Over het niet in de steek laten van Joden en Palestijnen Anna Karin Hammar van de Kerk van Zweden
Mijn relatie met Joden en Palestijnen, mijn visie op – en mijn begrip voor- dit onderwerp, gaat terug op een persoonlijke ervaring tijdens een privé bezoek aan Praag en een bezoek daar aan de oudste synagoge van de stad. Die dag in de negentiger jaren staat me helder voor ogen toen ik daar stond in misschien wel de oudste synagoge van Europa en bad tot God om mijn hart te openen opdat ik nooit de Joden noch de Palestijnen in de steek zou laten. Door leven en werk had ik nauwe contacten gehad met zowel Joden als Palestijnse Christenen. Als studentenpastor in Lund in de tachtiger jaren had ik radicale joodse studenten uit Amerika ontmoet die zich ook zeer grote zorgen maakten over wat er in Jeruzalem gebeurde wat betreft de stichting van illegale nederzettingen in en rondom de stad. In de negentiger jaren leerde ik een aantal leden van de Joodse gemeente in Malmö kennen die deel uitmaakten van een interreligieus netwerk en die bij elkaar kwamen in elkaars geestelijk huis. Mijn eerste bezoek aan Palestina en Israël was in 1988, drie maanden na het begin van de Intifada op de Westoever, de opstand tegen het Israëlische bezettingsbeleid. Mijn gids was toen Doris Salah, algemeen secretaris van de YWCA(Young Women’s Christian Organization) die me op het vliegveld afhaalde en me al onderweg naar Jeruzalem aanwees waar de Palestijnse dorpen waren geweest; zij vertelde me ook over de herinneringen aan de Nakba, de Catastrofe in 1948/49, toen de Palestijnen vluchtelingen werden, een verdreven volk. Het gevoel van verdreven en in de steek gelaten te zijn werd nog sterker door de bezetting in 1967 van de Westoever, Oost-Jeruzalem, Gaza en de Golan Hoogte tijdens de zesdaagse oorlog, in het Arabisch Naksa, de ‘Tegenslag’ genoemd. (1) Op die dag, in de oude synagoge in Praag, bad ik dat ik, deel uitmakend van de westerse, anti-Joodse christelijke traditie, nooit de Joden in de steek zou laten en dat mijn liefde voor het Palestijnse volk en de Palestijnse christenen die ik tijdens mijn jaren bij de Wereldraad van Kerken had leren kennen, net zo trouw
zou zijn. Dat gebed heb ik steeds weer opnieuw moeten herhalen. Het is voor een west Europese christen, wiens geschiedenis beide volkeren zo vaak in de steek heeft gelaten, geen gebed om gemakkelijk aan te beantwoorden.
De Joden in de steek laten Mijn vader was een overtuigde antinazi. En toch werpt de Holocaust en zes miljoen vermoorde Joden een schaduw over alle Europese christenen. De ‘Judensau’, de joodse zeug in de kathedraal van Uppsala, is een beeld in de volkskunst volgens de anti christelijke traditie, die sinds het vroegste christendom daarvan deel uitmaakt. Anti judaïsme moet niet verward worden met antisemitisme, een term die noch door de VN noch door de EU gebruikt en gedefinieerd wordt, maar vaak geassocieerd wordt met de rassenveredelingsleer en de rassenbiologie van de achttiende en negentiende eeuw. De christelijke kerk heeft gedoopte Joden altijd omarmd, maar het anti judaïsme binnen de kerk is zonder twijfel een stimulans geweest voor latere antisemitische uitbarstingen, gebaseerd op rassenbiologie. Dit inzicht bracht de dominee van Malmö er toe in alle kerken van de gemeente Malmö op Goede Vrijdag te verbieden de Improperia te zingen. (2) Deze worden traditioneel op Goede Vrijdag gezongen en bestaan uit beschuldigingen dat Christus’ eigen volk, over het algemeen gezien als Joden, degenen waren die