*!!2'!.' s *5.) s .5--%2
PLEEGZORG Pleegouders ontvangen Koninklijke onderscheiding De burgemeester van Amstelveen, Jan van Zanen, reikte woensdag 29 april 2009 een Koninklijke onderscheiding uit aan Ruud en Thea de Smit uit Amstelveen. Dit vanwege hun jarenlange zorg voor pleegkinderen. Ruud en Thea de Smit vingen sinds 1980 in totaal elf pleegkinderen op. Zij zorgden er bovendien voor dat de kinderen contact bleven houden met hun eigen ouders. Het echtpaar De Smit besloot na bijna dertig jaar pleegouderschap vanwege hun leeftijd te stoppen met pleegzorg. Zie ook bladzijde 5.
Spirit vangt jonge slachtoffers mensenhandel op Ziekenhuis wil mishandeling tijdig signaleren De kracht van de Oriëntatiegroep Adolescenten
2 2 3
Pleegzorg benadert de natuurlijke gezinssituatie De laatste jaren zien we een verschuiving van de residentiële zorg naar de pleegzorg. In de jeugdzorg groeit namelijk het besef dat een kind beter af is in een gezin dan op een leefgroep. Deze verschuiving legt een druk op pleegouders. Enerzijds omdat er meer pleegouders nodig zijn om kinderen op te vangen. Anderzijds omdat er meer van pleegouders wordt verwacht. Zo ontstaan er vormen van pleegzorg waarbij hulpverlening een zwaarder accent krijgt.
Lees verder op blz. 5 DOO R : A N JA G E L D ERMAN S
Inspectie Jeugdzorg positief over De Koppeling De Inspectie Jeugdzorg publiceerde 11 mei haar rapport over het behandelklimaat in De Koppeling, het besloten behandelcentrum voor jongeren in Amsterdam. De inspectie stelt in haar zogenaamde entreetoets dat De Koppeling verantwoord omgaat met de rechtspositie van de jongeren, met het toezicht op de jongeren en de handelwijze bij incidenten. De entreetoets bestond uit gesprekken met jongeren, groepsleiders, gedragswetenschappers en afdelingshoofden. Ook bestudeerde de inspectie dossiers en verslagen. De jongeren gaven aan goed te weten waar ze aan toe zijn en zich bijzonder veilig te voelen in De Koppeling. De inspecteurs waren erg te spreken over de overgang van beheersing naar behandeling en over de goede sfeer binnen de Koppeling. Behalve complimenten zijn er ook aanbevelingen voor de Koppeling: meer maatwerk leveren voor de individuele jongere; jongeren en ouders duidelijker informeren over verlof en de mogelijkheid tot beroep; beter inschatten van risico’s rond verlof en toezicht; ‘Ik ben enthousiast over de inhoud van het inspectierapport’, aldus Laurent-Jan van den Bogaard, manager van de Koppeling. ‘De uitkomst is een flinke steun in de rug voor de medewerkers. De genoemde verbeterpunten hebben wij ter harte genomen. We werken er aan om ze binnen een half jaar te realiseren.’ Meer informatie: www.inspectiejeugdzorg.nl en www.dekoppeling.com
Meedoen allochtone jeugd door sport Amsterdam gaat subsidies verlenen aan vier instellingen die zich inzetten voor een sportende jeugd. De subsidies vallen onder het project “Meedoen allochtone jeugd door sport”, een gezamenlijk initiatief van de overheid en een aantal sportbonden. De doelgroep van het project is Amsterdamse jeugd van 4 tot en met 23 jaar. In het project ‘Meedoen’ is speciale aandacht voor islamitische en hindoestaanse meisjes, en voor jongeren voor wie een indicatie vanuit de jeugdzorg is afgegeven. De gemeente werkt hiervoor samen met Altra en Spirit. Van de sportvereniging wordt onder andere verwacht dat ze jongeren ondersteunen. Van de jeugdtrainers wordt verwacht dat ze ook over pedagogische kwaliteiten beschikken. Meer informatie: www.dmo.amsterdam.nl
Aanbesteding schoolmaatschappelijk werk
’Wees terughoudend met aanbesteden in de jeugdzorg’ Spirit won eind mei de aanbesteding van het schoolmaatschappelijk werk in Amsterdam. Daarmee deed het fenomeen aanbesteding ook zijn intrede in de jeugdzorg. Maar werkt aanbesteden wel in de jeugdzorg? En krijgen cliënten hierdoor betere hulp?
significant beter.’ Volgens Zuiver wordt de keuze vaak gemaakt achter een ambtelijk bureau door ambtenaren die onvoldoende referentiekader hebben. Een grote valkuil bij het aanbesteden is dat overheden te makkelijk kiezen voor de laagste prijs en niet voor kwaliteit. Verhoef van Spirit: proberen om tot nieuwe afspraken te komen. ‘Als je als alleen naar de prijs kijkt, ben je “penny Of je vraagt verschillende partijen of ze met een wise and pound foolish”.’ Maar die fout komt gezamenlijk aanbod willen komen. Je hoeft niet meteen de bestaande partij met alle opgebouwde ook voor rekening van de aanbieders, vindt hoogleraar Telgen. ‘Veel aanbieders schrijven contacten en kennis en ervaring te laten vallen.’ Zuiver is het daarmee eens: ‘Ook de klant is beter in onder de kostprijs. Ze denken dat als ze de opdracht eenmaal binnen hebben, ze daarna af met een partnership tussen opdrachtgever en nog wel een keer kunnen onderhandelen over –nemer. En juist in een samenwerkingsverband met meerdere partijen kun je vaak tot verdieping de tarieven. Maar zo zit marktwerking niet in elkaar. Vervolgens kan zo’n organisatie zijn komen.’ toezeggingen vaak niet nakomen met alle Quick Scan gevolgen van dien. Zo’n houding vind ik echt Wordt de hulp aan cliënten door aanbesteden een uiting van falend management.’ beter? Zuiver: ‘Ik denk dat de hulp niet beter Toch heeft aanbesteden ook voordelen, vindt wordt. Ook niet slechter overigens. Twee jaar Verhoef. ‘Als overheden vooraf goed nadenken terug liet het ministerie van VROM een “quick over wat ze willen en hoe ze dat willen scan” uitvoeren naar de gevolgen van het bereiken, kunnen ze hun beleid helderder aanbesteden. Daaruit bleek dat de producten krijgen en duidelijkere keuzes maken. Maar de 30 procent duurder waren geworden, maar niet vraagarticulatie is nog wel een leerproces.’
O
ver de wettelijke verplichting tot Europees aanbesteden bestaat al sinds de invoering veel gedoe, zegt Jan Telgen, hoogleraar Inkoopmanagement aan de Universiteit van Twente. Sinds 2004 hebben overheden de wettelijke plicht opdrachten boven de 206.000 euro Europees aan te besteden, hoewel de meningen verschillen of die plicht ook geldt voor het aanbesteden van een subsidierelatie. ‘Mensen vinden aanbesteden vaak ingewikkeld, tijdrovend en bureaucratisch. Maar dat ze dit zo ervaren, komt voor een groot deel door hoe overheden omgaan met de regels rondom aanbesteden. De regels zelf zijn niet zo ingewikkeld. Maar overheden maken er vaak een ingewikkeld proces van, waarbij ze aanbieders om veel informatie vragen vanuit het idee: beter mee verlegen dan om verlegen.’
Continuïteit De politiek gebruikt het instrument van aanbesteding nu vaak wanneer ze niet tevreden zijn over een partij, stelt Hans Zuiver, directeur van Combiwel, organisatie voor welzijnswerk en kinderopvang in Amsterdam, een sector die al langer met aanbestedingen te maken heeft. ‘Overheden besteden het werk vervolgens aan, waarna het naar een andere partij gaat. Het gevolg is dat de continuïteit wordt doorbroken en dat je als nieuwe partij vaak gedwongen bent het zittende personeel over te nemen. En dat zijn dan vaak ontevreden personeelsleden, omdat ze deel uitmaken van de organisatie die de aanbesteding heeft verloren.’ De kunst is dan om door andere aansturing en een andere bedrijfscultuur tot betere resultaten te komen, reageert Marienne Verhoef, lid raad van bestuur van Spirit, dat onlangs de aanbesteding van schoolmaatschappelijk werk heeft gewonnen en personeel zal overnemen van Bureau Jeugdzorg. Maar ook Verhoef vindt dat overheden terughoudendheid moeten betrachten bij aanbesteden. ‘Het kan verhoudingen flink onder druk zetten. Als je ontevreden bent over het werk van de bestaande partij, kun je ook
Europese aanbesteding moet leiden tot marktwerking in de jeugdzorg. De vraag is alleen of het product jeugdzorg zich net zo goed leent voor de marktwerking als kleding, diensten en tomaten.
