Voorstellen voor onderzoekspresentaties Mbo Onderzoeksdag Naam indiener Jolanda Cuijpers Mailadres:
[email protected] Telefoonnummer: 0618184849 Naam/namen van de presentatoren: Marielle den Otter en Jolanda Cuijpers 1. Titel van de presentatie; Doet goed voorbeeld goed volgen? Wat is het effect van (modeling) voordoen en (articulation) expliciteren op de ontwikkeling van zelfsturende leervaardigheden van studenten in het middelbaar beroepsonderwijs? 2. De aanleiding voor het onderzoek en de onderzoeksvragen. Bijv: wat is het probleem en wat gaat op grond van dit onderzoek veranderen in de onderwijspraktijk? Welke vragen wil je met dit onderzoek beantwoorden? In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) wordt uitgegaan van zelfsturend leren. De student wordt geacht zelf sturing te geven aan zijn eigen leerproces en aan zijn leerloopbaan. De basisgedachte is hierbij dat de student kennis en kunde beter eigen maakt als hij zich actief opstelt in het leerproces door bijvoorbeeld zelf leervragen te formuleren en doelgericht (leer-)acties te plannen. Maar in de dagelijkse praktijk blijkt dat het voor veel studenten moeilijk is om zelf sturing te geven aan het leerproces en hun leerloopbaan (Glaudé, 2011). Veel mbo-studenten zitten niet ‘zelf aan het stuur’, zij ervaren een stuurloosheid en geven aan behoefte te hebben aan hulp en aansturing (Cuijpers , 2012). Studenten benoemen expliciet, tijdens een individueel actieonderzoek (Cuijpers , 2012), dat ze uitleg en ondersteuning nodig hebben bij het uitvoeren en ontwikkelen van de zelfsturende leervaardigheden. Expliciet wordt gezegd; ‘geef een voorbeeld, doe het dan eens voor’. Enerzijds om de zelfsturende leervaardigheden (gemotiveerd) in te kunnen zetten en te kunnen hanteren en anderzijds om de relatie te leggen tussen het onderwijs op school en de eigen competentieontwikkeling. Uit literatuuronderzoek blijkt dat het sturen/reguleren van het eigen leerproces niet vanzelfsprekend is voor de gemiddelde mbo-student. Echter het blijkt wel leerbaar te zijn! Cognitief neurowetenschappelijk onderzoek toont aan dat gedurende het hele leven nieuwe neuronen én verbindingen tussen deze neuronen ontstaan. Neuronale verbindingen, die vaak gebruikt worden versterken zich en neuronale verbindingen, die minder gebruikt worden verzwakken en sterven af (‘use it or lose it’). De hersenen veranderen en passen zich aan afhankelijk van het beroep wat op ze wordt gedaan. Dit wordt neuroplasticiteit genoemd (Spee, 2013). Deze processen worden gestimuleerd door het leren van nieuwe vaardigheden. Dit betekent, dat leerzaam oefenen van zelfsturende leervaardigheden, zoals het plannen, controleren, evalueren van en het reflecteren op het eigen gedrag en ontwikkeling, bijdraagt aan de ontwikkeling en rijping van de prefrontale cortex. In aansluiting op de expliciete vraag van studenten, ‘geef een voorbeeld, doe het dan eens voor’, worden modeling en articulation genoemd als concreet gedrag waarmee de coach/docent de ontwikkeling van de zelfsturende leervaardigheden stimuleert (Collins, 1987) (Bolks T, 2011).
Bovenstaande heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag en deelvragen: Wat is het effect van modeling en articulation op de ontwikkeling van de zelfsturende leervaardigheden van de eerstejaars studenten van de BOL V&V? Onder deze centrale vraag vallen de volgende deelvragen: 1. Wat is nodig om zelfsturend leren te realiseren bij de MBO-student? (literatuuronderzoek) 2. Hoe waarderen studenten bij aanvang van de opleiding (0-meting) en na de pedagogische/didactische interventie 1, 13 weken (1-meting) en 26 weken (eindmeting), de eigen zelfsturende leervaardigheden? 3. Hoe waarderen studenten, bij de eindmeting, het effect van modeling en articulation (middels de pedagogische/didactische interventies) op de ontwikkeling van de eigen zelfsturende leervaardigheden? 4. Hoe waarderen coaches/docenten, bij de eindmeting, het effect van modeling en articulation (middels de pedagogische/didactische interventies) op de ontwikkeling van de zelfsturende leervaardigheden van de studenten? 5. Welke verschillen benoemen coaches/docenten in de ontwikkeling van de zelfsturende leervaardigheden van de huidige eerstejaars studenten ten opzichte van de eerstejaars van schooljaar 2011-2012?
1 Op basis van het theoretisch kader van self-directed learning is een pedagogische/didactische interventie ontwikkeld en geïmplementeerd. Hierbij laat de coach/docent , op basis van de structuur van de Wegwijzer, zelfsturend ‘voorbeeldgedrag’ zien en ‘expliciteert’ dit (pedagogisch). Om te realiseren dat het gedrag consequent wordt ingezet is de structuur van de Wegwijzer (Klatter, 2011) geïntegreerd (didactisch): 1. in de didactiek van de opdrachten, 2. bij het opstarten en bijsturen van lesprogramma tijdens een trimester 3. én ter voorbereiding op de BPV . Modeling en articulation komen hierdoor consequent terug in het gehele curriculum en in het gedrag van de coach/docent. Hiermee zijn de stappen oriënteren, plannen, uitvoeren, controleren, evalueren en reflecteren steeds terugkomende stappen in het gehele onderwijsproces. Hierbij kan de student afkijken, een concept vormen, leerzaam oefenen en ervaren wat het effect is op de aansturing van het eigen leerproces.
