Centrum voor Begaafdheidsonderzoek, Radboud Universiteit Nijmegen
Ouderadvies bij ontwikkelingsvoorsprong
Door Henny van Hal Mei 2013
Scriptie in het kader van de ECHA-opleiding tot “Specialist in Gifted Education” Een onderzoek naar ervaringen en wensen van ouders rond voorlichting over en begeleiding van hun kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong, ter verbetering van de voorlichting van ouders over hun rol in het vergroten van kansen op een evenwichtige ontwikkeling van hun kind en een succesvolle schoolloopbaan. Scriptie begeleiding: dr. A.J.M. Hoogeveen.
Henny van Hal, ECHA 2013
1
De adelaar die dacht dat hij een kip was Een in de bergen gevonden adelaarsjong, belandde bij een boer in een kippenhok. Het jong groeide voorspoedig, at en leefde als de kippen. Ondanks alle pogingen zich aan te passen aan het leven op de grond, slaagde het er echter niet in een geweldige kip te worden. De boer kreeg medelijden met de onhandig grote vogel en probeerde de adelaar vrij te laten. Hij vloog echter niet uit zichzelf weg en ook overvliegende adelaars konden het dier niet verleiden te vertrekken. Pas toen hij hoog in de bergen het vliegen op grote hoogte aan den lijve ondervond, kon de adelaar kiezen voor het leven waarvoor hij was bestemd. (bron: Afrikaans volkssprookje)
Inhoudsopgave De adelaar die dacht dat hij een kip was .........................................................................................2 1
Inleiding ......................................................................................................................................3
2
theoretische achtergrond ............................................................................................................4 2.1
3
Bestaande informatie en de beschikbaarheid voor ouders ..........................................................9 3.1
4
De rol van ouders: begeleiding afstemmen ..........................................................................6
Motivatie en onderzoeksvraag:.......................................................................................... 12
De methode en werkwijze ......................................................................................................... 13 Deelnemers............................................................................................................................... 13 Materiaal en procedure............................................................................................................. 14
5
De resultaten ............................................................................................................................ 16 5.1 Welke kenmerken maken verschil? ....................................................................................... 21
6.
Conclusies, aanbevelingen en resterende vragen ...................................................................... 29
7.
Literatuur .................................................................................................................................. 33
8.
Bijlage 1, Vragenlijst ……………………………………………………………………………………………………………….. 35
Henny van Hal, ECHA 2013
2
1
Inleiding
De aandacht voor hoogbegaafdheid is de laatste jaren in Nederland toegenomen. Er wordt over gesproken, het onderwijsaanbod vaker afgestemd en specialisten hebben zich er beter in verdiept. In relatie met het onderwijs wordt momenteel veelal de term “excellentie” gebruikt. Enerzijds heeft de aandacht meer begrip en inzet opgeleverd voor de beter presterende kinderen in het onderwijs (Mooij et al., 2007). Met name in het Primair Onderwijs is brede expertise opgebouwd (Mooij & Fettelaar, 2010) en er wordt min of meer gesignaleerd en afgestemd (Mooij, Hoogeveen, Driessen, van Hell & Verhoeven, 2007). Vanaf het Voortgezet Onderwijs is naast meer diversificatie naar onderwijstypen ook de variatie en aandacht voor excellentie op bestuur- en instellingsniveau toegenomen (Mooij & Fettelaar, 2010). Scholen hebben plusgroepen ontwikkeld voor een dagdeel per week, naast voltijds onderwijs zoals Leonardo1. Anderzijds valt er nog veel te verbeteren. Scholen investeren bijvoorbeeld te veel in mooie materialen en plusgroepen vanaf groep 5, in plaats van afstemming vanaf de eerste schooldag (Mooij et al., 2007; Ministerie van OCW, 2008). Kansen liggen er in het vroeg afstemmen op scholen en door begeleiders en ouders in de eerste 4 jaar (Mooij & Fettelaar, 2010; Segers & Hoogeveen, 2012). Uit de bevindingen van een 0-meting op 46 Arnhemse PO scholen (van Hal, 2011), kan geconstateerd worden dat goede afstemming nog weinig gerealiseerd wordt in de praktijk en dat meer dan 60% van de scholen zich laat belemmeren in afstemming door andere prioriteiten en werkdruk (van Hal, 2011). Ouders en scholen lijken te blijven hangen in de cyclus van onvoldoende structurele inspanningen die te weinig resultaten boeken (Mooij et al.,2007; Het ministerie van OCW, 2008; van Hal, 2011). Voor veel leerkrachten blijkt differentiatie moeilijk (Denessen, in Segers & Hoogeveen, 2012) en het is onvoldoende duidelijk wat werkt, onder welke omstandigheden en bij welk type leerling. Vroeg in de ontwikkeling doen zich omstandigheden voor, waardoor nogal wat kinderen met voorsprong sommige vaardigheden minder ontwikkelen. In paragraaf 2 wordt nader ingegaan op het hoe en waarom. Dergelijke ontwikkelingen spelen al heel jong, dus hoe vroeger afgestemd, hoe beter (Mooij et al.,2007; Mooij & Fettelaar, 2010). Omdat ouders in de eerste jaren de hoofdrol spelen, is het van belang hen goed en tijdig te informeren. Uit mijn contacten met ouders blijkt dat informatie over ontwikkelingsvoorsprong en de relatie met hoogbegaafdheid voor hen moeilijk te vinden is. Ondertussen beseffen zowel veel ouders als scholen niet dat ze onvoldoende kennis van zaken hebben, gezien de afwachtende houding van deze ouders en een nulmeting op 46 scholen (van Hal, 2011). Kinderen wordt nog geregeld luiheid en desinteresse verweten, hun ouders pushen en te weinig krachtig optreden. Zelfs ouders tonen mij in gesprek soms een wat negatief beeld van hun kind, zij denken dan eerder aan onwil dan aan onvermogen. Met het beeld voor ogen van de succesvolle hoogbegaafde, die snel leert, een zeer goed geheugen heeft en in grote sprongen door de basisstof heen gaat, gaan ouders niet snappen waar het mis gaat. Welke informatie hebben ouders (en scholen) nodig om dit wel te gaan begrijpen? Goed geïnformeerde ouders zijn ook beter in staat een gefundeerde schoolkeuze te maken en inhoud te geven aan samenwerking met school. Indirect draagt hun kennis zo bij aan beter afgestemd onderwijs. Welke informatie wijst ouders de weg? Op welke wijze kan informatie het best geformuleerd en verspreid worden? Wat activeert hen tot afstemming en actie? Nader onderzoek kan antwoord geven op dergelijke vragen en bijdragen aan betere kansen voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong.
1
Leonardo onderwijs, full-time onderwijsconcept voor hoogbegaafde leerlingen van 4-18 jaar, www.leonardo-onderwijs.nl
Henny van Hal, ECHA 2013
3
2
theoretische achtergrond
In de eerste visie op hoogbegaafdheid, aan het begin van de 20 e eeuw, was de aandacht gericht op analytische intelligentie en werd ze beschouwd als een statisch gegeven. Vele onderzoekers hielden zich ermee bezig in de jaren daarna, waarin steeds duidelijker werd dat er meer speelde. Een belangrijke bijdrage kwam van Sternberg (1985), die met de “Theory of successfull Intelligence”een nieuw model introduceerde. Een samenspel van analytisch met creatief en praktisch vermogen bepalen in dit model intelligent gedrag. Renzulli (1978) legt de nadruk op resultaten. Hij omschrijft hoogbegaafdheid als het samengaan van bovengemiddelde capaciteiten met een grote motivatie en creativiteit. Mönks (1995) voegt aan dit laatste model nog drie, voor dit onderzoek belangrijke elementen toe: de invloed van school, van thuis en de “peers”. Ook de theorie van de meervoudige intelligenties van Gardner (1993) draagt bij aan een brede kijk op intelligentie en de invloed daarvan op ons leren. Uit het perspectief van meervoudige intelligenties is bijvoorbeeld een asynchrone ontwikkeling tussen intelligentiegebieden een te verwachten kenmerk van begaafdheid. Een goed beeld van de samenhang geeft het model van Heller, in figuur 1. Het model geeft ouders een goed beeld van allerlei factoren die van invloed (kunnen) zijn. De onderlinge wisselwerking tussen begaafdheidfactoren, niet-cognitieve persoonlijkheidskenmerken en omgevingsfactoren is bepalend voor de mate waarin het beschikbaar potentieel gerealiseerd wordt
figuur 1: Het meerfactorenmodel van Heller (1992)
[Bron: Website Koepel Hoogbegaafdheid, 2005]
Een aantal onderzoeken en publicaties zijn van belang in het kader van ouderinformatie, omdat zij inzicht geven in het ontstaan van mogelijke problemen èn/of handvatten aanreiken in begeleiding. Kieboom stelt dat er in het geval van hoogbegaafdheid sprake is van een overschot aan capaciteit waar vaak geen gebruik van wordt gemaakt, terwijl dit juist wel begeleid en aangesproken zou moeten worden om tot ontwikkeling te komen. Menigeen constateerde dat al eerder, gelukkig is er inmiddels ook over oorzaak, gevolg en aanpak geschreven. Webb (1982) publiceerde met name over “courage en caring”, zoals in het in Nederland uitgebrachte boek “De begeleiding van hoogbegaafde kinderen”(1982). Hij stelt dat deze kinderen, door een afwijkende ontwikkeling en het anders zijn, meer moeite hebben aansluiting te vinden. Daardoor ontwikkelen zij minder vanzelf de benodigde emotionele en sociale vaardigheden. Voor passende begeleiding worden in zijn boek concrete handvatten gegeven.
Henny van Hal, ECHA 2013
4
De theorie van “Positive desintegration”van Dabrowski (1964) draagt bij aan een verklaring voor een andere ontwikkeling bij (hoog)begaafden. Hierbij combineert zich een sterk ontwikkelingspotentieel met mogelijke “overexcitabilities”. De hoeveelheid prikkels èn de intensiteit is bij hoogbegaafden hoger. Dit zorgt voor een dieper niveau van informatieverwerking, er wordt meer opgeslagen kennis tegelijkertijd geactiveerd, en daarmee nieuwe combinaties en samenhangen ontdekt. Maar dit geeft tevens de mogelijkheid van intenser beleven en reageren, wat zich uit in een verhoogde kwetsbaarheid (Piechowski, 2003). Uit ander onderzoek blijkt dat het vermogen buiten bestaande kaders te denken, gepaard gaat met een verminderde latente inhibitie (Eijseneck, 1995). Minder filteren vooraf is een voordeel voor creatief denken. Het uit zich in hogere sensitiviteit en verhoogde prikkelbaarheid die niet alleen maar voordeel opleveren. Met een sterke gedrevenheid kun je je langere tijd concentreren, de keerzijde kan zijn dat loslaten een probleem wordt. Met een breed interessegebied kan de diversiteit ook overweldigen en snelle overstappen van het ene (globale)beeld naar het andere veroorzaken. Op dieper niveau wordt vooral gezocht naar begrip, verbinding en onderliggende vraagstukken. Bij passies, ambities en grote verbeeldingskracht liggen te hoge verwachtingen en onrealistischer doelen op de loer. Door de nodige mislukkingen en teleurstellingen die dit op kan leveren, ontstaat mogelijk een laag zelfbeeld en worden minder nieuwe uitdagingen aangegaan. Intense belevingen of onvoldoende verwerkingsmogelijkheden voor opgedane indrukken, kunnen bijdragen aan introvert of overdreven uitdagend gedrag. Als we hoogbegaafdheid beschouwen als een hoog potentieel om tot uitzonderlijke prestaties te komen (Heylighen, 2007), wordt voor elke begaafdheidsgebied in het ontwikkelingsproces wel een intensieve training van de benodigde vaardigheden gevraagd. Dit vergt het nodige doorzettingsvermogen en een sterke intrinsieke motivatie. Hoogbegaafden laten een enorme gedrevenheid zien en bereidheid ergens energie in te steken, wanneer zij hiervoor de ruimte krijgen of weten te creëren (Van de Braak, 2002). Maar echt bijzondere prestaties komen dus niet aanwaaien en inspanning is een vereiste. In de “Theory of learned helplessness” (Seligman, 1975), wordt gewezen op het belang van het ervaren van de relatie tussen inspanning en resultaat. Kinderen die onvoldoende succeservaringen hebben opgedaan met resultaten van eigen inzet, gaan inspanning of risico van falen vermijden. Dat kan leiden tot afhankelijk of juist dominant gedrag (Rimm,2003) en het gedemotiveerd raken voor schools leren (McNabb, 2003). Whitley (2001) toont het belang aan van het leren nemen van verantwoordelijkheid, en daarmee het ontwikkelen van een interne “Locus of Control”. Ook de manier waarop kinderen denken over hun intelligentie blijkt een grote rol te spelen (Mueller & Dweck, 1998). Met een “fixed mindset” stellen kinderen vooral doelen waarbij ze kunnen laten zien hoe goed zij zijn, fouten vermijden en kans hebben op een gunstige beoordeling. Maar juist (gepast) risico nemen, inspanning en fouten maken draagt bij aan leren en ontwikkeling. Voor ouders van jonge kinderen is het van belang te weten dat deze “fixed mindset” mede ontstaat door het prijzen voor hun bekwaamheid in plaats van hun inzet. Ongedefinieerde complimenten voor slim zijn moeten worden vermeden, gefundeerde en gespecificeerde positieve feedback draagt bij een aan positief zelfbeeld. Hiermee worden een aantal concrete aanknopingspunten naar voren gebracht voor school, maar zeker ook voor ouders, om hun kinderen op belangrijke aspecten anders te begeleiden. Een snel leervermogen uit zich verder in snelle en efficiënte informatieopslag, dat op een adequate manier de reeds eerder opgedane ervaring combineert met nieuwe (Anderson,1995). Ons brein werkt helaas niet altijd even efficiënt. Ons brein gebruikt 3 niveaus van informatie verwerking om ons handelen aan te sturen. Het gemiddelde jonge kind handelt tot het 4e jaar veel vanuit de subcortex en automatiseert daarmee vele basale handelingen als bukken, balans houden, eten en aankleden. Het kind met een voorsprong handelt eerder vanuit het bewustzijn en bouwt minder geautomatiseerde handelingen op (Bosch-Sthijns, 2009). Omdat in het lange termijngeheugen Henny van Hal, ECHA 2013
5
oneindig veel informatie kan worden opgeslagen (Bezem & Van de Coolwijk 2005) en onbewust toegepast, is inzet daarvan van invloed op effectief handelen. De voorkeur voor handelen vanuit het bewustzijn is blijvend en er kan van hier uit maar één handeling tegelijkertijd worden aangestuurd. Het kind vergeet bijvoorbeeld door te eten als er ook nagedacht of gepraat moet worden. Tevens wordt de subcortex, nodig bij automatiseren dan minder getraind. De subcortex stuurt ook de emoties, geoefendheid en veel opgeslagen ervaringen ondersteunen dan regulatie en effectief reageren. Dus op meerdere fronten kan een minder getrainde subcortex levenslang het handelen en leren beïnvloeden. Kinderen zullen bij bijvoorbeeld een rekenopdracht de uitkomst vooral bedenken en niet in hun geheugen gaan zoeken of die wellicht paraat is. Tenslotte heeft het vroeg handelen vanuit het bewustzijn nog een ander gevolg op de persoonlijkheidsontwikkeling; met een doel voor ogen, is de kans dat het kind een negatieve ervaring op doet groter. Al met al levert dit de nodige aanknopingspunten op voor een verhoogde kans op frustraties, onhandig gedrag, onzekerheid en tegenvallende resultaten. Achterblijvende vaardigheden beïnvloeden weer andere ontwikkelingsprocessen. Slim in denken wordt dan niet altijd slim in handelen, ter verbetering is extra aandacht nodig voor de executieve functies (Dawson & Guare 2009). Deze functies moeten we kunnen inzetten om ideeën te helpen realiseren. Dergelijke ontwikkelingen spelen vanaf de geboorte, dus hoe vroeger afgestemd hoe beter (Mooij et al.,2007; Mooij & Fettelaar, 2010). Bij jonge kinderen spreken we over een ontwikkelingsvoorsprong (van Gerven, 2001). Signaleren hiervan op school heeft tot doel de juiste onderwijsbehoeften vast te stellen (Porter, 1999). Structurele aandacht voor excellentie dient te beginnen in peuterspeelzalen, de kinderopvang en de eerste groep van het basisonderwijs , zijn de aanbevelingen in recente studies in opdracht van OCW en de Onderwijsraad (Platform Betatechniek 2012; Mooij & Fettelaar 2010; Segers & Hoogeveen 2012). Kinderen hebben op het moment dat ze de basisschool in gaan al een ontwikkeling doorgemaakt. Sommigen hebben vóór dat moment hun gedrag om een of andere reden al aangepast (van Gerven, 2009). Door perfectionisme, antisociaal gedrag of hooggevoeligheid laten kinderen hun potenties dan minder zien en zijn niet (meer)op zoek naar uitdagingen (van Gerven, 2009). Ook goed schoolbeleid alleen kan deze kinderen dan onvoldoende helpen, beter passende begeleiding in de eerste 4 levensjaren wellicht wel. Daarvoor moeten ouders de ontwikkelingsvoorsprong wel kunnen signaleren. Mogelijke signalen bij zeer jonge kinderen (Amorosso, 1996) zijn: Oneindig nieuwsgierig, vroege en excellente taalvaardigheden, het zelf willen doen, snel en goed waarnemen, veel energie/minder slaap, snel behoefte aan variatie in speelgoed, autoriteit uitdagen, emotioneel verder, andere interesses dan leeftijdgenootjes, diepzinnige vragen stellen, (over)gevoelig voor zintuiglijke prikkels. Van Gerven (2001) geeft een aantal vroegtijdige kenmerken die duiden op ontwikkelingsvoorsprong: Deze kleuters hebben een uitgebreide woordenschat en benoemen de dingen veel gedetailleerder. De kleuter heeft een enorm geheugen, eindeloze energie, hun hoofd staat nooit stil. Het kind heeft meer behoefte aan autonomie, een groot concentratievermogen en rechtvaardigheidsgevoel; is leergierig, perfectionistisch (kan slecht omgaan met het idee een fout te hebben gemaakt) en bewust van leven en dood. Steeds weer wordt er in de literatuur op gewezen dat niet alle signalen bij ieder kind tegelijkertijd aanwezig moeten en kunnen zijn. Voor ouders die informatie zoeken over de bijzondere ontwikkeling en mogelijke hoogbegaafdheid van hun kind , is dat een erg belangrijke aanvulling. Over het bereikbaar zijn van de gevonden signalen en informatie voor zoekende ouders, wordt nader ingegaan in paragraaf 3.
