2 kg Lieke (v) 44 jaar 26,6: + 5,2 kg Vader 46 jaar 27,9: + 11,2 kg Dochter 17 jaar 21,2 Dochter 16 jaar 25,7: + 4,5 kg **** Marlène (v) 42 jaar 20,5 Vader 47 jaar 25,5: + 2,5 kg Dochter 18 jaar 22 Dochter 15 jaar 17,7 Dochter 11 jaar 21,2: + 1,5 kg Randje overgewicht Overgewicht Obesitas
35 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Ik heb een kwalitatief onderzoek gedaan. Mijn doel is niet om aan de hand van cijfers en statistieken uitspraken te doen over mijn respondenten. Daarvoor heb ik er te weinig geïnterviewd. Ook de manier waarop ik de respondenten heb verzameld past niet binnen de methode van kwantitatief onderzoek. Toch zijn er wel enkele conclusies te trekken. In vrijwel alle gevallen komt overgewicht in een gezin bij meerdere gezinsleden voor. Bij sommige gezinnen hebben (bijna) alle gezinsleden overgewicht of zelfs obesitas. Dit verschijnsel is te verklaren vanuit het habitusbegrip van Pierre Bourdieu. De sociale omgeving heeft een grote invloed op het handelen van mensen. De gezinsleden delen hun sociale omgeving en daarmee ook opvattingen, normen en gedrag. Als kinderen opgroeien in een omgeving waar overgewicht voorkomt, is de kans groot dat ook zij te zwaar worden. Dit heeft tevens te maken met het feit dat de kinderen van de ouders die ik interviewde nog jong zijn. Zij beslissen niet zelf wat er gegeten wordt
Zij zijn
afhankelijk van hun ouders. Die maken de keuzes wat betreft voeding en beweging. Voortvloeiend uit het habitusbegrip ondervinden de kinderen op latere leeftijd hoogst waarschijnlijk ook problemen met hun gewicht. De regels en normen die zij hebben meegekregen vormen de basis van hun gedrag in de toekomst. Dit heb ik echter niet onderzocht, het blijft dus een voorspelling. In de tabel valt een aantal gezinnen op. Dit zijn extreme gevallen van overgewicht of gezinnen waar het overgewicht ernstig is. Ik geef van deze gezinnen een korte omschrijving. Het gaat om de gezinnen van Ayse, meneer Massoudi en Lieke. De kinderen van Ayse lusten veel groenten niet. “Lekkere dingen eten ze wel op, maar bij gezonde dingen doen ze vaak moeilijk”, vertelt Ayse. Ze is van mening dat haar kinderen meer groenten moeten eten. Ze weet van zichzelf dat ze te zwaar is en wijt dit aan het feit dat ze van lekker eten houdt. Haar twee zonen zijn lid van een voetbalvereniging, haar dochter sport niet. Voor Turkse meisjes is het lastig om een geschikte sport te vinden. Later kom ik hier nog op terug. Ayse is vaak bezig geweest met diëten, maar het is haar nimmer gelukt de kilo’s de baas te worden. Zij is van plan binnenkort weer te beginnen met een dieet, samen met haar dochter. “Ik accepteer mijn lichaam, maar ik ben erg zwaar”, zegt ze. “Die kilo's voel ik soms tijdens het lopen, vooral op trappen. Daarom wil ik van mijn kilo's af.” Ook haar kinderen moeten afvallen. “Het is niet goed voor ze, ik maak me zorgen.” “Vroeger aten we veel Marokkaans eten, maar dat wordt nu steeds minder”, vertelt meneer Massoudi. “Dat is wel lekker, maar van al die Tajin word je alleen maar dikker. We eten nu meer Hollandse pot.” Hij probeert zijn dochter te stimuleren af te vallen. Zo 36 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
is hij nu, samen met zijn vrouw, strenger wat snoepen betreft: “Als er visite is, zetten we een bord met koekjes en hapjes op tafel. Dat hoort bij de Marokkaanse gastvrijheid. Mijn dochter mag dan ook van de schaal pakken, want Ik wil de sfeer niet verpesten. Maar we hebben afgesproken dat ze geen snoepje pakt als er geen visite is.” Een oudere zus gaat regelmatig met haar fietsen. “Mijn dochter eet nu weinig, maar als je niet sport gaat het er niet vanaf”, meent hij. Toch is ze niet lid van een vereniging. “Sport en bewegen vind ik hetzelfde”, zegt meneer Massoudi. “Wij nemen die verenigingen niet zo serieus met die pakjes en diploma's. Wij gaan gewoon lopen, wandelen. Dat is net zo goed.” Lieke is bezorgd over het gewicht van haar dochter. Zij kampt zelf ook al jaren met gewichtsproblemen. “Mijn dochter is er zelf ook niet blij mee. Ze heeft licht overgewicht. Ze is nog jong en ze heeft al diabetes.” De dochter van Lieke heeft zichzelf opgegeven voor de RealFit-cursus. “Op school hadden ze foldertjes uitgedeeld. Opeens kwam mijn dochter binnen met zo’n folder en zei: ”Mam, dit wil ik doen”. Ik vond het een goed idee”, aldus Lieke. Van deze cursus verwacht ze heel wat. De dochter van Lieke krijgt tips van een diëtist en ook probeert ze via de cursus verschillende sporten uit. Dit doet ze met een groepje kinderen van haar leeftijd die allen overgewicht hebben. Het bevalt heel goed.
37 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
4
Etnische cultuur
In dit hoofdstuk en het volgende hoofdstuk (Sociale klasse) bespreek ik de resultaten van de 24 interviews die ik heb afgenomen. Tevens koppel ik de resultaten aan de besproken theorieën en mijn hypotheses. De respondenten heb ik op twee manieren ingedeeld: per sociale klasse en per etnische cultuur. De sociale klasse van de moeders laat ik nu even buiten beschouwing, daar besteed ik in het volgende hoofdstuk aandacht aan. Ik onderscheid drie etnische culturen: Nederlands, Marokkaans en Turks. Ik heb de gegevens samengevat, op in het oog springende uitkomsten ga ik nader in. Ik behandel niet alle antwoorden.
4.1
De Moeders
Van de groepen die ik in dit hoofdstuk behandel heb ik een korte omschrijving, een typologie, gemaakt. Hierin bespreek ik de overeenkomsten van moeders uit een groep. 4.1.1 Nederlandse moeders
De Nederlandse moeders zijn geboren en getogen in Nederland. Alle moeders en vaders die ik sprak hebben een betaalde baan. Het inkomen ligt redelijk hoog; niemand heeft minder dan 250 euro vrij te besteden per maand. De meeste Nederlandse moeders hebben een Mbo-diploma behaald. Twee moeders hebben een Hbo-opleiding afgerond. Van de vaders hebben er drie het Hbo-diploma op zak. De andere helft heeft het Mbo afgemaakt. Over het algemeen hebben de Nederlandse gezinsleden een druk programma. De maaltijd is vooral een moment waarop het gezin even bij elkaar is. De avondmaaltijd bestaat overwegend uit aardappels, groenten en vlees. Ook rijst en pasta zijn populair. Zowel voor het ontbijt als voor de lunch kiezen de Nederlandse moeders unaniem voor brood met beleg. De Nederlandse moeders kunnen in principe alle levensmiddelen kopen. Toch bezuinigen ze wel eens op het eten. Als een bepaalde fruitsoort heel duur is kiezen de moeders voor een goedkopere fruitsoort. Hetzelfde geldt voor groenten. Als verse 38 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
groenten op een bepaalde tijd in het seizoen heel duur zijn, kopen zij wel eens de blikvariant. 4.1.2 Turkse moeders
Alle Turkse moeders die ik heb gesproken zijn geboren in Turkije. Sommige moeders zijn op jonge leeftijd naar Nederland gekomen, andere wonen hier nog niet zo lang. De Turkse gezinnen zijn groter dan de Nederlandse gezinnen. Twee van de negen Turkse vrouwen hebben een Mbo-diploma. Eén heeft het Hbo afgerond. De rest heeft na de middelbare school of de basisschool niet verder geleerd. Bij de vaders zijn er grote verschillen in opleidingsniveau. Sommige vaders hebben de lagere school niet afgemaakt, andere hebben een universitaire studie afgerond. De meeste Turkse gezinnen hebben naar eigen zeggen tussen de 250 en 500 euro vrij te besteden per maand. Voor twee gezinnen is dat bedrag 100 tot 250 euro. Geen enkele Turkse moeder die ik interviewde heeft een betaalde baan. Sommige moeders hebben wel gewerkt, maar zijn hiermee gestopt toen zij kinderen kregen. De moeder is duidelijk de baas in huis. In de meeste gevallen is zij degene die de eetregels opstelt en de boodschappen doet. Eten in de Turkse cultuur is belangrijk. Er moet en zal lekker gegeten worden. De Turkse moeders hebben vergeleken met de Nederlandse moeders minder te besteden, maar op de maaltijden wordt niet bezuinigd. Sporten is voor Turkse vrouwen problematisch. De helft van de Turkse moeders doet aan fitness of zwemmen. Door hun geloofsovertuiging kunnen zij echter niet iedere sport beoefenen. De hoofddoek moet tijdens het sporten om blijven en het sporten moet gebeuren in een ruimte met alleen vrouwen, het liefst andere moslima’s. Tennissen of hockeyen kan echt niet. In een aantal zwembaden zijn uren gereserveerd voor alleen vrouwen. Hetzelfde geldt voor sportscholen. Om die reden kiezen de Turkse moeders voor fitness en zwemmen. Ook hebben veel moeders fitnessapparaten in huis staan. De Turkse kinderen daarentegen sporten niet veel minder dan de kinderen uit de andere groepen. 4.1.3 Marokkaanse moeders
Ongeveer de helft van de Marokkaanse moeders die ik interviewde, is in Marokko geboren. Zij zijn op latere leeftijd naar Nederland gekomen. De andere helft zag in
39 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Nederland het levenslicht. Dit zijn moeders van de tweede generatie, hun ouders komen wel uit Marokko. De Marokkaanse gezinnen zijn in verhouding tot de gezinnen uit de andere groepen het grootst, zij hebben gemiddeld drie kinderen. De helft van hen woont in een flat, de rest in een eengezinswoning of een rijtjeshuis. Het opleidingsniveau van deze groep is het laagst. Van zeven van de negen moeders is de hoogst gevolgde opleiding de middelbare school. Twee moeders hebben het Mbo afgemaakt. Sinds zij moeder zijn werken ze geen van allen. Drie moeders hadden voor het moederschap wel een baan. Bij de vaders ligt het opleidingsniveau niet veel hoger. Twee vaders zijn na de basisschool niet verder gaan leren. De rest heeft niet meer dan de Mavo. Er zijn twee uitzonderingen. Deze vaders hebben een Hbo-opleiding en een universitaire studie achter de rug. Eén gezin leeft van een uitkering. De andere vaders hebben een baan. De helft van Marokkaanse gezinnen zegt per maand over 250 tot 500 euro te beschikken na het betalen van de vaste lasten en de boodschappen. Voor de andere helft ligt dit bedrag lager. Twee moeders geven aan moeilijk rond te kunnen komen. Marokkaanse moeders hanteren de soepelste eetregels. Over het algemeen mogen de kinderen zelf weten wat ze op hun boterham doen. Als de kinderen iets niet lusten, hoeven zij het in de meeste gevallen niet op te eten. Wat snoepen betreft zijn de moeders wat strenger. De eetregels worden, net als in de Turkse gezinnen, in de meeste gevallen opgesteld door de moeder. Ook neemt de moeder de boodschappen voor haar rekening. Net als bij de Turkse vrouwen zijn de Marokkaanse moeders de baas in huis. Zij zeggen goed te kunnen koken. Net als in de Turkse cultuur neemt de maaltijd een belangrijke plaats in binnen het sociale leven. De maaltijden moeten niet alleen lekker zijn, tijdens het nuttigen van de maaltijd dient het ook gezellig te zijn. Onverwachte gasten kunnen altijd mee-eten.Marokkaanse vrouwen ondervinden dezelfde problemen wat sporten betreft als de Turkse moeders.
