MEDEDELINGEN DER KONINKLIJKE NEDERLANDSE AKADEMIE VAN WETENSCHAPPEN, AFD. LETIERKUNDE NIEUWE REEKS -
DEEL 33 -
No. 1
Over de Oud pools-litouwse namen JagieHo en Radziwitt
R. van der Meulen
N.V. NOORD-HOLLANDSCHE UITGEVERS MAATSCHAPPIJ AMSTERDAM, LONDEN -
1970
AANGBBODBN IN DB VBRGADBRING VAN 12 JANUARI 1970
In het Festschrilt lür Karl Brugmann, dat men vindt in het XXVIste deel van de lndogermanische Forschungen, heeft A. Leskien, toentertijd hoogleraar in de Baltoslavische talen aan de universiteit van Leipzig, een bijdrage geleverd onder de titel Litauische Personennamen, waarin hij een aantal oude, uit twee leden bestaande namen heeft samengebracht. Aan het begin van een korte inleiding, waarin hij zijn bronnen noemt, schrijft hij: "Es kommt mil' hier auf den alten Namenbestand an, der sich nicht ohne weiteres aus dem Wortschatz der überlieferten Sprache deuten läszt". En aan het slot daarvan leest men: "Eine Erklärung der litauischen Namen zu geben, getraue ich mil' bei meinel' sehr geringen Fähigkeit zu etymologischen }-'orschungen nicht und habe nul' da, wo eine Beziehung auf bekannte litauische Wörter nahe lag oder nahe zu liegen schien, eine kurze Bemerkung gemacht" . Vijf jaar later heeft hij dit onderwerp nogmaals behandeld, ditmaal uitvoeriger, onder de titel Die litauischen zweistämmigen Personennamen 1). Niet alleen is hier het materiaal rijker doordat hij nu bovendien kon beschikken over de verzameling namen van de Litouwse taalgeleerde Buga, maar ook gaat hij nu zelf meer op de vermoedelijke betekenissen der afzonderlijke leden der namen in, al zegt hij ook hier: "ZUl' Erklärung der Namen habe ich nicht viel beitragen können. In manchen Fällen liegt ei ne sichere oder wahrscheinliche Deutung auf der Hand, in vielen kommt man über ein ganz unsicheres Raten nicht hinaus" . Dat is zonder twijfel juist, maar toch meen ik, dat het niet geheel onmogelijk is althans van enkele door Leskien niet of onvolledig verklaarde namen een niet al te fantastische uitleg te beproeven en ik heb daartoe twee namen gekozen, die ook buiten Litouwen bekendheid hebben verworven. In de eerste plaats dan de naam van de grootvorst van Litouwen, die door de Polen en in navolging daarvan in alle geschiedeniswerken Jagiello (of iets minder Pools Jagello) wordt genoemd. In het jaar 1386 huwde hij de Poolse koningin Jadwiga, waardoor hij de vereniging van Litouwen met Polen tot stand bracht, die, aanvankelijk vrij los, maar in de loop der geschiedenis steeds vaster, heeft geduurd tot het einde van de Pools-Litouwse staat door de Poolse delingen op het einde der 18de eeuw. De heidense Litouwer J agiello moest zich als koning van Polen tot het Christendom bekeren en dat wel bepaaldelijk in zijn Rooms-Katholieke vorm, 1)
Indogermanische Forachungen XXXIV, 296-333.
