Ouderen en Bewegen Verkennend onderzoek naar het aanbod en de coördinatie van beweegactiviteiten onder Stichtingen Welzijnswerk voor Ouderen
Drs. Elles Janssen Drs. Roger Gelissen
Ouderen en Bewegen Verkennend onderzoek naar het aanbod en de coördinatie van beweegactiviteiten onder Stichtingen Welzijnswerk voor Ouderen
ResCon, research & consultancy Haarlem, januari 2007 Projectnummer: 06/18
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Achtergrond en doel van het onderzoek 1.2 Indeling van de rapportage
1 1 2
Hoofdstuk 2 Opzet van het onderzoek 2.1 Vraagstellingen en methode 2.2 Respons 2.3 Profiel van de deelnemende organisaties
3 3 4 5
Hoofdstuk 3 Aanbod van beweegactiviteiten 3.1 Huidig aanbod 3.2 Bereik van specifieke doelgroepen
6 6 8
Hoofdstuk 4 Coördinatie van beweegactiviteiten 4.1 Netwerk 4.2 Rol van de eigen organisatie 4.3 Behoefte aan ondersteuning
11 11 12 13
Hoofdstuk 5 Gevolgen van de Wmo 5.1 Gevolgen voor beweegactiviteiten 5.2 Rol van de SWO’s
15 15 16
Hoofdstuk 6 Adoptie van coördinerende taken 6.1 Theoretisch kader 6.2 Indeling in adoptiecategorieën 6.3 De early market versus de mainstream 6.4 Identificering van de niche
17 17 19 20 22
Hoofdstuk 7 Samenvattende conclusies en aanbevelingen 7.1 Inleiding 7.2 Voornaamste uitkomsten 7.3 Aanbevelingen voor verdere ontwikkeling van de spilfunctie
26 26 26 28
Bijlage 1 Aankondiging vragenlijst
31
Bijlage 2 Vragenlijst SWO’s Ouderen en Bewegen met frequenties
32
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Achtergrond en doel van het onderzoek
In het Meerjaren campagneplan ‘Vooruit Bewegen’ van het NISB worden plannen uiteengezet voor een landelijke beweegcampagne in de periode 2007 tot en met 2010. In het Meerjarenplan wordt doorgegaan op de weg die in de eerste meerjarenperiode (FLASH! 2003-2006) is ingezet, maar er worden ook nieuwe keuzes gemaakt. Op basis van huidige inzichten is in ‘Vooruit Bewegen’ vooralsnog een aanpak ontwikkeld, die in hoofdlijnen de koers uitzet voor de nieuwe campagneperiode. In de afzonderlijke, later in te dienen, werkplannen zal door NISB meer op detailniveau worden ingegaan op de specifieke interventies en de organisatorische randvoorwaarden. Eén van deze specifieke interventies is gericht op ouderen. Ouderen vormen een belangrijke doelgroep (met name ouderen met lage SES), omdat deze relatief vaak semi- en inactief zijn, er daarom bij hen de meeste beweegwinst valt te halen en de gezondheidsrisico’s en –kosten daar het hoogst zijn. Professionals, opinieleiders en lokale netwerken krijgen een belangrijke taak in de komende campagneperiode, zo wordt in het Meerjaren campagneplan duidelijk gemaakt. Het zijn deze partijen die ‘kennis hebben van de markt, toegang tot die markt en eigen inzichten en expertise hebben om die markt te bewerken’. Om de betrokkenheid van relevante intermediaire partijen binnen lokale en regionale netwerken bij het realiseren van de ‘Vooruit Bewegen’ doelstellingen zoveel mogelijk te optimaliseren, is het van belang een (beter) beeld te krijgen van de voorwaarden waaronder deze partijen (en netwerken), mede gelet op hun eigen agenda en doelstellingen, daartoe bereid zijn. Commitment van relevante marktpartijen, die bewegingsstimulering niet per se tot hun core-business rekenen, kan alleen verkregen worden als er in het ‘gebodene’ genoeg voor henzelf zit. ResCon is gevraagd ter voorbereiding op nadere precisering van de te volgen aanpak / bredere diffusie van activiteiten gericht op de doelgroep ouderen, een marktverkenning uit te voeren onder relevante intermediaire partijen die mede uitvoering geven aan activiteiten op dit terrein. Deze marktverkenning is uitgevoerd bij alle SWO’s (Stichtingen Welzijn Ouderen). De keuze om SWO’s als primaire doelgroep in het onderzoek te betrekken komt voort uit de veronderstelling dat SWO’s op lokaal en regionaal niveau als spilorganisaties in deze setting beschouwd kunnen worden. In het onderzoek is niet alleen in kaart gebracht welke mogelijkheden deze organisaties zelf zien om (vanuit hun eigen doelstellingen) bij te dragen aan de campagnedoelstellingen, maar ook welke verwachtingen zij van anderen op dit terrein hebben.
1 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
De marktverkenning is opgezet vanuit theoretische uitgangspunten die gebaseerd zijn op de theorie van ‘diffusie van innovaties’ Rogers (1999)1 en Moore (2002)2. Op deze manier is het mogelijk organisaties, die in dit onderzoek betrokken zijn, in te delen naar de bereidheid om ‘vernieuwingen’ op het terrein van bewegingsstimulering te adopteren. Verder is het aan de hand van op deze theorie uitgevoerde analyses op de verzamelde data mogelijk om dat segment in de ‘SWO-markt’ (ook wel de ‘niche’ genoemd) te vinden dat een sleutelrol kan spelen bij brede implementatie en coördinatie van beweegactiviteiten gericht op ouderen. In deze rapportage wordt verslag gedaan van de bevindingen uit het onderzoek dat is uitgevoerd onder 128 SWO instellingen.
1.2
Indeling van de rapportage
In hoofdstuk 2 worden de onderzoeksvraagstellingen en de methode beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op het aanbod van beweegactiviteiten voor ouderen door de deelnemende SWO’s (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de coördinatie van aanbod van beweegactiviteiten voor ouderen door SWO’s. In hoofdstuk 5 worden de gevolgen van de invoering van de Wmo voor het aanbod en coördinatie van beweegactiviteiten voor ouderen door SWO’s besproken. In hoofdstuk 6 wordt uiteengezet hoe SWO’s zijn geselecteerd die een sleutelrol kunnen vervullen bij de verdere diffusie van coördinatietaken op het gebied van bewegingsstimulering op lokaal en regionaal niveau. Het zijn juist dit soort taken die, gelet op de campagnedoelstellingen in het kader van ‘Vooruit Bewegen’ bredere implementatie behoeven. De voornaamste uitkomsten van het onderzoek worden in hoofdstuk 7 samengevat, resulterend in een eindconclusie en aanbevelingen voor verdere stimulering van coördinerende werkzaamheden m.b.t. beweegactiviteiten voor ouderen.
1 2
Rogers, E.M. (1999). Difiussion of innovations. Fith edition. New York: The Free Press. Moore, G. (2002). Crossing the chasm. New York: Harper Collins.
2 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Hoofdstuk 2 Opzet van onderzoek 2.1
Vraagstellingen en methode
Voor het onderzoek zijn de volgende vraagstellingen geformuleerd: - Wat is het huidige beweegaanbod van SWO’s (aantal soorten beweegactiviteiten, bereik, inzet van gekwalificeerde docenten)? - Met welke landelijke projecten en initiatieven op het gebied van beweegactiviteiten voor ouderen zijn SWO’s bekend? - In hoeverre is er bereidheid bij betrokkenen om diversiteit aan te brengen in het aanbod op dit terrein? - In hoeverre is er bereidheid en zijn er mogelijkheden om speciale aandacht te schenken aan moeilijk bereikbare groepen (lage SES en ‘inactieven’)? - Met welke organisaties wordt samengewerkt in het kader van beweegactiviteiten voor ouderen? - In hoeverre is er sprake van een netwerk van samenwerkende organisaties als het gaat om beweegactiviteiten voor ouderen? - Wat is de rol van de SWO’s binnen dit netwerk? - Vervullen SWO’s een coördinerende rol en zien zij dit als hun taak? - Aan welke soort ondersteuning hebben SWO’s behoefte bij het vervullen van een coördinerende rol? - Wat is de invloed van de Wmo voor SWO’s op het gebied van beweegactiviteiten voor ouderen? - In welke mate is men in het algemeen geneigd tot het doorvoeren van veranderingen/vernieuwingen? - Wat zijn opvattingen over de eigen rol hierin en verwachtingen van anderen? - Welke specifieke organisaties binnen de doelgroep SWO’s kunnen als ‘niche’ aangemerkt worden (dat segment van organisaties binnen de ‘SWO-markt’ dat een sleutelrol kan vervullen bij verdere diffusie van (coördinatie) activiteiten op het gebied van bewegingsstimulering). - Welke aanbevelingen kunnen op basis van het onderzoek worden gedaan voor te ondernemen (vervolg)activiteiten gericht op de (coördinatie van) bewegingsstimulering voor ouderen. Via e-mail zijn SWO’s benaderd om mee te doen aan een digitale enquête. Voorafgaand is door de MOgroep aan alle leden een aankondigingmail gestuurd met daarin de vraag om medewerking te verlenen aan het onderzoek. De oproep om deel te nemen aan de enquête is uitgegaan naar mensen in de organisatie die budgettair of programmatisch verantwoordelijk zijn voor beweegactiviteiten voor ouderen, omdat zij degenen zijn die antwoorden kunnen geven op vragen die in het onderzoek zijn gesteld. De concepttekst voor deze oproep, voorzien van een uitleg van het doel van het onderzoek is door ResCon verzorgd (zie bijlage 1).