4.2
Voeding
In deze paragraaf vergelijk ik de opvattingen, gedragingen en ervaringen van de moeders ten aanzien van eten met elkaar. Ik maak gebruik van citaten. Achter de naam van degene die ik citeer, staat een code. Deze code zegt iets over de etnische afkomst en de sociale klasse van de respondent: TH: Turks/hoge klasse, TL: Turks/lage klasse, 40 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
MH: Marokkaans/hoge klasse, ML: Marokkaans/lage klasse, NH: Nederlands/hoge klasse, NL: Nederlands/lage klasse. 4.2.1 Opvattingen
Wat mij meteen opviel is dat geen van de Turkse en Marokkaanse moeders werkt. Alle Nederlandse moeders die ik interviewde hebben wél een baan, meestal werken ze als parttimer. Aysel legt uit waarom Turkse moeders niet werken: “Moeder zijn in onze cultuur is heel belangrijk. Turkse moeders zijn echte moeders, zij willen er echt voor hun kinderen zijn. Een baan past daar niet bij. Ik ben gestopt met werken toen ik kinderen kreeg. Dat was mijn eigen keus!” (Aysel TH)
Volgens haar zijn Nederlandse vrouwen meer met zichzelf bezig. Zij willen ook graag een carrière hebben. Aysel is daar niet jaloers op. “Ik denk dat Nederlandse vrouwen die werken het heel zwaar hebben. Het lijkt alsof zij een dubbele taak hebben: het huishouden en hun werk. Ik denk dat ze het zichzelf vaak moeilijker maken dan nodig is. Ik vind twee keer per jaar op vakantie gaan niet zo belangrijk. Is het echt zo belangrijk om altijd alles te doen? Turkse moeders hebben een trots gevoel. De man zorgt voor ons, wij zijn de koningin van het huis. Wij vinden carrière niet zo belangrijk, wij worden in de watten gelegd. In huis zijn de vrouwen de baas. Over de kinderen en over de man.” (Aysel TH)
In het sociale leven van alle moeders neemt eten een belangrijke plaats in. Vrijwel alle gezinnen eten ’s avonds op regelmatige tijden gezamenlijk aan de eettafel. Toch verschillen de opvattingen over de sociale functie van de maaltijd. Over het algemeen hebben de Nederlandse gezinsleden ieder een druk programma. Als de individuele roosters het toelaten, eten de Nederlanders samen aan de eettafel. “Wij vinden het “eetmoment" een bijzonder moment. Tijdens het avondeten wordt er besproken wat we die dag hebben meegemaakt. Iedereen heeft een druk programma met werk en sport, dus voor ons is het heel belangrijk om met z'n allen aan tafel te zitten.” (Marlène NL)
41 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Marokkaanse en Turkse moeders steken veel zorg in het bereiden van de maaltijd. Zij zien eten ook als een zeer sociale bezigheid, maar niet alleen binnen de grenzen van het gezin. Zo maken zij altijd ruim voldoende eten klaar, zodat er altijd eventuele gasten aan kunnen schuiven. Op die manier maken ze duidelijk dat gasten welkom zijn. De moeders zeggen dat gastvrijheid erg belangrijk is in hun cultuur. Het maakt deel uit van hun etnische identiteit (Verkuyten 1999). Toen ik de moeders vroeg naar wat zij onder gezonde voeding verstaan, kreeg ik verschillende antwoorden. Veruit de meeste moeders geven aan dat bij gezond eten voldoende groenten en fruit horen. Drie Turkse moeders zeggen dat het eten ook heel gevarieerd moet zijn. Twee Nederlandse moeders noemen de schijf van vijf. Een tweetal Turkse moeders vindt dat gezond eten niet te vet en zonder suiker moet zijn. Twee Marokkaanse moeders geven te kennen vis gezond te vinden. Het advies van Het Voedingscentrum echter achterwege: de nieuwe schijf van 5 (gevarieerd, niet te veel, minder verzadigd vet, veel groente, fruit en brood en veilig). Bijna alle moeders zijn van mening dat hun kinderen gezond eten. Dit is opmerkelijk, aangezien alle moeders één of meer kinderen hebben die medisch gezien kampen met overgewicht. Vrijwel alle moeders vinden dat eten zowel lekker als gezond moet zijn. In alle groepen nemen over het algemeen de moeders de boodschappen voor hun rekening. Vooral in de Marokkaanse en Turkse cultuur zijn vrouwen de baas over het eten. De Marokkaan Khalid doet wel eens de boodschappen, maar daar is zijn vrouw niet altijd even blij mee. “Mijn vrouw is de baas met boodschappen, want zij is zuinig. Ik ben niet zo zuinig. Als ik boodschappen doe, vindt mijn vrouw dat ik veel te veel heb uitgegeven. Ook heb ik dan de verkeerde merken gekocht. Zij weet precies hoeveel we te besteden hebben, dus zij doet het 't best.” (Khalid ML)
Turkse en Marokkaanse moeders hebben minder geld te besteden dan Nederlandse moeders. Maar het komt niet vaak voor dat Turken en Marokkanen levensmiddelen die ze graag willen hebben, laten staan. De Turkse en Marokkaanse moeders bezuinigen liever op andere dingen dan op eten. “Als ik iets wil hebben, koop ik het. Ik ga niet op eten bezuinigen. Ik geef dan liever wat minder uit aan kleren, ik moet wel lekker eten.” (Farida ML)
42 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Lieke, een Nederlandse moeder die in principe alles kan betalen, zegt sommige producten wel te laten staan: “Ik kan alles kopen, maar ik koop soms geen fruit, franse kaas of biefstuk. Ik vind het niet nodig om zo veel geld daaraan uit te geven. Daarom koop ik het af en toe.” (Lieke NL)
Deze verschillen hangen sterk samen met de etnische cultuur van de moeders. De habitus is van invloed op dit gedrag. Turkse en Marokkaanse moeders zijn van huis uit gewend dat eten op de eerste plaats komt. Dit culturele kapitaal hebben zij meegekregen in hun opvoeding. Zij passen dezelfde regels toe in hun eigen gezin. 4.2.2 Gedrag en gedragsregels
Marokkaanse en Turkse kinderen lusten vaker dingen niet dan Nederlandse kinderen. Vijf van de zes Nederlandse moeders menen dat hun kinderen alles moeten leren eten, of in ieder geval proeven. Zij vinden het onaanvaardbaar als kinderen niets lusten. Ook moeten hun kinderen vaak hun bord leeg eten. Marokkaanse en Turkse moeders zijn dienaangaande wat flexibeler. Van hen vindt ongeveer de helft dat de kinderen moeten eten wat ze voorgeschoteld krijgen. Turkse moeders zijn hierin wat strenger dan de moeders van Marokkaanse origine. Een aantal Turkse en Marokkaanse moeders maakt apart iets klaar voor de kinderen. Nederlandse moeders doen dit niet. Toch houden ze rekening met de smaak van het kind. Zij eten in de regel niet iets waarvan ze weten dat hun kind dat niet lust. “Als mijn vrouw kookt, maakt ze apart wat voor de kinderen. Als de kinderen iets niet lusten maakt ze wat anders voor hen. Iets snels en simpels wat ze wel lekker vinden.” (Khalid ML)
Aysel en Samira bewandelen de middenweg. “Als ik iets maak wat mijn dochter niet zo lekker vindt mag ze niet zeggen "ik eet het niet". Maar ze hoeft dan van mij niet alles op te eten. Minder is dan ook goed.” (Aysel TH)
43 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Nederlandse moeders daarentegen zijn vaak nog van de oude stempel: “Ik heb geleerd te eten wat de pot schaft. Zo ging dat vroeger thuis en zo gaat dat nu ook bij mij”. (NL)
De meeste kinderen mogen snoepen, als ze hun gewone eten maar opeten. De meerderheid van de moeders vindt dat de kinderen alleen een snoepje mogen als ze het vragen. Slechts één Turkse moeder geeft aan dat haar kinderen mogen snoepen wat ze willen. De andere moeders zijn het niet met haar eens. Turkse en Marokkaanse moeders belonen hun kinderen wel eens met iets lekkers. De Nederlandse moeders die ik sprak doen dit niet. De helft van de Nederlandse moeders geeft toe niet vaak “nee” te verkopen als een kind iets lekkers wil. Turkse en Marokkaanse moeders zijn wat dit betreft wat strenger. Sukran heeft alleen speciale snoepjes in huis. Dit heeft te maken met haar religieuze overtuiging.
“Ik geef geen snoep waar gelatine in zit en daardoor heb ik weinig keus. Er zijn maar een paar snoepjes waar geen gelatine in zit, dus als ik ze vind koop ik er meteen een paar. Maar niet de hele kast vol.” (Sukran TH)
Nelja heeft via de school een briefje gekregen van de GGD. Met dat briefje werd ze gewaarschuwd dat haar oudste dochter te zwaar is. Snoep in huis is nu “verboden”. “Maar soms is er wel een uitzondering. Als ze echt heel zielig naar me kijkt, kun je als moeder geen “nee” zeggen. Dan mag het van mij wel.” (Nelja TH)
Haar zoontje heeft wel een gezond gewicht. Voor hem hanteert ze daarom (soms) andere regels. “Ik vind het lullig om hem wel een snoepje te geven en mijn dochter niet. Als ik wat geef, mogen ze het allebei. Of allebei, of allebei niet. Soms als mijn dochter er niet is geef ik hem wel wat extra snoepjes.” (Nelja TH)
44 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Strengere gedragsregels duiden volgens Elias op meer controle van de lichamelijke driften. Nederlandse moeders hebben volgens deze visie meer controle dan Turkse en Marokkaanse moeders. Nederlandse moeders stellen de eetregels vaak samen met de vader op. In Turkse en Marokkaanse gezinnen zwaait de moeder de scepter. Zij is meestal ook degene die de eetregels opstelt. Binnen een klein aantal gezinnen is er wel eens onenigheid over de regels. Marlène zegt dat dit nu eenmaal gebeurt bij “opgroeiende pubers”. Bij Nelja is het een ander verhaal. Haar man hanteert de regels soms wat soepeler dan zij. De kinderen zien hem niet zo veel, want hij moet vaak werken. Vroeger, toen de kinderen een keer in de week met hun vader op stap gingen, gaf hij ze altijd lekkere dingen. “Dat kan niet, want van mij mag het niet. Hij denkt dan van "laat maar die ene keer". Maar elke week vind ik wel veel. Hij weet nu dat onze dochter kiloproblemen heeft, dus hij doet het niet meer.” (Nelja TH)
De zoon van Khalid krijgt van oma lekkere dingen toegestopt. Khalid is gewaarschuwd door de GGD, dat zijn zoon Mohammed ernstig overgewicht heeft. “Ik let extra op de Mohammed. Ik ben gewaarschuwd en dat neem ik heel serieus. Hij is al een beetje afgevallen en daar ben ik heel trots op Hij is nu goed bezig. Geen cola, geen snoep. Hij mag bepaalde dingen niet meer hebben. Oma gaf hem af en toe wel dingen. Toen we daar achterkwamen heeft mijn vrouw tegen oma gezegd dat ze dat niet meer mag doen, want dat is niet goed voor hem. Ze geeft het uit een goed hart, ze wil hem verwennen. Maar nu mag het even niet.” (Khalid ML)
Over het algemeen mogen de kinderen zelf weten wat ze op hun boterham doen. In een aantal gevallen geven de kinderen aan wat ze op hun brood willen en dan doet de moeder het voor hen. Wat dit betreft zijn de verschillen tussen de moeders gering. Sommige moeders beperken de keuze van het broodbeleg wel. “Ze mogen 's ochtends wel kiezen voor een boterham, maar ze moeten van mij variëren. Ik probeer ze een goede richting te geven. De oudste houdt van chocopasta en als dat op is, koop ik niet meteen een nieuwe pot. Dan moet ze iets anders op haar boterham doen. Zo help ik haar met variatie, want zelf
45 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
lukt het haar niet zo goed. Als het aan haar ligt eet ze elke dag chocopasta.” (Aysel TH)
De familie Massoudi koopt voor dochter Ilham speciaal light jam en 30+ kaas. Vrijwel alle families nuttigen drie maaltijden per dag. De helft van de Turkse moeders serveert een Turks ontbijt. Dit is een zeer uitgebreide maaltijd met brood, ei, olijven, ham, kip, worst, feta en salade. “Ik wil dat ze goed ontbijten. Als we dat soms overslaan of wat minder doen, dan krijgen ze weer honger en gaan ze snoepen. Als ze een goed ontbijt hebben, eten ze drie keer per dag.” (Nelja TH)
Bij Aysel is het Turks ontbijt alleen in het weekeinde. “Doordeweeks is het Hollands ontbijt. Dan is het even snel een boterham met kaas of chocopasta ofzo. In het weekeinde is het ontbijt uitgebreid. Dan is mijn man, die doordeweeks altijd heel vroeg weg gaat, er ook bij. Ik vind ik het belangrijk dat we met z’n allen ontbijten, want hij is er niet zo vaak. We ontbijten met veel spullen en daar doen we lang over. Gezellig. Bij het Nederlandse ontbijt ligt overal beleg op tafel. Ik maak zelf lekkere broodjes en hapjes. Echt verwennen.” (Aysel TH)
De Turkse moeders zijn de enige die dit doen. Vooral de moeders uit de lage klasse serveren dit uitgebreide ontbijt. Het Turkse ontbijt hoort bij de cultuur, de andere moeders kennen dit fenomeen niet. Het ontbijt maakt deel uit van de “toolkit” van deze vrouwen. De andere moeders serveren ’s ochtends een boterham of een bordje yoghurt met muesli. Als lunch eten alle Nederlandse kinderen een boterham. De meeste Turkse en een paar Marokkaanse gezinnen eten tussen de middag warm: macaroni, tosti’s, Turkse pizza, vissticks en soms patat. Ook eten de kinderen soms als ze ’s middags van school komen. “Iedere dag na schooltijd gaat Mohammed buiten spelen. Hij gaat dan voetballen op een pleintje vlakbij ons huis. Als hij uit school komt krijgt hij eerst wat te eten. Buiten gaan ze rennen, dus moeten ze wel iets tussendoor
46 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
eten. Drie of vier keer per week krijgen ze tussendoor gebakken frietjes of anders koekjes of een appel”. (Khalid ML)
De avondmaaltijd verschilt sterk per groep. Iedereen houdt vast aan zijn eigen keuken. Bij de Nederlandse gezinnen wordt veelal de Hollandse pot geserveerd. Marokkaanse en Turkse gezinnen nuttigen vaak traditionele stoofgerechten. Vooral moeders uit de lage klassen koken weinig gerechten van andere culturen. Pasta’s zijn een uitzondering op deze regel. Enerzijds hebben deze eetgewoonten te maken met de habitus van de moeders (Bourdieu). De moeders zijn traditionele gerechten gewend en bereiden die zelf nog steeds. Anderzijds speelt de etnische identiteit een rol. Door gerechten te eten uit de eigen cultuur laten de moeders zien waar ze vandaan komen. Nederlanders eten in verhouding met de andere groepen vrij veel buiten de deur. Of ze halen iets te eten. Drie van de zes gezinnen halen iedere maand iets bij de Chinees of de snackbar. Twee gezinnen zijn wekelijks present in de snackbar. “Ik weet dat het niet zo goed is, maar ik werk veel en soms heb ik echt geen puf om nog te koken. De snackbar is dan wel lekker makkelijk. Maar we doen het niet meer dan een keer per week.” (Coriene NH)
Turkse en Marokkaanse moeders koken meestal zelf. Een enkele keer halen ze eten. De Turkse Sukran gaat een keer in de maand naar de Chinees. De andere Turkse en Marokkaanse moeders halen meestal patat, pizza of shoarma in huis. Nederlanders kiezen meestal voor de snackbar of de Chinees. Meneer Massoudi haalt nooit eten. “Bestellen doen wij niet, dat is vaak niet halal. Niet te vertrouwen. Als er afhaalrestaurants zouden zijn met halal eten, dan zou ik het wel doen. Voor mij is het geen financieel probleem.” (Massoudi MH)
Hetzelfde geldt voor restaurants. Als het gezin Massoudi uit eten gaat - een paar keer per jaar - gaat het naar een halal restaurant. Die zijn niet te vinden in hun woonplaats, Alphen aan den Rijn. Daarom gaat het gezin naar Den Haag, Amsterdam of Leiden. Daar zijn wel halal restaurants. De Nederlandse gezinnen gaan het vaakst uit eten. Van de Turkse en Marokkaanse gezinnen eet ongeveer de helft wel eens buiten de deur. Dit doen zij een paar keer per jaar. De restaurantkeuze verschilt. Nederlandse gezinnen hebben een voorkeur voor 47 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
pannenkoekenrestaurants, eetcafés, een “gewoon restaurant” of een pizzeria. Turkse gezinnen bezoeken voornamelijk Turkse restaurants of McDonalds. Marokkaanse gezinnen gaan meestal naar McDonalds. Farida gaat vooral naar McDonalds omdat haar kinderen het zo leuk vinden. Het gezin rijdt een keer per maand speciaal met de auto van Nieuwkoop naar Alphen aan den Rijn of Bodegraven. Daar zijn vestigingen van de fastfoodketen. Alle kinderen eten redelijk veel fruit, vooral Marokkaanse kinderen. De meeste kinderen doen dit iedere dag, een aantal in ieder geval een paar dagen per week. Elk gezin heeft regelmatig appels in huis. Ook peren, mandarijnen en bananen worden vaak gegeten. Turken en Marokkanen eten veel groenten. In traditionele Marokkaanse en Turkse maaltijden zitten vaak groenten. Als dit niet het geval is, staat er een salade op tafel. Bij de Nederlandse moeders eet de helft van de respondenten slechts een paar dagen per week groenten. “Ik kook altijd met verse groenten. Mijn man houdt niet van groenten uit blik. Die gebruik ik dan ook heel weinig. Mijn man proeft het meteen en dat vindt hij niet lekker. In de Marokkaanse keuken worden heel veel groenten gebruikt. Bij couscous gebruik ik acht soorten groenten. Dat eten we één keer in de week. Sla en groenten hebben we elke dag.” (Fatiha MH)
Marokkaanse en Turkse moeders koken heel afwisselend. Alle moeders zeggen goed te kunnen koken. Dat hebben ze vroeger thuis geleerd. Hun habitus is van invloed geweest op hun kookkunst. Ze nemen er de tijd voor en doen echt hun best. Elke dag staat er wat anders op tafel. “Ik let op variatie, maak elke dag iets anders. Als ik de ene dag broccoli heb klaargemaakt, eten we dat de volgende dag niet. Dan maak ik bijvoorbeeld worteltjes. Elke dag eten we anders.” (Aysel TH)
Alle moeders geven hun kinderen veel sap uit een pak te drinken. Slechts een enkeling maakt zelf vruchtensap. De consumptie van frisdrank is veruit het hoogst onder de Marokkaanse kinderen. Zowel Turkse als Nederlandse gezinnen drinken weinig prik. Zij drinken meer thee zonder suiker, melk en aanmaaklimonade. Marokkaanse kinderen drinken veel Marokkaanse thee. Dit is thee van muntbladeren met heel veel suiker.
