de
ouderinformatie
© Copyright Stichting Pestvrij e-mail:
[email protected] website: www.pestvrij.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Stichting Pestvrij.
Beste Ouders/Verzorgers1, Het team van onze school probeert ervoor te zorgen dat uw kind elke dag met veel plezier naar school komt. We vinden het belangrijk dat hij2 zich bij ons veilig voelt: sociaal veilig. TNO ‘Kwaliteit van leven’ deed een groot onderzoek3 naar pesten. Hieruit blijkt dat in Nederland ruim 16% van de kinderen uit de laatste drie groepen van het basisonderwijs minimaal enkele malen per maand gepest worden. 5,5 procent zegt zelf te pesten. De school is er vaak niet van op de hoogte. Slechts 53% van de gepeste kinderen vertelt erover. Slechts 33% van de gepeste kinderen vertelt er thuis iets over. Om pestgedrag tegen te gaan en bespreekbaar te maken werken wij met de Pestvrijmethodiek, ontwikkeld door Stichting Pestvrij. De invoering van deze methodiek betekent dat wij op school preventief en structureel activiteiten uitvoeren en dat er duidelijke afspraken en regels zijn. Om een pestvrije school te kunnen worden/zijn is het van essentieel belang dat ook u als ouders op de hoogte bent van deze aanpak en wat u kunt doen als u verneemt dat er sprake is van pestgedrag binnen onze school. Inhoud: 1. Stichting Pestvrij 2. Een zestal partijen 3. Regels betreffende plagen en pesten 4. De materialen van Stichting Pestvrij 5. Hulpmiddelen die gebruikt kunnen worden als er sprake is van pestgedrag -
Overzicht ‘Verschillen tussen plagen en pesten’
-
De gedragspatroongrafiek
-
Het hulpblad ‘Praat er over’
1
Overal waar in het vervolg ‘ouders’ staat bedoelen we ook verzorgers.
2
Overal waar ‘hij ‘staat bedoelen we ‘hij of zij’.
3
Preventie van pesten op basisscholen volgens de PRIMAmethode TNO Nederland. Auteurs: A. van Dorst, K. Wiefferink e.a. Januari 2008.
1. Stichting Pestvrij Stichting Pestvrij hanteert de volgende definitie voor pesten: Pesten is het systematisch misbruiken van persoonlijke macht en/of kracht door één of meer personen om een ander of anderen die zich niet of moeilijk kunnen verweren pijn te doen, te intimideren (lichamelijk of geestelijk) of bang te maken met de bedoeling er zelf beter van te worden. Scholen hebben de wettelijke inspanningsverplichting om zorg te dragen voor beleid op het terrein van sociale veiligheid. Hierbinnen zijn maatregelen gericht op pestgedrag een essentieel onderdeel. Bij een goede toepassing van de Pestvrij-methodiek beantwoordt deze aan de eisen die de Inspectie van het Basisonderwijs stelt aan de beoordeling hiervan. Bij de ontwikkelde materialen en aangereikte activiteiten staan de termen ‘preventief’, ‘structureel’ en ‘effectief’ centraal. -
Preventief: het ontwikkelde materiaal is gericht is op het voorkomen van pestgedrag en het stimuleren van een pestvrij klimaat.
-
Structureel: het uitgangspunt is dat het onderwerp ‘pesten’ op meer momenten per schooljaar aan bod komt. Als basis planmatig, maar ook bij incidentele situaties die zich binnen een groep of op school voordoen. Deze structurele aanpak dient bij te dragen aan de attitudeverandering van de individuele leerling en de leerkracht, van alle groepen en van het team. Tevens worden er longitudinale gegevens verzameld door middel van de digitale Pestvrij-meting, die bij de aanpak een duidelijke plek heeft. Deze meting geeft o.a. de gelegenheid om de resultaten van de aanpak vast te stellen.
-
Effectief: het materiaal is zodanig ontwikkeld dat de activiteiten daadwerkelijk een bijdrage zullen leveren aan een pestvrije school en, breder, aan de totale sociale veiligheid binnen de school.