3 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
In de mail is een ‘link’ meegestuurd, waarin zich de digitale vragenlijst bevindt. Het invullen van de lijst duurde gemiddeld 10 à 15 minuten. Voorafgaand aan de constructie van de vragenlijst die voor de digitale marktverkenning is ontwikkeld (zie bijlage 2), zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van vijf SWO’s. De bedoeling van deze gesprekken was om zoveel mogelijk relevante informatie te verzamelen die uiteindelijk heeft geleid tot voor een voor de doelgroep (SWO’s) ‘herkenbare operationalisering’ van de vraagstellingen. Getracht is om in de kwalitatieve voorronde zowel relatief ‘inactieve’ als relatief ‘actieve’ SWO’s op het gebied van bewegingsstimulering te betrekken. De via de digitale enquête verzamelde data zijn geanalyseerd en gerapporteerd aan de hand van de hierboven beschreven vraagstellingen.
2.2
Respons
Als adressenbron voor het onderzoek is de Gids Maatschappelijk Welzijn 2005/2006 gebruikt. Alle organisaties die zijn vermeld onder het hoofdstuk welzijnswerk voor ouderen (met uitzondering van de dependances) zijn per mail aangeschreven. Van SWO’s zonder mailadresvermelding zijn de mailadressen, indien mogelijk, via internet bijgezocht. Per mail zijn 363 SWO’s aangeschreven waarvan er uiteindelijk 128 de vragenlijst hebben ingevuld (35% respons). C.a. één derde van de respondenten heeft niet alle vragen beantwoord. Een vaak genoemde reden voor non-respons is gebrek aan tijd. In tabel 2.1 wordt getoond hoe de deelnemende SWO’s zijn verspreid over de 12 provincies.
Tabel 2.1
Deelnemende organisaties per provincie N
Zuid Holland Gelderland Noord Holland Noord Brabant Utrecht Overijssel Limburg Groningen Friesland Drenthe Flevoland Zeeland
29 22 16 15 13 9 8 7 5 3 1 0
Totaal
128
4 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
2.3
Profiel van de deelnemende organisaties
Een derde van de ondervraagde SWO’s richt zich uitsluitend op ouderenwerk. Ruim een kwart (27%) richt zich daarnaast ook op andere doelgroepen, maar in beperkte mate. De grootste groep, ruim 40%, richt zich op welzijnswerk in brede zin, voor alle kwetsbare groepen burgers. Om een beeld te kunnen schetsen van de omvang van de SWO’s is gevraagd hoeveel mensen werkzaam zijn binnen de organisatie. Gemiddeld zijn er zo’n 20 mensen werkzaam (minimaal 0, maximaal 99; SD: 26.5), uitgedrukt in het aantal fte’s betaald werk. Het gaat hierbij niet om ingehuurde krachten die nodig zijn voor het faciliteren van activiteiten zoals docenten, maar om kern- en staftaken zoals organisatie en administratie. Per organisatie zijn daarnaast gemiddeld 195 (minimaal 0, maximaal 999; SD: 180) vrijwilligers werkzaam voor de organisatie. Tevens is gevraagd naar het aantal locaties (dienstencentra/accommodaties) in eigen beheer. Gemiddeld hebben de ondervraagde SWO’s vier locaties in eigen beheer (minimaal 0, maximaal 45; SD: 6.1).
5 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Hoofdstuk 3 Aanbod van beweegactiviteiten In dit hoofdstuk wordt het aanbod van beweegactiviteiten besproken. Eerst wordt ingegaan op het huidige aanbod in gemeenten en de bekendheid van SWO’s met landelijke projecten op het gebied van bewegingsstimulering voor ouderen. In de tweede paragraaf wordt ingegaan op het bereik van specifieke doelgroepen.
3.1
Huidig aanbod
Bijna de helft van de ondervraagde SWO’s is van mening dat de eigen gemeente redelijk veel (42%) tot veel (4%) aandacht geeft aan bewegen voor ouderen in haar huidige beleidsnota (2006). Bijna een kwart noemt de aandacht van de gemeente voor dit onderwerp weinig, 9% veel te weinig en 5% geeft aan dat de gemeente in haar huidige beleidsnota geen aandacht geeft aan bewegen voor ouderen. Gemiddeld is in 2006 69% (minimaal 0%; maximaal 100%) van de totale kosten van de organisatie door de gemeente gedekt. Aan de SWO’s is gevraagd hoe men het huidige aanbod van beweegactiviteiten voor ouderen in de eigen gemeente beoordeelt. Bijna drie kwart van de SWO’s is van mening dat het huidige aanbod voldoende (61%) tot ruim voldoende is (13%). Verder beoordeelt 17% het aanbod als onvoldoende tot veel te weinig. Tot slot geeft 9% aan te weinig zicht te hebben op het aanbod als geheel. Ongeveer de helft van de ouderen tussen 55 en 75 jaar voldoet niet aan de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen: minimaal op 5 dagen per week een half uur per dag matig intensief bewegen3. Aan de SWO’s is gevraagd in hoeverre het volgens hen mogelijk is om deze ouderen er toe aan te zetten meer te gaan bewegen. Ruim een derde (37%) van de ondervraagde geeft aan heel goed mogelijk (1%) tot redelijk goed (36%) mogelijk; ruim de helft antwoordt beperkt mogelijk en 13% lastig (9%) tot heel lastig (4%). Vervolgens is gevraagd met welke landelijke projecten SWO’s bekend zijn (zie tabel 3.1).
3
Onderzoek van TNO, in Rapportage Sport 2006, SCP.
6 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Tabel 3.1
Bekendheid met landelijke projecten Mee bekend als onderdeel van het aanbod %
Bekend met activiteiten
Bekend van naam
Nooit van gehoord
%
%
%
Meer Bewegen voor Ouderen (MBvO)
85
10
3
2
Valpreventie Senioren
51
33
14
2
GALM/SCALA
39
34
16
11
Cursussen gericht op het veranderen van de leefstijl
13
51
31
5
Valpreventie Allochtonen Ouderen
8
16
32
43
Taskforce 50 +
4
11
44
40
Nationaal Actieplan Sport en Bewegen
1
13
53
33
Communities in Beweging (CIB)
1
6
19
74
N=99
Bijna alle SWO’s (95%) zijn bekend met het landelijke project Meer Bewegen voor Ouderen. Het merendeel van de SWO’s (85%) heeft dit project opgenomen in het beweegaanbod. Tevens het merendeel (84%) is bekend met het project Valpreventie Senioren. Dit project is door ongeveer de helft van de ondervraagde SWO’s opgenomen in het huidige aanbod. Ondanks een redelijk grote bekendheid van cursussen gericht op het veranderen van de leefstijl (31% van naam, 51% bekend met de activiteiten) heeft slechts 13% van de ondervraagden deze cursussen opgenomen in het aanbod van de organisatie. Minder bekend is het project Communities in Beweging (CIB). Bijna 74% heeft nog nooit van dit project gehoord.
7 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
3.2
Bereik van specifieke doelgroepen
Aan de SWO’s is gevraagd of zij het als taak beschouwen om extra inspanningen te verrichten om specifieke doelgroepen te bereiken. Tabel 3.2 geeft een overzicht van de gegeven antwoorden.
Tabel 3.2
Beschouwen de SWO’s het als een taak om extra inspanningen te verrichten om specifieke doelgroepen te bereiken?
Ouderen met weinig sociale contacten Ouderen die te weinig bewegen Ouderen met weinig geld Ouderen met weinig opleiding Chronisch zieken (55+) Allochtone vrouwen (55+) Allochtone mannen (55+) Ouderen in woonzorgcentra
Zeker %
Enigszins %
Nauwelijks %
Niet %
76 75 63 55 43 40 39 21
22 21 31 26 44 37 38 25
1 3 4 17 12 19 19 34
1 1 2 2 1 4 4 20
N=95
Tabel 3.2 laat zien dat SWO’s met name een taak voor henzelf zien weggelegd als het gaat om extra inspanningen te verrichten om ouderen die te weinig bewegen, ouderen met weinig sociale contacten in mindere mate ouderen met weinig geld en ouderen met weinig opleiding te bereiken. Men ziet het minder als taak om extra inspanningen te verrichten om allochtone mannen en vrouwen van 55+, ouderen in woonzorgcentra en chronisch zieken te bereiken. In tabel 3.2 is weergegeven in hoeverre SWO’s momenteel al extra inspanningen verrichten om deze specifieke doelgroepen te bereiken.
8 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Tabel 3.3
In hoeverre leveren de SWO’s extra inspanningen om specifieke doelgroepen te bereiken
Ouderen die te weinig bewegen Allochtone vrouwen (55+) Allochtone mannen (55+) Chronische zieken (55+) Ouderen in woonzorgcentra Ouderen met weinig geld Ouderen met weinig opleiding Ouderen met weinig sociale contacten
Erg veel %
Redelijk veel %
Nauwelijks %
Geen %
14 5 3 3 2 11 6 18
5 19 11 22 15 39 30 45
25 25 27 38 33 36 33 24
10 51 59 37 51 15 32 13
N=95
Ongeveer tweederde van de ondervraagde SWO’s geeft aan momenteel erg veel tot redelijk veel extra inspanningen te verrichten om ouderen die te weinig bewegen en ouderen met weinig sociale contacten te bereiken. Om ouderen met weinig geld te bereiken wordt door de helft van de ondervraagden extra inspanningen verricht. Minder actief is men om ouderen met weinig opleiding, chronisch zieken, ouderen in woonzorgcentra en allochtone mannen en vrouwen van 55+ te bereiken. In tabel 3.4 wordt de mate waarin SWO’s het als taak beschouwen om extra inspanningen te verrichten om specifieke doelgroepen te bereiken afgezet tegen de extra inspanningen die momenteel verricht worden om specifieke doelgroepen te bereiken.
9 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Tabel 3.4
Discrepantie tussen de mate waarin men het als taak beschouwd en de mate waarin men momenteel extra inspanningen verricht om specifieke doelgroepen te bereiken
Ouderen met weinig sociale contacten Ouderen die te weinig bewegen Ouderen met weinig geld Ouderen met weinig opleiding Chronische zieken (55+) Allochtone vrouwen (55+) Allochtone mannen (55+) Ouderen in woonzorgcentra
Beschouwt het zeker als taak %
Verricht erg / redelijk veel inspanning %
Discrepantie
76 75 63 55 43 40 39 21
63 19 50 36 25 24 14 17
13 56 13 19 18 16 25 4
%
N=95
Wat op valt in tabel 3.4 is dat de percentages SWO’s die vinden dat het doen van extra inspanningen om specifieke doelgroepen te bereiken zeker tot de taken van SWO’s behoort hoger liggen dan de percentages SWO’s die daadwerkelijk (erg/redelijk) veel doen.
