Augustijn
Tijdschrift van de afdeling Huisartsgeneeskunde • Erasmus MC en huisartsen: bijzonder verbonden
Nummer 5 • april 2011
‘Ouders krachtiger geruststellen bij luchtwegproblemen kind’ Praten als medicijn Huisarts van de haven
Aftrap NHG-kaderopleiding Bewegingsapparaat
Jaargang 2 • nummer 5 • april 2011
Belangrijke activiteiten Voor u ligt alweer het vijfde nummer van Augustijn, het blad van de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC. Wij brengen u wederom op de hoogte van belangrijke activiteiten, zowel binnen als buiten onze afdeling. Onderwijs in consultvoering en communicatie is een belangrijk onderdeel in de huisartsopleiding van het Erasmus MC. Vooral de aandacht voor arts-patiëntcommunicatie in het onderwijs voor derdejaars aios werd recent door een externe auditcommissie als goed gekwalificeerd. Groot pluspunt bleek te zijn dat zij regelmatig worden beoordeeld op deze vaardigheid. Mooi nieuws. Frits Bareman, adjunct hoofd van de huisartsopleiding, vertelt dan ook vol trots over het consultvoeringsonderwijs tijdens de opleiding. Daarnaast aandacht voor het academisch huisartsen netwerk PRIMEUR. Inmiddels zijn de eerste contracten met gezondheidscentra getekend. Coördinatoren van deze eerste academische centra vertellen over de motieven en verwachtingen. In de loop van dit jaar volgen de overige centra en wordt het netwerk gecompleteerd. In de komende nummers van Augustijn blijven wij u op de hoogte houden van de ontwikkelingen binnen PRIMEUR. Een primeur van een andere orde is de start van de kaderopleiding Bewegingsapparaat bij onze afdeling in samenwerking met het NHG. Na luchtwegklachten worden huisartsen het meest geconsulteerd over aandoeningen van het bewegingsapparaat. Tijd dus voor een NHG-kader opleiding, de elfde in Nederland, waarin de kennis van de huisarts over dit onderwerp wordt verbreed en verdiept.
Colofon Augustijn is een uitgave van de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC en verschijnt twee tot drie keer per jaar. Het tijdschrift wordt geproduceerd door Commu nicatie van het Erasmus MC. Hoofdredacteur: Patrick Bindels Redactieraad: Patrick Bindels, Thérèse Brans, Frans Groeneveld en Hans van der Wouden Redactie: Ron Alma (cartoon), Gert-Jan van den Bemd (beeldredactie), Annemarie van der Eem, Gerben Stolk (eindredactie) en Chrétienne Vuijst Fotografie: Levien Willemse Vormgeving: Ditems Media, Monnickendam Redactieadres: Redactie Augustijn, Thérèse Brans, afdeling Huisartsgeneeskunde Postbus 2040 3000 CA Rotterdam 010-70 44014
[email protected] Gebeurt er iets nieuwswaardigs op het vlak van huisartsenzorg dat aandacht verdient in Augustijn? Heeft u suggesties of vragen? Wilt u een adreswijziging doorgeven of stelt u geen prijs op dit magazine?
Volop ontwikkelingen en activiteiten. Ik wens u veel leesplezier toe. Patrick Bindels Hoofd afdeling Huisartsgeneeskunde Erasmus MC 2
april 2011 • Augustijn
inhoud
6 Eerder diagnose
14 Academisch netwerk van start Het academisch netwerk van de afdeling Huisartsgenees kunde komt van de grond. Op het gebied van onderwijs en wetenschappelijk onder zoek gaat nauw worden samengewerkt met diverse huisartspraktijken uit steden en dorpen. Vertegenwoordi gers van twee deelnemende gezondheidscentra over hun verwachtingen.
Hoe kan een huisarts eerder vaststellen dat een patiënt slachtoffer is van huiselijk geweld? En hoe is zijn bezoeker beter af te brengen van ongezonde leefgewoon ten? Het Erasmus MC leert het aan aios en huisartsopleiders.
8 Kaderopleiding bewegingsapparaat
16 Aios begeleider coassistent Na luchtwegklachten worden huisartsen het meest gecon sulteerd over aandoeningen van het bewegingsapparaat. Begin deze maand ging een kaderopleiding over dat thema van start, georga niseerd door de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC in samenwer king met het NHG.
Een ervaren huisarts, wel licht al wat grijzend aan de slapen. Dat is degene die doorgaans een coas sistent wegwijs maakt in de huisartsgeneeskunde. Maar sinds een jaar zijn het ook derdejaarsartsen in opleiding tot specialist (aios) van het Erasmus MC die de begeleiding van coassistenten voor hun rekening nemen.
12 Babysterfte
18 Ook recept ontstekingsremmer
Nederland heeft bijna de hoogste babysterfte in Europa. In de missie om dat terug te dringen, ziet hoogleraar Verloskunde en Prenatale Geneeskunde Eric Steegers ook een belangrijke rol weggelegd voor huisartsen.
Huisartsen die kinderen langdurig luchtwegverwij dende middelen voorschrij ven, doen er goed aan te overwegen ook een recept voor een ontstekingsremmer te geven. Hans Uijen, zelf praktijkvoerend in Holten, stelt de verbetering voor na zijn promotieonderzoek aan het Erasmus MC.
Augustijn • april 2011
z
Verder...
4 Kort Nieuws Oeuvreprijs Heleen Evenhuis * ‘Bestudeer overeenkomsten aandoeningen bewegingsapparaat’ * Emiel van der Doesspeld Frans Groeneveld * Gegarandeerde service adherente huisartsen * Onderzoek huisartsen in opleiding
11 Schepelingen als patiënt “Havenarts is een enorm mooi vak.” Was getekend: Fulco van der Leer, een van de vier huisartsen van Port Health Centre in Rotterdam. Een verhaal over stoere zeemannen, soa’s en heimwee. “Please doc, send me home.”
20
Pottenbakken
Hij is een workaholic, weet de Zwijndrechtse huisarts Frans Malais. “Ook als er geen patiënten zijn, is er genoeg te doen. Bijvoorbeeld de administratie of studie. Maar als ik bezig ben met pottenbakken, denk ik helemaal nergens aan.”
3
kort nieuws
Beeld: Levien Willemse
Oeuvreprijs Heleen Evenhuis Omdat zij mede de aanzet heeft gegeven tot de ontwikkeling van het specialisme Arts voor Verstandelijk Gehandicapten (AVG) in ons land, ontving Heleen Evenhuis in november de Hanna Oorthuysprijs.
Het zou goed zijn de overeenkomsten tussen veel aandoeningen van het bewegingsapparaat te onderzoeken in plaats van de ziekten afzonderlijk te bestuderen. Dat kan de diagnostiek en behandeling optimaliseren.
Het gaat om de oeuvreprijs die de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG) eens per zes jaar toekent aan een persoon of instantie die zich bijzonder heeft ingespannen op dit terrein. Evenhuis is hoogleraar Geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten in het Erasmus MC. Die discipline maakt er deel uit van de afdeling Huisartsgeneeskunde. De jury oordeelde dat Evenhuis de prijs verdient op basis van haar grote inzet en enthousiasme voor het vak. Zij was bijvoorbeeld lid van de KNMG begeleidingscommissie die de weg vrijmaakte voor de specialistenregistratie ‘Geneeskunde voor mensen met een verstandelijk handicap’. Verder leverde zij, zo luidt het, een substantiële bijdrage aan de
totstandkoming van de huidige opleiding tot AVG. Bovendien heeft Evenhuis oog voor wetenschappelijke onderbouwing van de praktijk. De prijs is genoemd naar Hanna Oorthuys (19431992), arts voor verstandelijk gehandicapten ‘avant la lettre’. Het betreft een oorkonde en een bedrag van duizend euro.
Onderzoek huisartsen in opleiding De samenhang tussen gewicht enerzijds en gezondheidsklachten anderzijds waarmee kinderen naar de huisarts gaan.
4
‘Bestudeer overeenkomsten aandoeningen bewegingsapparaat’
Daar draait het om in het in november officieel begonnen DOERAK onderzoek. Het is opgezet en wordt uitgevoerd door derdejaars huisartsen in opleiding (aios). De eerste groep heeft samen met de onderzoekers van de afdeling Huisartsgeneeskunde vraagstellingen uitgewerkt. Om meer inzicht te krijgen in de samenhang tussen klachten en gewicht, hebben
Het is een van de conclusies die in oktober werden getrokken tijdens het eerste internationale congres ‘Primary Care Musculoskeletal Reserch Congress - PRIMUS’ in Rotterdam. Drie dagen lang bespraken ruim 160 onderzoekers en clinici de stand der wetenschap rondom de diagnostiek en behandeling van klachten van het bewegingsapparaat. De bijeenkomst was een initiatief van de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC. Alle belangrijke aandoeningen kwamen aan bod. Voorbeelden: rug-, nek- en schouderklachten, artrose, osteoporose en sportgerelateerde letsels. Verder was er veel aandacht voor de effectiviteit van behandelingen, zoals oefentherapie en gedragsmatige benaderingen. Valpreventie stond eveneens op het programma. Een belangrijk thema was de constatering dat veel aandoeningen van het bewegingsapparaat een grote overeenkomst vertonen. Ze kennen
zij vragen toegevoegd over ziektegeschiedenis en comorbiditeit. In hun opleidingspraktijk nodigen aios kinderen en ouders uit mee te doen aan het onderzoek. De deelnemers vullen op internet een activiteitendagboekje en vragenlijst in. Tijdens de onderwijsbijeenkomst begin maart zijn de eerste gegevens bestudeerd. Kort daarop begon de volgende groep aios met het project, voortbouwend op het werk van haar voorgangers. Aios kunnen eventueel hun differentiatiestage aan het eind van hun derde jaar besteden aan de uitwerking van vraagstellingen.