1
DOO R : MA RT I N G E RRIT SEN
‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van tien instellingen voor de jeugdzorg, de kinderen jeugdpsychiatrie en het speciaal onderwijs in de stadsregio Amsterdam: Altra, Arkin, De Bascule, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, GGZ inGeest, HVO-Querido, MEE Amstel en Zaan, MOC ’t Kabouterhuis, REC BovenAmstel en Spirit. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen/TekstBeeld.Eu Kernredactie Sanne Bender (Spirit), Bernard Homans (REC BovenAmstel), Bertie van der Linden (Altra) Maurits de Jong (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Guda van Kappel (Arkin en GGZinGeest), Marc Onnen (HVO-Querido), Iris Clarkson (MEE Amstel en Zaan), Clara Vollaard (De Bascule), Inez Zuiderveld (MOC ’t Kabouterhuis) Redactie Guus de Beer (De Bascule), Rik van Beijma (Spirit) Hermien Buijse (Altra) Vaste medewerkers Michel van Dijk, Tamara Franke, Anja Geldermans. Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Sake Rijpkema en Wim Stevenhagen. Redactie-adres Jong aan de Amstel, Fred. Roeskestraat 73 1076 EC Amsterdam email:
[email protected] website: www.jongaandeamstel.nl Ontwerp en DTP Marjolein Lensink en Werner van der Loo Druk Heijnis & Schipper Drukkerij bv
Contactgegevens Altra Stationsplein 63, 1012 AB Amsterdam s INFO ALTRANL s WWWALTRANL
Ziekenhuis wil mishandeling tijdig signaleren Uit landelijk onderzoek blijkt dat 5 tot 10 procent van de kinderen die op de Spoedeisende Hulp komt, daar komt als gevolg van mishandeling. Het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis heeft daarom een werkgroep die moet zorgen dat medewerkers mishandeling ook als zodanig herkennen. Een gesprek met kinderarts Marian Sanders, tevens de voorzitter van de werkgroep.
Z
orgen dat medewerkers van de Spoedeisende Hulp alert zijn op signalen voor kindermishandeling, het signaleren van mishandeling, zorgen dat bij mishandeling het juiste traject wordt ingezet en het organiseren van een goed natraject. Dat streeft de werkgroep Kindermishandeling na. Naast kinderarts Marian Sanders maken ook het hoofd Spoedeisende Hulp, een van de kinderpsychologen, het verpleegkundig hoofd van de kinderafdeling, een chirurg van de Spoedeisende Hulp deel en een vertrouwensarts van het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, onderdeel van Bureau Jeugdzorg – red.) deel uit van de werkgroep.
den als het ziekenhuis vermoedt dat de kinderen getuige zijn geweest van huiselijk geweld. Dat betekent veel werk, beaamt Sanders, ‘Maar we moeten beseffen dat het gaat om kinderen die zich niet kunnen verweren. Dan is het onze taak als volwassenen om ervoor te zorgen dat deze kinderen de zorg krijgen die ze nodig hebben. Bedenkt daarbij ook dat ouders vaak niet expres mishandelen. Vaak is er sprake van onmacht, bijvoorbeeld door een verslaving of een slechte sociale situatie.’
Cijfers 2008 van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis s !ANTAL PATIÑNTEN OP DE SPOEDEISENDE HULP tot 17 jaar: 7260 s !ANTAL INGEVULDE SPUTOVOMA formulieren: 2100 s !ANTAL KINDEREN WAARBIJ IS OVERLEGD met het AMK: 36 s !ANTAL KINDEREN WAARBIJ IS OVERLEGD met de huisarts: 37 s !ANTAL MELDINGEN BIJ HET !-+
Sputovoma Signaleren van kindermishandeling gebeurt onder andere met het “Sputovoma-formulier”, legt Sanders uit. ‘We kijken of het letsel klopt met de verklaring die de ouders geven, we kijken of de ouders adequaat hebben gehandeld en of kinderen niet geregeld met een letsel op de spoedeisende hulp komen. Kijk, het kan gebeuren dat een kind per ongeluk theewater over zich heen heeft gekregen. We kijken dan of de brandwond inderdaad door theewater veroorzaakt kan zijn, maar ook of de ouders direct naar de Spoedeisende Hulp zijn gekomen. Dat is namelijk niet iets waar je drie dagen mee wacht. En als een kind drie keer per jaar met brandwonden op de Spoedeisende Hulp komt, is dat reden voor twijfel.’ Het klinkt allemaal erg logisch. Waarom is dan extra aandacht nodig? Sanders: ‘Er komen steeds nieuwe medewerkers op de Spoedeisende Hulp werken en die horen dit ook te weten. Het probleem is namelijk dat er te weinig aandacht voor dit onderwerp is op de algemene opleiding. Kijk, uit landelijk onderzoek blijft dat 5 tot 10 procent van de kinderen die op de Spoedeisende Hulp komt, daar komt als gevolg van mishandeling. Nou, zoveel halen wij er nog niet uit.’
Veel werk Als er inderdaad een vermoeden van mishandeling is, dan is het ziekenhuis verplicht dit te melden. Binnenkort is het ook verplicht te mel-
),,5342!4)% 7)- 34%6%.(!'%.
AMC de Meren - sector Jeugdpsychiatrie Nienoord 2, 1112 XG Diemen s WWWAMCDEMERENNL
DOO R : S U Z A N H I L HORST
De Bascule Academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie )*SBAANPAD #6 !MSTERDAM s INFO DEBASCULECOM s WWWDEBASCULECOM
GGZ inGeest - Jeugd en Jongerenpsychiatrie Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam s WWWGGZINGEESTNL
Spirit vangt jonge slachtoffers mensenhandel op
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam s INFO BJAANL s WWWBJAANL
HVO Querido 7IBAUTSTRAAT D $. !MSTERDAM s n INFO HVOQUERIDONL s WWWHVOQUERIDONL
Jellinek Mentrum - Jeugd Mentrum Aanmelding en Advies 2OETERSSTRAAT 7% !MSTERDAM s n AANMELDING MENTRUMNL s WWWMENTRUMNL
MEE Amstel en Zaan Vlaardingenlaan 1, 1059 GL Amsterdam s INFORMATIE MEEAZNL s WWWMEEAZNL
MOC ’t Kabouterhuis !MSTELDIJK ,+ !MSTERDAM s n INFO KABOUTERHUISNL s WWWKABOUTERHUISNL
REC BovenAmstel 3TATIONSPLEIN !" !MSTERDAM s INFO RECBOVENAMSTELNL s WWWRECBOVENAMSTELNL
Spirit Fred. Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam s INFO SPIRITNL s WWWSPIRITNL
Jaarlijks worden meisjes van over de hele wereld naar Nederland gesmokkeld om in de prostitutie te werken. Als de handelaren worden opgepakt, of de meisjes op een andere manier weten vrij te komen, hebben ze specifieke zorg nodig. Sinds begin dit jaar biedt Spirit deze hulp voor de kinderen.
ACM
Spirit werkt intensief samen met het Amsterdams Coördinatiepunt Mensenhandel (ACM). Schipper: ‘In de meeste gevallen komen de meisjes via het ACM bij ons terecht. Overdag gaan ze daar naartoe voor activiteiten of Nederlandse les. Daarnaast organiseert het ACM ook regelmatig dam’, vertelt Schipper. ‘Gelukkig kunnen we de bijeenkomsten om kennis over te dragen over Nederlandse slachtoffers van loverboys soms ook een bepaald thema. Daar hebben we erg veel ambulant begeleiden in plaats van residentieel. aan. Er komt zoveel bij kijken: cultuurverschillen, Op die manier hebben we iets meer ruimte.’ taalproblemen…’ Veel meegemaakt De meisjes blijven zes weken in de crisisopvang. De opvang van buitenlandse meisjes vergt extra Samen met de voogd en het ACM brengt Spirit aandacht: ‘De meiden hebben verschrikkelijke een advies uit over de vervolgplek. Schipper: dingen meegemaakt, maar omdat wij hun taal ‘Wat we willen is dat we meisjes zoveel mogelijk niet spreken is het moeilijk daarover te praten. kunnen doorverwijzen binnen Amsterdam. Deze We werken met betrouwbare tolken en proberen stad kennen ze al, en dat geeft rust. Maar: veel ook veel met non-verbale communicatie. Soms is hulpverleners vinden het nog spannend, die vraiemands behoefte heel simpel: een paar maanden gen zich af hoe het zit met de handelaren en de terug was hier een Chinees meisje dat haar hele veiligheid van hun groep. Daar moeten we nog kindertijd in de prostitutie had gewerkt. Zij bloei- goed over praten.’ de helemaal op door gewoon weer kinderdingen te kunnen doen, zoals tekenen en spelletjes.’ Meer informatie: www.spirit.nl
’H
et gaat niet alleen om buitenlandse kinderen die naar Nederland worden gesmokkeld. Ook loverboys die Nederlandse meisjes aan het werk zetten, zien we als mensenhandelaren’, legt Ruth Schipper uit. Ze is manager van een crisiscentrum van Spirit, speciaal voor meisjes van twaalf tot achttien jaar. ‘In verband met de veiligheid noem ik liever niet de naam van de afdeling. Meisjes komen hier om verschillende redenen; cultuurproblemen, misbruik, maar ook de verkeerde vriendjes...’ En daar komen nu de jonge slachtoffers van mensenhandel bij. Schipper: ‘Na een korte pilot, begonnen we begin dit jaar officieel met de opvang.’ Het centrum krijgt subsidie voor één bed en heeft inmiddels al vijf meisjes opgevangen. ‘Er bestond nog helemaal niets voor deze groep in Amster-
2
DOO R : TA MA R A F R A N K E
De kracht van de Oriëntatiegroep Adolescenten
’Het stimuleert door te gaan op de ingeslagen weg’ Wat doe je als jongere wanneer dagbehandeling je te zwaar lijkt en ambulante hulp te licht? Wat doe je als je niet weet welke hulp voor jou het beste is? Waar moet je heen met je angsten, je problemen op school of het feit dat je geen relatie aan kunt gaan? GGZ inGeest startte voor deze jongeren in november de “Oriëntatiegroep Adolescenten”. Jongeren van 18 tot en met 23 jaar krijgen hier dagbehandeling en ambulante hulp. Het is een open, laagdrempelige groep. Een soort duiventil van waaruit de jongeren uitvliegen naar de uiteindelijke hulpvorm.
