Ouderenmonitor 2010 Resultaten van de regio Achterhoek
Ouderenmonitor 2010 Resultaten van de regio Achterhoek
Colofon Uitgave: Kennis- en Expertisecentrum GGD Gelre-IJssel Postbus 51 7300 AB Apeldoorn 088 443 3705 E-mail:
[email protected] Project: Ouderenmonitor 2010 Datum: Mei 2011 Opdrachtgevers: De 21 gemeenten in de regio Gelre-IJssel Auteurs: mw. ir. I. Oude Groeniger, epidemioloog mw. ir. P. Boluijt, epidemioloog mw. ir. C. de Rover, beleidsadviseur mw. ir. L. de Weert, functionaris gezondheidsbevordering
© GGD Gelre-IJssel. Overname van gegevens is toegestaan, mits voorzien van bronvermelding.
Voorwoord Alexander Pola (1914-1992) zei eens: “Datgene wat men zijn tweede jeugd pleegt te noemen, is meestal zijn eerste ouderdom”. Ik keer dat liever om. Komende jaren beginnen steeds meer mensen aan hun tweede jeugd. Ouderen nemen qua aantal toe en zij vormen voor gemeenten een belangrijke doelgroep in het kader van de wetgeving. Voor u ligt de deelrapportage over de gezondheid van ouderen in 2010 in de regio Achterhoek. De GGD Gelre-IJssel werkte bij de ouderenmonitor samen met de andere GGD’en in Oost-Nederland om efficiënt tot een goede vragenlijst te komen. Voor de monitor is in elke gemeente een steekproef van 600 getrokken uit de zelfstandig wonende mensen van 65 jaar en ouder. Naast het deelrapport voor de Achterhoek heeft de GGD deelrapporten geschreven voor de regio’s Noord-Veluwe en Stedendriehoek. Bovendien is een factsheet opgesteld met de belangrijkste resultaten voor de gehele regio Gelre-IJssel. Op een later tijdstip verschijnen nog enkele thematische factsheets. Bij het samenstellen van de vragenlijst heeft de GGD rekening gehouden met de vragen die in 2005 zijn gesteld. Op deze wijze is het volgen van trends mogelijk. De Inspectie voor de Gezondheidszorg draagt ons op vragen op te nemen over eenzaamheid en huiselijk geweld. Dit laatste thema is nieuw in 2010. Daarnaast hebben gemeenten en thuiszorginstellingen hun voorkeur voor aanvullende thema’s in de vragenlijst aangegeven. Ik wil gemeenten en de thuiszorgorganisaties bedanken voor hun bijdrage en betrokkenheid. In enkele gemeenten hebben vrijwilligers geholpen bij het invullen van de vragenlijst. Graag wil ik ook de mensen bedanken, die de uitgebreide vragenlijst hebben ingevuld. Voor het eerst konden mensen van 65 jaar en ouder de vragenlijst digitaal invullen, vijf jaar geleden was dit nog ondenkbaar. Boven verwachting hebben velen hun computer gebruikt. Dit geeft aan dat veel ouderen meegaan met hun tijd. Hierdoor zijn belangrijke kosten bespaard op drukwerk en inlezen van de antwoorden.
De meeste mensen zullen vooral de samenvatting van dit rapport lezen. Toch raad ik u aan ook de grafieken en tabellen te bestuderen die de trends tussen onderzoeksjaren en verschillen tussen kwetsbare groepen verduidelijken. Deze zijn interessant voor beleidsmakers. In het laatste hoofdstuk staan suggesties voor de gemeenten hoe zij deze trends en verschillen kunnen ombuigen of in goede banen kunnen leiden.
Dick ten Brinke, algemeen directeur GGD Gelre-IJssel
1
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................................. 1 Samenvatting......................................................................................................................................... 5 1. Inleiding.............................................................................................................................................. 9 1.1 Het wettelijk kader......................................................................................................................... 9 1.2 De monitorcyclus van GGD Gelre-IJssel ...................................................................................... 9 1.3 Het model van Lalonde als uitgangspunt...................................................................................... 9 1.4 Doelstelling ouderenmonitor 2010 .............................................................................................. 10 1.5 Leeswijzer ................................................................................................................................... 10 2. Onderzoeksopzet ............................................................................................................................ 11 2.1 Werkgebied GGD Gelre-IJssel ................................................................................................... 11 2.2 Onderzoekspopulatie .................................................................................................................. 11 2.3 Steekproef ................................................................................................................................... 11 2.4 Onderzoeksopzet ........................................................................................................................ 11 2.5 Vragenlijst ................................................................................................................................... 12 2.6 Gegevensverwerking en analyse................................................................................................ 12 3. Respons ........................................................................................................................................... 13 3.1 Respons ...................................................................................................................................... 13 3.2 Representativiteit ........................................................................................................................ 13 3.3 Weging ........................................................................................................................................ 14 4. Algemene kenmerken ..................................................................................................................... 15 4.1 Leeftijd en geslacht ..................................................................................................................... 15 4.2 Burgerlijke staat en huishoudensamenstelling ........................................................................... 16 4.3 Etniciteit....................................................................................................................................... 16 4.4 Sociaaleconomische status ........................................................................................................ 17 4.4.1 Opleidingsniveau.................................................................................................................. 17 4.4.2 Financiële situatie ................................................................................................................ 18 5. Gezondheid...................................................................................................................................... 21 5.1 Ziekten en aandoeningen ........................................................................................................... 21 5.1.1 Langdurige ziekten en aandoeningen.................................................................................. 21 5.1.2 Valongevallen....................................................................................................................... 23 5.1.3 Gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen......................................................................... 24 5.2 Functioneren en kwaliteit van leven............................................................................................ 25 5.2.1 Ervaren gezondheid ............................................................................................................. 25 5.2.2 Lichamelijke beperkingen..................................................................................................... 26 5.2.3 Psychische gezondheid ....................................................................................................... 28 5.2.4 Risico op angststoornissen en depressie ............................................................................ 29 5.2.5 Ervaren problemen............................................................................................................... 30 5.2.6 Regie over eigen leven ........................................................................................................ 30 6. Biologische factoren....................................................................................................................... 33 6.1 Lichaamsgewicht......................................................................................................................... 33 6.1.1 Overgewicht ......................................................................................................................... 33 6.1.2 Ondergewicht ....................................................................................................................... 34 7. Leefstijlfactoren .............................................................................................................................. 37 7.1 Voeding ....................................................................................................................................... 37 7.1.1 Ontbijten en gebruik van warme maaltijd............................................................................. 38 7.1.2 Groente en fruit .................................................................................................................... 38 7.1.3 Visconsumptie ...................................................................................................................... 38 7.2 Vochtinname ............................................................................................................................... 39 7.3 Vitamine D suppletie ................................................................................................................... 40 7.4 Alcoholgebruik............................................................................................................................. 41 7.5 Roken .......................................................................................................................................... 42 7.6 Beweging .................................................................................................................................... 43 7.7 Seksualiteit .................................................................................................................................. 44
2
8. Fysieke omgeving ........................................................................................................................... 47 8.1 Woonsituatie ............................................................................................................................... 47 8.1.1 Huidige woonsituatie ............................................................................................................ 47 8.1.2 Verhuiswens......................................................................................................................... 48 8.2 Binnenmilieu................................................................................................................................ 48 8.3 Geluidshinder .............................................................................................................................. 49 8.4 Vervoer........................................................................................................................................ 49 8.5 Veiligheid..................................................................................................................................... 50 9. Sociale omgeving............................................................................................................................ 53 9.1 Tevredenheid met contacten ...................................................................................................... 53 9.2 Sociale steun............................................................................................................................... 54 9.3 Eenzaamheid .............................................................................................................................. 54 9.4 Tijdsbesteding ............................................................................................................................. 55 9.5 Mantelzorg .................................................................................................................................. 56 9.5.1 Mantelzorg ontvangen.......................................................................................................... 56 9.5.2 Mantelzorg geven................................................................................................................. 57 9.6 Huiselijk geweld .......................................................................................................................... 58 10. Zorg- en welzijnsvoorzieningen .................................................................................................. 61 10.1 Gebruik en behoefte voorzieningen .......................................................................................... 61 10.2 Bekendheid voorzieningen........................................................................................................ 61 10.3 Bereikbaarheid voorzieningen .................................................................................................. 62 11. Overzichtstabel ............................................................................................................................. 65 12. Conclusies en aanbevelingen...................................................................................................... 67 Geraadpleegde bronnen..................................................................................................................... 69 Bijlage 1. Tabellenboek ...................................................................................................................... 73 Bijlage 2. Onderwerpen getoetst op verschillen............................................................................ 105 Bijlage 3. Vragenlijst ......................................................................................................................... 107 Bijlage 4. Uitnodigingsbrief.............................................................................................................. 131 Bijlage 5. Eerste herinneringsbrief.................................................................................................. 133
3
4
Samenvatting Inleiding Op grond van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) hoort elke gemeente een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid op te stellen. Deze nota moet elke vier jaar geactualiseerd worden. De nota moet gebaseerd zijn op inzicht in de gezondheidssituatie van de lokale bevolking. Hiertoe onderzoekt GGD Gelre-IJssel elk jaar één van de vier leeftijdsgroepen: 0-12 jarigen, 12-19 jarigen, 19-65 jarigen en 65plussers. De resultaten van deze gezondheidsmonitors dienen ter ontwikkeling en evaluatie van beleid en interventies op lokaal en regionaal niveau. In het najaar van 2010 heeft GGD Gelre-IJssel een onderzoek gehouden onder 65-plussers. Bij het samenstellen van de vragenlijst hebben gemeenten en de thuiszorgorganisaties in de regio Gelre-IJssel actief inbreng geleverd. Onderzoeksopzet en respons Per gemeente is een steekproef getrokken van 600 zelfstandig wonende 65-plussers; 300 65-74 jarigen en 300 75-plussers. In de gemeente Apeldoorn is de steekproef opgehoogd naar 3.000 65plussers (1.500 65-74 jarigen en 1.500 75-plussers) om op wijkniveau uitspraken te kunnen doen. In totaal zijn in de regio Gelre-IJssel 15.000 zelfstandig wonende 65-plussers geselecteerd voor deelname aan de ouderenmonitor. In de regio Gelre-IJssel hebben 8.958 65-plussers meegedaan aan het onderzoek (60%). Om te corrigeren voor de verschillen in leeftijd, geslacht en gemeentegrootte heeft een statistische herweging plaatsgevonden. In de regio Achterhoek hebben 2.880 personen de vragenlijst ingevuld; dit is een respons van 60%. Van de deelnemers heeft 26% de vragenlijst digitaal ingevuld en 74% schriftelijk. De respons in de regio Achterhoek komt overeen met de gemiddelde respons in de regio Gelre-IJssel. In 2005 is al eerder een ouderenmonitor uitgevoerd in de toenmalige regio Gelre-IJssel. Waar mogelijk worden de huidige resultaten vergeleken met de resultaten in de Achterhoek uit 2005. Algemene kenmerken In de regio Achterhoek is 44% van de 65-plussers man en 56% vrouw. Van de 65-plussers valt 55% in de leeftijdsgroep 65-74 jaar, 34% in de groep 75-84 jaar en 11% in de groep 85 jaar en ouder. Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage 85-plussers in de regio Achterhoek in 2010 iets hoger en het percentage 75-84 jarigen iets lager te zijn. Ruim tweederde (68%) van de 65-plussers in de regio Achterhoek is gehuwd of samenwonend, 27% is verweduwd, 2% is gescheiden en 3% is ongehuwd. Het percentage alleenstaanden in de regio Achterhoek komt daarmee op 32%. Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage alleenstaanden in de regio Achterhoek in 2010 iets lager te zijn. In de regio Achterhoek is 4% van de 65-plussers van allochtone afkomst. Deze groep is duidelijk ondervertegenwoordigd in de ouderenmonitor: in werkelijkheid is volgens het CBS 10% van de 65plussers in de regio Achterhoek van allochtone afkomst. Sociaaleconomische status In de regio Achterhoek heeft 76% van de 65-plussers een laag opleidingsniveau. Van de laagopgeleiden heeft een kwart geen opleiding of alleen basisonderwijs gevolgd en heeft driekwart MAVO of LBO voltooid. Verder heeft 12% van de 65-plussers een gemiddeld opleidingsniveau en 12% een hoog opleidingsniveau. Vergeleken met 2005 lijkt het opleidingsniveau in de regio GelreIJssel in 2010 hoger te zijn. Van de 65-plussers in de regio Achterhoek geeft 9% aan enige moeite te hebben om rond te komen van het eigen inkomen en 2% geeft aan grote moeite te hebben. Het percentage 65-plussers dat moet rondkomen van enkel een AOW-uitkering ligt op 23%. In 2005 was het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek dat aangeeft moeite te hebben met rondkomen 12%. Gezondheid: ziekten en aandoeningen In de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek heeft 82% van de 65-plussers in de regio Achterhoek één of meer langdurige ziekten of aandoeningen gehad. Dit komt overeen met het percentage in de regio Gelre-IJssel (81%). De ziekten/aandoeningen die het vaakst voorkomen zijn een hoge bloeddruk (37%) en gewrichtsslijtage van heupen of knieën (36%). Daarna volgen suikerziekte/diabetes (16%), ernstige aandoening van de rug (14%), onvrijwillig urineverlies en ernstige aandoening van nek of schouder (beide 13%). De percentages 65-plussers in de regio Achterhoek met langdurige ziekten en aandoeningen zijn in 2010 vergelijkbaar met 2005. De langdurige ziekten en aandoeningen vormen voor 55% van de 65-plussers in de regio Achterhoek een belemmering bij het uitvoeren van de dagelijkse bezigheden. Dit is iets hoger dan gemiddeld in
5
de regio Gelre-IJssel (52%). Verder is 15% van de 65-plussers in de regio Achterhoek in de 3 maanden voorafgaand aan het onderzoek gevallen. Bijna een derde van hen heeft lichamelijk letsel opgelopen door de val. Twee procent van de 65-plussers in de regio Achterhoek heeft wel eens een cursus valpreventie gedaan en 10% heeft belangstelling voor een cursus valpreventie. In de regio Achterhoek zijn iets minder 65-plussers gevallen dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel. Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage 65-plussers dat is gevallen in de regio Achterhoek in 2010 iets lager te zijn. Tot slot heeft 16% van de 65-plussers in de twee weken voorafgaand aan het onderzoek slaap- en kalmeringsmiddelen gebruikt. In de regio Achterhoek gebruiken ongeveer evenveel 65plussers slaap- en kalmeringsmiddelen als gemiddeld in de regio Gelre-IJssel. Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek dat slaap- en kalmeringsmiddelen gebruikt in 2010 iets lager. Gezondheid: functioneren en kwaliteit van leven In de regio Achterhoek ervaart 70% van de 65-plussers de eigen gezondheid als goed tot uitstekend; 30% ervaart de eigen gezondheid als matig tot slecht. Het percentage 65-plussers met een matig of slecht ervaren gezondheid is in de regio Achterhoek hoger dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel en ongeveer gelijk aan het percentage in 2005. Van de 65-plussers in de regio Achterhoek heeft 30% één of meer lichamelijke beperkingen in horen, zien en/of mobiliteit. Daarnaast heeft 33% bij één of meer huishoudelijke activiteiten hulp nodig. Vergeleken met 2005 lijkt het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek met één of meer lichamelijke beperkingen in 2010 iets lager te zijn. Van de 65plussers in de regio Achterhoek is 14% psychisch ongezond en loopt 35% een verhoogd risico op een angststoornis of depressie. In 2005 was het percentage psychisch ongezonde 65-plussers in de regio Achterhoek 16%. Verder heeft 17% van de 65-plussers in de regio Achterhoek een probleem dat hem/haar dag en nacht bezig houdt en heeft 14% niet voldoende regie over het eigen leven. Biologische factoren: lichaamsgewicht Op basis van de zelfgerapporteerde gegevens over lengte en gewicht heeft in de regio Achterhoek 2% van de 65-plussers ondergewicht, 49% overgewicht en 15% ernstig overgewicht. Zelfrapportage leidt over het algemeen tot minder overgewicht en meer ondergewicht dan wanneer lengte en gewicht gemeten zijn. In de regio Achterhoek is het percentage 65-plussers met (ernstig) overgewicht hoger dan in de regio Gelre-IJssel. Het percentage met ondergewicht is iets lager dan in de regio GelreIJssel. Leefstijl: voeding In de regio Achterhoek ontbijten bijna alle 65-plussers zes of zeven dagen per week (95%). Verder nuttigt 93% van de 65-plussers zes of zeven dagen per week een warme maaltijd en eet ongeveer vier vijfde zes of zeven dagen per week groente en fruit. Ruim twee vijfde van de 65-plussers eet minimaal twee keer per week vis (42%); ruim driekwart eet minimaal één keer per week vis. In de regio Achterhoek ligt het percentage 65-plussers dat zes of zeven dagen per week groente eet en dat minimaal één keer per week vis eet iets hoger dan in de regio Gelre-IJssel. Tot slot is gevraagd naar de vochtinname. Van de 65-plussers in de regio Achterhoek drinkt 6% minder dan 5 glazen/kopjes vocht per dag, 64% drinkt 5 tot 9 glazen/kopjes vocht per dag en 30% drinkt 9 of meer glazen/kopjes vocht per dag. In de regio Achterhoek is het percentage dat 9 of meer glazen/kopjes vocht per dag drinkt iets lager dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel. Leefstijl: andere factoren In de regio Achterhoek gebruikt 74% van de 65-plussers nooit een vitamine D supplement en gebruikt 13% het dagelijks het hele jaar door. De overige 65-plussers gebruiken af en toe een vitamine D supplement of doen dat alleen in de winter. Van de 65-plussers in de regio Achterhoek drinkt 76% wel eens alcohol. Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek dat alcohol drinkt in 2010 iets hoger te zijn. Ongeveer een vijfde (22%) van de 65-plussers in de regio Achterhoek drinkt meer dan de Gezondheidsraad adviseert (maximaal 14 glazen alcohol per week voor mannen en maximaal 7 glazen alcohol per week voor vrouwen). Eén op de tien 65-plussers in de regio Achterhoek rookt. Vergeleken met de resultaten van de volwassenenmonitor 2008 roken 65plussers in de regio Gelre-IJssel relatief weinig (10% vs. 23% bij de 19-65 jarigen). Deze mensen zijn allemaal gestopt met roken, want het percentage nooit-rokers is zelfs iets hoger bij de 19-64 jarigen. In de regio Achterhoek voldoet 61% van de 65-plussers aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Als reden om niet meer te gaan bewegen wordt het vaakst genoemd dat men vindt al voldoende te bewegen (73%) en dat men een lichamelijke beperking heeft (20%). Van de 65-plussers in de regio Achterhoek geeft 13% aan dat er meer aandacht besteed zou moeten worden aan
6
seksualiteit bij ouderen, 29% vindt dat niet en 59% heeft geen mening. Verder geeft 3% van de 65plussers aan vragen te hebben over seksualiteit. Fysieke omgeving: woonsituatie, vervoer en veiligheid Van de 65-plussers in de regio Achterhoek woont 72% in een eengezinswoning of flat/appartement, 10% woont op een boerderij, 16% woont in een woning voor ouderen en 2% woont in een ander type woning. Ten opzichte van 2005 lijken iets meer 65-plussers in een flat te wonen en iets minder 65plussers in een boerderij of woning voor ouderen. Ruim vier op de vijf 65-plussers in de regio Achterhoek geeft aan niet te willen verhuizen. In de regio Achterhoek heeft ongeveer één op de vijf 65-plussers soms of (bijna) altijd problemen met vervoer. Ten opzichte van 2005 lijkt in 2010 vooral het percentage 65-plussers dat (bijna) altijd problemen met vervoer heeft hoger te zijn. De meest genoemde redenen voor de problemen met vervoer zijn niet meer zo goed durven fietsen, het te ingewikkeld vinden om met het openbaar vervoer te reizen en lichamelijk niet in staat zijn om met het openbaar vervoer te reizen. Van de 65-plussers in de regio Achterhoek voelt 6% zich overdag wel eens onveilig en 15% voelt zich ’s avonds en ‘s nachts wel eens onveilig. Fysieke omgeving: binnenmilieu en geluidshinder Van de 65-plussers in de regio Achterhoek ventileert 51% de woonkamer niet voldoende, ventileert 32% de slaapkamer niet voldoende, ventileert 44% de keuken niet voldoende en ventileert 57% de badkamer niet voldoende. De 65-plussers in de regio Achterhoek ervaren de meeste geluidshinder door bromfietsers/scooters en verkeer in straten waar men 50 km of minder per uur mag rijden. Sociale omgeving: mantelzorg In de regio Achterhoek heeft 17% van de 65-plussers in het afgelopen jaar mantelzorg ontvangen; 15% ontvangt op het moment van het onderzoek nog steeds mantelzorg. Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek dat mantelzorg ontvangt in 2010 hoger te zijn. De meest voorkomende gebieden waarbij mensen hulp krijgen, zijn hulp in de huishouding, begeleiding en vervoer en geldzaken en administratie. De 65-plussers ontvangen de mantelzorg meestal van de (schoon)kinderen of van de eigen partner. In de regio Achterhoek heeft 16% van de 65-plussers in het afgelopen jaar mantelzorg gegeven en 12% geeft op het moment van het onderzoek nog steeds mantelzorg. Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage 65-plussers in de regio Gelre-IJssel dat in 2010 mantelzorg geeft hoger te zijn. Van de 65-plussers die op dit moment mantelzorg geven, voelt ongeveer de helft zich niet of nauwelijks belast, een derde voelt zich enigszins belast, 12% voelt zich tamelijk tot zeer zwaar belast en minder dan 1% voelt zich overbelast en kan de zorg eigenlijk niet volhouden. Een kwart van de huidige mantelzorgers in de regio Achterhoek geeft aan behoefte te hebben aan hulp. Dit gaat dan meestal om informatie/advies, om een vervanger i.v.m. vrije dagen / vakantie en emotionele ondersteuning. Sociale omgeving: andere factoren Ruim negen op de tien 65-plussers in de regio Achterhoek is tevreden met zijn/haar sociale contacten. Van de 65-plussers ontvangt 22% (zeer) weinig sociale steun, 69% een gemiddelde hoeveelheid sociale steun en 9% veel sociale steun. Weinig sociale steun kan niet per definitie worden opgevat als iets negatiefs. Zolang men niet meer behoefte heeft aan steun en een tekort ervaart, is er niets aan de hand. In de regio Achterhoek wordt door de 65-plussers het meest dagelijks of wekelijks gefietst, gewandeld, bezoek ontvangen en op bezoek gegaan. Ook het percentage 65plussers dat dagelijks of wekelijks internet/e-mailt is hoog (42%). Ten opzichte van 2005 valt in de regio Gelre-IJssel vooral het verschil op in percentage 65-plussers dat dagelijks internet of e-mail gebruikt: 42% nu versus 15% in 2005. Ook het percentage 65-plussers dat betaald werk doet is verdubbeld: van 3% in 2005 naar 6% in 2010. Eenzaamheid komt in de regio Achterhoek voor bij 38% van de 65-plussers. In 2005 was het percentage eenzame 65-plussers in de Achterhoek 39%. Tot slot geeft 2% van de 65-plussers in de regio Achterhoek aan (ooit) slachtoffer te zijn (geweest) van huiselijk geweld. Zorg- en welzijnsvoorzieningen Door de 65-plussers in de regio Achterhoek wordt veel gebruik gemaakt van hulp bij administratieve of financiële activiteiten, georganiseerde recreatieve/culturele activiteiten en georganiseerde sport- of bewegingsactiviteiten. Degenen die nog geen gebruik maken van de betreffende voorzieningen hebben de meeste behoefte aan georganiseerde sport- of bewegingsactiviteiten voor ouderen, hulp in en om het huis van een vrijwilliger en georganiseerde recreatieve/culturele activiteiten voor ouderen. Het gebruik van en de behoefte aan voorzieningen/diensten in 2010 in de regio Achterhoek komt
7
ongeveer overeen met het gebruik en de behoefte in 2005. De thuiszorg, woningaanpassing, maaltijdendienst en activiteiten voor ouderen zijn de bekendste voorzieningen/diensten. Schuldhulpverlening en de ouderenadviseur of -voorlichter zijn het minst goed bekend. Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek dat bepaalde voorzieningen kent hoger te zijn. Ook de bereikbaarheid van voorzieningen is erg belangrijk. In de regio Achterhoek blijkt dat de polikliniek en het gemeenteloket vaak als te ver weg worden ervaren. De apotheek, de fysiotherapeut, de eettafel en activiteiten/dienstencentrum/buurthuis zijn het vaakst wel goed bereikbaar. Ten opzichte van 2005 lijkt de bereikbaarheid van de voorzieningen ongeveer gelijk te zijn gebleven. Conclusies en aanbevelingen Beweging en sport Het aantal ouderen dat sport is toegenomen. Toch blijft het belangrijk om ook de anderen te stimuleren om in beweging te komen. Dagelijks bewegen helpt om het gewicht onder controle te houden en vermindert de kans op valongevallen. Sociale omgeving en psychische gezondheid Ruim een derde van de ouderen heeft een verhoogd risico op een angststoornis of depressie. Bijna een kwart van de mensen ondervindt weinig sociale steun en 38% blijkt eenzaam te zijn. Vooral vrouwen, 75-plussers en laagopgeleiden zijn risicogroepen. Een gemeente kan voorwaarden creëren om mensen te steunen en activiteiten te bieden. Welzijnsvoorzieningen Ouderen maken veel gebruik van welzijnsvoorzieningen in het algemeen. Deze stellen hen in staat om langer zelfstandig te leven. Welzijnsvoorzieningen zijn steeds beter bekend bij ouderen. Vervoer Het aantal 65-plussers dat bijna altijd problemen heeft met vervoer is gestegen van 2% naar 6%. Daarnaast heeft 15% soms problemen met het vervoer. Veel 65-plussers vinden het gemeenteloket en het WMO-loket te ver weg. Van belang hierbij zijn de afspraken die de gemeente heeft met vervoersmaatschappijen en het voorzieningenniveau in de wijken en dorpen. Mantelzorg Zowel het aandeel mensen dat mantelzorg geeft als dat mantelzorg ontvangt, is sinds 2005 toegenomen. Ongeveer een kwart van de mantelzorgers voelt zich overbelast of geeft aan behoefte te hebben aan ondersteuning. Het is wenselijk dat de gemeente veel aandacht geeft aan ondersteuningsmogelijkheden voor mantelzorgers.