Jezus vermoord hebben. Er zijn ook sporen van deze beschuldigingen in het Nieuwe Testament; Mattheüs zegt: En het hele volk antwoordde, “Zijn bloed kome over ons en onze kinderen!” (Mat. 27: 25). Die woorden zijn ooit zo begrepen dat de Joden verantwoordelijk waren voor Jezus’ dood. (3) De beschuldigingen, verwoord in de Improperia komen waarschijnlijk uit het apocriefe evangelie volgens Petrus waarin de Joden de ter doodbrenging van Jezus uitvoeren en niet de Romeinse bezettingsmacht, zoals in de vier evangeliën van het Nieuwe Testament. (4) Het Nieuwe Testament is niet antisemitisch. Het antisemitisme komt pas later. In het Nieuwe Testament zijn het meestal Joden die hun gevoelens de vrije loop laten over hun haat tegenover Joden. Ook als andere vertalingen en interpretaties de term ‘hoi loudaioi’ in het Johannes evangelie een aantal struikelblokken uit de weg kunnen ruimen, is het toch uiterst duidelijk dat de
oorspronkelijke tekst stof voor een ernstig conflict bevat. (5) Het taalgebruik in het Nieuwe Testament beschuldigt de Joden en als die woorden gelezen worden buiten een intra joodse context, lijken ze zich los te maken van de Joden en alles wat joods is op een manier die heel anders is dan als ze in een intra joodse context gelezen worden. Hoe komt dat? Volgens mij komt het door het verwerken van de angst van mensen die in de vroege Kerk in Christus geloofden. Hij kwam naar zijn eigen huis en zijn eigen volk nam hem niet aan.(Joh 1:11). De Joden die niet in Jezus als de Christus geloofden, brachten angst teweeg onder de gelovigen die zich daarom van Joden distantieerden. Dit is de wortel van het conflict dat al in het Nieuwe Testament voorkomt. Het christendom scheidt zich af van het judaïsme, op zo’n manier dat het leidt tot groeiende vijandschap. (6) Het Marcus evangelie, het oudste van de vier Evangeliën, hanteert hier het zogenaamde Messiaanse geheim, namelijk dat Jezus zijn volgelingen gebiedt te zwijgen over zijn Messiaanse missie. Het feit dat hij de Messias is zal pas later onthuld worden. (7) Misschien koesteren zij de hoop dat er in die tussentijd meer Joden in Jezus als de Messias zullen gaan geloven. (8) Het Johannes evangelie, opgeschreven in ongeveer het jaar 90, geeft het meest ernstige conflict weer. Paradoxaal genoeg toont Johannes zijn oprechte waardering voor het joodse leven en voor de heilige joodse feesten, maar ook grote vijandigheid. Het is dan duidelijk dat er veel Joden zijn die niet in Jezus geloven als de Christus. (9) Vijandschap tegenover niet-gelovigen neemt toe. De joods-christelijke dialoog heeft sinds die tijd vooral geprobeerd iets te doen aan de schadelijke gevolgen van die vijandschap. Hoewel de huidige situatie in vele delen van de wereld op het tegendeel lijkt te wijzen, ben ik er nog steeds van overtuigd dat wij in een tijd leven dat exegetische nederigheid een mogelijkheid biedt. Het hoeft niet of/of te zijn, goed of fout. Er is ruimte voor meerdere interpretaties van God en van het Leven. Ik denk dat het idee van één en slechts één Waarheid de geschiedenis der mensheid meer dan wij werkelijk kunnen begrijpen, vertroebeld heeft. In mijn proefschrift voor mijn promotie over dopen, worstel ik ermee de doop te zien als een belangrijke daad voor christenen zonder mij te vervreemden van anderen die niet gedoopt zijn en die zich niet geroepen voelen christen te
