DE NAMEN DER ANTILLEN DOOR
C. H. DE GOEJE
Wie de namen der West-Indische eilanden bekijkt, ziet dadelijk, dat vele daarvan door de spaansche ontdekkers gegeven moeten zijn. Dat wordt bevestigd door de oude reisverhalen. St. Martin bijv. werd ontdekt omtrent of op den 12en November 1493 (tweede reis van Columbus); het is duidelijk, dat het eiland genoemd is naar den Heilige op wiens naamdag men er kwam. Het staat reeds op de kaart van Juan de la Cosa 1500 *). Verder varende naar Haiti of Espafiola („het spaansche"; op de eerste reis had men daar een garnizoen achtergelaten) „zag de admiraal vele eilanden bij elkaar, die ontelbaar leken; aan het grootste daarvan gaf hij den naam „Santa Ursula" en aan al de anderen de „Elfduizend maagden". Op de oude kaarten staat „Ie XI mil virgine" en thans heeten ze Virgin Islands. Hier houdt de naam vermoedelijk geen verband met den naamdag der Heilige (21 October). Dat is wel het geval met de kaap in Patagonië, door Magalhaes genoemd (volgens Pigafetta) „Capo dele vndici millia vergine". [Virginia in Noord-Amerika is daarentegen genoemd naar Koningin Elisabeth van Engeland]. Van soortgelijken oorsprong zal de naam St. Eustatius zijn; de vroegste kaart, waarop ik den naam („estasia") aantrof, is de Turijnsche kaart van tegen 1523. Op dezelfde kaart verschijnt ook voor het eerst Saba; of dit eiland genoemd is naar het bijbelsche Saba, durf ik niet te zeggen. De verzamelnaam „Antillen" is ontleend aan den naam van het problematieke eiland Antüia, dat op kaarten van vóór Columbus in het Westen van den oceaan was geteekend. Op oude kaarten vindt men bij de Kleine Antillen de namen Islas de Canibales = ') Over de vraag, of men toenmaals het tegenwoordige St. Martin of een ander eiland heeft bezocht, zie C. K. Kesler, Heeft Columbus St. Maarten ontdekt? De West-Indische Gids XIV.
— 33 — West-Indische Gids XVIII
3
34
C. H. DE GOEJE, DE NAMEN DER ANTILLEN
eilanden der Kariben-Indianen of Islas comarcanas = (verm. ten opzichte van Espafiola) omliggende eilanden. Enkele spaansche namen hebben geen stand gehouden; bijv. S. Juan Bautista, thans Porto Rico, welke laatste naam doet denken aan een aanpassing aan den indiaanschen naam van dit eiland, Zfon'^wen. Het is weinig bekend, dat van de meeste eilanden ook de vroegere indiaansche namen bewaard zijn gebleven. Enkele daarvan zijn door de Spanjaarden overgenomen, andere kan men vinden in de werken van Ferdinando Colombo, Martyr, Las Casas, Oviedo, Herrera enz. (alwaar ook de verklaring der spaansche namen), en anderhalve eeuw later heeft Breton in zijn woordenboek van het Eiland-Karibisch (vnl. Caraibe-Francais p. 409 vlg., Francais-Caraibe pp. 219, 352) de door de Eiland-Kariben gebezigde namen vermeld. Aardrijkskundige namen kunnen wel eens wat leeren omtrent de geschiedenis van een streek. In dit geval echter bevestigen ze slechts wat reeds bekend is. In de hieronder gedrukte lijst vindt men eenige namen die vermoedelijk hetzelfde zijn als Taino (taal van Haiti) Aayo, fowa, &M<m" of Eiland-Karibisch (afkomstig uit het daarin opgesmolten Ineri; Kleine Antillen) a&a«ra = eiland; andere namen bevatten vermoedelijk hetzelfde woordje als bestanddeel, waarop ik dan door een afscheidingsstreepje de aandacht heb gevestigd. Enkele namen laten zich geheel uit het, vrij goed bekende, Eiland-Karibisch vertalen. De mogelijkheid blijft open, dat er onder de namen ook eenige zijn, die afkomstig zijn van nog oudere bevolkingen. Van zulke bevolkingen waren misschien ten tijde van Columbus nog hier en daar resten aanwezig, die echter evenals de z.g. Taino's snel zijn weggesmolten, toen de Spanjaarden zich in hun land vestigden. De Eiland-Kariben hebben zich langer gehandhaafd, maar zijn thans ook bijna geheel verdwenen, met uitzondering van een deel hunner, dat, door de Engelschen naar Honduras overgebracht, zich daar heeft vermenigvuldigd *). Hier volgt de lijst van indiaansche namen der eilanden; de namen van rivieren enz. bij de spaansche schrijvers, laat ik hier buiten behandeling. * = volgens spaansche schrijvers; de rest is ontleend aan Breton en in fransche spelling. Bahama-groep, zie bij Oviedo en op oude kaarten. Daaronder ') Zie C. H. d. G., Het merkwaardige Karaïbisch; id. Het merkwaardige Eiland-Karibisch. De West-Indische Gids XIV, XVII.