Via Stichting Pestvrij kunnen op aanvraag tevens team-/studiebijeenkomsten, coaching van leerkrachten/directie, informatiebijeenkomsten en workshops voor ouders rond sociale veiligheid, pestgedrag, conflicthantering en andere opvoedkundige thema’s verzord worden. Voor actuele informatie willen wij u verwijzen naar de website www.pestvrij.nl.
1
2. Een zestal partijen Bij de aanpak van pestgedrag hebben we te maken met een zestal partijen: 1. de gepeste 2. de pester 3. de meeloper 4. de buitenstaander 5. de professional 6. de ouder Om pesten tegen te gaan is het belangrijk dat alle partijen weten wat pesten is en welke afspraken en regels gemaakt zijn, zodat een ieder kan meehelpen om er voor te zorgen dat onze school pestvrij wordt/blijft. De kinderen leren met behulp van de Pestvrij-materialen wat zij kunnen doen, en wat zij van de leerkrachten en van u als ouder(s) kunnen verwachten als er sprake is van pestgedrag. 1. De gepeste Kinderen die gepest worden leren dat hun eigen reactie op het pestgedrag van groot belang is. Door die reactie bepaalt de pester of hij wel of niet door blijft gaan. Als het kind reageert door te huilen, weg te rennen of driftig te worden dan heeft de pester zijn zin. En zal doorgaan met pesten. Als iemand iets doet wat het kind niet wilt, dan zegt het kind twee keer luid en duidelijk: “Stop, houd ermee op, dit wil ik niet!”. Jongere kinderen kunnen daarbij het stopteken gebruiken: arm recht naar voren gestrekt en de handpalm omhoog. Als het vervelende gedrag daarna nog steeds doorgaat wordt hen geleerd om het tegen iemand te vertellen. Vaak durven kinderen dit niet omdat ze niet weten wat er dan gaat gebeuren of ze zijn bang dat de pester erbij wordt gehaald en dat het daarna alleen maar erger wordt. Volwassenen zeggen vaak dat ze er op zullen letten, maar vervolgens gebeurt er (in de ogen van het kind) helemaal niets. Of er wordt gezegd: “Stel je niet aan” of “Doe gewoon wat terug”. In het Pestvrij-leerlingenboekje wordt de kinderen duidelijk gemaakt wat zij kunnen verwachten als zij tegen een volwassene vertellen dat ze gepest worden. Een leerkracht gaat niet meteen het gepeste kind erbij halen. De ouders gaan niet meteen naar school en spreken ook niet de pester (ouders) aan. Het is belangrijk dat het kind vertelt wat er feitelijk gebeurd is en samen met de volwassene achterhaalt of er sprake is van plagen of pesten. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het overzicht ‘Verschillen tussen plagen en pesten’. Is er sprake van pesten dan wordt geprobeerd om zoveel mogelijk te weten te komen door gebruik te maken van de gedragspatroongrafiek en/of het hulpblad ‘Praat er over’. Als er daadwerkelijk sprake is van pesten dan dient de school/de ouder hiervan op de hoogte gebracht te worden.
2
2. De pester Als er gesproken wordt over de pester denkt men meestal aan een gemeen en vervelend kind. Hij komt dikwijls stoer en vol zelfvertrouwen over. Het is belangrijk om te weten dat hij vaak onzeker is over zichzelf. Hij wil graag aardig gevonden worden, maar weet niet hoe hij vriendjes kan worden en blijven met andere kinderen. Door stoer en raar te doen krijgt hij aandacht (negatieve aandacht is altijd nog beter dan geen aandacht). Op die manier probeert hij zogenaamde vriendjes te krijgen. Kinderen die de pester ‘steunen’ doen dit meestal omdat ze bang zijn om zelf gepest te worden. Als dit gebeurt, is het kwaad geschied. De pester voelt zich gesteund en zal daardoor blijven pesten. Als hij op een gegeven moment wil stoppen is dat erg moeilijk omdat de groep bepaald gedrag van hem verwacht. Op school wordt de pester aangesproken op zijn onaanvaardbare gedrag. We leren hem dat de oorzaak van het pesten alleen maar kan worden gebruikt als excuus; de werkelijke aanleiding van het pestgedrag wordt bepaald door het gevoel van de pester (hij is boos, ongelukkig, …). In de aanpak richten we ons op versterking van het zelfrespect en het zelfvertrouwen: innerlijke krachten die versterkt worden door een klimaat waar positieve feedback en aandacht voorop staan. Het motto hierbij dient te zijn: “Niet iedereen kan alles….dat hoeft ook niet….samen kunnen we veel!” Om de pester bewust te maken van zijn eigen gedrag kan (net als bij de gepeste) gebruik gemaakt worden van het overzicht ‘Verschillen tussen plagen en pesten’, de gedragspatroongrafiek en/of het hulpblad ‘Praat er over’.