8
1. Inleiding 1.1 Het wettelijk kader Op grond van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) hoort elke gemeente een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid op te stellen. Deze nota moet elke vier jaar geactualiseerd worden. De nota moet gebaseerd zijn op inzicht in de gezondheidssituatie van de lokale bevolking. De WPG schrijft daartoe voor dat iedere vier jaar op gestandaardiseerde wijze, door epidemiologische analyse, inzicht wordt verkregen in de gezondheidssituatie van de bevolking. De gemeenten laten deze taak uitvoeren door de GGD. Op basis van de resultaten van hun onderzoek signaleert en adviseert de GGD de gemeenten bij de ontwikkeling van het gemeentelijk gezondheidsbeleid. Gemeenten en instellingen kunnen hiermee prioriteiten stellen bij de inzet van geld en menskracht voor maatschappelijk verantwoorde voorzieningen en activiteiten. Naast de algemene taak van gemeenten om inzicht te krijgen in de gezondheidssituatie van de bevolking, is in artikel 5a van de WPG nog eens extra de taak van gemeenten over de ouderengezondheidszorg vastgelegd. In dit artikel, dat per 1 juli 2010 in werking is getreden, is de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventief gezondheidsbeleid voor ouderen vastgelegd. De gemeente draagt hiermee zorg voor het monitoren, signaleren en voorkomen van gezondheidsproblemen bij 65-plussers.
1.2 De monitorcyclus van GGD Gelre-IJssel GGD Gelre-IJssel hanteert een monitorcyclus van vier jaar, waarin de gezondheid van de hele bevolking in kaart wordt gebracht. Omdat de problematiek in de verschillende leeftijdsgroepen (0-12 jaar, 12-18 jaar, 19-65 jaar, 65 jaar en ouder) verschilt, worden vier verschillende onderzoeken (monitors) uitgevoerd: elk jaar één. Door de monitors te herhalen, kunnen veranderingen in gezondheid en leefstijl van de bevolking worden gesignaleerd. Zo is in 2005 al eerder een ouderenmonitor uitgevoerd. De monitors zijn ook bedoeld om groepen in de bevolking te identificeren die naar verhouding een slechtere gezondheidssituatie hebben of meer risico lopen op (toekomstige) gezondheidsproblemen. Door het identificeren van deze risicogroepen kunnen beleidsmaatregelen en preventieve activiteiten gerichter plaatsvinden. De vragen in de monitors worden beïnvloed door nationale en lokale ontwikkelingen. Zo is er een landelijk project gestart met als doel om te komen tot standaardisatie van vraagstellingen. Binnen dit project genaamd ‘Lokale en Nationale Monitor’ werkt GGD Nederland samen met Actiz en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). GGD Gelre-IJssel gebruikt zoveel mogelijk de standaardvraagstellingen van de lokale en nationale monitor. Deze vraagstellingen zijn vastgesteld op advies van (inter)nationale experts. Hierbij is gekeken naar de begrijpelijkheid van de vraag, maar vooral naar de betrouwbaarheid. Het zijn veelal gevalideerde vraagstellingen, die zo goed mogelijk de werkelijkheid weergeven. Wanneer iedereen gebruik maakt van de landelijke standaardvraagstellingen, kunnen regio’s met elkaar vergeleken worden en kunnen ook op landelijk niveau uitspraken over de gezondheidssituatie van de bevolking worden gedaan. GGD Gelre-IJssel voert de monitors samen uit met de andere GGD’en in de regio Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) en indien van toepassing met de thuiszorg. Door deze samenwerking kan efficiënter gewerkt worden en zijn de uitkomsten onderling vergelijkbaar.
1.3 Het model van Lalonde als uitgangspunt De Canadese minister van volksgezondheid, Lalonde, stelde al in 1974 vast dat de meeste gezondheidswinst buiten de gezondheidszorg is te behalen. Hij ging ervan uit dat factoren die de gezondheid beïnvloeden in vier groepen zijn in te delen: - biologische factoren, - gedrag/leefstijl, - fysieke en sociale omgeving, - zorg- en welzijnsvoorzieningen (Lalonde, 1974). De gezondheidstoestand van een mens is het resultaat van de onderlinge wisselwerking tussen deze verschillende gezondheidsdeterminanten. In figuur 1.1 is het model van Lalonde schematisch weergegeven. GGD Gelre-IJssel streeft ernaar om in haar monitors vragen op te nemen naar al deze determinanten van gezondheid. Daarnaast worden vragen opgenomen over de sociale, psychische en lichamelijke
9
gezondheid. ‘Gezondheid’ wordt dus in brede zin opgevat, vergelijkbaar aan de definitie van gezondheid die de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert (World Health Organization, 1948). De WHO definieert gezondheid als een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken.
Biologische factoren
Omgevingsfactoren
Gedrag/leefstijl
Fysieke omgeving
Gezondheid
Sociale omgeving
Zorg- en welzijnsvoorzieningen
Figuur 1.1. Het model van Lalonde.
1.4 Doelstelling ouderenmonitor 2010 Het doel van de ouderenmonitor is het bieden van inzicht in de lichamelijke, sociale en geestelijke gezondheid en in factoren die gezondheid van de zelfstandig wonende 65-plussers in de 21 gemeenten van de regio Gelre-IJssel beïnvloeden. De ouderenmonitor draagt hiermee bij aan de ontwikkeling en evaluatie van beleid en interventies om de gezondheid van de 65-plussers te bevorderen en ziekten te voorkomen.
1.5 Leeswijzer In de rapportage die voor u ligt, worden de resultaten van de ouderenmonitor voor de regio Achterhoek gepresenteerd. Deze regio bestaat uit de gemeenten Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk. Iedere gemeente ontvangt bij het rapport een tabellenboek met de cijfers van de eigen gemeente (bijlage 1). In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksopzet beschreven. De respons, representativiteit en weging worden besproken in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 komen de algemene kenmerken van de 65-plussers in de regio Achterhoek aan de orde. In de hoofdstukken 5 t/m 10 worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd voor achtereenvolgens gezondheid, leefstijlfactoren, fysieke omgeving, sociale omgeving en zorg- en welzijnsvoorzieningen. In hoofdstuk 11 is een overzichtstabel opgenomen met de belangrijkste resultaten. Tot slot worden in hoofdstuk 12 de conclusies en aanbevelingen weergegeven. Naar aanleiding van de ouderenmonitor is ook een factsheet uitgebracht waarin de resultaten van de regio Gelre-IJssel gepresenteerd zijn (Boluijt et al., 2011).
10
2. Onderzoeksopzet 2.1 Werkgebied GGD Gelre-IJssel De ouderenmonitor is uitgevoerd in de 21 gemeenten binnen de regio Gelre-IJssel. Figuur 2.1 geeft een overzicht van het werkgebied van GGD Gelre-IJssel in 2005 en 2010.
Figuur 2.1. Werkgebied GGD Gelre-IJssel.
2.2 Onderzoekspopulatie Alle zelfstandig wonende 65-plussers, die wonen in de regio Gelre-IJssel, behoorden tot de doelgroep van het onderzoek. De in de WPG beschreven preventieve gezondheidszorg voor ouderen richt zich in eerste instantie niet op de 65-plussers, die wonen in een verzorgings- of verpleeghuis. Deze groep is bij dit onderzoek daarom niet benaderd.
2.3 Steekproef Per gemeente is een aselecte (=willekeurige) steekproef getrokken uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), waarbij alleen zelfstandig wonende 65-plussers in de steekproef zijn opgenomen. Per gemeente zijn 600-plussers in de steekproef opgenomen; 300 65-74 jarigen en 300 75-plussers. In de gemeente Apeldoorn is de steekproef opgehoogd naar 3000 65-plussers (1500 6574 jarigen en 1500 75-plussers) om op wijkniveau uitspraken te kunnen doen. In totaal zijn in de regio Gelre-IJssel 15.000 ouderen geselecteerd. De respons, representativiteit en weging van de onderzoekspopulatie worden besproken in hoofdstuk 3.
2.4 Onderzoeksopzet De 65-plussers in de steekproef ontvingen eind september 2010 de eerste uitnodiging voor deelname aan het onderzoek. De uitnodiging bestond uit een kaart met daarbij een inlogcode, waarmee men de vragenlijst via internet kon invullen. Na het invullen van de digitale vragenlijst kregen de respondenten een persoonlijk leefstijladvies, gericht op gezond ouder worden en vitaal blijven. Om de 65-plussers ook de gelegenheid te geven de vragenlijst op papier in te vullen, is half oktober met de eerste herinneringsbrief een papieren versie van de vragenlijst meegestuurd. Tot slot is half november een tweede herinnering verstuurd. De herinneringsbrieven zijn niet verstuurd aan de 65-plussers die tussentijds de vragenlijst hadden ingevuld of telefonisch hadden aangegeven niet aan het onderzoek
11
mee te kunnen of willen doen. De ingevulde vragenlijsten zijn verwerkt tot een anoniem databestand. Het databestand bevat dan ook alleen de antwoorden van de respondenten en dus geen naam, adresgegevens en inlogcodes. Hiermee is de privacy van de deelnemers gewaarborgd.
2.5 Vragenlijst In de vragenlijst kwamen de volgende onderwerpen aan de orde: • Algemene kenmerken (geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, huishoudensamenstelling, etniciteit, opleidingsniveau, financiële situatie); • Gezondheid (ziekten en aandoeningen, gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen, valongevallen, ervaren gezondheid, lichamelijke beperkingen, psychische gezondheid, risico op angststoornissen en depressie, regie over eigen leven); • Biologische factoren (lengte en gewicht); • Leefstijl (voeding, vochtinname, vitamine D suppletie, alcoholgebruik, roken, beweging, seksualiteit); • Fysieke omgeving (huidige woonsituatie, verhuiswens, binnenmilieu, geluidshinder, vervoer, veiligheid); • Sociale omgeving (tevredenheid met contacten, sociale steun, eenzaamheid, tijdsbesteding, mantelzorg ontvangen, mantelzorg geven, huiselijk geweld); • Zorg- en welzijnsvoorzieningen (gebruik, behoefte, bekendheid en bereikbaarheid van voorzieningen). De vragenlijst is tot stand gekomen op basis van de wensen van gemeenten en de thuiszorgorganisaties. Daarnaast is rekening gehouden met de eisen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Ook is de vragenlijst afgestemd met de andere GGD'en in Oost Nederland. Voor zover mogelijk is bij de formulering van de vragen aangesloten bij de standaardvraagstellingen van de Lokale en Nationale Monitor.
2.6 Gegevensverwerking en analyse De resultaten worden weergegeven in percentages. Het kan door afronding voorkomen dat de percentages in figuren en tabellen niet precies optellen tot 100%. Bij sommige onderwerpen kon men meerdere antwoorden aankruisen. Bij deze onderwerpen zijn de percentages bij elkaar opgeteld hoger dan 100%. In de figuren worden steeds de resultaten weergegeven voor de afzonderlijke gemeenten binnen de regio Achterhoek. Daarnaast staan in de figuren de gemiddelde waarden voor de regio Achterhoek en de regio Gelre-IJssel weergegeven. De resultaten van Oost-Nederland worden niet beschreven, omdat deze overeenkomen met de resultaten van de regio Gelre-IJssel. Voor zover beschikbaar, worden in de tekst en figuren ook de resultaten van de ouderenmonitor uit 2005 vermeld. Voor de regio Achterhoek worden de resultaten van 2010 vergeleken met de subregionale cijfers van 2005 om te zien of de gezondheidssituatie in de afgelopen vijf jaar is veranderd. Als een bepaalde vraag niet is gesteld in 2005 en deze wel is opgenomen in de volwassenenmonitor van 2008 (Timmerman-Kok & Oude Groeniger, 2009), zal daar een vergelijking mee worden gemaakt. Voor een groot aantal onderwerpen (zie bijlage 2) zijn de verschillen naar geslacht, leeftijd en SES getoetst op statistische significantie. Hiervoor is gebruik gemaakt van een Chi-kwadraat toets. Een statistisch significant verschil betekent dat de rol van het toeval (zo goed als) uitgesloten is. Ook de verschillen tussen de gemeenten en de regio Achterhoek en de verschillen tussen de regio Achterhoek en de regio Gelre-IJssel, zijn op deze manier getoetst. In de tekst worden alleen de statistisch significante verschillen genoemd. De verschillen met de resultaten uit 2005 en met de volwassenenmonitor zijn niet getoetst op statistische significantie. De analyses zijn gedaan met het statistisch programma SPSS voor Windows versie 17.0.
12
3. Respons Dit hoofdstuk beschrijft de respons op de ouderenmonitor en de mate waarin de 65-plussers die hebben meegedaan aan het onderzoek een goede afspiegeling zijn van de gehele bevolking van 65 jaar en ouder in de regio Achterhoek. Ook wordt de methode van weging uitgelegd die in het kader van de representativiteit is toegepast.
3.1 Respons Eind september 2010 hebben 15.000 zelfstandig wonende 65-plussers in de regio Gelre-IJssel een uitnodiging gekregen om deel te nemen aan de ouderenmonitor. In de regio Gelre-IJssel hebben 9.165 65-plussers meegedaan aan het onderzoek (61%). Niet of zeer onvolledig ingevulde vragenlijsten zijn niet meegenomen in de analyses. Hierdoor bleven uiteindelijk 8.958 correct ingevulde vragenlijsten over. De bruikbare respons komt daarmee op 60%. Van de deelnemers heeft 26% de vragenlijst via internet ingevuld en 74% op papier. In de regio Achterhoek hebben 3.091 personen de vragenlijst correct ingevuld. Dit is een respons van 60%. Hiervan heeft 26% de vragenlijst digitaal ingevuld en 74% schriftelijk. De respons in de regio Achterhoek komt overeen met de respons in de regio Gelre-IJssel en varieert van 56% in Aalten tot 65% in Doetinchem (zie figuur 3.1).
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
10%
20%
30%
40%
50% 60%
70%
80%
90% 100%
Figuur 3.1. Respons (%).
3.2 Representativiteit Van de deelnemers aan de ouderenmonitor in de regio Achterhoek is 55% vrouw en 45% man. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2011) waren er op 1 januari 2010 echter nog iets meer vrouwen (56%) en iets minder mannen (44%) woonachtig in de regio Achterhoek. Aan de ouderenmonitor hebben in verhouding dus iets meer mannen dan vrouwen meegedaan (zie figuur 3.2). Dit is opmerkelijk, want meestal ligt de respons hoger onder vrouwen. Daarnaast zijn in de steekproef evenveel 65-74 jarigen en 75-plussers opgenomen, terwijl de groep 75-plussers in werkelijkheid iets kleiner is dan de groep 65-74 jarigen. De reden hiervoor is dat 75plussers over het algemeen minder vaak meedoen aan de monitors dan 65-74 jarigen en voldoende respondenten nodig zijn om uitspraken te kunnen doen over een bepaalde groep. Hierdoor blijken de deelnemers aan de ouderenmonitor in verhouding iets vaker 75-84 jaar te zijn en iets minder vaak 6574 jaar en 85 jaar en ouder te zijn (zie figuur 3.2). Van de deelnemers aan de ouderenmonitor in de regio Achterhoek is 54% 65-74 jaar, 37% 75-84 jaar en 9% 85 jaar of ouder. Op 1 januari 2010 was volgens het CBS 56% van de 65-plussers in de regio Achterhoek 65-74 jaar, 34% 75-84 jaar en 11% 85 jaar of ouder (CBS, 2011).