bijvoorbeeld dezelfde of soortgelijke risicofactoren. Verder lijken klachtenbeloop en effectiviteit van de behandeling vaak op elkaar. Het hedendaagse onderzoek richt zich op de afzonderlijk aandoeningen, maar is het niet efficiënter meer aandacht te besteden aan de gezamenlijke aspecten? Zo kan beter worden onderzocht wat de onderliggende oorzaken zijn en kunnen diagnostiek en behandeling worden geoptimaliseerd. Wellicht mede omdat bij klachten van het bewegingsapparaat de effectiviteit van veel behandelingen gering is, was er ook veel aandacht voor niet-specifieke gevolgen van behandelingen. Te denken valt onder meer aan vertrouwen in de behandelaar en behandeling en aan bejegening en communicatie. Deze aspecten lijken een belangrijk aandeel te hebben in het behandel resultaat. Naar verwachting is er nog veel winst te behalen met verdere bestudering van de effecten en achtergronden van niet-specifieke effecten. Aandacht voor en bewustmaking van niet-specifieke effecten in de dagelijkse praktijk zouden het behandelresultaat aanzienlijk kunnen verbeteren. Het programmaboek van PRIMUS 2010 is te downloaden via de website van de afdeling Huisartsgeneeskunde. Zoek op PRIMUS.
Inmiddels is een aios, geïnspireerd door DOERAK, een review aan het schrijven over de perceptie van ouders over de gewichtsstatus van hun kind. In juni volgend jaar gaat de laatste aiosgroep van start met het onderzoek. Naar verwachting zijn medio 2013 voldoende kinderen gezien om bijvoorbeeld de samenhang te bestuderen tussen de klacht waarmee een kind naar de huisarts gaat en het al dan niet hebben van overgewicht. Meer informatie via onderzoeker Winifred Paulis: 010-7044750 en
[email protected] april 2011 • Augustijn
kort nieuws
Emiel van der Doesspeld Frans Groeneveld Frans Groeneveld heeft in december de Emiel van der Doespeld opgespeld gekregen. Huisartsen verenigd in de huisartsenkring district Rotterdam bewijzen met de onderscheiding eer aan personen en organisaties die op bijzondere wijze hebben bijgedragen aan de positie en ontwikkeling van de huisartsenzorg in de Maasstad.
Huisarts en wetenschappelijk universitair hoofd docent Groeneveld dankt de speld onder meer aan zijn inzet voor het huisartsenvak bij de basisopleiding Geneeskunde van het Erasmus MC. Het bestuur van de huisartsenkring toonde zich ook ingenomen met zijn enthousiasme bij de begeleiding van coassistenten en de manier waarop hij huisartsen motiveert hetzelfde te doen. Bovendien wordt het adviserende werk gewaardeerd dat de huisarts uit Krimpen aan den IJssel levert binnen zijn gemeente. Al bijna dertig jaar bespreekt hij met de wethouder van Volksgezondheid ontwikkelingen die spelen binnen de eerstelijnszorg. Groeneveld kreeg de speld uit handen van de man naar wie de onderscheiding is vernoemd. Emeritus hoogleraar huisartsgeneeskunde Emiel van der Does was in 2003 zelf de eerste ontvanger. “Dat was voor mij een emotioneel moment”, zegt de gelauwerde. “Toen ik begon in de wereld van huisartsgeneeskunde, was Van der Does een van mijn inspiratoren. Een heerlijk enthousiaste man die op z’n Rotterdams - niet praten maar poetsen - heeft geholpen het vakgebied te ontwikkelen. Net als hij heb ik altijd geprobeerd de professie heel enthousiast neer te zetten in het onderwijs.” Groeneveld betrekt vele anderen in het huldeblijk. “Ik heb de speld ontvangen, maar ze is net zo goed bedoeld voor al de huisartsen die hun praktijk hebben opengesteld voor het onderwijs.” Welke noten heeft de 62-jarige op zijn zang voor de komende periode? “Ik zal bij het Erasmus MC tot mijn 65e actief blijven binnen het onderwijs. Verder heb ik het plan zeker nog een jaar of vijf door te gaan in mijn huisartsenpraktijk. Dat werk is nu eenmaal in mij verankerd.”
Augustijn • april 2011
Gegarandeerde service In navolging van Keel, Neus- en Oorheelkunde gaan veel meer afdelingen uit het Erasmus MC dit jaar zogeheten service garanties bieden aan huisartsen uit de directe omgeving. Bij patiënten die langdurig binnen het Erasmus MC onder behandeling zijn, ontvangt u van ons elk kwartaal bericht over de ingezette behandeling en mogelijk relevante ontwikkelingen. Wij verplaatsen afspraken zo min mogelijk en maximaal één keer. Indien het door ons geboden alternatief uw patiënt niet past, zoeken we in overleg een alternatief. Het zijn twee voorbeelden van beloften - in totaal zullen het er tien zijn - die de meeste klinische afdelingen van het Erasmus MC later dit jaar doen aan hun 46 adherente huisartsen. Dat zijn dokters die in Rotterdam praktijk houden in de nabije omgeving van het universitair medisch centrum. Als Liaison Functionaris Huisartsen van het Erasmus MC legt Denise Farro verbindingen tussen de organisatie en de beroepsgroep. Zij zegt over de servicegaranties: “Sleutelbegrip is communicatie. Met de servicegaranties verplicht het Erasmus MC zich de communicatie met huisartsen te verbeteren, zodat de kwaliteit van de patiëntenzorg wordt geoptimaliseerd.” Het Erasmus MC hecht aan een goede band met huisartsen. In dat streven past het bijvoorbeeld niet dat een huisarts een patiënt naar de organisatie verwijst en vervolgens niets verneemt over het vervolg. Farro: “In 2009 begon de afdeling KNO servicegaranties te geven aan de adherente huisartsen. Huisartsen reageren zo positief, dat onder meer de Raad van Bestuur heeft besloten het initiatief fors uit te breiden.”
5
Opleiding
Technieken efficiënt patiëntgesprek voor aios
Praten als medicijn Hoe kan een huisarts eerder vaststellen dat een patiënt slachtoffer is van huiselijk geweld? En hoe is zijn bezoeker beter af te brengen van ongezonde leefgewoonten? Het Erasmus MC leert het aan aios en huisartsopleiders. 6
“A
ls huisarts zou je niet altijd voor een patiënt moeten gaan staan en zeggen welke richting hij op moet. Neem juist achter hem plaats en wijs hem op de verschillende keuzemogelijkheden. Dit is goed voor u en dat niet, maar u bent uiteindelijk degene die beslist welk pad u april 2011 • Augustijn
Tekst: Gerben Stolk Beeld: Levien Willemse
inslaat.” Dat zegt Frits Bareman. Hij is plaatsvervan gend hoofd Huisartsopleiding in het Erasmus MC. Trots toont Bareman de conceptversie van het cur riculum consultvoeringsonderwijs voor derdejaars artsen in opleiding tot het specialisme huisarts. Het kwam op papier onder redactie van wetenschappe lijk docent Ellen Nijenhuis. Kern van het document: werd voorheen aan toekomstige vakbroeders geleerd bij iedere patiënt en bij elk onderwerp informatie samen te vatten en door te vragen op steekwoorden, nu moeten hun gespreksvaardig heden veel meer zijn afgestemd op patiënt en kwaal. ‘Contextspecifiek’ is het toverwoord. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze vorm van communicatie met de patiënt bijvoorbeeld eerder diagnoses of meer gewenste veranderingen van leef gewoonten oplevert. Zoom in op patiënt en kwaal, dat is dus de achterliggende gedachte.
Huiselijk geweld Bareman: “Elke huisarts kent het: er zit een patiënt tegenover hem, hij kan er niet de vinger achter krijgen wat er precies aan de hand is en begint te vermoeden dat er meer speelt. Wat zou dan een handige manier kunnen zijn om het gesprek aan te gaan? Een voorbeeld van een methodiek die wij derdejaars aios bijbrengen, heeft betrekking op huiselijk geweld. Iemand heeft bijvoorbeeld blauwe plekken en zegt dat ze van de trap is gevallen, maar jij vertrouwt het niet. Je kunt dan beginnen met toestemming te vragen om te praten over de situatie thuis. Daarna kun je vragen of ze daar weleens ruzie heeft, vervolgens of ze zich soms bedreigd voelt en aansluitend of ze weleens wordt geslagen.” Het plaatsvervangend hoofd Huisartsopleiding legt uit: “Door je vraagstelling zo te trechteren, heb je meer kans huiselijk geweld boven water te krijgen. Dat is ook gebleken uit onderzoek. Hoe vaker een huisarts dit thema aan de orde stelt en deze metho diek hanteert, hoe vaker hij de - terechte - diagnose ‘huiselijk geweld’ stelt.”
communicatie met patiënten nuttig is. In het nieuwe curriculum is de samenhang ertussen verhelderd. Voorbeelden van thema’s: lichamelijk onverklaarde klachten, ongezonde leefgewoonten, persoonlijk heidsstoornissen, interculturele communicatie en rouw en verliesverwerking. Personen die bijvoorbeeld kampen met dat laatste, hebben vaker lichamelijk onverklaarde klachten en lopen een groter risico op alcoholverslaving. “Maar je bent er nog niet als je een gespreksmetho diek in de vingers hebt”, stelt Bareman. “Het gaat er ook om dat de huisarts de goede attitude heeft. Chargerend: als jij vindt dat het slachtoffer van hui selijk geweld dom is dat ze steeds weer terugkeert naar haar partner en dat ze het nu zelf maar moet uitzoeken, heb je niks aan je mooie gespreksvaar digheden. En als jij vindt dat dikke mensen maar ongedisciplineerde types zijn die zich niet kunnen beheersen wanneer ze lekker eten zien, zijn je com municatietechnieken evenmin veel waard.”