3
4
OVER DE OUDPOOLS·LITOUWSE NAMEN JAOIEUO EN RADZIWIU.
waardoor hij zich distancieerde van het orthodoxe geloof in het niet geringe RUBBische deel van zijn grootvorstendom; tevoren was het Witrussisch de officiële taal in de Litouwse staatsstukken geweest. Zijn eigen volk, de heidense Litouwers, is hem slechts aarzelend en schoorvoetend gevolgd, voorzover het zich niet verzette. Nog twee eeuwen later, in 1580, kon de Poolse staatsman Jan Lasicki zijn werk De diis Samogitarum publiceren, dat berustte op de recente waarnemingen ter plaatse van de re.Jtsor van Nederlitouwen Jak6b Laszkowski. De universiteit van Krakou draagt nog altijd de naam van de Jagelloonse universiteit. Weliswaar is zij reeds in 1364, zestien jaar na de Praagse universiteit, door koning Kazimir de Grote gesticht, maar daarna in verval geraakt, tijdens de regering van Jagiello weer hersteld. En ten slotte zij er hier nog aan herinnerd, dat onder de Litouwer JagieUo in 1410 de slag bij Tannenberg plaats vond , die het begin van de ondergang der Duitse Orde betekende. Gaan wij thans over tot de naam. Leskien doet geen poging deze naam te verklaren, maar wijst er wel op, dat de gepoloniseerde vorm Jagiello terug moet gaan op een oorspronkelijke Litouwse naam Jogaila. Daarnaast geeft hij de varianten Jagaila en Jugaila , waaruit hij de gevolgtrekking maakt dat Jogaila de juiste vorm moet zijn. Die naam Jogaila bestaat uit twee leden : uit het eerste lid jo- en het tweede lid -gaila. Beginnen wij met het tweede lid. Dit gaila zal toch hoogstwaarschijnlijk wel samenhangen, zo niet identisch zijn met het nog thans in het Litouws voortlevende adjectief gailus, dat verschillende betekenissen heeft en wel: Ie. scherp, bijtend, gezegd van spijzen en dranken en van loog; 2e. pijnlijk, smartelijk, grievend, droevig, treurig, en van personen: klagend, medelijdend; 3e. uitsluitend van personen: heftig, geweldig, fel , spoedig vertoornd. Ook Leskien wijst in zijn tweede artikel op gailus, maar de derde betekenissen van het Litouwse woord vermeldt hij hier niet en met deze heeft men hier m .i. juist te doen. Daarin is gailus nagenoeg synoniem met het Slavische jaro-, dat men kent in persoonsnamen als Jaromir en Jaroslaw , die door Miklosich in zijn Weense akademische verhandeling Die Bildung der slavischen Personennamen 2) worden vertaald door : vehementis nomen habens 3). Echte oude vorstennamen, wanneer men bedenkt, dat in het Oudnoors het begrip: vorst kon worden uitgedrukt door het gesubstantiveerde adjectief gramr d.i. de gramstorige, grimmige. Het Litouwse woord heeft verwanten in het Germaans en in I) DenkBchriften der Akademie der Wissenschajten Wien, Phi losophisch. Historische Klasse X, 215-330. 8) Miklosich 240. 4
OVER DE OUD POOLS-LITOUWSE NAMEN .JAGIEl,l,O EN RADZIWILI',
5
het Slavisch. Gotisch gails is weliswaar niet aangetroffen in wat ons is bewaard van de bijbelvertaling van Wulfila, maar het moet toch zeker hebben bestaan blijkens het daarvan afgeleide werkwoord gailjan, dat: verheugen, verblijden betekent en het leeft nog voort in het Nederlandse adjectief geil. In Oudgermaanse talen heeft het woord de betekenissen van: levenskrachtig, overmoedig, trots, moedwillig, uitgelaten, lustig, wellustig. En evenals in het Litouws komt het ook in het Germaans voor als lid van tweeledige persoonsnamen. Bij Gregorius van Tours 4) vindt men de geschiedenis van de Westgotische koningsdochter Gaileswintha, wier droevig levenslot wel zeer in tegenspraak is met de haar gegeven naam, waarin het begrip van levenskracht, met name van blijheid en sterkte, ligt besloten. Nagenoeg dezelfde betekenis heeft de Frankische naam Blitrüd 5) zoals de vrouw van Pippijn van Herstal heette, die gemeenlijk de eveneens synonieme