2.1
De rol van ouders: begeleiding afstemmen
Passend aanbod vraagt naast uitdagingen vooral om passende begeleiding en goed opgeleide docenten (Renzulli , 1977; Mooij et al., 2007; Segers & Hoogeveen, 2012). Goed afgestemd onderwijs Henny van Hal, ECHA 2013
6
vraagt voldoende kennis en inzet, vroegtijdige en deskundige screening en een beleidsmatige aanpak (Mooij et al., 2007; Segers & Hoogeveen, 2012). Ouders verwachten te veel als ze denken dat knelpunten rond ontwikkeling en voorsprong vanzelf goed komen en scholen naast hun educatieve taak ook hier wel raad mee weten. Kind school én ouders moéten bij onderpresteren samenwerken, bepleit Willy Peters in een lezing voor Pharos(2008) 2 en het zwaartepunt van de begeleiding moet thuis liggen omdat ouders de eerste jaren een grote rol spelen. Dus ouders moeten kennis kunnen nemen van de actuele, brede kijk op hoogbegaafdheid, inclusief aanbevelingen voor begeleiding. De overzichten van kenmerken en signalen geven ouders handvatten een ontwikkelingsvoorsprong en mogelijke hoogbegaafdheid te zien en twijfels weg te nemen. Uit onderzoek (Jacobs,1971; Robinson 1981; Silverman, 1990) is gebleken dat ouders een betrouwbare bron van informatie zijn en goed in staat om de uitzonderlijke kenmerken van hun kinderen te observeren. Beter zelfs dan (ongetrainde) leerkrachten blijkt uit datzelfde onderzoek van Jacobs (1971) en onderzoek van Betts en Neihart (1988). Hiermee wordt het belang van de waarnemingen van ouders onderstreept en de kans om via ouders te werken aan verbetering van onderwijs en begeleiding. Er zijn meerdere redenen om inspanningen ter verbetering op ouders te richten: Scholen hebben momenteel krappe formaties en budgetten, zij zien weinig kansen. Aspecten waardoor kinderen ondanks begaafdheid toch niet zo succesvol leren, vormen zich deels al voor de schooltijd. Ouders spelen hierin een grote rol. Ouders verwachten nog te veel dat problemen in de ontwikkeling zich in de schooltijd op gaan lossen. School en ouders moeten vaak echter, ook bij een geheel op actueel inzicht gebaseerde aanpak, stevig samenwerken voor echt resultaat. Scholen halen hun bestaansrecht uit het vertrouwen van ouders, zij laten zich uiteindelijk wel beïnvloeden door de wensen en inbreng van ouders. Er is uit onderzoek en ervaring nu wel concreet informatie en advies voorhanden voor ouders, ook voor de eerste jaren thuis. Zolang voor ouders het beeld van vooral slimme en succesvolle hoogbegaafde niet wordt bijgesteld, zal een ouder onvoldoende naar eigen kansen op zoek gaan. Wat daarover uit mijn persoonlijke contacten met ouders naar voren komt: Veel ouders houden het onderwerp voor zich, door de nodige negatieve reacties. Ouders grijpen o.a. de mailbox van de website en mijn voorlichtingsavond aan om gehoor te krijgen. Ouders die uitwisselen op internetfora (HB-kind-forum, Choochem), doen vooral verslag van (flinke) problemen. Veel van die ouders zoeken erkenning, en in hun beeld is daarvoor een test onontbeerlijk. In het realiseren van een test stoppen zij veel energie. Energie die zij blijkens de diverse uitwisselingen, niet inzetten om handvatten te zoeken voor verbetering van eigen begeleiding. Scholen vragen vaak testresultaten voor zij over willen gaan tot afstemming. Zolang ouders hoogbegaafdheid zien als goede resultaten, blijft de twijfel als resultaten uitblijven. Deze ouders gaan niet tot actie over, zich informeren of gericht hulp zoeken. Zolang ouders zich niet met gerichte vragen en feiten tot hulpverleners richten, wordt het probleem niet urgent en komt daar niet op de agenda. Om deze cirkel te doorbreken is het mijn streven de ouders goede voorlichting te geven. Informatie over het denken en handelen van hun kinderen, helpt ouders niet alleen begrijpen maar ook accepteren. In aanbevelingen over het begeleiden van (hoog)begaafde kinderen wordt nadruk gelegd op het grote belang van acceptatie (Webb, 1982). Aanbevelingen zeggen ouders en 2
http://www.pharosnl.nl/?onderpresteren0
Henny van Hal, ECHA 2013
7
leerkrachten uit te gaan van onvermogen in plaats van onwil en van daar uit te gaan werken aan passende vaardigheden. Daarbij is een goede relatie onontbeerlijk, het echt in gesprek gaan om gedachten en gevoelens te leren kennen en bespreekbaar te maken. Door de snelle ontwikkeling van taal en denken ligt hier een goede kans voor passende begeleiding. Er is geen bewijs gevonden dat deze kinderen sociaal minder vaardig zijn (Wijnekus, 2001), wel dat zij eerder kans hebben op sociale problemen (Webb e.a. 1999). Op de hoogte zijn van actuele kennis helpt ouders niet alleen begrijpen wat er speelt en hun verwachtingen bijstellen. Meer inzicht kan hun twijfel verminderen en helpt ouders zich actiever op te stellen. Belangrijk is wel dat informatie ook handvatten geeft voor verbetering, zodat zij zicht krijgen op de eigen rol èn mogelijkheden. De invloed van de omgeving, de vele opgedane ervaringen en toevallige kansen bepalen meer het resultaat dan de hoogte van het IQ. De brede visie op intelligentie, geeft nog meer redenen om niet teveel aandacht en tijd te spenderen aan de mogelijkheid tot het meten van het IQ. Kijkend naar verschillende omschrijvingen van intelligentie (Wechsler,1974; Gardner,1983; Sternberg,2003) is intelligentie meer dan waar in een test een beroep op kan worden gedaan. In een IQ test scoren mogelijk (hoog)begaafde kinderen soms niet naar vermogen, met name als het sequentieel denken een sterk vermogen tot visueel ruimtelijk denken niet goed ondersteunt (Silverman, 2002). Een intelligentietest bij jonge kinderen is ook minder zinvol, omdat de ontwikkeling soms grillig verloopt. De uitslag is minder betrouwbaar dan bij oudere kinderen en men kan hieruit weinig aanbevelingen doen over het verdere begeleiden (Porter, 2002). Dit impliceert dat we die testen geen zwaarwegende rol mogen laten spelen en het zeker niet als hèt argument mogen gebruiken om het realiseren van afstemming op de ontwikkeling uit te stellen. Onderzoek laat zien dat met name in de onderbouw van het PO cognitief excellente leerlingen er qua vaardigheden relatief op achteruitgaan (Mooij & Driessen, 2008). Ook dat pleit voor afstemmen vanaf de eerste schooldag, voortbouwend op beginkenmerken in plaats van testen afwachten. Het tijdig en goed geïnformeerd zijn van ouders, is ook belangrijk bij het maken van een goede schoolkeuze. Of een school wil en kan afstemmen op voorsprong, weegt voor ouders weinig mee in hun overwegingen. Minder nog dan bij de keuze van het VO, speelt bij keuze voor een basisschool de kwaliteit en aspecten als omgaan met verschillen een rol. In een recent onderzoeksrapport van de besturenraad “Als het goed voelt ..” (internet VOS/ABB 14-02-2013) komt naar voren: ouders kiezen voor sfeer, nabijheid, orde en toegankelijkheid van het personeel. Aanpassingen in het onderwijs aan hoogbegaafden zijn nog vooral gericht op extra aanbod (Mooij et al., 2007) en daarmee meer op de succesvolle hoogbegaafde of hoogintelligente leerling. Vroegtijdig informeren van ouders moet hen wijzen op schoolkenmerken die er toe doen en helpen kiezen om onnodige teleurstellingen voorkomen. Kijkend naar wat bijvoorbeeld “de 6 profielen van hoogbegaafde leerlingen” (Betts & Nijhart, 1988) zeggen over begeleidingsbehoeften bij de diverse profielen, zou echt afgestemd onderwijs er anders uit moeten zien. Afstemmen op begaafde leerlingen, of kinderen die een grote voorsprong laten zien, gaat hier met name over hun begeleidingsbehoefte; over tolerantie, ruimte, gelijkgestemden, een betere spiegel en zelfkennis. In deze paragraaf is aangestipt waarover ouders zouden moeten worden geïnformeerd en waarop informatie aan ouders kan worden gebaseerd. Zou dat inmiddels ergens of door iemand gerealiseerd zijn? Een kijkje langs bibliotheken, internet en hulpdiensten kan antwoord geven op die vraag. Om te weten wat kan bijdragen aan verbetering is het nodig te weten wat al bestaat en bereikbaar is voor ouders. Informatie daarover helpt dit onderzoek en verbetering aan te laten sluiten aan de realiteit.
Henny van Hal, ECHA 2013
8
3
Bestaande informatie en de beschikbaarheid voor ouders
In voorbereiding op dit onderzoek is uit contacten met ouders gedestilleerd wat voor informatie zij zoal zochten. In eerste instantie zoeken zij hulp voor een onrustig of heftig reagerend kind; of met een erg sterke eigen wil, waarbij de gekregen adviezen van bureauartsen niet lijken te werken. Veel ouders zien een peuter die zich niet volgens het boekje ontwikkelt. De relatie met hoogbegaafdheid is meestal nog niet gelegd. Ook werd ouders gevraagd waar zij informatie of advies zoal hoopten te vinden. In eerste instantie verwachtten zij dat daar waar iedere ouder van jonge kinderen wordt begeleid: consultatiebureaus, telefonische hulpdiensten voor jonge ouders en online informatiesites. Ouders zeggen daar weinig zinnige hulp te hebben ervaren en regelmatig verkeerd te zijn geadviseerd. Als ouders verder informatie gaan zoeken, beginnen zij in hun directe omgeving, meestal bij kennissen en op internet. Ouders vinden in hun omgeving weinig (h)erkenning en meestal niet de antwoorden waar ze naar zochten. Ook boeken worden geraadpleegd, maar leveren hen in deze fase vaak onvoldoende op. Het internet is de plek waar zij de meeste mogelijkheden zeggen te zien en tijd in investeren. Veel van wat zij nu weten zeggen zij daar te hebben gevonden. Waar en hoe ouders zoeken op internet, wordt enigszins duidelijk uit sites waarop het aantal treffers van keywords (zoektermen) worden weergegeven. Hoog scoren daarin termen als testen, IQ test, problemen, ADHD/ADD, dyslexie, cito-score en faalangst. Op hoogbegaafdheid wordt veel minder gezocht, naar ontwikkelingsvoorsprong in verhouding met andere termen nauwelijks. Via keywords komen ouders op zeer uiteenlopende sites, van officiële opvoedingssites tot gesponsorde door producenten. Het is zaak om bij dit zoekgedrag aan te sluiten en goede informatie te koppelen aan door ouders ervaren signalen en knelpunten (en in voorlichting deze keywords te verwerken). Als ouders zoeken op termen als faalangst, onrust en problemen komen ze op sites met advies over opvoeding, waarop nauwelijks aandacht is voor hoogbegaafdheid. Met zoektermen als opvoedadvies, gedragsproblemen en dergelijke, gecombineerd met hoogbegaafdheid komt men op opvoedadvies.nl (van een psychologische praktijk) en het tijdschrift “J/M online”. Beide bieden heel uiteenlopende concrete informatie, links en handvatten. Hoogbegaafdheid krijgt tussen al die informatie echter weinig ruimte en diepgang, ontwikkelingsvoorsprong wordt niet genoemd. Wanneer op internet via de zoekterm hoogbegaafdheid wordt gezocht komen websites in beeld als Mensa, LICH , Koepel Hoogbegaafdheid en een startpagina “Hoogbegaafdheid”. Op deze sites wordt uitgebreid ingegaan op hoogbegaafdheid, de kenmerken en bijzondere prestaties. Op deze sites wordt minder nadruk gelegd op ongunstige aspecten en nauwelijks informatie gegeven over de ontwikkeling van het jonge kind. Alleen op de site van LICH, het Landelijk Informatie Centrum Hoogbegaafdheid, komt onder de naam “Stichting Plato” enige gerichte informatie naar boven over de verzorging en begeleiding van jonge kinderen. Als aan de zoekterm “hoogbegaafd” de term “kleuter” wordt toegevoegd, kwam tot nu toe weinig relevante informatie naar voren. Zichtbaar werden specialisten en kleinere organisaties die zich richten op hoogbegaafdheid. De sites van bijvoorbeeld HIQ, Hoogbegaafd Vlaanderen en IEKU duiken al wat langer op, zij bieden naast hun begeleidingsaanbod meer achtergrondinformatie. Momenteel komen er in rap tempo meer websites en artikelen in beeld over jonge kinderen. Dat is een flinke verbetering en zal de ouder die nu nog op zoek moet al beter op gang helpen. Boeken rond het thema hoogbegaafdheid zijn er inmiddels in het Nederlands heel wat uitgekomen, door meer aandacht en ervaring neemt zowel de kwaliteit als variatie toe. Voorbeelden daarvan zijn “Zicht op hoogbegaafdheid” van E. van Gerven, “Hoogbegaafd, als je kind geen Einstein is” van T. Kieboom en “Onderpresteren” van S. Bruyn en M. Schaminée. In bibliotheken worden veel boeken aangetroffen met ervaringen van ouders en kinderen, bijvoorbeeld “IQ te koop” van E. Sinot en “Hagar een hoogbegaafd meisje” door I.Barreveld. Deze boeken dragen meer bij aan (h)erkenning
Henny van Hal, ECHA 2013
9
dan aan kennis. Er staan in met name de kleine bibliotheken vooral beknopte gidsen met begeleiding- en opvoedingstips, helaas vaak behoorlijk gedateerd. Al langer bestaande goede boeken als “Het opvoeden van (hoog)begaafde kinderen” (Webb e.a., 1992) en “Professioneel omgaan met hoogbegaafde kinderen” (Drent & van Gerven, 2002) zijn alleen beschikbaar in grote stadsbibliotheken. Vele recente uitgaven die mede bedoeld zijn voor scholen en professionals, treffen ouders daar niet. Op internet staan veel meer actuele boeken op populaire sites, ouders moeten dan bereid zijn te kopen. Het wordt uit de beschrijving helaas lang niet altijd duidelijk of er ook aandacht wordt besteed aan jonge kinderen. Informatie over ontwikkelingsvoorsprong Op internet is meer informatie over ontwikkelingsvoorsprong en de reikwijdte daarvan voor ouders te vinden. Bij invoering via Google komen vooral de websites van IEKU, HIQ, Hoogbegaafd Vlaanderen en Eduratio in beeld. Hier treffen we zowel een opsomming van mogelijke signalen bij jonge kinderen als tips over begeleiden en passend onderwijs. Organisaties rond hoogbegaafdheid als CBO3 en SLO gaan niet nader in op ontwikkelingsvoorsprong en komen via Google niet in beeld. Stichting Plato informeert wel via de site van LICH, maar komt niet naar voren via Google. Veel prominenter worden enkele specialisten hoogbegaafdheid zichtbaar, evenals individuele kindercoaches, therapeuten, pedagogen en psychologen. De informatie is vaak summier, soms helaas ook onjuist. De informatie spitst zich toe op het aanbod, bijvoorbeeld een test. Over ontwikkelingsvoorsprong werden geen boeken geschreven specifiek voor ouders. Voor professionals zijn er wel boeken waar het jonge kind uitgebreid aan de orde komt, bijvoorbeeld in het “Handboek Hoogbegaafdheid” (van Gerven, 2009). Ook verschenen er artikelen in tijdschriften als “De wereld van het jonge kind”. Heel recent zijn er boeken en readers verschenen, gericht op de onderbouw van het Primair Onderwijs. En er worden sinds kort cursussen voor het onderwijs gegeven over kleuters (en peuters) met ontwikkelingsvoorsprong, bijvoorbeeld bij HCO, Driestar en Fontys. In de kinderopvang en peuterspeelzalen is de eerste interesse en een aangepast aanbod gesignaleerd. Stichting Plato biedt folders en cursussen aan voor kinderopvang en speelzalen. Informeren van ouders door hulpverlening Landelijke organen van door ouders genoemde hulpverleners (zoals consultatiebureaus en jeugdhulpverlening) zijn door mij vóór dit onderzoek benaderd over hun rol in het informeren van ouders over het thema hoogbegaafdheid en ontwikkelingsvoorsprong. Daarbij zijn ervaringen van ouders als voorbeeld gegeven en is gevraagd naar mogelijke interesse in aanpassingen van hun rol. Contactpersonen geven aan weinig kennis over hoogbegaafdheid te hebben en geen over ontwikkelingsvoorsprong. Andere medewerkers geven aan zich niet geroepen of in staat te voelen nader in te zoemen op hoogbegaafdheid. Hun doelgroepen zijn georganiseerd in zelfstandige of regionale organisaties, deze dragen het probleem niet aan. De organisaties hebben veel zwaarwegende onderwerpen op de agenda staan en maken andere keuzes. De noodzaak wordt door hen betwijfeld, ook in de (na)scholing van professionals. Professionalisering van deze organisaties wordt gedirigeerd vanuit het JGZ4, ook van hieruit wordt hoogbegaafdheid niet aangedragen. Voor ouders komen geen van de landelijke organisaties in beeld op internet, hoewel het Nederlands Centrum voor Jeugdgezondheidszorg wel databanken beheert met zoektermen rond ontwikkeling en opvoeding. NCJ heeft in zijn dossiers, die vooral professionals in de jeugdzorg bedienen, wel hoogbegaafdheid opgenomen5. De door hen geformuleerde definitie en interventies zijn weinig genuanceerd, de genoemde risicofactoren onvolledig, aanbevelingen redelijk actueel. Ook het JGZ 3