Gezond Over ‘ongedisciplineerd’ gesproken: hoe leert het Erasmus MC aios mensen te bewegen over te stap pen op gezonde leefgewoonten? Bareman, glimlachend: “Als dokter sta je met de patiënt in eerste instantie stil bij de voordelen. Het is nu eenmaal lekker om te roken, te eten en op de bank te liggen. Wij leren de aios: roep niet onmid dellijk foei en stop. Stel je niet op als Doctor knows best en zeg dus niet direct U moet dit doen en dat laten. Je maakt meer kans om tot gezonde leefge woonten te komen als je mensen de verschillende mogelijkheden toont en de voor- en nadelen ervan. Dat is ook gebleken uit onderzoek. De tweede stap is dan ook dat je ingaat op ambivalentie. Natuurlijk is al dat eten heerlijk, maar u wilt toch ook dat gezonde lijf hebben? Dat bedoel ik wanneer ik zeg dat een huisarts soms niet voor de patiënt moet uitlopen, maar achter hem moet staan en hem verschillende richtingen laten zien.”
Rouw
Drie keer ademhalen
Derdejaars aios kregen in de afgelopen jaren steeds meer thema’s aangereikt waarbij contextspecifieke
Prachtig natuurlijk, al die gesprekstechnieken, maar voor menigeen ook wel spannend om ze toe te passen
Augustijn • april 2011
in de praktijk. Bareman: “De onderliggende gedachten van de methodieken is dat communicatie kan helpen bij de diagnose, bij de genezing en bij het veranderen. Maar dan moet je er wel mee aan de slag durven te gaan in de huisartsenpraktijk. Ik wil graag dat aios na onder meer de rollenspellen en oefeningen in het Erasmus MC de toepassingen zo snel mogelijk gaan doen in het echt. Sommigen moeten drie keer diep ademhalen voordat ze dat doen. Je bent de patiënt niet alleen aan het informeren, maar laat ook je vermoeden doorschemeren over zaken als kindermis handeling of huiselijk geweld tussen partners.”
Regelmatig getoetst Communicatie is dus een groot goed in de Huisarts opleiding van het Erasmus MC. Huisartsopleiders kunnen ook worden geschoold in de contextgerichte consultvoering. Mooi nieuws was afgelopen najaar dat de PAUKH, de Permanente Audit Kwaliteit Huisartsopleiding, de aandacht voor arts patiënt communicatie in het onderwijs voor derdejaars aios als goed gekwalificeerde. Groot pluspunt bleek te
zijn dat zij regelmatig worden beoordeeld op deze vaardigheid. In het verleden gebeurde dat slechts één keer. Bareman schetst een historische ontwikkeling. “Toen de Rotterdamse Huisartsopleiding werd opgezet in de jaren zeventig, bekleedden gedrags wetenschappen een belangrijke rol. Er was bijvoor beeld veel aandacht voor de vaardigheid om ervoor te zorgen dat de zieke alle informatie onthield en de volgende keer wist wat hij moest doen. Later, en dat vind ik goed, kwam in het onderwijs het accent op de vakinhoudelijke kant te liggen. De maatschappij en de patiënt verlangen van een huisarts nu eenmaal dat hij kan vertellen wat er aan de hand is. De volg orde moet zijn: eerst je vak inhoudelijk beheersen en daarna er een goed gesprek over kunnen voeren. Nu hebben we de stap gezet om bij klachten van psychische of sociale aard niet meer generalistisch te communiceren, maar een gesprek te voeren dat specifiek gaat over patiënt en kwaal.” •
Gespreksopening bieden “Ik heb geleerd lichamelijke klachten niet per definitie als iets puur lichamelijks te zien. Het is goed als huisarts je vragen aan een patiënt in een bredere context te plaatsen.” Dat zegt Roechama Mast-Harwig. Zij is derde jaars arts in opleiding tot het specialisme huisarts. Al sinds het eerste jaar wordt zij zowel in theorie als praktijk geschoold in context specifieke communicatie met patiënten. Ze zegt er eerder onderliggende oorzaken mee naar de oppervlakte te halen. “In het begin van de opleiding merkte je weleens dat aios zeiden: is het niet veel belangrijker dat wij medische kennis opdoen in plaats van zoveel te leren over methoden om met patiënten te
communiceren? Maar iedereen heeft ondervonden dat het werkt, dat het resultaat oplevert.” Mast-Harwig geeft een voorbeeld van haar aangescherpte aanpak, gebaseerd op patiënten van wie zij het vermoeden heeft dat zij slachtoffer waren van huiselijk geweld. “In het begin had ik de neiging te vragen: Zijn er misschien spanningen bij u thuis? Maar dat is te algemeen, de vraagstelling moet specifieker als je meer informatie wilt krijgen. Nu zeg ik: Lichamelijke klachten zijn soms een gevolg van sociale problemen. We weten dat bijvoorbeeld relatieproblemen eventueel leidend tot lichamelijk geweld, veel voorkomen. Mag ik u vragen, of en welke rol dat in uw situatie speelt? Daarmee bied je een opening aan de patiënt. Dikwijls gaat die er de eerste keer niet op in, maar tijdens een tweede of derde consult wel.”
7
OPLEIDING
‘Kennis vergroten én uitdragen’
NHG-kaderopleiding Bewegingsapparaat van start Na luchtwegklachten worden huisartsen het meest geconsulteerd over aandoeningen van het bewegingsapparaat. Begin deze maand ging een kaderopleiding over dat thema van start, georganiseerd door de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC in samenwerking met het NHG.
A
ls gevolg van de vergrijzing groeit het aantal patiënten met chronische aandoeningen. Verder tonen de statistieken een behoorlijke toename in sportletsels. Dit leidt ertoe dat grofweg één op de vijf huisartsconsulten betrekking heeft op het bewegingsapparaat. “De aanleiding om deze kaderopleiding te starten zit in de behoefte van huisartsen om meer expertise op dit gebied te krijgen. En dan hebben we het over zowel acute sportletsels als chronische klachten, bijvoorbeeld reumatische aandoeningen en artrose”, aldus huisarts John van Ochten. Hij is tevens docent Huisartsgeneeskunde aan het Erasmus MC en lid van de stuurgroep NHG-kaderopleiding Bewegingsapparaat. De behoefte aan meer expertise kwam onder andere naar voren uit een peiling onder huisartsen in de regio Rotterdam. “Daarbij gaven veel huisartsen aan
8
dat ze eigenlijk te weinig weten van het bewegingsapparaat”, meldt gedragswetenschappelijk docent Gerrit-Jan Vrielink. Hij is coördinator van de NHG-kaderopleiding Bewegingsapparaat. “Huisartsen maken duidelijk dat ze meer willen weten van de sportgeneeskunde, maar er ligt vooral ook een grote leerbehoefte op het gebied van chronische klachten.”
‘Meer deskundigheid in de eerste lijn’ Dat er vraag is naar meer kennis, blijkt eveneens uit het grote aantal aanmeldingen voor de nieuwe kaderopleiding. “Er waren veel belangstellenden uit het hele land, dus we hebben moeten selecteren”, aldus Vrielink. “Er was maar plaats voor zestien deelnemers.”
De eerste De opleiding Bewegingsapparaat is de elfde NHGkaderopleiding Huisartsgeneeskunde. Het is de eerste die onder de vlag van het Erasmus MC wordt georganiseerd. “Wij bieden gunstige voorwaarden voor een kaderopleiding”, meent Van Ochten. “Zo hebben we een grote sectie Onderzoek, waar veel wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan op het gebied van het bewegingsapparaat.” Vrielink vult aan: “Daarnaast hebben we veel expertise bij onze stafdocenten en binnen ons netwerk in Rotterdam. Die kunnen we bij deze landelijke kaderopleiding inzetten voor alle huisartsen; van Harlingen tot Maastricht.” Als NHG-kaderopleiding nummer elf gaat de Rotterdamse afdeling Huisartsgeneeskunde uiteraard niet opnieuw het wiel uitvinden. Vrielink: “We hebben veel contact gehad met collega’s van de kaderopleidingen binnen andere huisartsinstituten en hebben overal de sterke punten uit proberen te halen. De NHG-kaderopleiding Palliatieve Zorg (georganiseerd door de afdelingen Huisartsgeneeskunde van het AMC en GERION van het VUmc in Amsterdam in samenwerking met het NHG, red.) heeft bijvoorbeeld goede programma’s voor collegiale advisering.”