dichtbij laat je iemand komen? Hoe voelt dat? Waarom zeg je niet eerder stop? Of hoe ga je met woede en kracht om? Sla maar eens zo hard mogelijk op een boksbal.’
Duiventil ‘De Oriëntatiegroep heeft een eigen functie’, vervolgt Zevering, ‘ook wanneer het een overbrugging is naar een therapievorm. Het is geen wachtkamer, maar eerder een duiventil waar jongeren zich kunnen oriënteren op een vervolgtraject. Uiteindelijk doel is de stagnatie te doorbreken die ze hebben op vlakken als bijvoorbeeld het vastlopen op school of moeite met het aangaan van vriendschappen of relaties.’ De Oriëntatiegroep is ontstaan vanuit vragen die er waren bij de ambulante psychische hulp en de dagtherapie. Zevering: ‘Er was behoefte aan een laagdrempelige groep met een constante instroommogelijkheid. Soms is ambulante hulp alleen niet voldoende, maar is dagbehandeling te zwaar. Deze nieuwe groep zit er tussen in. Maar ook voor mensen die de dagbehandeling gaan volgen is het soms goed om eerst de Oriëntatiegroep te doen om een beter beeld te krijgen van wat er van jou wordt verwacht als je aan dagbehandeling begint. Dat is namelijk een zwaar traject. En daarnaast is het ook een manier om een eventuele wachttijd te overbruggen. Niets is zo frustrerend als wachten op een behandelplek. Hier kun je meteen beginnen met het formuleren van je eigen doelen.’
In de gymzaal kun je oefenen in wat je grenzen letterlijk zijn. Hoe dichtbij laat je iemand komen?
Angsten en successen
‘I
k ben blij dat ik in de Oriëntatiegroep terecht kon’, zegt Esther. ‘Het is moeilijk te erkennen dat je problemen hebt en nog moeilijker om de stap te zetten om er wat aan te doen. En het demotiveert als je, zoals in mijn geval, een paar maanden moet wachten voordat er plaats is bij de therapie die het beste is. Ik zag de Oriëntatiegroep overigens niet als wachtkamer. Het had juist als een toegevoegde waarde. Ik had meer tijd om na te denken over waar ik aan begon. En de ervaring van een groep leeftijdsgenoten die allemaal wat hebben is heel prettig. Je voelt je minder alleen en minder afwijkend. Het heeft mij gestimuleerd om op de ingeslagen weg door te gaan.’
Passende behandeling ‘De Oriëntatiegroep is een groep waar adolescenten zich kunnen oriënteren op mogelijke psychotherapie’, vertelt Carla Zevering, coördinator en groepstherapeut van de Oriëntatiegroep. ‘Waar de deelnemers zich op oriënteren, verschilt per persoon. De een wil inzicht krijgen op een passende vervolgbehandeling. Wat houdt die behandeling in? Heb ik er voldoende “commitment” voor? De oriëntatiegroep kan ook een
‘Het is belangrijk dat jongeren van 18 tot en met 23 jaar ervaren hoe het is om met leeftijdsgenoten te praten over problemen en angsten. Maar ook over successen’, stelt Zevering. ‘Ze moeten zelf inbrengen wat hen bezighoud en met welke vragen ze worstelen. Deze leeftijdsgroep heeft naast de algemene psychische problemen heel specifieke eigen problemen die bij hun leeftijd en fase van het leven horen omdat hersenen uitrijpen tot het 25ste jaar. Daarbij kun je denken aan zaken als loskomen van de ouders, ontdekken wie je zelf bent, het functioneren in een nieuwe groep, wat je verder wil met je leven doen en hoe je omgaat met angsten.’ Sjoerd: ‘Mijn ambulante therapeut zei dat ik misschien baat kon hebben bij groepstherapie. Daar was ik zelf erg op tegen. Ik zag het helemaal niet zitten. Uiteindelijk stond ik er wel voor open om naar de Oriëntatiegroep te gaan om zo een indruk te krijgen van hoe groepstherapie gaat. Nu ben ik blij dat ik er een paar keer ben geweest, want ik weet nu heel zeker dat ik geen groepstherapie wil. Ik vond het ook een bijzondere ervaring om te merken dat meer leeftijdsgenoten met zichzelf in de knoop zitten. Natuurlijk weet je dat wel, maar dat is toch anders dan er in zo mee wordt geconfronteerd.’
ambulante behandeling ondersteunen, het kan deelnemers kennis laten maken met groepstherapie of het kan dienen ter overbrugging naar een andere vorm van ambulante of dagbehandeling.’ Voor de Oriëntatiegroep komen cliënten in aanmerking met onder andere een vastlopende ontwikkeling, lichte angstklachten, stemmingsklachten en mogelijk uitgestelde persoonlijkheidsproblematiek. Het is een zogenaamde “open groep” met maximaal acht deelnemers die één dag per week bij elkaar komt. Het groepsgedeelte bestaat uit een verbaal gedeelte, namelijk het groepsgesprek en dus geen groepstherapie. Daarnaast is er een non-verbaal gedeelte in de vorm van psychomotorische therapie. Het groepsgesprek vindt plaats in een lichte en “cleane” ruimte zonder externe prikkels in de vorm van bijvoorbeeld schilderijen. De stoelen staan in het midden van het vertrek op gelijke afstand van elkaar in een kring. Zevering: ‘Bij het groepsgesprek leer je om je problemen of vragen te verwoorden en in te brengen, maar krijg je ook een indruk hoe groepstherapie kan zijn.’ Voor de psychomotorische therapie is er een gymzaal. Zevering: ‘Je kunt hier bijvoorbeeld oefenen in wat je grenzen letterlijk zijn. Hoe
In verband met de privacy zijn de namen van de cliënten gefingeerd.
Meer informatie over de aanmelding: K. van der Meer,
[email protected] of 020 - 788 19 75 (dinsdag en vrijdag van 9.15 tot 10.00 uur). U kunt ook mailen naar Meer informatie over de groep: M. de Gier, 020 - 788 19 87 of C. Zevering, 020 - 788 19 78. Voorafgaand aan deelname vindt een kennismakingsgesprek plaats waarin GGZ inGeest en de cliënt samen kijken of het aanbod van de oriëntatiegroep aansluit bij wat hij/zij nodig heeft. Hierbij is het ook mogelijk dat ouders en/of verwijzer kennismaken.
De Oriëntatiegroep is geen wachtkamer, maar eerder een duiventil waar jongeren zich kunnen oriënteren op een vervolgtraject.