48 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Wat snoepen betreft zijn de Nederlandse en Turkse moeders vrij streng. Kinderen moeten vragen of ze iets mogen en wachten tot ze het krijgen. Hun ouders belonen ze zelden met wat lekkers. Maar er wordt wel gesnoept. Snoepjes, dropjes, koekjes, chocolaatjes en stukjes fruit zijn de favoriete tussendoortjes. Nederlandse kinderen eten ook vaak liga’s en sultana’s, dit in tegenstelling tot de kinderen uit de andere culturen. Iets meer dan de helft van de moeders heeft wel eens chips in huis. Vooral Marokkaanse kinderen eten candybars. Marokkaanse kinderen hoeven niet altijd toestemming te vragen om iets lekkers te eten. Vaker dan Nederlandse en Turkse kinderen mogen zij het gewoon pakken. Bij Khalid staat er als het gezin voor de televisie zit vaak thee op tafel. “Daar zijn dan vaak koekjes of cake of Marokkaanse koekjes en baklava bij. Die staan daar zodat iedereen kan pakken.” (Khalid ML)
Bij Nederlandse gezinnen komt het minder vaak voor dat kinderen mogen pakken wat ze willen. Ook dit is een etnisch-cultureel verschil. Het heeft te maken met de habitus van de moeders; de manier waarop zij zijn opgevoed heeft invloed op de manier waarop ze hun kinderen opvoeden. Bovendien heeft het te maken met de inhoud van de “toolkit” van de moeders. Het vragen van toestemming om iets te eten past niet in de Turkse en Marokkaanse cultuur. De volgende observatie illustreert dit.
Toen ik bij Farida (ML) thuis kwam voor het interview, zat ze klaar op de bank. Op de tafel had ze glaasjes, drinken en een grote schaal paprikachips gezet. Ik kreeg een glaasje drinken en we begonnen het gesprek. Haar jongste zoon, drie jaar oud, en man waren er ook bij. Halverwege het gesprek pakte de jongste zoon de schaal chips, zette die op zijn schoot en begon te eten. Na half uur - de schaal was voor driekwart leeg - zette hij haar weer terug. Het was een behoorlijk grote schaal, ik denk dat er bijna een hele zak chips in zat. Voor een jongen van drie is dat behoorlijk veel. Farida maakte zich er niet druk om. 4.2.3 Ervaringen
Alle moeders zeggen te genieten van eten. Eten is noodzakelijk, maar het kan ook heel lekker smaken en gezellig zijn, meent de overgrote meerderheid. Over het algemeen eten de moeders minder traditioneel dan zij vroeger thuis deden. Zo aten de Nederlandse moeders vroeger bijna alleen aardappelen, groenten en vlees. Soms 49 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
afgewisseld met patat of pannenkoeken. Marleen doet ongeveer hetzelfde nu zij moeder is, alleen serveert zij vaker rauwkost bij de maaltijd. Ook kookt zij meer gerechten die afkomstig zijn van andere culturen. Petra is van huis uit geen patat gewend. “Patat deed net zijn intrede, destijds was patat nog niet zo bekend als nu”, legt ze uit. Zelf haalt ze ongeveer een keer per maand iets bij de snackbar. Lieke is van huis uit niet gewend fastfood en frisdrank te nuttigen: “We hadden elke dag warm eten met verse groenten. Veel vet (jus) en weinig variatie. Ook hadden wij maar één keer per week snoep.” (Lieke NL)
Hetzelfde geldt voor de Turkse en Marokkaanse moeders. Zij waren thuis vooral traditionele stoofpotten en tajine gewend. Zo ook de zusjes Naima en Latifa. Zij aten thuis vrijwel altijd Marokkaanse stoofpot. De ene keer met kip, de andere keer met vlees. Met weinig groenten. Zelf maken ze nu pasta’s, rijstgerechten en soms taco’s. Dit neemt niet weg dat de habitus wel een grote invloed heeft op de manier waarop de moeders nu de maaltijden bereiden. Ze zijn minder traditioneel dan hún moeders, maar houden wel vast aan hun eigen cultuur. Hier en daar hebben de moeders wat concessies gedaan, maar over de hele linie zijn er nog veel overeenkomsten met de wijze van bereiden van hun eigen moeders. Farida is tegenwoordig een inspiratiebron voor haar moeder. “Ik ben in Nieuwkoop geboren, mijn ouders komen beiden uit Marokko. Ik doe nu ongeveer hetzelfde als mijn moeder, maar ik maak wel meer pasta's dan mijn moeder. Die was wat traditioneler. Maar nu maakt zij zelf ook wel eens pasta. Dat heeft zij van mij gezien”. (Farida ML)
4.3
Sport en beweging
Ook in deze paragraaf vergelijk ik de opvattingen, gedragingen en ervaringen van de moeders met elkaar. Ditmaal zijn sport en beweging onderwerp van gesprek. 4.3.1 Opvattingen
Alle moeders vinden sport en bewegen belangrijk, vooral omdat het goed is voor de gezondheid. En paar Nederlandse moeders zien sport ook als een goede manier om te ontspannen. Bovendien zijn ze van mening dat sport belangrijk is voor de sociale contacten. De ervaringen met sport zijn over het algemeen positief. Eén moeder is 50 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
vanwege rugklachten gaan sporten. De andere moeders sporten omdat ze het leuk vinden en omdat het goed voor hun lijf is. Bewegen vinden de moeders ook erg belangrijk. Een aantal Turkse en Marokkaanse vrouwen vindt sport hetzelfde als bewegen. Door hun geloofsovertuiging beoefenen Turkse en Marokkaanse vrouwen niet iedere sport. Aysel heeft nog nooit gesport. Ze legt uit waarom: ”Ik wil wel graag naar een sportschool, maar er is eigenlijk niet iets speciaal voor islamitische vrouwen. Veel sportscholen zijn gemengd, dat vind ik niet prettig. Je gaat niet sporten en zweten met een hoofddoek. Maar als er mannen zijn, kun je die ook niet afdoen. Er zijn wel een paar sportscholen voor vrouwen en dat is beter. Maar onder islamitische vrouwen kun je toch vrijer zijn dan onder alle vrouwen. Je weet nooit of er een lesbienne tussen zit. De hoofddoek is er om jezelf te beschermen. Bij islamitische vrouwen onderling heb je die niet zo nodig, want dan weet je van elkaar wat de bedoelingen zijn. Veel islamitische vrouwen die ik spreek zouden wel naar de sportschool willen, maar eigenlijk is er dus niets voor ons.” (Aysel TH)
In een aantal zwembaden zijn uren gereserveerd voor alleen vrouwen. Hetzelfde geldt voor sportscholen. Omdat er geen andere sporten zijn waar mannen en vrouwen in gescheiden ruimtes kunnen bewegen, zijn het juist deze sporten die de Turkse en Marokkaanse moeders beoefenen. “Dat is eigenlijk het enige wat er is. Maar soms is dat zwemmen ook met andere vrouwen. Dan moet je je toch meer bedekken. Aan niet-islamitische vrouwen mag je bijvoorbeeld niet je bikinilijn laten zien. Ook geen decolleté. Dan moeten we onder ons zwempak een hemd aan dat wat hoger is en een wielrenbroek er overheen. Dan is het goed. Sommige islamitische vrouwen trekken alleen hun badpak aan. Dat moeten ze zelf weten, maar dat zou ik nooit doen. Ik houd niet zo van zwemmen. Een teamsport lijkt me heel leuk, ook heel gezellig. Maar voor teamsporten zijn voor islamitische vrouwen geen mogelijkheden. Misschien komt het nog.” (Aysel TH)
De mening van Aysel wordt gedeeld door de andere islamitische vrouwen. In eerste instantie dacht ik dat de moeders door op deze wijze te reageren hun etnische en religieuze identiteit probeerden uit te dragen. Ofwel in de woorden van Goffman, zich te
51 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
presenteren als een moslimvrouw. Maar na doorgevraagd te hebben, bleken de moeders hier zelf anders over te denken. Zij zeggen zich vooral te willen beschermen tegen mensen die verkeerde gedachten en bedoelingen hebben. Ze willen niet gezien worden als een lustobject. Turkse en Marokkaanse vrouwen zien het niet als een beperking dat zij sommige sporten niet kunnen beoefenen. Zij wíllen gewoon niet in een openbare ruimte zwetend en zonder hoofddoek rondlopen. Voor hun eigen bestwil. Deze opvatting is diep geworteld in hun religieuze overtuiging. De moeders bedekken zich niet om aan anderen te laten zien wie zij zijn, maar doen dit omdat zij er zich prettig bij voelen. Turkse en Marokkaanse moeders wandelen wel veel. Een aantal van hen heeft thuis fitnessapparaten staan. Niet iedereen boekt echter resultaat met deze apparatuur. “Ik had een hometrainer. Die stond hier in de huiskamer. In het begin ging ik steeds een half uur fietsen. Ik dacht, “als ik de fiets zie, dan ga ik er ook op zitten”. Maar het werd steeds minder. Op een gegeven moment deed ik het bijna helemaal niet meer en toen stond die fiets hier maar. Hij stond echt in de weg. Nu staat hij op zolder. Ik vind het wel belangrijk, maar ik doe het gewoon niet.” (Farida ML).
Ook Nelja kent dit probleem. “Ik heb wel eens via de televisie zo’n apparaat gekocht. Dan dacht ik “Als ik dat ding heb, dan word ik mooi slank.” Maar mooi niet! Mijn schuur staat vol met die spullen en ik ben nog steeds niet slank,” (Nelja TH)
Sukran knikt instemmend als Nelja dit vertelt. Meisjes hebben geen hoofddoek om. Voor hen is sporten dan ook geen probleem. Op dertienjarige leeftijd gaan ook zij een hoofddoek dragen. Wat Aysel betreft betekent dat ook het einde van de basketbalcarrière van haar dochter. “Ik moedig haar nu aan om te basketballen. Zelf heeft ze soms niet zo'n zin, maar ik wil niet dat ze lui wordt. Ik wil haar dat aanleren. Maar ik zou het niet leuk vinden dat ze nog steeds basketballt als ze dertien is. Ze mag zelf kiezen, maar ik zou het niet leuk vinden als ze wordt gezien als een lustobject. Ik weet dat het haar bedoeling niet is, maar je weet niet wat er omgaat in de hoofden van anderen. Bijvoorbeeld mannen op de tribune. Daar moet je jezelf tegen beschermen.” (Aysel TH)
52 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Islamitische mannen en jongens kennen deze barrières niet. Zij kunnen iedere sport beoefenen die zij willen. 4.3.2 Gedrag
De meeste kinderen gaan lopend of met de fiets naar school. Slechts een paar kinderen worden gebracht met de auto of gaan met de bus. De moeders zeggen dat hun kinderen vaak buiten spelen. Ik heb geen bewijs gevonden voor “bewegingsarmoede”. Zeven Turkse en Marokkaanse en vier Nederlandse kinderen spelen regelmatig op straat. De kinderen van Ayten zitten liever binnen. Samira vindt haar vier kinderen te jong (drie en een jaar) en te oud (achttien en dertien jaar) om buiten te spelen. Zij woont in een vrij drukke straat, waar recent een kind is aangereden. Marwa, de dochter van Fatiha, is ook niet buiten te vinden. Het gezin woont in een drukke straat, waar geen leeftijdsgenootjes van haar dochter zijn. Twee Nederlandse kinderen zitten liever binnen. Zij zijn iets ouder: elf en dertien jaar. Alle kinderen kijken regelmatig televisie en zitten ook regelmatig achter de computer. Sommige moeders hebben ten aanzien van computergebruik en televisie kijken regels opgesteld over de tijdsduur. De helft van de Turkse kinderen zit op een sportvereniging. Van de negen Marokkaanse ouders die ik sprak, hebben er zeven hun kinderen aangemeld bij een sportclub. De kinderen doen aan voetbal, zwemmen, turnen, ballet en taekwondo. De jonge sporters doen dit frequent, zo’n twee tot drie uur per week. Een aantal kinderen heeft gesport, maar is hiermee gestopt. Zo ging de zoon van Sukran met tegenzin naar vechtsportles. Surmeli vond het te lastig om haar zoon Furkan steeds naar de voetbalclub te brengen. Als hij iets ouder is kan hij er volgens haar zelf heen. Dan mag hij weer op voetbal. De kinderen van Samira zaten tot vorig jaar op jiujitsu en zwemmen. Omdat het inkomen van het gezin sterk verminderd is, is daar nu geen geld meer voor. Slechts één Nederlands kind is lid van een sportvereniging. Drie andere kinderen doen mee aan het RealFit-programma, een afvalcursus voor kinderen waarin ze regelmatig moeten sporten. De ouders van deze kinderen zeggen van plan te zijn hun kinderen lid te maken van een sportvereniging als de cursus is afgelopen. Voor de cursus waren zij niet sportief. Twee Nederlandse kinderen doen helemaal niet aan sport. De ouders van de kinderen die sporten, zijn zelf ook sportminded. De meeste ouders van de kinderen die even niet sporten, zijn eveneens sportief. Kinderen die niet sporten, 53 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
hebben minder sportieve ouders. Er is een uitzondering: Nelja. Zij zwemt regelmatig, maar haar kinderen zijn niet lid van een vereniging. Kinderen die opgroeien in een sportieve omgeving sporten dus vaker. De habitus beïnvloedt hun gedrag. 4.3.3 Ervaringen
De meeste moeders hebben positieve ervaringen met sporten en bewegen. Meneer Massoudi loopt regelmatig met zijn vrouw een rondje om de Alphense Zegerplas, circa drieënhalve kilometer. “Ik voel me beter als ik loop. Na het lopen ga ik allemaal dingen doen. Dan word ik actiever, niet lui. Ik loop voor de gezondheid. De huisarts heeft tegen me gezegd dat ik meer moet bewegen. Ik vind het heel leuk, wil heel graag. Mijn hoofd wordt rustig van sport. Ik voel me er goed door.” (Massoudi MH)
Ouders die positieve ervaringen hebben met sport, brengen dit over op hun kinderen. Zij stimuleren de kinderen meer om te gaan sporten. Illustrerend zijn de verhalen van Fatiha en Sukran. De dochter van Fatiha is pas gestopt met taekwondo: “Ze vindt dat niet meer leuk, ze heeft het twee jaar gedaan. We zijn nu iets anders voor haar aan het zoeken. Nu wil Marwa op tennis of paardrijden. Maar dat zijn net twee dingen die heel duur zijn. Zwemmen of aerobics zou wel kunnen. Ik vind het belangrijk dat ze op een sport zit. Ik heb zelf ook altijd gesport.” (Fatiha MH)
Sukran is minder sportief dan Fatiha. Ze heeft gezwommen, maar vindt sporten niet zo leuk. Ook heeft ze allerlei fitnessapparaten in de schuur staan waar ze niets mee doet. Ze vertelt dat haar man is ook niet sportief is, maar wel muzikaal. Hun zoon Abdulbaki was tot vorig jaar lid van een taekwondovereniging. Daar is hij pas mee gestopt. “Hij heeft astma en is ziek. Hij ging met tegenzin en toen hebben we hem er vanaf gehaald. Mijn man wil dat de kinderen iets met muziek doen. De oudste zit nu op gitaarles en de anderen spelen piano en viool.” (Sukran TH)
Ook hier is duidelijk te zien hoe de ervaringen van ouders het gedrag van de kinderen beïnvloeden. 54 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
4.4
Beleving van overgewicht
Turkse vrouwen zeggen te houden van slanke lichamen. Alleen verschilt hun definitie van slank enigszins van de westerse definitie. Modellen met maat 34 vinden ze lelijk. Een vrouw met maat 38 tot 40 vinden zij mooi. De helft van de moeders is van mening dat een van de kinderen te zwaar is. Op één na zijn deze moeders gewaarschuwd door de GGD. De andere moeders zijn er juist trots op dan hun kinderen niet mager zijn. Marokkaanse moeders delen het slankheidsideaal van de Turkse moeders. Zeven moeders van dikke kinderen geven aan dat ze blij zijn met het lijf van hun kinderen. Zij vinden het uiterlijk van hun kinderen mooi: “niet dik en ook niet dun”. Een vader zegt dat hij wel moet oppassen dat zijn dochter niet te dik wordt. Zijn tienjarige dochter weegt negentien kilo meer dan gezond is voor haar leeftijd en lengte. Twee ouders zijn van mening dat hun kind te dik is en dat dit niet gezond is. Deze ouders zijn beiden via de school benaderd door de GGD. Uit verscheidene onderzoeken komt naar voren dat een dik lichaam in deze culturen als een teken van welvaart wordt gezien (Mokhtar et al 2006). Als ik dit aan Aysel vertel begint ze te lachen. Deze opvatting is volgens haar hopeloos ouderwets. De Turkse vrouwen in Nederland en Turkije die zij kent denken daar heel anders over. Het slankheidsideaal onder Turkse vrouwen krijgt volgens haar steeds meer westerse trekjes. De moeders van de “Sint Jan de Doper” beamen dit, hoewel zij de lichamen van modellen echt te dun vinden. Ik (1.67 meter en 62 kilo) kan volgens hen nog net door de beugel. Slankere lijven vinden zij niet mooi. Van de ondervraagde Nederlandse moeders is de helft tevreden over het lichaam van de kinderen. Twee moeders vinden hun kind te zwaar. Eén moeder is bang dat haar dochter in de toekomst problemen met haar gewicht krijgt. Feit is wel dat de zware kinderen van de Nederlandse respondenten minder zwaar zijn dan de kinderen van de Turkse en Marokkaanse moeders. De Nederlandse kinderen zijn ongeveer twee tot drie kilo te zwaar. Bij de Turkse en Marokkaanse ouders komt het voor dat kinderen zes of zeven kilo overgewicht hebben. De dochter van Fatiha is onlangs ruim zes kilo afgevallen. Ze heeft nu bijna een gezond gewicht. “Toen mijn dochter wat zwaarder was, werd ze ouder geschat en soms gepest. Dat vond ik erg. Ze had er ook moeite mee dat ze geen mooie kleren kon dragen. Dan moest ze soms wel huilen. Ik ga haar niet dwingen om af te vallen, straks krijgt ze psychische problemen. Het gaat nu heel goed met
55 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
haar, ook op school. Ze zegt zelf dat ze er goed uitziet, en dat vind ik ook. Dat afvallen is denk ik gekomen door de groei. Toen ze zwaarder was, lette ik erop dat ze niet nog dikker werd. Ik was bang dat ze gepest zou worden. Gelukkig heeft ze temperament, ze bijt wel van zich af. Dik is niet gezond, maar ze snoepte niet veel en ze at gezond. Ik zeg nu vaak dat ze er goed uitziet, ook om haar te stimuleren. Sommige vriendinnen van haar kunnen heel veel eten en worden niet dik. Maar Marwa heeft aanleg.” (Fatiha MH)
56 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
5
Sociale klasse
In dit hoofdstuk vergelijk ik de opvattingen, gedragingen en ervaringen van de moeders uit de midden/hoge en lage klasse met elkaar. Opnieuw behandel ik niet alle antwoorden, alleen de in het oog springende reacties hebben een plaatsje gekregen. In een aantal gevallen zijn bepaalde opvattingen en gedragingen niet helemaal toe te schrijven aan specifiek een sociale klasse of een etnische cultuur. Een combinatie van beide speelt hierbij een rol. Deze opvattingen en gedragingen komen in dit hoofdstuk eveneens aan bod.