13
100% 90% 80% 70% 60%
ouderenmonitor
50%
CBS
40% 30% 20% 10% 0% mannen vrouwen
65-75 jaar
75-85 jaar
85 jaar en ouder
Figuur 3.2. Vergelijking tussen de verhouding naar geslacht en leeftijd van de deelnemers aan de ouderenmonitor en de inwoners van de regio Achterhoek volgens het CBS (CBS, 2011).
3.3 Weging Uit paragraaf 3.2 blijkt dat de 65-plussers die hebben meegedaan aan de ouderenmonitor niet helemaal representatief zijn (qua leeftijd en geslacht) voor de 65-plussers die in werkelijkheid in de regio Achterhoek wonen. Daarbij zijn de afzonderlijke gemeenten van de regio niet in verhouding tot hun inwoneraantal vertegenwoordigd in het databestand van de totale regio Gelre-IJssel, omdat een steekproef is getrokken van 600 65-plussers per gemeente en de steekproef voor de gemeente Apeldoorn is opgehoogd. Voor de verschillen in leeftijd, geslacht en gemeentegrootte tussen de deelnemers aan de ouderenmonitor en de werkelijke bevolking van 65 jaar en ouder wordt gecorrigeerd door de resultaten statistisch te herwegen. Weging betekent dat een categorie respondenten in de analyses meetelt naar de mate waarin deze categorie in de totale populatie is vertegenwoordigd. Hierdoor zijn de uiteindelijke resultaten steeds representatief voor de werkelijke bevolking van 65 jaar en ouder. In deze rapportage worden alleen gewogen resultaten gepresenteerd (tenzij anders is vermeld).
14
4. Algemene kenmerken Dit hoofdstuk beschrijft de algemene kenmerken van de 65-plussers in de regio Achterhoek. Demografische kenmerken spelen een belangrijke rol bij het verklaren van verschillen in gezondheid, welzijn, zorgconsumptie en –behoefte. Zo wordt de lichamelijke gezondheid bijvoorbeeld slechter naarmate men ouder wordt. En ook tussen mannen en vrouwen bestaan verschillen in gezondheid. Mannen hebben over het algemeen een slechtere leefstijl, maar vrouwen hebben vaker lichamelijke beperkingen. Ook de burgerlijke staat en de samenstelling van het huishouden zijn van invloed op de gezondheid. De kans op overlijden aan bijna alle doodsoorzaken is lager bij gehuwden dan bij niet-gehuwde, gescheiden of verweduwde mensen (Verweij & Sanderse, 2010). Deze verschillen in gezondheid zijn mogelijk het gevolg van verschillen in leefstijl tussen gehuwden en niet-gehuwden. Alleenstaanden leven gemiddeld genomen ongezonder en risicovoller dan gehuwden. Ook is een partner vaak een belangrijke bron van steun bij (gezondheids)problemen (Verweij & Sanderse, 2010). Ondanks de slechtere gezondheid van alleenstaande ouderen is er geen hoger zorggebruik als het gaat om bezoek aan de huisarts, specialist en fysiotherapeut (Verweij & Sanderse, 2010). Verder bestaan ook verschillen in gezondheid naar etniciteit. De gezondheidstoestand van allochtonen is over het algemeen minder goed dan die van autochtone Nederlanders (van der Lucht & Foets, 2010). Tot slot bestaan verschillen in gezondheid en welzijn naar sociaaleconomische status (SES). Om SES te meten wordt vaak gevraagd naar de indicatoren opleidingsniveau, beroepsstatus en/of inkomen. Het opleidingsniveau is in gezondheidsonderzoek de meest gebruikte indicator voor SES. Bij opleiding gaat het vooral om culturele en intellectuele facetten van sociaaleconomische status. Een voordeel van opleiding boven inkomen en beroepsstatus is dat het niet moeilijk te meten is; in vragenlijstonderzoek krijgt de vraag over opleiding vaak een hoge respons. Inkomen meet op directe wijze het materiële facet van SES. Bij vragenlijstonderzoek wordt deze vraag echter vaak niet (naar waarheid) ingevuld. Wel is het zo dat inkomen bij ouderen een betere afspiegeling zou zijn van de sociaaleconomische status dan het opleidingsniveau, omdat de opleidingskansen door de jaren heen zijn toegenomen en ouderen daardoor gemiddeld lager zijn opgeleid dan jongeren. Beroep meet vooral de facetten macht en prestige. Een nadeel van beroep als indicator is dat het niet voor de totale bevolking een relevante indicator is voor SES, omdat niet iedereen een beroep heeft (gepensioneerden, huisvrouwen en -mannen, studenten en werklozen) (Verweij, 2010). GGD GelreIJssel heeft in 2010 een factsheet uitgebreid over sociaaleconomische gezondheidsverschillen (SEGV) in deze regio (Timmerman-Kok et al., 2010). In deze factsheet kunt u meer informatie vinden over dit onderwerp.
4.1 Leeftijd en geslacht In de regio Achterhoek is 44% van de zelfstandig wonende 65-plussers man en 56% vrouw. Van hen valt 55% in de leeftijdsgroep 65-74 jaar, 34% in de groep 75-84 jaar en 11% in de groep 85 jaar en ouder. In tabel 4.1 wordt een overzicht gegeven van de verdeling van de 65-plussers in de regio Achterhoek naar leeftijd en geslacht. Omdat dit de gewogen percentages zijn, komen de percentages overeen met de cijfers van het CBS (voor meer uitleg over weging, zie paragraaf 3.3). Tabel 4.1. Verdeling van 65-plussers in de regio Achterhoek naar leeftijd en geslacht (%). 65-74 jaar
75-84 jaar
85 jaar en ouder
Totaal
Mannen
27
14
3
44
Vrouwen
29
20
8
56
Totaal
56
34
11
100
Ten opzichte van de resultaten van de ouderenmonitor uit 2005 lijkt het percentage 85-plussers in de regio Achterhoek iets hoger en het percentage 75-84 jarigen iets lager te zijn.
15
4.2 Burgerlijke staat en huishoudensamenstelling Ruim tweederde (68%) van de 65-plussers in de regio Achterhoek is gehuwd, heeft een geregistreerd partnerschap of woont samen, 27% is verweduwd, 2% is gescheiden of leeft gescheiden en 3% is ongehuwd of nooit gehuwd geweest. Het percentage alleenstaanden in de regio Achterhoek komt daarmee op 32%. Uit de resultaten van de ouderenmonitor blijkt dat in de regio Achterhoek het percentage alleenstaande vrouwen ruim twee keer zo hoog is als het percentage alleenstaande mannen (44% vs. 18%). Hetzelfde geldt voor de 75-plussers ten opzichte van de 65-74 jarigen (49% vs. 19%). Onder laag opgeleiden zijn er meer alleenstaanden dan onder middelbaar en hoog opgeleiden (35% vs. 20%). Tussen de regio Achterhoek en de regio Gelre-IJssel en tussen de gemeenten en de regio Achterhoek bestaan geen significante verschillen in het percentage 65plussers dat alleenstaand is (zie figuur 4.1). Vergeleken met de ouderenmonitor uit 2005 lijken in de regio Achterhoek in 2010 iets meer 65plussers gehuwd te zijn of een geregistreerd partnerschap te hebben. Dit betekent dan ook dat in de regio Achterhoek in 2010 iets minder 65-plussers alleenstaand zijn dan in 2005 (zie figuur 4.1).
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
5%
10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%
Figuur 4.1. Percentage 65-plussers, dat alleenstaand is. Naast burgerlijke staat is ook gevraagd naar de samenstelling van het huishouden. Ook wanneer men geen partner heeft met wie men samenwoont, kan iemand anders met wie wordt samengeleefd een steun zijn bij (gezondheids)problemen en helpen bij alledaagse activiteiten. In de regio Achterhoek woont iets minder dan een derde (30%) van de 65-plussers alleen en woont tweederde (67%) samen met de partner/echtgeno(o)t(e). De overige 65-plussers wonen samen met zijn/haar kind(eren) (4%), met ander(e) familielid/-leden (1%) en met ander(e) perso(o)n(en) (1%). In 2005 was het percentage 65-plussers in de Achterhoek dat alleen woont 29%).
4.3 Etniciteit In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de definitie van het CBS om iemand als allochtoon of autochtoon te classificeren. Volgens die definitie wordt iemand tot de allochtone bevolkingsgroep gerekend wanneer ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Een persoon wordt gerekend tot de autochtone bevolkingsgroep als beide ouders in Nederland zijn geboren ongeacht het geboorteland van de persoon zelf. Allochtonen zijn vaak ondervertegenwoordigd in gezondheidsmonitors, omdat de vragenlijsten in het Nederlands zijn. Bij de ouderenmonitor blijkt dit ook het geval te zijn: volgens de resultaten van de ouderenmonitor zou 4% van de 65-plussers in de regio Achterhoek van allochtone afkomst zijn, terwijl dat op 1 januari 2010 volgens het CBS 10% is (CBS, 2011).
16
In de regio Achterhoek hebben dus relatief weinig allochtonen meegedaan aan de ouderenmonitor. Dit percentage is lager dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel. In de gemeente Bronckhorst is het percentage allochtonen dat heeft deelgenomen aan de ouderenmonitor het laagst. Dit verschilt significant van het gemiddelde in de Achterhoek (zie figuur 4.2). Het percentage 65-plussers van allochtone afkomst is groter onder de middelbaar en hoog opgeleiden dan onder de laag opgeleiden. Een mogelijke verklaring hiervoor is een grotere taalbarrière bij laag opgeleide allochtonen. Ook is het percentage 65-74 jarige allochtonen groter dan het percentage allochtonen van 75 jaar en ouder.
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel
0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
16%
18%
20%
Figuur 4.2. Percentage allochtone 65-plussers.
4.4 Sociaaleconomische status In dit onderzoek hebben we zowel het opleidingsniveau nagevraagd als enkele vragen gesteld over de financiële situatie. Omdat 65-plussers veelal gepensioneerd zijn, is in dit onderzoek beroep niet nagevraagd. 4.4.1 Opleidingsniveau In de vragenlijst is gevraagd naar het hoogst voltooide opleidingsniveau van de respondenten. De opleidingen zijn vervolgens ingedeeld naar laag (geen opleiding, basisonderwijs, LBO en MAVO), midden (MBO, HAVO en VWO) en hoog (HBO en WO) in overeenstemming met het CBS. In de regio Achterhoek heeft 76% van de 65-plussers een laag opleidingsniveau, waarvan een kwart geen opleiding of alleen basisonderwijs heeft gevolgd en driekwart MAVO of LBO heeft voltooid. Verder heeft 12% een gemiddeld opleidingsniveau en 12% een hoog opleidingsniveau. Vrouwen van 65 jaar en ouder zijn vaker laag opgeleid dan mannen van 65 jaar en ouder. Ook neemt het opleidingsniveau af naarmate de leeftijd toeneemt. Het opleidingsniveau van de 65-plussers in de regio Achterhoek is lager dan het opleidingsniveau in de regio Gelre-IJssel. In de gemeente Montferland is het percentage met een laag opleidingsniveau het grootst. Dit wijkt significant af van het gemiddelde in de Achterhoek (zie figuur 4.3). Wanneer het huidige opleidingsniveau in de regio Achterhoek wordt vergeleken met het opleidingsniveau van de 65-plussers bij de ouderenmonitor uit 2005, dan lijkt het opleidingsniveau in 2010 hoger te zijn (zie figuur 4.3). Deze stijging kan verklaard worden door de werkelijke stijging in opleidingsniveau die ook landelijk waarneembaar is. Een andere verklaring is de lagere respons bij deze monitor in vergelijking met 2005, waarbij naar verwachting de daling in respons vooral speelt in de groep lager opgeleiden.
17
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
10%
20%
30%
40% laag
50% midden
60%
70%
80%
90%
100%
hoog
Figuur 4.3. Percentage 65-plussers met een laag, gemiddeld en hoog opleidingsniveau. 4.4.2 Financiële situatie Bij de ouderenmonitor is niet het precieze inkomen van de respondenten nagevraagd, omdat deze vraag vaak niet wordt ingevuld en leidt tot een lagere respons. In plaats daarvan is gevraagd naar de moeite die men heeft om rond te komen met het eigen inkomen en of het (gezamenlijk) inkomen bestaat uit alleen een AOW-uitkering. Van de 65-plussers in de regio Achterhoek geeft 9% aan enige moeite te hebben om rond te komen van het eigen inkomen en 2% geeft aan grote moeite te hebben. Het percentage 65-plussers dat moet rondkomen van enkel een AOW-uitkering ligt hoger, namelijk op 23%. Het moeten rondkomen van enkel een AOW-uitkering is in dit geval als soort minimaal inkomen beschouwd. Om die reden is het opvallend dat het percentage 65-plussers dat aangeeft moeite te hebben met rondkomen lager ligt dan het percentage 65-plussers dat moet rondkomen van alleen een AOW-uitkering. Er is ook nog een categorie: ‘moet letten op uitgaven’. Ik zelf vind het niet direct opvallend / tegenstrijdig. Uit de resultaten blijkt verder dat het percentage 65-plussers dat aangeeft moeite te hebben met rondkomen bijna twee keer zo hoog is onder laag opgeleiden dan onder middelbaar en hoog opgeleiden. In de regio Achterhoek geven ongeveer evenveel mensen aan moeite te hebben met rondkomen als in de regio Gelre-IJssel. In de gemeente Bronckhorst is het percentage 65-plussers dat moeite heeft met rondkomen het laagst en in de gemeente Montferland is dit percentage het hoogst. Beide gemeenten wijken significant af van de regio Achterhoek. In 2005 was het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek dat moeilijk kan rondkomen 12% (zie figuur 4.4).
18
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
2%
4%
6%
8%
10% 12% 14% 16% 18% 20%
enige moeite
grote moeite
Figuur 4.4. Percentage 65-plussers dat aangeeft enige of grote moeite te hebben met rondkomen van het eigen inkomen.
19
20
5. Gezondheid Dit hoofdstuk gaat over de gezondheid van 65-plussers in de regio Achterhoek. Zoals in paragraaf 1.3. al is aangegeven, is gezondheid een breed begrip, dat door de WHO wordt gedefinieerd als een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken (World Health Organization, 1948). In dit rapport wordt deze brede definitie van gezondheid gehanteerd bij de beschrijving van de gezondheidssituatie. Zie figuur 5.1 voor de plaats van gezondheid in het model van Lalonde.
Biologische factoren
Omgevingsfactoren
Gedrag/leefstijl
Fysieke omgeving
Gezondheid
Sociale omgeving
Zorg- en welzijnsvoorzieningen
Figuur 5.1. Model van Lalonde.
5.1 Ziekten en aandoeningen 5.1.1 Langdurige ziekten en aandoeningen Het vóórkomen van ziekten en aandoeningen in een bevolking is een maat voor de gezondheidstoestand van die bevolking. Bij de ouderenmonitor is aan de 65-plussers gevraagd te rapporteren welke langdurige ziekten en aandoeningen ze in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek hebben gehad (zie tabel 5.1). De ziekten/aandoeningen die verreweg het meest voorkomen in de regio Achterhoek zijn een hoge bloeddruk (37%) en gewrichtsslijtage van heupen of knieën (36%). Daarna volgen suikerziekte/diabetes (16%), ernstige aandoening van de rug (14%), onvrijwillig urineverlies en ernstige aandoening van nek of schouder (beide 13%). Dit beeld komt overeen met de resultaten van de regio Gelre-IJssel (zie tabel 5.1). Vergeleken met 2005 is het vóórkomen van sommige aandoeningen (waaronder onvrijwillig urineverlies, ernstige aandoening van de rug, gewrichtsslijtage van heupen of knieen en chronische gewrichtsontsteking) iets afgenomen.
21
Tabel 5.1. Vóórkomen van langdurige ziekten en aandoeningen bij 65-plussers. regio Achterhoek (%)
regio Gelre-IJssel (%)
Suikerziekte, diabetes
16
15
Beroerte, hersenbloeding, herseninfarct, TIA
7
6
Hartinfarct
5
5
Andere ernstige hartaandoening
10
10
Een vorm van kanker
8
9
Migraine, ernstige hoofdpijn
5
6
Hoge bloeddruk
37
38
Vernauwing bloedvaten in buik of benen
10
9
Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA/COPD
12
13
Ernstige darmstoornissen langer dan 3 maanden
4
5
Psoriasis
4
4
Chronisch eczeem
3
4
Onvrijwillig urine verlies
13
14
Ernstige aandoening van de rug
14
15
Gewrichtsslijtage van heupen of knieën
36
36
Chronische gewrichtsontsteking
11
11
Andere ernstige aandoening van nek of schouder
13
12
Andere ernstige aandoening van elleboog, pols of hand
10
10
Botontkalking (osteoporose)
12
14
Ziekten van het zenuwstelsel (Parkinson, MS, epilepsie)
2
2
Duizeligheid met vallen
7
7
Prostaatklachten (niet prostaatkanker of prostaatontsteking)
8
9
Langdurige ziekte/aandoening gehad in afgelopen 12 maanden
In de regio Achterhoek heeft 82% van de 65-plussers één of meer langdurige ziekten of aandoeningen gehad in de afgelopen 12 maanden. Dit komt overeen met het percentage in de regio Gelre-IJssel. Tot 75 jaar komen langdurige ziekten of aandoeningen minder voor dan bij 75-plussers. Ook komen langdurige ziekten of aandoeningen meer voor bij vrouwen dan bij mannen en meer bij laag opgeleiden dan bij middelbaar en hoog opgeleiden. Tussen de gemeenten en het gemiddelde van de regio Achterhoek bestaan geen significante verschillen. Aan de 65-plussers is ook gevraagd of ze door hun langdurige ziekten of aandoeningen worden belemmerd bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis, op het werk of bij vrijetijdsbesteding. In de regio Achterhoek blijkt dit bij 55% van de 65-plussers het geval te zijn. Dit percentage is iets hoger dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel (52%). 75-plussers en laagopgeleiden geven vaker aan dat hun chronische ziekte hen belemmert dan 65-75 jarigen en middelbaar / hoogopgeleiden.
22
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Figuur 5.2. Percentage 65-plussers dat aangeeft belemmerd te worden bij hun dagelijkse bezigheden door één of meer langdurige ziekten of aandoeningen. 5.1.2 Valongevallen In de regio Achterhoek is 15% van de 65-plussers gevallen in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek. Bijna een derde van hen heeft lichamelijk letsel opgelopen door de val. Van de 65plussers die zijn gevallen, is eenderde meer dan eens gevallen en is tweederde in of om het huis gevallen. Het percentage vrouwen dat in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek is gevallen, is anderhalf keer zo hoog als het percentage mannen dat in die periode is gevallen (18% vs. 12%). Ook zijn veel meer 75-plussers gevallen dan 65-74 jarigen (22% vs. 10%). In de regio Achterhoek zijn iets minder 65-plussers gevallen dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel. Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek dat is gevallen iets lager te zijn (zie figuur 5.3).
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
2%
4%
6%
8%
10% 12% 14% 16% 18% 20%
Figuur 5.3. Percentage 65-plussers dat in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek gevallen is. Jaarlijks worden 95.000 55-plussers op de Spoedeisende Hulpafdelingen (SEH) behandeld aan de gevolgen van een val (Consument en Veiligheid, 2010). Een vaak voorkomend ernstig letsel dat voortvloeit uit een val bij een oudere is een heupfractuur. Een heupfractuur heeft vaak grote gevolgen: een kwart van de 55-plussers met een heupfractuur overlijdt binnen een jaar en een kwart raakt permanent invalide. Ook de overige 55-plussers boeten vaak in aan zelfstandigheid (Lanting et al., 2006). Valongevallen kunnen dus grote gevolgen hebben en veel kosten met zich meebrengen.