CBO, Centrum voor Begaafdheidsonderzoek KU Nijmegen, www.ru.nl/fsw/cbo/ JGZ: Jeugdgezondheidszorg; “volgt de ontwikkeling en geeft ouders informatie”. www.ncj.nl/137/jgz 5 NCJ: Nederlands Centrum Jeugdgezondheidszorg, www.ncj.nl/dossier/76/hoogbegaafden 4
Henny van Hal, ECHA 2013
10
ontwikkelt richtlijnen voor hulpverleners, publicatie vindt alleen plaats na validatie. Daarnaast geeft het NJI6 in zijn databank een overzicht van bewezen effectieve interventies. Hoogbegaafdheid en ontwikkelingsvoorsprong, zegt de organisatie, zal pas in databanken voor ouders en professionals terecht komen als er eensluidend gedegen interventies en adviezen geformuleerd zijn. Wijziging van het beleid van hulpverleners kan dus ofwel van ouders komen die met een hulpvraag aan de bel trekken, of van experts die gefundeerde aanbevelingen aanleveren. Het leesgedrag van jonge ouders De doelgroep voor informatie over ontwikkelingsvoorsprong zijn ouders van jonge kinderen. Volgens cijfers van het CBS overheerst in deze doelgroep van ouders de volwassenen tussen 30 en 40 jaar. Uit verzamelde onderzoekgegevens op leesmonitor.nu blijkt dat de rol van internet groter wordt naarmate de leeftijd daalt. Ook wat betreft het verkrijgen van informatie spelen TV èn computer dan een veel grotere rol. Lezen gebeurt nog het vaakst in kranten, maar ook dat loopt sterk terug. Boeken worden vaker door vrouwen gelezen, non-fictie overheerst daarbij. In de leeftijd van 20-34 jaar wordt het minst gelezen, gemiddeld 1,8 uur per week. Verhoudingsgewijs speelt dan het tijdschrift een grotere rol met 0,5 uur, terwijl in de leeftijdgroep van 35-49 jaar ook 0,5 van 2,9 uur per week in een tijdschrift wordt gekeken. Men verwacht niet dat met het ouder worden teruggevallen wordt op meer traditionele media. Ouders van jonge kinderen informeren via de traditionele media krijgt hiermee nu en in de toekomst weinig kansen, het internet heeft hun voorkeur. Waar zoeken ouders naar? Mijn bestudering van bestaande informatie laat zien dat er wel informatie geboden wordt en dat er verbetering in zit. Hulpvragen van ouders met jonge kinderen liggen, blijkt uit contacten en internet, met name bij opvoedingsadvies , een passende schoolkeuze en mogelijk testen ter bevestiging. Antwoord daarop wordt onvoldoende gezocht en gevonden in boeken, zeggen de ouders. Op internet is meer gerichte informatie, maar vaak moeilijk te vinden. In ieder geval onvoldoende om onzekerheid weg te nemen en eventuele stappen te zetten, blijkt uit de vele vragende ouders en hun uitwisselingen op internet. Knelpunt lijken op het eerste gezicht: Gerichte informatie is gekoppeld aan hoogbegaafdheid, die ouders (nog) niet zien. Informatie is weinig gericht op ouders, gaat nog minder over opvoeding en begeleiding. Informatie staat op voor ouders minder voor de hand liggende plaatsen. Ondertussen ervaren de ouders wel problemen en zoeken zij steun en een uitlaatklep. Die vinden zij zelden bij ouders van buurt of school, soms bij familie of vrienden als daar (h)erkenning is voor de problematiek. Vaker vinden zij contact met andere ouders via Facebook, LinkedIn en Hyves. Er zijn contactgroepen zoals “hb-kind-forum” en “coochem-opvoeding”. Contact via deze sites is er snel, want zij komen prominent in beeld als op internet gezocht wordt. De beschrijvingen en uitwisselingen daarop door ouders over gedrag, ervaren weerstand, problemen thuis en op school zijn best alarmerend. De uitwisseling op internet lijkt toch meer stoom afblazen dan dat er gericht een hulpvraag wordt gesteld. Wat houdt deze ouders tegen hulp te zoeken? Ouders hebben tijd nodig, voordat zij een punt van acceptatie en actie bereikt hebben. Ook bij andere problemen proberen ouders het eerst zelf, zoeken vervolgens laag-drempelig naar tips en bevestiging. In deze fase is gewichtige en dure hulp niet in beeld, van het aanbod van organisaties voor uitgebreide cursussen of begeleiding wordt nog geen gebruik gemaakt. Ondertussen wordt van hen wel alertheid en afstemmen gevraagd om de nodige klippen te omzeilen. Veel ouders zien de eigen rol en kansen onvoldoende en enkele belangrijke jaren in de ontwikkeling van hun kinderen gaan voorbij. Betere informatie kan hooguit helpen deze periode van twijfel en aarzeling te verkorten. 6
NJI: Nederlands Jeugd Instituut; “kennis over jeugd en opvoeding”, www.nji.nl
Henny van Hal, ECHA 2013
11
3.1
Motivatie en onderzoeksvraag:
Als leerkracht en schoolleider ontwikkelde zich mijn interesse voor afstemming, vanuit mijn privéomgeving ontstond interesse voor hoogbegaafdheid. Door de ECHA studie en contacten via het ECHAnetwerk7 kwam ik tot het inzicht dat afgestemd onderwijs voor deze kinderen begint op de eerste schooldag en de begeleiding door ouders en opvoeders in de eerste 4 jaar een belangrijke rol speelt. Met het inzicht van nu ben ik van mening dat er ingezet moet worden op voorlichting en begeleiding van ouders. In mijn directe omgeving (gezin, familie) heb ik ervaren hoe diepgaand gevolgen van voorsprong en hoge intelligentie kùnnen ingrijpen in de persoonsontwikkeling. Ouders zouden beter moeten weten wat de mogelijkheden èn de risico’s zijn voor henzelf en de scholen. Zelf heb ik een begin gemaakt met (door mij verzamelde) informatie te verwerken in een website en presentaties. Vanaf oktober 2011 geef ik cursussen en voorlichting over ontwikkelingsvoorsprong. Er is hiermee een uitwisseling over ervaring, verwachtingen en bereidheid met ouders op gang gekomen. Ik heb zowel via de website als op bijeenkomsten informatie gekregen en vragen gesteld. Mijn contacten betreffen ouders van (jonge) kinderen, maar ook leerkrachten, verzorgers, studenten, coaches en kindertherapeuten. Uit reacties en antwoorden blijkt mijn verstrekte informatie verhelderend, aanvullend en overtuigend te zijn. Aanwezigen vinden dat alle ouders en professionals die met kinderen werken dergelijke compacte informatie aangereikt zouden moeten krijgen. Mijn informatie geeft een beeld van mogelijk meespelende aspecten en hun samenhang. In ongeveer 2 uur worden inzicht en (beperkte) handvatten gegeven. Als belangrijkste opbrengst werd door ouders de (h)erkenning van hun kind genoemd (en soms zichzelf). Professionals geeft de informatie een vaak nieuwe kijk op gedrag bij (hoog)begaafdheid èn op kinderen die daarmee vooralsnog vaak niet worden geassocieerd. Informatie formuleren en aanbieden, lijkt hiermee mogelijk en wenselijk. Bij deze activiteiten verdwijnt veel energie in pogingen om jonge ouders te benaderen en bereiken. Het blijkt een moeizaam proces, zowel van mijn kant als van ouders. Bij organisaties die jonge ouders voorzien van informatie, kwam ik niet veel verder. Ouders zelf geven aan lang met vragen rond te lopen, zonder antwoord te vinden. Uit gesprekken, bijeenkomsten en uitwisseling via email en internet heb ik een globaal beeld gekregen van de vragen die ouders bezig houden. Om ouders succesvol te informeren en activeren is goede afstemming nodig op ondersteuningsbehoeften van ouders, hun mogelijkheden en bereidheid. Daarvoor zijn meer concrete gegevens nodig. Onderzoeksvraag: Wie en wat kan ouders van jonge kinderen helpen de signalen van ontwikkelingsvoorsprong te zien en hun begeleiding daarop goed af te stemmen? Een van de stappen naar het antwoord is de ervaringen en wensen van deze ouders goed in beeld brengen. Door hen er naar te vragen komen we meer te weten over hun ervaringen, knelpunten en zoektocht naar kennis en hulp. De reacties van ouders verzamelen en analyseren, kan helpen onderstaande vragen te beantwoorden:
7
Waar verwachten ouders informatie, waar gaan zijn op zoek, wie en wat benaderen zij? Hoe komt informatie het best in beeld en over bij ouders. Welke vorm en welke informatie trekt de aandacht? Op welke vragen zoeken zij antwoord, wat houdt hen bezig? Waartoe zijn ouders bereid en wat kan ingezet worden hun rol te verbeteren?
ECHA: European Council for High Ability, gediplomeerden in Nederland verenigd in netwerk: www.echanetwerk.nl
Henny van Hal, ECHA 2013
12
4
De methode en werkwijze
Er is voor gekozen om ouders concreet en digitaal te vragen naar hun ervaringen en wensen. Digitaal omdat de jonge ouders dit medium veel lijken te gebruiken en het de minste inspanning van hen vraagt. Bovendien biedt het de mogelijkheid een grote groep ouders te bereiken. Deelnemers De doelgroep voor de vragenlijst zijn ouders van jonge èn oudere kinderen. Bij jonge kinderen zullen ouders hun knelpunten en vragen nog helder voor de geest hebben evenals hun onbeantwoorde vragen. Zij kunnen waarschijnlijk nauwkeuriger aangeven op welke leeftijd bepaalde aspecten speelden. Ook zijn zowel hun denkwijze als ervaringen actueel, dus relevant. Ouders van oudere kinderen brengen ervaringen in over de verdere ontwikkeling en mogelijke problemen die pas later optreden. Dat geldt zowel voor ervaringen in onderwijs en hulpverlening, als de resultaten van eventuele acties en hulp. Bij deze deelnemers is minder twijfel over hoogbegaafdheid te verwachten en meer bevestiging daarvan via bijvoorbeeld testen mogelijk. De doelgroep voor de vragenlijst bestaat dus niet alleen uit ouders van als hoogbegaafd gediagnosticeerde kinderen. Juist ook de ouder die informatie zoekt en twijfelt aan mogelijke (hoog)begaafdheid zou de vragenlijst moeten kunnen en willen invullen. Want er is hier met name behoefte meer zicht te krijgen op deze twijfelende en aarzelende ouder. Bovendien wordt uitgegaan van de veronderstelling dat ouders juist aarzelen in actie te komen als de resultaten achterblijven of ouders onvoldoende beeld hebben van de vele signalen. Daarom wordt deze groep ouders hier expliciet uitgenodigd en is de vraagstelling daarop afgestemd. Uiteraard zal daarmee wel rekening moeten worden gehouden bij het lezen en interpreteren van de resultaten. Er is bewust voor gekozen de vragenlijst onder de aandacht te brengen via diverse kanalen, in de veronderstelling hierdoor ook een brede groep ouders te bereiken. Allereerst zijn alle ouders benaderd die op de website, workshops en informatieavonden afkwamen en hierbij hun mailadres achter lieten. Aangezien bij deze activiteiten de nadruk ligt op ontwikkelingsvoorsprong, betreffen het hier met name ouders van jonge kinderen. Onder hen veel twijfelende ouders en kinderen die (nog) niet als HB gediagnosticeerd zijn. Via Linked-in, Coochem en het hb-forum werden oproepen geplaatst en komen vooral ouders van wat oudere en gediagnosticeerde kinderen in beeld. 129 deelnemers hebben meegedaan aan het onderzoek, waarvan 92 alle vragen doorliepen. Bij de vragen over de ontwikkeling van hun kind, was er de mogelijkheid om van 3 kinderen de antwoorden op de vragen in te vullen. Op deze manier zijn van ongeveer 174 kinderen gegevens ingevoerd bij alle vragen. Van deze kinderen is bij 85 kinderen in een IQ test een score boven 130 vastgesteld, 17 kinderen scoorden in een dergelijke test onder de 130. De andere kinderen zijn om diverse redenen niet getest, uit opmerkingen is op te maken dat dat niet altijd was omdat zij nog te jong waren om te testen. Ouders hebben de mogelijkheid benut opmerkingen te maken over de vragenlijst en mogelijke aanvullingen te geven. Veel onverwachte opmerkingen kwamen er niet, ook geen nieuwe tips over het verbeteren van de informatieverstrekking. Een mijns inziens belangrijke aanvulling kwam wel, jammer genoeg pas halverwege: “waarom wordt er niet naar de leeftijd gevraagd?”. Inderdaad is dat achteraf te betreuren. Daardoor is het nu meer gissen bij het interpreteren van antwoorden dan nodig was geweest. Uit de resultaten valt op te maken dat 20 á 25 kinderen nog niet of nauwelijks naar school gaan, waarvan 6x het oudste kind. Ongeveer de helft van de kinderen bezoekt het VO of tenminste de bovenbouw van het PO. Vraag 6 t/m 17 gaat nader in op de ontwikkeling van het kind, waarbij ouders de mogelijkheid hadden voor 3 kinderen gegevens in te voeren. Van 92 ouders kwamen deze vragen volledig ingevuld binnen. 26 ouders(28%) vulde deze vragen in voor 1 kind, 44(48%) van 2 kinderen en 20(22%) van 3 kinderen. Het derde kind betrof vaak een heel jong kind, waardoor in die 15 reacties
Henny van Hal, ECHA 2013
13
nog veelvuldig n.v.t. als antwoord werd gegeven of de vraag niet werd ingevuld. Uiteindelijk is maar 5x de gehele vragenlijst voor het derde kind ingevuld. De scores van het derde kind zijn daarom niet verwerkt in de tabellen en spaarzaam gebruikt in de analyse. Twee ouders gaven aan meer dan 3 kinderen te hebben en gaven een beknopte aanvulling in de open regel aan het einde van iedere vraag. De mogelijkheid bestaat nog dat ouders alleen gegevens invoerden van kinderen waar volgens hen sprake is van voorsprong of hoogbegaafdheid. Soms zien zij met name terughoudende en aanpassende kinderen hierbij over het hoofd, zo heb ik ervaren in contacten met ouders. De poging om ook ouders te laten deelnemen die onzeker zijn over de (hoog)begaafdheid van hun kinderen is wel gerealiseerd. Dit blijkt uit de reacties over 72 kinderen zonder vastgesteld hoog IQ. Het is in dit onderzoek onmogelijk vast te stellen, welk deel van de kinderen daadwerkelijk als hoogbegaafd uit een test zou komen. Het enquêteprogramma maakt het mogelijk reacties te selecteren op één aspect dat in hoge mate een rol speelt. Nadere bestudering van de antwoorden in zo’n selectie, leverde soms zichtbare verschillen op. In paragraaf 5 wordt bekeken of de antwoorden ons wat kunnen vertellen over aspecten die mogelijk van invloed zijn op vragen en knelpunten van ouders, of (h)erkenning van kinderen en hun behoeften. Materiaal en procedure Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van een digitale vragenlijst. De samenstelling van de vragen is gebaseerd op theorie en ervaringen uit literatuur, zowel wat betreft (vroege) signalen als te verwachten gedrag en problematiek. Ook zijn vragen en opmerkingen van ouders, die ik verzamelde in mijn contacten rond lezingen en website, gebruikt bij het samenstellen. Vragen die zodoende opkwamen waren: Welke signalen zouden ouders kunnen zien, en op welke momenten? Waar lopen zij tegen aan, waarover zoeken zij nu soms hulp? Welke knelpunten doen zich in de praktijk het meest voor, in welke mate? Welke kenmerken, ontwikkelingen en mogelijke knelpunten uit de theorie herkennen ouders, in welke mate? Wat kunnen ouders zelf zeggen van de specifieke ontwikkeling van hun kind(eren)? Waar zoeken èn vinden zij nadere informatie, waar niet? Waarover vinden zij informatie, waarover niet of nauwelijks? Waar uiten ouders hun problemen zoal en wat levert dat de ouders op? Waartoe zijn ouders bereid, wat hebben ze er voor over, waarin investeren ze zelf liefst? Welke afstemming ervaren ouders in hun omgeving en in het onderwijs op de specifieke ontwikkeling van hun kind? Welke ervaringen hebben ouders met hulpverleners, welke wensen hieromtrent? Waar genieten zij van, waarvan liggen zij wakker? Waar blijven zij zich uiteindelijk het meest zorgen over maken? Waarover gaan de voornaamste vragen waarmee ouders blijven zitten? Deze verzameling vragen heeft geleid tot een eerste conceptvragenlijst, die is voorgelegd aan enkele meedenkende studiegenoten, ouders en meer ervaren onderzoekers. Daaruit zijn de nodige aanvullingen en wijzigingen voortgekomen. Er kwam zowel inhoudelijk reactie, als over vraagstelling, vormgeving en te maken keuzes. Een belangrijk aspect waarnaar ik vroeg te kijken was, onder welke voorwaarden ouders bereid zouden zijn deel te nemen aan het onderzoek en daarbij van de lijst zoveel mogelijk vragen zouden beantwoorden. Dan spelen zowel de vormgeving van de vragenlijst mee, als de handelingen die ouders voor het invullen moeten verrichten.