10 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Hoofdstuk 4 Coördinatie van beweegactiviteiten De beweegcampagne van het NISB werkt ondersteunend aan organisaties die actief zijn in settings waar ouderen wonen of samenkomen en zich tevens zien als “probleemeigenaar” van een te intensiveren en innoveren sport- en beweegbeleid voor ouderen. SWO’s worden op lokaal en regionaal niveau als spilorganisaties in deze setting beschouwd. Vandaar dat juist op dit vlak interessant en van belang is wat huidige activiteiten op het gebied van coördinatie van beweegactiviteiten zijn en plannen/ mogelijkheden tot uitbreiding.
4.1
Netwerk
In onderstaande tabel is weergegeven met welke organisaties SWO’s samenwerken in het kader van beweegactiviteiten voor ouderen.
Tabel 4.1
Organisaties waarmee wordt samengewerkt in het kader van beweegactiviteiten voor ouderen
Organisaties waarmee wordt samengewerkt
%
Gemeente Ouderenbonden Lokale sportcentra Buurthuizen GGD Woonzorginstellingen Gezondheidscentra /huisartsen /fysiotherapeuten Provinciale sportraad Thuiszorginstellingen Lokale sportraad Patiëntenverenigingen Moskeeën Kerken
92 63 54 45 40 37 36 34 32 26 17 7 4
N=95
Vrijwel alle SWO’s werken samen met de gemeente. Meer dan de helft werkt daarnaast samen met ouderenbonden en lokale sportcentra. Meer dan een derde werkt tevens samen met buurthuizen GGD-en, woonzorginstellingen, gezondheidscentra en de provinciale sportraad. Slechts enkele SWO’s werken samen met kerken en moskeeën. Samenwerking is echter een ruim begrip. Daarom is aan betrokkenen ook de vraag voorgelegd wat de omvang en de intensiteit is van de samenwerking tussen de organisaties als het gaat om beweegactiviteiten voor ouderen. De antwoorden op deze vraag zijn weergegeven in tabel 4.2
11 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Tabel 4.2
Netwerk
Soort netwerk
%
Sterk samenhangend en omvangrijk netwerk Sterk samenhangend maar beperkt netwerk Matig samenhangend maar omvangrijk netwerk Matig samenhangend en beperkt netwerk Nauwelijks sprake van een netwerk
14 10 23 26 27
N=95
Tabel 4.2 laat zien dat de omvang van het netwerk en de samenhang binnen het netwerk sterk varieert. Zo geeft bijna een kwart van de SWO’s aan dat er sprake is van een sterk samenhangend netwerk waarvan 58% omvangrijk en 42% van beperkte omvang is. Bijna de helft van de respondenten spreek van een matig samenhangend netwerk waarvan ongeveer de helft omvangrijk en de andere helft van beperkte omvang is. Ruim een kwart van de SWO’s geeft aan dat er nauwelijks sprake is van een netwerk
4.2
Rol van de eigen organisatie
Aan de SWO’s waarbij sprake is van een netwerk (73%) is gevraagd hoe zij hun eigen rol binnen dit netwerk het beste kunnen typeren, wat betreft beweegactiviteiten voor ouderen. In tabel 4.3 zijn de antwoorden weergegeven.
Tabel 4.3
Rol van de eigen organisatie
Rol
%
Uitvoerder Regievoerder / coördinator Bemiddelaar Lobbyist / belangenbehartiger Facilitator Motivator Waarnemer Plannenmaker Geen van deze
50 33 17 16 14 13 12 11 7
N=94
Uit bovenstaande tabel is op te maken dat de SWO’s zich in eerste instantie de rol van uitvoerder (50%) toebedelen en in tweede instantie de rol van coördinator
12 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
(33%). Onder de coördinerende rol wordt verstaan: lokaal verantwoordelijkheid nemen om te zorgen voor een passend beweegaanbod voor ouderen in samenwerking met een netwerk van relevante lokale organisaties Hoewel coördinerende taken op dit moment feitelijk door één derde van de ondervraagden wordt uitgevoerd geeft bijna tweederde van de SWO’s aan dat het een doelstelling van de SWO is om een dergelijke coördinerende rol te vervullen.
4.3
Behoefte aan ondersteuning
Gevraagd naar de behoefte aan ondersteuning bij het vervullen van een coördinerende rol, geeft ruim de helft aan daar enigszins (46%) tot grote behoefte (7%) aan te hebben. De andere helft (47%) van de respondenten geeft aan geen behoefte te hebben aan ondersteuning. In tabel 4.4 zijn de antwoorden gerubriceerd van degenen die aan hebben geven welke soort ondersteuning zij zouden wensen.
Tabel 4.4
Soort ondersteuning
Gewenste ondersteuning bij het vervullen van de coördinerende rol − − − − − − − − − − − − − − − −
Informatie over nieuwe mogelijkheden/ methodieken/ ontwikkelingen op het gebied van bewegen voor ouderen en kwetsbare groepen / voorbeelden / in de vorm van foldermateriaal of advies/tips. Gekwalificeerde docenten/scholing docenten. Financiële ondersteuning/ subsidie mogelijkheden. Hulp/info bij benadering moeilijk bereikbare ouderen. Samenwerken met collega instellingen/ sportorganisaties/ sportverenigingen. Meer eenheid/ samenhang in het beweegaanbod van SWO’s. Op de hoogte houden van ontwikkelingen op inhoudelijk en beleidsmatig niveau/ landelijke ontwikkelingen/ informatie toesturen. Onderzoek naar belangstelling onder ouderen/ mogelijkheden Provinciaal / landelijk orgaan. Ondersteuning van gemeente. Helpdesk bij vragen één centraal punt waar men terecht kan met vragen. Goed toegankelijke website met downloadbare informatie. Meer landelijke campagnes houden zodat er lokaal op ingespeeld kan worden. Ondersteuning bij het regelen van sportzaal/ ruimtes. Opzetten van een netwerk, sportservice. Betere randvoorwaarden bieden.
Keren genoemd 10 8 7 4 4 3 3 2 2 2 2 1 1 1 1 1
Het soort ondersteuning dat gevraagd wordt zit met name in de randvoorwaardelijke sfeer en heeft een divers karakter. ‘Meer geld’ wordt weliswaar meerdere malen genoemd, maar behoefte aan niet financiële, logistieke ondersteuning heeft de overhand. Met name wordt aangegeven dat
13 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
men behoefte heeft aan meer (en meer toegankelijke) informatie over de wijze waarop inhoud en vorm wordt gegeven aan activiteiten op het gebied van bewegingsstimulering.
14 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Hoofdstuk 5 Gevolgen van de Wmo Het overheidsbeleid zoals verwoord in de nota’s ‘Ouderenbeleid in het perspectief van de vergrijzing’ en de nota ‘Tijd voor sport’, beiden uit 2005, legt een verband tussen voldoende beweging op grond van de Nederlandse Norm voor bewegen, een verminderde kans op diverse chronische aandoeningen en een toename van functionaliteit en zelfstandig functioneren bij ouderen. Het overheidsbeleid is derhalve gericht op het terugdringen van inactiviteit en het bevorderen van een gezonde leefstijl. Om projecten te financieren is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in de nabije toekomst het belangrijkste financieringskanaal voor lokaal beleid, omdat zorg en welzijn, waaruit sport en bewegen gefinancierd worden, in deze wet opgenomen zijn. Op 1 januari 2007 is deze wet in werking getreden. In de kwalitatieve voorverkenning is door de ondervraagden aangegeven dat de Wmo een belangrijk kader zal vormen voor de wijze waarop uitvoering gegeven zal worden aan toekomstige activiteiten. Tevens is door betrokkenen ingeschat dat de gevolgen van de Wmo voor veel SWO-organisaties onduidelijk zijn. Redenen waarom in de vragenlijst, afgenomen in november / december 2006, die in dit onderzoek is gebruikt aandacht aan dit onderwerp te besteden. Uit het onderzoek komt naar voren dat de meeste SWO’s van mening zijn voldoende betrokken te worden bij de gemeentelijke plannen voor maatschappelijke ondersteuning in het kader van de Wmo. Bijna een kwart vindt dat zij daar onvoldoende bij betrokken worden en 14% weet het niet.
5.1
Gevolgen voor beweegactiviteiten
Gevraagd is hoe men denkt dat de invoering van de Wmo op langere termijn zal uitpakken voor het aanbod van beweegactiviteiten voor ouderen door de SWO’s. Hierop antwoordt een kwart positief, tevens een kwart denkt dat het geen verschil zal maken en 10% denkt hierover negatief. De overige groep (37%) geeft aan het moeilijk in te kunnen schatten wat de gevolgen van de Wmo op dit vlak zijn. Tevens is gevraagd of men in het kader van de Wmo een grotere noodzaak ziet om richting de gemeente het belang van welzijnswerk gezamenlijk met andere organisaties (die zich bezig houden met beweegactiviteiten) uit te dragen. Ruim de helft ziet deze noodzaak zeker en bijna een derde (31%) waarschijnlijk. De overigen (14%) zien evenveel noodzaak (13%) of juist minder noodzaak (1%). Twee respondenten geven aan het niet te weten.
15 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
5.2
Rol van de SWO’s
In tabel 5.2 staat een aantal mogelijke rollen voor SWO’s, wat betreft de samenwerking in een lokaal netwerk met betrekking tot beweegactiviteiten voor ouderen. Aan de respondenten is gevraagd aan te geven weke rollen zij verwachten uit te voeren na invoering van de Wmo. Ter vergelijking zijn de percentages opgenomen m.b.t. de rol die zij op dit moment uitvoeren.