23
De jaarlijkse totale directe medische kosten van valongevallen bij 55-plussers bedragen naar schatting € 690 miljoen (Consument en Veiligheid, 2010). Van een aantal interventies is bewezen dat ze de kans op valongevallen verkleint. Voorbeelden van effectieve interventies zijn Zicht op evenwicht, Halt! U valt, In Balans, Bewegen valt goed, Vallen verleden tijd en Gezond en Vitaal. Deze interventies richten zich niet alleen op de fysieke omgeving, maar ook op gedrag, vaardigheden en de aanpassing van medicatie om de kans op valongevallen te verkleinen. In de ouderenmonitor is gevraagd of de 65-plussers wel eens een cursus valpreventie hebben gedaan en zo niet, of ze er belangstelling voor hebben. In de regio Achterhoek heeft 2% van de 65-plussers wel eens een cursus valpreventie gedaan en 10% heeft belangstelling voor een cursus valpreventie. 65-plussers met een middelbaar of hoog opleidingsniveau hebben vaker belangstelling voor een cursus valpreventie dan laag opgeleiden. Ook hebben middelbaar en hoog opgeleiden al vaker een cursus valpreventie gedaan dan laag opgeleiden. In de regio Gelre-IJssel is het percentage 65-plussers dat een cursus valpreventie heeft gevolgd 3% en het percentage dat hiervoor belangstelling heeft is 11%. In de gemeente Winterswijk hebben significant minder 65-plussers een cursus valpreventie gedaan en belangstelling voor een cursus valpreventie dan gemiddeld in de regio Achterhoek (zie figuur 5.4). Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
2%
4%
6%
cursus valpreventie gevolgd
8%
10% 12%
14%
16% 18%
20%
belangstelling voor cursus valpreventie
Figuur 5.4. Percentage 65-plussers dat een cursus valpreventie heeft gevolgd en dat hiervoor belangstelling heeft. 5.1.3 Gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen Slaap- en kalmeringsmiddelen zijn veel gebruikte medicijnen door ouderen. Angst, depressieve gevoelens en slapeloosheid zijn de meest voorkomende indicaties om slaap- en kalmeringsmiddelen voor te schrijven. De bijwerkingen (sufheid, slappe spieren, verminderde concentratie en reactievermogen) beïnvloeden echter het lichamelijk en geestelijk welbevinden en kunnen de kans op een valongeval vergroten. Bovendien zijn slaap- en kalmeringsmiddelen verslavend. In de regio Achterhoek heeft 16% van de 65-plussers in de twee weken voorafgaand aan het onderzoek slaap- en kalmeringsmiddelen gebruikt. Negen procent gebruikt slaap- en kalmeringsmiddelen 5 tot 7 keer per week. Vrouwen gebruiken ruim twee keer zoveel slaap- en kalmeringsmiddelen dan mannen. Ook 75-plussers gebruiken relatief vaak slaap- en kalmeringsmiddelen en hetzelfde geldt voor laag opgeleiden in vergelijking met middelbaar en hoog opgeleiden. In de regio Achterhoek gebruiken ongeveer evenveel 65-plussers slaap- en kalmeringsmiddelen als gemiddeld in de regio Gelre-IJssel. Ook tussen de gemeenten en de regio Achterhoek bestaan geen significante verschillen (zie figuur 5.5).
24
Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek dat slaap- en kalmeringsmiddelen gebruikt in 2010 iets lager. Echter, in 2005 is gevraagd naar het gebruik in de afgelopen vier weken, terwijl in 2010 is gevraagd naar het gebruik in de afgelopen twee weken. De afname in gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen zou hier mogelijk door verklaard kunnen worden. Vanwege de verslavende werking van slaap- en kalmeringsmiddelen is ook gevraagd naar de duur van het gebruik. In de regio Achterhoek gebruikt 4% van de 65-plussers 0 tot 3 maanden slaap- en kalmeringsmiddelen, 1% gebruikt het 3 maanden tot een jaar, 2% 1 tot 2 jaar en 10% al 2 jaar of langer. Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage 65-plussers dat al 2 jaar of langer slaap- en kalmeringsmiddelen gebruikt ook iets minder te zijn.
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50% Figuur 5.5. Percentage 65-plussers dat slaap- en kalmeringsmiddelen heeft gebruikt in de twee weken voorafgaand aan het onderzoek (de resultaten van 2005 tonen het gebruik in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek). Per 1 januari 2009 komen slaap- en kalmeringsmiddelen niet meer in aanmerking voor vergoeding vanuit het basispakket, op enkele uitzonderingen na. De belangrijkste overweging om de vergoeding van slaap- en kalmeringsmiddelen uit het basispakket te halen, was het terugdringen van het door veel mensen chronisch gebruik hiervan. Uit onderzoek van het NIVEL blijkt echter dat de afschaffing van de vergoeding slechts voor een kleine minderheid van de mensen, die gestopt zijn met het gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen, de belangrijkste reden was om te stoppen. Ook zijn de mensen, die na 1 januari 2009 slaap- en kalmeringsmiddelen zijn blijven gebruiken, over het algemeen niet meer of minder gaan gebruiken (van Boheemen et al., 2010). Of deze maatregel zal leiden tot minder gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen is dus afwachten.
5.2 Functioneren en kwaliteit van leven 5.2.1 Ervaren gezondheid Ervaren gezondheid, ook wel subjectieve gezondheid of gezondheidsbeleving, weerspiegelt het oordeel over de eigen gezondheid. Ervaren gezondheid is een samenvattende gezondheidsmaat van alle gezondheidsaspecten die relevant zijn voor de persoon in kwestie. Deze onderliggende gezondheidsaspecten variëren per persoon, maar hebben vaak betrekking op zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid. Ervaren gezondheid is een sterke voorspeller van sterfte en deze relatie blijft ook bestaan als rekening wordt gehouden met een groot aantal andere factoren waarvan bekend is dat ze sterfte voorspellen, zoals leeftijd, objectieve gezondheidsmaten (ziekten, bloeddruk, etc) en andere relevante medische, leefstijl- en psychosociale factoren (Deeg, 2009).
25
In de regio Achterhoek ervaart 70% van de 65-plussers de eigen gezondheid als goed tot uitstekend, 26% ervaart de eigen gezondheid als matig en 4% als slecht. Vrouwen rapporteren iets vaker een matig of slechte ervaren gezondheid dan mannen (32% vs. 25%). En 75-plussers rapporteren vaker een matig of slechte ervaren gezondheid dan 65-74 jarigen (41% vs. 21%). Tot slot rapporteren laag opgeleiden vaker een matig of slecht ervaren gezondheid dan middelbaar en hoog opgeleiden (32% vs. 20%). Het percentage mensen met een matig of slecht ervaren gezondheid is in de Achterhoek hoger dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel. In de gemeente Berkelland wonen relatief weinig 65-plussers met een matig of slecht ervaren gezondheid, terwijl in de gemeenten Doetinchem en Montferland dit percentage relatief hoog is. Het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek met een matig of slecht ervaren gezondheid is in 2010 vrijwel gelijk aan het percentage in 2005 (zie figuur 5.6).
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
5%
10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50% matig
slecht
Figuur 5.6. Percentage 65-plussers dat de eigen gezondheid als matig of slecht ervaart. 5.2.2 Lichamelijke beperkingen Met lichamelijke beperkingen worden beperkingen in horen, zien, mobiliteit en activiteiten van het dagelijks leven (ADL) bedoeld. Onder ADL-beperkingen vallen onder andere problemen met traplopen, met gaan zitten en opstaan uit een stoel en met in en uit bed stappen. Wanneer iemand ADL-beperkingen krijgt, wordt het steeds lastiger om nog thuis te blijven wonen, omdat dit de zelfredzaamheid ernstig beperkt. De ouderenmonitor is een onderzoek onder zelfstandig wonende ouderen en daarom is gekozen om alleen beperkingen in horen, zien en mobiliteit na te vragen. In de regio Achterhoek heeft 11% de 65-plussers een beperking in het horen, 8% heeft een beperking in het zien en 24% heeft een beperking in mobiliteit. In totaal heeft 30% van de 65-plussers in de regio Achterhoek één of meer lichamelijke beperkingen in horen, zien en/of mobiliteit. Vrouwen hebben vaker één of meer lichamelijke beperkingen dan mannen (35% vs. 24%), 75-plussers hebben dat vaker dan 65-74 jarigen (46% vs. 18%) en laag opgeleiden hebben dat vaker dan middelbaar en hoog opgeleiden (34% vs. 19%). Tussen de regio Gelre-IJssel en de regio Achterhoek bestaat geen significant verschil. Wel blijkt dat binnen de regio Achterhoek vooral in de gemeente Montferland veel 65-plussers één of meer lichamelijke beperkingen hebben. Vergeleken met 2005 lijkt het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek met één of meer lichamelijke beperkingen in 2010 iets lager te zijn (zie figuur 5.7). Uit landelijk onderzoek blijkt dat in Nederland in 2008 34% van de 65-plussers één of meer beperkingen in horen, zien, mobiliteit of ADL te hebben. Het percentage 65-plussers met lichamelijke beperkingen is in de periode 1990-2007 gelijk gebleven. Dit betekent overigens wel dat door de
26
toenemende levensverwachting het absolute aantal mensen met een beperking toeneemt (Zantinge et al., 2011).
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50% Figuur 5.7 Percentage 65-plussers dat één of meer lichamelijke beperkingen in horen, zien en/of mobiliteit heeft. Om na te gaan of ouderen zich redden in het huishouden is gevraagd in hoeverre de respondenten in staat zijn een aantal huishoudelijke activiteiten uit te voeren. Het gaat hierbij om activiteiten als boodschappen doen, maaltijd bereiding, licht en zwaar huishoudelijk werk en gebruik maken van vervoer. In tabel 5.1 staat voor alle huishoudelijke activiteiten weergegeven hoeveel procent van de 65-plussers deze taken niet geheel zelfstandig kan uitvoeren. De taken die de 65-plussers in de regio Achterhoek het vaakst niet meer geheel zelfstandig kunnen uitvoeren, zijn het verrichten van zware huishoudelijke werkzaamheden, bedden verschonen en/of opmaken en kleren wassen en strijken. Tabel 5.2. Percentage 65-plussers dat niet geheel zelfstandig bepaalde huishoudelijke activiteiten kan uitvoeren. regio Achterhoek (%)
regio GelreIJssel (%)
Ontbijt of lunch klaarmaken
3
2
Warm eten klaarmaken
11
9
Lichte huishoudelijke werkzaamheden verrichten
6
5
Zware huishoudelijke werkzaamheden verrichten
24
23
Kleren wassen en strijken
19
17
Bedden verschonen en/of opmaken
21
19
Boodschappen doen
13
12
Gebruik maken van eigen of openbaar vervoer
15
14
Kan niet geheel zelfstandig:
In de regio Achterhoek kan 33% van de 65-plussers één of meer van de huishoudelijke activiteiten niet meer geheel zelfstandig uitvoeren. Dit komt vaker voor bij laag opgeleiden dan bij middelbaar en hoog opgeleiden (37% vs. 20%). Ook 75-plussers hebben aanzienlijk vaker bij één of meer huishoudelijke activiteiten hulp nodig in vergelijk met 65-74 jarigen (53% vs. 18%). In de regio Achterhoek wonen relatief veel 65-plussers die één of meer huishoudelijke activiteiten niet zelfstandig kunnen uitvoeren. In de gemeente Berkelland is dit percentage relatief laag en in de gemeente Doetinchem is dit percentage relatief hoog (zie figuur 5.8).
27
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%
Figuur 5.8. Percentage 65-plussers dat één of meer huishoudelijke activiteiten niet geheel zelfstandig kan uitvoeren. 5.2.3 Psychische gezondheid Bij een optimale psychische gezondheid is er sprake van succesvol functioneren wat leidt tot productieve activiteiten, bevredigende relaties met anderen en de mogelijkheid tot aanpassen en omgaan met tegenslagen. Psychisch ongezonde mensen hebben last van psychische klachten of zelfs psychische stoornissen. Psychische klachten omvatten gevoelens van psychische verstoring, zoals gevoelens van angst, depressie, slaapverstoring en stress. Dit kan leiden tot zichtbaar leed, een (gedeeltelijk) onvermogen tot functioneren en een verhoogd risico op sterfte, pijn en beperkingen. Psychische stoornissen zijn onder andere dementie, schizofrenie, depressie, angststoornissen, stoornissen in het middelengebruik en verstandelijke handicap (Schoemaker, 2010). Om een beeld te krijgen van de psychische gezondheid van de 65-plussers in de regio Gelre-IJssel is in de ouderenmonitor met de Mental Health Inventory (MHI-5) gemeten hoeveel 65-plussers psychische klachten hebben. Deze vragenset meet de algemene psychische gezondheidstoestand in een bevolking. Dit wordt bepaald door de balans tussen de mate van positieve en negatieve gevoelens. Onderwerpen die aan bod komen, zijn zenuwachtigheid, gevoelens van somberheid, gelukkig zijn, in de put zitten en zich rustig voelen. In de regio Achterhoek is 14% van de 65-plussers psychisch ongezond. Vrouwen zijn vaker psychisch ongezond dan mannen (17% vs. 11%), 75-plussers zijn dat vaker dan 65-65 jarigen (18% vs. 11%) en laag opgeleiden zijn dat vaker dan middelbaar en hoog opgeleiden (16% vs. 8%). Het percentage psychisch ongezonde 65-plussers in de regio Achterhoek is niet significant verschillend van het percentage in de regio Gelre-IJssel. Binnen de regio Achterhoek is het percentage psychisch ongezonde 65-plussers in de gemeenten Montferland en Oude IJsselstreek hoger dan gemiddeld in de regio (zie figuur 5.9). In 2005 was het percentage psychisch ongezonde 65-plussers in de regio Achterhoek 16% (zie figuur 5.9).
28
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
5%
10% licht
15% matig
20%
25%
ernstig
Figuur 5.9. Percentage 65-plussers, dat psychisch ongezond is. 5.2.4 Risico op angststoornissen en depressie Bij een angststoornis is er sprake van heftige, aanhoudende angstklachten zonder dat er sprake is van een reële bedreiging. Een angststoornis heeft effect op het sociaal functioneren en het uitvoeren van de dagelijkse bezigheden. Angststoornissen gaan vaak gepaard met een depressie. Ongeveer de helft van de mensen met een angststoornis, ontwikkelt na verloop van enkele jaren ook een depressie (van Balkom & Schoemaker, 2010). Bij een depressie is sprake van een aanhoudende neerslachtige stemming en een ernstig verlies aan interesses in (bijna) alle dagelijkse activiteiten. Daarnaast komen symptomen voor als eet-, slaap- en concentratieproblemen, rusteloosheid, vermoeidheid en terugkerende gedachten aan de dood of zelfdoding (Spijker & Schoemaker, 2010). Het risico op angststoornissen en/of depressie is bij de ouderenmonitor gemeten met de Kessler Psychological Distress Scale (K10). Deze vragenset brengt het risico op angststoornissen en/of depressie in kaart. De K10 bestaat uit vragen naar gevoelens in de afgelopen maand, zoals zenuwachtigheid, rusteloosheid, hopeloosheid, somberheid en depressiviteit. In de regio Achterhoek loopt 35% van de 65-plussers een matig of hoog risico op een angststoornis of depressie. Dit percentage komt overeen met het percentage 19-64 jarigen met een matig of hoog risico op een angststoornis of depressie (Timmerman-Kok & Oude Groeniger, 2009). Een matig of hoog risico op angststoornissen en depressie komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen (41% vs. 28%), vaker bij 75-plussers dan bij 65-74 jarigen (43% vs. 29%) en vaker bij laag opgeleiden dan bij middelbaar en hoog opgeleiden (39% vs. 24%). Tussen de regio Achterhoek en de regio Gelre-IJssel bestaat geen significant verschil. Het percentage 65-plussers met een matig of hoog risico op een angststoornis of depressie is in de gemeente Berkelland lager en in de gemeente Montferland hoger dan gemiddeld in de regio Achterhoek (zie figuur 5.10).
29
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50% matig
hoog
Figuur 5.10. Percentage 65-plussers dat een matig of hoog risico heeft op een angststoornis en/of depressie. 5.2.5 Ervaren problemen In de regio Achterhoek heeft 17% van de 65-plussers een probleem dat hem/haar dag en nacht bezig houdt. De problemen die het vaakst genoemd worden zijn: lichamelijke gezondheid, zorgen om (klein)kind(eren) en zorgen om de partner. Deze resultaten komen overeen met de resultaten uit 2005 in de regio Achterhoek. 5.2.6 Regie over eigen leven Mensen die het gevoel hebben controle te hebben over hun leven, kunnen beter omgaan met problemen, waaronder gezondheidsproblemen. Regie over eigen leven is een beschermende factor tegen achteruitgang in lichamelijk functioneren bij mensen met chronische ziekten. Regie over eigen leven heeft ook een direct beschermend effect tegen depressieve symptomen, onafhankelijk van de aanwezigheid van één of meer chronische ziekten. Regie over eigen leven is vooral voor chronisch zieke ouderen belangrijk voor het behouden en bevorderen van hun welbevinden en autonomie (Bisschop, 2004). Behoud van regie over eigen leven is nodig om de zelfredzaamheid te bewaren en bij afnemende gezondheid en optredende beperkingen zich aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Op het moment dat de regiecapaciteit afneemt tot onder een kritische grens dreigt het risico van afhankelijkheid (Schuijt-Lucassen, 2006). In de ouderenmonitor wordt regie over eigen leven gemeten met de Pearlin & Schooler Mastery Scale. Deze vragenlijst bevat 7 items met antwoordcategorieën van 1 ‘helemaal mee eens’ tot 5 ‘helemaal niet mee eens’. In de regio Achterhoek heeft 14% van de 65-plussers niet voldoende regie over het eigen leven. Bij vrouwen komt dit vaker voor dan bij mannen (16% vs. 11%). Ook 75-plussers hebben minder vaak voldoende regie over het eigen leven dan 65-74 jarigen (19% vs. 10%) en laag opgeleiden hebben dat minder vaak dan middelbaar en hoog opgeleiden (16% vs. 9%).Tussen de regio Gelre-IJssel en de regio Achterhoek en tussen de gemeenten en de regio Achterhoek bestaan geen significante verschillen (zie figuur 5.11).
30
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
2%
4%
6%
8%
10% 12% 14% 16% 18% 20%
Figuur 5.11. Percentage 65-plussers dat niet voldoende regie heeft over het eigen leven.
31
32
6. Biologische factoren Dit hoofdstuk gaat over de biologische factoren die van invloed zijn op de gezondheid van 65plussers in de regio Achterhoek (zie figuur 6.1). Met biologische factoren wordt de aanwezige aanleg voor gezondheid of ziekte bedoeld. Omdat de GGD zich richt op preventie van te voorkómen ziekte, blijft dit hoofdstuk beperkt tot één onderwerp dat meestal wel te beïnvloeden is. Het lichaamsgewicht heeft – naast een genetische component – namelijk ook een leefstijl component. Biologische factoren
Omgevingsfactoren
Gedrag/leefstijl
Fysieke omgeving
Gezondheid
Sociale omgeving
Zorg- en welzijnsvoorzieningen
Figuur 6.1. Model van Lalonde.
6.1 Lichaamsgewicht Op basis van de Body Mass Index (BMI) wordt bepaald of iemand onder-, over- of een normaal gewicht heeft. De BMI wordt berekend door het gewicht (in kilogram) te delen door de lengte (in 2 meters) in het kwadraat. Bij een BMI van minder dan 18,5 kg/m valt de persoon in kwestie in de 2 categorie ondergewicht, bij een BMI van 25 tot 30 kg/m in de categorie overgewicht en bij een BMI 2 van 30 kg/m of meer in de categorie ernstig overgewicht (ook wel obesitas genoemd). Bij een BMI 2 van 18,5 tot 25 kg/m heb je een normaal gewicht. Lengte en gewicht zijn in dit onderzoek zelfgerapporteerd. Zelfrapportage leidt over het algemeen tot een lagere BMI (en dus minder overgewicht en meer ondergewicht) dan wanneer lengte en gewicht gemeten zijn. Hier moet rekening mee worden gehouden bij de interpretatie van de resultaten. Bij ouderen komt daar nog bij dat men krimpt en dat de lichaamssamenstelling verandert (meer vetweefsel en minder spieren). 6.1.1 Overgewicht Overgewicht ontstaat, wanneer het lichaam tijdens langere tijd meer energie binnen krijgt via de voeding dan het aan energie verbruikt door o.a. lichamelijke activiteit. Psychosociale factoren en emoties, de sociale en fysieke omgeving en genetische aanleg kunnen invloed hebben op het ontstaan van overgewicht (Visscher et al., 2010a). Overgewicht en vooral ernstig overgewicht brengen gezondheidsrisico’s met zich mee. Mensen met overgewicht hebben meer kans op ernstige ziekten, zoals diabetes, hart- en vaatziekten, rug- en gewrichtsklachten en bepaalde soorten kanker. Ook verhoogt (ernstig) overgewicht de kans op psychische en sociale problemen. Mensen met ernstig overgewicht hebben gemiddeld een kortere levensverwachting en brengen bovendien meer jaren in een slechtere gezondheid door (Visscher et al., 2010b). Op basis van de zelfgerapporteerde gegevens over lengte en gewicht heeft in de regio Achterhoek 49% van de 65-plussers overgewicht en 15% ernstig overgewicht. Het percentage 65-plussers met
33
(ernstig) overgewicht is hoger onder mannen dan onder vrouwen (68% vs. 60%) en hoger onder 6574 jarigen dan onder 75-plussers (68% vs. 58%). Ook komt meer (ernstig) overgewicht voor onder laag opgeleiden dan onder middelbaar en hoog opgeleiden (65% vs. 60%). In de regio Achterhoek is het percentage 65-plussers met (ernstig) overgewicht hoger dan in de regio Gelre-IJssel. Binnen de regio Achterhoek is het percentage 65-plussers met (ernstig) overgewicht in de gemeente Montferland hoger dan gemiddeld en in de gemeente Oost Gelre lager dan gemiddeld. In 2005 was het percentage 65-plussers met (ernstig) overgewicht 62% (zie figuur 6.2). Volgens de landelijke cijfers van het CBS had in 2009 57% van de Nederlandse 65-plussers (ernstig) overgewicht (CBS, 2011). In de afgelopen 30 jaar is het aantal Nederlanders met overgewicht sterk gestegen: van één op de drie volwassen Nederlanders in 1981 tot bijna de helft van alle volwassenen in recente jaren. Het percentage mensen met ernstig overgewicht verdubbelde van 5% tot bijna 12%. De sterke stijging in overgewicht lijkt de laatste jaren af te vlakken. Dit geldt overigens niet voor het percentage mannen met ernstig overgewicht, dat blijft toenemen (van Bakel & Zantinge, 2010). Overgewicht wordt dan ook beschouwd als één van de grootste volksgezondheidsproblemen van dit moment.