Hele elftal Dit zijn de elf NHG-kaderopleidingen Huisartsgeneeskunde: 1 Astma/COPD 2 Beleid en beheer 3 Bewegingsapparaat 4 Diabetes mellitus type 2 5 GGZ 6 Hart- en vaatziekten 7 Ouderengeneeskunde 8 Palliatieve zorg 9 Supervisie en coaching 10 Urogynaecologie 11 Wetenschappelijke vorming en opleiding tot huisartsonderzoeker
Door coördinatoren van de andere opleidingen is Vrielink tevens gewezen op mogelijke valkuilen. “Hun ervaring is dat kaderartsen zich soms te weinig profileren in de regio. Daar zullen we in de opleiding veel aandacht aan besteden. Het is namelijk wel de bedoeling dat de kaderarts zijn kennis actief uitdraagt in de regio.”
april 2011 • Augustijn
Tekst: Annemarie van der Eem Beeld: Levien Willemse
Vakinhoudelijke verbetering Begin april was de aftrap van de tweejarige NHGkaderopleiding Bewegingsapparaat, waarbij de kennis van de huisarts over dit onderwerp wordt verbreed en verdiept. “Het uiteindelijke doel is dat de kwaliteit van zorg voor de patiënten beter wordt”, aldus Vrielink. “Dat kan door het vroegtijdig signaleren en voorkomen van klachten. Daar valt nog veel winst te halen. Bijvoorbeeld bij patiënten die uit het arbeidscircuit dreigen te raken als gevolg van blessures of chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat.” Meer kennis betekent ook meer inzicht in de vraag: wat is het juiste moment van verwijzen? “Van specialisten horen we dat huisartsen hun patiënten regelmatig te vroeg of juist te laat doorsturen bij klachten van het bewegingsapparaat”, aldus Vrielink. “Doe je het te laat, dan bestaat het risico op chronische klachten. Doe je het te vroeg, dan betekent dat een overbelasting van de tweede lijn.” Van Ochten vult aan: “In de opleiding besteden we veel aandacht aan de diagnostiek, de epidemiologie en de zin en onzin van aanvullend onderzoek. Als iemand door zijn knie is gegaan, hoe zinnig is het dan om hem meteen naar een orthopeed te sturen? Zet ik een MRI in of niet? Pas als je goed weet wat je met een MRI kunt zien, kun je een gedegen advies geven. Ook leren we huisartsen tijdens de opleiding meer vaardigheden, bijvoorbeeld het uitvoeren van injecties.”
Kennis overdragen Een kaderarts vergroot niet alleen zijn eigen expertise, maar draagt deze tevens uit aan collega’s in de
Augustijn • april 2011
regio. En kennis overbrengen, dat is een vak apart. “Daarom vormen didactiek en presentatietechniek een belangrijk onderdeel van de opleiding”, aldus Vrielink. “Het gaat niet alleen om kennis opdoen, maar kaderartsen moeten ook een goede vorm vinden om die kennis actief over te dragen.” Bijvoorbeeld door het organiseren van cursussen en nascholingen, het maken van projecten, het geven van voordrachten of het opzetten van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het bewegingsapparaat. “Het adequaat kunnen verwijzen is ook van belang: waar kun je het best terecht met welke klacht?”, vervolgt Van Ochten. Vrielink knikt. “Het zou mooi zijn als huisartsen een kaderarts in hun omgeving kunnen consulteren bij complexe aandoeningen van het bewegingsapparaat. Ik lees dit en ik lees dat, kun jij een advies geven? Het is overigens niet de bedoeling dat de kaderarts zich alleen nog maar gaat bezighouden met klachten van het bewegingsapparaat. De kaderarts is dan wel een deskundige, maar geen specialist. Hij is en blijft een generalist.” De kaderarts speelt tevens een belangrijke rol in de multidisciplinaire samenwerking. Van Ochten: “De kaderarts kan bijvoorbeeld een project initiëren in een praktijk of gezondheidscentrum, waarbij mensen met artrotische klachten worden begeleid door een fysiotherapeut. De huisarts en fysiotherapeut kijken daarbij samen: hoe kunnen we de zorg voor de patiënten zo goed mogelijk laten verlopen? Een goede samenwerking met andere disciplines in de eerste lijn en met specialisten in de tweede lijn is van groot belang.”
Wisselwerking met collega’s De NHG-kaderopleiding Bewegingsapparaat duurt twee jaar, waarbij gemiddeld zeven uur per week aan de opleiding wordt besteed, grotendeels in de praktijk zelf.
Jan Vrielink, coördinator NHG-kaderopleiding Bewegingsapparaat. Vrielink is te bereiken via 010-704 32 81 en
[email protected].
Er zijn twintig onderwijsdagen, verdeeld over twee- en eendaagse blokken. Per jaar wordt ongeveer twintig uur aan stages gespendeerd. Inschrijven voor de eerste groep is niet meer mogelijk, wel voor de tweede groep, die in 2013 start. Voor meer informatie over de kaderopleiding kunt u contact opnemen met de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC. De afdeling houdt zich tevens aanbevolen voor tips van collega’s uit het land wat betreft interessante onderzoeken en initiatieven op het vlak van het bewegingsapparaat. “Wij hopen op een wisselwerking met collega’s”, aldus Gerrit-
Beleidscommissie NHG-kaderopleiding Bewegingsapparaat Patrick Bindels, hoogleraar en hoofd Huisarts opleiding Erasmus MC Sita Bierma-Zeinstra, bijzonder hoogleraar Artrose en gerelateerde aandoeningen, en wetenschappelijk hoofdonderzoeker Erasmus MC John van Ochten, huisarts / docent Huisarts geneeskunde Erasmus MC Gerrit-Jan Vrielink, gedragswetenschapper, docent Huisartsgeneeskunde Erasmus MC en coördinator NHG-kaderopleiding Bewegingsapparaat.
Wetenschappelijk onderzoek In de kaderopleiding speelt onderzoek eveneens een voorname rol. “Wij leiden de kaderartsen up-to-date op, volgens de laatste wetenschappelijke inzichten”, aldus Gerrit-Jan Vrielink. “Dat is een grote kracht van deze opleiding. Ook kijken we bijvoorbeeld naar de onderbouwing van testen.” Tot slot: wat is volgens John van Ochten de voornaamste meerwaarde van de NHG-kaderopleiding Bewegingsapparaat? “Een huisarts is generalist; hij moet van veel gebieden iets weten. Door middel van
deze opleiding kunnen we de expertise vergroten binnen een bepaalde groep, die als aanspreekpunt kan fungeren in de regio. Op die manier krijgen we meer deskundigheid in de eerste lijn, zodat huisartsen minder snel naar een specialist hoeven door te verwijzen. Kortom: meer kennen, meer kunnen.” •
9
cartoon
10
april 2011 • Augustijn
BIJZONDERE HUISARTSEN
Tekst: Annemarie van der Eem Beeld: Levien Willemse
Fulco van der Leer, huisarts van de haven
‘Watchful waiting kan niet’ “Havenarts is een enorm mooi vak.” Was getekend: Fulco van der Leer, een van de vier huisartsen van Port Health Centre in Rotterdam. Over stoere zeemannen, soa’s en heimwee. “Please doc, send me home.”
S
chepen die in de wintertijd vanaf de Oostzee komen, hebben vaak bemanningsleden met griep en virusinfecties. Bij schepen uit Wes telijk Afrika moet je alert zijn op tropische ziekten. Filippijnse zeemannen hebben door hun eentonige rijstdieet regelmatig last van verstoppingen. En als Birmese matrozen op spreekuur zijn geweest, ruikt de spreekkamer nog een uur naar tijgerbalsem. Dat zijn zomaar wat constateringen van Fulco van der Leer, sinds twee jaar waarnemend huisarts bij Port Health Centre. Deze instelling verleent medische zorg aan schepelingen die de Rotter damse haven aandoen en aan werknemers in het havengebied. “Medisch inhoudelijk is het anders dan bij een reguliere praktijk”, aldus Van der Leer. “Natuurlijk, wij krijgen ook gewoon patiënten met griep en ver stuikte enkels. Maar daarnaast zien we relatief veel meer tropische ziektes en verwondingen. Als je van hechten houdt, moet je hier komen werken.” Ook krijgt Van der Leer regelmatig patiënten op het spreekuur met - chemische - brandwonden. “Die zijn soms al een week oud, omdat ze op zee waren. Dan is het tanden op elkaar en soms smeren ze er bijvoorbeeld tandpasta op. Laatst zag ik een matroos die met zijn wijsvinger bekneld had gezeten, waardoor hij ernstig letsel had opgelopen. Daar had hij vervolgens aluminiumpoeder op gestrooid; had hij gehoord van een collega aan boord. Dat was helemaal gaan oxideren, dus toen ik hem dagen later zag was zijn vingertop half weggerot.”
Augustijn • april 2011
Fisherman’s Friend-momentje In tegenstelling tot een reguliere huisarts ziet de havenarts patiënten in de regel maar één keer. “Je moet daarom extra scherp zijn. Watchful waiting, dat kan gewoon niet. Je moet een beslissing nemen, want die avond vertrekt het schip alweer. Soms voor een oversteek van 21 dagen. Dat betekent dat ik qua behandeling wat zwaarder inzet. Zo had ik laatst een Turk op het spreekuur die bij een prostituee in Indonesië een druiper had opgelopen. Ik kan wel een kweek afnemen om te kijken of het chlamydia of gonorroe is, maar er is geen tijd om de uitslag af te wachten. Daarom heb ik hem voor twee aandoe ningen behandeld, terwijl het er waarschijnlijk maar één is.” Als havenarts stuit Van der Leer ook weleens op stoere zeelui met een Fisherman’s Friend-moment je. “Soms vragen bemanningsleden met heimwee of ik hen naar huis wil sturen, bijvoorbeeld rond Kerst. Please doc, send me home. Dat heeft overigens ook een financiële kant. Als ik hen naar huis stuur, betaalt de rederij hun terugvlucht. Als ze zelf opstap pen, moeten ze het uit eigen zak betalen.” Zijn bevindingen noteert Van der Leer in een offici eel document van het schip. “Daarbij is privacy van ondergeschikt belang. De kapitein wil uiteindelijk weten: wat mankeert iemand? Is hij inzetbaar en wat kan ik verwachten? Soa’s houd ik trouwens wel vaag jes; dan noteer ik iets als urinary tract symptoms. Dat gaat niemand wat aan.”