Tabel 5.1
Huidige versus toekomstige rollen
Rollen
Nu %
Regievoerder / coördinator Uitvoerder Lobbyist / belangenbehartiger Motivator Facilitator Bemiddelaar Plannenmaker Waarnemer
33 50 16 13 14 17 11 12
N=94
Na invoering van de Wmo % 58*** 48 24 21* 16 11 10 5
N=89
***significant verschil p<0.001. *significant verschil p<0.05.
Uit tabel 5.2 (derde kolom) is af te lezen dat ongeveer de helft van de SWO’s een mogelijkheid ziet in de rol van regievoerder/ coördinator en uitvoerder. Daarnaast ziet ongeveer een kwart de mogelijkheid in de rol van lobbyist/ belangenbehartiger en motivator. Opvallend zijn de verwachte verschuivingen in de rollen die men denkt te gaan uitvoeren na invoering van de Wmo (in vergelijking met de huidige rollen). Zo wordt er een significante verschuiving t.a.v. de rol van regievoerder/coördinator waargenomen (p<0.001). Ook de functie van lobbyist/ belangenbehartiger en motivator zal naar verwachting uitgebreid worden. Op uitvoeringsniveau worden nagenoeg geen veranderingen verwacht. Bij afname van de gemeentelijke bijdrage voor activiteiten ziet meer dan de helft van de SWO’s mogelijkheid om de activiteiten te financieren door afspraken te maken met zorgverzekeraars en / of deelnemers een hogere eigen bijdrage te vragen. Verder wordt door een derde meer marktgericht werken en meer fondsen werven genoemd. Iets minder dan 20% ziet ook een mogelijkheid in interne verschuivingen van budgetten.
16 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Hoofdstuk 6 Adoptie van coördinerende taken 6.1
Theoretisch kader
Het theoretische vertrekpunt van dit hoofdstuk wordt gevormd door het werk van E.M. Rogers en zijn model ter beschrijving van de diffusie van innovaties4. G.A. Moore heeft als aanvulling op deze theorie de problematiek rond de ‘kloofoversteek’ beschreven. Moore stelt dat de vijf adoptiecategorieën bij de diffusie van innovaties zoals onderscheiden door Rogers uiteenvallen in twee hoofdgroepen: de early market en de mainstream market. De early market laat zich bij de adoptie van een innovatie overwegend leiden door visionaire overwegingen: mensen in dit marktsegment zijn gauw in voor vernieuwingen, alleen al vanwege de ''nieuwigheid'' ervan, en zij zijn snel geneigd kansen te zien voor een innovatie. Mensen in de mainstream daarentegen, laten zich sterker leiden door pragmatische overwegingen: zij zijn pas bereid de innovatie te adopteren als zij er in zekere mate van overtuigd zijn dat de vernieuwing concrete voordelen oplevert die groter zijn dan de nadelen. Hierdoor kan een 'kloof' ontstaan in het adoptieproces van een innovatie: de innovatie wordt wel geaccepteerd door een relatief klein marktsegment (de early market), maar niet door de massa. De vernieuwing blijft als het ware 'in de kloof steken'5. Een van de beslissingsmechanismen van mensen om een innovatie al dan niet te adopteren is door te bezien of andere ''vergelijkbaren'' - dat wil zeggen: mensen met een vergelijkbare adoptiesnelheid - de innovatie accepteren. Wanneer een deel van de mainstream de vernieuwing adopteert, is dat voor anderen in de mainstream een teken dat de innovatie voldoende pragmatische voordelen oplevert. Om mensen in de mainstream zover te krijgen dat zij de innovatie adopteren, is het daarom zaak om een deel van mainstream ervan te overtuigen dat de vernieuwing voordelen biedt. Dit deel van de mainstream wordt hier de niche genoemd. Mensen die tot de niche behoren, maken dezelfde soort (overwegend pragmatische) overwegingen als de rest van de mainstream in hun beslissing om een innovatie wel of niet te adopteren. Het enige waarin zij wezenlijk verschillen van anderen in de mainstream is dat zij wel al in zekere mate te enthousiasmeren zijn voor de vernieuwing. Door met vertegenwoordigers van de niche te praten, kan vastgesteld worden wat er momenteel nog mankeert aan de innovatie, welke (pragmatische) barrières er in hun ogen bestaan voor de adoptie van de innovatie. Als men er vervolgens in slaagt deze barrières weg te nemen, worden de voorwaarden gecreëerd voor adoptie van de innovatie door eerst de
4 5
Rogers, E.M., Diffusion of innovations. Fifth edition, The Free Press, New York, 2003. Moore, G.A., Crossing the chasm, Capstone Publishing Limited, Oxford. 1999.
17 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
niche, en daarna de rest van de mainstream: achtereenvolgens de early majority, de late majority en de laggards. Op deze wijze kan de niche strategisch worden ingezet om als voorbeeld te dienen voor anderen in de mainstream. Daarmee vervult de niche een katalyserende functie voor de rest van de mainstream market: als er één schaap over de dam is, volgen er meer. Ter versnelling van het adoptieproces kunnen vertegenwoordigers van de niche ook in contact worden gebracht met representanten van de mainstream en zo zelfs worden ingezet als pleitbezorgers van de vernieuwing: de mainstream is immers ontvankelijker voor het type argumenten van de niche dan de meer visionaire argumenten van de early market. Binnen het theoretisch model van Rogers/Moore is de veronderstelde plaats van de niche in figuur 6.1 weergegeven.
Figuur 6.1
Adoptiecategorieën niche
2.5%
13.5%
34%
34%
16%
In dit onderzoek is het dus zaak om dat segment in de mainstream te vinden dat wel in zeker mate te enthousiasmeren is voor de innovatie (in dit geval het oppakken van een coördinerende rol bij het aanbieden van beweegactiviteiten voor ouderen. De methode om de niche in de mainstream te vinden, is ontleend aan Egmond, Jonkers & Kok (2005).6 In de volgende paragraaf wordt eerst beschreven hoe aan de SWO’s een score wordt toegekend op basis waarvan ze kunnen worden ondergebracht in een adoptiecategorie (paragraaf 2). Vervolgens worden de twee hoofdcategorieën, de early market en de mainstream market, met elkaar vergeleken op relevante kenmerken (paragraaf 3). In de vierde paragraaf wordt beschreven hoe wordt bepaald welke SWO’s tot de niche gerekend kunnen worden.
6
Egmond, C., Jonkers, R., Kok, G., A strategy and protocol to increase diffusion of energy related innovations into the mainstream of housing associations, Energy Policy, 34 (2006), 4042-4049.
18 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
6.2
Indeling in adoptiecategorieën
Om te kunnen bepalen tot welke categorieën de SWO’s behoren voor wat betreft de snelheid waarmee ze innovaties met betrekking tot coördinerende werkzaamheden m.b.t. beweegactiviteiten voor ouderen adopteren, zijn de volgende twee vragen gesteld (links van de antwoordcategorieën zijn de ‘waarderings scores’ weergegeven die worden gebruikt voor de adoptiecategorie; rechts de antwoordpercentages): Als u uw eigen SWO vergelijkt met andere SWO’s wat betreft coördinerende werkzaamheden met betrekking tot beweegactiviteiten voor ouderen, schat u uw eigen organisatie dan in als … 4 3 2 1 0 0
Veel actiever Een beetje actiever Net zo actief Iets minder actief Veel minder actief Weet niet
10% 19% 39% 10% 11% 12%
Als u uw eigen SWO zou moeten typeren naar de voortvarendheid waarmee nieuwe coördinerende taken worden opgepakt met betrekking tot beweegactiviteiten voor ouderen, is uw SWO dan een: 4 2 0 0 0
Koploper Trendvolger Achterblijver Weet niet Niet van toepassing: geen coördinerende taken
9% 52% 17% 10% 13%
Deze twee vragen vormen samen een schaal die voldoende intern valide is (cronbach’s α= .75). Door individuele scores op de vragen op te tellen ontstaat voor elke SWO’s een somvariabele ‘adoptiegraad coördinatie’ met een minimale score van 0 en een maximale score van 8. Voor vier organisaties geldt dat zij de maximale score van 8 behalen: 1. Stichting Welzijn Ouderen Bergen op Zoom (SWOBoZ) (Noord Brabant) 2. DELTA, Stichting Welzijn Boxtel (Noord Brabant) 3. Stichting Ouderenwerk Delft (Zuid Holland) 4. IJsselkring, unit informatie en consultatie, Doetinchem (Gelderland) In de thermen van Rogers moeten deze organisaties beschouwd worden als innovators voor wat betreft coördinerende werkzaamheden met betrekking tot beweegactiviteiten voor ouderen.
19 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
6.3
De early market versus de mainstream
Op basis van de gevonden verdeling van adoptiescores, kan gesteld worden dat de SWO’s met een score op de adoptieschaal van 5 en hoger behoren tot de early market en de overige SWO’s tot de mainstream market: -
Early market: Mainstream market:
score 5 - 8 Æ 26.6% score 0 - 4 Æ 73.4%
Als deze indeling op grond van de theoretische uitgangspunten in een early en mainstream market empirisch geldig is, dienen we verschillen tussen deze twee groepen aan te treffen in de feitelijke coördinerende activiteiten. Hieronder worden de voornaamste verschillen beschreven. In de eerste plaats valt op dat de SWO’s in de early market vaker aangeven dat er binnen de gemeente sprake is van een omvangrijk netwerk van samenwerkende organisaties als het gaat om beweegactiviteiten voor ouderen dan SWO’s in de mainstream (p<0.01)).