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
20%
overgewicht
40%
60%
80%
100%
ernstig overgewicht (obesitas)
Figuur 6.2. Percentage 65-plussers met (ernstig) overgewicht op basis van de zelfgerapporteerde gegevens over lengte en gewicht. 6.1.2 Ondergewicht Terwijl er bij overgewicht sprake is van een positieve energiebalans, is ondergewicht het gevolg van een negatieve energiebalans. Deze disbalans ontstaat als de voedselinname te laag is voor het energiegebruik. Dit kan bijvoorbeeld ontstaan door een te streng dieet, maar ook door een verminderde eetlust, een verstoorde stofwisseling en moeite met eten (Visscher et al., 2010a). Bij mensen met ondergewicht heeft het lichaam moeite om goed te functioneren. De lichamelijke en geestelijke conditie gaan achteruit. Mensen met ondergewicht kunnen snel duizelig worden en haaruitval krijgen. Het lichaam maakt allereerst de vetreserves op, met vermagering als gevolg. Wanneer iemand geen vetreserves meer heeft, kunnen ook andere weefsels worden aangetast zoals spieren, lever, nieren, hart en zenuwweefsel. Hierdoor ontstaan diverse lichamelijke klachten. Bij zeer ernstig ondergewicht worden op den duur alle organen aangetast en kunnen sommige lichamelijke klachten - zoals een ernstige verstoring van het hartritme - leiden tot de dood (Visscher et al., 2010b). Op basis van de zelfgerapporteerde gegevens over lengte en gewicht heeft in de regio Achterhoek 2% van de 65-plussers ondergewicht. Vrouwen hebben iets vaker ondergewicht dan mannen (3% vs. 1%). In de regio Achterhoek is het percentage 65-plussers met ondergewicht iets lager dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel (3%). Het percentage ouderen met ondergewicht was in 2005 in de regio Achterhoek 1% (zie figuur 6.3).
34
Uit onderzoek van het CBS blijkt dat in 2009 in Nederland 1% van de 65-plussers ondergewicht heeft (CBS, 2011).
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
2%
4%
6%
8% 10% 12% 14% 16% 18% 20%
Figuur 6.3. Percentage 65-plussers met ondergewicht op basis van de zelfgerapporteerde gegevens over lengte en gewicht.
35
36
7. Leefstijlfactoren Een groot deel van ziekte, verminderd welzijn en functioneren, kan voorkómen worden door een gezonde leefstijl (zie figuur 7.1). Een gezonde voeding en voldoende lichamelijke activiteit kan ouderen langer vitaal houden wat de zelfredzaamheid bevordert. Ook op latere leeftijd heeft het dus nog zin om een gezonde leefstijl aan te leren. In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens de leefstijlfactoren voeding, vochtinname, vitamine D inname, alcoholgebruik, roken, lichamelijke activiteit en seksualiteit aan de orde.
Biologische factoren
Omgevingsfactoren
Gedrag/leefstijl
Fysieke omgeving
Gezondheid
Sociale omgeving
Zorg- en welzijnsvoorzieningen
Figuur 7.1. Model van Lalonde.
7.1 Voeding Gezond eten levert de voedingsstoffen die nodig zijn om het lichaam gezond te houden. Het vormt samen met voldoende bewegen de basis voor een gezond gewicht. Een ongezond voedingspatroon is een belangrijke risicofactor voor een aantal chronische ziekten, zoals hart- en vaatziekten, diabetes mellitus type 2, osteoporose en een aantal vormen van kanker (Harbers, 2009; Stichting Voedingscentrum Nederland, 2009). Een gezonde voeding betekent in ieder geval gevarieerd en met regelmaat eten (inclusief ontbijt en warme maaltijd), dagelijks ruim groente en fruit gebruiken en regelmatig (vette) vis eten. Regelmatig eten is belangrijk, omdat overgeslagen maaltijden meestal later worden gecompenseerd met snoep en snacks, die meestal wel veel calorieën leveren, maar weinig van de benodigde vitaminen en mineralen. Daarbij is het lastig de benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen als maaltijden worden overgeslagen. De consumptie van groente en fruit is belangijk, omdat het waarschijnlijk zowel het risico op hart- en vaatziekten als op verschillende vormen van kanker vermindert. Daarbij is het een belangrijke bron van vitaminen en mineralen (van Kranen & Harbers, 2009). De aanbevolen hoeveelheid groente en fruit voor mannen en vrouwen tot 70 jaar is 200 gram groente en 2 stuks fruit per dag. Vanaf 70 jaar wordt de aanbevolen hoeveelheid groente verlaagd naar 150 gram per dag (Stichting Voedingscentrum Nederland, 2011a). Vis is gezond vanwege de visvetzuren (onverzadigde n-3 vetzuren), die in de vis aanwezig zijn. Deze vetzuren verminderen het risico op hart- en vaatziekten. Aanbevolen wordt twee keer per week vis te eten, waarvan één keer vette vis. (Stichting Voedingscentrum Nederland, 2011b).
37
7.1.1 Ontbijten en gebruik van warme maaltijd In de regio Achterhoek ontbijten bijna alle 65-plussers zes of zeven dagen per week (95%). Verder nuttigt 93% van de 65-plussers in de regio Achterhoek zes of zeven dagen per week een warme maaltijd. Alleenstaanden ontbijten minder vaak zes of zeven dagen per week en eten minder vaak zes of zeven dagen per week een warme maaltijd dan 65-plussers die niet alleenstaand zijn. 7.1.2 Groente en fruit In de regio Achterhoek eet 88% van de 65-plussers zes of zeven dagen per week groente en 79% fruit. Middelbaar en hoog opgeleiden eten vaker zes of zeven dagen per week groente dan laag opgeleiden (91% vs. 86%) Verder eten vrouwen vaker zes of zeven dagen per week fruit dan mannen (84% vs. 73%). In de regio Achterhoek ligt het percentage 65-plussers dat zes of zeven dagen per week groente eet iets hoger dan in de regio Gelre-IJssel. In de gemeenten Doetinchem en Montferland is het percentage 65-plussers dat zes of zeven dagen per week groente eet iets lager dan gemiddeld in de regio Achterhoek. In de gemeente Bronckhorst is het percentage dat zes of zeven dagen per week fruit eet iets hoger dan gemiddeld in de regio Achterhoek (zie figuur 7.2). Vergeleken met de resultaten van de volwassenenmonitor uit 2008 (Timmerman-Kok & Oude Groeniger, 2009) blijkt dat 65-plussers veel vaker zes of zeven dagen per week groente en fruit eten dan 19-64 jarigen (88% vs. 68% voor groente en 79% vs. 45% voor fruit). Bij de beschrijving van de resultaten is uitgegaan van 6 of 7 dagen per week groente en fruit eten in plaats van dagelijks. De reden hiervoor is dat het voor te stellen valt dat het eten van groente en/of fruit er eens een keer bij inschiet bijvoorbeeld doordat men in het weekend anders eet.
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
20%
40%
60%
groente
80%
100%
fruit
Figuur 7.2. Percentage 65-plussers dat zes of zeven dagen per week groente en fruit eet. 7.1.3 Visconsumptie In de regio Achterhoek eet ruim twee op de vijf (42%) van de 65-plussers twee keer of meer per week vis en bijna vier op de vijf eet één keer of meer per week vis (79%). Meer vrouwen dan mannen en meer 75-plussers dan 65-74-jarigen eten minimaal twee keer per week vis. Het percentage 65plussers dat minimaal één keer per week vis eet, is in de regio Achterhoek iets hoger dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel. In de gemeente Oude IJsselstreek is het percentage dat minimaal één keer per week vis eet hoger dan gemiddeld in de regio Achterhoek. Verder is het percentage dat minimaal twee keer per week vis eet in de gemeente Aalten iets lager dan gemiddeld in de regio Achterhoek (zie figuur 7.3). In vergelijking met de 19-64 jarigen uit de volwassenenmonitor 2008 (Timmerman-Kok & Oude Groeniger, 2009) eten de 65-plussers relatief vaak vis: 69% van de 19-64 jarigen eet wekelijks een keer vis tegenover 79% van de 65-plussers.
38
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
20%
40%
min. 2x per week
60%
80%
100%
min. 1x per week
Figuur 7.3. Percentage 65-plussers dat minimaal één keer en minimaal twee keer per week vis eet.
7.2 Vochtinname Onder normale omstandigheden doen zich bij gezonde individuen geen vochttekorten voor, het dorstgevoel en de daardoor ontstane vochtinname via voedsel en dranken zijn voldoende in staat de vochtbalans in het lichaam te handhaven. Dit geldt ook voor gezonde ouderen (Gezondheidsraad, 2006). Het is volgens de Gezondheidsraad dan ook niet nodig een richtlijn voor de vochtinname op te stellen. In situaties waarin de zelfredzaamheid beperkt is, zoals bij sommige ouderen en zieke (kleine) kinderen, is extra aandacht voor een adequate vochtvoorziening van belang. Ditzelfde geldt voor ouderen met incontinentieproblemen (Gezondheidsraad, 2006). Voor deze kwetsbare groepen is het handig te weten wat de gemiddelde adequate vochtinname is. Deze heeft de Gezondheidsraad gesteld op 1,7 liter. Afhankelijk van diverse factoren, zoals het weer, de mate van lichamelijke activiteit en de hoeveelheid afvalstoffen die via de nieren afgevoerd moet worden, zal de vochtbehoefte hoger of lager uitvallen. Om een beeld te krijgen van de vochtinname van de 65-plussers in de regio Achterhoek, is gevraagd naar de hoeveelheid glazen en/of kopjes vocht die de deelnemers per dag drinken. Bij de aanname dat een kopje een inhoud heeft van 150 ml en een glas een inhoud van 250 ml en bij de aanname dat 65-plussers de helft van de tijd een kopje en de helft van de tijd een glas gebruiken, dan zijn 9 kopjes/glazen voldoende voor een vochtinname van 1,8L. Dit ligt net boven de grens die de Gezondheidsraad hanteert als gemiddelde adequate vochtinname (zie vorige alinea). Bij de ouderenmonitor is 9 of meer kopjes vocht per dag daarom als afkappunt gebruikt. In de regio Achterhoek drinkt 6% van de 65-plussers minder dan 5 glazen/kopjes vocht per dag, 64% drinkt 5 tot 9 glazen/kopjes vocht per dag en 30% drinkt 9 of meer glazen/kopjes vocht per dag. Middelbaar en hoog opgeleiden drinken vaker 9 of meer glazen/kopjes vocht per dag dan laag opgeleiden (40% vs. 27%). Ook 65-74 jarigen drinken vaker 9 of meer glazen/kopjes vocht per dag dan 75-plussers (36% vs. 23%). In de regio Achterhoek is het percentage dat 9 of meer glazen/kopjes vocht per dag drinkt iets lager dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel. In de gemeente Berkelland is het percentage 65-plussers dat minimaal 9 glazen/kopjes vocht per dag drinkt iets hoger dan gemiddeld in de regio Achterhoek. Dit percentage is in de gemeenten Doetinchem en Montferland juist iets lager dan gemiddeld (zie figuur 7.4). In 2005 is ook gevraagd naar de vochtinname van 65-plussers in de regio Gelre-IJssel, maar toenmalige en huidige vraagstelling zijn niet goed vergelijkbaar. Daarom worden de resultaten van 2005 hier niet vermeld.
39
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
Figuur 7.4. Percentage 65-plussers dat 9 of meer glazen/kopjes vocht per dag drinkt.
7.3 Vitamine D suppletie Het lichaam heeft vitamine D nodig voor stevige botten en tanden. Het zorgt ervoor dat calcium en fosfor goed uit de voeding worden opgenomen en in de botten en tanden worden vastgelegd tijdens de groei. Daarna is vitamine D nodig om botontkalking (osteoporose) zoveel mogelijk te beperken (Stichting voedingscentrum Nederland, 2008). Vitamine D is een van de weinige vitamines die het lichaam zelf kan maken. Door zonlicht wordt in de huid vitamine D gevormd. Daarnaast wordt ook via de voeding vitamine D opgenomen. Naarmate men ouder wordt, is de huid minder goed in staat om zonlicht om te zetten in vitamine D waardoor een tekort kan ontstaan. Voor vrouwen vanaf 50 jaar en mannen vanaf 70 jaar, geldt daarom een suppletieadvies van 10 microgram vitamine D per dag, of van 20 microgram per dag in geval van onvoldoende buitenkomen, of bij een donkere (negroïde) huid (Stichting voedingscentrum Nederland, 2008). In Nederland heeft gemiddeld de helft van de zelfstandig wonende ouderen een vitamine D tekort. Aan het eind van de zomer ligt het percentage ouderen met een vitamine D tekort (35%) wel iets lager dan aan het einde van de winter (50%) (Gezondheidsraad, 2008). Uit de ouderenmonitor blijkt dat in de regio Achterhoek 74% van de 65-plussers nooit een vitamine D supplement gebruikt, 5% dat af en toe in de winter doet, 6% dat dagelijks in de winter doet, 1% dat af en toe gedurende het hele jaar doet en 13% dat dagelijks het hele jaar door doet. Vrouwen gebruiken vaker dan mannen gedurende het hele jaar dagelijks een vitamine D supplement. Dit verschil kan verklaard worden door het feit dat dit vrouwen op jongere leeftijd al wordt aanbevolen. Ook 75plussers gebruiken vaker dagelijks het hele jaar door een vitamine D supplement dan 65-74 jarigen. Dit kan verklaard worden door het feit dat het binnen deze leeftijdsgroep ook mannen wordt aanbevolen. Tot slot gebruiken middelbaar en hoog opgeleiden vaker dagelijks het hele jaar door een vitamine D supplement dan laag opgeleiden. Tussen de regio Achterhoek en de regio Gelre-IJssel bestaat geen significant verschil in het percentage 65-plussers dat dagelijks een vitamine D supplement gebruikt. Ook binnen de regio Achterhoek zijn er geen significante verschillen tussen gemeenten (zie figuur 7.5).
40
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
10%
20%
30%
40%
50%
gebruikt geen vit D
60%
af en toe
70%
80%
90%
100%
dagelijks
Figuur 7.5. Percentage 65-plussers dat geen vitamine D supplement gebruikt, dit af en toe doet en dit dagelijks doet.
7.4 Alcoholgebruik De Gezondheidsraad adviseert volwassen mannen om niet meer dan twee standaard glazen alcohol per dag te drinken; voor volwassen vrouwen is het advies niet meer dan één standaard glas alcohol per dag. Dit betekent dat mannen per week niet meer dan 14 glazen alcohol zouden moeten drinken en vrouwen niet meer dan zeven glazen alcohol. Het is hierbij van belang dat de alcoholinname regelmatig en gespreid plaatsvindt, waarbij piekgebruik wordt voorkomen (Gezondheidsraad, 2006). Matig alcoholgebruik door oudere mannen en postmenopauzale vrouwen – maar niet door jongeren – verlaagt waarschijnlijk het sterfterisico. Deze daling wordt voor het grootste deel veroorzaakt door een vermindering van de sterfte door hart- en vaatziekten (Gezondheidsraad, 2006). Bovendien zijn aan een dergelijke alcoholinname door volwassenen over het algemeen geen gezondheidsrisico’s verbonden. Voor vrouwen is echter een licht verhoogd risico op borstkanker niet uit te sluiten, vooral voor vrouwen die een genetische aanleg hebben voor borstkanker (Gezondheidsraad, 2006). Ondanks de afname in het sterfterisico vindt de Gezondheidsraad het niet verantwoord op bevolkingsniveau niet-drinkers aan te raden te beginnen met matig alcoholgebruik. Het kan namelijk nooit worden uitgesloten dat dit in sommige gevallen leidt tot gewenning en overmatig gebruik (Gezondheidsraad, 2006). Jongeren tot 18 jaar en vrouwen die zwanger willen worden of dat zijn en vrouwen die borstvoeding geven wordt het gebruik van alcohol in zijn geheel ontraden (Gezondheidsraad, 2006). In de regio Achterhoek drinkt 76% van de 65-plussers wel eens alcohol, 13% heeft nooit alcohol gedronken en 11% heeft in de afgelopen 12 maanden geen alcohol gedronken, maar dronk vroeger wel. Ten opzichte van 2005 is het percentage ouderen dat nu alcohol drinkt iets hoger (69% in 2005 vs. 76% in 2010). In de regio Achterhoek drinkt ruim een vijfde (22%) van de 65-plussers meer dan de Gezondheidsraad adviseert (maximaal 14 glazen alcohol per week voor mannen en maximaal 7 glazen alcohol per week voor vrouwen). Mannen voldoen vaker niet aan de norm voor gezond alcohol gebruik dan vrouwen. Dit geldt eveneens voor 65-74 jarigen ten opzichte van 75-plussers en voor laag opgeleiden ten opzichte van middelbaar / hoog opgeleiden. In de regio Achterhoek drinken ongeveer evenveel 65-plussers te veel dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel. Ook tussen de gemeenten en de regio Achterhoek bestaan geen significante verschillen (zie figuur 7.6).
41
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
Figuur 7.6. Percentage 65-plussers dat meer drinkt dan de Gezondheidsraad adviseert (d.w.z. >14 glazen/week voor mannen en >7 glazen/week voor vrouwen). Hoewel matig alcoholgebruik het sterfterisico kan verkleinen, gaat dit alleen op bij een regelmatig drinkpatroon, waarbij piekdrinken wordt verkomen. Piekdrinken wordt dan ook afgeraden. In de regio Achterhoek drinkt 7% van de 65-plussers die alcohol drinken op één of meer dagen per week zes of meer glazen alcohol.
7.5 Roken Roken is ongezond. Roken verhoogt het risico op een aantal ernstige ziekten sterk, zoals longkanker, strottenhoofdkanker, COPD, mondholte- en keelkanker en slokdarmkanker. Ook gaat roken gepaard met een slechtere kwaliteit van leven, meer ziekteverzuim en een hoger zorggebruik. In Nederland verliezen rokers gemiddeld 4,1 levensjaren en 4,6 gezonde levensjaren (Gelder et al., 2010). Stoppen met roken is van groot belang voor een gezonde leefstijl. Wie stopt met roken ademt geen schadelijke stoffen meer in. Dit heeft een direct effect op de hartslag en bloeddruk. Op termijn daalt ook de kans op coronaire hartziekten, op mondholte-, slokdarm- of longkanker en op een beroerte weer richting het niveau van een nooit-roker (Gelder et al., 2010). In de regio Achterhoek rookt één op de tien 65-plussers. Daarnaast heeft bijna de helft van de 65plussers vroeger wel gerookt, maar is nu gestopt. De overige 65-plussers (41%) hebben nooit gerookt. Mannen roken vaker dan vrouwen (14% vs. 8%) en ook 65-74 jarigen roken vaker dan 75plussers (13% vs. 7%). Tussen de regio Achterhoek en de regio Gelre-IJssel en tussen de gemeenten en de regio Achterhoek bestaan geen significante verschillen (zie figuur 7.7). Ongeveer tweederde van de rokers rookt alleen sigaretten, ongeveer een vijfde rookt alleen sigaren en/of pijp en ongeveer een tiende rookt zowel sigaretten als sigaren en/of pijp. Van een tiende van de rokers is de rookwaar onbekend. Van de rokers die sigaretten roken, rookt ongeveer een tiende meer dan 21 sigaretten per dag. Bijna de helft rookt 1 t/m 10 sigaretten per dag en ongeveer een vijfde rookt 11 t/m 20 sigaretten per dag. Vergeleken met de resultaten van de volwassenenmonitor 2008 (Timmerman-Kok & Oude Groeniger, 2009) roken 65-plussers relatief weinig (10% vs. 23% bij de 19-64 jarigen). Deze mensen zijn allemaal gestopt met roken, want het percentage nooit-rokers is zelfs iets hoger bij de 19-64 jarigen. Uit onderzoek van Stivoro blijkt dat in 2008 ruim een kwart (27%) van de Nederlanders van 15 jaar en ouder rookt. Het percentage rokers is het laagst onder de 65-plussers: 15% van de mannen en 12% van de vrouwen rookt (Feenstra & Zantinge, 2009). Ongeveer driekwart van de rokers is van plan om in de toekomst te stoppen met roken. Per jaar doet ongeveer een kwart van de rokers een poging om
42
te stoppen met roken. Bij 1 tot 7% van de rokers in de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder was de poging om te stoppen succesvol (Stivoro, 2010). Het percentage volwassenen dat (wel eens) rookt daalde in de jaren tachtig, stabiliseerde in de jaren negentig, maar is de laatste jaren weer gedaald van 33% (jaren negentig) naar 27% in 2008 (Feenstra, 2009). Ook het aantal sigaretten dat gemiddeld per dag wordt gerookt is gedaald: van gemiddeld 18 sigaretten per dag voor mannen en 16 per dag voor vrouwen in 1989 naar gemiddeld 14 sigaretten per dag voor mannen en vrouwen in 2008 (Feenstra, 2009).