worden maar zich op een andere manier identificeren. Zij kunnen joden, moslims, boeddhisten, atheïsten of iets anders zijn. (10) Het begrip persoonlijk universalisme dat ik aantrof in de publicaties van Ola Sigurdson, heeft me geholpen in te zien dat wij, als christenen een allesomvattende, universele kijk op het leven en op ons bestaan kunnen omarmen afhankelijk van ons persoonlijke verhaal. Dat is onze bijdrage om de wereld beter te maken. Andere tradities hebben hun eigen verhalen. Samen zoeken wij de Waarheid en wij zoeken God die groter is dan wij ooit kunnen begrijpen of ons kunnen voorstellen. Alle religies en alle tradities hebben vandaag de dag bescheidenheid nodig wat betreft hun aanspraken op de Waarheid. We kunnen kandidaten voor de Waarheid voorstellen, maar wij kunnen die Waarheid niet bezitten. God is groter. (11) Mijn vriend Hans Ucko heeft het directer gezegd: “Ben ik Gods favoriet? Dat is passé. (12). Dat betekent: zou één speciale religieuze groepering vóór in de rij staan voor God? Dat is niet langer een realistische gedachte. Kortom, hoe reageren we op die mensen die niet geloven wat ik geloof, die niet geloven zoals de ‘wij’ die ‘wij’ omarmen? Dat is, volgens mij, precies de kern van anti-judaïsme in de Kerk. Uit het pijnlijke besef dat niet iedereen hetzelfde gelooft, komt de identiteit van de christelijke Kerk tevoorschijn, tegen de toenemend negatieve achtergrond van praktiserende joodse gelovigen. De westerse Kerk heeft, volgens Katharina von Kellenbach, de Joden of tot zondebok gemaakt of alles wat joods is afgeschilderd als negatieve achtergrond voor de positieve interpretatie van alles wat christelijk is, of door gewoon het jodendom als achterhaald te beschouwen, aangezien zij die voorbestemd zijn voor verlossing nu onder de christenen te vinden zijn. (13) Dit is waar het begrip “vervangingstheologie” opduikt. De christelijke kerk vervangt het jodendom. Wat wij ‘vervreemden’ kunnen noemen is in de geschiedenis van de westerse beschaving tot de dood toe toegepast: op de manier zoals we nu zien dat de zogenaamde Islamitische Staat en al Qaeda groepen mensen met een ander geloof vervolgen en vermoorden, alleen maar vanwege hun geloof. En hier vallen zelfs mensen met andere moslimtradities onder. Augustinus (353- 430) was de eerste die opmerkte dat het voortbestaan van de Joden een ‘product’ van God zelf was. De Joden bleven Joden omdat God zelf dat wilde. God gebruikte hen als een opvoedkundig voorbeeld om te laten zien
wat er gebeurt met diegenen die Christus niet aanvaarden. Dit was een theologie van minachting. Hun rampspoed was het bewijs dat de Kerk gelijk had en de Joden, die Christus niet aanvaardden, ongelijk. Augustinus wilde nog wel zover gaan om de Joden die de Heilige Schrift verder droegen, te zien als bibliothecarissen van de christelijke kerk, en die voorzagen van de oude, Bijbelse literatuur. (14) Met Maarten Luther (1483-1546) bereikt het anti-judaïsme van de Kerk haar climax. Zijn tamelijk late werk “Over de Joden en hun leugens” (1543) wordt bijna woord voor woord, als ik me niet vergis, in Hitlers Mein Kampf gebruikt. Het is pijnlijk om te lezen en voor de Joden om het slachtoffer te zijn van een dergelijk systeem van vervolging en moord was een hel- en bijna precies zo herhaald tijdens de Kristalnacht. Eerder in zijn leven had Maarten Luther een boek geschreven over de Joden waarin hij welwillender tegenover hen stond, namelijk “Dat Jezus Christus als Jood geboren werd”(1523). (15) Misschien dacht hij dat de Joden zich, door de Reformatie, zouden bekeren tot het christelijke geloof. Toen dat niet gebeurde keerde hij zich, kokend van woede, tegen