3
Meer kinderen onder toezicht Het aantal kinderen dat onder toezicht wordt gesteld, neemt de laatste jaren flink toe. Dat meldt het Centraal Bureau voor Statistiek op 11 mei 2009. In 2007 werden 10,6 duizend kinderen onder toezicht gesteld. Aan het eind van dat jaar stonden in totaal 29,5 duizend kinderen onder toezicht. Dit is een toename van 41 procent ten opzichte van het jaar 2000, toen 21 duizend kinderen onder toezicht stonden. Ondertoezichtstelling (OTS) is de meest voorkomende kinderbeschermingsmaatregel. De ouders raken het gezag niet kwijt, maar het gezag wordt wel beperkt. Een gezinsvoogd van een Bureau Jeugdzorg ondersteunt de ouders bij de opvoeding van hun kind. De ouders moeten zich houden aan de aanwijzingen van de gezinsvoogd. Iets meer dan de helft van deze kinderen wordt uit huis geplaatst. Een kind wordt dan in een pleeggezin of een instelling opgenomen. Ouders kunnen het gezag over hun kind voor onbepaalde tijd kwijtraken. In dat geval wordt het kind onder voogdij geplaatst, waarbij het gezag meestal wordt overgedragen aan een Bureau Jeugdzorg. Het kind gaat dan naar een pleeggezin of een instelling. Het aantal kinderen dat onder voogdij staat, schommelt al jaren rond de 5000. In 2007 ging het om duizend nieuwe gevallen. Meer informatie: www.cbs.nl
Budgetkoken met Spirit Stagiaires Voeding en Diëtiek van de Hogeschool van Amsterdam zijn op dit moment bezig met de samenstelling van het kookboek “Budgetkoken met Spirit”. Ze geven hierin niet alleen budgetvriendelijke recepten, maar ook informatie over bijvoorbeeld allergieën en diabetes. Voor de totstandkoming van hun boek nemen ze interviews af met de gastvrouwen en -heren van Spirit. Meer informatie: www.spirit.nl
‘Twee culturen op één kussen’ De Amsterdamse instellingen voor Jeugd-GGZ houden 6 oktober voor de derde keer een congres om kennis en ervaring op het gebied van behandeling van (kinderen van) migranten te delen. Dit congres vindt plaats in CASA 400 in Amsterdam en handelt over gemengde relaties en opvoeden. Het centrale thema is biculturaliteit. De ochtend is gereserveerd voor een plenaire lezing door prof. dr. Patrick Meurs, kinderpsychotherapeut en verbonden aan het Centrum voor Kinderpsychotherapie en Ontwikkelingsgerichte Interventie van de Katholieke Universiteit Leuven. Hij heeft veel onderzoek gedaan naar effecten van ontwikkelingsgerichte psychotherapie op het gevoelsleven bij kinderen en naar ontwikkelingstrajecten van allochtone kinderen. Als hulpverlener werkt hij veel met migrantengezinnen. Het middagprogramma wordt ingevuld met workshops over de thema’s: interetnische vriendschapsrelaties, gemengde huwelijken en de kracht van leven in meerdere culturen. Meer informatie: Wietske Hoekstra, SIGRA dienstverlening (
[email protected])
Jaarverslagen jeugdzorg De instellingen die samenwerken in ‘Jong aan de Amstel’ publiceerden onlangs de populaire versies van hun jaarverslag. Lezers van ‘Jong aan de Amstel’ kunnen deze kosteloos opvragen via
[email protected]. Meld hierbij duidelijk dat het gaat om het populair jaarverslag. Geef ook aan van welke instelling u het jaarverslag wilt ontvangen.
Jong Digitaal Sinds eind 2008 verschijnt de digitale nieuwsbrief van ‘Jong aan de Amstel’. Inmiddels zijn vijf nummers van Jong Digitaal verschenen met daarin het laatste nieuws over de jeugdzorg en de jeugd- en kinderpsychiatrie in de stadsregio Amsterdam. Jong Digitaal zal acht maal per jaar verschijnen. Een abonnement is kostenloos. Abonnees kunnen zich opgeven op www.jongaandeamstel.nl/contact.aspx
DOO R : N A N DA C RU Q
Spel aan Huis viert jubileum Het opvoedondersteuningsprogramma Spel aan Huis bestaat 12,5 jaar. Donderdag 25 juni 2009 vanaf 14.30 uur is er een feestelijk programma ter ere van dit jubileum. In de 12,5 jaar van haar bestaan zijn ongeveer 450 gezinnen een jaar lang elke week begeleid door een spelbegeleidster. In 1997 begon Servicebureau Opvoedingsondersteuning & Trainingen (SO&T), een afdeling van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, met Spel aan Huis in Midden Noord. Later volgden de wijken Nieuwendam en De Banne. Spel aan Huis is een landelijk, laagdrempelig en flexibel programma, dat zowel opvoedondersteuning als ontwikkelingsstimulering biedt. De spelbegeleidster speelt met het kind en stimuleert hiermee de ontwikkeling. Ze betrekt hierbij de ouders en ondersteunt hen bij de opvoeding. De ouders hebben daarnaast enkele bijeenkomsten. Spel aan Huis draagt bij aan het voorkomen van ontwikkelingsachterstanden bij kinderen. Het is bovendien een laagdrempelige manier om bij de veelal geïsoleerde gezinnen toegang te krijgen. Meer informatie:
[email protected].
Te weinig plaatsen residentiële jeugdzorg in 2010
Snelle diagnostiek bij jonge kinderen met spraak / taalproblemen MOC ’t Kabouterhuis gaat samenwerken met de Nederlandse Stichting voor het Dove en Slechthorende Kind (NSDSK) om jonge kinderen met gedrags- en spraak/ taalproblemen sneller te kunnen helpen. Nu verwijst een jeugdarts deze kinderen naar het VTO-team voor vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsproblemen. Dit team laat een audiologisch onderzoek doen, maar de wachttijd is hiervoor is flink opgelopen. De nieuwe samenwerking moet uitkomst bieden.
D
e NSDSK is deskundig op het gebied van diagnostiek en behandeling van spraak en/ of taalstoornissen en doof- en slechthorendheid. ‘t Kabouterhuis is gespecialiseerd in kinderen met complexe ontwikkelingsproblemen. Beide organisaties verwijzen nu bij twijfel kinderen naar elkaar door voor aanvullende diagnostiek. Liesbeth Fabius, coördinator van het samenwerkingsproject en logopedist op ’t Kabouterhuis: ‘Omdat de taalgevoeligheid van kinderen op jonge leeftijd groot is, is het belangrijk problemen in de spraak/taalontwikkeling zo vroeg mogelijk te diagnosticeren en behandelen. Bij sommige kinderen is de diagnostiek heel ingewikkeld. Praat een kind moeilijk omdat hij geen con-
tact kan maken of kan hij geen contact maken omdat hij moeite heeft met praten? Hetzelfde geldt voor drukke kinderen, zijn ze druk omdat ze slecht kunnen praten of andersom? Door de diagnostiek onder één dak te brengen, bundelen we onze kennis. De multidisciplinaire ervaring komt ten goede aan de diagnostiek. Bovendien zijn de mensen die de tests afnemen ervaren in het onderzoeken van kinderen met complexe problematiek.’
dit aansluitend plaats op dezelfde locatie door een logopedist van het ’t Kabouterhuis. Ouders hoeven op deze manier niet vaker dan noodzakelijk met het kind te komen. Het psychologische onderzoek vindt plaats op het voor de ouder dichtstbijzijnde Kabouterhuis. Binnen drie maanden wordt het onderzoek afgerond. Het verslag wordt opgestuurd aan het VTO-team, dat de zorg gedurende het traject coördineert en meedenkt over de meest geschikte plek voor het kind. Fabius: ‘Soms adviseren we een langer verblijf op het ‘t Kabouterhuis om het kind wat langer te kunnen observeren.’ Vooralsnog loopt in de pilotperiode de verwijzing via het VTO-team. Daarbij zullen de verwijscriteria voor deze groep kinderen duidelijk worden. Waarschijnlijk kunnen na deze periode ook de jeugdarts, Bureau Jeugdzorg en de huisarts doorverwijzen.
Bekende plek Half mei starten de eerste onderzoeken. De NSDSK gaat de gehoortesten afnemen. Als er ook een logopedisch onderzoek nodig is, vindt
Meer informatie: Liesbeth Fabius 020 – 613 85 85 of
[email protected]
De onafhankelijke Commissie Financiering Jeugdzorg, onder voorzitterschap van Robin Linschoten, heeft advies uitgebracht over financiering van de jeugdzorg vanaf 2010. De commissie Linschoten concludeert dat de ramingen van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) verbeterd moeten worden om de vraag naar jeugdzorg beter te kunnen voorspellen. Die verbeterde voorspelling zal nog niet beschikbaar zijn om 2010 te kunnen begroten. Daarom adviseert de commissie om bij de bepaling van het jeugdzorgbudget alleen voor 2010 de groeicijfers van het SCP en de prijsindexatie te hanteren. De commissie is ingesteld door het ministerie van Jeugd en Gezin en het Interprovinciaal Overleg (IPO) om met ingang van 2010 jaarlijks onafhankelijk advies uit te brengen over het benodigde budget voor de provinciale jeugdzorg op basis van ramingen van de verwachte vraag naar jeugdzorg door het SCP. De commissie verwacht onder andere dat de vraag naar residentiële jeugdzorg zal toenemen als gevolg van de toegenomen aandacht voor de aanpak van kindermishandeling. Meer informatie: www.jeugdengezin.nl
‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod: 2003/1 Vroegtijdige signalering* maart 2003 2003/2 De harde kern* juni 2003 2003/3 Kindermishandeling* september 2003 2003/4 Basisonderwijs december 2003 2004/1 Jeugdpsychiatrie* maart 2004 2004/2 Voortgezet onderwijs juni 2004 2004/3 Crisishulp november 2004 2005/1 Huiselijk geweld maart 2005 2005/2 Jeugdgezondheidszorg juni 2005 2005/3 Lokaal jeugdbeleid oktober 2005 2005/4 Speciaal onderwijs (primair)* december 2005 2006/1 Armoede maart 2006 2006/2 Meidenhulpverlening juni 2006 2006/3 Lichtverstandelijk gehandicapten oktober 2006 2006/4 Voortgezet speciaal onderwijs december 2006 2007/1 Hulp aan huis maart 2007 2007/2 Veiligheid juni 2007 2007/3 Autisme oktober 2007 2007/4 Gezondheid en sport december 2007 2008/1 De harde kern* maart 2008 2008/2 Drang en dwang juni 2008 2008/3 Volwassenenpsychiatrie oktober 2008 2008/4 Preventie december 2008 2009/1 Multiprobleemgezinnen maart 2009 2009/2 Pleegzorg juni 2009 /UDE NUMMERS VAN @*ONG AAN DE !MSTEL ZIJN n ZOLANG DE VOORRAAD STREKT n OP TE VRAGEN VIA HET E MAILADRES van de redactie:
[email protected]. Verder zijn ze als pdf te downloaden via www.jongaandeamstel.nl * = niet meer voorradig.