naam Plehtrüd 5a ) draagt. De laatste koning der Wandalen in Afrika wordt gewoonlijk Gelimer genoemd; op munten uit die tijd staat duidelijk Geilamir en dit moet volgens Wrede in zijn geschrift over de taal der Wandalen 6) dan ook de juiste vorm geweest zijn, waarin het eerste lid geilacorrespondeert met Gotisch gaila- en het tweede lid -mir met Gotisch -mërs: beroemd. Maar de betekenis van het eerste lid verschilt, niet : blij, verheugd, als in het Gotisch, maar als ook elders in het Oudgermaans : "von wilder Kraft" definieert hier Wrede en Geilamir staat dan gelijk met: vehementis nomen habens. In het Slavisch is ons woord verwant met Oudbulgaars of Oudkerkslavisch zélU, dat inzonderheid als bijwoord in de vorm zélo wordt gebezigd en dan de betekenis heeft van : heftig, geweldig, en ten slotte: zeer, in hoge mate. In Slavische persoonsnamen komt het niet voor; men vindt daar jaro-: vehemens of ook wel ljuto-: saevus. De door Leskien bijeengebrachte namen met -gaila hebben voor het merendeel als eerste lid een werkwoordstam, soms ook een adjectief of adverbium zoals in de namen Daugaila (daug: veel) en Visgaila (vis: om nis) en een enkele maal een substantief zoals in de verpoolst overgeleverde naam Korygello, waarin Leskien een Litouwse naam Karigaila vermoedt, in welks eerste lid hij het woord karias, karas: oorlog ziet. Curiositatis causa zij hier nog vermeld, dat in Dostojewskij's bekende roman Misdaad en Straf een persoon voorkomt, die de familienaam Swidrigailow draagt, een afleiding Gregorius Turonensis, Historia Francorum IV, cap. 28. Bij Beda, Historia ecclesiaatica gentis Anglorum V, cap. 11 in de gelatiniseerde ags. vorm Blithrytha. 5a) J. E. King, Baedae opera historica with an English translation (London 1930) Il, 248 en 501. 8) F. Wrede, Ueber die Sprache der Wandalen (Strassburg 1886), 81-82. 4) 5)
5
6
OVER DE OUDPOOLS-LITOUWSE NAMEN JAGIELLO EN RADZIWILL
van een Oudlitouwse naam op -gaila, waarvan men bij Leskien de gepoloniseerde vorm Swidrigello aantreft, terwijl hij in zijn tweede artikel de naam Svitrigaila noemt. Vermoedelijk betekent de naam : de hevig of zeer schitterende, en men zou dan een Angelsaksische naam als Fulhreht kunnen vergelijken. Beschouwen wij thans het eerste lid. Zoals gezegd heeft het merendeel der namen op -gaila als eerste lid een werkwoordstam. Dit is ongetwijfeld ook het geval bij de naam Jogaila. Ik vermag daarin niets anders te zien dan de stam jo- van het werkwoord joti: rijden. Tot staving van deze opvatting zou ik hier op twee verschillende parallellen willen wijzen. De Serven kennen een naam Jezdimir, waarin het eerste lid de stam is van het werkwoord jezditi: rijden. Indien het tweede lid -mir hier oorspronkelijk -me1· heeft geluid zoals bij de namen op -mir zo vaak het geval is 7), dan zou de naam J ezdimir zoveel betekenen als: die de naam heeft van, eventueel vermaard is in het rijden, het maken van rijtochten, of zoals Miklosich de naam vertaalt: etwa ab equitando nomen habens 8). De tweede parallel zie ik in de door Leskien eveneens onder -gaila gegeven naam Eigaila, waarvan het eerste lid bezwaarlijk iets anders kan wezen dan de stam ei- van het werkwoord eiti: gaan. Ook Leskien geeft deze voor de hand liggende betekenis aan ei-, maar van jo- zoekt men bij hem tevergeefs een verklaring. Naast ei- staan varianten met eit- en eis- en evenzo naast jo-varianten met jos- en jot- en zelfs jau-, zoals deze ook in overeenkomstige Oudpruisische namen voorkomen 9), maar hoe men ook over het vermoedelijke ontstaan van deze varianten moge oordelen, men zal toch moeten uitgaan van de eerste leden ei-: gaan en jo-: rijden, waaraan de raadselachtige naam van het ondergegane Baltische volk der Jatvingen, de Jatwjazi der Russische