hen. In Nazi Duitsland verwierpen de zogenaamde Bekennende Kirche en Dietrich Bonhoeffer de Jodenvervolging, maar zij waren met te weinigen om echt verschil te maken. Het leidt geen twijfel dat de overheersende indruk bestaat dat de westerse christelijke Kerk de Joden in de loop van de geschiedenis in de steek heeft gelaten tijdens verschillende perioden van vervolging. De Palestijnen in de steek laten Mijn eerste contacten met het Palestijnse volk vonden vooral plaats via christenen. Christenen vormen vandaag de dag een minderheidsgroep onder de Palestijnen, maar het is wel een groep met een tweeduizend jaar oude Kerktraditie. (16) En hier komen we bij het bedrog van de westerse Kerk. Wij christenen in het westen hebben de Palestijnse kerkgeschiedenis verwaarloosd. We hebben deze ononderbroken christelijke aanwezigheid in het Heilige Land vanaf het eerste Pinksterfeest, niet herkend. De christelijke Palestijnen zijn er trots op dat zij daar nog steeds leven. Nora Kort schrijft in het laatste nummer van de Cornerstone: “ Ik kom uit een familie die diep geworteld is in Jeruzalem en wij leven daar sinds de tijd van het
eerste Pinksterfeest”. (17) De christenen in Bethlehem voelen dat net zo en ook in de dorpen waar altijd christenen geleefd hebben zoals onder andere Taybeh en Ein Arik. Eén van de meest perfide daden die de westerse christenen gepleegd hebben is natuurlijk de Kruistocht van 1099 toen Joden, orthodoxe christenen en moslims vermoord zijn, en wel allen in een even grote razernij. Dit was een ‘voorspel’ voor datgene wat de orthodoxe christenen in de vroege dertiende eeuw in Constantinopel zou overkomen. Mitri Raheb, een Palestijnse theoloog en directeur van culturele instellingen en een universiteit in Bethlehem, heeft in februari van dit jaar Zweden bezocht ter gelegenheid van het Uppsala Theologie Festival. Zijn bezoek trok veel publieke belangstelling. Mitri Raheb associeert de blijvende aanwezigheid van het Palestijnse volk niet alleen met de christelijke Palestijnen maar met Am Haaretz, het volk van het Land. Hij maakt deel uit van een onderzoekstraditie met haar wortels in de Palestinian Oriental Society, gesticht in 1920. Deze onderzoekers waren ervan overtuigd dat het volk van het Land en de Palestijnse boeren in het bijzonder, het levende erfgoed vertegenwoordigden van het geheel aan oude beschavingen die ooit in Palestina bestaan hebben. De leden van deze internationale onderzoeksgroep vermelden in het bijzonder de Kanaänietische, de Filistijnse, de Hebreeuwse, de Nabatese, de Syro-Aramese en de Arabische beschaving. (18) Voor hen was Palestina niet ‘een land zonder een volk’. (19) De Palestijnen waren de afstammelingen van het volk van het Land. De Palestijnen (Joden, Christenen en Moslims in gelijke mate) zijn Am Haaretz. Niet als nationalistische ideologie maar als intellectuele dialoog, meer op het terrein van sociologie en etnologie dan van politieke wetenschappen. Maar de Palestijnen zouden duur moeten betalen voor de zonden van Europa tegen de Joden. Mitri Raheb schrijft: “… de hele discussie om de Palestijnse boeren als erfgenamen van het land en van eerdere beschavingen te beschouwen, ging totaal verloren”. (20) In plaats daarvan werden er door Jurgen Moltmann en Paul van Buren post-Holocaust theologieën ontwikkeld gebaseerd op Karl Barth’s idee dat de Joden van nu het Bijbelse Israël vertegenwoordigen. (21) Joden werden gelijkgesteld met het Bijbelse Israël zonder hen te onderscheiden van de moderne staat Israël.