Omdat de taalgevoeligheid van kinderen op jonge leeftijd groot is, is het belangrijk problemen in de spraak/taalontwikkeling zo vroeg mogelijk te diagnosticeren en behandelen. DOO R : MI C H E L VA N D IJK
Een brug tussen school en gezin Altra Salto, het hulpaanbod van Altra voor kinderen met een licht verstandelijke beperking, bestaat anderhalf jaar. Wat is de toekomst van dit programma?
hulpverlener het kind thuis en op school opzoekt. ‘Ik ben een vast gezicht voor ouders en docenten. Daardoor kennen ze me goed en kunnen onze interventies thuis en op school elkaar versterken.’ Vaak zijn problemen van het kind op school, zoals agressief gedrag of onhandelbaarheid, inderen en jongeren met een licht verstande- aanleiding voor een aanmelding bij Altra Salto. lijke beperking (LVG) vallen makkelijk buiten Veel van deze problemen blijken zich ook thuis de boot. Vandaar dat Altra anderhalf jaar geleden voor te doen. Savage: ‘Meestal meldt de school een nieuw hulpaanbod voor deze groep begon: het kind aan, natuurlijk na toestemming van de Altra Salto. ‘Deze kinderen, van wie de ouders ouders. In eerste instantie willen ouders vaak niet eveneens vaak licht verstandelijk beperkt zijn, meewerken, omdat ze bang zijn dat hun kind hebben behoefte aan een eigen hulpaanbod. De van ze wordt afgepakt. Ik leg daarom uit dat zij reguliere hulpverlening is voor hen vaak te hoog de baas blijven over hun kind. Tenzij het bijvoorgegrepen,’ vertelt ambulant hulpverlener Saskia beeld ernstig wordt mishandeld. Ouders begrijpen Savage. ‘De behandeling gaat te snel voor ze of dat meestal wel.’ ze begrijpen de woorden niet die hulpverleners Kopje thee gebruiken. Je moet daarom eenvoudige taal gebruiken en over een lange adem beschikken. Wat Momenteel begeleiden zes ambulante hulpverleners van Altra Salto 36 gezinnen. Savage: ‘Geeen normaal begaafd kind in drie weken oppikt, middeld hebben we drie uur directe tijd per week hebben deze kinderen langer voor nodig.’ voor een gezin. Daarin leggen we het accent op Het bijzondere van Altra Salto is dat dezelfde
K
4
datgene wat het meest nodig is. Soms hebben vooral de ouders zelf behoefte aan ondersteuning en soms ben ik vooral bij het kind op school aanwezig. Na de eerste acht weken stellen we het behandelplan op. De doelen daarin kunnen heel uiteenlopend zijn. De ene keer is het doel dat het kind leert luisteren naar zijn ouders, de andere keer dat moeder meer tijd vrijmaakt voor haar kind, bijvoorbeeld door samen na schooltijd een kopje thee te drinken.’ Salto verkeert nu nog in een projectfase, legt Yvonne Karels uit, projectmanager van Altra. ‘Eind van het jaar evalueren we hoe we verder willen. Het is onze ambitie om uit te breiden naar 72 gezinnen. Zoveel vraag naar ons hulpaanbod is er beslist. Hoe dan ook, ouders, scholen en niet te vergeten wijzelf zijn tevreden over de behaalde resultaten. We slaan door onze aanpak een brug tussen school en gezin en dat is ook de kracht van dit programma. We zien de toekomst voor Altra Salto heel positief tegemoet.’ Meer informatie: www.altra.nl
PLEEGZORG
Pleegzorg benadert de natuurlijke gezinssituatie Pleegzorg is het tijdelijk opvangen van een kind van iemand anders. Sommige kinderen kunnen tijdelijk niet thuis wonen omdat hun ouders niet voor hen kunnen zorgen, bijvoorbeeld omdat ze ziek zijn of pedagogisch onmachtig. Wanneer een kind niet langer in het eigen gezin kan wonen, wordt er gezocht naar een andere oplossing. Pleegzorg is dan vaak de eerste keuze, omdat deze vorm van opvang het dichtst bij de natuurlijke gezinssituatie blijft. De laatste jaren zien we een verschuiving van de residentiële zorg naar de pleegzorg. In de jeugdzorg groeit namelijk het besef dat een kind beter af is in een gezin dan op een leefgroep. Deze verschuiving legt een druk op pleegouders. Enerzijds omdat er meer pleegouders nodig zijn om kinderen op te vangen. Anderzijds omdat er meer van pleegouders wordt verwacht. Zo ontstaan er vormen van pleegzorg waarbij hulpverlening een zwaarder accent krijgt.
$//2 -!24). '% 22) 43%.
Ellen Schulze, beleidsmedewerker pleegzorg
’Pleegzorg biedt kinderen continuïteit en stabiliteit’ Hulpverleningsvariant, opvoedingsvariant…. Pleegzorg maakt een stormachtige ontwikkeling door. Het is al lang meer dan het tijdelijk opvangen van een kind van een ander omdat ouders even niet voor het kind kunnen zorgen. Pleegouders spelen een steeds belangrijkere rol bij de hulpverlening. Een gesprek met Ellen Schulze, beleidsmedewerker pleegzorg bij Spirit, de grootste organisatie in de Stadsregio Amsterdam met pleegzorg in haar aanbod.
voor het onderhoud van het pleegkind. Ook reguliere pleeggezinnen kunnen met extra begeleiding van onze kant kinderen met ernstigere problemen opvangen. Het is echter aan pleeggezinnen om te bepalen of zij vinden dat dit binnen hun gezin past.’
’P
Eind juni verschijnt het boek ‘Kiezen voor kinderen: Een nieuwe blik op het samenspel in pleegzorg’ van Joep Choy en Ellen Schulze. Het boek handelt over de nieuwe methodiek en is een gezamenlijke uitgave van Spirit en Nisto Publicaties. Het boek kost ` 25,- en is te bestellen bij Spirit (020 - 5400 440 of
[email protected])
Differentiatie ‘Er is de laatste jaren een scherpere differentiatie gekomen tussen pleegzorg als opvoedingsvariant en pleegzorg als hulpverleningsvariant’, legt Schulze uit. ‘We hebben namelijk een nieuwe methodiek voor de hulpverleningsvariant ontwikkeld die er op is gebaseerd dat een kind zo snel mogelijk uitsluitsel krijgt of het weer naar huis kan of dat het bij pleegouders blijft wonen. In het verleden werd periodiek, bijvoorbeeld elk jaar, gekeken of een kind weer terug kon naar zijn of haar ouders. Dat was fnuikend voor de ontwikkeling van kinderen omdat ze niet wisten waar ze aan toe waren. Dat geldt zeker voor jonge kinderen omdat die nog volop bezig zijn met de hechting.’ Binnen de methodiek van de hulpverleningsvariant wordt een kind in een pleeggezin geplaatst waarna binnen drie tot zes maanden uitsluitsel volgt of het kind terug kan naar huis of zal opgroeien in een pleeggezin.
Schulze: ‘De hulpverleningsvariant bestaat onder andere uit systematisch onderzoek naar de situatie van het kind en de ouders, maar ook uit hulp aan de ouders. Vooral dat laatste is bijzonder. Tot voor kort begeleiden hulpverleners binnen de pleegzorg voornamelijk pleegouders en pleegkinderen. Maar om te beoordelen of een kind terug kan naar huis, moet je ook hulpverlening bieden aan de ouders.’
voor kinderen met vaak ernstigere problemen dan de kinderen die nu in een pleeggezin komen. Daarbij gaat het onder andere om projecten als Driehuis en MTFC-P (zie achterpagina – red.) Schulze: ‘De gezinnen die de kinderen binnen deze projecten opvangen, zijn als medewerkers in dienst van de instelling en ontvangen een salaris. Dit is anders dan de pleeggezinnen die uitsluitend een pleegvergoeding ontvangen om te kunnen voorzien in kosten
Spirit, Bureau Jeugdzorg, Altra en de Bascule tekenden in 2006 het convenant “Jonge kinderen groeien op in gezinsverband”. De partijen spraken hierin af ernaar te streven dat kinderen tot twee jaar nooit, en kinderen tussen de twee en zeven jaar bij hoge uitzondering, aangewezen mogen zijn op residentieel verblijf. Als ze toch op een leefgroep verblijven, mag dit niet langer zijn dan zes weken. Sinds 2007 worden deze kinderen daarom opgevangen in pleeggezinnen. Dit convenant legt een enorme druk op de capaciteit pleegouders. Schulze meldt dat voor kinderen tot twee jaar altijd wel een pleeggezin wordt gevonden, maar dat de kinderen van twee tot zeven jaar soms wat langer moeten wachten.