3. De meeloper Meelopers zijn kinderen die het pestgedrag zien en -
meedoen met de pester
-
toekijken en er bijvoorbeeld mee lachen
-
toekijken en niets doen!
Binnen deze methodiek vormen zij de centrale partij. Pesten gebeurt vaak buiten het gezichtsveld van de volwassenen, daarom is voor de groepsgenoten de allerbelangrijkste rol weggelegd. Hen wordt geleerd dat meedoen absoluut niet stoer is. Als je stoer wilt zijn help je het gepeste kind (en dus ook de pester). In het Pestvrij-leerlingenboekje, het Pestvrij-spel en in de Pestvrij-film wordt hier veel aandacht aan besteed. Als blijkt dat een kind gepest wordt zijn gesprekken met de groep onder leiding van de leerkracht van groot belang. Door alleen maar met het gepeste kind en met de pester te praten, blijft het probleem en het taboe rondom pesten bestaan. Als er gepest wordt zijn meerdere klasgenoten hiervan op de hoogte, wat inhoudt dat het ook met de gehele groep besproken dient te worden.
3
4. De buitenstaander Buitenstaanders zijn die kinderen die geen weet hebben van het pesten. Omdat inzet van de groepsgenoten binnen deze methodiek erg belangrijk is, worden zij door de leerkracht of door medeleerlingen op de hoogte gebracht van hetgeen zich binnen de groep afspeelt. 5. De professional (ofwel de school) Elke groep heeft een eigen Pestvrij-leerkrachtenklapper waarin naast de algemene achtergrond van de aanpak alle producten en de manier van toepassing van de methodiek duidelijk beschreven staat. Om deze methodiek in te voeren, is één van de teamleden aangesteld als Pestvrij-coördinator. Zijn taak is het om de leerkrachten te herinneren aan de afspraken. Tevens speelt hij een belangrijke rol bij de kwaliteit van de invoering en borging. In een teambijeenkomst bij aanvang van elk nieuw schooljaar wordt gezamenlijk een totaalrooster van geplande activiteiten rond het gebruik van de materialen en de toepassing van de activiteiten per groep opgesteld. Op deze manier is de coördinator op de hoogte van het gebruik van de materialen en de diverse groepsactiviteiten. Belangrijk hierbij is dat de activiteiten verspreid worden over het gehele schooljaar: we hebben dus niet te maken met een project van enkele weken. Er worden jaarlijks een viertal data vastgesteld waarop tijdens een teambijeenkomst gecheckt wordt of de geplande activiteiten zijn uitgevoerd conform de gemaakte afspraken. De belangrijkste taak van iedere individuele leerkracht is om vertrouwen te scheppen en pestgedrag bespreekbaar te maken. Bij de individuele aanpak kunnen de leerkrachten, net als u, gebruik maken van het overzicht ‘Verschillen tussen plagen en pesten’, de gedragspatroongrafiek en/of het hulpblad ‘Praat er over’. 6. De ouder Het belangrijkste wat u als ouder kunt doen is naar uw kind luisteren en hem of haar serieus nemen, of het nu gaat om de gepeste, de pester of de meeloper. Praat met uw kind en probeer zoveel mogelijk feitelijke informatie te achterhalen. Als er sprake is van pestgedrag horen wij dat graag van u! Als u naar school komt neem dan de ingevulde formulieren mee, zodat u precies kunt vertellen en kunt laten zien wat uw kind verteld heeft. Tijdens dit gesprek zullen afspraken gemaakt worden over de verdere aanpak. Ook als u tips, ideeën, klachten of opmerkingen heeft zouden wij het fijn vinden als u dit bij ons kenbaar maakt.