Henny van Hal, ECHA 2013
14
Gekozen is uiteindelijk voor uitwerking in “Survey-monkey”, waardoor zowel de vormgeving en het invoeren door ouders, als ook de verwerking ondersteund wordt. De vragenlijst kreeg als titel “Ouderadvies bij ontwikkelingsvoorsprong” en behelst 20 hoofdvragen. De eerste 5 vragen gaan over de ouder en zijn/haar informatievoorziening rond ontwikkelingsvoorsprong. De andere 15 vragen gaan over de ontwikkeling van de kinderen, mogelijk ervaren knelpunten en ervaringen rond begeleiding en afstemming. Die vragen over de kinderen moeten enerzijds een beeld opleveren van wat er zoal speelt, anderzijds zo mogelijk ook welke gedachten en behoeften waardoor ontstaan. De ervaringen en gedachten van ouders over diverse aspecten betekenen wat voor de informatie die hen verder kan helpen. Al voor de publicatie van de vragenlijst was opgave tot deelname mogelijk via allerlei kanalen (nieuwsbrief, open dagen, LinkedIn, website). Deze mensen ontvingen een link via hun opgegeven mailadres. De link naar de enquête is, vanaf het moment van openstelling, gedurende enkele maanden ook regelmatig verspreid via LinkedIn; zowel via groepen rond hoogbegaafdheid, hoogsensitiviteit en het ECHA netwerk, als LinkedIn groepen rond ouders en opvoeding . De vragenlijst heeft ruim 3 maanden open gestaan, langer dan vooraf gepland. Mijn streven was 100 volledig ingevulde vragenlijsten, met 92 stuks is dit niet helemaal gerealiseerd. Ouders die de vragenlijst invulden, waren enthousiast dat er aandacht aan de problematiek werd geschonken. Er waren weinig negatieve reacties, wel vulden een behoorlijk aantal van de eerste deelnemers alleen de eerste 5 vragen in. De deelnemers lieten zich afschrikken doordat bij veel van de volgende vragen steeds n.v.t. moest worden ingevuld om verder te kunnen, liet men mij weten. Daarom is de instelling veranderd en konden ouders vanaf vraag 6 naar keuze vragen overslaan. Daarmee groeide het aantal reacties en was er na 3 maanden sprake van voldoende respons. Uiteraard met als consequentie een wisselende hoeveelheid reacties op de vragen 6 t/m 20. Vraag 19 en 20 is een open ruimte, die deelnemers uitnodigt aanvullende suggesties te geven over het verbeteren van voorlichting over ontwikkelingsvoorsprong en deze vragenlijst. Opgemerkt werd o.a. dat geen onderscheid werd gemaakt tussen jongens en meisjes, dat had waarschijnlijk wel meerwaarde gehad. Over verbetering van de informatievoorziening zijn geen nieuwe inzichten aangedragen, wel bevestiging dat verbetering wenselijk is en steunbetuiging aan deze inventarisatie en poging tot verbeterde voorlichting.
Henny van Hal, ECHA 2013
15
5
De resultaten
In tabel 1 staan de scores van alle 129 reacties weergegeven, zoals aangereikt door het enquêteprogramma. Scores die dik gedrukt zijn vallen het meest op. De gemiddelde score van verschillende vragen is niet direct met elkaar te vergelijken. Afhankelijk van het aantal te kiezen opties is maximaal 3, 4 of 5 punten te scoren, hetgeen in de tabellen is terug te vinden. De term “ontwikkelingsvoorsprong” is bij 62.7% van de ouders in hoge mate bekend. Ook vindt 62.5% van de onderzochte ouders in hoge mate, dat de term past bij wat het kind laat zien. Ouders ervaren dat anderen deze term over hun kinderen in behoorlijke of hoge mate gebruiken (samen 70%). Uit de reacties op vraag 6 t/m 18 (tabel 2 en 3) is op te maken dat bij ongeveer 50% van de kinderen de voorsprong voor ouders al in hoge mate als peuter zichtbaar is, twee derde van de ouders herkende de voorsprong voor de 4e verjaardag. De koppeling met hoogbegaafdheid wordt bij 52.4% van de ouders nauwelijks of maar enigszins al op jonge leeftijd gemaakt. Tabel 1
Ouders over Informatie Behoefte en ervaren Impact van Hoogbegaafdheid en Ontwikkelingsvoorsprong. gemiddelde niet of Associaties en informatie over score nauwelijks enigszins behoorlijk in hoge mate “ontwikkelingsvoorsprong” 1 Term: past bij de ontwikkeling van mijn kind Beteken en inhoud is bekend bij ouders Anderen gebruikten de term over mijn kind Ouder maakt al vroeg koppeling voorsprong en HB Ik zoek eerder info over voorsprong dan HB 2 Mate: Ik geniet van de bijzondere ontwikkeling Ik voel me onzeker over mijn aanpak Ik maak me regelmatig zorgen over mijn kind Tegemoet komen aan hun behoeften is vermoeiend De voorsprong heeft dagelijks impact thuis Ouder heeft zich vroegtijdig verdiept in HB (vr.18-1)
3 Informatie zoeken ,
In boeken In tijdschrift Op internet Ik volgde lezing of zou dat willen Ik volgde cursus of zou dat willen 4 Heb zinvolle informatie gevonden, In een boek In een tijdschrift Op internet Uit een lezing Uit cursus of workshop
5 Ouder bleef met vragen zitten: over testen Over beter begeleiden van jonge kind Over meer uitdagingen thuis Over extra uitdagingen op school Over verbeteren van zelfvertrouwen Over verbeteren van sociale contacten Over hulp verbeteren motoriek Over het beter aansturen van gedrag Over een goede schoolkeuze Over passende studie / beroepskeuze
score 1-4: 3.48 3.51 2.96 2.51 2.24 3.22 2.23 2.66 2.52 2.55 score 1-3: 2.24 gemiddelde score score 1-5: 3.09 2.02 4.11 2.79 2.59 3.30 2.09 4.03 2.65 2.23 gemiddelde score score 1-5 2.44 2.55 2.35 3.27 2.90 2.52 1.87 2.70 2.72 2.18
2.3% 1.6% 12.0% 23.8% 24.4% 3.1% 22.7% 9.4% 14.1% 19.5%
9.4% 8.7% 18.4% 28.6% 40.2% 12.5% 41.4% 36.7% 39.8% 28.9%
25.8% 27.0% 31.2% 20.6% 22.8% 43.8% 26.6% 32.8% 26.6% 28.1%
62.5% 62.7% 38.4% 27.0% 12.6% 40.6% 9.4% 21.1% 19.5% 23.4%
22.7%
29.5%
46.6%
niet
weinig
regelmatig
n.v.t. 1.1% in belangrijke mate
veel
7.8% 35.2% 1.6% 14.1% 25.0% 9.4% 28.9% 2.3% 26.6% 39.8% niet of nauwelijks
28.9% 41.4% 6.3% 30.5% 25.8% 21.1% 45.3% 3.9% 24.2% 26.6%
27.3% 13.3% 18.8% 27.3% 27.3% 21.9% 15.6% 19.5% 20.3% 15.6%
18.8% 7.0% 26.6% 18.8% 8.6% 25.0% 8.6% 36.7% 15.6% 7.0%
17.2% 3.1% 46.9% 9.4% 13.3% 22.7% 1.6% 37.5% 13.3% 10.9%
enigszins
tamelijk
in hoge mate
n.v.t.
26.8% 21.9% 7.8% 33.6% 15.7% 25.0% 49.2% 12.5% 21.1% 31.5%
13.3% 28.8% 32.2% 13.3% 17.3% 21.1% 21.1% 32.0% 19.5% 13.7%
20.3% 21.9% 20.5% 23.4% 24.4% 31.3% 16.4% 28.1% 18.8% 17.7%
27.3% 27.3% 20.5% 53.1% 39.4% 22.7% 10.2% 27.3% 35.2% 13.7%
5.5% 0.0% 0.0% 2.3% 3.1% 0.0% 3.1% 0.0% 5.5% 23.4%
Ouders zouden wel iets eerder naar informatie zoeken over ontwikkelingsvoorsprong, 35.4% in behoorlijke of hoge mate. Bijna de helft van de ouders heeft zich al vroeg behoorlijk in hoogbegaafdheid verdiept. Bij de reagerende ouders zelf speelt de ontwikkelingsvoorsprong een wisselende rol. Enerzijds geniet 84.4% van de bijzondere ontwikkeling. Anderzijds maakt 54% van de ouders zich regelmatig
Henny van Hal, ECHA 2013
16
behoorlijk of in hoge mate zorgen. Bij een kwart van de deelnemende ouders heeft de voorsprong in hoge mate impact op de dagelijkse gang van zaken. Op zoek naar informatie zocht en vond men vooral op internet en in boeken. Ouders die in boeken informatie zochten (score 3.09 op schaal van 5) vonden daar zinvolle informatie (score is met 3.30 uit 5 iets hoger). De vele ouders die op internet zochten (score 4.11 op schaal van 5) vonden ook veel zinvolle informatie (score 4.03 van 5). In tijdschriften wordt nauwelijks gezocht en weinig zinvolle informatie opgedaan. Ouders volgen liever lezingen dan cursussen, maar ook dat scoort met 2.79 uit 5 niet hoog. Nog minder ouders doen in lezingen en cursussen in belangrijke mate zinvolle informatie op (score 2.42 van 5). Ouders bleven met de nodige vragen zitten, maar enkele ouders gaven aan op alle aspecten niet of nauwelijks nog vragen te hebben. Aan de andere kant waren er ook ouders die op bijna alle vragen tamelijk of in hoge mate invulden. Of ouders slecht een kind of meer kinderen hebben waar voorsprong speelt, maakt geen verschil voor het aantal vragen waar ouders mee blijven zitten, blijkt uit vergelijking van individuele rapportages. Het realiseren van meer uitdaging op school houdt ouders het meest bezig (score van 3.27 op schaal van 4). Er blijven weinig ouders zitten met vragen over het verbeteren van de motoriek, passende studiekeuze is nog nauwelijks aan de orde. Er resteren vaker vragen over het verbeteren van het zelfvertrouwen (2.90 van 4), het aansturen van gedrag (2.72) en schoolkeuze (2.72 van 4). De cijfers geven geen aanwijzingen dat bij het eerste kind meer problemen ervaren of aspecten in mindere mate herkend worden dan bij het tweede kind. In tabel 2 komt juist naar voren dat bij het tweede kind kenmerken over het algemeen in mindere mate worden ervaren. Daarop zijn uitzondering, waarover meer in paragraaf 5.1. Wat ouders signaleren rond de ontwikkeling van hun kinderen: De antwoorden op vragen over de ontwikkeling van het individuele kind zijn terug te vinden in tabel 2. Per aspect wordt heel gevarieerd antwoord gegeven. Afwisselend het eerste, tweede of derde kind scoort op de diverse facetten van niet tot in hoge mate. Dat ouders nauwgezet hebben ingevuld, bevestigen ook te verwachten overeenkomsten bij antwoorden van gerelateerde aspecten (via “Surveymonkey” terug te vinden in de 129 individuele rapporten). Er is verschil in scores van het eerste en tweede kind: bijna overal zijn de cijfers bij het tweede kind lager. Op grond van onderzoek (Ernst, & Angst, 1983; Sulloway, 1996) mag verwacht worden dat kenmerken van een oudste, middelste of jongste kind verschillen vertonen. Een aantal verschillen komen overeen met die uitkomsten van onderzoek. Het 2e kind toont bijvoorbeeld meer fantasie, daagt meer uit en pakt uitdagingen iets beter op. Het eerste kind handelt vaker bedachtzaam, 52.7% in hoge mate tegen 21.5% van de tweede kinderen. Van in het oog lopende verschillen die van hieruit niet direct te verklaren zijn, zijn de scores dik gedrukt. Bijvoorbeeld: het tweede kind scoort hoger op “frustraties bij het realiseren van eigen doelen” en “beleeft intens”. De (h)erkenning door ouders en buitenwacht tussen het eerste en tweede kind verschilt nauwelijks, behalve dat de school het tweede kind vaker herkent. Indien een IQ test is afgenomen, scoort 84% van de eerste kinderen boven 130 en 81% van de tweede kinderen. Even vaak dan het eerste kind kreeg het tweede kind extra uitdagingen en passende begeleiding in of buiten de groep. Niet altijd zijn eerste en tweede kind oudste en jongste, blijkt uit toelichtingen. Deze ouders hebben die kinderen ingevoerd waar voorsprong herkend werd. Over de aller vroegste ontwikkeling zeggen veel ouders dat de voorsprong al als peuter zichtbaar werd, vaker bij het eerste dan bij het tweede kind. Het eerste kind scoort hier op alle kenmerken hoger dan het tweede kind. Geen van de genoemde problemen scoort erg hoog, verveling en een sterke eigen wil spelen het vaakst een rol. Op valt de grotere mate van “streven naar perfectie” bij Henny van Hal, ECHA 2013
17
het eerste kind, “frustraties bij het realiseren van eigen doelen” bij het tweede kind. Ouders zelf ervaren het steeds moeten afstemmen op de bijzondere ontwikkeling als het grootste probleem. Tabel 2 Door Ouders Gesignaleerde Ontwikkelingen bij hun Kinderen. e
e
1 kind : 90 reacties
Bij kind gesignaleerde ontwikkeling