Beoordelingsboog Om te beoordelen of een kind terug naar huis kan, gebruikt Spirit een speciaal ontwikkelde beoordelingsboog. In deze boog zijn alle factoren opgenomen die systematisch en op zorgvuldige wijze gewogen moeten worden om deze beoordeling te kunnen maken. Het gaat om factoren als de psychosociale omstandigheden, competenties van ouders, risicofactoren bij ouders en kind en hulpverleningsgeschiedenis. ‘Daarnaast kijken we apart nog naar het belang van het kind’, zegt Schulze. Uiteindelijk volgt dan het advies of het kind terug kan naar de ouders of dat het zal opgroeien in een pleeggezin. In dat laatste geval gaat het kind naar een pleeggezin dat heeft gekozen voor de opvoedingsvariant. Deze variant lijkt meer op de traditionele vorm van pleegzorg. Het contact met de ouders blijft overigens gewoon intact. De ouder zal het kind bezoeken en het is soms ook mogelijk dat het kind een tijdje logeert bij de ouder. De basis blijft echter het pleeggezin.
Verschuiving Ook binnen de residentiële hulp zien we de laatste jaren de ontwikkeling dat naar kleinschalige vormen van hulp Ellen Schulze: ‘Tegenwoordig is sneller duidelijk of een kind weer terug kan naar huis of niet.’
5
& /4/ 3! + % 2 ) *0 +% -!
leegzorg is een van de beste hulpvormen voor kinderen die voor korte of langere tijd niet thuis kunnen wonen, omdat het de normale gezinssituatie het dichtst benadert’, stelt Schulze. ‘Bovendien biedt het kinderen continuïteit en stabiliteit. Je hebt niet, zoals op een leefgroep, te maken met het wisselen van groepsleiders.’ Dat zijn twee van de belangrijkste redenen waarom pleegzorg steeds vaker wordt gebruikt als vorm van hulpverlening. Pleegzorg groeide daarom in korte tijd uit tot meer dan een plek waar een kind een weekend, een vakantie of een langere tijd woonde omdat de ouders tijdelijk niet in staat waren om voor het kind te zorgen.
Jonge kinderen groeien op in gezinsverband
PLEEGZORG
Vormen van pleegzorg r is een verschil tussen vrijwillige en justitiële pleegzorg. Daarnaast is pleegzorg onder te verdelen in verschillende vormen met ieder een eigen karakter. Ieder kind heeft zijn eigen behoeften, maar ook iedere pleegouder heeft eigen wensen.
Netwerkpleegzorg
Vrijwillige pleegzorg
Weekend- en vakantiepleegzorg
Een kwart van de kinderen wordt in Amsterdam op vrijwillige basis geplaatst bij pleegouders. Dat wil zeggen dat de biologische ouders vrijwillig instemmen met het verblijf van hun kind bij pleegouders.
Justitiële pleegzorg In driekwart van de gevallen komt de kinderrechter er aan te pas. Deze besluit dan dat het kind uit huis wordt geplaatst en onder toezicht of voogdij wordt gesteld. De voogd beslist soms dat het beter is voor het kind om tijdelijk bij pleegouders te wonen. In dat geval spreken we van justitiële pleegzorg.
Spirit kijkt eerst of het kind in een vertrouwde omgeving (het netwerk) opgevangen kan worden, bijvoorbeeld bij familie, vrienden of buren. Netwerkpleegzorg komt voor in alle pleegzorgvarianten.
moment kan gekozen worden voor opvang bij een pleeggezin. De tijd dat een kind bij crisispleegouders varieert van enkele dagen tot maximaal zes weken.
Hulpvariant Het is onduidelijk hoe de toekomst van een kind eruit gaat zien. Er is een periode nodig om dit uit te zoeken. De duur kan variëren van enkele maanden tot een jaar en er wordt intensief samengewerkt door de ouder(s), de pleegouder(s), het kind en de hulpverlener.
De naam zegt het eigenlijk al: pleegzorg in het weekend, vaak één tot twee keer per maand, of in de vakantie(s). Deze vorm is in de eerste plaats bedoeld om de ouders van een kind even te ontlasten en zo bijvoorOpvoedvariant beeld een uithuisplaatsing te voorkoHet kan ook zijn dat er geen voormen. Maar ook kinderen die in een residentiële voorziening wonen hebben uitzicht is op een terugplaatsing naar veel baat bij deze vorm van pleegzorg. huis, in ieder geval niet op korte termijn. Pleegouders kunnen dan de Crisispleegzorg mogelijkheid bieden om een kind bij Het kan gebeuren dat een situatie in hen te laten opgroeien. Zo’n plaatsing een gezin zodanig escaleert, dat men kan jaren duren, soms wel tot een kind een kind met onmiddellijke ingang uit achttien wordt. huis geplaatst moet worden. Op dat
& /4/ #"3 /54$//2
E
Pleegouder worden?
Spirit voert al jaren een campagne om pleegouders te werven, onder andere met grote billboards die in de Stadsregio Amsterdam staan.
igenlijk kan iedereen pleegouder Criteria: worden; alleenstaanden, echtparen, s /PVOEDEN VERZORGEN EN BESCHERMEN van de jeugdige. homoseksuele stellen en samenwos 3AMENWERKEN MET EN ONDERSTEUNEN nenden met of zonder kinderen. De van de familie en het sociale netwerk jeugdzorg wil pleegkinderen een goede van de jeugdige en het delen van en veilige plek bieden. Daarom zijn ouderschap. er een aantal voorwaarden en criteria s /OG HEBBEN VOOR EN HET INSPELEN OP vastgesteld waar pleegouders aan de ontwikkeling van de jeugdige. moeten voldoen. s /PEN EN DUIDELIJK IN CONTACTEN MET Voorwaarden: betrokkenen en in samenwerking s 5 BENT JAAR OF OUDER mede uitvoering geven aan de does 5 HEEFT IN HET VERLEDEN GEEN GE len zoals geformuleerd in het (start) welds- of zedendelict begaan. hulpverleningsplan. s 5 KUNT PLEEGZORG LICHAMELIJK EN s )NSCHATTEN WAT DE PLEEGZORGPLAAT geestelijk aan. sing betekent voor de eigen situatie. s 5 EN EVENTUELE ANDERE GEZINSLEDEN Deze criteria worden tijdens het kiezen samen voor pleegzorg. intakegesprek uitvoerig met u bes 5W LEEFSITUATIE IS STABIEL %EN sproken. verhuizing, een zwangerschap, een nieuwe baan of (psycho)therapie van Informatieavond één van de gezinsleden zijn redenen Spirit houdt regelmatig informatieavonden voor mensen die erover om nog even te wachten met het nadenken om pleegouder te worden. pleegouderschap. Deze avonden zijn geheel vrijblijvend. s 5 AANVAARDT DE PROCEDURES EN DE Een bezoek verplicht tot niets. begeleiding.
De Bascule
William Schrikker Pleegzorg
D
W
&/4/ #"3 / 54 $/ /2
E
e Bascule/zorglijn Therapeutische Pleegzorg heeft vier zorgprogramma ‘s: TGV (Therapeutische Pleegzorg) biedt een combinatie van pleegzorg en kinderpsychiatrische behandeling. De zorglijn zoekt voor kinderen die niet langer thuis kunnen wonen een pleeggezin en zorgt voor begeleiding van pleeggezin, ouders en kind. Daarnaast biedt De Bascule ook kinderpsychiatrische behandeling. MTFC-P (Multidimensional Treatment Foster Care for Preschoolers) is een alternatief voor een klinische behandeling van kinderen in de leeftijd van 3 tot 7 jaar. Sinds eind 2007 wordt de behandelmethode MTFC-P toegepast. MTFC-P is bedoeld voor kinderen in de leeftijd van 3 tot 7 jaar met psychiatrische problematiek. Gedurende
een periode van 12 maanden worden de kinderen geplaatst in een opvoedgezin. De opvoedouders zijn getraind, zijn in dienst van de Bascule en worden tijdens het programma door het MTFC-P behandelteam van de Bascule intensief begeleid. MTFC-P heeft als uitgangspunt dat de meest effectieve behandeling van jonge kinderen plaatsvindt binnen een functioneel gezinsklimaat, waarin positief stimulerende en consequente zorg aanwezig is. Opvoedouders hebben binnen het behandelprogramma een primaire rol. Zie ook de achterpagina. Zorgprogramma Hulp bij Interlandelijke adoptie Zorgprogramma weekend/ steun pleegzorg.