C. H. DE GOEJE, DE NAMEN DER ANTILLEN
35
Lw-cayo*, Yw-cayo*. door de Spanjaarden ook gebezigd voor de geheele groep en voor de bewoners, en Cayocos* of Caycos*. Groote Antillen: Cw&a*/ /awa-yca*; 7/ayfo'*, ^4*tó, .<4/»aco*, Caarcw-caera, les Saintes, CayoAo^j Petite Terre. Deelen van Guadeloupe: Bafoorco«e (6a/aoM« = zee, ÏVOCCW = in), Cabster; üCaera-èo«e (o«a&o«j = beneden), Basse Terre; CoMcAa/ïö/aoMo; Grande Terre. i4icAï, Marie Galante; O«fli/oMCOM&oz<^' (o«a = onze, ^OMCOM = veldslag, ft«/t = kampeeren ? dus duidende op het gevecht, waarin de Kariben de Ineri's totaal versloegen?) of Ceyre*, Dominica; /Ma«a-caera (yoa«a = leguaan), Afa/mi'wo*, »»»(!*, het vrouwen-eiland der mythe, Martinique, welke naam ik houd voor een in de 17e eeuw ontstane verfransching van M«fo'raVio; /(WflMfl/ao, St. Lucia; 7c/hVoMgawaw« (/-jcAm>coK«e = het boveneinde), Barbados (dat aan den buitenkant van de andere eilanden ligt); /ow/owmam ( = vrouwen rooven; de Kariben hebben de vrouwen der gedoode Ineri's behouden en ook nogal Tainoen Arawaksche vrouwen geroofd), St. Vincent; CamaAogMe, Grenada; //MJ'WO*,?/ 2?«n'an'*, ?; i4n/ö«'m*, /l/o«èaera, Tabago; S*OT'6«*, CAa/«'6e, Trinidad. Voorts: Zaama*, Can'/aifl*. Can'èawa* (deze beide verband houdende met den naam der Kariben: /Can'^owa, X«n'è /oife (wellicht het land nabij Trinidad, dat Columbus hoorde noemen), het vaste land van Zuid Amerika. De Cura?ao-groep is ontdekt op de reis van Hojeda, Juan de la Cosa en Vespucci 1499-1500, wellicht door Vespucci alleen '). ') Over Vespucci en zijn reizen zweefde een raadsel, dat onlangs zoo goed als opgelost is door A. Magnaghi (Amerigo Vespucci; Roma 1926); aanvulling in mijn voordracht op het Amerikanisten-Kongres
36
C. H. DE GOEJE, DE NAMEN DER ANTILLEN
Op een der eilanden zag men menschen van zeer groote gestalte en op een ander vond men verfhout (spaansch èrasi/, italiaansch t/crztwo). Op de kaart van Juan de la Cosa 1500, staan daar twee eilanden met de namen insula de gigantes en y. do brasil. De oudste mij bekende kaart, die de tegenwoordige namen geeft, is die van Vesconte de Maiollo 1519, die aruba, curasote en bojnaj vermeld. Omstreeks dien tijd vallen bemoeiingen van de Spanjaarden met deze eilanden *) en de brief van Juan de Ampies hierover *), noemt „Aruba y Corazao y Buinare". Deze namen doen wel een weinig denken aan spaansche woorden, doch Las Casas en Oviedo zeggen, dat Curacao de naam was, dien de Indianen bezigden. Om dat verder te onderzoeken, zouden we moeten weten, welke taal die Indianen spraken, maar daarvan is bitter wenig bekend. Begin 1635 woonden op Bonaire menschen van den stam der Caquetios *) en er is een vermoeden, dat hun spraak leek op het Achagua *), arawak-maipure groep, waartoe ook het Taino behoorde. Voorts is er een in de 19e eeuw opgesteld lijstje van vermoedelijk indiaansche woorden van Aruba *), waarte Sevilla in 1935, waarvan de Handelingen nog niet verschenen zijn). Mijn opstel „Suriname ontdekt" in T. Kon. Ned. Aardr. Gen. 1934 behandelt