Tabel 6.1 Mate van samenwerking en omvang netwerk Soort netwerk Sterk samenwerkend en omvangrijk netwerk Sterk samenwerkend en beperkt netwerk Matig samenwerkend maar omvangrijk netwerk Matig samenwerkend maar beperkt netwerk Er is nauwelijks sprake van een netwerk
Mainstream %
Early market %
6 10 27 25 32
32 12 20 36 0
N=63
N=25
Zowel de omvang van netwerken als de intensiteit van de samenwerking blijkt bij ‘early market’ organisaties ook feitelijk sterker te zijn. SWO’s in de early market geven vaker aan samen te werken met GGD’en, ouderenbonden, lokale sportraden en buurthuizen dan SWO’s in de mainstream (p<0.05). SWO’s in de early market typeren hun rol binnen dit netwerk dan ook vaker als regievoerder/coördinator (p<0.001). Verder geven ze vaker dan SWO’s in de mainstream aan dat het een doelstelling is om een dergelijke coördinerende rol te vervullen (p<0.05).
20 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Tabel 6.2 Organisaties waarmee wordt samengewerkt in het kader van beweegactiviteiten voor ouderen Organisaties De gemeente De GGD Patiëntenverenigingen De provinciale sportraad De lokale sportraad Kerken Moskeen Ouderenbonden Lokale sportcentra Thuiszorginstellingen Gezondheidscentra/ huisartsen/ fysiotherapeuten Buurthuizen Woonzorginstellingen
Early market %
Mainstream %
96 56 24 48 40 12 16 80 72 44 48 56 48
89 30 14 30 21 2 5 57 48 25 29 33 30
N=25
N=63
SWO’s in de early market zien verder een grotere noodzaak (in vergelijking met ‘mainstream partijen’) om in het kader van de Wmo een coördinerende rol te vervullen dan voorheen op het gebied van beweegactiviteiten voor ouderen (p<0.05). Ook na de invoering van de Wmo verwachten zij vaker de rol van regievoerder/ coördinator te vervullen dan SWO’s in de mainstream (p<0.01). Vergeleken zijn ‘early market’ organisaties ook met ‘mainstream organisaties’ in de mate waarin zij reële mogelijkheden voor bekostiging van beweegactiviteiten voor ogen zien. De vraag naar mogelijkheden is gesteld, gegeven de situatie dat gemeentelijke bijdrage zouden teruglopen. Tabel 6.3 geeft een overzicht.
21 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Tabel 6.3 Reële mogelijkheden voor bekostiging van beweegactiviteiten voor ouderen Mogelijkheden
Early market %
Mainstream %
56 76 32 56 20
32 44 30 56 19
N=25
N=63
Meer marktgericht werken Afspraken maken met zorgverzekeraars Meer fondsen werven Hogere eigen bijdrage van deelnemers vragen Interne verschuiving van budgetten
Indien de gemeentelijke bijdrage voor activiteiten afnemen, zien SWO’s in de early market vaker de opties meer marktgericht werken en afspraken maken met zorgverzekeraars als een reële mogelijkheid om naast de Wmo beweegactiviteiten te blijven bekostigen dan SWO’s in de mainstream (p<0.05). Voor wat betreft de overige genoemde mogelijkheden verschillen zij niet van elkaar.
6.4
Identificering van de niche
De mainstream market is verder adoptiecategorieën volgens Rogers: -
Early majority Late majority Laggards
score 4 score 1 – 3 score 0
als Æ Æ Æ
volgt
opgedeeld
in
de
drie
32% 22% 19%
In dit onderzoek is met name de early majority interessant, omdat daarin de niche te vinden is die een katalyserende rol kan spelen bij de kloofoversteek tussen de early market en de mainstream. De niche wordt als het ware gevormd door dat segment van de mainstream markt, dat het dichtst ‘tegen de kloof’ (zie figuur 6.1) aan zit. Het is de groep die wel onderdeel uitmaakt van de mainstream markt en zich daarmee ook identificeert, maar die ook binnen deze markt een relatief vooruitstrevende positie inneemt. Om de niche in de mainstream, meer specifiek in de early majority (N=29), aan te kunnen wijzen is gezocht naar de relatief positief gestemden t.a.v. het vervullen van een coördinerende rol in het kader van beweegactiviteiten voor ouderen. Hiervoor zijn de volgende voorwaarden gehanteerd: -
het is een doelstelling van de SWO om een coördinerende rol te vervullen m.b.t. beweegactiviteiten voor ouderen men vervult enigszins tot in sterke mate een coördinerende rol men heeft behoefte aan ondersteuning bij het vervullen van een coördinerende rol
22 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
-
men ziet waarschijnlijk tot zeker in het kader van de Wmo een grote noodzaak om richting de gemeente het belang van welzijnswerk uit te dragen men ziet in het kader van de Wmo een grotere noodzaak om als SWO een coördinerende rol te vervullen dan voorheen op het gebied van beweegactiviteiten voor ouderen.
Om de variabele relatief ‘positief gestemden’, die kenmerkend zou zijn voor niche-organisaties, te creëren zijn de waarden van de 5 items gesommeerd (cronbach’s α= .707). De variabele heeft een range van 0 (relatief negatief gestemd) tot 16 (relatief positief gestemd). De SWO’s zijn als volgt over de categorieën verdeeld: Score 0-1 Score 2 Score 3 Score 4 Score 5 Score 6 Score 7 Score 8 Score 9 Score 10 Score 11 Score 12 Score 13-16
N 0 1 2 2 2 0 3 2 6 3 7 1 0
(N=29; gemiddelde score = 8.1; standaarddeviatie=2.89).
Voor het identificeren van de niche is de groep aangehouden die ruim boven het ‘gemiddelde’ scoort op deze variabele (score 10 t/m 16). Op deze wijze resulteren uiteindelijk 11 organisaties die aangemerkt kunnen worden als de niche. De organisaties die tot de niche behoren zijn over het hele land verspreid: NoordHolland (2x), Limburg (2x), Groningen (2x), Utrecht, Gelderland, Zuid-Holland, Noord- Brabant en Overijssel. De organisaties variëren qua grootte. Gemiddeld zijn er 16 (range 0 – 95) mensen werkzaam bij de niche organisaties, uitgedrukt in het aantal fte’s betaald werk. Daarnaast zijn er gemiddeld 136 (range 7 – 375) vrijwilligers werkzaam. Verder hebben de niche organisaties gemiddeld 3 locaties (range 0 – 10) (dienstencentra/ accommodaties) in eigen beheer. Binnen de niche richten vier organisaties zich uitsluitend op ouderenwerk, vier organisaties richten zich naast ouderenwerk ook in beperkte mate op andere doelgroepen maten en drie organisaties richten zich op welzijnswerk in brede zin, voor alle kwetsbare groepen burgers. 7
Cronbach’s α is een maat voor de interne consistentie van likert-schalen. Een likert schaal bevat items die alle hetzelfde theoretisch concept beogen te meten. En cronbach’s α van .70 wijst dan doorgaans op een acceptabel tot goede interne consistentie.
23 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Tabel 6.4
Niche organisaties
Naam organisatie
Plaats
Provincie
medewerkers
Stichting Welzijn Ouderen
Amstelveen
Noord-Holland
24
375
Aantal soorten activiteiten 6
Stichting Partners in Welzijn, Welzijnswerk Beek-Schinnen-Stein (PIW)
Beek
Limburg
95
30
9
Stichting Welzijn Ouderen Stad en Ambt Delden
Delden
Overijssel
1
45
6
Stichting Welzijn Ouderen Texel (SWOT)
Den Burg
Noord-Holland
2
140
5
Stichting Welzijn Deurne, afdeling Ouderenwerk
Deurne
Noord-Brabant
22
95
6
Stichting Welzijn Ouderen Druten (SWOD)
Druten
Gelderland
5
7
2
Stichting Dienstencentrum Leek, locatie de Schutse
Leek
Groningen
5
120
5
Stichting Welzijnszorg MaarnMaarsbergen (SWMM)
Maarn
Utrecht
0
150
7
Stichting Welzijn Ouderen PijnackerNootdorp
Pijnacker
Zuid-Holland
6
225
14
Stichting Welzijnswerk Onderbanken (SWO)
Schinveld
Limburg
4
175
4
Stichting Welzijn Vlagtwedde, sector Ouderenwerk
Ter Apel
Groningen
14
135
6
fte
vrijwilligers
N=11
24 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
In het volgende hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan over de wijze waarop deze organisaties betrokken kunnen worden bij de verdere diffusie van de door NISB beoogde coördinatie activiteiten gericht op bewegingsstimulering bij ouderen.
25 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Hoofdstuk 7 Samenvattende conclusies en aanbevelingen 7.1
Inleiding
Grote groepen ouderen bewegen te weinig. Daarom vormen ouderen een belangrijke doelgroep in het Meerjaren Campagneplan 'Vooruit Bewegen' 20072010 van het NISB. Cruciaal in het proces om ouderen te stimuleren meer te bewegen zijn professionals, opinieleiders en lokale netwerken. Het NISB ziet ouderenwelzijnsorganisaties (SWO's) binnen deze lokale netwerken als spilorganisaties op dit terrein. De marktverkenning waarvan deze rapportage verslag doet, had tot doel na te gaan in hoeverre SWO's inderdaad geneigd zijn om deze spilfunctie te vervullen. Tevens dient de marktverkenning een aantal handelingsgerichte conclusies op te leveren die door het NISB gebruikt kunnen worden bij de ontwikkeling van de campagne om te bevorderen dat SWO's de beoogde coördinerende taken (in sterkere mate) op zich nemen. In deze marktverkenning zijn, na een korte kwalitatieve exploratie, 363 SWO's uitgenodigd om mee te werken aan het kwantitatieve onderzoek. Uiteindelijk hebben 128 SWO's aan deze oproep gehoor gegeven. In de volgende paragraaf zal eerst een samenvatting worden gegeven van de belangrijkste bevindingen uit de marktverkenning. Uit deze uitkomsten is een aantal kansen te destilleren voor het bevorderen van de spilfunctie door SWO's. In de laatste paragraaf worden enkele concrete voorzetten gegeven om deze kansen te verzilveren.