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
16%
18%
20%
Figuur 7.7. Percentage 65-plussers dat rookt.
7.6 Beweging Regelmatige lichamelijke activiteit bevordert de kwaliteit van leven en verlaagt het risico op diverse ziekten, zoals coronaire hartziekten, diabetes mellitus, osteoporose, valongevallen, en een aantal soorten kanker. Daarnaast heeft voldoende lichamelijke activiteit ook indirect een gunstige invloed op ziekten, doordat het bepaalde risicofactoren, als lichaamsgewicht en bloeddruk, gunstig beïnvloedt (Wendel-Vos, 2010). Het blijkt dat chronisch zieke mensen over het algemeen te weinig bewegen, hoewel ook bij hen voldoende lichamelijke activiteit een gunstige invloed heeft op het beloop van ziekten. Onder 65plussers bewegen vooral mannen met hart- en vaatziekten en astma/COPD en vrouwen met hart- en vaatziekten, artrose en overige aandoeningen van het bewegingsapparaat te weinig (Wendel-Vos, 2010). Voldoende lichamelijke activiteit is in de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) voor 55plussers gedefinieerd als minimaal een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste 5 dagen, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Het half uur mag eventueel verdeeld worden in een aantal kortere periodes. Matig intensieve lichamelijke activiteiten voor 55-plussers zijn bijvoorbeeld wandelen, fietsen en tuinieren (Wendel-Vos & van Gool, 2008). In de regio Achterhoek voldoet 61% van de 65-plussers aan de NNGB. Volgens het CBS landelijk voldeed in 2009 56% van de 65-plussers aan de NNGB (CBS, 2011). Mannen voldoen in de regio Achterhoek vaker aan de beweegnorm dan vrouwen (65% vs. 59%), 65-74 jarigen voldoen vaker aan de beweegnorm dan 75-plussers (64% vs. 58%) en middelbaar en hoog opgeleiden voldoen vaker aan de beweegnorm dan laag opgeleiden (66% vs. 60%). In de regio Achterhoek voldoen ongeveer evenveel 65-plussers aan de beweegnorm als in de regio Gelre-IJssel. Binnen de regio Achterhoek blijkt dat in de gemeente Bronckhorst relatief veel 65-plussers voldoen aan de beweegnorm en dat in de gemeenten Doetinchem en Montferland relatief weinig 65-plussers voldoen aan de beweegnorm (zie figuur 7.8).
43
Vergeleken met de 19-65 jarigen uit de volwassenenmonitor 2008 (Timmerman-Kok & Oude Groeniger, 2009) voldoen de 65-plussers iets minder vaak aan de beweegnorm dan de volwassenen (61% vs. 77%). Dit kan mogelijk verklaard worden door een toename van lichamelijke beperkingen bij 65-plussers.
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Figuur 7.8. Percentage 65-plussers dat voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Als reden om niet méér te gaan bewegen wordt vooral genoemd dat men vindt al voldoende te bewegen (73%) en dat men een lichamelijke beperking heeft (20%). Opvallend is dat het percentage mensen dat vindt voldoende te bewegen hoger is dan het percentage mensen dat daadwerkelijk voldoende beweegt.
7.7 Seksualiteit Seksualiteit is niet alleen voorbehouden aan jonge mensen. De meeste ouderen hebben een min of meer actief seksueel leven, waarbij het accent ligt op intimiteit en contact en zijn tevreden over hun seksuele relatie. Ruim de helft van de ouderen vindt seksualiteit dan ook belangrijk. Veel ouderen vinden dat hun seksuele leven door de jaren heen is verbeterd en men beter op elkaar is ingespeeld. Aan de andere kant lopen ouderen met de jaren wel tegen meer seksuele klachten aan. Gemiddeld heeft één op de vijf mannen en iets minder vrouwen last van seksuele problemen. De seksuele problemen kunnen ontstaan door zaken als vermoeidheid, hormonen, lichamelijke veranderingen, ziekte of handicap en medicijngebruik. Seksuele problemen kunnen vaak goed worden aangepakt. Door de partners zelf, door erover te praten, door op zoek te gaan naar informatie en zo nodig hulp te zoeken via een huisarts, psycholoog of seksuoloog (Rutgers Nisso Groep, 2009). In de ouderenmonitor zijn twee vragen opgenomen over seksualiteit om na te gaan of 65-plussers vinden dat seksualiteit meer aandacht moet krijgen en of ze vragen hebben over seksualiteit. In de regio Achterhoek geeft 13% van de ouderen aan dat er meer aandacht besteed zou moeten worden aan seksualiteit bij ouderen, 29% vindt dat niet en 59% heeft geen mening. Mannen geven bijna drie keer zo vaak als vrouwen aan dat ze vinden dat meer aandacht besteed zou moeten worden aan seksualiteit bij ouderen (19% vs. 7%). Ook 65-74 jarigen geven vaker aan dat er meer aandacht zou moeten zijn voor seksualiteit bij ouderen dan 75-plussers (17% vs. 8%). Hetzelfde geldt voor middelbaar/hoog opgeleiden in vergelijking met de laag opgeleiden (21% vs. 10%). Tussen de regio Achterhoek en de regio Gelre-IJssel en tussen de gemeenten en de regio Achterhoek bestaan geen significante verschillen in percentage 65-plussers dat vindt dat seksualiteit bij ouderen meer aandacht zou moeten krijgen (zie figuur 7.9). Verder geeft 3% van de 65-plussers in de regio Achterhoek aan vragen te hebben over seksualiteit.
44
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14% 16% 18% 20% Figuur 7.9. Percentage 65-plussers dat vindt dat seksualiteit bij ouderen meer aandacht verdient.
45
46
8. Fysieke omgeving Bij de fysieke omgeving gaat het om zaken als de woonsituatie, het binnenmilieu, de mogelijkheden van vervoer, en het gevoel van veiligheid. De mogelijkheden van vervoer en het gevoel van veiligheid zijn van invloed op de mate waarin ouderen nog in staat zijn naar activiteiten toe te gaan en te blijven participeren. De woonsituatie (moet je nog trap kunnen lopen of niet) en het binnenmilieu (ventileer je wel voldoende) zijn ook van invloed op de zelfredzaamheid en gezondheid van ouderen (zie figuur 8.1).
Biologische factoren
Omgevingsfactoren
Gedrag/leefstijl
Gezondheid
Fysieke omgeving
Sociale omgeving
Zorg- en welzijnsvoorzieningen
Figuur 8.1. Model van Lalonde.
8.1 Woonsituatie Het beleid van de overheid is vooral gericht op het zo lang mogelijk thuis laten wonen van ouderen. De vraag naar zorg voor ouderen zonder dat daaraan een verblijf is gekoppeld, is de laatste jaren duidelijk toegenomen. Hiervoor is het belangrijk dat de informele zorgverlening van ouderen, maar ook de formele zorgverlening goed is georganiseerd. Er is een duidelijke kentering in de woonvormen en de hieraan gekoppelde zorg voor ouderen. Ouderen kiezen steeds vaker voor nieuwe kleinschalige woonvormen. Deze kleinschalige woonvormen zijn veelal gekoppeld aan kleinschalige zorg. Financiering van deze vorm van wonen kan vanuit de AWBZ plaatsvinden. Een volgende ontwikkeling is dat gemeenten samen met andere organisaties werken aan het generatiebestendig maken van wijken (Zantinge et al., 2011). Al deze ontwikkelingen hebben invloed op de wens van ouderen om te verhuizen en de woonvorm of het type woning waar zij naar toe willen verhuizen. In de ouderenmonitor is daarom in kaart gebracht wat de huidige woonsituatie van de 65-plussers is en welke verhuiswensen ze hebben. 8.1.1 Huidige woonsituatie In de regio Achterhoek woont 62% van de 65-plussers in een koopwoning, de overige 38% woont in een huurwoning. Vergeleken met 2005 lijken er meer 65-plussers in een koopwoning te wonen. Van de 65-plussers in de regio Achterhoek woont 72% in een eengezinswoning of flat/appartement, 10% woont op een boerderij, 16% woont in woning voor ouderen (zelfstandige seniorenwoning, woongemeenschap voor ouderen, serviceflat, etc) en de overige 65-plussers (2%) woont in een ander type woning.
47
Alleenstaanden wonen vaker in een woning voor ouderen dan 65-plussers die niet alleenstaand zijn (27% vs. 11%). Dit verklaart ook dat vrouwen, 75-plussers en laag opgeleiden vaker in een woning voor ouderen wonen dan mannen, 65-75 jarigen en middelbaar of hoog opgeleiden. Vrouwen, 75plussers en laag opgeleiden zijn namelijk vaker alleenstaand (zie paragraaf 4.2). Tussen de regio Gelre-IJssel en de regio Achterhoek bestaat geen significant verschil in het percentage 65-plussers dat in een woning voor ouderen woont. Binnen de regio Achterhoek wonen in de gemeente Aalten relatief veel ouderen in een woning voor ouderen. Vergeleken met 2005 lijken in 2010 iets meer 65-plussers in een flat te wonen en iets minder in een boerderij of woning voor ouderen (zie figuur 8.2).
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
20%
40%
eensgezinswoning/flat
boerderij
60%
80%
woning voor ouderen
100% anders
Figuur 8.2. Percentage 65-plussers, dat woont in een eengezinswoning of flat, een boerderij, een woning voor ouderen of in een ander woontype. 8.1.2 Verhuiswens In de regio Achterhoek lijkt er weinig animo te zijn bij de 65-plussers om hun huidige woning te verlaten: ruim vier van de vijf 65-plussers geeft aan niet te willen verhuizen. De type woningen waar de 65-plussers het liefst naar toe verhuizen, zijn een zelfstandige seniorenwoning (8%), een flat/appartement (4%) en een aanleunwoning (3%). Dit beeld komt ongeveer overeen met de resultaten uit 2005.
8.2 Binnenmilieu Gemiddeld brengen we ongeveer 85% van onze tijd binnenshuis door, waarvan 70% in de eigen woning (Zantinge et al., 2011; Jongeneel, 2010). Ouderen brengen meer tijd binnenshuis door en hebben een minder goed afweersysteem dan jongeren. Hierdoor zal een ongezond binnenmilieu voor ouderen eerder schadelijk zijn (Zantinge et al., 2011; Jongeneel, 2010). Ventilatie is belangrijk voor de luchtkwaliteit binnenshuis. Allerlei stoffen die in het binnenmilieu vrijkomen, zoals vocht bij koken en wassen, tabaksrook en vluchtige stoffen uit meubels, kunnen zich bij onvoldoende ventilatie ophopen. De concentraties stoffen zijn binnen vaak hoger dan buiten en kunnen gezondheidsproblemen veroorzaken, zoals vermoeidheid, hoofdpijn, luchtwegklachten en hart- en vaatziekten (Zantinge et al., 2011; Jongeneel, 2010). Er is weinig bekend over de kwaliteit van het binnenmilieu in seniorenwoningen. Tot nu toe is vooral ingezet op het verbeteren van het binnenmilieu op scholen en kinderdagverblijven. Het verbeteren van het binnenmilieu van woningen, scholen en kindercentra is één van de speerpunten uit de Nationale aanpak Milieu en Gezondheid van de overheid (Zantinge et al., 2011).
48
Om de kwaliteit van het binnenmilieu in kaart te brengen, is in de ouderenmonitor een vraag opgenomen over de mate van ventilatie in de woning. Uit de resultaten blijkt dat in de regio Achterhoek 51% van de 65-plussers de woonkamer niet voldoende ventileert, 32% ventileert de slaapkamer niet voldoende, 57% ventileert de badkamer niet voldoende en 44% ventileert de keuken niet voldoende. Deze resultaten komen ongeveer overeen met de resultaten in de regio Gelre-IJssel en de resultaten van de volwassenenmonitor 2008 (Timmerman-Kok & Oude Groeniger, 2009).
8.3 Geluidshinder Blootstelling aan geluid vormt een belangrijk probleem voor de volksgezondheid in Nederland. De huidige geluidniveaus in onze woonomgeving veroorzaken vooral hinder en slaapverstoring. Ook kan blootstelling aan geluid via lichamelijke stressreacties leiden tot een verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten (Passchier-Vermeer, 2005a). Naast de blootstelling aan geluid spelen ook individuele eigenschappen een rol, zoals geluidgevoeligheid, angst voor en houding ten opzichte van de geluidbron en de verwachtingen die mensen hebben over de toekomstige geluidsituatie. De ervaren hinder kan daarom verschillen van de te verwachten hinder op basis van gemeten of berekende geluidbelasting in decibellen. Senioren die slechthorend zijn, hebben moeite met het verstaan van spraak bij een achtergrondruis, bijvoorbeeld door verkeer. Senioren zijn niet gevoeliger voor omgevingsgeluid, maar de gevolgen zijn voor hen vervelender en kunnen belemmerend zijn in het sociaal functioneren. Feitelijk zullen senioren bij hetzelfde geluidniveau meer hinder ondervinden doordat zij meer moeite zullen hebben met het volgen van gesprekken. In de regio Achterhoek ervaren de 65-plussers de meeste geluidshinder door bromfietsers/scooters (8%). Op de tweede plaats komt verkeer in straten waar men 50 km of minder per uur mag rijden (5%). Deze twee oorzaken van geluidshinder kwamen ook bij het onderzoek onder volwassenen (Timmerman-Kok & Oude Groeniger, 2009) naar voren, maar daar stond geluidshinder door buren ook erg hoog op het lijstje. Over heel Nederland bekeken, is wegverkeer de belangrijkste bron van geluidshinder, gevolgd door buren. Binnen de groep van wegverkeer veroorzaken brommers de meest ernstige hinder (PasschierVermeer, 2005b).
8.4 Vervoer De provincies zijn verantwoordelijk voor de regionale bereikbaarheid en het regionaal openbaar vervoer. Voor veel ouderen is de beschikbaarheid van openbaar vervoer (bus/trein/tram) van groot belang voor het onderhouden van sociale contacten en voor maatschappelijke participatie. Toch ervaren ouderen nogal eens knelpunten bij het gebruik van openbaar vervoer. Daarnaast zijn niet alle ouderen in staat om op een andere manier in hun behoefte aan vervoer te voorzien (fiets/auto). In de regio Achterhoek geeft ongeveer één op de vijf 65-plussers aan soms of (bijna) altijd problemen te hebben met vervoer. Vrouwen geven vaker aan problemen te hebben met vervoer dan mannen. Ook 75-plussers hebben vaker problemen met vervoer dan 65-74 jarigen. Hetzelfde geldt voor laag opgeleiden in vergelijking met hoog opgeleiden. In de regio Achterhoek hebben ongeveer evenveel 65-plussers problemen met vervoer ten opzichte van het gemiddelde in de regio Gelre-IJssel. In de gemeenten Doetinchem en Winterswijk hebben relatief veel 65-plussers problemen met vervoer. In de gemeente Bronckhorst is dit percentage relatief laag. Ten opzichte van 2005 lijkt vooral het percentage 65-plussers dat (bijna) altijd problemen heeft met vervoer te zijn toegenomen (zie figuur 8.3).
49
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
5%
10%
15%
20%
soms
25%
30%
35%
40%
45%
50%
(bijna) altijd
Figuur 8.3. Percentage 65-plussers dat aangeeft problemen te hebben met vervoer. Als redenen voor de problemen met vervoer worden het vaakst genoemd dat men het te ingewikkeld vindt om met het openbaar vervoer te reizen (8%), dat men lichamelijk niet in staat is om met het openbaar vervoer te reizen en dat men niet meer zo goed durft te fietsen (beide 7%).
8.5 Veiligheid Veiligheid is meer dan de afwezigheid van criminaliteit: het heeft ook te maken met het gevoel van veiligheid. Objectieve en subjectieve veiligheid hangen samen met de sociale kwaliteit in een buurt. Die wordt gevormd door formele en informele sociale contacten, gevoel van verantwoordelijkheid en gevoelens van gehechtheid. De subjectieve veiligheid is van invloed op het welbevinden, het kan een oorzaak zijn van stress, slaapstoornissen, maar kan ook leiden tot hart- en vaatziekten en afnemende mobiliteit. Mensen die zich onveilig voelen, kunnen vermijdingsgedrag gaan vertonen. Iemand die zich onveilig voelt, durft de straat niet op. Dit kan leiden tot sociale uitsluiting en afhankelijkheid. In de regio Achterhoek voelt 6% van de 65-plussers zich overdag wel eens onveilig. ’s Avonds en ‘s nachts komen gevoelens van onveiligheid vaker voor: ‘s avonds en ’s nachts voelt 15% van de 65plussers in de regio Achterhoek zich wel eens onveilig. Vrouwen voelen zich zowel overdag als ’s avonds en ’s nachts vaker onveilig dan mannen, 75-plussers hebben dit vaker dan 65-74 jarigen en laag opgeleiden hebben dat vaker dan middelbaar en hoog opgeleiden. In de regio Achterhoek komen gevoelens van onveiligheid ongeveer even vaak voor als in de regio Gelre-IJssel. In de gemeenten Doetinchem en Montferland voelen relatief veel 65-pussers zich overdag onveilig en in de gemeenten Aalten en Berkelland geldt dit voor relatief weinig 65-plussers. In de gemeente Doetinchem voelen ook veel 65-plussers zich ’s avonds of ’s nachts onveilig en in de gemeenten Aalten en Berkelland is dit percentage relatief laag (zie figuur 8.4). Vergelijking met de resultaten van de volwassenenmonitor 2008 (Timmerman-Kok & Oude Groeniger, 2009) leert dat 65-plussers zich iets vaker onveilig voelen dan 19-65 jarigen; zowel overdag als ’s avonds en ’s nachts.
50
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
5%
10%
15%
20%
overdag
25%
30%
35%
40%
45%
50%
's avonds en 's nachts
Figuur 8.4. Percentage 65-plussers dat zich overdag of ‘avonds/’s nachts wel eens onveilig voelt.
51
52
9. Sociale omgeving De sociale omgeving bestaat uit de sociale aspecten van de leefomgeving, zoals de buurt waarin men woont, sport- of hobbyclubjes waar men aan deelneemt en contact met familie en vrienden. De sociale omgeving is van invloed op de gezondheid van ouderen (zie figuur 9.1). De sociale omgeving kan de gezondheid van een persoon zowel positief als negatief beïnvloeden. Als de sociale omgeving sociale steun oplevert, heeft dit een positieve invloed op de gezondheid. Maar wanneer de sociale omgeving stress oplevert, bijvoorbeeld als een geliefde overlijdt of als er zorgen zijn over de mensen om je heen, heeft het een negatieve invloed op de gezondheid. Ook mishandeling of geweld zijn voorbeelden van negatieve effecten van de sociale omgeving. Naast steun en stress, beïnvloeden de heersende waarden en normen in de sociale omgeving ook het gedrag en de gezondheid van mensen (Zantinge et al., 2011). In het kader van het onderwerp sociale omgeving zijn in dit onderzoek vragen gesteld over sociale contacten, sociale steun, eenzaamheid, tijdsbesteding, het ontvangen en geven van mantelzorg en huiselijk geweld.
Biologische factoren
Omgevingsfactoren
Gedrag/leefstijl
Fysieke omgeving
Gezondheid
Sociale omgeving
Zorg- en welzijnsvoorzieningen
Figuur 9.1. Model van Lalonde.