die reizen nog volgens de voorstellingen van de Navarrete. ') G. J. van Grol, De grondpolitiek in het West-Indische domein der generaliteit, 's-Gravenhage 1934, I p. 76, vermeldt, dat tegen 1515 een spaansche vloot 2000 Indianen van deze eilanden ontvoerde als arbeidskrachten voor Hispaniola (Haiti); de rest der bevolking werd omgebracht. Ten gerieve van onderzoekers moge ik hier aanteekenen, dat het woord „naftonas" in den brief van Juan de Ampies (Eerste Jaarverslag T., L. en V. kundig Genootschap te Willemstad, Curacao; Amsterdam 1897, p. 91; zie ook Tweede id., 1898 p. 143 vlg.), vrij zeker ontleend is aan het Taino, waarin het „cliënt", „slaaf" beteekende. ") Zie vorige noot. •) I. A. Wright, Nederlandsche Zeevaarders op de eilanden in de Caraïbische zee, Utrecht 1934, document no. 58. *) Oorsprong en betekenis van den naam Curacao, (pater A. Euwens) Amigoe di Curacao Nov. 1935/Jan. 1936. •) A. J. van Koolwijk, De Indianen Caraïben van het eiland Aruba, T. Kon. Ned. Aardr. Gen. 1882 (de naam Caraïben is een vergissing). De enkele indiaansche woorden in het Papiamentoe: AawaAa hangmat, Aanoa boot, AMMMAM plantage, matas/t mais, zijn waarschijnlijk medegekomen met het spaansch, dat ze aan het Taino ontleende. Het op Bonaire gebezigde woord cAogogo flamingo, is misschien ook langs dezen weg binnengekomen. J. H. J. Hamelberg (T. Kon. Ned. Aardr. Gen. 1907 p. Ill) begaf zich in een gissing, toen hij de veraf wonende Warau's of Guarauno's voor den naam Curacao aansprakelijk stelde en in een vergissing doordien hij het Guarani uit Paraguay-Brazilië voor hun taal hield.
C. H. DE GOEJE, DE NAMEN DER ANTILLEN
37
van enkele ook aan die taalgroep doen denken. Maar dat is ten eenenmale onvoldoende om zich te kunnen wagen aan een uitlegging der namen Aruba, Curacao, Bonaire en Adicora, l.g. de onlangs door van Grol teruggevonden naam van Klein Curacao *).
NASCHRIFT:
De aangehaalde opstellen in de Amigoe di Curacao zijn thans in brochurevorm verschenen: De naam Curacao. Haar historie, oorsprong en betekenis. Een nagelaten studie van Wijlen Pater A. Euwens O. P., bewerkt door Pater H. M. Hulsman O. P., Curacao 1936. Het daar in noot 17 aangehaalde dagbladbericht is niet geheel juist. Het onderzoek heeft Amerigo Vespucci gezuiverd van den blaam, dat hij een vervalscht reisbericht zou hebben gegeven en vastgesteld, dat hij twee belangrijke ontdekkingsreizen heef t gemaakt: 1499-1500 (met de Hojeda, die echter wellicht niet de geheele reis heeft mede gemaakt) langs de noordkust van Zuid Amerika van beoosten de monden der Amazone tot bewesten Curacao; 1501—2 langs de oostkust van Zuid Amerika. Een jaar vóór Vespucci, had in 1498, Columbus op zijn derde reis, nabij Trinidad het vasteland van Zuid Amerika ontdekt. Zie voor indiaansche woorden nogM. D. Latour O.P., Vreemde invloeden in het Papiamento, De West-Indische Gids XVII; de vermelding dat op Curacao Caraïben gewoond zouden hebben is wel het oude misverstand, dat een taai leven heeft ?
Van Grol, a.v.p. 76.