7.2
Voornaamste uitkomsten
In de kwalitatieve voorgesprekken met SWO's kwam naar voren dat het aanbieden van beweegactiviteiten voor ouderen voor SWO's in hoofdlijn twee doelen dient: 1. een gezondheidsdoel: ertoe bijdragen dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen, zelfredzaam blijven en de kans op ongevallen te verkleinen; 2. een sociaal doel: het bevorderen van en onderhouden van structurele sociale banden met andere ouderen, vrijwilligers en docenten. Deze twee doelen zijn in de uitkomsten van de kwantitatieve marktverkenning terug te zien in de extra inspanningen die SWO's plegen om specifieke doelgroepen te bereiken: SWO's proberen met name ouderen te bereiken die te weinig bewegen (65% gezondheidsdoel) en de ouderen met weinig sociale contacten (63%). Driekwart van de SWO's (respectievelijk 75% en 76%)
26 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
beschouwt het ook als haar taak om deze doelgroepen via extra inspanningen te bereiken. Extra inspanningen worden in veel minder sterke mate geleverd om de volgende groepen ouderen te bereiken: − allochtone groepen ouderen; extra inspanningen om deze groepen te bereiken zijn, gelet op hun omvang en heterogeniteit, waarschijnlijk met name interessant in grootstedelijke gebieden; − chronisch zieken: in de kwalitatieve voorgesprekken is aangegeven dat patiëntenverenigingen worden gezien als geschikte eerste ingang voor het aanbieden van beweegactiviteiten, mede doordat het hierbij vaak gaat om aangepaste programma's (bijvoorbeeld voor hartpatiënten); − ouderen in woonzorgcentra: wellicht zien SWO’s zich niet als eerst verantwoordelijke voor deze doelgroep. Ruim tweederde van de ondervraagde SWO's biedt zelf beweegactiviteiten aan (69%). Die activiteiten worden meestal geleid door gekwalificeerde docenten: ruim de helft van de SWO's die beweegactiviteiten aanbieden zet uitsluitend gekwalificeerd personeel in (55%), terwijl 39% hierbij gebruik maakt van zowel gekwalificeerde docenten als van vrijwilligers. In het kader van beweegactiviteiten hebben SWO's vooral samenwerkingsverbanden met gemeenten (92%), ouderenbonden (63%) en lokale sportcentra (54%). De kwaliteit van lokale netwerken zijn te beoordelen aan de hand van twee karakteristieken: de omvang van het netwerk en de samenhang binnen het netwerk. Ruim een kwart van de SWO's geeft aan dat er in hun lokale setting eigenlijk nauwelijks gesproken mag worden van een netwerk van samenwerkende organisaties op het gebied van beweegactiviteiten voor ouderen (27%). De SWO's die van mening zijn dat een dergelijk netwerk wel aanwezig is, zijn in figuur 1 ingedeeld aan de hand van de twee bovengenoemde karakteristieken.
Figuur 7.1
Kwaliteit van de lokale netwerken Omvang netwerk
Samenhang netwerk
beperkt
omvangrijk
matig samenwerkend
26%
23%
49%
sterk samenwerkend
10%
14%
24%
totaal:
36%
37%
totaal:
Met name de samenhang binnen de netwerken laat momenteel nog veel te wensen over: slechts een kwart van de SWO's ziet een sterke samenhang binnen dat netwerk (24%). Slechts 15% van de netwerken is te typeren als
27 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
omvangrijk én sterk samenhangend. Een zwak netwerk maakt het lastig om activiteiten te coördineren; tegelijkertijd is het netwerk mogelijk zwak omdat niemand in voldoende mate die coördinerende taken op zich neemt die het netwerk ontwikkelen. Er bestaat derhalve veel ruimte voor verbetering van de kwaliteit van de lokale netwerken in de komende jaren. De helft van de SWO's die binnen een netwerk opereren geeft aan dat hun rol binnen dit netwerk het best te typeren is als die van uitvoerder (50%). Eenderde van deze SWO's ziet zichzelf vooral ook als regievoerder of coördinator (33%). Daarmee is deze coördinerende rol de op een na vaakst genoemde. Opvallend is echter dat bijna twee maal zoveel SWO's (63%) het vervullen van coördinatietaken tot de doelstelling van de organisatie rekenen. Blijkbaar ervaren de SWO's belemmerende factoren die ervoor zorgen dat zij deze rol in de praktijk toch minder sterk oppakken. Wat dit betreft kan de invoering van de Wmo voor een belangrijke impuls zorgen: bijna driekwart van de SWO's (72%) ziet in het kader van de Wmo een grotere noodzaak om een coördinerende rol te gaan vervullen dan voorheen op het gebied van beweegactiviteiten voor ouderen. Ook zien veel SWO's (84%) door de invoering van de Wmo een grotere noodzaak om het belang van welzijnswerk gezamenlijk met andere organisaties (die zich ook bezighouden met beweegactiviteiten) uit te dragen naar de gemeente. Tegelijk is duidelijk geworden dat SWO's ondersteuning kunnen gebruiken bij het oppakken van coördinerende taken. De helft van de SWO’s die op dit moment al in enigerlei mate (al is het nauwelijks) coördinerende werkzaamheden uitvoeren, geeft aan daarbij behoefte te hebben aan ondersteuning. Deze behoefte betreft vooral informatie over (nieuwe) mogelijkheden, methodieken en ontwikkelingen op het gebied van bewegen voor ouderen en kwetsbare groepen, bijvoorbeeld door middel van foldermateriaal. Daarnaast heeft men behoefte aan scholing van docenten en financiële ondersteuning of informatie over subsidiemogelijkheden. In de volgende paragraaf worden concrete aanknopingspunten geformuleerd die kunnen bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de spilfunctie die SWO's kunnen vervullen op het gebied van beweegactiviteiten voor ouderen.
7.3
Aanbevelingen voor verdere ontwikkeling van de spilfunctie
Ten aanzien van de spilfunctie of coördinerende rol die SWO's in hun lokale setting kunnen vervullen, heeft deze marktverkenning de volgende vijf hoofdconclusies opgeleverd. 1. De meeste SWO's zien het als hun taak om een coördinerende rol te vervullen op het gebied van beweegactiviteiten voor ouderen. 2. In de praktijk komen SWO's hier echter minder vaak aan toe. 3. De noodzaak om deze functie te gaan vervullen wordt nog groter door invoering van de Wmo.
28 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
4. SWO's hebben behoefte aan ondersteuning bij het vervullen van de coördinerende rol. 5. De kwaliteit van de lokale netwerken (in termen van samenwerking en omvang) waarbinnen SWO's deze functie zouden moeten vervullen laat vaak te wensen over. Op grond van deze uitkomsten kan worden gesteld dat er grote mogelijkheden bestaan om de spilfunctie van SWO's te versterken. Om deze mogelijkheden te benutten worden de volgende aanbevelingen gedaan. In eerste instantie is van belang om de invulling van de gewenste rol die SWO's binnen het lokale netwerk zouden moeten vervullen nader uit te werken. In kaart moet worden gebracht welke mogelijkheden en onmogelijkheden er binnen lokale netwerken bestaan om de gewenste spilfunctie te vervullen. Aangegeven moet worden welke kansen en welke belemmeringen daarbij worden ervaren en verwacht door SWO's. De meest geschikte gesprekspartners om dergelijke informatie boven tafel te krijgen zijn in het vorige hoofdstuk aangemerkt als de 'niche'. Dit zijn SWO's die in beginsel een positieve grondhouding hebben ten aanzien van het uitvoeren van coördinerende taken en daarmee ook in zekere mate bezig zijn, maar die zichzelf niet beschouwen als pioniers op dit terrein. Dat wil zeggen: ze behoren niet tot de early market wat betreft het oppakken van nieuwe coördinerende taken, maar tot de mainstream market. Aanbevolen wordt om deze nichepartijen uit te nodigen deel te nemen aan (regionale) workshops, te organiseren door het NISB, eventueel in samenwerking met (een) strategische partner(s). Overwogen kan worden om de geselecteerde nichepartijen in deze workshops in contact te brengen met vertegenwoordigers van de early market, dat wil zeggen: SWO's die zichzelf wél beschouwen als pioniers op dit gebied. De toegevoegde waarde hiervan kan zijn dat SWO's in dit marktsegment oplossingen kunnen aanreiken voor knelpunten die zij hebben ervaren bij het oppakken van coördinerende taken, bijvoorbeeld bij de samenwerking met specifieke instellingen (GGDen, provinciale en lokale sportraden, ouderenbonden, buurthuizen en kerken en moskeeën etc.). De uitkomst van de workshops zou moeten zijn dat helder wordt gemaakt op welke wijze SWO's die tot de nichemarkt behoren kunnen worden gestimuleerd de beoogde spilfunctie in hun lokale netwerken te vervullen. Immers, als dat eenmaal lukt bij deze nichepartijen, dan zouden andere SWO's die ook tot de mainstream market behoren in een volgend stadium er eveneens toe kunnen worden aangezet de coördinatierol op zich te nemen. Om oplossingsgerichte uitkomsten uit de workshop te verkrijgen is het van belang deze methodisch gestructureerd aan te pakken, bijvoorbeeld door gebruik te maken van krachtenveldanalyses. Aanbevolen wordt om vervolgens samen met strategische partners een plan van aanpak te ontwikkelen waarin het gehele traject om te komen tot het beoogde doel wordt vastgelegd. Mede op basis van de ondersteuningsbehoefte bij de (niche-)SWO's kan worden vastgesteld welke instrumenten daarbij moeten
29 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
worden ingezet en welke middelen mogelijk door het NISB kunnen worden verzorgd.