kronieken, in het Litouws Jotvingai, m.i. niet behoeft af te doen. Misschien dat Leskien, voorzichtig als hij was, daarom geen verklaring van jo- en varianten heeft willen geven, terwijl hij dit toch wel bij het overigens in dezelfde omstandigheden verkerende ei- en varianten heeft gedaan. Maar een naam als Jomilas b.v. zal toch wel niets anders betekenen dan: die van rijden houdt (mylëti: liefhebben, vgl. de Slavische namen met -mil) en een naam als Jogirdas (van girdëti: horen, vgl. gr. "ÀVTÓÇ: gehoord, vermaard) is volkomen synoniem met de Servische naam Jezdimir. Nu lijkt het mij in hoge mate waarschijnlijk, dat wij de woorden: rijden en: gaan moeten opvatten in militaire zin. Ook Miklosich Miklosich 289-290. Miklosich 240. R. Trautmann, Die altpreussischen Personennamen (Göttingen 1925), 136 (ei-, eis-, eit-) .. 140-141 (ia-, i48-, iau-). 7) 8) e)
6
OVER DE OUDPOOLS·LITOUWSE NAMEN JAGlELLO EN HADZIWILL
7
doet dit met deze begrippen in Slavische namen 10). Die rij- cn voettochten zullen krijgstochten zijn geweest. Van de 13de tot in de 15de eeuw hebben de Litouwers grote krijgstochten ondernomen, zowel tegen de Russen als tegen de Duitse Orde en zelfs tegen de Tataren in het gebied der Zwarte Zee. In dit verband zij er hier op gewezen, dat het aloude heraldieke wapen van Litouwen een geharnaste ruiter of ridder te paard voorstelt, in draf snel voortrijdend met getrokken zwaard boven hct hoofd. De Polen noemen dit Litouwse wapen vanouds zeer eigenaardig de pogon', welk woord in eigenlijke zin betekent: het najagen, het nazetten t.w. van de vijand. En dat nazetten kan dan zowel te paard als te voet geschieden, zowel door ruitcrs aIR door voetknechten , zowel rijdend als gaand. Die krijgslust in oude tijden heeft haar sporen achtergelaten in de oude naamgeving. Men denke aan de talrijke tweeledige Oudgermaanse namen, waarin allcrlei woordcn voorkomen, die betrekking hebben op strijd en oorlog, roof en buit, krijgshafte eigenschappen, waarin diverse wapens worden genoemd en het woord voor overwinning. JagieUo's gemalin droeg de naam Jadwiga, door de Polen overgenomen uit het Duitse Hedwig, in Oudgermaanse vorm Haduwig, waarin beide leden: strijd betekenen, een dier talrijke krijgshafte Oudgermaansc vrouwennamen. Ook bij de Slaven zijn aan het krijgsbcdrijf ontleende namen zeer gewoon. Nadat wij nu de beide samenstellende leden van de naam J ogaila hebben beschouwd, doet zich de vraag voor, wat dan de betekenis kan zijn geweest van de naam in zijn geheel. Zou de naam op grond van zijn bestanddelen niet betekend kunnen hebben: die in het rijden heftig is, in equitando vehemens, die een heftig of geweldig rijder, ruiter of ridder is? Men vergelijke de naam Bargaila (van barti, slav. borti: strijden): die in het strijden heftig is, die een heftig of geweldig strijder is. Die naam is nagenoeg synoniem met het bovengenoemde Karigaila: die in de oorlog heftig of geweldig is. En zo heeft ook Jogaila een synoniem in de naam Joskaudas of Joskauds . Leskien laat hier het eerste lid onverklaard, maar stelt bij het tweede lid de vraag: "Zu skaudus 'schmerzhaft', skaudeti 'schmerzenT' welke betekenis hier toch weinig schijnt te passen. Maar skaudus betekent juist zoals gailus bovendien nog: heftig, geweldig, of zoals het woordenboek van Lalis 11) geeft: violent, forcible , fierce 12). Ook hier zal de betekenis zijn geweest: in equitando vehemens. Miklosich 242. 11) A. Lalis, A dictionary of the Lithllanian aml English languages (Chicago 1903) I, 282b. 12) In zijn postuum verschenen Litauisches Lesebuch (Heidelberg 1919) geeft Leskien zelf ook beide betekeni!lsen van: "schmerzhaft. schmerzlich" en "heftig, gewaltig". 10)
7
8
OVER DE OUDPOOLS-LITOUWSE NAMEN JAOIEUO EN RADZIWII.I.
