EURO-LATIJNS-AMERIKAANSE PARLEMENTAIRE VERGADERING
URGENTIERESOLUTIE: over het standpunt van Europa en LatijnsAmerika omtrent het klimaat en klimaatverandering in het kader van de klimaattop 2015 in Parijs (COP21) gepresenteerd door Cecilia Castro Márquez (Parlandino) en Ernest Urtasun (Europees Parlement)
met medewerking van de Europese component (Europees Parlement) van de Euro-LatijnsAmerikaanse Parlementaire Vergadering (artikel 8, lid 3, van het Reglement)
Vrijdag, 5 juni 2015 - Brussel AT\1063925NL.doc
NL
PEAP101.804v02-00
NL
Resolutie van de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering over "Het standpunt van Europa en Latijns-Amerika omtrent het klimaat en klimaatverandering in het kader van de klimaattop 2015 in Parijs (COP21)"
De Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering, 1.
erkent dat de aanstaande COP21 van cruciaal belang zal zijn om vóór 2020 een ambitieuze, transparante en juridisch bindende wereldwijde klimaatovereenkomst te bereiken die van toepassing is op alle partijen en in overeenstemming met de wetenschappelijke klimatologische gegevens, de internationale mensenrechtenverplichtingen en de beginselen van het VN-Klimaatverdrag, met name het beginsel van gezamenlijke, maar verschillende verantwoordelijkheden en de respectieve capaciteiten gezien de verschillende nationale omstandigheden en de voortdurend evoluerende mondiale economische en geopolitieke omstandigheden;
2.
verzoekt de regeringen van beide regio's en de instellingen van de EU het onderlinge partnerschap te versterken met het oog op een eerlijke en ambitieuze wereldwijde klimaatovereenkomst, rekening houdende met het feit dat de collectieve internationale inspanningen nog ver beneden niveau zijn om de 2 ºC-doelstelling te kunnen bereiken, en rekening houdende met het gedeelde belang van beide regio's bij een spoedige verwezenlijking van deze doelstelling, met de inspanningen voor het bereiken van overeenstemming in de CELAC over een gezamenlijk standpunt ten aanzien van het VN-Klimaatverdrag, alsook met het enorme potentieel van de verscheidenheid aan biregionale opinies voor de bevordering van een ambitieuze agenda;
3.
wijst op de cruciale rol van parlementsleden met betrekking tot klimaatverandering en op de belangrijke functie die zij kunnen vervullen in een biregionaal partnerschap om het hoofd te bieden aan klimaatverandering, met de participatieve en democratische steun van alle burgers en niet-overheidsactoren, waaronder steden en nationale en lokale autoriteiten; herinnert eraan dat Europa zich ertoe heeft verbonden de leiding te nemen in de strijd tegen klimaatverandering en een impuls te geven aan de totstandbrenging van een koolstofarme economie, die gebaseerd is op een langetermijndoelstelling van een vermindering van broeikasgassen met 80 % tot 95 % tegen 2050, en op de Europa 2020-doelstellingen met betrekking tot de vermindering van broeikasgassen, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie; verzoekt de Europese Commissie initiatieven in te dienen voor de vaststelling van een ambitieus kader voor klimaat en energie tegen 2030 als bijdrage van de EU aan de sluiting van een mondiale overeenkomst over klimaatverandering tijdens de klimaattop in Parijs;
4.
spoort de landen er krachtig toe aan strategieën, wetshandelingen en realistische en meetbare maatregelen uit te werken en toe te passen met het oog op een omschakeling naar een veerkrachtige koolstofarme economie vóór 2050, in overeenstemming met een mondiale koolstofbegroting, met als doel om de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde onder de 2 ºC te houden; benadrukt dat de regeringen en instellingen van het internationale systeem moeten zorgen voor mechanismen en organen voor de aansturing van het milieubeleid, met name wat betreft het ontwerp, de uitvoering en evaluatie van de overheidsmaatregelen op dit gebied;
PEAP101.804v02-00
NL
2/6
AT\1063925NL.doc
5.