Het gevolg van de Nakba, de Catastrofe, is dat de Palestijnse aanwezigheid in het land onzichtbaar is gemaakt en dat zij verdreven zijn. Niet minder dan 419 dorpen zijn verwoest en grote aantallen Palestijnen werden vluchteling. Maar velen bleven ook. (22) De bezetting van wat er over is van Palestina, begint in 1967. Weer een terugslag, Naksa in het arabisch. Het Kairos document uit 1999 zegt duidelijk dat de bezetting een zonde is tegenover God. (23) De vraag is echter of de oudsecretaris generaal van de MECC ( Middle East Council of Churches) niet gelijk heeft als hij zegt: “ Het allerergste voor de Palestijnen is dat God hun lijden heeft gesanctioneerd”. (24) En hierin hebben de christenen in de westerse wereld de Palestijnen vaak in de steek gelaten, door toe te laten dat zij, naar goddelijk recht, verdreven en beroofd zijn van hun land en ook beroofd van een leven in vrijheid en waardigheid. Verwijzend naar het religieuze debat over de joodse affiniteit met het Heilige Land en door dit te gebruiken in een politieke context, hebben westerse christenen de verdrijving van de Palestijnen vaak gezien als een noodzakelijk onderdeel van Gods plan. In politieke zin heeft het Westen de Palestijnen in de steek gelaten door heel wat VN resoluties te produceren die echter nooit uitgevoerd zijn, vaak geblokkeerd door Israël samen met de VS die het vetorecht heeft. Al in 1917 spreekt de Balfour declaratie in simpele Brits-koloniale taal over een nationaal tehuis voor de Joden, en “ het moge duidelijk zijn dat er niets zal gebeuren dat de burger- en de religieuze rechten van bestaande niet-joodse gemeenschappen zal schaden.” Met andere woorden, niets mag de rechten van de lokale bewoners negatief beïnvloeden. (25) Een ernstig verraad van westerse christenen tegenover de Palestijnen is daarom het christen zionisme, dat verkondigt dat de Joden, op grond van Gods beloften en Gods soevereine keuze, een God gegeven recht hebben op het Land. Door in 2001 het document God’s Ways te tekenen, heeft de Generale Synode van de Kerk van Zweden zich gedistantieerd van het christen zionisme. Het Comité voor Oecumenische Zaken heeft heel duidelijk gezegd – en dat is nu het
beleid van de Kerk van Zweden- dat de landkwestie niet op grond van religieuze wetten en argumenten, noch op grond van historische wetten en argumenten opgelost kan worden, maar alleen op grond van internationaal recht. (26) Ten gevolge hiervan heeft de Algemene Synode van 2012, in volledige overeenstemming met het internationaal recht, de erkenning van Palestina als lidstaat van de VN gesteund, voordat de Zweedse regering in actie kwam om de staat Palestina te erkennen.
Van in de steek laten naar solidariteit Hoe ziet de weg van in de steek laten naar solidariteit eruit? Binnenkort kom ik toe aan een agenda met 7 punten, maar voordat ik dat doe wil ik er de nadruk opleggen dat er in Europa net zo hard gewerkt moet worden tegen het antisemitisme als tegen de bezetting en onderdrukking van het Palestijnse volk en wel voor beide met volle overgave. Ik bedoel hiermee dat, als de Palestijnen gevraagd wordt op te houden met hun anti joodse uitingen van de Kerk op het gebied van theologie, lofzangen en liederen en ermee te stoppen anti joodse dingen te legitimeren, dan moet de joods-christelijke dialoog in het Westen net zo goed gevraagd worden nadrukkelijk stelling te nemen tegen Israëls onderdrukking van de Palestijnen. Westerse christenen moeten ermee ophouden het Palestijnse christenen te verwijten dat het anti judaïsme, met name in de westerse kerk en met wortels in de westerse kerk, toeneemt. Eeuwenlang werd het Heilige Land niet gekenmerkt door pogroms maar door vreedzaam religieus samenleven en dat onder verschillende bezetters. Bovendien moet er volgens mij een machtsanalyse gemaakt worden. In zekere zin is dat wat Mitri Raheb doet in zijn boek Faith in the Face of Empire. Hij heeft het over de postkoloniale traditie en plaatst Israël in een lijn van wereldrijken en geeft een gedetailleerde beschrijving van de kenmerken van zo’n imperiumeen bevestiging van deze postkoloniale traditie vanuit het perspectief van dertig jaar leven onder bezetting en een poging om de realiteit waarin zijn gemeenteleden leven, te begrijpen. (28)