9.1 Tevredenheid met contacten Hoe groter het sociale netwerk is, hoe meer sociale steun mensen ontvangen uit de omgeving. Een groot netwerk kan dus door de steun die het oplevert, de gezondheid van ouderen bevorderen (Zantinge et al., 2011). Naast de grootte van het netwerk, is ook de frequentie van het contact met sociale relaties van invloed op de gezondheid van ouderen (Croezen, 2010). Ook is uit onderzoek gebleken dat contacten met mensen uit de buurt meer invloed op de gezondheid van ouderen hebben dan contacten met familie en vrienden (Croezen, 2010). Naarmate mensen ouder worden, neemt de grootte van hun sociale netwerk af. Oorzaken zijn onder andere het overlijden van geliefden en het wegvallen van werk of andere bezigheden. Ook heeft ouderdom invloed op de mogelijkheden om activiteiten te ondernemen doordat men bijvoorbeeld beperkt wordt door een ziekte of aandoening. Vooral 75-plussers hebben te maken met een opeenstapeling van factoren (Zantinge et al., 2011). Om een indruk te krijgen van de sociale contacten van ouderen, is in de ouderenmonitor gevraagd naar de tevredenheid van de deelnemers met hun sociale contacten. Ruim negen op de tien 65plussers in de regio Achterhoek is tevreden met zijn/haar sociale contacten. Slechts 1% van de 65plussers is ontevreden met zijn/haar sociale contacten, de overige 8% van de 65-plussers is noch ontevreden noch tevreden met zijn/haar sociale contacten. Tussen de regio Gelre-IJssel en de regio
53
Achterhoek en tussen de gemeenten en de regio Achterhoek bestaan geen significante verschillen. Ook ten opzichte van 2005 lijkt er geen verschil te zijn (zie figuur 9.2). Uit een internationaal onderzoek onder 65-plussers blijkt dat 89% van de Nederlandse (niet werkende) 65-plussers (zeer) tevreden is over is over de contacten die men heeft (Bonsang & van Soest, 2010).
9.2 Sociale steun Sociale steun bestaat uit interacties, zoals een compliment, advies of hulp bij klussen in en om het huis, tussen mensen die tegemoet komen aan sociale basisbehoeften (zoals affectie, goedkeuring, erbij horen en veiligheid) van de ontvanger. Sociale steun ontvang je dus binnen sociale relaties: de relaties met andere mensen in de omgeving (Savelkoul & van Sonderen, 2007). Bij sociale steun spelen drie aspecten een rol: de behoefte aan steun, de hoeveelheid verkregen steun (de hoeveelheid ondersteunende interacties) en de tevredenheid met de hoeveelheid verkregen steun (je kunt zowel teveel als te weinig steun krijgen) (Savelkoul & van Sonderen, 2007). Er zijn vijf verschillende typen van ondersteunende interacties: emotionele ondersteuning, waardering, instrumentele ondersteuning (praktische hulp of advies), gezelschap en informatieve ondersteuning (informatie over gedrag) (Savelkoul & van Sonderen, 2007). Sociale steun heeft een gunstig effect op de hartslag, bloeddruk, het cholesterol en op stressreacties en heeft een beschermende werking bij hart- en vaatziekten. Ook is sociale steun bevorderlijk voor de psychische gezondheid van mensen met chronische ziekten en/of aandoeningen (Savelkoul et al., 2008). In de regio Achterhoek ontvangt 18% van de 65-plussers (zeer) weinig steun bij dagelijkse activiteiten, 46% ontvangt weinig steun bij problemen en 35% ontvangt (zeer) weinig steun die leidt tot waardering. Al deze aspecten samengenomen ontvangt in de regio Achterhoek 22% van de 65plussers (zeer) weinig sociale steun, 69% ontvangt een gemiddelde hoeveelheid sociale steun en 9% ontvangt veel sociale steun. Weinig verkregen steun is echter niet per definitie op te vatten als iets negatiefs. Zolang de ontvangers van deze steun niet meer behoefte hieraan hebben en dus niet een tekort ervaren, is er niks aan de hand. Hetzelfde geldt voor het ontvangen van veel sociale steun: dit is niet per definitie goed, mensen kunnen dit ook als teveel ervaren.
9.3 Eenzaamheid Eenzaamheid komt onder mensen van alle leeftijden voor. Eenzaamheid wordt gedefinieerd als het negatief ervaren verschil tussen de gewenste en gerealiseerde relaties. Zowel het aantal sociale contacten als de ervaren kwaliteit van de sociale contacten zijn bepalend voor gevoelens van eenzaamheid. Mensen kunnen zich bijvoorbeeld eenzaam voelen met veel mensen om zich heen, of helemaal niet eenzaam zijn met een klein sociaal netwerk. Dit hangt af van hun eigen beoordeling van de kwaliteit van de contacten. Daarbij is ook van belang hoeveel steun zij ervaren uit hun netwerk. Langdurige eenzaamheid heeft directe gevolgen voor de kwaliteit van leven en heeft een negatieve invloed op de gezondheid (Zantinge et al., 2011). Binnen het begrip eenzaamheid kan onderscheid gemaakt worden tussen sociale en emotionele eenzaamheid. Er is sprake van sociale eenzaamheid als contacten ontbreken met mensen waarmee men bepaalde gemeenschappelijke kenmerken deelt, zoals vrienden of vriendinnen. Emotionele eenzaamheid treedt op als iemand een hechte, intieme band mist met één ander persoon, in de meeste gevallen een levenspartner. Eenzaamheid wordt vaak gemeten met de eenzaamheidsschaal van ‘De Jong-Gierveld’.Dit meetinstrument bestaat uit elf uitspraken. De respondenten wordt gevraagd aan te geven in hoeverre ze het met deze uitspraken eens zijn. Op basis van de antwoorden op de elf uitspraken wordt een somscore berekend, die dient als maat voor eenzaamheid (de Jong-Gierveld & Kamphuis, 1994). Meer informatie over eenzaamheid kunt u vinden in de factsheet eenzaamheid bij ouderen in de regio Gelre-IJssel (Timmerman-Kok & de Weert-Donders, 2007).
54
In de regio Achterhoek is 38% van de 65-plussers eenzaam; 32% is matig eenzaam, 4% ernstig eenzaam en 2% zeer ernstig eenzaam. Emotionele eenzaamheid komt voor bij 28% van de 65plussers in de regio Achterhoek; sociale eenzaamheid bij 37% van de 65-plusers. Eenzaamheid komt vaker voor onder 75-plussers dan 65-74 jarigen. Ook komt het vaker voor bij laag opgeleiden dan bij middelbaar en hoog opgeleiden. In de regio Achterhoek komt het percentage eenzame 65-plussers overeen met het percentage in de regio Gelre-IJssel. In 2005 was het percentage eenzame 65-plussers in de regio Achterhoek 39% (zie figuur 9.2). Uit de resultaten van ouderenmonitors van drie andere GGD’en in Nederland komt naar voren dat het percentage eenzame 65-plussers varieert van 41% tot 49% (Wijburg et al., 2008; GGD Zuid-Holland West, 2009; Van Acker et al., 2009).
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
5%
10%
15% 20%
25% 30%
35% 40%
45%
Figuur 9.2. Percentage 65-plussers, dat eenzaam is.
9.4 Tijdsbesteding Ouderen beschikken in principe over meer vrije tijd dan mensen die deelnemen aan het arbeidsproces of de zorg hebben voor kinderen. De pensioengerechtigde leeftijd biedt kansen voor hobby, verenigingsleven, vrijwilligerswerk of andere activiteiten. Juist het uitvoeren van deze activiteiten kan voor velen zin geven aan het leven. Bovendien leidt dit bijna altijd tot contacten met anderen, wat de kans op eenzaamheid zal verminderen. In de ouderenmonitor is uitgebreid gevraagd naar de activiteiten in de vrije tijd en wat de frequentie is van deze activiteiten. In tabel 9.1. staat voor alle activiteiten weergegeven hoeveel procent van de 65plussers deze activiteiten dagelijks of wekelijks uitvoert. Vooral fietsen, wandelen, bezoek ontvangen en op bezoek gaan, worden vaak dagelijks of wekelijks gedaan. Maar ook het percentage 65-plussers dat dagelijks of wekelijks internet/e-mailt is hoog (42%). Ten opzichte van de resultaten in 2005, valt vooral het verschil op in percentage 65-plussers in de regio Achterhoek dat dagelijks internet of e-mail gebruikt: 42% nu versus 15% in 2005. Ook het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek dat betaald werk doet, is verdubbeld: van 3% in 2005 naar 6% in 2010.
55
Tabel 9.1. Percentage 65-plussers dat bepaalde activiteiten dagelijks of wekelijks uitvoert. regio Achterhoek (%)
regio Gelre-IJssel (%)
Op bezoek gaan
57
54
Bezoek ontvangen
62
59
Wandelen
62
62
Fietsen
62
60
Meedoen met ouderensport
19
17
Overige sporten
20
20
Verenigingsactiviteiten doen
25
23
Vrijwilligerswerk / werk voor de kerk doen
18
18
Betaald werk doen
6
6
Hobby uitvoeren / cursus doen
36
37
Op kleinkinderen passen
21
19
Klusjes doen bij anderen
7
6
Bibliotheek bezoeken
8
9
Internetten / e-mailen
42
44
Uitgaan
2
2
Activiteiten
9.5 Mantelzorg Mantelzorg is in dit onderzoek omschreven als de onbetaalde zorg die iemand geeft aan een bekende in zijn/haar omgeving, zoals een partner, ouders, kind, buren of vrienden, als deze persoon voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Deze zorg kan bijvoorbeeld bestaan uit het huishouden doen, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer en geldzaken regelen. Door het ontvangen van mantelzorg kunnen ouderen vaak langer zelfstandig blijven functioneren zonder dat zij direct een beroep hoeven te doen op professionele zorg. Doordat de overheid inzet op het langer thuis laten wonen van ouderen wordt mantelzorg steeds belangrijker. Mantelzorgers zijn nodig om de steeds grotere groep ouderen op te vangen, maar ook aan de mantelzorgers moet aandacht worden besteed, zodat voorkomen kan worden dat deze mensen te zwaar belast worden en zelf hulp nodig krijgen. 9.5.1 Mantelzorg ontvangen In de regio Achterhoek heeft 17% van de 65-plussers in het afgelopen jaar mantelzorg ontvangen; 15% ontvangt op het moment van het onderzoek nog steeds mantelzorg. Vrouwen ontvangen vaker mantelzorg dan mannen, 75-plussers ontvangen vaker mantelzorg dan 65-74 jarigen en laag opgeleiden ontvangen vaker mantelzorg dan middelbaar en hoog opgeleiden. Groepen die relatief vaak mantelzorg ontvangen zullen ook relatief veel lichamelijke beperkingen en andere problemen met de gezondheid hebben. Tussen de regio Gelre-IJssel en de regio Achterhoek bestaan geen significante verschillen. In de gemeente Berkelland ontvangen relatief weinig 65-plussers mantelzorg. In 2005 ontving 13% van de 65-plussers in de regio Achterhoek mantelzorg (zie figuur 9.3).
56
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
2%
4%
6%
8%
10% 12% 14% 16% 18% 20%
Figuur 9.3. Percentage 65-plussers dat op het moment van het onderzoek mantelzorg ontvangt. De meest voorkomende gebieden waarbij mensen hulp krijgen, zijn hulp in de huishouding, begeleiding en vervoer, en geldzaken en administratie. De 65-plussers ontvangen de mantelzorg meestal van de (schoon)kinderen (9%), maar ook vaak van de eigen partner (5%). Vergeleken met 2005 lijken de meest voorkomende gebieden waarbij mensen hulp krijgen en van wie mensen mantelzorg krijgen in de regio Gelre-IJssel niet te zijn veranderd. Van de 65-plussers ontvangt 6% meer dan eens per dag mantelzorg, 2% ontvangt eens per dag mantelzorg, 4% ontvangt meerdere keren per week mantelzorg en 3% ontvangt eens per week mantelzorg. De overige 65-plussers (1%), die mantelzorg ontvangen, krijgen minder dan eens per week hulp. 9.5.2 Mantelzorg geven In Nederland was in 2008 een vijfde deel van de 2,6 miljoen volwassen mantelzorgers 65 jaar of ouder. Binnen de groep 65-plussers zijn het vooral 65-74 jarigen, die relatief vaak mantelzorg verlenen (Zantinge et al., 2011). Dit doen zij twee keer zo vaak als de 75-plussers. Mantelzorgers van 65-plus verlenen vaak hulp aan hun (chronisch) zieke partners of hun zeer oude ouders. Dit type hulp is vaak langdurig van aard en intensief waardoor oudere mantelzorgers een verhoogde kans lopen op overbelasting (Zantinge et al., 2011). Uit een onderzoek van het SCP blijkt dat 65-plussers tussen 2001 en 2008 vaker mantelzorg zijn gaan verlenen die intensief en/of langdurig van aard is. Het aandeel is toegenomen van 13% in 2001 naar 20% in 2008. Vooral de deelname onder de 65-74 jarigen is vrij sterk gestegen (Oudijk et al., 2010). Volgens schattingen van het SCP neemt het percentage 65-plussers dat mantelzorg geeft tot 2030 nog verder toe (Sadiraj et al., 2009). In de regio Achterhoek heeft 16% van de 65-plussers in het afgelopen jaar mantelzorg gegeven; 12% geeft op het moment van het onderzoek nog steeds mantelzorg. In de regio Achterhoek is het percentage 65-plussers dat mantelzorg geeft vergelijkbaar met het gemiddelde in de regio GelreIJssel. Tussen de gemeenten en de regio Achterhoek bestaan geen significante verschillen. In 2005 was het percentage 65-plussers dat mantelzorg geeft 6% (zie figuur 9.4).
57
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Achterhoek 2005 regio Gelre-IJssel 0%
2%
4%
6%
8% 10% 12% 14% 16% 18% 20%
Figuur 9.4. Percentage 65-plussers dat op het moment van het onderzoek mantelzorg geeft. De meest voorkomende gebieden waarbij mensen hulp geven, zijn hulp in de huishouding, gezelschap, troost en afleiding en begeleiding en/of vervoer. De 65-plussers geven de mantelzorg meestal aan de eigen partner (5%), maar ook de buren/vrienden/kennissen worden vaak genoemd (3%). Dit beeld komt ongeveer overeen met 2005. Van de 65-plussers in de regio Achterhoek geeft 3% incidenteel mantelzorg, 3% geeft 1 tot 6 uur per week mantelzorg, 3% geeft 6 tot 21 uur per week mantelzorg en 2% geeft 21 uur of meer per week mantelzorg. Van de 65-plussers die op dit moment mantelzorg geven, voelt 13% zich tamelijk zwaar belast tot overbelast. Het is belangrijk mantelzorgers te ondersteunen in hun taak. Van de huidige mantelzorgers in de regio Achterhoek geeft een kwart aan behoefte te hebben aan hulp. Dit gaat dan meestal om informatie/advies, om een vervanger i.v.m. vrije dagen / vakantie en emotionele ondersteuning.
9.6 Huiselijk geweld Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring wordt gepleegd. Hierbij kan het gaan om psychisch of emotioneel geweld, lichamelijk geweld, ongewenste seksuele toenadering en seksueel misbruik. In de regio Achterhoek geeft 2% van de 65-plussers aan (ooit) slachtoffer te zijn (geweest) van huiselijk geweld. Vrouwen geven vaker aan slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld dan mannen en dit geldt ook voor 65-74 jarigen ten opzichte van 75-plussers. In de regio Achterhoek geven iets minder 65-plussers aan slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld dan gemiddeld in de regio Gelre-IJssel. In de gemeenten Berkelland en Oude IJsselstreek is dit percentage relatief laag (zie figuur 9.5). In vergelijking met de resultaten van de volwassenenmonitor 2008 (Timmerman-Kok & Oude Groeniger, 2009) lijken 65-plussers minder vaak aan te geven het slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld dan 19-64 jarigen. Of dit komt doordat 65-plussers huiselijk geweld minder als zodanig zien dan 19-64 jarigen of doordat werkelijk minder 65-plussers het slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld is onduidelijk. Onderzoek wijst uit dat in Nederland 6% van de zelfstandig wonende ouderen boven de 65 jaar te maken heeft met huiselijk geweld (Movisie, 2010).
58
Aalten Berkelland Bronckhorst Doetinchem Montferland Oost Gelre Oude IJsselstreek Winterswijk regio Achterhoek regio Gelre-IJssel 0%
2%
4%
6%
8% 10% 12% 14% 16% 18% 20%
Figuur 9.5. Percentage 65-plussers dat ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. Van de 65-plussers in de regio Achterhoek is 1% het slachtoffer van psychisch en/of emotioneel geweld, 1% van lichamelijk geweld, minder dan 1% van ongewenste seksuele toenadering en minder dan 1% van seksueel misbruik. De daders van het huiselijk geweld waren meestal de partner of (stief)ouders. Tweederde van de slachtoffers van huiselijk geweld, hebben dit meer dan 5 jaar geleden meegemaakt, een tiende heeft het tussen 1 jaar en 5 jaar geleden meegemaakt en een vijfde heeft het een jaar of korter geleden meegemaakt.
59
60
10. Zorg- en welzijnsvoorzieningen Gemeenten zijn steeds vaker verantwoordelijk voor de financiering en de organisatie van de welzijnsvoorzieningen in een gemeente. Deze trend zal in de komende jaren waarschijnlijk doorzetten. Een goed functionerend en adequaat aanbod van welzijnsvoorzieningen stelt oudere mensen niet alleen in staat om deel te blijven nemen aan maatschappelijke activiteiten. Het stelt ze ook in staat om zo lang mogelijk zo zelfstandig mogelijk te blijven wonen. Dit laatste sluit niet alleen goed aan bij de wens van de meeste ouderen, het past ook in het beleid van de overheid om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het gebruik, de behoefte, de bekendheid en de bereikbaarheid van de zorg- en welzijnsvoorzieningen waar 65-plussers gebruik van maken.
Biologische factoren
Omgevingsfactoren
Gedrag/leefstijl
Fysieke omgeving
Gezondheid
Sociale omgeving
Zorg- en welzijnsvoorzieningen
Figuur 10.1. Model van Lalonde.
10.1 Gebruik en behoefte voorzieningen In de regio Achterhoek wordt door de 65-plussers het meest gebruik gemaakt van de voorzieningen/diensten hulp bij administratieve of financiële activiteiten, georganiseerde recreatieve/culturele activiteiten en georganiseerde sport- of bewegingsactiviteiten. De 65-plussers maken het minst gebruik van de voorzieningen/diensten hulp bij (het uitbreiden van) sociale contacten, ondersteuning bij het geven van mantelzorg en advies of voorlichting door een ouderenadviseur. In de regio Achterhoek hebben de 65-plussers die nog geen gebruik maken van de betreffende voorzieningen/diensten het meest behoefte aan georganiseerde sport- of bewegingsactiviteiten voor ouderen, hulp in en om het huis van een vrijwilliger en georganiseerde recreatieve/culturele activiteiten voor ouderen. Deze 65-plussers hebben het minst behoefte aan maaltijdvertrekking/maaltijdendienst, eettafel en ondersteuning bij het geven van mantelzorg. Het gebruik van en de behoefte aan voorzieningen/diensten in 2010 in de regio Achterhoek komt ongeveer overeen met het gebruik en de behoefte in 2005.
10.2 Bekendheid voorzieningen Zoals in de inleiding gezegd, is een goed functionerend en adequaat aanbod van welzijnsvoorzieningen belangrijk om ouderen in staat te stellen deel te blijven nemen aan maatschappelijke activiteiten en zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Om gebruik te kunnen maken van dit aanbod, moet dit allereerst bekend zijn bij ouderen. In de ouderenmonitor is daarom ook gevraagd naar de bekendheid van een aantal voorzieningen. In tabel 10.1. is voor een aantal
61
voorzieningen weergegeven hoeveel 65-plussers in de regio Achterhoek weet waar ze deze voorziening kunnen aanvragen. Hieruit blijkt dat de thuiszorg het best bekend is bij de 65-plussers. Daarna volgen woningaanpassing, maaltijdendienst en activiteiten voor ouderen. Schuldhulpverlening en ouderenadviseur of -voorlichter zijn het minst bekend. Ten opzichte van 2005 lijkt het percentage 65-plussers in de regio Achterhoek dat bepaalde voorzieningen kent, hoger te zijn. Tabel 10.1. Percentage 65-plussers dat weet waar ze bepaalde voorzieningen kunnen aanvragen. regio Achterhoek (%)
regio Gelre-IJssel (%)
Thuiszorg
82
82
PGB
57
55
Schuldhulpverlening
45
44
Gehandicaptenparkeerkaart
65
64
Woningaanpassing
69
66
Rolstoelvoorziening
67
65
Vervoersvoorziening
68
65
Maaltijdverstrekking/maaltijdendienst
69
69
Ouderenadviseur of -voorlichter
50
50
Ouderengym/-zwemmen
63
60
Activiteiten voor ouderen
69
66
Personenalarmering
57
56
Financiële/administratieve ondersteuning
57
55
Voorziening
10.3 Bereikbaarheid voorzieningen Ook de bereikbaarheid van voorzieningen is van belang. Als voorzieningen te ver weg zijn voor ouderen, zal er minder gebruik van worden gemaakt. In de regio Achterhoek blijkt dat 65-plussers vooral de polikliniek en het gemeenteloket te ver weg vinden. De apotheek, fysiotherapeut, eettafel en activiteiten/dienstencentrum/buurthuis zijn het vaakst wel goed bereikbaar. In tabel 10.2 staat voor alle nagevraagde voorzieningen het percentage 65plussers in de regio Achterhoek weergegeven dat deze voorzieningen te ver weg vindt. De percentages in 2010 komen redelijk overeen met die in 2005.