illiam Schrikker Pleegzorg is een zelfstandig onderdeel van de William Schrikker Groep. Zij maakt gezinsopvoeding mogelijk voor gehandicapte kinderen die niet thuis kunnen wonen. Als een kind met een
handicap niet thuis kan wonen wordt bijna altijd aan een gespecialiseerd tehuis gedacht. Terwijl juist deze kinderen veel baat hebben bij gezinsopvoeding. Pleegzorgwerkers van de William Schrikker bieden gespecialiseerde
Om u op de avond zo uitgebreid en volledig mogelijk te informeren over pleegzorg, zal naast een consulent ook een ervaren pleegouder aanwezig zijn. Zij vertellen u vanuit verschillende perspectieven over het pleegouderschap. Uiteraard krijgt u uitgebreid de mogelijkheid om vragen te stellen. Verder krijgt u informatie aan de hand van een video over pleegzorg en zijn er vele folders, brochures en tijdschriften aanwezig waarin u meer informatie kunt vinden over pleegzorg in het algemeen of bepaalde aspecten van het pleegouderschap. De informatieavond duurt ongeveer twee uur en aan het einde van deze avond ontvangt u de twee formulieren waarmee u zich kunt aanmelden als aspirant pleegouder. Meer informatie: www.spirit.nl/pleegzorg of Servicepunt Pleegzorg van Spirit, 020 - 540 04 40.
begeleiding aan pleegouders, die hun huis openstellen voor een kind met een handicap. Meer informatie: www.wsg.nu
Aantal kinderen per pleegzorgvariant, Stadsregio Amsterdam 2008 Leeftijd kind 0-4 jaar 5-11 jaar 12-14 jaar 15-17 jaar 18 jaar en ouder Totaal
Meer informatie: www.debascule.com
6
Hulpvariant 42 100 24 13 0 179
Crisisvariant 65 31 5 11 0 112
Opvoedvariant Totaal 183 290 194 325 92 121 76 100 1 1 546 837
* Gebaseerd op gegevens van Spirit. De pleegouders van De Bascule en William Schrikker Pleegzorg zijn niet in dit overzicht opgenomen.
PLEEGZORG $//2 %6%, )%. ( / %+342!
Crisispleegzorg: een kinderwagen op zolder Kleren van maatje 50 tot en met 104 staan op zolder van de familie De Kloe uit Zaandam. Ze weten immers nooit hoe groot het kindje is dat ze moeten opvangen. Inmiddels vangen ze al zes jaar kinderen op in een crisissituatie. Een gesprek met de 51-jarige Annemiek de Kloe. ls je crisisopvang biedt, weet je dat je ze je elk ogenblik kunnen bellen om voor een pleegkind te zorgen’, vertelt Annemiek de Kloe. ‘In ons geval is dat altijd een baby. We zorgen op dit moment voor onze achtste pleegkind. Dit meisje is nu al 15 maanden bij ons. We zijn gek op baby’s.’ ‘We hebben op zolder boxen staan met kleertjes in maatje 50 tot inmiddels 104. En we hebben natuurlijk een wiegje, een box, een kinderwagen. Alles. Soms zit er een uur tussen de vraag of we een baby’tje kunnen opvangen, soms weten we dat de moeder op het punt staat om te bevallen en dat het kind bij ons komt. Dan halen we alles van zolder, kopen luiers en flesvoeding en zijn we er helemaal klaar voor.’
Flexibel Ze kunnen flexibel reageren omdat Annemiek een dag in de week vast werkt en daarnaast een nulurencontract heeft. En haar man werkt niet op haar vaste werkdag. Maar, zo benadrukt Annemiek, je moet ook een beetje makkelijk zijn, het nemen zoals het komt. De baby’tjes die Annemiek en haar man en hun drie eigen kinderen opvangen komen om uiteenlopende redenen bij hen terecht. Verslaafde ouders, een moeder die in de gevangenis zat, sociale of psychiatrische problemen: het kwam allemaal voorbij. ‘Omdat het allemaal kinderen zijn die door een noodsituatie niet thuis kunnen wonen, is het belangrijk dat je veel lichamelijk contact met ze hebt. En we lopen altijd veel met ze, in je armen worden ze meestal rustig.’
Afgekickt Met elke ouder is het contact verschillend, vindt Annemiek. ‘Als de bezoeken goed verlopen, ben je blij dat je de ouders kan helpen. Hoe vaak zij hun kind zien is afhankelijk van de situatie. Soms is dat een keer per twee weken, maar als ze werken aan een terugplaatsing kan dat ook drie keer per week zijn. Zo hadden we een keer een verslaafde moeder, die nu is afgekickt, van wie het kindje nu thuis woont en met wie het goed gaat. Dat is mooi.’ Het blijft een moeilijk moment als het kindje na een paar maanden naar een vast pleeggezin gaat of terug gaat naar de ouders. ‘Je hecht je aan een kindje en dat is ook goed. Anders kun je er niet dag en nacht vol overgave voor zorgen. Als het kindje weggaat, nemen we daarom altijd een paar maanden rust om bij te komen.’
& /4/ 3!+% 2)*0+% -!
’A
Annemiek de Kloe: ‘We hebben een kind opgevangen van een verslaafde moeder die nu is afgekickt. Het kindje woont weer thuis en het gaat goed. Dat is mooi.’
$//2 -!24). '% 22) 43%.
‘Ieder kind heeft recht op een toekomst’ ‘Berivan en Tuncay kwamen hier al geregeld’, vertelt Ayse. ‘Ik ken hun moeder goed. Maar tweeënhalf jaar geleden kreeg zij een beroerte en moest ze direct naar het ziekenhuis. Het was op dat moment logisch dat de kinderen hier kwamen. Ze was namelijk gescheiden van haar man en de kinderen kwamen hier al zo vaak.’
I
n eerste instantie leek het voor even. Ayse en de kinderen gingen dan ook geregeld naar huis terug om kleren of boeken voor school te halen. Maar de moeder raakte in coma en langzaam, maar zeker verhuisden steeds meer zaken naar de woning van Ayse. ‘Het was een hele verdrietige periode en tegelijk heel druk. We hadden het
verdriet over hun moeder en mijn vriendin. Tegelijk kwamen tantes over uit Turkije en had ik ineens twee pubers in huis. Maar we probeerden ook de leuke dingen te zien.’ ‘Het is al moeilijk genoeg om twee kinderen groot te brengen. En nu had ik er ineens nog twee bij. Twee pubers. Twee tegelijk. Ik vroeg mijn eigen kinderen wat zij ervan vonden. Zij reageerden direct enthousiast. “Yes”, zeiden ze. U moet weten dat we in onze cultuur gewend zijn oudere kinderen van bekenden aan te spreken met “broer” en “zus”. Verder gingen we geregeld samen op vakantie naar Turkije, dus het waren geen vreemden die in huis kwamen.’
ik naar haar verhalen luister of mijn mening geef over het gekat met haar vriendinnen. Tuncay zit op het praktijkonderwijs en dat is juist iemand die structuur en duidelijkheid nodig heeft. Toen hij bij ons kwam wonen, ging het niet zo goed met hem. Maar nu is hij met zijn denk- en ontwikkelingsniveau ineens een heel stuk verder. We kregen pas zijn rapport en daar stonden allemaal achten op. Toen ik dat zag, heb ik in de auto even gehuild. Dat hebben we toch samen bereikt. Hij kan nu zelf zijn problemen oplossen, is niet zo’n piekeraar meer. Vroeger was hij stil en draaide hij zijn hoofd weg. Nu is hij assertief. Hij is heel erg veranderd. Dat geeft een kick.’
Zwaar
Barbecue
‘Soms is het wel zwaar. Je wilt namelijk geen van de kinderen tekort doen. Zo zit Berivan op het vwo en dat betekent dat ik haar soms overhoor, dat
‘Toen Berivan achttien werd, mocht ze een barbecue geven’, vervolgt Ayse. ‘Het was een ontzettend leuk feest waarvoor ze wel twintig meisjes had
7
uitgenodigd. Ik ging met de moeder van één van haar vriendinnen naar Berivans moeder. Ze lag namelijk nog steeds in coma. Ik zat daar maar, en ineens ging die moeder vertellen dat Berivan achttien was geworden, dat er nu een groot feest was en dat ze gelukkig was… Het leek net alsof ze reageerde. Niet veel later vertelde de verpleging dat ze haar hand had bewogen. Maar sindsdien is het alsof ze steeds verder weg raakt, dat er helemaal geen contact meer is. Dat verdriet delen we allemaal. Maar we moeten verder, ook deze kinderen hebben recht om gelukkig te worden. Dat zou zij ook willen.’