6 Allervroegste ontwikkeling: als peuter zichtbaar De ontwikkeling verliep asynchroon Lang was me onduidelijk wat speelde Zag thuis een ander kind dan bij anderen Mijn kind toonde tomeloze energie Mijn kind handelde bedachtzaam 8 Ervaren problemen, mogelijk door voorsprong: Rond dagritme en slapen Er is/was sprake van onrust Er is/was sprake van verveling Kind heeft/had moeite met regels Sterke eigen wil veroorzaakte problemen Mijn kind heeft moeite met verwerken emoties Sociale contacten zijn / waren bron van problemen Sprake van frustratie bij realiseren eigen doelen Kind heeft last van eigen onzekerheid De motorische ontwikkeling verliep niet vloeiend Bijzondere ontwikkeling vraagt afstemming ouders 9 Cognitieve ontwikkeling:Als baby alert, volgt veel Versnelde taalontwikkeling Is snel van begrip, toont inzicht Vroege belangstelling voor cijfers en letters Is nieuwsgierig, stelt veel vragen Vroeg bezig met zingevingvragen 10 Sociale ontwikkeling: beter contact ouder kind Minder actief, vaak toeschouwer Mijn kind maakt weinig oogcontact Mijn kind is verlegen, minder snel thuis Mijn kind neemt ook leiding Mijn kind gaat zijn eigen gang Samenspel wordt vaak ruzie Mijn kind wordt gemeden 11 emotionele ontwikkeling: heeft veel fantasie Beleeft intens, heel blij bedroefd etc. Mijn kind is snel gefrustreerd Mijn kind streeft naar perfectie Het kind voorkomt fouten, kiest voor zekerheid Mijn kind kan indrukken niet goed verwerken Vind activiteiten/films snel eng Mijn kind laat gevoelens weinig zien 12 lichamelijke ontwikkeling: versnelde lich. groei Versnelde motorische ontwikkeling Kind is beweeglijk / friemelt Beweegt terughoudend, neemt geen risico Kind sloeg kruipen over Beweegt houterig, niet vloeiend Aanleren gecombineerde beweging moeizaam Stopt met handelen indien afgeleid 13 ontwikkeling gedurende basisschool Blijft op school nieuwsgierig en ondernemend Overgang naar groep 3 gaat soepel Mijn kind pakt extra uitdagingen op Automatiseren is/was een knelpunt Mijn kind doet het goed, maakt zelden fouten Kind heeft moeite met plannen Heeft om wisselende reden werk niet af Kind heeft moeite met doorzetten Mijn kind wil niet opvallen Mijn kind daagt uit, zoekt confrontatie op e
gem. score: 1-4 3.30 2.40 2.26 2.44 2.82 3.21
niet / nauw elijks 6.6% 29.7% 31.9% 33.0% 22.0% 9.9%
enigs zins
tamelijk
14.3% 22.0% 26.4% 19.8% 16.5% 12.1%
2.19 2.34 2.68 2.24 2.62 2.70 1.68 2.20 2.53 1.81 3.08 3.64 3.56 3.82 3.58 3.64 3.39 2.93 2.20 1.69 2.08 2.96 2.87 1.72 1.47 3.24 3.29 2.98 3.33 3.06 2.17 2.12 1.99 1.98 2.38 2.64 2.10 1.84 1.76 2.06 2.94
43.3% 33.3% 21.1% 36.7% 24.4% 16.7% 38.9% 15.6% 20.0% 55.6% 7.8% 1.1% 5.6% 0.0% 4.4% 3.3% 8,9% 18.0% 38.2% 55.1% 37.1% 7.9% 2.2% 50.0% 67.4% 7.9% 5.6% 9.0% 4.5% 10.1% 36.0% 41.6% 47.2% 52.8% 39.3% 24.7% 47.2% 56.8% 55.1% 49.4% 18.0%
2.25 2.77 2.51 2.15 3.15 2.54 2.07 2.47 2.54 1.85
33.7% 25.3% 26.8% 47.2% 10.0% 25.3% 41.6% 24.7% 26.3% 55.6%
2 kind : 47 reacties gem. score: 1-4 2.91 2.25 1.86 2.08 2.76 2.45
niet/ nauw elijks 16.7% 31.3% 53.1% 42.2% 16.7% 21.5%
enigs zins
tamelijk
20.9% 27.5% 25.3% 17.6% 20.9% 25.3%
in hoge mate 58.2% 20.9% 16.5% 29.7% 40.7% 52.7%
25.8% 21.9% 10.9% 15.6% 22.7% 23.1%
in hoge mate 40.9% 17.9% 14.1% 17.9% 34.9% 21.5%
daar naast n.v.t. 7.0% 8.6% 8.6% 8.6% 5.7% 7.1%
16.7% 29.7% 21.9% 25 % 25.8% 33.8%
18.9% 21.1% 22.2% 21.1% 21.1% 23.3% 26.7% 32.2% 31.1% 20.0% 22.2% 11.1% 6.7% 4.4% 6.7% 5.6% 5.6% 14.6% 22.5% 28.1% 31.5% 22.5% 20.2% 35.2% 21.3% 18.0% 13.5% 23.6% 15.7% 22.5% 24.7% 20.2% 18.0% 14.6% 13.5% 16.9% 12.4% 15.9% 22.5% 16.9% 18.0%
13.3% 23.3% 17.8% 23.3% 22.2% 33.3% 16.7% 20.0% 17.8% 12.2% 28.9% 10.0% 14.4% 8.9% 15.6% 14.4% 23.3% 23.6% 20.2% 10.1% 20.2% 37.1% 32.6% 8.0% 7.9% 16.9% 27.0% 28.1% 22.5% 19.1% 25.8% 22.5% 23.6% 14.6% 16.9% 28.1% 23.6% 11.4% 13.5% 12.4% 15.7%
24.4% 22.2% 38.9% 18.9% 32.2% 26.7% 17.8% 32.2% 31.1% 12.2% 41.1% 77.8% 73.3% 86.7% 73.3% 76.7% 62.2% 43.8% 19.1% 6.7% 11.2% 32.6% 44.9% 6.8% 3.4% 57.3% 53.9% 39.3% 57.3% 48.3% 13.5% 15.7% 11.2% 18.0% 30.3% 30.3% 16.9% 15.9% 9.0% 21.3% 48.3%
1.95 2.17 2.32 2.05 2.47 2.41 1.76 2.48 2.05 1.73 2.74 3.28 3.13 3.45 3.07 3.37 3.00 2.53 1.68 1.53 1.87 2.82 3.19 1.72 1.36 3.61 3.47 2.92 3.10 2.77 2.06 2.03 1.73 1.51 2.19 2.61 1.71 1.66 1.46 2.02 2.92
54.0% 40.6% 38.1% 39.1% 21.9% 28.6% 58.1% 27.0% 37.3% 56.5% 11.3% 3.1% 10.9% 3.1% 13.1% 6.7% 14.0% 27.4% 64.4% 67.2% 41.9% 8.2% 3.2% 55 % 73.8% 0.0% 1.6% 9.4% 8.3% 18.3% 37.5% 33.9% 56.5% 65.1% 41.3% 29.7% 61.5% 63.9% 66.7% 48.2% 11.1%
14.3% 23.4% 17.5% 32.8% 31.3% 23.8% 19.4% 25.4% 24.6% 22.6% 30.6% 18.8% 15.6% 10.9% 11.5% 8,3% 19.3% 16.1% 12.9% 20.3% 38.0% 24.6% 23.8% 25 % 19.7% 9.8% 7.8% 21.9% 25 % 21.7% 32.8% 35.5% 21.0% 12.7% 19.0% 14.1% 15.4% 14.8% 22.2% 16.1% 30.2%
14.3% 14.1% 19.0% 12.5% 25 % 25.4% 11.3% 20.6% 16.4% 12.9% 30.6% 25 % 23.4% 23.4% 31.1% 26.7% 19.3% 33.2% 12.9% 9.4% 12.9% 44.3% 23.8% 13.3% 3.3% 19.7% 32.8% 35.9% 15 % 25 % 15.7% 24.2% 16.1% 14.3% 19.0% 21.9% 13.8% 13.1% 9.5% 21.4% 14.3%
17.5% 21.9% 25.4% 15.6% 21.9% 22.2% 11.3% 27.0% 21.3% 8.1% 27.4% 53.1% 50 % 62.5% 44.3% 58.3% 47.4% 24.2% 9.7% 3.1% 8.6% 23.0% 49.2% 6.7% 3.3% 70.5% 57.8% 32.8% 51.7% 35 % 14.1% 6.5% 6.5% 7.9% 20.6% 34.4% 9.2% 8.2% 1.6% 14.3% 44.4%
6.0% 3.0% 4.5% 3.0% 3.0% 4.5% 6.1% 4.5% 7.6% 6.1% 6.1% 3.0% 3.0% 3.0% 7.6% 9.1% 13.6% 6.1% 6.1% 3.0% 6.1% 7.6% 4.5% 7.7% 7.6% 7.6% 3.0% 3.0% 9.1% 9.1% 3.0% 6.1% 6.1% 4.5% 4.5% 3.0% 3.0% 6.2% 4.5% 15.2% 4.5%
30.1% 17.3% 23.2% 16.7% 15.0% 24.1% 15.6% 29.6% 25.0% 18.5%
13.3% 12.0% 22.0% 9.7% 25.0% 21.5% 26.0% 19.8% 17.5% 11.1%
22.9% 45.3% 28.0% 26.4% 50.0% 29.1% 16.9% 25.9% 31.3% 14.8%
2.50 2.93 2.78 2.28 2.82 2.53 2.05 2.29 2.08 2.00
22.9% 20 % 23.9% 43.6% 8.2% 25.6% 45.5% 27.1% 36 % 44 %
27.1% 10 % 15.2% 15.4% 36.7& 23.3% 20.5% 33.3% 36 % 24 %
27.1% 27.5% 19.6% 10.2% 24.8% 23.3% 18.2% 22.9% 12 % 20 %
22.9% 42.5% 41.3% 30.8% 30.6% 27.9% 15.9% 16.7% 16 % 12 %
20.0% 33.3% 23.3% 33.9% 18.3% 28.3% 26.7% 20.0% 16.7% 16.7%
e
*Het totaal van de 4 categorieën zijn bij zowel 1 als 2 kind 100%. De gemiddelde score varieert van minimaal 1.00 tot maximaal 4.00.
Bij de cognitieve ontwikkeling spelen in alle items genoemde kenmerken in hoge mate bij het eerste kind, bij het tweede kind vaker in behoorlijke mate. Het meest signaleren ouders “mijn kind is snel van begrip, toont inzicht”. In de sociale omgang hebben tamelijk veel kinderen “beter contact met oudere kinderen”, “nemen ook leiding” en “gaan hun eigen gang”. Tweede kinderen gaan nog vaker hun eigen gang. Henny van Hal, ECHA 2013
18
Bij de emotionele ontwikkeling spelen een aantal kenmerken in hoge mate; veel fantasie, beleeft intens en streeft naar perfectie bij meer dan de helft in hoge mate. En een aantal spelen in hogere mate bij het tweede kind: naast “fantasie” scoort “intense beleving” hoger. Bij 2/3 van de kinderen spelen ook frustraties en het voorkomen van fouten tamelijk of in hoge mate een rol. Voorsprong in de lichamelijke groei wordt weinig ervaren, iets vaker een voorsprong in motorische ontwikkeling. “Mijn kind is beweeglijk, friemelt” en “mijn kind stopt met handelen indien afgeleid” wordt door bijna de helft van alle ouders bij hun kinderen in hoge mate ervaren. Bij de reacties over de ontwikkeling gedurende de basisschool zien ouders dat van de eerste kinderen 50% in hoge mate zelden fouten maakt. Bij de tweede kinderen is dit 35% . Van de eerste kinderen blijft bijna 2/3 niet of maar enigszins nieuwsgierig op school en pakt de helft uitdagingen niet of maar enigszins op. Tweede kinderen blijven iets ondernemender. Moeite met plannen èn doorzetten speelt bij meer dan de helft van alle kinderen tamelijk of in hoge mate. Eerste kinderen willen in de helft van de gevallen liever niet opvallen, bij tweede kinderen wordt dit minder ervaren. In tabel 3 (zie ook volgende bladzijde) zijn de reacties op de resterende vragen weergegeven. Hier gaat het om ervaringen van ouders buitenshuis: herkenning, aanpassingen, onderzoek en ervaring met hulpverlening. Meer dan bij de andere vragen blijven hier items soms onbeantwoord. Ouders geven dan n.v.t. aan, of geven uitleg in de open ruimte die bij elke vraag aanwezig is. Hieruit blijken wat uiteenlopende redenen, meestal zijn kinderen te jong om hierover iets zinnigs te kunnen zeggen. Kijkend naar de herkenning van de voorsprong, zien we dit 2/3 deel van de ouders zelf vroeg doen. Het eerste en tweede kind scoren ongeveer even hoog. Weinig benoemt de consultatiearts de voorsprong, nog minder bij het tweede kind. De relatie met hoogbegaafdheid leggen ouders veel minder, ook bij het tweede kind. Wat betreft de (h)erkenning van de voorsprong door school spreken de cijfers elkaar wat tegen: In het laatste onderdeel van vraag 7 geeft 1/3 van de ouders aan dat de school deze wel degelijk heeft herkend (en dus bij 2/3 niet). In vraag 13 werd als eerste gevraagd of de voorsprong in de kleutertijd door de school wordt (h)erkend. 50% van de ouders geeft bij het eerste kind als reactie “tamelijk” of “in hoge mate”. Tabel 3 Door Ouders ervaren (h)Erkenning, Aanpassingen, Onderzoek en Ondersteuning van Voorsprong en Hoogbegaafdheid. e
e
1 kind
Aanpassingen en onderzoek gem. score:
niet
2 kind
enigs zins
wel degelijk 63.3% 62.2% 21.1% 28.1% 34.4% 31.4% 50.0%
2.71 2.40 1.56 1.93 2.00 2.18 2.34
6.5% 16.1% 62.3% 38.6% 39.3% 25.0% 36.2%
ja
score 1-3
1.62 2.31 2.09 1.59 1.81 1.39 e 2 kind
score 1-4
7 Herkenning van de voorsprong: door ouders zelf e voor de 4 verjaardag Door (consultatie)arts jeugdzorg benoemd? Door opvang /speelzaal (h)erkend? e Voor 4 verjaardag relatie gelegd met HB? Basisschool voorsprong (h)erkend School voorsprong in kleutertijd herkend (13-1)
14 Op school gerealiseerde aanpassingen: Tenminste een leerjaar versneld Mijn kind krijgt extra uitdagingen Passende begeleiding in de groep Passende begeleiding buiten de groep Mijn kind neemt deel aan een plusgroep Doorliep een protocol hoogbegaafdheid 15 Door ouders gerealiseerde aanpassingen: Mijn kind is van basisschool veranderd Bezoekt plusgroep buiten school Extra uitdagingen in sport muziek etc. Ik regel ontmoeting met ontwikkelingsgelijken Kind deed weerbaarheids training Kind deed faalangst reductietraining 16 Onderzoek van kinderen naar hoogbegaafdheid Op school doorgetoetst om niveau te bepalen Getest met een standaard IQ test Doorliep signaleringsinstrument Getest door specialist hoogbegaafdheid Uit test blijkt IQ > 130
Henny van Hal, ECHA 2013
gem. score:
enigs zins
wel degelijk
ernaast n.v.t.
71.0% 56.5% 18.0% 31.6% 39.3% 43.2% 40.4%
nee
22.6% 27.4% 19.7% 29.8% 21.3% 31.8% 23.4% te beperkt
10.1% 8.8% 10.3% 16.2% 10.3% 34.3% 24.2% ernaast n.v.t. :
66.7% 21.4% 32.6% 63.6% 58.1% 80.4% nee
4.4% 26.2% 26.1% 13.6% 2.3% 0.0% ja
28.9% 52.4% 41.3% 22.7% 39.5% 19.6% n.v.t.
niet
score 1-4
2.60 2.48 1.69 1.92 1.94 1.98 2.20
3.3% 14.4% 52.2% 36.0% 40.0% 33.7% 29.8%
score 1-3
nee
33.3% 23.3% 26.7% 36.0% 25.6% 34.9% 20.2% te beperkt
1.90 2.33 2.18 1.57 1.63 1.49 e 1 kind
53.2% 15.0% 29.1% 62.7% 66.2% 74.3% nee
3.8% 3.5% 6.7% 17.3% 4.2% 2.7% ja
43.0% 47.5% 34.2% 9.3% 2.6% 3.0% n.v.t.
61.5% 93.3% 20.0% 52.4% 79.7% 93.4%
38.5% 6.7% 80.0% 47.6% 20.3% 7.6%
6.0% 9.6% 2.4% 2.4% 6.0% 6.0%
57.4% 84.4% 24.0% 47.1% 80.4% 80.4%
42.6% 15.6% 76.0% 52.9% 19.6% 19.6%
21.7% 25.0% 18.0% 16.4% 16.4% 16.4%
45.8% 35.7% 74.7% 50.6% 16.4%
54.2% 64.3% 25.3% 49.4% 83.6%
2.4% 2.3% 7.1% 3.5% 22.1%
64.6% 49.0% 83.7% 55.1% 18.7%
35.4% 51.0% 16.3% 44.9% 81.3%
22.9% 17.7% 19.7% 21.0% 48.4%
ja
15x 17x 14x 15x 16x 12x
19
e
Tabel 3 vervolg 17 Ervaringen met hulpverlening: Van kinderarts Advies en hulp vanuit consultatiebureau Advies en hulp vanuit jeugdzorg Advies en begeleiding door specialist HB Begeleiding door therapeut Advies en begeleiding in oudercursus
2 kind
zocht niet
vond niet
slecht advies
onvold. begelei
goed advies
niet nodig
zocht niet
slecht advies
onvold. begelei
goed advies
23.5% 15.1% 34.9% 3.5% 30.6% 20.2%
55.3% 36.0% 56.6% 38.4% 36.5% 58.3% nee
3.5% 9.3% 0.0% 3.5% 2.4% 4.8% enigs zins
3.5% 4.7% 4.8% 0.0% 2.4% 0.0% zeker
2.4% 22.1% 1.2% 1.2% 4.7% 1.2% n.v.t.