Ook de rederijen en agentschappen niet, waar de havenarts regelmatig mee te maken heeft. “De agentschappen regelen alles aan de wal; van taxiver voer tot medicijnen aan boord of terugvluchten voor bemanningsleden die niet verder kunnen varen.”
Geen hoogtevrees Als havenarts ziet Van der Leer niet alleen patiën ten in de vestiging van Port Health Centre in het Botlekgebied. Gemiddeld eenmaal per week bezoekt hij een schip. “Dat is een van de leukste dingen aan dit werk.” Helemaal wanneer het schip aan de boei ligt en de arts met zijn koffer via een touwladder dertig meter
omhoog moet klimmen. “Nee, als havenarts moet je zeker geen hoogtevrees hebben”, aldus Van der Leer, die in 2000 zijn artsexamen heeft gedaan in het UMC Utrecht. “Daarna heb ik in het IJsselland Ziekenhuis bij Chirurgie gewerkt en in het Ikazia Ziekenhuis bij Gynaecologie/Obstetrie. Ik ben ook bedrijfsarts geweest. Verder heb ik nog een halfjaar in de tropen gezeten, in Vietnam. Dat is allemaal bagage die mij nu goed van pas komt. Als havenarts heb ik immers te maken met bedrijfsgezondheidsadvies, arbeids gerelateerde verwondingen, infectieziekten, veel kleine verrichtingen. Alleen vrouwelijke matrozen zie ik niet zo vaak...” • 11
ONDERZOEK
Belangrijke rol huisarts bij terugdringen babysterfte
‘Een zo gezond mogelijke start’ Nederland heeft bijna de hoogste babysterfte in Europa. In de missie om dat terug te dringen, ziet hoogleraar Verloskunde en Prenatale Geneeskunde Eric Steegers ook een belangrijke rol weggelegd voor huisartsen.
G
ynaecoloog Eric Steegers van het Erasmus MC zegt: “Huisartsen kunnen een grote rol spelen in preconceptie zorg en zorg tijdens de eerste weken van de zwangerschap. Daarin is veel winst te behalen. Goed voor jezelf zorgen als je zwanger bent, lijkt logisch, maar toch blijkt dat besef er lang niet altijd te zijn. Zo gaat in Rotterdam één op de vier vrouwen pas na de zestiende week van de zwangerschap voor het eerst naar de verloskundige of gynaecoloog voor advies en begeleiding.” Hij vervolgt: “Ook realiseren vrouwen zich niet altijd dat roken en drinken tijdens en voorafgaand aan de zwangerschap niet goed is. Soms hoor ik bijvoorbeeld een moeder van een te vroeg geboren kindje vragen waarom niemand haar heeft verteld dat ze beter niet kon roken. En ik begrijp dat ook. Preconceptie zorg moet wel aangeboden worden. Of mensen er gebruik van maken is aan henzelf. Huisartsen kunnen een plan op maat opstellen, speciaal gericht op hun zwangere patiënt. Juist de huisarts is goed bekend met de omstandigheden: bijvoorbeeld of er
12
april 2011 • Augustijn
Tekst: Chrétienne Vuijst Beeld: Levien Willemse
aangeboren afwijkingen in de familie voorkomen, hoe de vorige zwangerschap is verlopen, maar ook hoe de culturele achtergrond is die het beeld van de zwangerschap kan beïnvloeden.”
Intensiever Steegers heeft de afgelopen tijd veel aandacht geoogst met zijn pleidooi voor intensievere samenwerking tussen verloskundigen en gynaecologen en meer aandacht voor preconceptie zorg. “Zwangerschap is een geweldige periode in het leven van mensen, maar tegelijkertijd is het niet vanzelfsprekend dat alles goed gaat”, vertelt hij. “Het is belangrijk de zwangerschap goed in de gaten te houden.” Dat het niet altijd goed afloopt, blijkt wel uit de cijfers. In Nederland sterven tien op de duizend baby’s tijdens de zwangerschap of rondom de geboorte. Dat cijfer ligt aanzienlijk hoger dan bijvoorbeeld in België (zeven op de duizend) of in de Scandinavische landen (vijf à zes). In Europa doen alleen Frankrijk en Letland het slechter dan Nederland. Steegers heeft vorig jaar samen met onder andere Gouke Bonsel, hoogleraar Perinatale zorg en Public Health aan het Erasmus MC, onderzocht waarom de babysterfte in Nederland zoveel hoger is dan in andere Europese landen. De oorzaak lijkt onder meer in de zorg te liggen: het verloskundig stelsel is bij ons heel anders dan in het buitenland.
Thuisbevallingen “Bijzonder in Nederland zijn de twee aparte beroepsgroepen die zich met zwangerschappen en bevallingen bezighouden: verloskundigen en gynaecologen. Ook hebben we in Nederland het grootste percentage thuisbevallingen in Europa (27%)”, vertelt Steegers. “Wij hebben gekeken naar wat in Nederland het wezen van de verloskundige zorg is. De kern van ons systeem is risicoselectie: inschatten of een zwangere vrouw in een risicogroep valt en bij een hoog risico verwijzen naar de gynaecoloog.” In de praktijk blijkt dat die risicoselectie niet altijd goed gebeurt. Steegers legt uit: “In vier situaties lopen zwangere vrouwen een hoger risico op sterfte van hun baby. In geval van groeivertraging van Augustijn • april 2011
de foetus, bij te vroeg bevallen, bij aangeboren afwijkingen van de foetus of het slecht op gang komen direct na de geboorte. Vooral de eerste drie risicogroepen zijn reden voor een verloskundige om een vrouw naar een gynaecoloog te sturen. Het blijkt dat één op de vier vrouwen uit deze risicogroepen toch de bevalling start bij de verloskundige. Deze risicoselectie gaat dus niet zoals het zou moeten. De verloskundigen doen heus hun werk wel goed, maar hebben blijkbaar onvoldoende handvatten om goed te selecteren.”
Samenwerking ‘cure’ en ‘care’ De verloskundige zorg in Nederland wordt ook getypeerd door de afstand tussen verloskundigen en gynaecologen. “Alsof er schotten tussen zitten”, zo verwoordt Steegers die verhouding tussen de twee beroepsgroepen.
‘Ik ben helemaal niet tegen thuisbevallingen’
Armoede Sterven in ons land meer baby’s rond de geboorte dan in de meeste omringende landen, in Rotterdam is de score weer hoger dan in de rest van Nederland. Onderzoek daarnaar heeft een opmerkelijk bevinding opgeleverd. Gynaecoloog Eric Steegers van het Erasmus MC: “Het bleek dat armoede een belangrijke factor is met een fors verhoogde kans op babysterfte. Het gaat juist om autochtone vrouwen die in achterstandswijken wonen. Dat was opmerkelijk, omdat we dachten dat het vooral de allochtone vrouwen waren die in achterstandswijken een hoger risico liepen. Maar die hebben waarschijnlijk een beter sociaal vangnet, terwijl een autochtone arme vrouw in zo’n wijk dat niet heeft.”
masteropleiding Klinisch Verloskundige in het leven geroepen om verloskundigen te leren ook in het ziekenhuis te werken. Nu werken verloskundigen en gynaecologen veelal gescheiden, op andere locaties. Ook in het Geboortecentrum Sophia, mede een initiatief van het Erasmus MC, werken alleen verloskundigen, maar dat centrum ligt wel naast onze verloskundeafdeling.”
Visie veranderen “We moeten daarvan af. Ik hecht grote waarde aan verloskundigen en het is een misvatting dat ze minder moeten worden ingezet. Wel pleit ik voor een nauwere samenwerking tussen gynaecologen en verloskundigen. Stel samen een plan op per individuele zwangere vrouw en bepaal bijvoorbeeld samen wanneer gedurende de zwangerschap controle door de gynaecoloog goed zou zijn. Laat iedereen doen waar hij goed in is. Verloskundigen zijn heel goed in zorgverlening, in care, en gynaecologen in problemen oplossen, in cure dus. Zwangere vrouwen met een laag risico zijn gebaat bij verloskundigen, maar laat gynaecologen hun werk doen bij een hoger risico op complicaties.” Steegers is ook voorstander van meer ruimte voor verloskundigen in het ziekenhuis. “Ook bij hoog risico zwangere vrouwen is een groot deel van hun zwangerschap normaal. Verloskundigen kunnen dan die care bieden. Mijn afdeling heeft daarom samen met de Hogeschool Rotterdam een HBO
De afgelopen tijd is in een aantal media gesuggereerd dat we in Nederland minder thuisbevallingen zouden moeten doen. Maar volgens Steegers gaat het hier niet om. “Ik ben helemaal niet tegen thuisbevallingen. Daar zit het probleem niet. Het gaat erom dat we onze visie op zwangerschap veranderen”, verklaart Steegers. “We hebben een switch in ons denken nodig. Jarenlang is de verloskunde niet als een medische discipline gezien, maar als een mechanisch vak. De focus lag vooral bij de bevalling zelf en of die goed ging. Tegenwoordig weten we echter zoveel meer over de zwangerschap. Verloskunde gaat nu ook over een zo gezond mogelijke start geven. Wat er in de baarmoeder met een kind gebeurt, heeft grote impact op zijn latere ontwikkeling. De eerste twaalf weken van de zwangerschap zijn cruciaal. Daar moet de zorg op worden aangepast door ook al naar risico’s te kijken voorafgaand aan de zwangerschap; de genoemde preconceptie zorg.”