onderstreept hoe belangrijk het is op zoek te gaan naar een nieuw paradigma van menselijk welzijn waarmee het hoofd kan worden geboden aan de dubbele uitdaging van de strijd tegen klimaatverandering en de bevordering van gelijkheid en sociale cohesie; spoort de regeringen ertoe aan de biregionale uitwisseling te versterken met concepten als "kwaliteit van leven" en thema's die verband houden met de omschakeling naar een veerkrachtige koolstofarme samenleving; is van oordeel dat de mondiale omschakeling naar lagere emissies grote kansen kan bieden voor het versterken van de Europese, Latijns-Amerikaanse en wereldeconomie; meent voorts dat de bestrijding van de klimaatverandering grote positieve effecten heeft op het welzijn van de burgers; wijst er echter op dat een vertraging van deze omschakeling zal leiden tot hogere totale kosten en minder mogelijkheden om de emissies op doeltreffende wijze te beperken en in te spelen op de gevolgen van de klimaatverandering;
6.
neemt in het kader van het biregionaal strategisch partnerschap de verantwoordelijkheid op zich voor de handhaving van het actieplan 2015-2017 van de EU en CELAC en voor de doeltreffende tenuitvoerlegging en doorlopende verbetering van het programma Euroclima;
7.
roept de staats- en regeringsleiders van beide regio's ertoe op zich met meer vastberadenheid in te zetten voor de vermindering van broeikasgasemissies door interne maatregelen aan te nemen en innovatieve en passende mechanismen en initiatieven ter bevordering van de biregionale samenwerking te ondersteunen, om zo in een geest van wederzijdse steun en samenwerking het hoofd te bieden aan klimaatverandering;
8.
vraagt de regeringen van beide regio's toe te zien op grotere samenhang tussen de verklaringen ten aanzien van klimaatverandering op internationaal niveau en tussen de interregionale, intraregionale en nationale beleidsmaatregelen;
9.
verzoekt de staten hun op nationaal niveau vastgestelde bijdragen op passende wijze te presenteren – zodat zij vóór Parijs in het kader van het VN-Klimaatverdrag kunnen worden geëvalueerd – en te voldoen aan ambitieuze en billijke verbintenissen die de 2 ºC-doelstelling binnen bereik houden; dringt erop aan dat de op nationaal niveau vastgestelde bijdragen in overeenstemming zijn met de beginselen van het klimaatverdrag, dat zij meetbaar, billijk en verifieerbaar zijn en dat zij met medewerking van de parlementen en het maatschappelijk middenveld worden ontworpen en uitgevoerd;
10.
vraagt de regeringen aanpassing en mitigatie in het kader van de overeenkomst van 2015 op evenwichtige wijze te benaderen, aangezien beide regio's zich ervoor inspannen de temperatuurstijging onder de 2 ºC te houden terwijl zij met steeds meer klimaateffecten te kampen hebben, en aangezien aanpassing aan de toenemende klimaateffecten van cruciaal belang is voor Latijns-Amerika en de Cariben;
11.
staat op strenge normen in de overeenkomst van Parijs met solide garanties voor een daadwerkelijke beperking van de temperatuurstijging tot maximaal 2 ºC, die universeel van toepassing zijn en het toezicht op de vorderingen vergemakkelijken; vraagt de onderhandelende partijen toe te zien op technische dienstverlening met betrekking tot het beheer van het toezicht, de verslaglegging en de controle van broeikasgasemissieinventarissen in ontwikkelingslanden;
AT\1063925NL.doc
3/6
PEAP101.804v02-00
NL
12.
spoort de regeringen ertoe aan de doeltreffende, voorspelbare en duurzame financiering van het Wereldmilieufonds af te ronden door een routekaart overeen te komen voor de toekenning en beschikbaarstelling van passende middelen, om te kunnen voldoen aan de toezegging van klimaatfinanciering op lange termijn tegen 2020 ten bedrage van 100 000 miljoen USD, die jaarlijks in de vorm van publieke en private financiering aan het Wereldklimaatfonds moet worden toegekend, waarbij de uitbetalingen door het fonds op eerlijke, transparante en niet-discriminerende wijze verlopen en ten goede komen aan ontwikkelingslanden, met name aan kwetsbare bevolkingsgroepen en gemeenschappen;
13.