11,8% 12,8% 2,4% 53,5% 23,5% 15,5%
33.9% 30.0% 43.1% 25.4% 39.0% 32.3%
54.2% 45.0% 46.6% 35.6% 33.9% 49.2% nee
5.1% 6.7% 6.9% 0.0% 1.7% 0.0% enigs zins
1.7% 3.3% 3.3% 1.7% 1.7% 3.4% zeker
3.4% 8.3% 0.0% 37.3% 23.7% 13.6% n.v.t.
83.3% 66.3% 41.5% 63.5%
9.0% 21.7% 18.3% 14.3%
7.7% 12.0% 40.2% 22.2%
10.3% 6.7% 5.7% 2.0%
80.8% 81.1% 44.6% 52.6%
7.7% 13.2% 14.3% 28.9%
11.5% 5.7% 41.1% 18.4%
17.5% 15.9% 11.1% 36.7%
gemid. score:
18 Relatie gelegd met verwante thema’s ? Sprake van twijfel in diagnose ADHD en HB Gedacht aan autistisch verwante stoornis Relatie gelegd met hoogsensitiviteit Leerprobleem heeft verband met beelddenken
e
1 kind niet nodig
1 -3: 1.24 1.46 1.99 1.59
gemid. score:
1-3: 1.30 1.25 1.96 1.66
Aanpassingen op school ervaren ouders vaak als onvoldoende, iets meer dan de helft der kinderen krijgt voldoende uitdaging, minder dan de helft voldoende begeleiding. 26 kinderen krijgen begeleiding buiten de groep, anderen bezoeken een Leonardo school waar ouders extra begeleiding vaker n.v.t. achten. 52 kinderen nemen deel aan een plusgroep, ook 52 van alle 174 kinderen versnelden tenminste een leerjaar. Terwijl ruim de helft van de kinderen een IQ test doorliep, wordt bij minder dan 40% op school doorgetoetst. Tweede kinderen worden beduidend minder doorgetoetst op school om het didactisch niveau te bepalen. Door ouders gerealiseerde aanpassingen liggen heel veel op het gebied van muziek, sport etc. Zelden wordt een plusgroep buiten school bezocht. 52 kinderen (36.1%) veranderden van basisschool. Voor ongeveer de helft van de kinderen wordt ontmoeting met ontwikkelingsgelijken geregeld. Ongeveer 40% van de kinderen is van basisschool veranderd, tweede kinderen iets vaker dan eerste. Over de mate waarin kinderen veranderen van basisschool vroeg ik Duo de cijfers van 2010/2011: in totaal 3.5%, inclusief verhuizingen. Zij gaan over de hele basisschoolperiode uit van 18% indien leerlingen niet zijn verhuisd, 28% inclusief verhuizingen. Dus 40% is een in het oog vallende score. Er wordt weinig gekozen voor een faalangst reductietraining, bij 13 van alle kinderen. Toch streeft meer dan de helft van de kinderen in hoge mate naar perfectie, een derde heeft in hoge mate last van eigen onzekerheid, ervaren ouders. In al deze gevallen zijn de scores bij oudste kinderen hoger. Vanuit het consultatiebureau wordt weinig advies en onvoldoende begeleiding ervaren, terwijl maar 15% zegt dit niet nodig te achten. Hulp vanuit jeugdzorg wordt niet zo nodig geacht, eerder zoekt men kinderartsen op en is in dat geval over de begeleiding redelijk positief. Als er begeleiding wordt gezocht bij een specialist hoogbegaafdheid, is men hier tevreden over. Begeleiding door een therapeut valt meestal ook goed uit. Advies wordt weinig gezocht of gevonden bij een oudercursus. Voor een tweede kind hebben ouders minder behoefte aan advies. Meer dan de helft van de ouders heeft zich zeker vroeg verdiept in hoogbegaafdheid, ook voor hun tweede kind. Er is door ouders nauwelijks gedacht aan ADHD, concreet bij 13 kinderen “zeker wel”. Vaker enigszins aan een autistisch verwante stoornis (25 keer) en daarnaast 14 keer zeker, met name bij het 1e kind. Een zekere relatie wordt het vaakst gelegd met hoogsensitiviteit; bij 57 van de kinderen. Leerproblemen worden bij 23 kinderen door ouders zeker in verband gebracht met “beelddenken”. Bij “beelddenken” geven meer ouders dan in vergelijkbare vragen “niet van toepassing” aan. De relatie die ouders bij leerproblemen met beelddenken leggen ligt wellicht lager dan in de score wordt weergegeven, omdat “niet van toepassing” buiten beschouwing is gelaten.
Henny van Hal, ECHA 2013
20
5.1 Welke kenmerken maken verschil? Door eigen contacten,ervaring en literatuurstudie ontstonden verwachtingen ten aanzien van de ervaring van deelnemende ouders over hun kinderen met ontwikkelingsvoorsprong. Veel kenmerken uit de literatuur worden door de antwoorden bevestigd, zoals nieuwsgierig zijn en vroeg alert. Uit de onderzoeken van Terman (1925) en Cox (1926) weten we, dat lang niet alle kinderen die in een IQ test hoog scoren uitgroeien tot succesvolle hoogbegaafden. Omgekeerd worden in dergelijke testen de nodige latere hoogbegaafden gemist. Zien ouders andere signalen in de vroegste ontwikkeling die kunnen bijdragen aan betere (h)erkenning? Persoonlijke ervaringen en contacten hebben mijn speciale aandacht gewekt voor in potentie begaafden, die moeite hebben succesvol te worden. Omdat passende begeleiding en kansen volgens de theorie een grote rol blijken te spelen in succes, nam ik mij voor ouders daarover vroegtijdig en beter te informeren. Om alle ouders waarvoor de informatie bedoeld is te bereiken, is het van belang te weten bij welke ouders en kinderen het risico ze te passeren het grootst is. Hebben de problemen die ouders het meest bezig houden invloed op hun zoekgedrag en ervaringen met informatie en hulpverlening? Welke meespelende aspecten houden ouders vooral tegen aan hoogbegaafdheid te denken? Bij welke kenmerken denkt de omgeving eerder aan hoogbegaafdheid? Wat is de invloed op de ervaren problemen van ouders van met kinderen, als aspecten als hoogsensitiviteit, frustraties, perfectionisme of onrust in hoge mate meespelen? Zouden de reacties van ouders daarvoor aanwijzingen kunnen geven? Antwoord op dergelijke vragen zou kunnen bijdragen aan het verbeteren van de voorlichting. Indien de behoefte aan informatie van ouders wordt bekeken vanuit bepaalde aspecten, die in de ontwikkeling van het kind in hoge mate een rol spelen en problemen die ouders daardoor ervaren, levert dat inderdaad (kleine) afwijkingen in scores op. Bijvoorbeeld ouders die aangeven in hoge mate onzeker te zijn over de aanpak, zoeken meer naar informatie, met name op internet (4.48 i.p.v. 4.11). Boeken geven hen wat meer dan gemiddeld informatie, cursussen niet. Zij blijven met meer vragen zitten èn ervaren in hogere mate problemen. Uit antwoorden op andere vragen in de enquête blijkt dat deze ouders wat minder hulp zoeken of te rade gaan bij een specialist Hoogbegaafdheid. Omdat de deelnemers aan deze enquête vooraf niet gescreend zijn en kinderen lang niet allemaal getoetst, zijn uit de resultaten geen harde conclusies te trekken. Ook zijn de verschillen daarvoor niet groot genoeg. Toch maken de cijfers hier en daar wel een tendens zichtbaar die ons aan het denken kan zetten of aanknopingspunten kan geven voor nader onderzoek. Het verschil in reacties tussen de meest opvallende selecties is in tabel 4 in beeld gebracht. In deze tabel zijn de informatiebehoefte en mate waarin aspecten een rol spelen in selecties vergeleken. Opgenomen zijn die selecties, waarin de grootste en meeste verschillen in reacties zichtbaar werden. Voor dit overzicht is vooral gebruik gemaakt van de reacties, waar een aspect bij het eerste kind volgens ouders in belangrijke of hoge mate speelt. Selecties van ouders over informatieverstrekking: Ouders van kinderen die in een test een IQ boven 130 scoren, zoeken en vinden meer informatie dan gemiddeld. Zij blijven met minder vragen zitten, wel meer over aanpassingen op school. Deze ouders hebben ook enig zins meer vragen over het aansturen van gedrag en een goede schoolkeuze. Deze ouders maken in iets hogere mate vroeg de koppeling met hoogbegaafdheid. Ouders van kinderen waar zeker aan autisme is gedacht leggen die relatie nog sterker. Ouders waarvan de kinderen op school worden herkend, zeggen meer te genieten van de bijzondere ontwikkeling. Maar de ouders maken zich ondertussen ook meer zorgen en vinden het tegemoet komen toch vermoeiender. Deze ouders zoeken vaker informatie, maar vinden deze niet meer dan gemiddeld. Zij blijven over de hele linie iets minder met vragen zitten. Henny van Hal, ECHA 2013
21
Tabel 4 Selecties van reacties rond Informatie en Impact van Hoogbegaafdheid en Ontwikkelingsvoorsprong. Aantal reacties 1 Term ontwikkelingsvoorsprong Past bij ontwikkeling van kind Betekenis is mij bekend Anderen gebruikten term Heb al vroeg aan HB gedacht Zoek eerder info over voorsprong 2 welke mate speelt voorsprong: Geniet van bijzondere ontwik. Ben onzeker over aanpak Maak me regelmatig zorgen Tegemoet komen is vermoeiend Heeft dagelijks impact thuis 3 Informatie zoeken , in een boek op internet in een lezing 4 Informatie vinden, in een boek op internet in een lezing 5 Bleef met vragen zitten: Begeleiden van jonge kind Over uitdagingen op school Over het laten testen Verbeteren zelfvertrouwen Verbeteren sociale contacten Aansturen van het gedrag Goede schoolkeuze
totaal enquête 129 x
IQ >130 In test 56x 1e kind
school herkent 27x 1e kind
intens beleven 48x 1e kind
Vragen gedrag 71 ouders
autisme gedacht 10x 1e kind
hoog sensitief 30x 1e kind
ouder onzeker 46 ouders
beelddenken probleem 14x 1e kind
in hoge mate
in hoge mate
behoorlijk/hoog
zeker
zeker
behoorlijk/hoog
zeker
score 1-4: 3.48 3.51 2.96 2.51 2.24 score 1-4: 3.22 2.23 2.66 2.52 2.55 score 1-5: 3.09 4.11 2.79 score 1-5: 3.30 4.03 2.65 score 1-4: 2.55 3.27 2.44 2.90 2.52 2.70 2.72
score 1-4: 3.59 3.71 3.09 2.82 2.24 score 1-4: 3.39 2.21 2.82 2.66 2.75 score 1-5: 3.48 4.39 2.95 score 1-5: 3.68 4.29 2.77 score 1-4: 2.48 3.47 2.40 2.92 2.48 2.91 2.92
score 1-4: 3.74 3.73 3.23 2.59 2.35 score 1-4: 3.41 2.30 2.74 2.78 2.67 score 1-5: 3.44 4.33 2.81 score 1-5: 3.44 4.07 2.56 score 1-4: 2.41 3.11 2.35 2.35 2.37 2.67 2.23
score 1-4: 3.56 3.70 3.13 2.71 2.32 score 1-4: 3.27 2.38 2.85 2.50 2.29 score 1-5: 3.25 4.31 2.85 score 1-5: 3.58 4.23 2.75 score 1-4: 2.76 3.51 2.72 3.16 2.56 2.88 2.89
score 1-4: 3.48 3.51 3.03 2.61 2.27 score 1-4: 3.18 2.32 2.79 2.62 2.79 score 1-5: 3.21 4.30 2.99 score 1-5: 3.45 4.20 2.93 score 1-4: 2.80 3.34 2.54 3.15 2.75 3.49 3.04
score 1-4: 3.40 3.78 3.11 3.00 2.11 score 1-4: 3.30 2.40 2.90 2.40 2.80 score 1-5: 3.40 4.10 2.60 score 1-5: 3.60 3.90 2.30 score 1-4: 2.40 3.90 2.60 3.71 3.20 3.20 3.33
score 1-4: 3.48 3.68 2.88 2.67 2.13 score 1-4: 3.33 2.18 2.79 2.30 2.64 score 1-5: 3.58 4.39 3.09 score 1-5: 3.73 4.27 3.09 score 1-4: 2.64 3.72 2.69 3.48 2.70 3.06 3.03
score 1-4: 3.50 3.49 3.02 2.42 2.43 score 1-4: 3.13 3.26 3.35 3.07 3.07 score 1-5: 3.30 4.48 2.98 score 1-5: 3.63 4.28 2.87 score 1-4: 3.73 3.11 2.82 3.26 2.67 3.00 2.93
score 1-4: 3.21 3.50 2.64 2.64 1.93 score 1-4: 3.00 2.14 2.93 2.36 2.43 score 1-5: 2.79 4.14 2.36 score 1-5: 3.14 3.94 2.21 score 1-4: 3.50 2.86 2.50 3.36 2.64 3.00 2.64
*In kolom 1 de score van alle ouders. In de kolommen daarnaast de scores in selecties van reacties waar een aspect in behoorlijke en/of hoge mate van toepassing werd bevonden. Scores in dezelfde regel zijn onderling direct vergelijkbaar, tussen verschillende vragen niet altijd direct. Boven de score van iedere kolom is af te lezen welke score mogelijk is (afhankelijk van het aantal te kiezen opties).
Ook als intens beleven in hoge mate speelt, wordt er even vroeg aan hoogbegaafdheid gedacht en door anderen de term ontwikkelingsvoorsprong in relatie met deze kinderen gebruikt. Als intens beleven in hoge mate speelt zoeken en vinden ouders meer informatie in boeken en op internet, niet meer in een cursus of lezing. Zij blijven iets meer met vragen zitten dan gemiddeld. Als ouders in hoge mate blijven zitten met vragen rond gedrag, wordt meer informatie gezocht èn gevonden, ook in lezingen en cursussen. Onzekerheid bij ouders scoort dan hoger, zij blijven ook meer zitten met vragen over het beter begeleiden van hun jonge kind. Als aan autisme wordt gedacht, scoort het vroeg een relatie leggen met hoogbegaafdheid hoog. Deze ouders genieten evengoed, zij maken zich maar weinig meer zorgen. Zij zoeken en vinden meer informatie in boeken. Zij blijven in hoge mate zitten met vragen; over meer uitdagingen op school, het zelfvertrouwen, aansturen van gedrag en schoolkeuze. Ouders van kinderen waar hoogsensitiviteit in hoge mate speelt, zoeken en vinden veel informatie. Bij deze kinderen wordt de term ontwikkelingsvoorsprong door anderen nauwelijks minder gebruikt, er wordt even vaak vroeg aan hoogbegaafdheid gedacht. Tegemoet komen ervaren deze ouders minder als vermoeiend, er resteren wel wat meer vragen over diverse onderwerpen. Ouders die aangeven in hoge mate onzeker te zijn, genieten minder. Zij vinden tegemoet komen vermoeiender en blijven met meer vragen zitten, vooral over het beter begeleiden van hun jonge kind. Deze ouders zouden eerder zoeken naar informatie over ontwikkelingsvoorsprong dan hoogbegaafdheid. De onzekere ouder zoekt meer op internet en vind meer informatie in boeken. Ouders die leerproblemen van hun kind zeker in verband brengen met beelddenken, zien anderen de term ontwikkelingsvoorsprong minder gebruiken voor hun kind en vinden de term ook wat minder Henny van Hal, ECHA 2013
22
bij de ontwikkeling van hun kind passen. Zij voelen zich niet onzekerder maar maken zich meer zorgen. Zij zoeken en vinden minder informatie maar blijven wel op een aantal aspecten met meer vragen zitten, met name over het verbeteren van gedrag, zelfvertrouwen en begeleiden van kind. Buiten tabel 4, vallen nog wat opmerkingen te maken over hier niet in beeld gebrachte selecties: Ouders die in hoge mate bleven zitten met vragen over het testen van hun kind, scoren ook hoog in vragen over betere uitdagingen op school (en andersom). Bij kinderen die in hoge mate terughoudend bewegen/ geen risico nemen, wordt minder vroeg een relatie gelegd met hoogbegaafdheid. Hun ouders zouden eerder informatie zoeken over ontwikkelingsvoorsprong dan hoogbegaafdheid. Zij vinden minder informatie op internet en zijn meer bereid tot bezoek aan lezingen en cursussen. Deze ouders blijven ook in hoge mate zitten met vragen over zelfvertrouwen, beter begeleiden van hun jonge kind en veel vaker dan gemiddeld over verbeteren van de motoriek. De ervaringen van ouders van kinderen die in een IQ test geen 130 scoorden, verschillen weinig van de selectie van boven 130. Zij zeggen iets minder te genieten, lezen met name meer en blijven met meer vragen zitten over testen (score 3.18). Als het ouders lang onduidelijk is wat speelt, zoeken zij eerder naar info over ontwikkelingsvoorsprong dan hoogbegaafdheid (score 2.60). Deze ouders maken zich evenveel zorgen, maar genieten meer èn zijn minder onzeker. Zij zoeken en vinden meer informatie in boeken en lezingen. Zij blijven met meer vragen zitten over testen, uitdagingen op school, gedrag en schoolkeuze. Ouders die het uitdagen van hun kind in hoge mate signaleren, genieten iets minder, zijn minder onzeker en ervaren minder impact. Anderen benoemen de voorsprong van het kind minder. Ouders blijven met meer vragen zitten over testen (score 3.42). De mogelijke invloed van kenmerken van kind en ouders op signalering en afstemming: Om afgestemde begeleiding te realiseren is (h)erkenning onontbeerlijk. Je kunt je in dat kader af vragen welke kinderen op school het best gesignaleerd worden en welke aspecten het signaleren en begeleiden juist moeilijker maken. Zijn in de aangeleverde reacties ook aanwijzingen te vinden, welke aspecten bij ouders en school invloed hebben op het signaleren, afstemmen en de mate van werken aan kansen? In tabel 5 en 6 zijn een aantal selecties naast elkaar gezet, waarin door ouders gesignaleerde kenmerken van kinderen en afstemming aan bod komen. In tabel 5 spelen vooral schoolse aspecten als testen en automatiseren in hoge mate een rol in de selectie. In tabel 6 is geselecteerd op kenmerken van kinderen en ouders die het meest tot verschillen in scores hebben geleid. Soms was er weinig te zien; ouders die zich in hoge mate zorgen maakten over passende uitdagingen, scoorden op geen enkel ander aspect afwijkend van het gemiddelde. Wat hieronder besproken wordt zijn verschillen die niet direct logisch zijn. Dat ouders als hoogsensitiviteit in hoge mate een rol lijkt te spelen ”thuis vaker een ander kind zien” ligt bijvoorbeeld meer voor de hand, dan dat dit in hogere mate wordt ervaren bij kinderen die in een IQ test onder 130 scoren. Ook hier moeten we ons realiseren dat er geen harde feiten uit dit onderzoek zijn op te maken. Maar toch kunnen de verschillen in scores ons zicht geven op de invloed van bepaalde aspecten en ons op weg helpen meer inzicht te krijgen en antwoord te vinden op de vele vragen rond goed informeren en afstemmen. Kijkend naar de vroegste ontwikkeling, lijkt bij kinderen die later op school een jaar versnellen, de voorsprong in hogere mate vroeg zichtbaar. Dat ervaren ouders ook als bij kinderen aan autisme is gedacht of wanneer het kind zich uitdagend gedraagt, ook hier is de score “vroeg zichtbaar” hoger. Ouders melden vaker een asynchrone ontwikkeling bij kinderen waar beelddenken volgens hen zeker meespeelt in de leerproblemen en enigermate vaker waar automatiseren lastig is. Minder asynchroon lijken kinderen zicht te ontwikkelen die herkend worden en versnellen op school.