Tot zover over en naar aanleiding van de naam Jogaila-Jagiello. Zou men, de betekenis van de naam overwegende, niet verkeerdelijk kunnen wa.nen, dat het Jagiello is, wiens beeltenis op het Litouwse wapen staat zoals men beide, Jagiello en de pogon', naast elkaar in een oud Pools geschiedenisboekje 13) vindt afgebeeld? De tweede Oudlitouwse naam, waarover ik hier zou willen handelen, is de bekende, alweer gepoloniseerde oudadellijke naam Radziwill, waarvan de naam dragers nog heden in leven zijn. President Kennedy was met dit aloude geslacht verzwagerd en in de 16de eeuw huwde de Poolse koning Zygmunt II August, de laatste der Jagellonen, die Polen en Litouwen van 1548 tot 1572 regeerde, met Barbara Radziwillowna, de dochter van Radziwill, die hij voor het eerst in Wilna, de oude hoofdstad van Litouwen, had ontmoet. Die verpoolste naam Radziwill laat Leskien teruggaan op de in oude stukken aangetroffen Litouwse namen Radivilas, Radvilas, Radvils , waarnaast ecn corrupte vorm Redvils. Zij bestaan weer uit twee leden: uit het eerste lid rad ( i)- en het tweede lid -vil(a )s. Men vindt in Leskiens verzameling nog een aantal andere na.men op -vilas en in een niet onbelangrijk deel daarvan wordt het eerste lid weer gevormd door een werkwoordstam . De betekenis van -vi las staat niet vast. Leskien brengt het bij het Litouwse werkwoord viUis: hopen , terwijl Trautmann voor de overeenkomstige Oudpruisische namen met -vil ablaut aanneemt met val en dan verder wijst op de Tsjechische naam Volimir, waarin het eerste lid: willen betekent 14). Nu staan de begrippen: hopen en: willen semasiologisch niet zo ver van elkaar: wat men hoopt wil men en wat men wil hoopt men. Ik zal daarom hier van -vilas beide vertalingen gebruiken , zij het ook uit gebrek aan scherper inzicht. Maar wat kan dan de betekenis zijn van het eerste lid rad-, dat hier onverklaard blijft. Ik vermag daarin niets anders te zien dan de stam van het Litouwse werkwoord randu, radau, rasti, dat: vinden betekent. Er zijn trouwens geen andere echt Litouwse woorden, die met rad- beginnen dan afleidingen van deze stam. Ook bij de Slaven komt dit begrip als eerste lid in namen voor. In de Tsjechische geschiedenis is de oude vorstennaam Bfetislav (van obret-) welbekend, terwijl bij de Serven de namen Desimir en Desislav in gebruik zijn, door Miklosich vertaald met: ab inveniendo, acquirendo nomen habens 15). lnvenire en acquirere staan in 13) 14)
15)
J. Chociszewski, Dzieje narodu polskiego (Poznan' 1903), 84-85. Trautmann 156; Miklosich 238, 258. Miklosich 238. 8
OVER DE OUDPOOLS·LITOUWSE NAMEN JAOIELLO EN RADZIWILL
9