3. De methode(n) van onderzoek: welke methode is gebruikt om een antwoord te geven op de onderzoeksvragen? Het effect wordt gemeten door onderzoek te doen naar de waardering die studenten toekennen aan de eigen zelfsturende leervaardigheden, de waardering die coaches/docenten toekennen aan de zelfsturende leervaardigheden van de studenten en de waardering die door beide wordt toegekend aan het effect van modeling en articulation op de ontwikkeling van deze zelfsturende leervaardigheden. In dit kader spreekt men van waarderend onderzoek 2 ofwel appriciatieve inquiry. Om zicht te krijgen op het effect van modeling en articulation, op de zelfsturende leervaardigheden, worden bij de eerstejaars studenten en hun coaches verschillende onderzoeksinstrumenten ingezet. 1. Ten aanzien van de databronnen: data wordt verzameld bij verschillende studenten (in drie klassen) en coaches, op verschillende tijdstippen (0-meting, 1-meting, eindmeting) en in verschillende situaties (vragenlijst=individueel en interview=groepsgesprek). 2. Methodische triangulatie: data, verzameld met behulp van verschillende onderzoeksinstrumenten. Te weten vragenlijst en interview. 3. Ten aanzien van het soort data: analyse van zowel kwalitatieve, de vragenlijst voor de kwantitatieve gegevens, het interview voor de kwalitatieve gegevens bij studenten en coaches. 4. Onderzoekers-triangulatie: data die door meerdere onderzoekers, de coaches , onafhankelijk van elkaar geanalyseerd worden. 4. De opbrengsten: wat heeft het onderzoek (tot nu toe) opgeleverd? Denk aan resultaten én conclusies. De eerste resultaten 3 tonen aan dat de zelfsturende leervaardigheden van de eerstejaars studenten zich positief ontwikkeld hebben door het inzetten van modeling en articulation middels een pedagogische/didactische interventie. De studenten waarderen de eigen zelfsturende leervaardigheden in toenemende mate positief en herkennen dat het beschikken over deze vaardigheden nodig is om zich op het eigen leerproces te oriënteren, het te plannen, uit te voeren en te controleren (self-regulated learning). Ook coaches/docenten zien een positieve ontwikkeling in de zelfsturende leervaardigheden van deze groep studenten. Allen leggen een directe relatie met modeling en articulation. Blijkbaar bieden modeling en articulation (ingebed in het totale onderwijsprogramma) handvatten om een passende balans tussen sturing en zelfsturing te bieden. Studenten herkennen en waarderen het voordoen en expliciteren. Coaches en docenten ervaren houvast om het proces van ‘gestuurd naar zelfgestuurd’ van ‘begeleid naar onbegeleid’ vorm te geven.
Waarderend Onderzoek is specifiek gericht op die gegevens die weergeven waar, in de beleving van de betrokkenen, het succes, een positieve ontwikkeling etc aan te danken is. 3 april 2013 2
5. De (mogelijke) benutting van de opbrengsten in de schoolpraktijk: hoe zullen de opbrengsten resultaten worden gebruikt? In je eigen school ? ook in andere? Op basis van het theoretisch kader van self-directed learning is een pedagogische/didactische interventie ontwikkeld (2013) en geïmplementeerd binnen het curriculum en de begeleiding van de BOL V&V. Vanaf schooljaar 2013-2014 komt dit terug: 1. in de didactiek van de opdrachten, 2. bij het opstarten en bijsturen van lesprogramma tijdens een trimester 3. én ter voorbereiding op de BPV . Modeling en articulation komen hierdoor consequent terug in het gehele curriculum en in het gedrag van de coach/docent. Hiermee zijn de stappen oriënteren, plannen, uitvoeren, controleren, evalueren en reflecteren steeds terugkomende stappen in het gehele onderwijsproces. Hierbij kan de student afkijken, een concept vormen, leerzaam oefenen en ervaren wat het effect is op de aansturing van het eigen leerproces. Uitkomsten van het onderzoek zijn benut om binnen ROC de Leijgraaf handvatten te ontwikkelen bij de volgende onderdelen van de curriculumtool: stap 1: kaders en visie stap 5: fijn ontwerp Binnen de kraamopleiding Brabant (KOB) wordt gebruik gemaakt van de didactiek bij de ontwikkeling van de opdrachten.
Geciteerde werken Bolks, T. (2011). Zelfsturing gaat niet vanzelf. Tijdschrift voor lerarenopleiders, 8. Collins, A. B. (1987). Cognitieve apprenticeship, teaching the craft of reading, writing en mathematics. Technical report 403. Cuijpers, J. (2011). Is zelfsturing door students in het middelbaar beroepsonderwijs noodzakelijk en mogelijk? Vught: Cuijpers. Cuijpers, J. (2012). Welke interventies dragen bij aan het zelfsturend vermogen van students in het middelbaar beroepsonderwijs. Vught: Cuijpers. Glaudé, J. v. (2011). Pedagogisch-didactisch handelen in het middelbaar beroepsonderwijs. Den Bosch/Utrecht: ECBO. Klatter, E. (2009). Visiedocument Competentieontwikkeling in het Beroepsonderwijs -in ontwikelingversie 6. Amersfoort: Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Klatter, E. (2011). Visiedocument, Competentieontwikkeling in het Beroepsonderwijs. Amersfoort: Stichting Consortium Beroepsonderwijs. Ruijters, M. S. (2013). Breinleren. In B. Spee, Canon van het leren (pp. 103-112). Deventer: Kluwer Vermunt, J. V. (1998). Onderwijskundig Lexicon Editie 3. Alphen a/d Rijn: Samson.