Henny van Hal, ECHA 2013
23
Tabel 5 De Invloed van door Ouders Aangedragen Feiten of in hoge mate Ervaren Aspecten, op de Score op Andere Gebieden. e totaal IQ >130 IQ < 130 school jaar voor 4 automati zeker Invloed van kenmerken enquête
Aantal reacties:
90/66 kids
56/26 kids
11 / 6 kids
herkent voorspr. 27 kids
versneld
34/13 kids
jaar herkend 56/35 kids
seren knelpunt 19/12 kids
hoogsensitief 33/23 kids
aan autisme gedacht 10/3 kids
6 Vroege ontwikkeling: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score .-4: score 1-4: score 1-4: voorsprong als peuter zichtbaar 3.30/2.90 3.41/3.19 3.36/3.40 2.74/3.21 3.59/3.23 3.77/3.23 3.24/2.67 3.52/2.96 3.50/4.00 ontwikkeling verliep asynchroon 2.40/2.25 2.41/2.31 2.27/3.40 2.11/2.32 2.09/2.23 2.55/2.31 2.73/2.17 2.46/2.30 3.10/2.67 is thuis ander kind 2.44/2.08 2.16/1.92 2.91/2.67 2.22/1.79 2.26/1.92 2.55/2.14 2.95/2.50 2.82/2.35 2.10/3.00 toont tomeloze energie 2.82/2.90 2.80/2.88 2.91/2.83 3.07/2.79 2.91/3.38 3.02/2.89 2.89/3.08 2.97/2.78 2.40/3.33 handelt bedachtzaam 3.21/2.45 2.97/2.42 3.00/2.00 2.70/2.68 3.24/2.46 3.05/2.62 2.58/2.67 3.42/3.00 3.40/2.00 7 (h)erkennen voorsprong, score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: door ouders zelf gezien 2.60/2.65 2.68/2.65 2.64/3.33 2.63/2.74 2.65/2.54 2.73/2.91 2.63/2.58 2.70/2.91 2.60/3.00 e voor 4 jaar relatie gelegd met HB 1.94/2.00 2.02/2.00 1.73/1.83 1.93/2.05 1.97/1.85 2.29/2.53 1.95/1.75 2.00/2.13 2.30/1.67 elders: consultatiearts 1.68/1.56 1.64/1.50 1.45/1.33 1.96/2.00 1.88/1.54 1.98/1.82 1.47/1.67 1.88/1.61 1.90/1.67 op school 1.98/2.18 2.02/2.13 1.55/2.17 3.00/3.00 2.21/2.31 1.89/2.13 1.33/1.67 2.03/2.17 1.70/2.00 8 Ervaren problemen: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: Verveling 2.74/2.32 2.88/2.77 2.82/2.83 2.41/2.00 2.79/2.69 2.91/2.31 3.21/3.00 2.88/2.45 3.40/3.33 Sterke eigen wil 2.62/2.47 2.61/2.69 2.91/2.17 2.30/2.58 2.44/3.00 2.79/2.60 2.79/2.92 3.06/2.61 2.90/4.00 Moeite verwerken emoties 2.70/2.41 2.85/2.62 3.00/2.83 2.67/2.37 2.79/2.77 2.82/2.38 3.00/2.83 3.21/3.05 3.30/3.33 Frustratie realisatie eigen doelen 2.24/2.48 2.77/2.77 2.82/2.67 2.33/2.53 2.71/2.69 2.82/2.62 3.05/3.00 2.91/2.74 3.00/2.00 Vraagt afstemmen ouders 3.03/2.74 3.13/3.12 3.00/3.17 3.03/2.84 3.29/3.23 3.14/2.91 2.95/3.00 3.39/3.05 3.50/4.00 9 Cognitieve ontwikkeling, score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: Als baby alert 3.64/3.28 3.75/3.58 3.55/3.67 3.81/3.37 3.82/3.77 3.77/3.57 3.79/3.42 3.88/3.57 3.40/4.00 Versnelde taalontwikkeling 3.56/3.13 3.68/3.35 3.62/2.83 3.63/3.42 3.74/3.54 3.71/3.46 3.74/3.67 3.70/3.26 3.90/4.00 Snel van begrip/toont inzicht 3.82/3.45 3.86/3.54 3.73/3.50 3.89/3.63 3.91/3.62 3.84/3.63 3.84/3.33 3.97/3.65 3.80/4.00 Vroeg belangstelling letters/cijfers 3.58/3.07 3.66/3.04 3.64/2.83 3.70/3.21 3.74/3.00 3.57/3.18 3.42/2.92 3.67/2.96 3.70/3.67 Nieuwsgierig 3.64/3.37 3.8 /3.58 3.36/3.67 3.63/3.47 3.79/3.31 3.57/3.56 3.74/3.42 3.82/3.50 3.80/4.00 Vroeg met zingevingvragen 3.39/3.00 3.55/3.15 3.64/3.00 3.44/3.11 3.62/3.08 3.46/3.13 3.74/3.33 3.76/3.32 3.30/3.67 10 Sociale ontwikkeling: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: Meer contact met oudere kind 2.93/2.45 3.00/2.88 2.82/2.17 2.96/2.74 3.09/3.08 3.20/2.91 2.79/2.50 3.36/3.00 3.10/3.67 Vaak toeschouwer 2.20/1.68 2.23/1.80 2.55/1.17 1.74/1.47 2.12/1.69 2.09/1.74 2.37/2.27 2.48/1.86 3.10/1.33 Verlegen, minder snel thuis 2.08/1.87 1.98/2.25 2.64/1.67 2.00/1.74 2.06/2.23 2.02/1.91 1.74/1.92 2.39/2.09 2.10/3.33 Neemt ook leiding 2.96/2.82 2.86/2.88 3.18/3.17 2.93/2.89 2.94/2.54 2.98/2.88 3.00/2.50 3.06/2.95 2.60/2.67 Gaat eigen gang 2.87/3.19 3.20/3.54 2.91/3.00 3.22/3.20 3.21/3.23 3.16/3.35 1.58/3.58 3.30/3.13 3.20/3.67 11. Emotionele ontwikkeling: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: Heeft veel fantasie 3.24/3.61 3.14/3.73 3.09/3.50 3.19/3.68 3.26/3.69 3.20/3.67 3.42/3.73 3.48/3.65 2.90/3.67 Beleeft intens 3.29/3.47 3.34/3.50 3.73/2.33 3.04/3.63 3.35/3.77 3.39/3.43 3.68/3.45 3.76/3.61 3.30/3.67 Snel gefrustreerd 2.98/2.95 3.00/3.04 3.18/2.50 2.63/2.89 2.88/3.46 3.00/3.00 3.11/2.73 3.33/3.09 3.00/4.00 Streeft naar perfectie 3.33/3.10 3.38/2.96 3.45/3.33 3.33/3.00 3.50/3.31 3.38/3.24 3.16/2.82 3.64/2.78 3.20/3.33 Tomeloze energie 2.84/2.94 2.77/2.92 3.00/3.17 3.11/2.68 2.76/3.00 3.04/3.14 2.84/2.73 3.00/2.65 2.50/3.67 Voorkomt fouten 3.06/2.77 3.13/2.81 3.00/2.83 2.74/2.95 2.85/3.08 2.98/2.79 3.00/2.55 3.24/2.91 2.90/3.67 Indrukken moeilijk verwerken 2.17/2.06 2.36/1.96 2.18/2.50 1.81/2.05 2.00/1.92 2.27/2.17 2.16/1.73 2.76/2.57 2.80/2 Laat gevoelens weinig zien 1.99/1.73 2.13/1.77 2.00/2.00 1.85/1.47 2.03/1.77 2.00/1.79 2.21/2.45 1.85/1.82 2.40/2.67 12. Motorisch ontwikkeling: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: Versnelde motorische ontwikkeling 2.38/2.19 2.46/2.35 2.63/2.50 2.59/2.05 2.53/2.15 2.64/1.51 2.16/2.33 2.79/2.39 2.00/2.33 Is beweeglijk, friemelt 2.64/2.61 2.68/2.96 2.55/2.00 2.63/2.74 2.59/2.92 2.84/2.63 3.16/3.08 2.97/2.78 2.70/3.67 Beweegt terughoudend 2.10/1.71 1.68/1.69 2.27/1.83 1.81/1.84 2.09/1.69 2.04/1.61 2.21/1.67 2.33/2.22 2.60/1.67 Sloeg kruipen over 1.86/1.66 1.85/1.61 2.27/1.50 1.63/1.50 1.85/1.69 1.95/1.48 2.42/2.25 1.91/1.85 2.10/1.33 Stopt met handelen indien afgeleid 2.94/2.92 3.02/3.61 2.82/2.67 2.56/2.79 3.00/3.08 3.16/2.86 3.42/3.25 3.15/3.17 3.60/3.00 13. ontwikkeling in basisschooltijd score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: score 1-4: Pakt extra uitdaging op 2.15/2.78 2.51/2.83 2.64/2.67 3.04/3.26 2.69/2.58 2.49/2.67 1.84/2.00 2.5 /2.55 2.10/2.33 Automatiseren knelpunt 2.15/2.28 2.20/2.43 2.09/1.40 1.43/1.86 1.93/2.50 2.29/2.26 4.00/4.00 2.30/2.33 2.40/3.00 Maakt zelden fouten 2.54/2.78 3.17/2.50 2.45/2.50 3.44/3.05 3.28/2.62 3.13/2.72 2.58/2.25 3.13/2.57 2.80/2.00 Moeite met plannen 2.54/2.53 2.63/2.18 2.45/1.83 2.40/2.06 2.47/2.55 2.67/2.36 3.11/3.00 2.66/2.83 3.50/3.33 14. Aanpassingen school score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: Tenminste leerjaar versneld 1.90/1.62 2.07/1.91 1.36/1.33 2.60/1.94 3.00/3.00 2.17/1.95 1.67/1.83 1.97/1.53 2.00/3.00 Krijgt extra uitdagingen 2.33/2.31 2.47/2.45 1.91/2.00 2.79/2.82 2.61/2.54 2.52/2.24 2.00/1.82 2.65/1.94 2.11/2.33 Passende begeleiding in groep 2.05/2.09 2.23/2.39 1.50/1.33 2.48/2.41 2.19/2.23 2.13/2.09 1.79/2.18 1.90/1.74 2.00/2.33 Deelname plusgroep 1.63/1.81 1.38/2.05 1.25/1.00 1.77/1.71 1.72/2.23 1.63/1.82 1.32/2.00 1.60/1.67 1.44/2.33 15. Aanpassingen: andere school 62%/57% 50%/67% 27%/17% 25%/37% 42%/69% 42%/39% 63%/67% 40%/38% 56%/67% Extra uitdaging buiten school ja 80%/76% 80%/72% 82%/83% 84%/68% 91%/92% 84%/78% 79%/91% 88%/90% 67%/67% Ontmoet ontwikkelingsgelijken ja 48%/53% 59%/64% 45%/67% 48%/53% 56%/62% 48%/63% 58%/50% 53%/67% 56%/67% 16. Onderzoek bij kind, IQ test ja 64%/51% 85%/88% 64%/50% 64%/42% 73%/77% 67%/61% 84%/67% 67%/55% 100%/100 Doorgetoetst op school ja 54%/35% 69%/48% 18%/50% 69%/47% 73%/46% 61%/28% 42%/27% 61%/45% 60%/33% Getoetst door specialist HB ja 48%/47% 67%/67% 27%/50% 46%/28% 55%/46% 50%/54% 63%/67% 41%/41% 60%/67% Uit test blijkt IQ > 130 ja 84%/81% 100 /100 0%/0% 95%/75% 93%/91% 85%/84% 78%/100 79%/86% 90%/100 17. Ouder over hulpverlening: consultatiebureau niet nodig advies 15%/30% 13%/20% 27%/33% 19%/28% 15%/25% 11%/19% 16%/25% 19%/35% 0%/0% Advies kinderarts niet nodig 23%/34% 21%/28% 46%/33% 31%/33% 18%/25% 17%/31% 16%/8% 25%/30% 0%/0% Specialist HB gaf goed advies 54%/37% 70%/68% 36%/33% 58%/67% 61%/50% 55%/47% 53%/50% 53%/52% 78%/67% 18. Relatie verwant thema: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: score 1-3: Twijfel ADHD 1.24/1.31 1.26/1.44 1.27/1.50 1.21/1.37 1.16/1.58 1.31/1.30 1.58/1.55 1.27/1.38 1.15/2.67 Gedacht aan autistisch verwante st. 1.46/1.25 1.53/1.48 1.36/1.00 1.42/1.32 1.34/1.75 1.50/1.30 1.68/1.55 1.55/1.29 3.00/3.00 Relatie gelegd hoogsensitiviteit 1.99/1.96 1.70/2.00 2.27/2.00 1.67/1.95 1.94/1.92 2.06/1.91 2.05/2,17 3.00/3.00 2.00/2.00 probleem verband beelddenken 1.59/1.66 1.53/1.59 1.73/2.00 1.61/1.72 1.26/1.58 1.69/1.62 2.71/2.00 1.83/2.06 1.38/2.67 Het eerste cijfer in het kolom gaan over het eerste kind, daarachter die van het tweede. Bovenaan is ook zichtbaar op hoeveel reacties de cijfers zijn gebaseerd. De eerste regel bovenaan een rij cijfers geeft steeds de mogelijke score aan, afhankelijk van het aantal te kiezen opties. Gekeken is naar reacties waar het aspect boven de kolom, afhankelijk van de vraagstelling :“wel degelijk of in hoge mate speelt”, “speelt zeker mee” dan wel “ ook zeker gedacht aan”.