5.1
De Moeders
Net als in het vorige hoofdstuk geef ik eerst een korte beschrijving van de groepen, een typologie. Hierin bespreek ik wat de moeders uit een klasse gemeen hebben. 5.1.1 Moeders uit de lage klasse
De moeders uit de lage klasse hebben het minste geld te besteden. Ook ligt in deze klasse het opleidingsniveau het laagst. De moeders uit de lage klasse hanteren de soepelste eetregels. De kinderen mogen in de meeste gevallen zelf weten wat ze op hun boterham smeren. De helft van de kinderen lust niet veel. De meerderheid hoeft, indien de maaltijd niet smaakt, deze niet op te eten. Vijf moeders maken geen dingen klaar waarvan ze weten dat de kinderen die niet lusten. Wat snoepen betreft zijn de moeders strenger. Driekwart van de moeders vindt dat een kind alleen een snoepje mag als het daarvoor toestemming heeft gekregen. Twee moeders zeggen vrijwel nooit “nee” te verkopen als hun kinderen een snoepje of een ijsje willen. Drie moeders belonen hun kinderen met iets lekkers. Vergeleken met de andere groepen eet deze groep de meeste gebakjes. Sappen uit een pak en frisdranken worden veelvuldig geconsumeerd. Door het vaak lage inkomen kan de helft van de geïnterviewde moeders niet kopen wat ze wil. Fruit, verse groenten, biefstuk, dure merken en cornflakes laten zij veelal liggen. De meeste moeders gaan naar goedkopere winkels om boodschappen te doen. Zij houden ook de aanbiedingen van de verschillende supermarkten in de gaten. Moeders 57 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
uit Amsterdam en Maastricht gaan liever naar een Turkse of Marokkaanse groentenboer. Die is goedkoper dan de supermarkt. Moeders uit Nieuwkoop kunnen dit niet doen. Er is niet zo’n winkel in het dorp. De favoriete bezigheid van de kinderen is televisie kijken. Gemiddeld spelen ze een uur per dag buiten. Alle moeders vinden zowel beweging als sport belangrijk. Vooral voor de gezondheid. Maar als ik hun vraag naar wat zij verstaan onder gezond en genoeg bewegen geven slechts twee moeders het juiste antwoord: elke dag bewegen en twee keer per week sporten. De meeste moeders vinden elke dag bewegen genoeg. Een moeder zegt eerlijk dat ze niet weet wat genoeg bewegen is. 5.1.2 Moeders uit de midden/hoge klasse
Het opleidingsniveau van de ouders in deze klasse is het hoogst. Van de twaalf moeders hebben er zeven doorgeleerd na de middelbare school. Vier vaders hebben een Hboopleiding afgerond, drie studeerden aan de universiteit. Alle vaders werken. Zij zijn werkzaam in uiteenlopende beroepen. Zo heeft een vader een eigen bedrijf in vloerenbedekking, is een vader landbouwarchitect en geven twee vaders les op een lagere school. De gezinnen uit deze klasse hebben het meest te besteden. Toch zeggen twee moeders moeilijk rond te kunnen komen van het inkomen. Bij een van deze gezinnen is het inkomen de afgelopen drie jaar minder geworden. Over het algemeen zijn de moeders uit de midden/hoge klasse van mening dat hun kinderen alles moeten leren eten. Twee moeders maken geen dingen klaar waarvan zij weten dat de kinderen die niet lusten. De andere moeders menen dat de kinderen zich aan moeten passen en moeten eten wat zij krijgen voorgeschoteld. Kinderen mogen alleen snoepen als ze erom vragen en dienen in ieder geval hun gewone eten op te eten. Ook in deze klasse zijn frisdranken en sappen uit pak populair. Snoepjes, dropjes, koekjes en biscuitjes zijn de favoriete snacks. Gevraagd naar wat zij lekker vinden, kruisen de moeders vooral gezonde dingen aan: volkoren biscuitjes, gegrild vlees en gegrilde vis en een glas biologische appelsap. Uitzonderingen vormen de chips en het patatje met mayonaise. Bijna iedereen, ongeacht cultuur of klasse, waardeert deze snacks.
58 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
5.2
Voeding
In deze paragraaf vergelijk de opvattingen, gedragingen en ervaringen van de moeders ten aanzien van voeding met elkaar. Net als in het vorige hoofdstuk gebruik ik citaten. Ook hier staan codes achter de geciteerde personen. 5.2.1 Opvattingen
Vrijwel alle ouders vinden dat zij en hun kinderen gezond eten. De ruime meerderheid van de moeders hanteert het criterium “lekker en gezond” bij de voedselkeuze. Eén ouder uit de lage klasse geeft aan dat eten vooral lekker moet zijn. Drie moeders uit de midden/hoge klasse vinden “gezond” belangrijker dan “lekker”. Deze bevinding past in de theorie van Barbara Lupton. De distinctiedrang van de hoge klasse uit zich in een gezond eetpatroon. Zo houdt Fatiha alleen van volkorenbrood “Bruin brood vind ik lekkerder en dat is ook gezonder. Dat heb ik geleerd van thuis. Wit brood vind ik net een spons.” (Fatiha MH)
Voor Sukran moet eten lekker en gezond zijn. “Dan eten de kinderen het. Niet alle gezonde dingen zijn lekker. Veel groenten eet ik omdat ze gezond zijn, maar ik vind ze niet echt lekker. Mijn kinderen moeten alles proeven en dan pas mogen ze zeggen of ze iets wel of niet lusten. Veel mensen zeggen dat ze iets niet lusten terwijl ze het niet eens hebben geprobeerd. Dat vind ik niet goed” (Sukran TH)
Farida is wat losser:
“De ene keer is het eten gezond, de andere keer lekker. Soms hebben we de hele week gezond gedaan, en dan mag het wel weer wat losser van mij. Je moet jezelf ook verwennen, dat moet toch kunnen.” (Farida ML)
Over wat gezonde voeding is, zijn de meningen verdeeld. Moeders uit beide klassen vinden het eten gezond als er sprake is van voldoende fruit en groenten. Verder laat bijna de helft van moeders uit de midden/hoge klasse weten dat eten niet te vet mag zijn 59 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
en niet te veel suiker mag bevatten. Ook zegt een aantal van de moeders dat het eten van vis gezond is. Turkse moeders houden niet van vis. Zij zeggen ook niet dat vis gezond is. Verse groenten, volkoren producten en biologisch eten noemen ze wel. Moeders uit de lage klasse wijzen erop dat gezonde voeding afwisselend moet zijn en veel drinken goed is. Khalid geeft eerlijk toe, dat hij niet precies weet wat gezond is. Hij probeert wel zo gezond mogelijk te leven. “Drie dagen per week eten we friet met frikadelletjes van de Turkse winkel. De patat maakt mijn vrouw zelf van verse aardappels. Ze bakt ze in olie in plaats van frituurvet. Dat doet ze omdat vet niet gezond is. Een dag per week eten we verse vis. Dat vind ik heel lekker. Voor de rest eten we Marokkaans met veel groente en vlees, rund of lam. Meestal rundvlees, want dat is lekkerder en gezonder.” (Khalid ML)
Het gezin van Khalid leeft van een uitkering. Daarom is het niet mogelijk om altijd heel gezond te leven, legt hij uit. “Gezond is onbetaalbaar voor mij. Voor gezond eten moet ik een inkomen hebben van 4000 euro of zo. Dan kunnen al mijn kinderen op sport en dan kan ik alleen gezond eten kopen. Maar dat kan niet. Als geld geen probleem zou zijn, dan at ik elke dag veel groente en fruit en veel vis. Vis is lekker en gezond.” (Khalid ML)
Moeders uit de midden/hoge klasse kunnen alle voedingsmiddelen kopen die zij willen. De moeders uit de lage klasse niet. Van de Turkse en Marokkaanse moeders koopt ongeveer de helft bepaalde boodschappen niet, omdat ze te duur zijn. Vaak laten ze merkproducten staan. Daar hechten zij ook weinig waarde aan. “Wij hebben niet de drang zoals sommige jongeren om alles te moeten hebben. Een broodje met kaas en koffie, dan zijn we tevreden. Ik vind het niet nodig sommige dingen te kopen”. (Massoudi MH)
Zij gaan vaker dan moeders uit de midden/hoge klasse naar verschillende winkels en letten zij op aanbiedingen om de kosten te drukken. Veelal zijn ze te vinden op de markt of in Turkse en Marokkaanse groentewinkels.
60 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
“Wat bij Albert Heijn 100 euro kost, kost daar 60 euro. Daar is een redelijke prijs. Mijn vrouw koopt er vooral groenten en fruit. In het appelseizoen ga ik naar de boerderij voor appels. Dat is verser, goedkoper en heel lekker. Ook haal ik daar de melk vandaan.” (Khalid ML)
Moeders uit de midden/hoge klasse waarderen gezonde voeding meer dan moeders uit de lage klasse. Volkoren biscuitjes, biologische appelsap, een geroerbakte schotel en gegrild vlees vinden de “welgestelde” moeders lekker. Dit geldt ook voor Aysel. Zij zegt tijdens het invullen lachend: “Ik houd alleen van gezonde dingen". Ze leek hier ook een
beetje trots op te zijn. Meneer Massoudi vindt ongezonde dingen wel lekker, maar eet ze bijna nooit:
“Cola vind ik wel lekker, maar dat mag niet want er zit veel suiker in. Shoarma eten we ook weinig, want dat is heel vet.” (Massoudi MH)
Moeders uit de lage klasse waarderen het patatje met mayonaise het meest. Deze constatering past in de theorieën van Norbert Elias en Pierre Bourdieu: de hoge klasse probeert zich door middel van smaak te onderscheiden. Overigens is het niet zo dat moeders uit de midden/hoge klasse alleen maar gezonde producten lekker vinden. Een patatje met mayonaise en chips appreciëren ook deze moeders, alleen in mindere mate dan de moeders uit de lage klasse. Opvallend is dat bijna alle Turkse moeders een toastje met gerookte zalm en gamba’s niet lekker vinden. In de Turkse keuken komt vis niet veel voor. De meeste Marokkaanse moeders die ik sprak komen uit het noorden van dit land. Daar wordt veel vis gegeten. Zij vinden vis lekker, net als Nederlandse moeders. 5.2.2 Gedrag en gedragsregels
Moeders uit de midden/hoge klasse hanteren strengere eetregels dan de respondenten uit de lage klasse. Dit geldt zowel Turkse, Marokkaanse als Nederlandse moeders. Ongeveer de helft van de kinderen uit de lage klasse lust veel niet. Ook maakt ongeveer de helft van de moeders uit deze klasse geen gerechten klaar waarvan zij weten dat hun kinderen die niet lusten. Als zij wel iets hebben gemaakt dat niet bevalt, hoeven hun kinderen dit vaak niet op te eten. De moeders uit de midden/hoge klasse houden minder rekening met de smaak van hun kinderen. Zij vinden dat hun kroost alles moet leren 61 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
eten, of in ieder geval proeven. Driekwart van de moeders is die mening toegedaan. Ook moeten de kinderen vaker dan in de lage klasse hun bord leegeten. Slechts twee moeders uit de midden/hoge klasse vertellen dat hun kinderen niet veel lusten. Zij koken geen dingen waarvan ze weten dat hun kinderen die niet lusten. Nelja denkt daar anders over. Ze vindt dat haar kinderen moeten eten wat ze krijgen: “Ze moeten alle groenten lusten. Elke groente heeft zijn eigen smaak en eigen vitaminen. Dat vind ik belangrijk. Ze mogen niet hun hoofd omdraaien voor wat ik maak. Het kost geld en ik doe moeite, dus ik wil het niet weggooien. Wat ik op hun bordje leg, moeten ze gewoon opeten. Bij vrienden en familie zie ik wel eens kinderen die niets lusten. Ze eten het liefst de hele dag patat. Dat vind ik niet normaal. Ik ga niet apart koken voor mijn kinderen. Met de ramadan word je vaak uitgenodigd om bij anderen te eten. Die vrouwen doen dan echt hun best met allerlei gerechten. Dan wil ik niet dat mijn kind zegt “dat lust ik niet, ik wil een patatje”. Dat kan niet.” (Nelja TH)
Het kan goed zijn dat Nelja met deze uitspraak de kinderen van Surmeli, haar schoonzus, bedoelt. Surmeli is namelijk wat makkelijker: “Als het aan mijn kinderen ligt, eten ze alleen maar ongezonde dingen. Mijn oudste zoon, Furkan, wil alleen maar friet of spaghetti. Hij lust geen groenten. Ik kook altijd voor mezelf en mijn man, voor de kinderen maak ik apart iets klaar.” (Surmeli TL)
Aysel (TH) hanteert strengere eetregels: “Ik vind het belangrijk dat mijn kinderen het eten proeven. De oudste houdt niet van groenten, de jongste wel. Zij wil alleen maar pasta of rijst, dat is eenzijdig eten. Daar ben ik op tegen. Als ik iets maak wat ze niet zo lekker vindt mag ze niet zeggen "ik eet het niet". Maar ze hoeft dan van mij niet alles op te eten. Minder is dan ook goed.” (Aysel TH)
Dit past in de theorie van Elias. Door impulsen te controleren proberen mensen zich van elkaar te onderscheiden. De hoge klasse heeft, door strengere eetregels op te stellen, deze impulsen meer onder controle dan moeders uit de lage klasse. Wat snoepen betreft, heb ik weinig verschillen gevonden tussen de klassen. Driekwart van de moeders uit beide klassen zegt dat het kind alleen een snoepje mag als het daarom vraagt en als een ouder daarvoor toestemming geeft. Driekwart van de kinderen 62 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
uit beide klassen bepaalt ook zelf wat er op hun boterham komt. In zowel de midden/hoge als de lage klasse zeggen twee moeders geen “nee” als hun kind iets lekkers wil. Er zijn drie moeders in de midden/hoge klasse en vier moeders in de lage klasse die hun kind belonen met iets lekkers. Dit zijn vooral allochtone moeders. “Marwa vraagt bijna nooit een ijsje. Als zij het vraagt mag het van mij ook wel. Ze was zwaarder, maar is afgevallen. Ze heeft echt aanleg om zwaar te worden. Maar ze snoept weinig en eet niet veel. Soms als we naar V&D gaan krijgt ze van mij zo'n kaasstengel.” (Fatiha MH)