dringt erop aan dat gendergelijkheid systematisch als horizontale kwestie deel uitmaakt van de onderhandelingen over het VN-Klimaatverdrag en als operationeel beginsel wordt verankerd in de nieuwe klimaatovereenkomst, en dat gendergelijkheidsbepalingen worden opgenomen in de operationele en organische richtsnoeren van het Wereldmilieufonds, rekening houdende met de rechten, behoeften, capaciteiten en kennis van vrouwen;
14.
spoort de Europese instellingen en de regeringen van beide regio's ertoe aan schade en verlies als gevolg van de klimaatverandering in bijzonder kwetsbare ontwikkelingslanden – waaronder die in Midden-Amerika – dringend aan te pakken; vraagt de regeringen van beide regio's mee te werken aan de toepassing van het internationaal mechanisme van Warschau voor het dekken van schade en verlies;
15.
pleit voor de ontwikkeling van brede en interinstitutionele strategieën ter voorkoming van klimaatverandering en andere milieuproblematiek, op basis van publieksvoorlichting; benadrukt dat overgeleverde kennis daarbij een belangrijke component moet vormen voor een harmonische relatie met de natuur en de bescherming van het milieu, en voor de ontwikkeling van een cultuur van preventie en mitigatie vanuit het onderwijs;
16.
onderstreept de noodzaak van het voorkomen van ontbossing – met name een grotere verwoesting van de tropische wouden – en van de toekenning van steun aan de landen van Latijns-Amerika en de Cariben via programma's en mechanismen die gericht zijn op de bescherming van deze ecosystemen, met inbegrip van de traditionele kennis van inheemse volkeren, de waarborging van de voordelen voor de biodiversiteit en het leven van inheemse en lokale volkeren, en de uitwisseling van kennis via onderwijs;
17.
erkent de bijzondere rol van de Latijns-Amerikaanse landen bij het verlagen van de emissies die voortvloeien uit de ontbossing en de aantasting van bossen en verzoekt alle deelnemers te helpen een eerlijke overeenkomst te bereiken over beschermingsmechanismen voor de beboste gebieden van Latijns-Amerika, waarmee sociale en milieuwaarborgen volledig worden toegepast;
18.
roept de regeringen van de EU en Latijns-Amerika en de Cariben ertoe op de bestaande verenigingen met betrekking tot klimaatverandering te versterken en nieuwe, soortgelijke verenigingen op te richten die in overeenstemming zijn met het Compromis van Genève inzake de mensenrechten en klimaatverandering, en daarbij meer financiële steun te bieden voor ontwikkeling en voor de overdracht van kennis en technologie;
PEAP101.804v02-00
NL
4/6
AT\1063925NL.doc
19.
spoort de geïndustrialiseerde landen ertoe aan andere landen te helpen bij de aanpassing aan de klimaatverandering en financiële steun te bieden voor nationale actieprogramma's voor aanpassing, en daarbij met name voorrang te verlenen aan aanpassing op basis van de gemeenschap en aanpassing op basis van het ecosysteem; merkt op dat eveneens voorrang moet worden verleend aan financiële en technische samenwerking waarmee de overdracht van schone technologieën en de uitwisseling van informatie, deskundigen en professionals wordt vergemakkelijkt; verzoekt de landen die in aanmerking willen komen voor steun de juiste omstandigheden te creëren voor een ongehinderde planning, uitvoering en controle van de projecten; erkent dat de ontwikkelingsgemeenschap, de OESO en de Commissie voor ontwikkelingsbijstand (DAC) van de OESO een belangrijke rol hebben te vervullen door nauw met belanghebbenden en relevante organisaties samen te werken aan de evaluatie en mitigatie van de ernstigste door de mens veroorzaakte effecten van de klimaatverandering, die hoogstwaarschijnlijk – zelfs wanneer de opwarming tot maximaal 2 ºC beperkt blijft – complex zullen zijn;
20.