Geen verschil ‘Weet u, op een gegeven moment zie je het verschil niet meer tussen je eigen kinderen en je pleegkinderen. Als ze me vragen hoeveel kinderen ik heb, antwoord ik de ene keer twee en de
andere keer vier. Je kinderen zijn niet alleen degene die je zelf op de wereld zet Je kinderen zijn de kinderen die je verzorgt, liefde geeft en met wie je alles deelt. Ieder kind heeft recht op een goede jeugd en een goede toekomst. Berivan is negentien en mag inmiddels zelfstandig wonen, maar dat wil ze nog niet. Ze wil nog dolgraag bij ons blijven, zodat ze nog samen met haar broer en ons kan zijn. En toen ik haar van dit interview vertelde, zei ze direct dat ze zelf ook pleegkinderen zou nemen. Dan breekt je hart toch?’ Om redenen van privacy zijn de namen in dit artikel gefingeerd.
PLEEGZORG $ //2 -! 24). '%22)43%.
Naomi Ekokorhe, opvoedouderconsulent
’Opvoedouders zijn onze ogen en oren’ ’Geweldig’, zegt Naomi Ekokorhe over haar werk als opvoedouderconsulent voor MTFC-P-opvoedouders. ‘Je ziet snel resultaat. Je ziet de kinderen als het ware groeien. Ze nemen als een spons van alles op. De opvoedouders zien dat ook. Dat maakt dit programma zo bijzonder.’
’O
&/4/ 3!+% 2)*0+%-!
pvoedouders zijn 24/7 (dag en nacht – red.) de ogen en oren ons. Zij zien het kind dagelijks en weten het beste hoe het kind reageert’, vertelt Naomi. ‘Als opvoedouderconsulent bespreek ik met de opvoedouders de voortgang van de ontwikkeling van het kind. En ik begeleid ik de ouders om ervoor te zorgen dat het kind zich zo goed mogelijk in het gezin voegt. Ik kijk bijvoorbeeld hoe de eigen kinderen en het pleegkind op elkaar reageren. Of ik kijk wat we kunnen doen als een kind steeds onrustig terugkomt na het bezoek van de eigen ouders. Verder onderhoud ik het contact met andere instellingen, zoals de school en ik onderneem actie als dat nodig mocht zijn. Zo is het de bedoeling dat binnen zes maanden na plaatsing duidelijk is wat het perspectief van de jongere is. Kan hij terug naar zijn ouders of gaat hij naar een ander gezin? Soms laat die beslissing wat langer op zich wachten. En als dat leidt tot onrust bij de opvoedouders, kijk ik waarom de beslissing op zich laat wachten.’
Verenigde Staten
Ciska Koel, pleegmoeder van Jordi (7) $//2 -!24). '% 22) 43%.
Lopen met zachte voeten ‘Het is verbazingwekkend hoe dat mannetje is veranderd. Toen hij hier een jaar terug kwam, was Jordi stil en teruggetrokken. Hij durfde niets te zeggen, niets te vragen. Hij zat daar maar aan tafel. Nu vraagt hij hoe mijn dag was of vertelt hoe het op school is gegaan. Soms gaat dat nog wat gekunsteld, maar je merkt dat hij zijn best doet de geleerde sociale vaardigheden toe te passen. Maar er is meer. Toen hij hier kwam, lustte hij niets. Geen rijst en geen brood met pitjes. Nu proeft hij het niet alleen, hij geeft ook toe dat hij het lekker vindt. Een jaar terug wist hij niet wat hij met Kapla-blokjes moest doen, nu maakt hij hele bouwwerken.” “Die veranderingen komen deels door kopieergedrag. Jordi imiteert in sommige dingen namelijk gewoon mijn zoons van acht en twaalf. Maar MTFC-P werkt goed. De methode gaat er vanuit dat je positief gedrag beloont en negatief gedrag negeert. Dus toen hij zijn middelvinger opstak - dat had hij net geleerd toen hij hier kwam - reageerden we er niet op. Of we zeiden na een tijdje: “Die vinger mag nu wel naar beneden, hoor.” We zeiden niet “Jordi, niet op de trap stampen”, maar “Jordi, wil je lopen met zachte voeten?” Verder probeerden we hem te behoeden om in de fout te gaan. We zetten dus geen schaal met koekjes op tafel, die hij leeg kon graaien. We vertelden ook telkens wat we deden en gaven hem zo structuur. Dat vooruit denken is soms zwaar.
Zeker als je zelf moe bent.’ ‘Je staat er overigens niet alleen voor. Eens in de week is er een bijeenkomst met andere ouders, waarin we het gedrag bespreken. Bij een probleem, rafel je het gedrag uiteen. Waarom is hij luidruchtig? Op welk tijdstip? In welke situatie. Zo krijg je handvaten om het gedrag aan te pakken. En in crisissituaties kun je altijd bellen. Dat heb ik gelukkig nog nooit hoeven te doen. Verder belt De Bascule dagelijks om een lijst door te nemen met dertig gedragskenmerken, zoals dierenmishandeling, bedplassen en slaapwandelen. Die kenmerken geef je een cijfer variërend van een tot en met vijf. Aan de hand daarvan volgt De Bascule de ontwikkeling van het kind. Ik zie die dagelijkse telefoontjes niet als inbreuk. Je hebt ook een werkgever-werknemerrelatie en ik vind het logisch dat de werkgever wil kijken hoe het gaat. De betaling die we als MTFC-P-ouder ontvangen was ook een van de redenen om ermee te beginnen. We wilden altijd al een kind opvangen, maar door praktische zaken kwam het er niet van. De betaling bood de mogelijkheid mijn baan als apothekersassistente op te zeggen en pleegouder te worden.’ Binnenkort gaat Jordi naar een ander gezin. MTFC-P duurt namelijk maar een jaar. Hij is nu ook toe aan een regulier pleeggezin. En ik denk dat wij wel open staan voor een volgend MTFC-P-kind.”
De naam van Jordi is om redenen van privacy gefingeerd. Hij staat ook niet op de foto. Op de foto staan Ciska Koel en haar twee zoons.
8
De Bascule begon in 2007 met het programma MTFC-P. De afkorting staat voor Multidimensional Treatment Foster Care for Preschoolers. Het is een Amerikaans programma dat een alternatief biedt voor een klinische behandeling van kinderen in de leeftijd van 3 tot 7 jaar met psychiatrische problematiek. De kinderen voor wie dit programma is bedoeld, hebben vaak al meerdere misgelopen plaatsingen achter de rug. ‘Ze hebben veel meegemaakt’, vertelt Naomi. ‘Daardoor is hun ontwikkeling vaak stil komen te staan. Ze zijn bijvoorbeeld vijf, maar reageren als een driejarige.’ MTFC-P voorziet in een intensieve begeleiding van het kind en de opvoedouders. De opvoedouders zijn professionals; ze worden namelijk betaald voor hun werk. Daarnaast kunnen ze terugvallen op de begeleiding van Naomi en komen ze elke woensdagochtend bij elkaar. ‘Ik zie de ouders ook als collega’, zegt Naomi. ‘We overleggen veel met elkaar en ik luister serieus naar hun inbreng. Zij zijn immers degene die het kind 24/7 zien.’
Positief Kenmerk van het programma is de positieve benadering. Ouders negeren het negatieve gedrag en belonen het positieve. Om te kijken hoe het kind zich ontwikkelt, wordt dagelijks het “Parent Dialy Report” gemaakt. Een medewerker van De Bascule belt de ouder en laat de ouders een score invullen op 32 gedragskenmerken. Het cijfer één betekent dat het gedrag is voorgekomen, het cijfer twee betekent dat het gedrag leidde tot een stressvolle situatie. Naomi: ‘We verwerken deze gegevens in een curve en als het goed is, zie je op den duur het negatief gedrag afnemen.’ Belangrijk is ook de wekelijkse bijeenkomst. ‘Woensdagochtend komen alle opvoedouders bij elkaar. De kinderen krijgen dan vaardigheidsbegeleiding, waarbij ze onder andere leren omgaan met frustratiemomenten. Met de ouders kijken we naar de weekscore van het “Parent Dialy Report”. Verder kijken we of er problemen waren en laten we vooral de ouders ervaringen uitwisselen over de aanpak van het kind. Zij zijn immers de deskundige. Ik heb geen MTFC-P-kind in huis.’
Broers en zussen ‘We gaan met MTFC-P het tweede jaar in’, vervolgt Naomi. ‘Een deel van de ouders gaat nu voor een tweede plaatsing, hoewel enkelen ook even een paar maanden op adem wil komen. We gaan nu ook kijken of we broertjes en zusjes bij elkaar kunnen plaatsen, dus twee kinderen in één gezin. Die vraag leeft er vooral vanuit Bureau Jeugdzorg. Het is immers niet goed voor jonge kinderen om ze van hun broertje of zusje te scheiden. Vier weken terug hebben we voor het eerst een broertje en een zusje in één gezin geplaatst.’ Meer informatie: www.debascule.com