Vrijwel alle gezinnen zitten op vaste tijden aan de eettafel. Drie Turkse moeders uit de lage klasse serveren ’s ochtends een Turks ontbijt. In de midden/hoge klasse valt slechts een Turks ontbijt te noteren. Een ouder uit de lage klasse lukt het niet om de kinderen ’s ochtends iets te laten eten. Op dat moment hebben ze geen honger, dus eten ze ook niks. Driekwart van de kinderen eet brood als middagmaal. In zowel de midden/hoge als de lage klasse zijn er drie gezinnen waar ’s middags warm wordt gegeten. Dit zijn Turkse gezinnen. De ingrediënten die de moeders gebruiken voor de avondmaaltijd verschillen erg van elkaar. Moeders uit de midden/hoge klasse maken vaker en meer gerechten klaar uit andere culturen. Dit geldt voor alle etniciteiten. Deze bevinding past in de theorie van Bourdieu. Moeders uit de hogere klasse proberen zich te onderscheiden door exclusiever te eten. “Ik kook alles, Italiaans, Frans, Turks, Nederlands. Ik gebruik de kruiden die in het recept staan. Ik maak vaak lasagne of taco's. Maar ook een Turkse stoofpot. Ligt eraan wat ik in huis heb. Ik haal ook wel eens Chinees.” (Sukran TH)
“Wij eten een keer in de week couscous. Dan gebruik ik acht soorten groente. Sla en groenten hebben we elke dag. De rest varieert. Soms macaroni of nasi. Hollandse pot kook ik ook. Dan maak ik kipfilet met aardappels en spinazie of bloemkool. Elke dag eten we wat anders. Ik ben geen saaie mama, zegt mijn dochter. Als vlees eten wij kip en rund. Schaap heel weinig. Mijn man zegt dat het niet zo gezond is als rundvlees. Dus dat koop ik niet vaak, maar ik vind het wel lekker.” (Fatiha MH)
63 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Gezinnen uit de lage klassen eten vaker afhaalmaaltijden dan gezinnen uit de midden/hoge klassen. De keuze van afhaalrestaurant verschilt per klasse. Ouders uit de midden/hoge klasse halen voornamelijk Chinees voedsel, een pizza en een shoarmaschotel. Gezinnen uit de lage klasse bezoeken vaak de snackbar, waar ze vooral shoarma en patat bestellen. Er is dus duidelijk een verschil in smaak te constateren. De snackbar serveert toch wat minder verfijnd voedsel dan de Italiaan (pizza) of de Chinees. Opnieuw kun je zeggen dat de hoge klasse zich onderscheidt ten aanzien van smaak. Hoewel de afhaalmaaltijden in principe niet gezond zijn, zijn de maaltijden van de snackbar de minst gezonde. Gezinnen afkomstig van de midden/hoge klasse gaan hier minder vaak heen. Zij kiezen voor relatief gezondere alternatieven. Gezinnen uit de midden/hoge klasse gaan vaker uit eten dan gezinnen uit de lage klasse. Als gezinnen uit de lage klasse buiten de deur eten, bezoeken ze meestal een vestiging van McDonald’s. Dit geldt vooral voor de Marokkaanse en Turkse respondenten. Gezinnen uit de midden/hoge klassen gaan liever naar “gewone” restaurants: de Chinees, het eetcafé of een wokrestaurant. Niet alleen gaan gezinnen uit de midden/hoge klasse vaker uit eten, zij kiezen ook voor de wat exclusievere eetgelegenheden. Ook deze vaststelling past binnen de theorie van Bourdieu. Alle kinderen eten regelmatig fruit en groenten. Frisdrank en sap uit pak zijn de favoriete dranken. Dit geldt voor beide klassen, hoewel kinderen uit de midden/hoge klasse in verhouding minder frisdrank drinken. Marokkaanse kinderen uit de lage klasse drinken ook de meeste frisdrank. Kinderen uit de lage klassen snoepen meer dan kinderen uit een hoger sociaal milieu. Vooral Marokkaanse kinderen uit de lage klassen worden verwend. Zij eten de meeste gebakjes. Alle moeders uit deze groep halen regelmatig chips in huis. Nederlandse en Turkse ouders verwennen hun kinderen met chocolaatjes. Gezinnen uit de midden/hoge klasse eten over het algemeen gezonder dan gezinnen uit de lage klasse. Dit komt overeen met eerdere onderzoeken (Van Otterloo 1992). Ik constateer wel dat de verschillen tussen de Nederlandse moeders uit de twee klassen gering zijn. Bij de Turkse en Marokkaanse gezinnen zijn de verschillen tussen de klassen groter. 5.2.3 Ervaringen
Alle moeders zeggen te genieten van de maaltijd. Toch gooit de financiële situatie soms roet in het eten. Het hebben van geld schept mogelijkheden voor wat er gegeten kan 64 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
worden. Het niet hebben van geld legt beperkingen op. Uit een citaat van Khalid blijkt dat hij wel gezond zou willen eten en leven, maar dat zijn portemonnee hem dit niet toelaat. Dit vindt hij heel vervelend. Aysel kan momenteel kopen wat ze wil, maar dat is zij van huis uit niet gewend. “Mijn moeder was arm. Als fruit kende ze alleen appels, peren en sinaasappels. Ze komt uit een klein dorpje en daar had je niet zo veel als hier. Dit geldt ook voor groente. Broccoli bijvoorbeeld kende ze niet. Er was dus ook niet zo veel keus, dus maakte ze vaak hetzelfde. Ook had ze niet veel geld. Als ik nu terugkijk was het vrij eenzijdig” (Aysel TH) .
In het vorige hoofdstuk stelde ik dat Turkse en Marokkaanse moeders niet op eten bezuinigen. Zij sparen liever geld uit op andere dingen. Nu is het wel zo dat zij vrij weinig merkartikelen kopen en vaak naar goedkope winkels gaan. Aangezien deze moeders niet werken, hebben zij daar ook de tijd voor. Bovendien kopen zij minder kleding dan de Nederlandse moeders en bezuinigen ze, als het moet, op de vakantie. Dit geldt voor moeders uit beide klassen. Voor Nederlandse moeders, zowel uit de midden/hoge als de lage klasse, ligt dit anders. Eten komt bij hen niet op de eerste plaats. Zo zegt een aantal Nederlandse moeders met een redelijk hoog inkomen moeilijk rond te kunnen komen. Blijkbaar geven deze moeders meer geld uit aan andere dingen. Zij lopen in ieder geval niet alle winkels af om zo goedkoop mogelijk te shoppen. Daar hebben zij eenvoudigweg de tijd niet voor. Zij werken.
5.3
Sport en beweging
Ook in deze paragraaf vergelijk ik weer de opvattingen, gedragingen en ervaringen van de moeders met elkaar. Ditmaal ten aanzien van sport en beweging. 5.3.1 Opvattingen
Alle moeders vinden sporten en bewegen belangrijk. De meeste moeders onderbouwen deze mening met een rationeel motief: het is gezond. Twee moeders uit de midden/hoge klasse geven aan sporten ook leuk te vinden. Daarnaast is sporten goed voor de sociale 65 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
contacten en de ontspanning. Gevraagd naar wat ze verstaan onder gezond en genoeg bewegen verklaren de meeste moeders dat het gezond is elke dag wat te bewegen. Slechts vier moeders, gelijk verdeeld over de twee klassen, houden zich aan de NNGB. Zij zeggen dat elke dag bewegen, aangevuld met een sport, een gezonde leefwijze is. Op de vraag wat zij verstaan onder een gezond lichaam antwoorden ze verschillend. Een aantal moeders uit de lage klasse blijft het antwoord op deze vraag schuldig. Drie moeders uit deze klasse menen dat een gezond lichaam een lichaam zonder beperkingen is. Twee moeders antwoorden met “als je je fit voelt”, een moeder zegt ‘’als je bewust bezig bent met gezond leven.’’ Een andere moeder uit de lage klasse associeert een slank lijf met een gezond lichaam. Bij de moeders uit de midden/hoge klasse zeggen drie hetzelfde (slank lijf/gezond lichaam). Verder geven zij aan dat gezondheid ook van binnen zit. Je bent gezond, als je niet ziek bent. 5.3.2 Gedrag
Kinderen sporten veel. Ik heb met betrekking tot het sporten geen verschillen gevonden tussen de klassen. Ook zie ik weinig verschillen tussen de soorten sport die de kinderen en ouders uit beide klassen beoefenen. Voetbal, turnen, zwemmen en vechtsporten zijn populair in beide klassen. Eén ouder uit de hoge klasse tennist en één kind uit de hoge klasse zit op badminton. Dat is niet voldoende om te zeggen dat de midden/hoge klasse zich wat betreft sportvoorkeur onderscheidt van de lage klasse. Daar staat tegenover dat ik ook geen bewijzen heb kunnen vinden die de theorieën van Van Bottenburg en Bourdieu tegenspreken. Wat opvallend is, is dat de moeders uit de midden/hoge klasse veelvuldig regels hanteren ten aanzien van het kijken naar de televisie, het gebruik van de computer en het buiten spelen. Meestal zijn voor de eerste twee activiteiten een bepaald aantal uren vastgesteld. Ook stimuleren de ouders hun kinderen buiten te spelen, tenzij het heel hard regent. “Mijn dochter speelt vaak buiten. Mijn zoontje is echt een binnenkind. Soms komt er wel familie langs of kinderen uit de buurt halen hem op om buiten te spelen. Dan moet ik hem echt dwingen. Dan zet ik hem het huis uit, en dan huilt hij soms. Hij moet van mij af en toe naar buiten. Sommigen zeggen dat hij net een meisje is. Veel jongetjes gaan voetballen, maar hij weet niet eens
66 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
hoe dat moet. Hij kan ook niet fietsen. Ik heb een paar keer een fiets voor hem gekocht, omdat hij steeds groter wordt, maar hij wil het niet leren.” (Nelja TH)
Dit past in de theorie van Elias: de hoge klasse hanteert strengere regels dan lage klasse. 5.3.3 Ervaringen
De meeste moeders hebben positieve ervaringen met sport. Ze vinden sporten een gezonde bezigheid, die een goed gevoel geeft. Twee moeders uit de midden/hoge klassen vinden ook de sociale aspecten van sport belangrijk. Zij zeggen vaker dan moeders uit de lage klasse dat zij sporten leuk vinden. De verschillen zijn echter klein. Verder heb ik weinig verschillen kunnen ontdekken tussen de klassen. Soms is de financiële situatie de reden dat sport er bij inschiet. Samira zwom regelmatig, maar het inkomen is de afgelopen jaren flink minder geworden. “Ik vond zwemmen leuk. Ik ging ook met een groep vrouwen. Dat was heel gezellig. Heel soms ga ik nog wel eens, maar het is wel duur steeds entree te betalen.” (Samira TL)
Khalid heeft ook niet veel te besteden. Zijn oudste zoon, Mohammed, zit nu op voetbal. De twaalfjarige Mohammed woog 67 kilo. Khalid is dan ook gewaarschuwd door de GGD dat zijn zoon minder moest eten en meer moest bewegen. Mohammed vindt voetballen heel leuk. Hij oefent nu steeds op straat. Het liefst zou Khalid al zijn kinderen op een sport doen, maar dat kan hij niet betalen.
5.4
Beleving van overgewicht
Van de twaalf moeders uit de lage klasse zijn er negen te zwaar. Vier van hen hebben obesitas. Acht vaders zijn te zwaar, een vader heeft ernstig overgewicht. De meeste moeders zijn tevreden over hun lijf. Zij vinden zichzelf niet te zwaar en voelen zich fit. Dat is opmerkelijk, aangezien een groot aantal overgewicht heeft. De meerderheid van de moeders is ook tevreden over het gewicht van de kinderen. Zeven van de twaalf moeders vinden dat hun kinderen gezond zijn: niet te dun en niet te dik. Slechts drie 67 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
moeders geven aan dat één van de kinderen te zwaar is. Alle drie zijn via school door de GGD benaderd. Deze instantie heeft hen erop gewezen dat ze het gewicht van het kind in de gaten moeten houden. De moeders uit de midden/hoge klasse zijn zich meer bewust van hun overgewicht. Van de twaalf geïnterviewde moeders zijn er acht te zwaar. Twee van hen hebben obesitas. Vijf moeders vinden zichzelf ook daadwerkelijk te zwaar, ze willen graag wat slanker zijn. Daartoe ondernemen zij actie: zij zijn bezig met diëten. Acht van de twaalf moeders vinden dat hun kinderen te zwaar zijn. De helft van deze moeders is gewaarschuwd door de GGD. Zij zeggen extra op de kinderen te letten. Vier moeders vinden hun kinderen niet te dik. Deze kinderen zijn ongeveer anderhalve kilo te zwaar. Er is dus geen sprake van ernstig overgewicht. Elf van de twaalf moeders uit de lage klasse geven de voorkeur aan een stevig lijf, maatje 40. Bij de midden/hoge klasse houden alleen de Nederlandse moeders van een slank figuur. Veel moeders volgen wel eens een dieet. Vier van de zes Nederlandse moeders zijn regelmatig bezig met afslanken, ook moeders met een gezonde BMI. Petra is veertien kilo te zwaar, maar is het diëten helemaal zat. Zij is de enige Nederlandse die niet meer streeft naar een slank lichaam. “Ik heb genoeg gedaan, ze nemen me maar zoals ik ben. Beter zo dan een wandelend lijk. Ik ben gewoon mooi, het gaat niet om de buitenkant maar om het innerlijke.” (Petra NL)
Ook bijna alle Turkse moeders zijn bezig met het volgen van een dieet. Sukran, die een gezond gewicht heeft, let goed op wat ze eet. Dina is op dit moment te zwaar, maar zij is net bevallen en geeft nog borstvoeding. Als ze dit niet meer doet, is zij vast van plan af te vallen. De Marokkaanse moeders letten eveneens op hun gewicht. Bijna alle moeders die te zwaar zijn besteden extra aandacht aan hun voedingspatroon. Een van de Marokkaanse moeder is eigenlijk iets te zwaar, maar is toch blij met haar lijf. De motieven om af te vallen lijken rationeel: de te zware moeders willen graag wat hinderlijke kilo’s kwijt. Als ik doorvraag zeggen ze ook aan hun lijn te denken omdat ze er mooi uit willen zien. De moeders die duidelijk te zwaar zijn, geven te kennen graag mooie kleren te willen dragen. Dat is voor hen een reden om op dieet te gaan. Als ik de moeders die zeggen blij te zijn met hun lijf vraag waarom ze blij zijn, geven ze geen rationele antwoorden. Ik krijg te horen “Zeker vergeleken met mijn omgeving” (Marlou) en
68 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
“Ik krijg vaak goede reacties” (Fatiha). Twee moeders die een gezond gewicht hebben, volgen toch af en toe een dieet. Sociale en esthetische motieven spelen hierbij een belangrijke rol. De theorie van Stokvis, dat vrouwen vooral sporten om een mooi figuur te krijgen of te behouden en niet omdat het zo goed is voor hun gezondheid, lijkt hier (met enige fantasie) op van toepassing. Al is er ditmaal geen sprake van sporten, maar van het volgen van een dieet.