30 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Bijlage 1 Aankondiging vragenlijst Geachte mevrouw / heer, Enkele weken geleden berichtten wij u over de voorbereidingen die bij het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) worden getroffen voor campagne-activiteiten die inactieve en semi-actieve ouderen tot meer bewegen aanzetten. Het NISB wil deze activiteiten uitvoeren in nauwe afstemming met lokale Stichtingen Welzijn Ouderen (SWO). Momenteel onderzoekt het NISB hoe lokale SWO's het best ondersteund kunnen worden bij het uitvoeren van hun taken en rol met betrekking tot bewegen voor ouderen in relatie tot langer zelfstandig functioneren en / of sociale participatie. Het onderzoek wordt ondersteund door de MOgroep en wordt uitgevoerd door ResCon, research & consultancy in Haarlem. Indien uw organisatie is aangesloten bij de MOgroep dan heeft u hierover een aankondiging ontvangen. In verband met dat onderzoek heeft u een digitale vragenlijst ontvangen. Mogelijk heeft u deze al ingevuld en teruggezonden, mogelijk kwam u daar nog niet aan toe. In het laatste geval zouden wij u vriendelijk willen verzoeken dat alsnog te doen. Uw informatie, verkregen uit antwoorden op de vragen in de vragenlijst, is voor het NISB van groot belang om ondersteuning op maat richting SWO's te bieden rond de geplande activiteiten voor ouderen in 2007 en 2008. De vragenlijst dient te worden ingevuld door degene in uw organisatie die budgettair of programmatisch verantwoordelijk is voor beweegactiviteiten voor ouderen. Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer 10 minuten van uw tijd vragen. U kunt de vragenlijst invullen tot en met 4 december. Om de vragenlijst te openen klikt u op onderstaande link. Of u kunt deze kopiëren naar het programma waarmee u op internet surft: Loginnaam:
voorbeeld
Wachtwoord: voorbeeld Link:
http://www.momonline.nl/cgi-bin/runtime_login.pl?grid=2&prid=3
Heeft u vragen of opmerkingen over de campagne? Neem dan contact op met Ger Kroes van NISB (
[email protected]) Voor vragen over het onderzoek kunt u contact opnemen met Roger Gelissen via:
[email protected] of Elles Janssen via:
[email protected] (onderzoekers van ResCon).
31 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Bijlage 2 Vragenlijst SWO's Ouderen en Bewegen A
Algemeen
Hierna volgen eerst enkele algemene vragen over uw organisatie.
1
Richt uw organisatie zich behalve op ouderen ook op andere doelgroepen? N=128 1 2 3
2
uitsluitend ouderenwerk ook andere doelgroepen, maar in beperkte mate welzijnswerk in brede zin, voor alle kwetsbare groepen burgers
33% 27% 41%
Hoeveel mensen zijn werkzaam bij de organisatie, uitgedrukt in het aantal fte's betaald werk? (Het gaat hierbij niet om ingehuurde krachten die nodig zijn voor het faciliteren van activiteiten zoals docenten, maar om kern- en staftaken zoals organisatie en administratie.) N=115 Gemiddel 20 fte’s (range 0 – 99; SD: 26.5)
3
Hoeveel vrijwilligers zijn werkzaam voor uw organisatie? (Als u het niet precies weet, kunt u een schatting maken.)
N=114
Gemiddeld 195 vrijwilligers (range 0 – 999; SD: 179.3)
4
Hoeveel locaties (dienstencentra/accommodaties) heeft uw organisatie in eigen beheer? N=111 Gemiddeld 4 locaties (range 0 – 45; SD: 6.1)
5
Hoeveel aandacht geeft uw gemeente in haar huidige beleidsnota aan bewegen voor ouderen? N= 111 1 2 3 4 5 6
veel redelijk veel weinig veel te weinig geen weet niet
4% 42% 32% 9% 5% 8%
32 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
6
Welk deel van de totale kosten van uw organisatie worden momenteel (in 2006) gedekt door de gemeente? N=101 Gemiddeld 69% van de kosten (range 0% - 100%; SD: 28.3)
B
Aanbod van beweegactiviteiten
1
Ongeveer de helft van de ouderen tussen 55 en 75 jaar voldoet niet aan de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen: minimaal op 5 dagen per week een half uur per dag matig intensief bewegen. In hoeverre is het volgens u mogelijk om deze ouderen er toe aan te zetten meer te gaan bewegen? N=101 1 2 3 4 5
2
Heel goed mogelijk Redelijk goed mogelijk Beperkt mogelijk Lastig Heel lastig
1% 36% 51% 9% 4%
Hoe beoordeelt u het huidige totale aanbod van beweegactiviteiten voor ouderen in uw gemeente? N=100 1 2 3 4 5
Ruim voldoende aanbod 13% Voldoende aanbod 61% Onvoldoende aanbod 14% Veel te weinig aanbod 3% Weet niet: ik heb te weinig zicht op het aanbod als geheel 9%
33 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
3
Hieronder staat een aantal landelijke projecten en initiatieven op het gebied van beweegactiviteiten voor ouderen. Met welke van deze initiatieven bent u bekend? N=99 1 Nooit van gehoord
2 Bekend van naam
3 Bekend met activiteiten
%
%
%
4 Mee bekend en onderdeel van ons aanbod %
GALM/SCALA
11
16
34
38
Meer Bewegen voor Ouderen (MBvO)
2
3
10
84
Taskforce 50+
4
11
44
4
Cursussen gericht op het veranderen van de leefstijl (bv. stoppen met roken, voeding)
5
31
51
13
Communities in Beweging (CIB)
73
19
6
1
Valpreventie Senioren
2
14
33
51
Valpreventie Allochtone Ouderen
43
32
16
8
Nationaal Actieplan Sport en Bewegen
33
53
13
1
4
Hoeveel verschillende soorten beweegactiviteiten biedt uw organisatie aan? Bijvoorbeeld: aerobics, gymnastiek, zwemmen, yoga etc. Activiteiten voor specifieke doelgroepen kunt u afzonderlijk meetellen. N=99 Gemiddeld 8 soorten beweegactiviteiten (range 0 – 66; SD: 7.9)
5
Hoeveel ouderen nemen per week ongeveer deel aan (een of meer) beweegactiviteiten die door uw organisatie worden georganiseerd? Mensen die deelnemen aan meerdere programma's tellen maar een keer mee. Als u het niet precies weet, kunt u een schatting maken. N=99 Gemiddeld 324 deelnemers (range 0 – 2400; SD: 436)
6
Worden deze activiteiten geleid door vrijwilligers of door gekwalificeerde docenten (bijvoorbeeld MBvO-docenten of GALM-docenten)? N=97 1 2 3 4
alleen door vrijwilligers 1% alleen door gekwalificeerde docenten 55% deels door vrijwilligers, en door gekwalificeerde docenten 39% weet niet 5%
34 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
7
In hoeverre verricht uw SWO extra inspanningen op het gebied van bewegen om de volgende specifieke doelgroepen te bereiken? N=95 1 Erg veel extra inspanningen %
2 Redelijk veel extra inspanningen %
3 Nauwelijks extra inspanningen %
4 Geen extra inspanningen
a) ouderen die te weinig bewegen
14
52
25
10
b) allochtone vrouwen (55+)
5 3
19 11
25 27
51 59
d) chronisch zieken (55+)
3
22
38
37
e) ouderen in woonzorgcentra
2
15
33
51
f) ouderen met weinig geld
11
39
36
15
g) ouderen met weinig opleiding
6
30
33
32
h) ouderen met weinig sociale
18
45
24
13
%
c) allochtone mannen (55+)
contacten
8
Beschouwt u het als een taak van een SWO om extra inspanningen te verrichten om deze doelgroepen te bereiken? N=95 1 Ja, zeker
2 Ja, enigszins
4 Nee, niet
%
3 Nee, nauwelijks %
%
a) ouderen die te weinig
14
52
25
10
b) allochtone vrouwen (55+)
5 3
19 11
25 27
51 59
d) chronisch zieken (55+)
3
22
38
37
e) ouderen in woonzorgcentra
2
15
33
51
f) ouderen met weinig geld
11
39
36
15
g) ouderen met weinig
6
30
33
33
h) ouderen met weinig sociale
18
45
24
13
%
bewegen
c) allochtone mannen (55+)
opleiding
contacten
35 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Als u uw eigen SWO vergelijkt met andere SWO's wat betreft de inspanningen voor specifieke doelgroepen in het kader van beweegactiviteiten, vindt u uw eigen organisatie dan …: N=95
9
1 2 3 4 5 6
15% 21% 46% 7% 4% 6%
Als u uw eigen SWO zou moeten typeren naar de snelheid waarmee nieuwe methoden in gebruik worden genomen om te stimuleren dat specifieke doelgroepen ouderen meer gaan bewegen, is uw SWO dan een … N=95
10
1 2 3 4 C 1
Veel actiever Een beetje actiever Net zo actief Iets minder actief Veel minder actief Weet niet
Koploper Trendvolger Achterblijver Weet niet
11% 63% 19% 7%
Coördinatie van aanbod van beweegactiviteiten Met welke van de volgende organisaties werkt uw SWO samen in het kader van beweegactiviteiten voor ouderen? N=95 a) b) c) d) e) f) g) h) i) j) k) l) m)
de gemeente de GGD patiëntenverenigingen de Provinciale sportraad de lokale sportraad kerken moskeeën ouderenbonden lokale sportcentra thuiszorginstellingen gezondheidscentra / huisartsen / fysiotherapeuten buurthuizen woonzorginstellingen
92% 37% 17% 34% 26% 4% 4% 63% 54% 32% 36% 40% 37%
36 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
2
In hoeverre is er in uw gemeente op dit moment sprake van een netwerk van samenwerkende organisaties als het gaat om beweegactiviteiten voor ouderen? N=95 1 2 3 4 5
3
regievoerder / coördinator lobbyist / belangenbehartiger motivator bemiddelaar waarnemer uitvoerder plannenmaker facilitator geen van deze
33% 16% 13% 17% 12% 50% 11% 14% 7%