4
3. Regels betreffende plagen en pesten Op diverse plaatsen binnen onze school hangt het Pestvrij-affiche waarop de regels over plagen en pesten staan vermeld. Zo weet iedereen op onze school welke regels gehanteerd worden. Hoofdregel: Voor alle kinderen geldt, dat als je gepest wordt, of als je ziet dat iemand anders gepest wordt: VERTEL HET AAN IEMAND!! Het maakt niet uit of je het op school vertelt of thuis, het belangrijkste is dat je het vertelt (én dat is geen klikken). Voor het kind dat van mening is dat de ander iets doet wat hij of zij niet wil. Als iemand iets bij jou doet wat jij niet wilt, zeg dan: “Stop, houd ermee op, dat wil ik niet”. De allerjongsten geven hun grenzen aan door middel van het stopteken: arm recht vooruit, hand omhoog en “Stop” zeggen. Als diegene toch doorgaat zeg dan nog een keer luid en duidelijk: “Stop, dat wil ik niet” of “Stop, houd daarmee op”. Als die ander dan nog niet stopt, ga je naar de juf, meester, overblijfmoeder of een andere volwassene. Maar... als je hetzelfde bij de ander terug doet, kun je natuurlijk geen hulp gaan vragen bij de juf of meester. Voor het kind dat plaagt of pest. Let op je eigen gedrag en op de signalen die andere kinderen je geven. Als je merkt dat je dit moeilijk vindt, geef dit dan aan bij je klasgenoten of bij de juf of meester. Door er over te praten (met of zonder je groep) kan er gezocht worden naar oplossingen. Voor de meelopers. Vaak gaan kinderen meedoen met de pester, omdat die ruig en stoer doet, of omdat ze bang zijn om zelf gepest te worden. Als je ziet dat iemand gepest wordt, ga dan helpen: dat is de regel hier op school. Vraag aan de pester waarom hij zo doet en laat hem merken dat jullie het niet leuk vinden dat hij of zij zo doet. Op deze manier wordt het gepeste kind gesteund door de groep. Het gedrag van de pester (niet de pester zelf) wordt afgekeurd, waardoor hij het niet meer leuk vindt om te pesten en gaat nadenken over zijn eigen gedrag. En de groep? Die heeft ervoor gezorgd dat pesten geen kans krijgt.
5
4. De materialen van Stichting Pestvrij Het Pestvrij-prentenboek Het Pestvrij-prentenboek is een kleurrijk boek voor de onderbouw (4 tot 7 jaar) over sociale veiligheid op het schoolplein. Dit boek vertelt het verhaal over een school die een zon op de speelplaats verft. Kinderen die zich verdrietig voelen of niemand hebben om mee te spelen kunnen op deze zon gaan staan. Als de andere kinderen zien dat er iemand op de zon staat is het de bedoeling dat er gevraagd wordt: "Kan ik je helpen?" of "Zullen we samen spelen?". De kinderen die iemand zijn gaan helpen, krijgen een complimentje. Als het boek is voorgelezen kunnen de kinderen, middels een mal, een zon op het schoolplein tekenen. Daarna kan de zon geverfd worden door een volwassene. Op deze manier leren de kinderen rekening te houden met elkaars gevoelens. Het Pestvrij-leerlingenboekje Het Pestvrij-leerlingenboekje is een lees- en praatboekje voor de leerlingen van de groepen 5 t/m 8. Op een heel directe wijze wordt hun begripsvorming rondom dit onderwerp vergroot. De kinderen leren welke partijen bij pesten betrokken zijn en wat ze tegen pesten kunnen doen. De volgende onderwerpen komen aan bod: -
Het verschil tussen plagen en pesten
-
Iemand pesten: de pester zijn
-
Gepest worden: de gepeste zijn
-
Meelopers
-
Buitenstaanders
-
Ik wil stoppen met pesten
-
Helpen om het pesten te stoppen
-
Oplossingen voor het gepeste kind
-
Pesten de school uit
De Pestvrij-film De Pestvrij-film is een educatieve instructiefilm voor kinderen vanaf groep 5. Via diverse voorbeelden wordt het gedrag van de pesters, de gepesten en de meelopers duidelijk in beeld gebracht. In de film zijn toneelstukjes verwerkt, waarin het effect van pesten en de hulp aan de gepeste én de pester wordt uitgebeeld. De hoofdrolspeler (meester Cor), de onderwijsadviseur die scholen helpt om pestvrij te worden, stelt zich voor. Hij gaat op bezoek bij een school die reeds pestvrij is. Samen met de kinderen van groep 5/6 gaat hij laten zien hoe zij dit bereikt hebben. Hij geeft aan dat er 5 stappen doorlopen moeten worden om een school pestvrij te maken/houden.