69 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
6
Conclusie
In dit hoofdstuk geef ik antwoord op mijn onderzoeksvraag. Ik begin met het behandelen van de deelvragen, genoemd in mijn inleiding. En ik onderzoek of de hypotheses, geformuleerd op basis van de theorie, kloppen. Mijn onderzoeksresultaten probeer ik te verklaren met behulp van de theorie. Mijn eerste deelvraag luidt als volgt: Zijn er verschillen in beweeg- en eetpatroon tussen Marokkanen, Turken en Nederlanders? Deze vraag kan ik met een volmondig “ja” beantwoorden. In het vierde hoofdstuk heb ik deze verschillen uitvoerig besproken. Mijn belangrijkste bevindingen noem ik hier nog even kort. Turkse en Marokkaanse moeders willen vooral “lieve” moeders zijn. Zij zijn meer dan Nederlandse vrouwen geneigd hun kinderen te verwennen. De maaltijd neemt bij deze groepen een belangrijke plaats in binnen het sociale leven. Door lekker te koken tonen de moeders hun liefde voor het gezin en ook voor eventuele gasten. Zij zijn allerminst gierig wat het kopen van eten betreft. Wat het leven ook brengt, er zal lekker eten op tafel staan. Daarnaast is me duidelijk geworden dat sporten voor islamitische vrouwen problematisch is. Dit heeft niet direct invloed op het beweeggedrag van de kinderen, maar draagt wel bij tot een habitus waarin het niet normaal is dat vrouwen sporten. Veel Turkse en Marokkaanse ouders denken dat sporten hetzelfde is als bewegen. De Turkse en Marokkaanse kinderen sporten niet minder dan de Nederlandse kinderen. Voor de meisjes geldt echter dat na hun dertiende jaar de sportcarrière is afgelopen. Kinderen met sportieve ouders zijn vaak zelf ook lid van een sportvereniging, dit geldt voor alle etnische culturen. De meeste moeders zeggen dat hun kinderen vaak buiten spelen of zich op een andere manier lichamelijk inspannen. Een aantal van deze bevindingen is te verklaren vanuit de theorie van etnische identiteit van Verkuyten (1999). Turkse en Marokkaanse moeders zeggen dat gastvrijheid “hoort” bij hun cultuur. Het is gebruikelijk dat Turkse en Marokkaanse vrouwen het thuis voor het zeggen hebben. Van hen wordt verwacht dat ze “lieve” moeders zijn, die niet bezuinigen op het eten. De moeders proberen zich niet te presenteren als Turkse of Marokkaanse vrouw (Goffman, 1959), ze zíjn Turks of Marokkaans. Ze voelen zich sterk verbonden met hun etnische achtergrond. Deze denkwijze maakt deel uit van hun culturele kapitaal (Bourdieu, 1989) en hun “toolkit” (Swidler, 1986). De enige reden die zij kunnen geven voor hun gedrag, is dat dit gedrag gebruikelijk is in hun cultuur. 70 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Hetzelfde geldt voor de opvattingen van de Turkse en Marokkaanse vrouwen over sport. De moeders proberen zich, door zich te bedekken, niet te presenteren als een moslimvrouw. Nee, omdat zij een moslimvrouw zijn, hóren zij zich te bedekken. Als zij dit niet doen, voelen zij zich ongemakkelijk. Deze opvatting hebben de moeders via hun opvoeding meegekregen. De opvatting maakt deel uit van hun culturele kapitaal. Voor islamitische vrouwen is het bedekken van het lichaam in openbare ruimten een belangrijke gedragsregel. Als de vrouwen zich niet houden aan deze regel, voelen zij zich niet prettig. Zij bevinden zich dan in een uiterst pijnlijke situatie. Het gaat niet om een ongemakkelijk gevoel vanwege statusoverwegingen, maar om een religieuze motivatie die te maken heeft met hun etnische identiteit Verkuyten (1999). Hierbij geldt wel dat het in strenge religieuze kringen niet goed is voor de status om zonder hoofddoek door het leven te gaan. Dat kinderen van sportieve ouders vaak zelf ook sporten, lijkt naadloos aan te sluiten bij Bourdieu’s theorie over de habitus. De sociale omgeving heeft een dwingend effect op het gedrag van de kinderen. Feit is natuurlijk wel dat jonge kinderen thuis nog niet veel te vertellen hebben. De invloed van de habitus kan pas echt getoetst worden als de kinderen volwassen en zelfstandig zijn. Mijn tweede deelvraag is: Zijn er verschillen in beweeg- en eetpatroon tussen de sociale klassen? Ook die vraag beantwoord ik bevestigend. De moeders uit de midden/hoge klasse leven gezonder en hebben een gezondere smaak dan de moeders uit de lage klasse. Ze zijn vaker bekend met gerechten uit andere culturen dan de moeders met een minder hoge opleiding. Sommige ouders uit de lage klasse willen wel gezonde levensmiddelen als vis en fruit kopen, maar hebben hiervoor niet de financiële middelen. Hun economische kapitaal belemmert hen in hun mogelijkheden. Ditzelfde geldt voor een lidmaatschap van een sportclub. Voor een aantal respondenten is het te duur om alle kinderen te laten sporten. Degenen die gewaarschuwd zijn door de GGD letten er wel op dat deze kinderen in ieder geval genoeg bewegen. De respondenten uit de lage klasse verwennen hun kinderen eerder met iets lekkers dan de respondenten uit de midden/hoge klasse. De kinderen uit de lage klasse drinken ook meer frisdrank. Vooral de Marokkaanse kinderen uit deze klasse zijn daar gek op. De moeders met een lage opleiding en een laag inkomen hanteren de soepelste eetregels. Ook hebben zij, in tegenstelling tot een aantal moeders uit de midden/hoge klasse, geen regels opgesteld voor het aantal uren dat de kinderen voor de televisie en achter de computer mogen zitten. 71 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
De smaakverschillen tussen de klassen zijn ten dele te verklaren met behulp van de theorieën van Elias en Bourdieu: de hoge klasse probeert zich door middel van smaak te onderscheiden van de lage klasse. Door vaker en meer soorten gerechten klaar te maken uit andere culturen, tonen moeders uit de midden/hoge klasse hun exclusieve smaak. “Gezondheid” is ook een distinctiemiddel. Aysel was duidelijk trots toen ze zei alleen van gezond eten te houden. Deze uitkomst past in de theorie van Barbara Lupton (1996), waarin zij stelt dat mensen door gezond te leven hun statuspositie proberen te verhogen. Moeders uit de midden/hoge klasse stellen gezonde voeding meer op prijs en maken deze voeding vaker klaar dan moeders uit de lage klasse. Ook kiezen zij bij het bestellen van een maaltijd buiten de deur niet voor patat en shoarma, maar voor gezondere alternatieven. Hiermee laten zij zien verstandig om te gaan met hun lichaam. Tevens, en niet geheel onbelangrijk, winnen zij met hun handelwijze aan prestige. De theorie van Elias biedt een verklaring voor het feit dat de moeders uit de midden/hoge klasse strengere regels ten aanzien van sport en beweging hanteren dan de moeders uit de lage klasse. Door impulsen te controleren proberen mensen status te verwerven en zich vervolgens van elkaar te onderscheiden. Door strenge regels op te stellen laten moeders uit de midden/hoge klasse zien deze impulsen meer onder controle te hebben dan de andere moeders. Daar staat tegenover dat in beide klassen evenveel gesport en bewogen wordt. De theorie van Elias biedt echter geen verklaring voor de verschillen tussen westerse en niet-westerse culturen. Turken en Marokkanen zijn niet meer of minder geciviliseerd dan Nederlanders. Zij hebben niet meer of minder gedragsregels, maar andere gedragregels. Het is wel zo dat Turkse en Marokkaanse moeders uit de midden/hoge klasse meer westerse regels overnemen dan hun cultuurgenoten uit de lage klasse. Dit is overeenkomstig met wat op grond van de civilisatietheorie verwacht mag worden. Door westerse omgangsvormen en regels over te nemen denken deze vrouwen aan status te winnen. Tussen de Turkse en Marokkaanse moeders uit de midden/hoge en de lage klasse heb ik een aantal verschillen gevonden opvattingen, gedragingen en ervaringen ten aanzien van voeding en beweging. Bij de Nederlandse moeders zag ik minder verschillen tussen de twee klassen. Ik denk dat dit te verklaren is vanuit het opleidingsniveau van de moeders. In het algemeen is het opleidingsniveau van de Nederlandse moeders hoger dan dat van de moeders uit de andere culturen. Alle Nederlandse moeders die ik sprak 72 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
hebben op zijn minst een Mbo-opleiding afgerond. Bij Turkse en Marokkaanse gezinnen zijn de verschillen in opleidingsniveau tussen de klassen groter. Diverse Nederlandse moeders zijn, mede omdat ze een baan hebben, wat makkelijker wat eten betreft dan de moeders uit een andere cultuur. Ze hebben na hun werk niet altijd de puf nog uitgebreid te koken. Dit kan een reden zijn waarom Nederlandse gezinnen vaker gebruik maken van een afhaalmaaltijd en vaker buiten de deur eten. Het antwoord op mijn derde deelvraag (Zijn er verschillen in de beleving van overgewicht tussen Marokkanen, Turken en Nederlanders?) is eveneens “ja”. Het slankheidsideaal van de Turkse en Marokkaanse vrouwen uit zowel de lage als de midden/hoge klasse komt niet overeen met het slanke lijf dat de Nederlandse moeders nastreven. Zij vinden een gevuld lichaam mooier. Deze opvatting hebben zij van huis uit meegekeken. Zij behoort tot hun culturele kapitaal. Ik denk dat het slankheidsbeeld waaraan vrouwen willen voldoen een belangrijke factor is voor de bereidheid om een gezond lichaamsgewicht te bereiken en te handhaven. Dit geldt zowel voor het lichaam van de moeders, als voor het lijf van hun kinderen. Als moeders kinderen met een beetje overgewicht niet herkennen als “dik” vinden zij afvallen niet nodig. De vierde en laatste deelvraag luidt als volgt: Zijn er verschillen in de beleving van overgewicht per sociale klasse? Moeders uit de midden/hoge klasse zijn zich meer bewust van het overgewicht van hun kinderen (en eventueel van zichzelf) dan moeders uit de lage klasse. Ook associëren zij een slank lichaam vaker met gezondheid dan de andere moeders. Zij hebben dus wel de statusverhogende attitude van de hoge klasse, alleen is er iets misgegaan in de uitvoering. Ik ben van mening dat deze moeders, omdat zij over het algemeen een slanker lijf nastreven, overgewicht sneller herkennen. Vrijwel alle moeders uit de midden/hoge klasse zijn bezorgd over het overgewicht bij hun kinderen. Turkse en Marokkaanse moeders en moeders uit de lage klasse vinden kinderen met een paar overtollige kilo’s niet per se ongezond. Bij het afvallen van de moeders spelen vooral sociale en esthetische motieven een rol. Ik heb al eerder gesteld dat deze beleving past binnen de theorie van Stokvis. Volgens hem zijn gezondheidsoverwegingen voor vrouwen om te fitnessen ondergeschikt aan de esthetische en statusgerelateerde motieven om een gezond lichaam na te streven. Mijn eerste hypothese – ik verwachtte meer verschillen te vinden in de opvattingen, gedragingen en ervaringen tussen de klassen dan tussen de etniciteiten - verwerp ik. Ik heb gemerkt dat zowel klasse als etnische cultuur een belangrijke rol speelt. Een combinatie van deze factoren leidt naar mijn mening tot groepen die ontvankelijker zijn 73 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
voor overgewicht dan andere groepen. Ook dacht ik meer verschillen te vinden met betrekking tot de beleving van overgewicht van de groepen, dan tussen de opvattingen, gedragingen en ervaringen. Deze hypothese is juist gebleken. Nederlandse moeders en moeders uit de midden/hoge klasse zijn zich meer bewust van overgewicht dan de andere moeders. Zij maken zich hier ook meer zorgen over. Een verklaring voor dit fenomeen is het afwijkende slankheidsideaal van de Marokkaanse en Turkse moeders. En dan nu het antwoord mijn onderzoeksvraag: Is het grote aantal Turkse en Marokkaanse kinderen met overgewicht te wijten aan sociaal-economische of aan etnisch-culturele factoren? Mensen uit de lage sociale klasse zijn ontvankelijker voor overgewicht dan mensen uit de midden/hoge klasse. Daarnaast zijn er ook enkele factoren binnen de etnische cultuur (slankheidsideaal, sportgedrag, eetcultuur), die bij Turkse en Marokkaanse kinderen bijdragen aan overgewicht. Zowel de etnische cultuur als de sociale klasse (en de daarbij horende klassecultuur) heeft - onafhankelijk van elkaar - invloed op het sport- en eetpatroon, de opvattingen ten aanzien van eten en bewegen en de beleving van overgewicht. Er is dus sprake van een combinatie van factoren. De meerderheid van de Turken en Marokkanen in ons land behoort tot de lage sociale klasse. Zij hebben te maken met zowel etnisch-culturele als klassegebonden factoren die leiden tot overgewicht. Een en ander leidt tot een optelsom met als uitkomst dat Turken en Marokkanen uit de lage klasse ontvankelijker zijn voor overgewicht dan de gemiddelde Nederlander.
Voor deze scriptie interviewde ik 24 ouders. Wat de ouders me vertelden heb ik genoteerd, maar wat zich werkelijk binnen de gezinnen afspeelt weet ik natuurlijk niet. Hoewel ik bij sociaal wenselijke antwoorden geprobeerd heb wat nader tot de kern door te dringen, is dat waarschijnlijk niet altijd gelukt. De 24 interviews leverden een behoorlijke hoeveelheid informatie op. Toch mag ik niet stellen dat dit onderzoek representatief is voor alle Nederlandse, Turkse en Marokkaanse moeders die behoren tot de twee klassen die ik onderzocht. Wel ben ik van mening dat er door dit onderzoek meer inzicht is gekomen in de eet- en beweegpatronen van de moeders.
Tot slot nog even dit. Tijdens mijn zoektocht naar respondenten ben ik op nogal wat weerstand gestuit. Soms was ik de wanhoop nabij. Als ik vertelde Turkse en Marokkaanse moeders te willen spreken, deden de vooral autochtone medewerkers van 74 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
scholen, organisaties en ziekenhuizen erg moeilijk. Mijn vragen zouden te gevoelig liggen en dus niet geschikt zijn voor de doelgroep. De moeders die ik heb geïnterviewd vonden het echter helemaal geen vervelende vragen. Zij waren eerder vereerd dat zij mochten meewerken aan een onderzoek. Ze vertelden me dat er vaak over hen werd gepraat, maar dat hun zelden iets gevraagd werd. Natuurlijk wilden niet alle moeders die ik benaderde meewerken. Dat gold voor zowel Turkse, Marokkaanse als Nederlandse moeders. Feit was echter dat organisaties, scholen, ziekenhuizen en andere instellingen over het algemeen allochtone moeders niet om medewerking durfden te vragen. In plaats van de moeders zelf te laten beslissen, nam de diëtiste, de schoolarts, de directeur of iemand anders die beslissing. Een mooi onderwerp voor een volgend onderzoek lijkt mij.