Hij voegt daaraan toe: “Het huidige verloskundige stelsel in Nederland is ouderwets en achterhaald. We hebben een inhaalslag nodig vanuit de medische wetenschap.”
In de buurt Steegers plaatst wel een kanttekening bij thuisbevallingen. “Complicaties tijdens de bevalling vereisen spoedeisende hulp. Dan scheelt het veel tijd als de zwangere al in de buurt van een ziekenhuis is. Wanneer de kans bij voorbaat hoog is dat een vrouw tijdens de bevalling moet worden verwezen, is het misschien verstandiger de bevalling onder leiding van de verloskundige in of in de nabijheid van een ziekenhuis te doen.” •
13
SAMENWERKING
Al drie locaties van start in ambitieus netwerk
Een-tweetjes academie en praktijken Het academisch netwerk van de afdeling Huisartsgeneeskunde komt van de grond. Op het gebied van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek gaat nauw worden samengewerkt met diverse huisartspraktijken uit steden en dorpen. Vertegenwoordigers van twee deelnemende gezondheidscentra over hun verwachtingen.
“E
en soort kruisbestuiving”, zo omschrijft huisarts Petra van der Pas van het Centrum Huisartsen Schiedam de samenwerking met de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC. “We verwachten dat we door deze samenwerking meer met wetenschappelijke ogen naar onze dagelijkse praktijk gaan kijken. Tijdens de dagelijkse gang van zaken verzand je weleens in een routine: dat je iets op een manier doet omdat je het altijd zo doet. De input van de universiteit kan ons helpen vernieuwend bezig te zijn en ertoe leiden dat we de kwaliteit van onze zorg verbeteren.”
Nieuwe onderzoeken Van der Pas is aangesteld als coördinator vanuit het Schiedamse huisartsencentrum. “Mijn precieze rol als coördinator moet nog duidelijk worden, maar ik ben in ieder geval degene die nieuwe onderzoeken vanuit het Erasmus MC introduceert in onze huisartsenpraktijk. Ik kan dan binnen de praktijk verwijzen, 14
zodat de kennis op de juiste plek terechtkomt. Andersom zou het natuurlijk ook leuk zijn als wij vanuit onze praktijk onderzoeksvragen kunnen voorleggen aan het Erasmus MC. Wij zullen de faculteit zoveel mogelijk de gelegenheid tot onderwijs bieden, zowel voor coassistenten als huisartsen in opleiding. En we werken mee aan wetenschappelijk onderzoek, terwijl het Erasmus MC ons op de hoogte houdt van de nieuwste wetenschappelijke inzichten.”
Vooruitstrevend Met de Schiedamse praktijk voegde de afdeling Huisartsgeneeskunde in januari 15.000 patiënten en acht parttime huisartsen (5 fte’s) toe aan haar academisch netwerk. “Onze praktijk in Schiedam is een vooruitstrevende praktijk”, vertelt Van der Pas. “We willen zoveel mogelijk evidence based en volgens de laatste wetenschappelijke inzichten werken. Het zal een uitdaging worden om iedereen op dat niveau te krijgen en te houden. Ik hoop dat dit door
Petra van der Pas van het Centrum Huisartsen Schiedam
april 2011 • Augustijn
Tekst: Chrétienne Vuijst Beeld: Levien Willemse
de samenwerking met het Erasmus MC beter zal lukken. Door bijvoorbeeld meer toegang tot onderwijs en toegesneden nascholing.” Deelname aan het ambitieuze academisch netwerk heeft nog meer voordelen voor de Schiedamse huisartsen. “We hebben hierdoor ook veel meer contact met andere deelnemende huisartspraktijken. Zo kunnen we kijken wat we van elkaar kunnen opsteken”, aldus Van der Pas.
Brug Die onderlinge samenwerking tussen huisartsen is ook een pre voor het gezondheidscentrum HOED Levinas in Rotterdam-Kralingen, dat eveneens onlangs toetrad. Wat wordt verwacht van de eentweetjes met het Erasmus MC? “Wij hopen met onze participatie in dit academisch netwerk een brug te kunnen slaan tussen de dagelijkse praktijk en de medische wetenschap”, vertelt huisarts Corine BaarPoort, die in dit netwerk de coördinator is vanuit HOED Levinas. “Ik hoop dat we elkaar over en weer kunnen uitdagen. Ik verwacht dat het Erasmus MC en de jonge huisartsen in opleiding die bij ons komen werken, ons wetenschappelijk scherp en fris kunnen houden. En andersom heeft onze huisartsenpraktijk ook het Erasmus MC veel te bieden, namelijk de context van de dagelijkse praktijk.” Ze legt uit: “Vanuit de wetenschap kun je met de beste bedoelingen een protocol of plan ontwikkelen, maar je moet de zorg toch toesnijden op de patiënt die tegenover je zit. De wetenschap is vaak gebaseerd op een gemiddelde patiënt, terwijl de praktijk anders is. Daar zit voor ons als huisartsen juist de uitdaging in. Als huisarts moet je leren omgaan met een patiënt die zijn eigen beelden heeft over ziektes. Als Rotterdamse praktijk hebben wij bijvoorbeeld te maken met veel verschillende culturele achtergronden die het beeld over een ziekte beïnvloeden en ook met de maatschappelijke context waar mensen in leven.”
Logisch vervolg Voor de huisartsenpraktijk in Kralingen is deelname aan het academisch netwerk een logisch vervolg op Augustijn • april 2011
Mooie diversiteit “We streven naar samenwerking met tien gezondheidscentra, waar zo’n veertig huisartspraktijken onder vallen.” Dat zegt dr. Rianne Rozendaal. Zij is namens het Erasmus MC coördinator van het academisch netwerk. “We hopen in de loop van dit jaar het netwerk compleet te hebben. We willen de helft daarvan uit Rotterdam en de andere helft daarbuiten. Hiermee krijgen we een mooie diversiteit aan praktijken.” Tijdens het eerste kwartaal van dit jaar sloten de eerste drie huisartsenpraktijken van gezondheidscentra een samenwerkingscontract met de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC. Behalve het Centrum Huisartsen Schiedam en het gezondheidscentrum HOED Levinas in Rotterdam-Kralingen - zie het hoofdverhaal - ging De Keen uit Etten-Leur in zee met het universitair medisch centrum.
plannen die al liepen. “We zijn al een tijd bezig om een eerstelijns gezondheidscentrum op te richten. We hopen dit centrum eind van dit jaar of begin volgend jaar te openen. Dan tellen we 7.500 patiënten en vijf of zes huisartsen. In dit centrum willen we specialisten en faciliteiten samenbrengen met de eerstelijnszorg, zoals fysiotherapie en psychiatrie, maar ook een apotheek en een laboratorium”, vertelt Baar-Poort.
‘Meer met wetenschappelijke ogen kijken naar onze dagelijkse werkzaamheden’ “In onze voorbereidingen op dit uitgebreide gezondheidscentrum was het voor ons logisch om ook met het Erasmus MC om tafel te gaan zitten. Na de aanstelling van Patrick Bindels als hoogleraar Huisartsgeneeskunde in 2008 bleken onze doelstellingen goed aan te sluiten bij die van zijn vakgroep. Wetenschappelijk onderzoek en kwaliteit zijn zaken die wij hoog in het vaandel hebben staan. Voor die kwaliteit streven we ernaar om de patiënt zoveel mogelijk centraal te stellen. We willen de best mogelijke zorg bieden en dus op maat werken.”
Aantrekkelijk Het streven van de twee huisartsenpraktijken in Schiedam en Kralingen om te innoveren, is juist wat deze deelnemende partijen zo aantrekkelijk maakt voor het Erasmus MC. “We zoeken naar huisartsenpraktijken in gezondheidscentra die zich inzetten voor wetenschappelijk onderzoek, studentenonderwijs en huisartsopleiding”, vertelt dr. Rianne Rozendaal. Zij coördineert het academisch netwerk vanuit het Erasmus MC. “Ons doel is een academische werkplaats te creëren met een intensieve samenwerking tussen onze afdeling en de huisartspraktijken en tussen de praktijken onderling.” Hoe ziet Rozendaal de uitwisseling tussen Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC en de huisartsen in de gezondheidscentra? “Onze afdeling maakt bijvoorbeeld jaarlijks een overzicht van nieuwe wetenschappelijke inzichten en kijkt welke daarvan direct toepasbaar zijn in de praktijk. Daarnaast willen we assisteren bij het houden van zogeheten klinische patiëntbesprekingen, waarbij een praktijkcasus wordt besproken aan de hand van vakliteratuur. Hiermee willen we bijdragen aan de kwaliteit van de patiëntenzorg en de integratie van onderwijs, onderzoek en de patiëntenzorg. Ook is ons doel om hiermee hypothesen voor wetenschappelijk onderzoek te genereren.” •
15
OPLEIDING
Derdejaars aios als begeleider coassistent
‘Goeie vraag!’ Hoe is het om als coassistent begeleid te worden door een huisarts die zelf nog in opleiding is? En hoe beleeft de aios deze opleidersrol? Augustijn ging in gesprek met ervaringsdeskundigen Martijn van Dijk en David Pols.