betekenis dicht bij elkaar, getuige het Grieks, waar het begrip: verwerven wordt uitgedrukt door het medium van: vinden (et~(!{G"Oflat). Nu is ons werkwoord vinden reeds in het Gotisch aangetroffen, waar het fintluLn luidt. Slaat men dit woord op in het Etymologisches W örterbuch der Gotischen Sprache van C. C. Uhlenbeck, dan leest men daar: " Man vermutet, dass der begriff des findens sieh aus dem des gehens entwickelt hat und vergleicht ahd. fendo fussgänger, funden eilen." Er had hier nog aan toegevoegd kunnen worden, dat in de ' Slavische talen het begrip: vinden wordt uitgedrukt door werkwoorden, die eigenlijk en letterlijk betekenen: gaan op, komen op (iets), b.v. russ. najti, nachodit' . VgI. ook lat. invenire. Wanneer nu de begrippen : vinden en: gaan zo dicht bij elkaar liggen, dan zou de betekenis van het eerste lid rad- wel eens niet zo heel veel verschild kunnen hebben van die van het eerste lid ei- in de naam Eivilas. E-ivilas zou dan kunnen betekenen: die wil of hoopt te gaan d.w.z. zoals wij boven meenden te moeten aannemen : op een krijgstocht te gaan, waarbij men onwillekeurig denkt aan de Oostgotische namen Wilifara en Sendefara 16) , waarvan het eerste de wil om te gaan te kennen geeft en het tweede betekent: die op een krijgstocht (got. sinths) gaat, beide krijgshafte Oudgermaanse vrouwennamen als zoveel andere. De Litouwse naam Radivilas of Radvilas lijkt dit nog iets nader te preciseren door het veronderstellen van een object als doel: die wil of hoopt te gaan , te komen op iets, iets te vinden, iets te verwerven. En zou dat iets hier dan wel iets anders kunnen wezen dan buit? "Druzinoju nalezu srebro i zlato: door mijn krijgsgevolg zal ik komen op, vinden, verwerven zilver en goud", zegt grootvorst Wladimir van Kiew in de oudste Russische kroniek, de zogenoemde kroniek van Nestor 17) uit de llde eeuw. "Die Beute blieb die Hauptsache" karakteriseert Steinhausen 18) het oorlogvoeren der Germanen. Bij de heidense Slaven en Litouwers is het niet anders geweest. Men vergelijke de in de oudste Tsjechische kroniek, de Chronica Bohemorum van de Praagse kanunniek Kosmas 19) uit de tweede helft der llde eeuw, op het jaar 995 voorkomende naam Pobraslav, die betekent: die de naam heeft van, eventueel vermaard is in het pobrati d.i . in het alles wegnemen, wegroven, of zoals Miklosich de naam vertaalt: a colligendo, 16) F. Wrede , Ueberd-ie Sprar.hederOstgoten in ltalien (Strassburg 1891), 155, 88, 134 en 134, 92. 17) Chronica Nestoris, ed. Fr. Miklosich (Vindobona 1860), 77. 18) G. Steinhausen, Ger71lam:sche Ku.ltur in der Urzeit (Leipzig.Berlin 1917). 47. Ig) K0871lüw letop'Ïs éesky prelolil W. W. Tomek (Praha 1882), 34.
9
10
OVER DE OUDPOOLS-LITOUWSE NAMEN JAOIEUO EN RADZIWIU
rapiendo nomen habens 20), waarbij hij nog de synoniemen Braslav en het Poolse Zbroslaw noemt. Zouden de oude Pools-Litouwse namen Jagielw-Jogaila en Radziwill-Radivilas, Radvilas, wat hun oorspronkelijke betekenissen aangaat, niet beide als in het Litouwse heidendom terugreikende strijd- of oorlogsvarianten te beschouwen zijn 1 20)
Miklosich 237.
10