75 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Literatuur Agras, W. Steward, Hammer, Lawrence D., McNicholas, Fiona, Kreamer, Helena C. (2004). Risk factor for childhood overweight: a prospective study from birth to 9.5. vStanford University Schoolk of Medicine. Bemelmans, W.J.E., Wendel-Vos G.C.W., Bos, G., Schuit, A.J. & Tijhuis, M.A.R. (2004). Interventies ter preventie van overgewicht in de wijk, op school, op het werk in de zorg, i.o.v. het Ministerie van VWS. RIVM rapport. Bemelmans, W.J.E., Hoogenveen, R.T., Visscher, T.L.S., Verschuren, W.M.M. & Schuit, A.J. (2004). Toekomstige ontwikkelingen in overgewicht. Inschatting effecten op de volksgezondheid, i.o.v het Ministerie van VWS. RIVM rapport. Beardsworth, Alan & Keil, Teresa (1997). Sociology on the menu. An invitation to the study of food. London:Routledge. Van Bottenburg, Maarten (2006). De tweede loopgolf. Over groei en omvang van de loopsportmarkt en hoe de KNAU haar marktaandeel verder kan vergroten, i.o.v. Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie (KNAU), ’s Hertogenbosch: W.J.H. Mulier Instituut. Van Bottenburg, Maarten (2004). Individueel en collectief gedrag in de sport, in Kiezen voor de Kudde. Lichte gemeenschappen en de Nieuwe meerderheid p85-103; red. Duyvendak, Jan Willen en Hurenkamp, Menno. Amsterdam: Van Gennep. Van Bottenburg, Maarten (1994). Verborgen competitie: over de uiteenlopende populariteit van sporten. Amsterdam: Bert Bakker. Boutelier, Hans (2006). “Valkuilen voor sociologen: kanttekeningen vanuit Beleidsonderzoek”, in red. Engbersen, Godfried en De Haan, Jos Balans en toekomst van de sociologie. Amsterdam: Pallas Publications, p. 284-288. Bourdieu, Pierre (1984). Distinction. A Social Critique of the Judgement of Taste, London/Melbourne. Bourdieu, Pierre (1989). Economisch kapitaal, cultureel kapitaal, sociaal kapitaal, in: Opstellen over smaak, habitus en het veldbegrip; eindred. Pels, Dick. Amsterdam: Van Gennep. Braet, C. & Van Winckel, M. (2001). Behandelstrategieën bij kinderen met overgewicht. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum. CBS (2007). Lage opleiding zet allochtone mannen op flinke inkomensachterstand, Webmagazine 14-5-2007, directe link: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/dossiers/allochtonen/publicaties/artikelen/archief/ 2007/2007-2155-wm.htm CBS (2004). Een op de negen jongeren is te dik, Webmagazine 6 december 2004, directe link: http://www.cbs.nl/nl-nl/menu/themas/gezondheid-welzijn/publicaties/artikelen/archief/ 2004/2004-1590-wm.htm 76 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Duyvendak, Jan Willem & Hurenkamp, Menno (2004). “Inleiding: Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid”, in ed. Duyvendak, Jan Willem & Hurenkamp, Kiezen voor de kudde. Lichte gemeenschappen en de nieuwe meerderheid. Amsterdam: Van Gennep, p 917. Elias, Norbert (1939)[1982]. Het civilisatieproces. Sociogenetische en psychogenetische onderzoekingen, Utrecht: Het Spectrum. Flyvbjerg, Bent (2001). Making Social Science Matter. Why social inquiry fails and how it can succeed again. Cambridge: Cambridge University Press. Goffman, Erving (1959) [1971]. Presentation of self in everyday life, New York: Doubleday. Goudsblom, Johan (1972). Nihilisme en cultuur, Amsterdam: Meulenhof Informatief. Giddens, Anthony (1991). Modernity and self-identity in the late modern age. Cambridge: Polity Press. Den Hartog, A.P, & Van Staveren, W.A. (1983). Manual for Social Surveys on Food Habits and Consumption in Developing Countries, Wageningen . HiraSing, R.A., Fredriks, A.M., Van Buuren S., Verloove-Vanhorick, S.P. & Wit, J.M. (2001). Toegenomen prevalentie van overgewicht en obesitas bij Nederlandse kinderen en signalering daarvan aan de hand van internationale normen en nieuwe referentiediagrammen, in: Nederlands Tijdschrift Geneeskunde 2001, 7 juli; 147(27) p. 13031308. Van den Hurk, K., Van Dommelen, P., De Wilde, J.A., Verkerk, P.H., Van Buuren, S. & HiraSing, R.A. (2006). Prevalentie van overgewicht en obesitas bij jeugdigen 4-15 jaar in de periode 2002-2004. TNO rapport. Jans, M.P., De Kraker, H. & Hildebrandt, V.H. (2005). Met persoonlijk advies en “loopmaatje” komen minder-actieven in beweging. Resultaten Nationale Gezondheidstest 2004. TNO rapport. Jans, M.P., De Kraker, H.& Hildebrandt, V.H. (2004). Bewegen favoriet middel tegen gewichtstoename. Resultaten Nationale Gezondheidstest 2003, TNO rapport. Jans, M.P., Hildebrandt, V.H., Hendriksen, I.J.M. & Wortelboer, S. (2003). Gering bewustzijn van overgewicht en ongezonde leefstijl. Resultaten Nationale Gezondheidstest 2002. TNO rapport. Jansen, J., Schuit, A.J. & Van der Lucht, F. (2002). Tijd voor gezond gedrag. Bevordering van gezond gedrag bij specifieke groepen. RIVM rapport. Jókövi, E.M. (2000). Recreatie van Turken, Marokkanen en Surinamers in Rotterdam en Amsterdam. Een verkenning van het vrijetijdsgedrag en van de effecten van de etnische cultuur op de vrijtijdsbesteding. Wageningen: Alterra rapport. Kemper, H.C.G.(1995). The Amsterdam Growth Study. A Longitudinal Analysis of Health, Fitness and Lifestyle, Amsterdam.
77 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
L’Abée, Dayenne (2001). Cijfers in beweging. Een overzicht en analyse van kwantitatieve gegevens over de jeugd, sport en bewegen, NISB rapport. Lupton, Deborah (1996). Food, the Body and the Self. Londen: Sage Publications. Matthys, Christophe, Januszewska, Renata & De Henauw, Stefaan (2004). Sociale stratificatie in aankoop en consumptie van voedingsmiddelen en de potentiële impact daarvan op de volksgezondheid. Onderzoek in het kader van het programma Sociale Cohesie i.o.v. Federaal Wetenschapsbeleid. Universiteit Gent. Mennell, Stephen John (1985). All manners of food: eating and taste in England and France from the Middle Ages to the present. Oxford: Blackwell. Mokhtar, N., Elati, J., Chabir, R., Bour, A., Elkari, K., et al (2001). Diet culture and obesitas in Northern Africa. Journal of Nutrition 2001; 131, p. 887-892. NVD (2005). Nederland krijgt dikke problemen. Terug naar de gezonde basis, brochure van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten. Van Otterloo, Anneke H.(1990). Eten en eetlust in Nederland 1840-1990. Een historischsociologische studie, Amsterdam: Bakker. Van Otterloo, Anneke H & Van Ogtrop, Juul (1989). Het regime van veel, vet en zoet. Praten met moeders ver voeding en gezondheid, Amsterdam: VU Uitgeverij. Van Overbeek, K., De Vries, S.I., Jongert, M.W.A. & Hopman-Rock, M. (2005). Make me move! Het ontwerpen van een stimulerende omgeving die kinderen uitnodigt om spontaan te bewegen: het vooronderzoek. TNO rapport. Van Overbeek, K., De Vries, S.I. & Jongert, M.W.A. (2005). Kinderen bewegen tot educatie in de stad. TNO rapport. Renders, C.M., Seidell, J.C., Van Mechelen W., HiraSing, R.A. (2003). Overgewicht bij kinderen en adolescenten, in samenwerking met Kenniscentrum Overgewicht en VU Medisch Centrum. Maarsen: Elsevier gezondheidszorg. Van ’t Riet, Hilde, Dijkshoorn Henriëtte, Corstjens, Renée, Berkouwer Léonie (2005). Gezonde leefgewoonten Westerpark. Kwalitatief interventieonderzoek naar overgewicht bij Turkse en Marokkaanse vrouwen van 25-45 jaar. GGD Amsterdam Saridai, Klarita & Groot, Inge (2006). Sociaal-economische status in vereveningsmodel zorgverzekeraars: wat zijn de mogelijkheden? SEO Economisch onderzoek. SCP (1995). Rapportage minderheden: concentratie en segregatie, Rijswijk. SCP (2003). Rapportage sport 2003, Den Haag. SCP (2005). De sociale staat van Nederland 2005, Den Haag. Shilling, Chris (2005). The body in culture, technology and society. London: Sage. Shilling, Chris (1993). The body and social theory. London:Sage.
78 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Stokvis, Ruud (2003). Fitness. Nationale ambities en persoonlijke behoeften, in: Amsterdams Sociologisch Tijdschrift. jrg. 30.nr.4., p. 443-462. Stokvis, Ruud (1989). De sportwereld. Een sociologische inleiding. Alphen aan den Rijn: Samson. Sullivan, Karen (2005). Overgewicht bij kinderen, Antwerpen. Swidler, Ann (1986). Culture in action: Symbols and strategies, in: American Sociological Review 51: p.273-286. Turner, Bryan Stanley (1999). Classical Sociology. London: Sage. De Vries, S.I., Bakker, I., van Overbeek, K., Boer, N.D. & Hopman-Rock, M.(2005). Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht. TNO rapport. Verhallen, Th.M.M. (1974). Sociale Klasse: Een probleemanalyse, in: Marktonderzoek Kwartaalschrift, 6, Nr.3, p.31-36. Verkuyten, Maykel (1999). Etnische Identiteit. Theoretische en empirische benaderingen. Amsterdam: Het Spinhuis. Wallace, Ruth A. & Wolf, Alison (1999). Contemporary Sociological Theory. Expanding the classical tradition, New Jersey. Warde, Alan (1997). Consumption, Food & Taste. Culinairy Antinomies and Commodity Culture. Londen: Sage Publications. Wendel-Vos, G.C.W., Nooyens, A.C.J. & Schuit, A.J. (2004). De bijdrage van leefstijl aan gewichtsstijging bij jongvolwassenen, i.o.v. het Ministerie van VWS. RIVM rapport. De Wilde, J.A., Van den Hurk, K. & HiraSing, R.A. (2005). Monitoring van overgewicht bij jeugdigen van 0-19 jaar. TNO rapport. Wilterdink, Nico en Van Heerikhuizen, Bart (2004). Samenlevingen. Een verkenning van het terrein van de sociologie. Groningen: Wolters-Noordhoff Websites www.cbs.nl www.jgz.nl www.rivm.nl www.scp.nl www.voedingscentrum.nl Krantenartikelen Dik Brits kind blijft bij moeder, De Volkskrant, 28 februari 2007 Dieetboek Sonja Bakker best verkocht, Het Parool, 21 februari 2007.
79 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Bijlage 1 De vragenlijst
Amsterdam, december 2006 Beste mevrouw,
Ik ben een studente aan de Universiteit van Amsterdam en ik doe onder begeleiding van dr. A.H. Van Otterloo onderzoek naar eetgewoonten en beweeggedrag in verschillende culturen. In verband daarmee wil ik graag praten met Turkse, Marokkaanse en Nederlandse moeders. Ik wil u vragen de vragenlijst in te vullen. Bij de meeste vragen kunt u kiezen uit verschillende antwoorden. Wilt u het rondje inkleuren van het antwoord dat bij u past? Bij vragen met een stippellijn moet u zelf het antwoord opschrijven. De gegevens worden strikt vertrouwelijk behandeld. Als u de lijst heeft ingevuld zal ik u later bellen om nog een paar extra vragen te stellen. Bedankt voor uw medewerking! Als u nog vragen heeft kunt u mij altijd bellen of e-mailen.
Vriendelijke groeten, Jantine Hartman E-mail:
[email protected] Telefoon: 020 XXX XX XX Mobiel: 06 XXX XXX XX
80 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Algemeen • Persoonlijke gegevens Naam:…………………………………………………………………………………………….… Telefoonnummer:………………………………………………………………………………….. Straat:………………………………………………………………………………………….…… Woonplaats:……………………………………………………………………………………….
• Woonsituatie 1. Met hoeveel mensen woont u in huis? ……volwassen man(nen) ……volwassen vrouw(en) ……kind(eren) jonger dan 21 jaar 2. Aan wat voor straat woont u? 0 een rustige straat 0 een straat met wat verkeer 0 een straat met veel verkeer 3. In wat voor soort huis woont u? 0 flat/bovenwoning/appartement 0 benedenwoning 0 eengezinswoning/rijtjeshuis 0 vrijstaand huis/twee-onder-één kap 4a. Heeft u een tuin bij uw huis? 0 ja 0 nee 4b. Als u een tuin heeft, hoe groot is de tuin dan ongeveer? 0 kleiner dan 10m2 0 tussen 10m2 en 25 m2 0 tussen 25m2 en 100m2 0 groter dan 100m2
81 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
• Werk en opleiding DE VOLGEND VRAGEN GAAN OVER DE MOEDER 5. Wat is uw hoogst gevolgde opleiding? 0 Lagere school 0 Lager beroepsonderwijs (Lbo) 0 Mavo 0 Middelbaar beroepsonderwijs (Mbo), 0 Havo 0 Vwo 0 Hoger beroepsonderwijs (HBO) 0 Universiteit. 6. Heeft u deze opleiding ook afgemaakt? 0 ja 0 nee 7. Heeft u betaald werk of heeft u de afgelopen 10 jaar betaald werk gehad? 0 ja 0 nee 8. Wat is uw beroep? ………………………………………………………………………………………………..…. 9. Heeft u een eigen bedrijf of werkt u voor een baas? 0 eigen bedrijf 0 baas 10a. Geeft u leiding aan mensen? 0 ja 0 nee 10b. Zo ja, aan hoeveel mensen? 0 minder dan 25 mensen 0 meer dan 25 mensen
82 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
DE VOLGENDE VRAGEN GAAN OVER DE VADER 11. Wat is uw hoogst gevolgde opleiding? 0 Lagere school 0 Lager beroepsonderwijs (Lbo) 0 Mavo 0 Middelbaar beroepsonderwijs (Mbo), 0 Havo 0 Vwo 0 Hoger beroepsonderwijs (HBO) 0 Universiteit. 12. Heeft u deze opleiding ook afgemaakt? 0 ja 0 nee 13. Heeft u betaald werk of heeft u de afgelopen 10 jaar betaald werk gehad? 0 ja 0 nee 14. Wat is uw beroep? …………………………………………………………..………………………………………. 15. Heeft u een eigen bedrijf of werkt u voor een baas? 0 eigen bedrijf 0 baas 16a. Geeft u leiding aan mensen? 0 ja 0 nee 16b. Zo ja, aan hoeveel mensen? 0 minder dan 25 mensen 0 meer dan 25 mensen
83 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
• Inkomen 17. Als u de huur en rekeningen heeft betaald, hoeveel houdt u dan per maand ongeveer over voor boodschappen en andere uitgaven (kleding, sparen, leuke dingen)? 0 €0 tot €100 0 €100 tot €250 0 €250 tot €500 0 meer dan €500 18. In hoeverre vindt u dat u met uw huidige inkomen het huishouden draaiende kunt houden? 0 gemakkelijk 0 redelijk 0 moeilijk 0 niet 19. Is dit inkomen de laatste 3 jaar veranderd? 0 het is veel minder geworden 0 het is minder geworden 0 het is hetzelfde gebleven 0 het is meer geworden 0 het is veel meer geworden 20. Kunt de volgende gegevens voor de gezinsleden invullen? Moeder Naam………………………………. Leeftijd ……………………………. Lengte……………………………… Gewicht……………………………. Etnische herkomst………………..
Vader Naam…………………………….. Leeftijd …………………………… Lengte……………………….…... Gewicht………………………….. Etnische herkomst……….………
Kind 1 Naam………………………………. Geslacht…………………………… Leeftijd ……………………………. Lengte……………………………… Gewicht…………………………….
Kind 2 Naam……………………………… Geslacht………………………….. Leeftijd …………………………… Lengte……………………….…... Gewicht………………………...…
Kind 3 Naam………………………...……. Geslacht…………………………… Leeftijd ……………………………. Lengte……………………………… Gewicht…………………………….