E
en ervaren huisarts, wellicht al wat grijzend aan de slapen. Dat is degene die doorgaans een coassistent wegwijs maakt in de huisartsgeneeskunde. Maar sinds een jaar zijn het ook derdejaarsartsen in opleiding tot specialist (aios) van het Erasmus MC die de begeleiding van coassistenten voor hun rekening nemen. Bijvoorbeeld in de Rotterdamse praktijk van huisarts Guus Timmers, die deel uitmaakt van Huisartsengroep Charlois. Hier wordt de 24-jarige Martijn van Dijk, zesdejaars student Geneeskunde, tijdens zijn speciële coschap begeleid door derdejaars aios David Pols (30). Beiden volgen hun opleiding aan het Erasmus MC. Van Dijk: “Voor mijn speciële coschap huisartsgeneeskunde loop ik vier weken mee met dokter Pols.” Pols: “David, hè.” Van Dijk: “Met David. De eerste paar dagen heb ik meegekeken. Daarna heb
ik best snel vrijheid gekregen. Mijn voordeel is dat dit een ruime praktijk is met voldoende vrije kamers, zodat ik bijna fulltime zelfstandig patiënten kan zien. Medestudenten die coschap lopen in praktijken met maar één ruimte, zien veel minder patiënten dan ik.” Pols: “Daar noem je al gelijk een logistiek punt. Voor het opleiden van een coassistent door een aios heb je namelijk bij voorkeur drie kamers nodig. Als je maar twee kamers hebt, betekent het dat de baas op vakantie moet of dat de coassistent en de aios afwisselend patiënten zien. Een andere voorwaarde is in mijn ogen dat je fulltime moet werken als huisarts in opleiding, anders kun je de coassistent te weinig continuïteit bieden. Daarnaast moet je eigen opleider erachter staan. Martijn loopt vooral met mij mee en ik doe het merendeel van de leergesprekken, maar een niet onaanzienlijk deel van de verantwoordelijkheid ligt bij Guus. Het is echt in samenspraak, waarbij ik een beroep kan doen op zijn dertig jaar ervaring.” Van Dijk: “Ik zie het niet als een belemmering dat ik tijdens mijn coschap Huisartsgeneeskunde niet word begeleid door de huisarts zelf maar door een jongere aios. Sterker nog, ik denk zelfs dat het voordelen heeft. Zo weet David uit zijn eigen opleiding welke zaken voor een coassistent moeilijk zijn; daar besteedt hij extra aandacht aan. Wat ook handig is:
ik wil zelf de huisartsopleiding gaan volgen. David zit daar nu middenin en kan me vertellen wat het inhoudt. Ook wordt in zijn opleiding erg gefocust op gesprekstechnieken (zie pagina 6/7, red.). Dat is voor hem allemaal vers en hij kan dat weer naar mij doorspelen.”
‘Een coassistent houdt mij scherp’ Pols: “Ik word relatief met de modernste inzichten opgeleid. Ik leer volgens standaarden werken en krijg onderwijs in consultvoeringstechnieken. Guus heeft dat niet zo expliciet gehad in zijn opleiding; hij werkt na dertig jaar meer op ervaring. Wel is het zo dat Guus eens per maand nascholing krijgt op het huisartseninstituut van het Erasmus MC, aangezien hij opleider is. Hij werkt dus vrijwel conform standaard, maar ik kan het waarschijnlijk iets sneller voor de coassistent beredeneren.” Van Dijk: “Dat is voor mij leerzamer dan wanneer een ervaren huisarts een keuze toelicht met de woorden Dat doe ik al jaren en het werkt altijd. Standaarden zijn voor mij een houvast, omdat ik nog weinig ervaring heb.” Pols: “Een ander voordeel voor de coassistent is dat de kans op een enthousiaste begeleider in het geval van een aios erg groot is. Als je al twintig keer een coassistent hebt begeleid, krijg je twintig keer dezelfde vraag. Dat is niet gek; zo werkt het nu eenmaal. Maar voor mij is het de eerste keer. Ik denk: Goeie vraag!” Van Dijk: “Ah, dus ik doe het altijd goed.” april 2011 • Augustijn
Tekst: Annemarie van der Eem Beeld: Levien Willemse
‘Opleiden is teamwork’ De 56-jarige Guus Timmers is sinds 1985 als huisarts gevestigd in Rotterdam. “En sinds een jaar of zeventien leid ik aios op. Jonge collega’s zorgen ervoor dat je niet insuft, bijvoorbeeld door kritische vragen te stellen. Dat houdt je wakker en je vak up-to-date.” In de persoon van David Pols heeft Timmers een aios onder zijn hoede die de begeleiding van een coassistent grotendeels voor zijn rekening neemt. “Dat betekent niet dat ik met twee benen op bureau niets hoef te doen. Het is mijn praktijk, mijn ruimte, het zijn mijn patiënten. Je wilt toch zelf het overzicht houden. De coassistent wordt dan ook niet opgeleid door alleen de aios, maar door de hele praktijk. Door mij, de praktijkondersteuner, de assistente. Opleiden is echt teamwork. Iedereen heeft daar een aandeel in. Al ligt in dit geval de nadruk meer bij de aios. Ik denk overigens dat niet elke aios hiervoor geschikt is. Het is dan ook aan de huisarts om als opleider in te schatten of de aios de tools hiervoor in huis heeft.”
Pols: “Als coassistent word je enthousiaster van artsen die jou erbij betrekken dan van artsen bij wie je op een krukje mag zitten, maar waarbij je verder je mond moet houden. Zulke artsen zijn er namelijk ook.” Van Dijk: “Dan kun je geen krukje meer zien na anderhalf jaar coschappen.” Pols: “Als ik dat zou doen bij Martijn, dan is dat echt Augustijn • april 2011
dodelijk in deze fase van zijn opleiding. Hij moet zelfstandig patiënten zien en worden gestimuleerd door een enthousiaste opleider, zoals Guus dat voor mij is.” Van Dijk: “En misschien is een aios wat laagdrempeliger dan een specialist; stap je eerder op een jonge begeleider af met een vraag.” Pols: “Co-assistenten stellen veel waaromvragen.
Dat houdt mij weer scherp. Bijvoorbeeld bij een patiënt die oud is, veel hoest, geen koorts heeft maar wel verhoging, Geef je je hem wel of geen antibiotica? Soms is dat een gevoelskwestie; het pluis/niet-pluis gevoel. Maar dan vraagt Martijn: Waarom heb je een slecht gevoel bij deze patiënt? Dan moet ik dat voor mezelf kritisch beredeneren. Guus doet dat als opleider ook, maar bij grotere dingen; Martijn stelt vragen bij de kleinste zaken. Hij zit ook veel dichter bij het kennisvuur dan ik. Martijn heeft net vier jaar theorie gestampt. Dus hij komt weleens met een diagnose op de proppen waar ik nog niet aan gedacht had. Dat dwingt mij om breed te blijven denken. Het begeleiden van een coassistent is bovendien een goede mogelijkheid om een academische competentie - namelijk onderwijs geven verder te ontwikkelen. Dat zie ik als een van de grootste voordelen van deze constructie. Ik heb zeker meer ambities op onderwijsgebied en dit stimuleert mij enorm. Ik vind het leuk om mijn kennis over te dragen. Van Hoe houd je een otoscoop vast? tot Hoe stel je een moeilijke diagnose?”
‘Je stapt eerder op een aios af met een vraag’ Van Dijk: “Ik merk dat David plezier in het vak heeft en dat maakt mij weer enthousiast. Ik merk ook dat ik bewust of onbewust dingen van hem heb overgenomen. Handigheidjes, gesprekstechnieken, kleine zinnetjes om een patiënt gerust te stellen. Laatst zei ik tegen een patiënt: Hier kunt u honderd mee worden. Dat zeg jij heel vaak, David.” Pols: “Ha, dat zinnetje heb ik weer van Guus. Mooi dat dit generatie op generatie wordt doorgegeven.” •
ONDERZOEK Huisartsen die kinderen lang durig luchtwegverwijdende middelen voorschrijven, doen er goed aan te overwegen ook een recept voor een ontstekings remmer te geven. Hans Uijen, zelf praktijkvoerend in Holten, stelt de verbetering voor na zijn promotieonderzoek aan het Erasmus MC.
S
lechts twee van de honderd kinderen die zich in ons land met astma of andere luchtweg problemen melden bij de huisarts, worden uiteindelijk opgenomen in een ziekenhuis. “Een goed resultaat”, oordeelt Hans Uijen. “Als huisarts kunnen we het dus meestal zelf af en is geen medisch specialist uit een ziekenhuis nodig.” De 45-jarige mag zich doctor in de geneeskunde noemen sinds hij op woensdag 12 januari promo veerde aan het Erasmus MC. Vier jaar lang verliet hij elke woensdag zijn praktijk in Holten, tussen Deventer en Hengelo, om in de Maasstad onderzoek te verrichten naar luchtwegproblemen bij kinderen in de huisartspraktijk. Te denken valt aan astma, bronchitis en keel-, neus- en oorklachten.