Een van de hiervoor genoemde mogelijke rollen is die van coördinator. Onder een coördinerende rol wordt verstaan: lokaal de verantwoordelijkheid nemen om te zorgen voor een passend beweegaanbod voor ouderen in samenwerking met een netwerk van relevante lokale organisaties. Is het een doelstelling van uw SWO om een dergelijke coördinerende rol te vervullen? N=94 1 2 3
5
14% 10% 23% 26% 27%
Hoe is de rol van uw SWO in dit netwerk het best te typeren, wat betreft beweegactiviteiten voor ouderen? U kunt maximaal twee antwoorden kiezen die samen het beste uw rol weergeven. N=94 1 2 3 4 5 6 7 8 9
4
sterk samenwerkend en omvangrijk netwerk sterk samenwerkend maar beperkt netwerk matig samenwerkend maar omvangrijk netwerk matig samenwerkend en beperkt netwerk er nauwelijks sprake van een netwerk
ja nee weet niet
63% 25% 13%
In hoeverre vervult uw organisatie momenteel een dergelijke coördinerende rol? N=94 1 2 3 4
in sterke mate enigszins nauwelijks helemaal niet Æ naar C8
32% 29% 25% 15%
37 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
6
[Indien C5 = 1, 2, 3] Heeft uw SWO behoefte aan ondersteuning bij het vervullen van een c oördinerende rol? N=81 1 2 3
7
Ja, grote behoefte Ja, enigszins behoefte Nee, geen behoefte Æ naar C8
7% 46% 47%
[Indien C6 = 1 of 2:] Welke soort ondersteuning bij het vervullen van de coördinerende rol zou u wensen, en –indien mogelijk – van wie? N=38 - 10x Informatie over nieuwe mogelijkheden/ methodieken/ ontwikkelingen op het gebied van bewegen voor ouderen en kwetsbare groepen / voorbeelden / in de vorm van foldermateriaal of advies/tips. - 8x Gekwalificeerde docenten/scholing docenten - 7x Financiële ondersteuning/ subsidie mogelijkheden - 4x Hulp/info bij benadering moeilijk bereikbare ouderen - 4x Samenwerken met collega instellingen/ sportorganisaties/ sportverenigingen - 3x Meer eenheid/ samenhang in het beweegaanbod van SWO’ - 3x Op de hoogte houden van ontwikkelingen op inhoudelijk en beleidsmatig niveau/ landelijke ontwikkelingen/ informatie toesturen - 2x Onderzoek naar belangstelling onder ouderen/ mogelijkheden - 2x Provinciaal / landelijk orgaan - 2x Ondersteuning van gemeente - 2x Helpdesk bij vragen één centraal punt waar men terecht kan met vragen - Goed toegankelijke website met downloadbare informatie - Meer landelijke campagnes houden zodat er lokaal op ingespeeld kan worden - Ondersteuning bij het regelen van sportzaal/ ruimtes - Opzetten van een netwerk, sportservice - Betere randvoorwaarden bieden
8
Als u uw eigen SWO vergelijkt met andere SWO's wat betreft coördinerende werkzaamheden met betrekking tot beweegactiviteiten voor ouderen, schat u uw eigen organisatie dan in als … N=94 1 2 3 4 5 6
Veel actiever Een beetje actiever Net zo actief Iets minder actief Veel minder actief Weet niet
10% 19% 39% 10% 11% 12%
38 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
9
Als u uw eigen SWO zou moeten typeren naar de voortvarendheid waarmee nieuwe coördinerende taken worden opgepakt met betrekking tot beweegactiviteiten voor ouderen, is uw SWO dan een: N=94 1 2 3 4 5
Koploper Trendvolger Achterblijver Weet niet Niet van toepassing: geen coördinerende taken
9% 52% 17% 10% 13%
D
Wmo
1
Op 1 januari 2006 treedt de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking. Wordt uw organisatie naar uw mening voldoende betrokken bij de gemeentelijke plannen voor maatschappelijke ondersteuning in het kader van de Wmo? N=94 1 2 3
2
62% 25% 14%
Hoe zal volgens u de invoering van de Wmo op langere termijn uitpakken voor het aanbod van beweegactiviteiten voor ouderen door uw SWO? N=93 1 2 3 4
3
Ja Nee Weet niet
Positief Maakt geen verschil Negatief Weet niet
27% 27% 10% 37%
Ziet u in het kader van de Wmo een grotere noodzaak om richting de gemeente het belang van welzijnswerk gezamenlijk met andere organisaties (die zich bezighouden met beweegactiviteiten) uit te dragen? N=91 1 2 3 4 5
Ja, zeker Ja, waarschijnlijk Nee, evenveel Nee, juist minder Weet niet
53% 31% 13% 1% 2%
39 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Ziet u in het kader van de Wmo een grotere noodzaak om als SWO een coördinerende rol te vervullen dan voorheen op het gebied van beweegactiviteiten voor ouderen? N=90
4
1 2 3 4
Ja, zeker Waarschijnlijk wel Nee, evenveel Nee, juist minder
34% 38% 27% 1%
Hieronder staat weer een aantal mogelijke rollen van uw SWO, wat betreft de samenwerking in een lokaal netwerk met betrekking tot beweegactiviteiten voor ouderen. Wilt u nu aangeven welke rollen u verwacht voor uw SWO na de invoering van de Wmo. U kunt weer maximaal twee antwoorden kiezen die samen het beste uw rol weergeven. N=89
5
1 2 3 4 5 6 7 8 9
regievoerder / coördinator lobbyist / belangenbehartiger motivator bemiddelaar waarnemer uitvoerder plannenmaker facilitator geen van deze
58% 24% 21% 11% 5% 47% 10% 16% 0%
Stel dat de gemeentelijke bijdrage voor activiteiten van uw SWO afneemt, welke reële mogelijkheden ziet u dan naast de Wmo voor uw SWO om beweegactiviteiten voor ouderen te blijven bekostigen? (meerdere antwoorden mogelijk) N=89
6
a) b) c) d) e) f) g)
meer marktgericht werken afspraken met zorgverzekeraars maken meer fondsen werven hogere eigen bijdragen van deelnemers vragen interne verschuiving van budgetten geen reële mogelijkheden anders, namelijk:
38% 54% 32% 55% 19% 85% 3%
-
32x Geen, weet nog niet. 3x niet van toepassing. Afspraken maken met bedrijven. Zo nodig hogere betaalbare bijdragen. Naar draagkracht innen. Het organiseren van cursussen voor meer draagkrachtige bv. Nordic Walking die geld opleveren om andere activiteiten goedkoper te maken. - Kostendekkend werken. - Fondswerving.
40 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
- Fondsen, giften, sponsoren, zorgverzekeraars. - Verhoging overheidssubsidies. - T.z.t. zou ik daar aandacht aan besteden, momenteel krijgen wij geen extra budget om mbvo te organiseren. ik zou graag ideeën aangereikt krijgen bijv. door sportraad ZuidHolland. het is af en toe goed om eraan herinnerd te worden. - Bewegingsactiviteiten geaccepteerd krijgen als basisvoorziening in sociaal cultureel werk. - Wij verzorgen geen activiteiten rechtstreeks. Wij organiseren wel informatiebijeenkomsten om het belang te onderstrepen. - SWO heeft te weinig beroepsuren om hieraan aandacht aan te besteden - Beroepskracht maar 10 uur werkzaam.
E
Slot
1
Zijn er organisaties / andere SWO's die als voorbeeld dienen voor uw organisatie voor wat betreft hun activiteiten op het gebied van beweging voor ouderen? N=88 1 2
Ja Nee Æ naar E3
19% 81%
Welke zijn dat?
2 -
N=15
Andere welzijnsorganisaties De collega Sportservicepunten van Sportservice Noord-Holland. Gemeente Den Haag Sport en Bewegen KBO Kunnen verschillende zijn, dat ligt er aan wat ik zoekt. Internet is hier het medium voor. Het zijn vaak andere welzijnsorganisaties in het land. Meer Bewegen Voor Ouderen Sportbuurtwerk NIZW / wens gemeente / overige SWO's in het algemeen Regionale SWO's Sport Fryslan Sportvereniging voor ouderen Sportverenigingen Stichting Welzijn Westland SWO Helmond PRIMO Noord-Holland Veenendaal We informeren wel bij andere SWO’s en nemen hier en daar wat goede tips mee. Er is niet specifiek een SWO, die heel vernieuwend werkt.
41 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’
Indien u opmerkingen heeft over dit onderwerp of deze vragenlijst dan kunt u deze hieronder invullen. N=19
3
-
Collega SWO, andere gemeente ondervindt dezelfde problemen qua financiën. Deze scores geven een wat vertekend beeld omdat de bewegingsactiviteiten in de gemeente uitgevoerd worden door een aparte stichting. Samenwerking is er wel op gezondheidsaanbod en Galmproject. Een aantal vragen waren niet echt van toepassing op een kleine landelijke gemeente (hier zijn nauwelijks allochtonen te vinden); ik miste de mogelijkheid om n.v.t. in te kunnen vullen. Helaas weet ik niet alle antwoorden, met name die over budgetten. Aangezien je toch iets in moet vullen is dit antwoord niet betrouwbaar. Ik denk dat u ondersteuning kunt geven door de SWO goed op de hoogte te houden van uw mogelijkheden. De SWO's die op dat moment gebruik willen maken van uw kennis, weten u dan te vinden. Ik moest bij verschillende vragen het antwoord: "weet niet" invullen omdat wij sinds 1 september samen zijn gegaan met een andere welzijnsorganisatie uit Culemborg, dit vraagt veel energie. Persoonlijk heb ik mij nog niet zo verdiept in het WMO-verhaal. Wanneer u meer wilt weten over dit onderwerp, zou iemand anders (beleidsmedewerker o.i.) dit kunnen aanvullen, maar die weet weer niet veel over de sport en beweegactiviteiten. Sommige termen/namen van organisaties dekken niet de lokale situatie en is daarom moeilijk te beantwoorden Succes met de verwerking. Wij hebben alleen maatschappelijk werkers voor ouderen in dienst en geen activiteitenbegeleiders. Zijn er bij uw organisatie mogelijkheden om t.z.t. samen met ons een congres te organiseren in ons werkgebied?
Hartelijk dank voor uw medewerking!
42 ‘Marktverkenning Ouderen en Bewegen’