Kind 4 Naam……………………………… Geslacht……………………..…… Leeftijd …………………………… Lengte……………………………. Gewicht……………………………
84 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Voeding • Regels 21. Welke regels ten aanzien van eten bestaan er in uw gezin? Alleen aankruizen wat voor u van toepassing is. 0 mijn kind lust veel niet 0 ik maak geen dingen klaar waarvan ik weet dat mijn kind het niet lekker vindt. 0 mijn kinderen moeten alles leren eten. 0 als mijn kind iets niet lust, hoeft hij/zij het niet op te eten. 0 mijn kinderen moeten hun bord leegeten. 0 mijn kinderen mogen wel snoepen, als ze hun gewone eten maar opeten. 0 mijn kinderen mogen snoepen wat ze willen. 0 mijn kinderen mogen alleen een snoepje als ze het vragen en ik zeg dat het mag. 0 mijn kinderen mogen zelf weten wat ze op hun boterham smeren. 0 ik smeer de boterhammen van mijn kinderen. 0 als mijn kind een patatje wil mag dat bijna altijd van mij. 0 ik zeg bijna nooit “nee” als mijn kind een snoepje of een ijsje wil. 0 ik beloon mijn kinderen met iets lekkers 0 anders, ……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………….. 22. Wie bepaalt de eetregels? 0 ik 0 mijn man 0 allebei 0 anders,………………………………………………………………………………………… 23. Zijn er weleens conflicten over de regels? 0 nee 0 ja, namelijk…………………………………………………………………………………………… 24. Wie doet de boodschappen? 0 ik 0 ik samen met de kinderen 0 mijn man 0 mijn man en ik 0 de kinderen 0 afwisselend
• Maaltijden 25. Welke maaltijden eet uw kind op een dag? Meerdere antwoorden mogelijk. 0 ontbijt 0 lunch 0 diner 0 tussendoortjes 85 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
26. Wordt er op vaste tijden gegeten (regelmaat)? 0 ja 0 nee 27. Waar wordt meestal gegeten? 0 aan de eettafel 0 voor de televisie 0 ergens anders,………………………………………………………………………………..... 28. Eet het hele gezin tegelijk, of eet iedereen als hij/zij zin heeft? 0 altijd samen 0 meestal samen 0 meestal ieder apart 0 altijd ieder apart 29. Wat eet uw kind meestal als ontbijt? ………………………………………..…………………………………………………………… ……..……………………………………………………………………………………………… 30. En als lunch? ……………………………………………………………………………………………………… ………………..…..………………………………………………………………………………… 31. Hoe ziet de avondmaaltijd eruit? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… 32. Welke ingrediënten gebruikt u vaak? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… 33. En welke kruiden? …………………………………………….………………………………………………………… 34a. Wordt er wel eens eten gehaald of laat u bezorgen? 0 ja 0 nee 34b. Zo ja, hoe vaak gebeurt dit? 0 een keer per maand 0 een keer per week 0 een paar dagen per week 0 elke dag 34c. Wat haalt u dan of wat laat u bezorgen? 0 snackbar 0 chinees 0 pizza 0 shoarma 0 anders, ………………………………………………………………..…………………… 86 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
35a. Gaat u wel eens met uw gezin uit eten? 0 ja 0 nee 35b. Zo ja, hoe vaak gaat u uit eten? 0 een paar keer per jaar 0 een keer per maand 0 een keer per week 0 een paar dagen per week 35c. Waar? ………………………………………………………………………………..…………………..…
• Voeding en drinken 36. Hoe vaak eet uw kind fruit? 0 een keer per maand 0 een keer per week 0 een paar dagen per week 0 elke dag 37. Welk fruit geeft u uw kind vaak? ………………………………………………………………………………………………………. 38. Hoe vaak eet uw kind groente? 0 een keer per maand 0 een keer per week 0 een paar dagen per week 0 elke dag 39. Welke groente geeft u uw kind vaak? …...………………………………………………………………………………………………….. 40. Hoeveel glazen drinkt u kind per dag van de volgende dranken: (1) frisdrank met en zonder prik……………….………………………………………….glazen (2) versgeperste vruchtensap…………………...………………………………………..glazen (3) sap uit pak………………………….….….…………………………………………….glazen (4) roosvicee……………………………...…………...……………………………………glazen (5) ranja…………………………………..……………...………………………………….glazen (6) melk…………………………………..………………………………………………….glazen (7) thee met suiker…………………………………………..……………………………. glazen (8) thee zonder suiker……………………..………………….…………………………...glazen
87 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
41. Hoe vaak eet uw kind de volgende tussendoortjes per week? (1) hartig (kroket/saucijzenbroodje)……………………………………………….……....stuks (2) chocolaatjes (mini-repen)………………………………………………………………stuks (3) gebakjes (gevulde koeken, candy-bars)…………….………………………………..stuks (4) snoepjes en dropjes…………………………………………………………………….stuks (5) koekjes en biscuitjes………………………………… ………………………………...stuks (6) chips/pinda’s/borrelnootjes…………………………………………………………….stuks (7) stukjes fruit………………………………………………………………………………stuks (8) Liga/Sultana……………………………………………………………………………..stuks
• Opvattingen 42. Wat vindt u lekker van het volgende rijtje? U mag meerder rondjes inkleuren. 0 chips 0 geroerbakte schotel 0 glas cola 0 volkoren biscuitjes 0 patatje mayonaise 0 gegrild vis/vlees
0 toastje gerookte zalm 0 shoarma 0 jus 0 gamba’s 0 glas biologisch appelsap 0 zacht gekookte groenten
43. Wat vindt u niet lekker van het volgende rijtje? U mag meerder rondjes inkleuren. 0 chips 0 geroerbakte schotel 0 glas cola 0 volkoren biscuitjes 0 patatje mayonaise 0 gegrild vis/vlees
0 toastje gerookte zalm 0 shoarma 0 jus 0 gamba’s 0 glas biologisch appelsap 0 zacht gekookte groenten
44. Wat verstaat u onder gezonde voeding? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… 45. Vindt u dat uw kind gezond eet? 0 ja 0 nee 46. Wat is zijn uw criteria voor eten: moet het vooral gezond zijn of bovenal lekker? 0 lekker 0 gezond 0 allebei 0 anders, …...……………………………………………………………………………………… 47a. Kunt u met boodschappen doen alles kopen wat u wilt, of moet u bepaalde dingen laten staan omdat ze (te) duur zijn? 0 kan alles kopen 0 moet dingen laten staan
88 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
47b. Als u sommige dingen moet laten staan, wat zou u dan graag willen kopen? ……………………………………………………………………………………………………… …………………………...…………………………………………………………………………. 48. Hoe ging het eten er vroeger bij u thuis aan toe? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 49. Van wie heeft u leren koken? 0Moeder 0 Oma 0 Vader 0 anders, …………………………………………………………………………………………... 50a. Geniet u van eten? 0 ja 0 nee 50b.Waarom? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………
Beweging • Dagelijkse beweging 51. Hoe gaat uw kind naar school ? 0 lopen 0 met de fiets 0 gebracht met de auto 0 anders 52. Hoe vaak doet u kind een van de volgende activiteiten per dag? Buitenspelen………………………………………………………………………………… ...uur Tv-kijken…..……………………………………………………………………………..……...uur Achter de computer……………………………………………………………………..……..uur Binnen spelen zittend (plakken/knippen/tekenen/gezelschapsspelletjes/lezen)………..uur Binnenspelen niet-zittend binnen (bijvoorbeeld verstoppertje spelen)…………………..uur 53. Bewegen de andere leden van het gezin vaak? 0 ja 0 nee
89 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
• Sport 54a. Is uw kind lid van een sportvereniging? 0 ja 0 nee 54b. Zo ja van welke? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… 55. Hoe vaak per week doet uw kind aan sport? ………………………………………………………………………………………………….uur 56. Sport uzelf en andere leden van het gezin? 0 ja, namelijk…………………………………………………………………………………………… 0 nee
• Opvattingen 57a. Vindt u bewegen belangrijk? 0 ja 0 nee 57b. Waarom? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… 58a. Vindt u sport belangrijk? 0 ja 0 nee 58b.Waarom? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………….…………………………………………………………………….. 59. Wat verstaat u onder gezond en genoeg bewegen? ………………………………………….…………………………………………………………… ………………………………………….…………………………………………………………… 60. Wanneer is voor u een lichaam gezond? …………………………………………………….………………………………………………… …………………………………………………….………………………………………………… 61. Welke lichaamsafmetingen vindt u mooi? 0 slank 0 stevig 0 anders,……………………………………………………………………………………………
90 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
62a. Ben u bezig met diëten? 0 ja 0 af en toe 0 nee 62b.Waarom (niet)? ………………………………………………………………………………………………...…… ……………………………………………………………………………………...……………… ………………………………………….………………………………………………………...…
• Ervaringen 63. Wat zijn uw ervaringen met sport? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… 64. Waarom sport u? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………..………………………………………. 65a. Bent u blij met uw lijf? 0 ja 0 nee 65b. Waarom? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………..……………………….
66a. Bent u blij met het lijf van uw kind(eren)? 0 ja 0 nee 66b. Waarom? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………..………. 66c. Streeft u naar andere lichaamsverhoudingen? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………
91 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Bijlage 2 Tabellen waarden overgewicht en obesitas. Tabel 1. Waarden van overgewicht en obesitas bij meisjes volgens internationale criteria Leeftijd in jaren 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Overgewicht Afkapwaarde BMI 18,02 17,56 17,28 17,15 17,34 17,75 18,35 19,07 19,86 20,74 21,68 22,58 23,34 23,94 24,37 24,70 25,00 25,00 25,00 25,00
Obestias Afkapwaarde BMI 19,81 19,36 19,15 19,17 19,65 20,51 21,57 22,81 24,11 25,42 26,67 27,76 28,57 29,11 29,43 29,69 30,00 30,00 30,00 30,00
Tabel 2. Waarden van overgewicht en obesitas bij jongens volgens internationale criteria Leeftijd in jaren 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Overgewicht Afkapwaarde BMI 18,41 17,89 17,55 17,42 17,55 17,92 18,44 19,10 19.84 20,55 21,22 21,91 22,62 23,29 23,90 24,46 25,00 25,00 25,00 25,00
Obesitas Afkapwaarde BMI 20.09 19,57 19,29 19,30 19,78 20,63 21,60 22,77 24,00 25,10 26,02 26,84 27,63 28,30 28,88 29,41 30,00 30,00 30,00 30,00
Bron: HiraSing, R.A., Fredriks, A.M., Van Buuren S., Verloove-Vanhorick, S.P. & Wit, J.M. (2001). Toegenomen prevalentie van overgewicht en obesitas bij Nederlandse kinderen en signalering daarvan aan de hand van internationale normen en nieuwe referentiediagrammen, in: Nederlands Tijdschrift Geneeskunde 2001, 7 juli; 147(27) p. 1303-1308.
92 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Bijlage 3 Artikelen website CBS WEBMAGAZINE MAANDAG 6 DECEMBER 2004 10:00
Een op de negen jongeren is te dik Rond de 11 procent van de 2 tot en met 19-jarigen kampt in Nederland met overgewicht in 2003. Bij 3 procent van de jongeren is sprake van ernstig overgewicht. Jongeren die te dik zijn, hebben vaak ook op volwassen leeftijd last van overgewicht. Overgewicht van jongeren en volwassenen
Aandeel jongeren met overgewicht redelijk stabiel Vanaf begin jaren tachtig is het aandeel jongeren met overgewicht gestegen van 9 procent tot 11 procent begin jaren negentig. Het aandeel met ernstig overgewicht is in dezelfde periode gestegen van 2 naar 3 procent. Sinds de jaren negentig zijn de cijfers nagenoeg onveranderd. Het percentage volwassenen met overgewicht daarentegen is sinds het begin van de jaren tachtig toegenomen van 33 procent tot 46 procent in 2003. Het aandeel met ernstig overgewicht steeg in deze periode tot bijna 11 procent.
93 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur Overgewicht van 2 tot en met 19-jarigen naar herkomstgroep, 1997/2003
Turkse en Marokkaanse jongeren vaker te dik Bijna een op de vier Turkse en Marokkaanse jongeren is te dik. Onder autochtone jongeren is dat een op de tien. Ook de jeugd met een Surinaamse of Antilliaanse/Arubaanse achtergrond is vaker te dik. Ernstig overgewicht komt ook vaker voor onder deze niet-westerse allochtone jongeren dan onder autochtone jongeren. Overgewicht kinderen van 2 tot en met 11 jaar naar gewicht van de ouders, 1997/2003
Dikke ouders, dikke kinderen Ouders spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het gewicht van hun kinderen. Zij bepalen in hoge mate wat hun kinderen eten en hoeveel zij bewegen.
94 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Dikke ouders blijken vaak dikke kinderen te hebben. Als beide ouders ernstig overgewicht hebben, is bijna 35 procent van de kinderen te dik. Als geen van beiden overgewicht heeft, is 9 procent van de kinderen te dik. Ernstig overgewicht bij kinderen komt bij veel te dikke ouders zeven keer zo vaak voor als bij ouders zonder overgewicht. Frans Frenken Bron: StatLine
WEBMAGAZINE MAANDAG 14 MEI 2007 9:30
Lage opleiding zet allochtone mannen op flinke inkomensachterstand Het gemiddelde inkomen van niet-westers allochtone mannen van 25–59 jaar is ongeveer 30 procent lager dan dat van autochtone mannen. Dit komt voor een aanzienlijk deel door hun lagere opleiding.
Marokkaanse mannen onderaan inkomensladder Het inkomen van Marokkaanse mannen van 25–59 jaar was in 2003 gemiddeld 42 procent lager dan dat van autochtone mannen in deze leeftijdsgroep. Turkse mannen hadden een inkomensachterstand van 34 procent. Bij Antilliaanse, Arubaanse en Surinaamse mannen was het verschil minder groot. Persoonlijk inkomen van mannen van 25–59 jaar, 2003
Surinamers en Antillianen hoger opgeleid dan Turken en Marokkanen Turkse en Marokkaanse mannen zijn gemiddeld het laagst opgeleid. Meer dan de helft heeft alleen basisonderwijs of een diploma op vmbo-niveau. Surinaamse en Antilliaanse en
95 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur
Arubaanse mannen doen het qua opleiding een stuk beter. Maar ook zij zijn in vergelijking met autochtone mannen minder vaak hoogopgeleid. Mannen naar opleiding en herkomstgroepering, 2004
Een derde achterstand bij Turken door opleiding De inkomensverschillen hangen onder meer samen met leeftijdsopbouw, de huishoudensamenstelling en het aantal uren dat iemand werkt. Als hiermee rekening wordt gehouden is de inkomensachterstand van allochtonen minder groot. Wanneer ook met opleidingsniveau rekening wordt gehouden neemt de inkomenachterstand verder af. Bij Turkse mannen is het effect van opleiding het grootst. Bij hen is een lage opleiding verantwoordelijk voor bijna een derde deel van de inkomensachterstand. Bij Marokkaanse mannen is dit ongeveer een vierde deel.
Inkomensachterstand Antillianen geheel verklaard Antillianen en Arubanen vormen de enige groep die geen inkomensachterstand meer heeft als rekening wordt gehouden met het verschil in leeftijd, huishoudensamenstelling, arbeidsduur en opleiding. Bij de andere niet-westerse groepen blijft een inkomensachterstand van 12 tot 16 procent bestaan.
96 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007
Overgewicht, klasse en cultuur Inkomensverschillen naar herkomstgroepering, mannen, 2003
Investeren in voorkomen schooluitval Beleid gericht op vermindering van de opleidingsachterstand van niet-westerse allochtonen kan de bestaande ongelijkheid reduceren. Beleidsmaatregelen tot nog toe waren vooral op basisscholen gericht. Het nieuwe beleid zal ook voorzien in maatregelen om de omvangrijke uitval in het voortgezet onderwijs van met name allochtone leerlingen terug te dringen. Hendrika Lautenbach en Ferdy Otten Bron: Sociaaleconomische trends, 2e kwartaal 2007, Inkomen allochtonen blijft achter door lagere opleiding
97 Masterscriptie Sociologie - Jantine Hartman - Universiteit van Amsterdam – 2007