6
-
Stap 1: We gaan ervoor: iedereen van onze school wil een pestvrije school.
-
Stap 2: We kennen de verschillende vormen van pesten.
-
Stap 3: We weten op welke plekken gepest kan worden.
-
Stap 4: We kennen het verschil tussen plagen en pesten.
-
Stap 5: We weten wat we tegen pesten kunnen doen.
Het Pestvrij-spel Het Pestvrij-spel is een educatief gezelschapsspel voor kinderen vanaf groep 5. Het doel is hen samen te laten nadenken en praten over de vele facetten, die te maken hebben met het creëren van pestvrij gedrag. Het spel wordt gespeeld met twee of meer spelers. Een speler kan bestaan uit één kind of een groepje kinderen. Het maximum is zes individuele spelers of zes groepjes. Voor de versterking van de onderlinge communicatie gaat de voorkeur uit naar het spelen in groepjes. Bij de aanvang van het spel wordt een centrale spelleider aangewezen. De taak van deze spelleider is het spel op een neutrale manier te leiden en hij of zij bepaalt aan de hand van het overzicht met de antwoorden of een vraag goed beantwoord is. Dit spel is gekoppeld aan de overige materialen, m.n. het Pestvrijleerlingenboekje en de Pestvrij-film. De Pestvrij-meting De Pestvrij-meting betreft een digitale vragenlijst die twee keer per jaar wordt ingevuld door de groepen 5 tot en met 8. Scholen die gebruik maken van de methodiek Pestvrij hebben via een abonnement toegang tot deze meting. Naast sociometrische resultaten kan de school zowel op individueel, groeps- als schoolniveau resultaten rondom pestgedrag bekijken. Na enkele jaren is men als school in staat duidelijke trendanalyses te maken. De digitale vragenlijst wordt niet anoniem ingevuld en verwerkt. Dit betekent dat: -
de naam van de invuller ingevuld wordt en
-
er binnen de antwoorden namen vermeld worden.
Hierdoor krijgt de school niet alleen cijfermatige resultaten (zoals: het aantal kinderen dat gepest wordt, etc.), maar ook persoonsgerichte gegevens (zoals: welke kinderen pesten, welke kinderen worden gepest, etc.). Wellicht vraagt u zich nu af of de vragenlijst eerlijk wordt ingevuld; omdat ze niet anoniem is. Stichting Pestvrij heeft hier bewust voor gekozen. Door de vragenlijst wel anoniem in te vullen, blijft het taboe rondom pesten bestaan. Binnen deze methodiek is het juist de bedoeling om pestgedrag en de gevolgen ervan bespreekbaar te maken.
7
Het Pestvrij-lied Het Pestvrij-lied ‘Da's pas stoer’ verwoordt op een directe wijze dat pestgedrag alles behalve stoer is. Protesteren tegen pestgedrag en het aanpakken ervan kan pas echt stoer genoemd worden! Elke groep heeft een cd met dit lied. Het liedje is een prima middel om de onderlinge verbondenheid binnen de school te versterken. Het kan gebruikt worden bij b.v. open dagen, eindafsluitingen, pr-activiteiten, etc. Het refrein:
Stoer dat is je klasgenoten helpen Stoer is naar je juf of meester gaan Stoer is durven iets ervan te zeggen Stoer is voor je eigen mening staan. Stoer is tegen pesten protesteren Stoer is weten wat mag wel, wat niet Stoer is ook je klasgenoot dat leren Zodat je straks nergens meer pesters ziet!