Essentieel
De lange adem van Hans Uijen
‘Krachtiger geruststellen bij problemen luchtwegen kind’ 18
De belangrijkste resultaten? Uijen: “Een les die huisartsen uit dit onderzoek kunnen leren, is dat het essentieel is bij de ouders goed na te gaan om welke reden zij langskomen met hun door luchtwegklach ten geplaagde kind.” Hij legt uit: “In mijn proefschrift stel ik dat in ons land slechts een klein deel van de kinderen met deze problemen de huisarts bezoekt. Waarom nemen sommige ouders wel de beslissing langs te komen? Ik heb een aantal redenen achterhaald (zie kadertekst ‘Motivatie bezoek’, red.). Stel, een vader of moeder komt met kind op bezoek uit ongerustheid over de luchtwegproblemen. Als de huisarts in de april 2011 • Augustijn
Tekst: Gerben Stolk Beeld: Levien Willemse
gaten heeft dat die ongerustheid de drijfveer is, kan hij bij een ongevaarlijke aandoening veel krachtiger geruststellen. Ik besef het: het klinkt als een heel voor de hand liggend advies om te vragen Wat is de reden van uw komst? Maar als je de reden werkelijk helder in beeld krijgt, kun je de ouders in dit geval veel beter voorlichten over het milde verloop van de klachten en de daarbij horende behandeling.” De nieuwbakken promovendus plakt er een opmer king over goede informatievoorziening aan vast. “Het is mij gebleken dat huisartsen de kennis van de ouders over luchtwegsymptomen van hun kinderen kunnen vergroten. Nuttig om te weten, want zo kun je bijvoorbeeld vader en moeder duidelijk maken dat luchtwegsymptomen meestal vanzelf overgaan.”
verwijder, bijvoorbeeld salbutamol, wordt geen ontstekingsremmer voorgeschreven. Vaak wordt dus te lang een luchtwegverwijdend middel toegediend zonder er een ontstekingsremmer aan te koppelen. Dat zou beter kunnen. Zoals er ook slagen zijn te maken door de ouders van astmatische kinderen meer te betrekken bij de instructie van inhalatie therapie. Nu verstrekt de huisarts vaak alleen mondelinge informatie. Weet je wat we bijvoorbeeld hebben gevonden? Als een kind een inhalator krijgt, weet zeventig procent die goed te gebruiken. Voeg je er een ontstekingsremmer aan toe, dan wordt het blijkbaar verwarrend en wordt de inhalator nog maar door 46 procent goed bediend. Daar ligt een taak voor de huisarts”
LINH
Onderzoek
Uijen putte onder meer uit de database van het Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg. Het LINH telt gegevens van 85 praktijken. De onderzoe ker vergeleek die met informatie van huisartsen uit andere Europese landen. Hij zegt: “In het buitenland zijn de afgelopen jaren steeds minder kinderen met keel-, neus- en oorklachten gezien in de huisartspraktijk. Bij ons is de lijn stabiel. We zijn ook evenveel antibiotica blijven voorschrijven. Nederlandse huisartsen doen dat minder dan buitenlandse collega’s, maar er is geenszins sprake van onderbehandeling, want we zagen geen ernstige complicaties voortvloeien uit het achterwege blijven van antibioticum. Een posi tieve uitkomst. We moeten nu eenmaal voorkomen dat resistentie tegen antibiotica optreedt.” Hij voegt toe: “We zijn dus al behoudend met het voorschrijven van antibiotica bij luchtwegklachten, maar het mag nog meer worden beperkt. Stel jezelf telkens weer de vraag: heeft het kind het echt nodig? Valt het in een risicogroep?”
Uijen werd geboren in Delft en genoot zijn opleiding tot arts en later tot huisarts in Rotterdam. Voordat hij in medio jaren negentig naar Holten trok, verrichtte hij nog een jaar onderzoek in het Erasmus MC. “Ik heb toen meegeholpen een onderzoek naar de effectiviteit van cromoglycaat in de huisartsenprak tijk voor te bereiden. Dat was destijds hét middel tegen matige astma bij kinderen. Het zou de ziekte beter onder controle houden. Uit het onderzoek is later gebleken dat het niet werkte, waarna het uit alle richtlijnen is geschrapt. Ik was er toen niet meer bij betrokken, ik wilde eerst een tijdje gaan dokteren, maar mijn interesse voor kinderen met luchtweg problemen was wel gewekt. Dat werd versterkt toen ik als huisarts te maken kreeg met dit soort jongens en meisjes.”
Verbetering Uijen, die met drie andere huisartsen een maat schap bestiert, stelt op basis van zijn onderzoek een verbetering voor. “Bij één op de vijf kinderen met astma die jaarlijks minstens drie recepten krijgen voor een bronchus Augustijn • april 2011
Promoveren Toch zou het nog even duren voordat duizendpoot Uijen weer onderzoek ging verrichten. “Ik houd ook van besturen. Dat heb ik onder meer gedaan als voorzitter van de Raad van Toezicht van vier huisartsenposten in het oosten des lands. Totdat ik in 2006 dacht: als ik ooit nog wil promoveren, moet ik daartoe nu het initiatief nemen.” De man met de lange adem zocht contact met de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC. Hebben jullie nog ruimte voor een onderzoeker? “Het
Motivatie bezoek Om welke redenen precies komen ouders met hun kind naar de huisarts wanneer het luchtwegproblemen heeft? Promovendus Hans Uijen vond de volgende argumenten: • Het kind heeft langdurige klachten. • Het kind heeft behalve luchtwegklachten ook koorts. • Het kind is jonger dan vier jaar. • Een van de ouders is ongerust en heeft dat kenbaar gemaakt aan de andere. Of de omgeving van de ouders oefent druk uit om de huisarts te raadplegen. • Het kind woont in de stad. Uijen: “Ik heb niet achterhaald waarom deze factor van belang is. Waarschijnlijk speelt eenvoudigweg mee dat luchtwegproblemen meer voorkomen in de stad. Misschien gaan stedelingen ook wel eerder naar de huisarts.”
was geweldig om op het oude nest met open armen te worden ontvangen”, herinnert hij zich. “Langza merhand zijn mijn onderzoeksvragen ontstaan, een combinatie van eigen gedachten en wat er speelde binnen de vakgroep. Wetenschappelijk universitair hoofddocent Hans van der Wouden werd mijn begeleider en uiteindelijk ook mijn copromotor.”
Nu ligt er dan sinds kort een promotieboekje. Welk effect zou het moeten sorteren op de huisartsen praktijk? Uijen: “Ik denk dat de brug al voor een groot gedeelte is geslagen. Huisartsen in binnen- en buitenland hebben van vijf van de zes hoofdstukken kunnen kennisnemen in onder andere de British Journal of General Practice.” • 19
Portret
Tekst: Annemarie van der Eem Beeld: Levien Willemse
De passie van Frans Malais
Dokter achter de draaitafel Hij is een workaholic, weet de Zwijndrechtse huisarts Frans Malais. “Ook als er geen patiënten zijn, is er genoeg te doen. Bijvoorbeeld de administratie of studie. Maar als ik bezig ben met pottenbakken, denk ik helemaal nergens aan.”
H
et begon allemaal met een keramieken vaas die de huisarts en zijn vrouw in een Rotterdamse winkel zagen staan. “We vonden die vaas zo mooi dat we ‘m besloten te kopen. Vervolgens zijn we keramiek gaan verzamelen. Op een gegeven moment dacht ik: hoe zou het zijn om zo’n vaas te draaien? Er is maar één manier om daar achter te komen: het zelf proberen.” Tijdens een cursus maakte Malais kennis met het proces van draaien, afdraaien, bakken, glazuren en weer bakken. Inmiddels is de huisarts vier jaar en vele schalen, borden en vazen verder. Stelt hij zijn objecten weleens tentoon in zijn praktijk? “Nee, daar begin ik niet aan. Dan lopen er twee functies en belangen door elkaar”, aldus Malais. “Sommige patiënten weten trouwens wel dat ik keramiek maak. Als ik bij iemand thuis ben en ik zie keramiek staan, komt het weleens ter sprake.” Na een dag vol patiënten is het pottenbakken voor Malais een welkome afleiding. “Als ik draai, ben ik volledig geconcentreerd. Je kunt niet nadenken over die patiënt met dat probleem, want dan gaat het mis. Het ruimt je hoofd op.” Ondertussen raakt huize Malais steeds voller met zelfgemaakte objecten. “Ik heb nog een lange weg te gaan voor ik het kunst kan noemen, maar er zitten af en toe exemplaren tussen waarmee ik voor de dag kan komen. En sommige mensen zijn zelfs zo enthousiast dat ze er geld voor overhebben.” Soms geeft Malais een schaal cadeau aan een collega. “Maar dat moet je beperken. Anders denken ze: Dit hebben we van Frans gekregen, dat kunnen we nooit meer wegdoen. Stel dat hij langskomt.” Overigens bakt de Zwijndrechtse arts niet alleen potten. “Een jaar geleden hebben we met onze keramiekgroep besloten om bij toerbeurt wat lekkers te maken voor bij de koffie. Dus inmiddels kan ik behalve pottenbakken ook koekjes en appeltaart bakken.” Met een lach: “Zo ontdek je elke keer weer nieuwe kwaliteiten.” •
20
april 2011 • Augustijn