Mitri Raheb’s theologie is gekwalificeerd als ‘extreem contextueel’. (29) Ik kan alleen maar uit het voorwoord van één van Mitri Raheb’s 16 boeken citeren en wel uit dat over het beleg van Bethlehem: “Ik ben niet zeker of ik voorbestemd ben in moeilijke tijden boeken te schrijven. Maar in deze context wordt schrijven een daad van geweldloos verzet: verzet tegen moeten zwijgen, verzet tegen toeschouwer zijn en verzet tegen opgeven. Schrijven tijdens een blokkade overwint de blokkade die ons is opgelegd en publiceren terwijl die apartheidachtige muur gebouwd wordt, stelt mij in staat die muur als het ware te overstijgen. “ (30) Mitri Raheb’s theologie is contextueel en dat zijn die van al die anderen die hun mening geven over deze kwesties, ook- bewust of onbewust. Mitri Raheb’s theologie is niet extreem, de situatie is extreem en de last moet niet op Mitri Raheb’s schouders gelegd worden maar daar waar hij thuishoort, in postkoloniale terminologie: op het imperium( Israël) en op allen die de status quo willen handhaven of de situatie zelfs nog erger maken. (31) Hoe ziet de weg van in de steek laten naar solidariteit eruit? Behalve bidden, wat, volgens mij, de basis van alles is, stel ik een agenda van 7 punten voor: 1.
2.
3.
4. 5.
Zing de Improperia (gezangen voor Goede Vrijdag met verwijten aan het adres van de Joden) niet, tenzij met nieuwe woorden en ontdaan van anti-judaïsme! Maak een nieuwe uitgave van het Nieuwe Testament waarin de teksten begrip tonen voor Joden en andere minderheidsgroepen en waarin de taal inclusief is (bewaar de bestaande Bijbelversie maar stel andere bewoordingen voor, bv stel voor de teksten hardop te lezen in de dienst, zodat de Kerk de ethische verantwoordelijkheid op zich neemt voor hoe de teksten vandaag de dag klinken). Steun BDS, dwz boycot, desinvestering en sancties; dit kan, net als in Zuid- Afrika bijdragen om de onderdrukking op te heffen, in dit geval de bezetting van Palestina. (33) Erken een ieders recht in vrede, gerechtigheid en veiligheid te leven en binnen veilige grenzen, in Israël en Palestina. (33) Besteed zowel tijd als geld aan studiereizen en aan vriendschap met de christenen en met de kerken in Palestina en in het hele Midden Oosten. De situatie is daar kritiek, bijna hels.
6.
7.
Moedig aan dat er een Palestijns oecumenisch commentaar komt op de teksten voor het liturgische jaar- er is nog zoveel van de wereld van de Bijbel bewaard gebleven in de taal en in het leven van de mensen in Palestina en, zoals Mitri Raheb zegt, dit kan wel eens de laatste generatie van christelijke Palestijnen zijn om die traditie door te geven. Moedig een interreligieuze dialoog aan die nederigheid bij de exegese versterkt en ook het delen van kwetsbaarheid van alle mensen- en wijs nadrukkelijk iedere schending van menselijke waardigheid en van mensenrechten resoluut af, met inbegrip van antisemitisme, anti judaïsme en het ontzeggen van mensenrechten voor het Palestijnse volk. The Rev. Anna Karin Hammar, Th.D. Diocesan Officer of Pastoral Care and Spiritual Accompinament Initiator of the biannual Uppsala Festival of Theology Church of Sweden- The Diocese of Uppsala