62
Tabel 10.2. Percentage 65-plussers dat een bepaalde voorziening te ver weg vindt. regio Achterhoek (%)
regio Gelre-IJssel (%)
Huisarts
7
8
Tandarts
10
11
Polikliniek
27
28
Apotheek
6
6
Fysiotherapeut
5
5
Verpleeghuis/verzorgingshuis
10
10
Eettafel
6
6
Activiteiten-/dienstencentrum/buurthuis voor ouderen
6
6
Winkels voor dagelijkse boodschappen
9
7
Postkantoor
14
14
Gemeenteloket
28
28
Zorgloket/Wmo-loket
22
22
Bank
14
16
Geldautomaat
8
8
Bibliotheek
11
13
Voorziening
Van de voorzieningen uit tabel 10.2 is ook gevraagd naar de bekendheid. Hieruit blijkt dat vooral de eettafel, het activiteiten-/dienstencentrum/buurthuis voor ouderen, het zorgloket/wmo-loket en het verpleeghuis/verzorgingshuis onbekend zijn. De huisarts, apotheek en winkels voor dagelijkse boodschappen en de bank zijn het best bekend. Ten opzichte van 2005 blijken in de regio Achterhoek grotendeels nog steeds dezelfde voorzieningen het best en het minst goed bekend te zijn. Een deel van de voorzieningen lijkt bij een groter percentage ouderen onbekend te zijn ten opzichte van 2005. Dit geldt met name voor bekendheid met het verpleeghuis/verzorgingshuis, eettafel, tandarts en polikliniek.
63
64
11. Overzichtstabel Tabel 11.1. Overzicht van de belangrijkste resultaten. Onderwerpen Aantal deelnemers Achtergrondkenmerken Is alleenstaand Is allochtoon Heeft een laag opleidingsniveau Heeft enige of grote moeite met rondkomen
Regio 1 Achterhoek 2058
Regio Gelre-IJssel 8958
%
%
32 4 76 11
33 5 71 10
82 15 15
81 17 17
Lichamelijke en psychische gezondheid Heeft 1 of meer langdurige ziekten of aandoeningen Is in de afgelopen 3 maanden gevallen Heeft in de afgelopen 2 weken slaap- of kalmeringsmiddelen gebruikt Ervaart eigen gezondheid als matig/slecht Heeft 1 of meer lichamelijke beperkingen Kan 1 of meer huishoudelijke taken niet meer zelfstandig uitvoeren Is psychisch ongezond Heeft matig/hoog risico op angststoornissen en/of depressie Heeft onvoldoende regie over eigen leven
30 30 33
27 30 31
14 35 14
15 36 14
Biologische factoren Heeft (ernstig) overgewicht
64
60
Leefstijlfactoren Eet 6 of 7 dagen per week fruit Eet 6 of 7 dagen per week groente Eet minimaal 1x per week vis Drinkt 9 of meer kopjes/glazen vocht per dag Gebruikt dagelijks een vitamine D supplement Voldoet niet aan de norm voor verantwoord alcoholgebruik Rookt Voldoet aan beweegnorm
79 88 79 30 13 22 10 61
79 86 77 32 15 23 11 61
Fysieke omgeving Woont in een woning voor ouderen Ervaart problemen met vervoer Voelt zich overdag wel eens onveilig Voelt zich ’s avonds en ’s nachts wel eens onveilig
15 21 6 15
17 22 7 16
Sociale omgeving Is tevreden met sociale contacten Is eenzaam Ontvangt op dit moment mantelzorg Geeft op dit moment mantelzorg Is slachtoffer van huiselijk geweld (geweest)
91 38 15 12 2
90 40 15 12 3
1. Significante verschillen tussen de regio Achterhoek en regio Gelre-IJssel zijn in de kolom van de regio Achterhoek vet gedrukt. Als een percentage rood gekleurd is, dan wijkt de regio Achterhoek negatief af van de regio Gelre-IJssel, is een percentage groen gekleurd, dan wijkt de regio Achterhoek positief af van de regio Gelre-IJssel.
65
66
12. Conclusies en aanbevelingen Meer ouderen Gemeenten krijgen in de toekomst te maken met steeds meer ouderen. Naar verhouding hebben deze ouderen vaker een hogere opleiding dan in het verleden. Zij zullen daardoor wellicht meer op de hoogte zijn van en gebruik maken van (ouderen)voorzieningen. Daarnaast heeft een op de tien ouderen momenteel moeite om financieel rond te komen. Die situatie lijkt in de toekomst niet te verbeteren. Bereikbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen blijven daarom een aandachtspunt. Deze ontwikkeling en wettelijke veranderingen maken dat elke gemeente het beleid voor ouderen zal moeten aanpassen rond zorg, wonen en voorzieningen. Beweging en sport Het aantal ouderen dat beweegt, is toegenomen. Dit komt tot uiting in het aantal ouderen dat wandelt, fietst en of deelneemt aan (ouderen)sport. Toch blijft het belangrijk dat de gemeente ook degenen die nog niet voldoende bewegen, stimuleert om in beweging te komen. Dagelijks bewegen helpt om het gewicht onder controle te houden en vermindert de kans op valongevallen. Daarnaast is samen bewegen of sporten goed voor het onderhouden van sociale contacten. Sociale omgeving en psychische gezondheid Van de ouderen in de Achterhoek heeft 35% een verhoogd risico op een angststoornis of depressie en 38% blijkt eenzaam te zijn. Vooral vrouwen, 75-plussers en laagopgeleiden zijn risicogroepen. Een gemeente kan voorwaarden creëren om mensen te steunen en activiteiten te bieden. Inwoners kunnen bij de uitvoering ook zelf een rol hebben. Welzijnsvoorzieningen Ouderen maken veel gebruik van welzijnsvoorzieningen in het algemeen. Deze stellen hen in staat om langer zelfstandig te leven. Welzijnsvoorzieningen zijn steeds beter bekend bij ouderen. Vervoer Het aantal 65-plussers in de Achterhoek dat bijna altijd problemen heeft met vervoer is gestegen van 2% naar 6%. Daarnaast heeft 15% soms problemen met het vervoer. Veel 65-plussers vinden het gemeenteloket (28%) en het WMO-loket (22%) te ver weg. Om te zorgen dat het openbaar vervoer voor iedereen geschikt is, kan de gemeente afspraken maken met vervoersmaatschappijen. Daarnaast is het belangrijk om het voorzieningenniveau in de wijken en dorpen zoveel mogelijk op peil te houden. Mantelzorg In 2010 maakt 15% van de ouderen in de Achterhoek op het moment van het onderzoek gebruik van mantelzorg. Sinds 2005 is het aandeel ouderen dat mantelzorg geeft twee keer zo groot geworden en bedraagt nu 12%. Ongeveer een kwart van de mantelzorgers voelt zich overbelast of geeft aan behoefte te hebben aan ondersteuning. Het is wenselijk dat de gemeente veel aandacht geeft aan ondersteuningsmogelijkheden voor mantelzorgers. Ook professionele hulpverleners kunnen mantelzorgers hierop wijzen.
67
68
Geraadpleegde bronnen Acker MB van, Mérelle SYM, Overberg RI. Gezondheidspeiling Senioren 2008. Resultaten van de gezondheidsenquête onder inwoners van 65 jaar en ouder in de regio Gooi en Vechtstreek. Hilversum: GGD Gooi & Vechtstreek, 2009 Bakel AM van, Zantinge EM. Neemt het aantal mensen met overgewicht of ondergewicht toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Persoonsgebonden > Lichaamsgewicht Balkom AJLM van, Schoemaker C. Wat zijn angststoornissen en wat zijn de gevolgen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheid en ziekte > Ziekten en aandoeningen > Psychische stoornissen > Angststoornissen Bisschop I. Psychosocial resources and the consequences of specific chronic diseases in older age; The longitudinal Aging Study Amsterdam. Leiden: VU University Amsterdam, 2004. Boheemen CAM van, van Geffen ECG, Reitsma-van Rooijen M, Heijmans M, van Dijk L. Afschaffen vergoeding benzodiazepines voor minderheid reden om te stoppen. Utrecht: NIVEL. 2010 Boluijt P, de Rover C, de Weert L, Capel C, Oude Groeniger I. 65-plussers in de regio Gelre-IJssel. Resultaten van de Ouderenmonitor 2010. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2011 Bonsang E, Soest, A van. Satisfaction with social contacts and daily activities of older Eurpeans. Network for studies on pensions, aging and retirements. 2010. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). StatLine. Heerlen/Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd in februari 2011. Verkrijgbaar via: http://statline.cbs.nl Consument en Veiligheid. Vallen 55+. Amsterdam: Consument en Veiligheid, 2010. Croezen S. Social relationships and healthy ageing. Epidemiological evidence for the development of a local intervention programme. Wageningen: Wageningen University, 2010. Deeg DJH. Wat is ervaren gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2009. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheid en ziekte > Functioneren en kwaliteit van leven > Ervaren gezondheid Feenstra D, Zantinge EM. Hoeveel mensen roken? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2009. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Leefstijl > Roken Feenstra D. Neemt het aantal mensen dat rookt toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2009. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Leefstijl > Roken Gelder BM van, Poos MJJC, Zantinge EM. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van roken? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Leefstijl > Roken Gezondheidsraad. Richtlijnen goede voeding 2006 - achtergronddocument. Den Haag: Gezondheidsraad, 2006. Publicatienummer A06/08 Gezondheidsraad. Naar een toereikende inname van vitamine D. Den Haag: Gezondheidsraad, 2008. Publicatienummer 2008/15 GGD Zuid-Holland West. Eenzaamheid, sociale activiteiten en mantelzorg geven. Zoetermeer: GGD Zuid-Holland West, 2009 Harbers MM. Voeding samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2009. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Leefstijl > Voeding Jong-Gierveld J de, Kamphuis F. Eenzaamheidsschaal. In: König-Zahn C, Furer JW, Tax B. Het meten van de gezondheidstoestand: beschrijving en evaluatie van vragenlijsten. 2. Lichamelijke gezondheid, Sociale gezondheid. Assen: Van Gorcum, 1994 Jongeneel WP. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van een slechte binnenmilieukwaliteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven:
69
RIVM, 2010. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Omgeving > Milieu > Binnenmilieu Kranen HJ van, Harbers MM. Wat is de relatie tussen voeding en gezondheid? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2009. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Leefstijl > Voeding Lalonde M. A new perspective on the health of Canadians: a working document. Ottawa: Government of Canada, 1974 Lanting LC, Stam C, den Hertog PC, Brugmans MJP. Wat zijn heupfracturen en wat zijn de gevolgen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2006. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheid en ziekte > Ziekten en aandoeningen > Bewegingsstelsel en bindweefsel > Heupfractuur Lucht F van der, Foets M. Etniciteit en gezondheid. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Bevolking > Etniciteit Movisie. Registratie ouderenmishandeling 2009. Utrecht: Movisie, 2010. Oudijk D, de Boer A, Woittiez I, Timmermans J, de Klerk M. Mantelzorg uit de doeken. Een actueel beeld van het aantal mantelzorgers. Den Haag: SCP, 2010 Passchier-Vermeer W. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van geluid? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005a. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Omgeving > Milieu > Geluid Passchier-Vermeer W. Hoeveel mensen ondervinden hinder of andere gevolgen van geluid en neemt dit toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005b. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Omgeving > Milieu > Geluid Rutgers Nisso Groep. Seks als je ouder wordt. Utrecht: Rutgers Nisso Groep, 2009 Sadiraj K, Timmermans J, Ras M, de Boer A. De toekomst van de mantelzorg. Den Haag: SCP, 2009. Savelkoul M, Hagedoorn M, Sanderman R. Wat zijn mogelijke gezondheidsgevolgen van sociale steun? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2008. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Omgeving > Leefomgeving > Sociale steun Savelkoul M, van Sonderen FLP. Wat is sociale steun? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2007. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Omgeving > Leefomgeving > Sociale steun Schoemaker C. Wat is psychische gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheid en ziekte > Functioneren en kwaliteit van leven > Psychisch functioneren > Psychische gezondheid volwassenen Spijker J, Schoemaker C. Wat is depressie en wat zijn de gevolgen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheid en ziekte > Ziekten en aandoeningen > Psychische stoornissen > Depressie Stichting Voedingscentrum Nederland. Vitamine D. 2008. Te verkrijgen via: www.voedingscentrum.nl / eten en gezondheid / voedingsstoffen / vitamines en mineralen / vitamine D Stichting Voedingscentrum Nederland. Gezond eten. 2009. Te verkrijgen via: www.voedingscentrum.nl > Eten en gezondheid > Gezond eten Stichting Voedingscentrum Nederland. Hoeveel per dag? Geraadpleegt in februari 2011a. Te verkrijgen via: www.voedingscentrum.nl > Eten en gezondheid > Gezond eten > Hoeveel per dag? Stichting Voedingscentrum Nederland. Vlees(waren), vis, ei en vleesvervangers. Geraadpleegt in februari 2011b. Te verkrijgen via: www.voedingscentrum.nl > Eten en gezondheid > Gezond eten > Vak 3. Zuivel/vlees/vis > Vlees(waren), vis, ei en vleesvervangers
70
Stivoro – voor een rookvrije toekomst. Kerncijfers roken in Nederland 2009. Een overzicht van recente Nederlandse basisgegevens over roken. Den Haag: Stivoro – voor een rookvrije toekomst, 2010 Timmerman-Kok C, Dijkstra A, Beuling M. Sociaaleconomische gezondheidsverschillen in de regio Gelre-IJssel. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2010 Timmerman-Kok C en Oude Groeniger I. Volwassenen in de regio Gelre-IJssel. Resultaten van het volwassenenonderzoek. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2009 Timmerman-Kok C, de Weert-Donders L. Eenzaamheid bij ouderen in de regio Gelre-IJssel. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2007 Verweij A. Wat is sociaaleconomische status? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Thema's > Gezondheidsachterstanden > Sociaaleconomische status Verweij A, Sanderse C. Wat is de samenhang met gezondheid en zorg? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Bevolking > Huishoudens Visscher TLS, van Son G, van Bakel AM, Zantinge EM. Wat zijn de mogelijke oorzaken van overgewicht en ondergewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010a. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Persoonsgebonden > Lichaamsgewicht Visscher TLS, van Son G, van Bakel AM, Zantinge EM. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van overgewicht en ondergewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010b. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Persoonsgebonden > Lichaamsgewicht Wendel-Vos GCW. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van lichamelijke activiteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Leefstijl > Lichamelijke activiteit Wendel-Vos GCW, Gool CH van. Wat is lichamelijke activiteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2008. Te verkrijgen via: www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Leefstijl > Lichamelijke activiteit Wijburg W, Blokker N, van Dijken S. Sociaal welbevinden. Almere: GGD Flevoland, 2008 World Health Organization. Constitution of the World Health Organization. Geneva: World Health Organization, 1948 Zantinge EM, van der Wilk EA, van Wieren S, Schoemaker CG. Gezond ouder worden in Nederland. Bilthoven: RIVM, 2011.
71
72
Bijlage 1. Tabellenboek
73
74
Bijlage 2. Onderwerpen getoetst op verschillen Bij de hieronder genoemde onderwerpen is getoetst op verschillen tussen: – mannen en vrouwen binnen de regio Achterhoek – 65-74 jarigen en 75-plussers binnen de regio Achterhoek – laag opgeleiden en middelbaar/hoog opgeleiden binnen de regio Achterhoek – de individuele gemeenten en de regio Achterhoek – de regio Achterhoek en de regio Gelre-IJssel. De onderwerpen: – Burgerlijke staat (wel/niet alleenstaand) – Etniciteit – Opleidingsniveau – Moeite met rondkomen – Eén of meer langdurige ziekten of aandoeningen – Belemmerd bij dagelijkse bezigheden door landurige ziekten of aandoeningen – Valongevallen in afgelopen drie maanden – Cursus valpreventie gedaan – Belangstelling voor cursus valpreventie – Gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen – Ervaren gezondheid – Eén of meer lichamelijke beperkingen – Uitvoeren van huishoudelijke activiteiten – Psychische gezondheid – Risico op angststoornissen en depressie – Regie over eigen leven – Lichaamsgewicht – Groente en fruit eten – Vis eten – Vochtinname – Vitamine D suppletie – Alcoholgebruik – Roken – Bewegen – Aandacht voor seksualiteit – Woonsituatie – Problemen met vervoer – Onveilig voelen overdag en ’s avonds/’s nachts – Tevredenheid met sociale contacten – Eenzaamheid – Mantelzorg ontvangen – Mantelzorg geven – Huiselijk geweld
105
106
Bijlage 3. Vragenlijst
107
108
Bijlage 4. Uitnodigingsbrief
131
132
Bijlage 5. Eerste herinneringsbrief
<postadresGGD> <postcodeGGD> <straatnaam> <postcode>
Geachte , Onlangs heeft u een uitnodiging gekregen met de vraag of u via internet wilt meedoen aan een vragenlijstonderzoek. Dit is een onderzoek van GGD Gelre-IJssel onder zelfstandig wonende inwoners van 65 jaar en ouder in de regio. De vragenlijst gaat over gezondheid, welzijn en leefstijl. Omdat u mogelijk niet over internet beschikt of de vragenlijst liever niet digitaal invult, ontvangt u nu een papieren vragenlijst. Deze kunt u terug sturen in bijgevoegde antwoordenvelop (een postzegel is niet nodig). U kunt ook nog steeds meedoen via internet. Gaat u dan naar de website https://digitalevragenlijst.monitorgezondheid.nl; vervolgens kunt u inloggen met de persoonlijke code . Mogelijk heeft u de vragenlijst al ingevuld; u kunt deze brief dan als niet verzonden beschouwen. Uw deelname is belangrijk Met alle antwoorden krijgt de gemeente goed inzicht in de gezondheid van mensen en wat hun behoefte is aan zorg of voorzieningen. De gemeente kan haar plannen voor de toekomst daarop afstemmen. Het onderzoek wordt uitgevoerd bij een willekeurige steekproef onder inwoners van 65 jaar en ouder in de regio. Uw naam en adres hebben wij uit het bevolkingsregister van uw gemeente gekregen. Deelname is vrijwillig. Echter, om betrouwbare uitkomsten te krijgen, is het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen meedoen. Gegevens zijn anoniem Alle gegevens worden vertrouwelijk behandeld. Uw naam en adres worden na ontvangst van de vragenlijst gewist en niet in verband gebracht met de resultaten van het onderzoek. Waar kunt u met vragen terecht? Heeft u nog vragen? Dan kunt u contact opnemen met de GGD via 088-4433020. Ook op de website van de GGD www.ggdgelre-ijssel.nl kunt u onder ‘Senioren’ informatie vinden over het onderzoek en de onderwerpen die in de vragenlijst aan bod komen. Wij hopen op uw medewerking en danken u alvast hartelijk voor de moeite.
133
<wethouder zonder handtekening> Hoogachtend,
,
,
134
Bijlage 6. Tweede herinneringsbrief [logo GGD Gelre-IJssel] <postadresGGD> <postcodeGGD>
<straatnaam> <postcode>
Betreft: Uitnodiging GGD-onderzoek 65-plussers
Geachte , Enkele weken geleden heeft u een brief en vragenlijst ontvangen voor een onderzoek onder zelfstandig wonende 65-plussers. Het onderzoek De vragenlijst gaat onder andere over uw gezondheid, welzijn en leefstijl. Met het invullen en terugsturen van deze vragenlijst helpt u gemeenten en instellingen om de gezondheid en leefsituatie van 65-plussers te verbeteren. Uit onze registratie blijkt dat wij uw reactie nog niet hebben ontvangen. Wij hopen dat u alsnog de vragenlijst wilt invullen. Hoe meer mensen meedoen, des te beter de resultaten bruikbaar zijn om iets aan de gezondheid en leefsituatie van 65-plussers te kunnen doen. U kunt de ingevulde vragenlijst naar ons terugsturen in de antwoordenvelop die met de vragenlijst is meegestuurd; graag vóór 10 december 2010. Een postzegel is niet nodig. Uiteraard mag iemand uit uw omgeving u helpen bij het invullen. Als u geen vragenlijst en/of antwoordenvelop meer heeft, kunt u een nieuwe opvragen bij de GGD (tel. 088-4433020). U kunt de vragenlijst ook digitaal invullen, via de website https://digitalevragenlijst.monitorgezondheid.nl en uw persoonlijke inlogcode . Heeft u de vragenlijst bij het ontvangen van deze brief al ingevuld en teruggestuurd, dan kunt u deze brief als niet verzonden beschouwen. Waar kunt u met vragen terecht? Voor vragen over het invullen van de vragenlijst of over het onderzoek kunt u contact opnemen met de GGD via tel. 088-4433020. Ook op de website van de GGD, www.ggdgelre-ijssel.nl onder ‘Senioren’ kunt u informatie vinden over het onderzoek en de onderwerpen die in de vragenlijst aan bod komen. Wij hopen op uw medewerking en danken u alvast hartelijk voor de moeite. <Mede namens wethouder zonder handtekening….>, Hoogachtend, ,
<Wethouder>,
135
136