8
5. Hulpmiddelen die gebruikt kunnen worden als er sprake is van pestgedrag.
Overzicht ‘Verschillen tussen plagen en pesten’ Als uw kind vertelt dat het gepest wordt of dat andere kinderen gepest worden is het van groot belang om allereerst te achterhalen of er sprake is van plagen of pesten. Laat uw kind vertellen wat er volgens hem of haar feitelijk gebeurd is. Daarna kunt samen aan de hand van onderstaand overzicht bepalen of er sprake is van plagen of pesten.
Plagen
Pesten
Houdt na een korte tijd vanzelf op.
Stopt niet vanzelf, blijft steeds doorgaan.
De kinderen kunnen elkaar wel aan, beide partijen zijn even sterk.
Het gepeste kind voelt zich machteloos, de pester voelt zich sterk.
De rollen liggen niet vast. Nu plaagt de één, de volgende keer iemand anders.
De rollen liggen vast, de pester is steeds dezelfde persoon en het gepeste kind ook.
Na het plagen ben je meteen weer vrienden.
Je bent geen vrienden van elkaar.
Gebeurt ineens, spontaan.
Is van te voren bedacht.
Is niet kwaad bedoeld.
Is wel kwaad bedoeld: er wordt bebewust pijn gedaan of gekleineerd.
Je hoort bij de groep.
Je wordt door een bepaalde groep uitgesloten: je voelt je vaak verdrietig en eenzaam.
9
De gedragspatroongrafiek De gedragspatroongrafiek is een eenvoudig en effectief middel om in beeld te brengen hoe het kind zich voelt. Dit helpt de volwassene (groepsleerkracht/ouder) om meer inzicht te krijgen en samen met het kind te praten over de situatie. Als uw kind vertelt dat er sprake is van pesten vul dan deze grafiek gedurende twee of drie weken in. In onderstaande gedragspatroongrafiek heeft een (gepeste) leerling aangegeven hoe hij zich gedurende 14 dagen gevoeld heeft in de groep. Hierbij werd dagelijks met de leerling een gesprekje gevoerd. Hoe hoger het cijfer hoe beter het gevoel.
gevoel 5 4 3 2 1
ma
di
wo
do
vr
ma
di
wo
do
vr
tijd
Op de volgende blz. zijn een aantal blanco grafieken toegevoegd die u kunt kopiëren.
10
Gedragspatroongrafiek
Naam kind:___________________________________________________ Naam ouder:_________________________________________________ Begin- en einddatum:_________________________________________
gevoel 5 4 3 2 1 ma
di
wo
do
vr
ma
di
wo
do
vr
tijd
vr
tijd
Naam kind:___________________________________________________ Naam ouder:_________________________________________________ Begin- en einddatum:_________________________________________
gevoel 5 4 3 2 1 ma
di
wo
do
vr
ma
11
di
wo
do
Het hulpblad ‘Praat er over’ Dit hulpblad biedt ondersteuning bij een goed gestructureerd gesprek over pesten. Centraal staan de werkwoorden: doen, willen, denken en voelen. De resultaten van het gesprek kunnen in het kort worden genoteerd op het hulpblad. Op de volgende blz. vindt u een extra hulpblad dat u kunt kopiëren. Alvorens conclusies worden getrokken en vervolgacties worden afgesproken, kunnen er meerdere gesprekken plaatsvinden.
Wat doet de ander/doen de anderen bij jou ? Hoe vaak gebeurde/gebeurt dit?
Wat is mijn reactie?
Wat denkt de ander hierover/denken de anderen hierover?
Wat denk ik hierover?
Hoe voelt de ander zich/voelen de anderen zich?
Wat voel ik?
Wat wil de ander/wat willen de anderen?
Wat wil ik?
Conclusies:
Het vervolg: wat gaan we doen/wat doe ik?
12
Hulpblad: ‘Praat er over’
Naam kind:_________________________________________________ Naam ouder:_______________________________________________ Datum:_____________________________________________________
Wat doet de ander/doen de anderen bij jou ? Hoe vaak gebeurde/gebeurt dit?
Wat is mijn reactie?
Wat denkt de ander hierover/denken de anderen hierover?
Wat denk ik hierover?
Hoe voelt de ander zich/voelen de anderen zich?
Wat voel ik?
Wat wil de ander/wat willen de anderen?
Wat wil ik?
13
Conclusies:
Het vervolg: wat gaan we doen/wat doe ik?
Hulpblad: ‘Praat er over’
14