dringt er bij de regeringen op aan dat zij middelen toewijzen en de wetenschappelijke en technologische samenwerking stimuleren; spreekt haar waardering uit voor alle inspanningen op het gebied van energie-efficiëntie en voor de aanzienlijke groei van het aandeel elektriciteit in de structuur van de Europese, Latijns-Amerikaanse en Caribische energiemix dat afkomstig is van hernieuwbare bronnen;
21.
benadrukt dat technologie voor mitigatie en aanpassing van groot belang zal zijn, zelfs als de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde onder de 2 ºC blijft, en is voorstander van horizontale overheidssteun voor het werkprogramma van Nairobi, dat tijdens de COP11 in het kader van het VN-Klimaatverdrag werd vastgesteld met het doel om de overdracht van technologieën verder te stimuleren en de gerelateerde O&O te vergemakkelijken;
22.
verzoekt beide regio's zich opnieuw te buigen over het door de Ecuatoriaanse regering voorgestelde initiatief Yasuni/ITT, dat erin bestaat circa 856 miljoen olievaten in het gelijknamige milieureservaat te behouden en dus niet te exploiteren, en waarvoor Ecuador de ontwikkelde landen reeds om medewerking heeft verzocht, maar niet de gewenste steun heeft gekregen; herinnert er eveneens aan dat de regeringen bevoegd zijn te beslissen over het behoud of de exploitatie van de natuurlijke rijkdommen onder hun soevereiniteit en plannen en projecten uit te voeren die het meest geschikt zijn om de 2 ºC-doelstelling binnen bereik te houden, lokale gemeenschappen te ondersteunen en de CO2-uitstoot vóór 2050 volledig uit te bannen;
23.
is van oordeel dat de publieke financiering moet worden geheroriënteerd en gemobiliseerd – rekening houdende met nationale bijzonderheden en omstandigheden – met het oog op de bevordering van koolstofarme technologieën, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, energie-efficiëntie en duurzame plattelandsontwikkeling, zodat de broeikasgasemissies kunnen worden verlaagd, de omschakeling naar een koolstofarme economie kan worden vergemakkelijkt en zowel de brede toegang tot schone energie als de voedselzekerheid kunnen worden gewaarborgd;
24.
vraagt de Strategische Raad van de investeringsfaciliteit voor Latijns-Amerika (LAIF) de criteria en richtlijnen met betrekking tot de transparantie en toegang tot informatie
AT\1063925NL.doc
5/6
PEAP101.804v02-00
NL
over investeringsprojecten duidelijk te omschrijven; merkt op dat bij deze verduidelijking rekening moet worden gehouden met milieueffectbeoordelingen die overwegingen omvatten over de mensenrechten en over een verlaging van de broeikasgasemissies; 25.
dringt er bij de regeringen op aan dat zij communicatiekanalen onderhouden voor politieke dialoog en interinstitutionele koppeling met interparlementaire mechanismen en podia, om zo te verzekeren dat de geïntegreerde regionale parlementen en interparlementaire organen die onder meer bestaan uit vertegenwoordigers van de wetgevende macht deelnemen aan de beleidsvorming op het gebied van klimaatverandering, duurzame ontwikkeling, milieubescherming en biodiversiteit;
26.
wenst dat ook burgers, vrouwenorganisaties, inheemse gemeenschappen en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld uit beide regio's deelnemen aan de tijdens de top van Santiago de Chile opgestarte dialoog tussen de Europese Unie en CELAC over duurzame ontwikkeling, milieu, klimaatverandering, energie en biodiversiteit; merkt in dit verband op dat de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering momenteel het ideale forum is om deze dialoog te stimuleren, versterken en voeden.
PEAP101.804v02-00
NL
6/6
AT\1063925NL.doc