Henny van Hal, ECHA 2013
24
Tabel 6 De Invloed van door Ouders aangedragen Feiten of in hoge mate Meespelende Aspecten op de Scores op Andere Gebieden. totaal kind kind kind veel lang onneemt indruk ouder Invloed van kenmerken beleeft intens 48/37 kids
vragen gedrag 71 ouders
duidelijk wat speelt 15/9 kids
ook leiding 29/14 kids
slecht verwerk. 12/9 kids
hoge mate
12/6 kids
voorkomt fouten 43/21 kids
onzeker 46 ouders
beelddenken zeker 14/7 kids
score 1-4: 3.30/2.90 2.40/2.25 2.44/2.08 2.82/2.90 3.21/2.45 score 1-3: 2.60/2.65 1.94/2.00 1.68/1.56 1.98/2.18 score 1-4: 2.74/2.32 2.62/2.47 2.70/2.41 2.24/2.48 3.03/2.74 score 1-4 3.64/3.28 3.56/3.13 3.82/3.45 3.58/3.07 3.64/3.37 3.39/3.00 score 1-4: 2.93/2.45 2.20/1.68 1.69/1.48 2.96/2.82 2.87/3.19 score 1-4: 3.24/3.61 3.29/3.47 2.98/2.95 3.33/3.10 2.84/2.94 3.06/2.77 2.17/2.06 1.99/1.73 score 1-4: 2.38/2.19 2.64/2.61 2.10/1.71 1.86/1.66 2.94/2.92 score 1-4: 2.15/2.78 2.15/2.28 2.54/2.78 2.54/2.53 2.47/2.29 2.54/2.08 score 1-3: 1.90/1.62 2.33/2.31 2.05/2.09 1.63/1.81 62%/57% 80%/76% 48%/53% 64%/51% 54%/35% 48%/47% 84%/81%
score 1-4: 3.83/3.00 2.50/2.67 2.75/3.33 3.33/2.67 2.67/2.00 score 1-3: 2.75/2.67 2.00/2.17 1.92/1.33 1.67/1.50 score 1-4: 3.00/4.00 3.42/3.83 3.42/3.83 3.42/3.33 3.50/3.16 score 1-4 3.92/3.33 3.58/3.00 3.92/3.83 3.67/3.83 4.00/3.83 3.92/3.67 score 1-4: 3.30/3.17 2.17/1.83 2.00/1.83 3.00/3.00 3.42/3.67 score 1-4: 3.83/3.83 3.67/3.83 3.42/3.83 3.30/3.76 3.42/2.83 3.42/3.00 2.17/2.83 2.58/2.00 score 1-4: 2.83/2.83 3.50/3.50 2.00/2.17 2.50/2.00 3.83/3.67 score 1-4: 2.17/2.67 2.83/2.00 2.58/2.50 3.42/3.33 3.25/2.83 2.83/2.83 score 1-3: 1.64/1.33 2.25/1.80 1.73/1.60 1.60/1.00 55%/80% 67%/83% 45%/67% 42%/83% 42%/33% 37%/67% 60%/80%
score 1-4: 3.51/3.19 2.58/2.43 2.79/2.57 2.74/2.71 3.53/2.95 score 1-3: 2.67/2.71 2.09/2.00 1.63/1.57 1.79/2.17 score 1-4: 2.98/2.48 2.88/2.76 2.93/2.86 3.14/3.10 3.28/3.10 score 1-4 3.60/3.62 3.67/3.52 3.88/3.90 3.81/3.10 3.81/3.43 3.44/3.38 score 1-4: 3.35/3.05 2.35/2.10 1.51/1.86 2.98/2.86 3.12/3.24 score 1-4: 3.44/3.71 3.53/3.71 3.37/3.62 3.53/3.67 2.98/2.76 4.00/4.00 2.30/2.24 2.09/2.00 score 1-4: 2.60/2.19 2.70/2.62 2.44/2.38 1.93/2.10 3.26/3.19 score 1-4: 2.38/2.37 2.31/2.50 3.16/2.75 2.50/2.89 2.90/2.89 2.92/2.40 score 1-3: 1.72/1.84 2.36/2.25 2.05/2.05 1.50/2.05 30%/40% 78%/75% 50%/65% 71%/48% 55%/29% 44%/43% 85%/83%
score 1-4: 3.56/2.86 2.63/2.30 2.73/2.30 2.92/2.89 3.17/2.49 score 1-3: 2.60/2.62 1.94/1.89 1.79/1.67 1.93/2.24 score 1-4: 2.98/2.44 2.83/2.78 3.02/2.51 2.98/2.56 3.29/2.84 score 1-4: 2.94/3.38 3.70/3.27 3.90/3.54 3.63/3.11 3.73/3.49 3.67/3.26 score 1-4: 3.21/2.47 2.25/1.66 1.77/1.65 3.25/2.86 3.40/3.17 score 1-4: 3.50/3.72 4.00/4.00 3.38/3.24 3.54/3.29 3.00/2.92 3.29/3.12 2.48/2.24 1.90/1.61 score 1-4: 2.46/2.19 2.96/2.78 2.40/1.86 2.04/1.86 3.27/3.14 score 1-4: 2.41/2.69 2.22/2.50 2.95/2.52 2.79/2.77 2.68/2.63 2.09/2.16 score 1-3: 2.02/1.75 2.33/2.34 2.16/2.27 1.48/1.89 50%/48% 78%/74% 52%/59% 54%/41% 64%/59% 57%/45% 80%/85%
score 1-4: 3.42/2.98 2.40/2.33 2.54/2.18 2.81/2.58 3.10/2.54 score 1-3: 2.68/2.68 1.81/2.17 1.92/1.68 1.90/2.23 score 1-4: 2.84/2.31 2.76/2.44 2.75/2.34 2.57/2.45 3.02/2.76 score 1-4: 3.71/3.21 3.65/3.13 3.83/3.54 3.73/3.05 3.63/3.47 3.48/3.15 score 1-4: 3.12/2.54 2.24/1.74 1.71/1.64 3.02/2.96 3.20/3.31 score 1-4: 3.25/3.59 3.35/3.46 2.98/2.90 3.25/2.87 2.92/2.97 3.08/2.75 2.20/2.13 1.96/2.00 score 1-4: 2.51/2.34 2.96/2.49 2.06/1.85 1.90/1.66 3.24/2.79 score 1-4: 2.54/2.59 2.05/2.36 3.09/2.76 2.66/2.33 2.60/2.31 1.77/2.14 score 1-3: 1.91/1.60 2.30/2.28 2.04/2.00 1.38/1.61 41%/39% 71%/79% 46%/55% 66%/57% 49%/31% 44%/47% 92%/80%
score 1-4: 3.33/2.78 2.20/1.89 3.20/2.11 2.93/3.22 3.53/2.44 score 1-3: 2.53/2.56 1.67/2.56 1.73/1.78 1.87/2.00 score 1-4: 3.00/2.75 2.47/3.11 3.07/2.89 2.87/3.11 3.47/3.22 score 1-4: 3.87/3.44 3.67/2.56 4.00/3.67 3.40/2.89 3.93/3.22 4.00/3.11 score 1-4: 3.27/3.11 2.73/1.13 2.13/1.78 2.87/2.89 3.60/3.33 score 1-4: 3.27/3.67 3.53/3.56 3.13/3.56 3.2 /3.56 2.87/3.11 3.27/3.11 2.53/2.33 2.27/1.56 score 1-4: 2.8 /2.11 2.93/3.22 2.13/1.56 2.13/1.56 3.13/2.67 score 1-4: 2.87/2.71 2.07/2.50 3.13/2.67 2.67/2.88 2.2 /2.44 3.13/2.11 score 1-3: 2.07/2.14 2.67/2.71 2.13/2.50 1.57/1.86 64%/57% 93%/67% 60%/57% 53%/71% 60%/33% 43%/57% 91%/100
score 1-4: 3.38/3.07 2.21/2.29 2.28/2.71 3.00/3.07 3.17/2.64 score 1-3: 2.69/2.64 1.86/2.14 1.72/1.64 1.83/2.18 score 1-4: 2.90/2.29 2.83/2.64 2.41/2.86 2.72/3.21 3.24/3.14 score 1-4: 3.79/3.64 3.76/3.29 3.97/3.57 3.66/3.36 3.69/3.50 3.48/3.00 score 1-4: 3.34/3,00 2.10/1,50 1.59/1,64 4.00/4,00 3.48/3,50 score 1-4: 3.55/3.93 3.45/3.50 3.21/3.07 3.48/3.29 3.00/3.21 2.97/2.93 2.62/2.71 1.83/1.86 score 1-4: 2.34/2.86 2.66/2.71 2.10/1.36 1.66/1.29 2.79/2.97 score 1-4: 3.04/2.90 1.85/2.56 3.17/2.55 2.41/2.55 2.33/2.36 2.5 /1.73 score 1-3: 2.04/1.40 2.39/2.33 2.09/2.22 1.78/1.50 39%/40% 88%/67% 32%/83% 58%/62% 56%/36% 48%/62% 74%/78%
score 1-4: 3.58/2.67 2.75/2.44 3.00/2.67 3.33/3.00 3.17/2.11 score 1-3: 2.75/2.89 2.17/2.11 1.75/1.89 1.92/1.86 score 1-4: 3.08/2.50 3.25/3.11 3.42/3.38 3.33/3.67 3.33/3.67 score 1-4: 4.00/3.56 3.75/3.00 4.00/3.67 3.67/3.33 3.83/3.75 3.92/3.50 score 1-4: 3,75/2,88 2,08/1,25 1,83/2,00 3,00/3,38 3,67/3,00 score 1-4: 3.5 /3.78 3.83/3.78 3.67/3.89 3.75/3.67 3.5 /3.33 3.67/3.22 4.00/4.00 1.58/1.63 score 1-4: 3.17/2.22 3.58/3.44 1.92/1.67 1.58/1.22 3.58/3.56 score 1-4 3.00/2.83 1.57/2.60 3.27/2.57 2.82/2.71 2.36/2.86 3.00/2.00 score 1-3: 1.36/1.33 2.45/2.40 2.27/2.43 1.10/1.29 40%/17% 92%/50% 50%/71% 67%/38% 55%/50% 33%/38% 89%/75%
score 1-4: 3.38/3.05 2.29/2.38 2.56/2.14 3.09/2.83 3.06/2.22 score 1-3: 2.62/2.63 2.03/2.00 1.76/1.63 1.88/2.33 score 1-4: 3.03/2.38 2.91/2.76 2.62/2.33 3.12/2.70 3.44/2.76 score 1-4: 3.68/3.24 3.68/3.00 3.85/3.43 3.62/2.80 3.59/3.35 3.50/2.95 score 1-4: 2,91/2,80 1,97/1,55 1,76/1,90 3,12/2,75 3,24/3,15 score 1-4: 3.21/3.29 3.29/3.52 3.29/3.24 3.65/3.05 3.29/2.95 3.15/3.00 2.03/1.95 2.03/1.67 score 1-4: 2.50/2.00 2.74/2.71 2.00/1.55 2.00/1.30 3.24/2.71 score 1-4: 2.30/2.86 2.15/2.25 3.30/2.27 2.69/2.29 2.71/2.33 2.42/2.20 score 1-3: 2.03/2.07 2.23/2.71 1.26/2.27 1.43/1.86 37%/40% 71%/67% 48%/47% 59%/56% 52%/27% 38%/44% 95%/82%
score 1-4: 3.64/3.00 3.14/2.29 2.86/2.71 3.00/3.14 2.86/2.14 score 1-3: 2.71/2.86 2.14/2.00 1.79/1.57 1.54/1.71 score 1-4: 3.00/2.57 3.21/3.29 3.14/3.00 3.21/3.14 3.07/3.29 score 1-4: 3.86/3.86 3.43/3.14 3.79/3.57 3.64/3.14 3.43/3.71 3.21/3.43 score 1-4: 2,71/2.29 2,63/1.33 1,50/1.86 2,93/2.43 3,43/3.29 score 1-4: 3.57/3.86 3.57/3.57 3.29/3.43 3.21/2.43 3.07/3.00 3.34/3.29 2.07/2.57 2.00/1.71 score 1-4: 2.93/1.86 3.36/3.14 1.86/2.00 2.71/2.00 3.36/3.57 score 1-4: 1.57/2.14 3.25/2.57 2.07/2.00 2.86/3.14 3.43/3.00 2.43/2.00 score 1-3: 1.38/1.86 1.93/2.17 1.64/2.14 1.14/2.00 31%/43% 71%/83% 50%/71% 64%/86% 36%/50% 50%/57% 75%/67%
15%/30% 23%/34% 54%/37% score 1-3: 1.24/1.31 1.46/1.25 1.99/1.96 1.59/1.66
8%/33% 25%/33% 42%/50% score 1-3: 1.91/1.50 1.67/1.75 2.08/2.60 1.58/2.00
9%/25% 26%/30% 55%/45% score 1-3: 1.41/1.37 1.46/1.42 2.18/2.15 1.77/1.87
19%/24% 26%/29% 63%/32% score 1-3: 1.33/1.38 1.51/1.47 2.22/2.12 1.67/1.77
14%/22% 18%/31% 50%/39% score 1-3: 1.30/1.42 1.50/1.39 2.00/2.13 1.67/1.75
13%/38% 20%/14% 47%/43% score 1-3: 1.71/1.75 1.25/1.88 2.07/1.75 1.23/2.17
18%/8% 25%/25% 50%/50% score 1-3: 1.04/1.33 1.28/1.42 2.12/2.15 1.47/1.67
17%/44% 25%/33% 42%/44% score 1-3: 1.40/2.00 1.50/1.29 2.64/2.63 1.00/1.67
9%/16% 15%/28% 49%/44% score 1-3: 1.24/1.71 1.47/1.50 1.78/1.69 1.56/1.75
14%/43% 36%/49% 36%/57% score 1-3: 1.46/2.29 1.62/1.71 2.23/2.43 3.00/3.00
enquête
daagt uit
Aantal reacties:
90/66 kids
6 Vroege ontwikkeling: voorsprong als peuter zichtbaar ontwikkeling verliep asynchroon is thuis ander kind toont tomeloze energie handelt bedachtzaam 7 (h)erkennen voorsprong, door ouders zelf gezien e voor 4 jaar relatie met HB gelegd elders: consultatiearts op school 8 Ervaren problemen: Verveling Sterke eigen wil Moeite verwerken emoties Frustratie realisatie eigen doelen Vraagt afstemmen ouders 9 Cognitieve ontwikkeling, Als baby alert Versnelde taalontwikkeling Snel van begrip/toont inzicht Vroeg belangstelling letters/cijfers Nieuwsgierig Vroeg met zingevingvragen 10 Sociale ontwikkeling: Meer contact met oudere kind Vaak toeschouwer Minder oogcontact Neemt ook leiding Gaat eigen gang 11. Emotionele ontwikkeling: Heeft veel fantasie Beleeft intens Snel gefrustreerd Streeft naar perfectie Tomeloze energie Voorkomt fouten, kiest zekerheid Indrukken moeilijk verwerken Laat gevoelens weinig zien 12. Motorisch ontwikkeling: Versnelde motorische ontwikkeling Is beweeglijk, friemelt Beweegt terughoudend Sloeg kruipen over Stopt met handelen indien afgeleid 13. ontwikkeling in basisschooltijd Pakt extra uitdaging op Automatiseren knelpunt Maakt zelden fouten Moeite met plannen Heeft moeite met doorzetten Mijn kind wil niet opvallen 14. Aanpassingen school Tenminste leerjaar versneld Krijgt extra uitdagingen Passende begeleiding in groep Deelname plusgroep 15. Aanpassingen: andere school ja Extra uitdaging buiten school ja Ontmoet ontwikkelingsgelijken ja 16. Onderzoek bij kind, IQ test ja Doorgetoetst op school ja Getoetst door specialist HB ja Uit test blijkt IQ > 130 ja 17. Ouder over hulpverlening: consultatiebureau niet nodig advies Advies kinderarts niet nodig Specialist HB gaf goed advies 18. Relatie verwant thema: Twijfel ADHD Gedacht aan autistisch verwante st. Relatie gelegd hoogsensitiviteit probleem verband beelddenken
Henny van Hal, ECHA 2013
25
Kinderen die op een IQ test een score behalen die lager is dan 130 zijn thuis in hogere mate een ander kind. Maar ook bij kinderen waar automatiseren als knelpunt wordt ervaren en kinderen die indrukken slecht lijken te verwerken, ervaren ouders in hogere mate “thuis een ander kind”. Bedachtzaam handelen zien ouders sterker in combinatie met “het voorkomen van fouten” en hoogsensitiviteit, evenals ouders wie het in hoge mate “lang onduidelijk is wat speelt”. Ouders in de diverse selecties van tabel 5 en 6 zien de voorsprong van hun kind zelf ongeveer even vaak en leggen de relatie met hoogbegaafdheid niet veel meer of minder. Indien de school de voorsprong (h)erkent, wordt ook door de consultatiearts de voorsprong vaker benoemd. Waar ouders de voorsprong voor het 4e jaar hebben herkend en in hogere mate de relatie leggen met hoogbegaafdheid, benoemt de consultatiearts de voorsprong vaker, de school in mindere mate. In de selectie waar automatiseren later in hoge mate een probleem lijkt, wordt door consultatiearts en school de voorsprong het minst herkend. Waar school de voorsprong in hoge mate herkent, scoren alle aspecten van de vroegste cognitieve ontwikkeling hoger en spelen aspecten die mogelijk problemen opleveren minder, zoals verlegen, snelle frustraties, stoppen met handelen bij afleiding en moeite met plannen en automatiseren. Hoger dan gemiddeld scoren juist kenmerken als “maakt zelden fouten” en “pakt uitdagingen op”. Er wordt in het geval van herkenning op school niet veel meer of minder vaak getest en een relatie gelegd met verwante thema’s, wel iets minder vaak met hoogsensitiviteit. De ervaren problemen uit vraag 8 van de vragenlijst zijn in de tabellen 5 en 6 alleen weergegeven, waar verschillen zichtbaar worden. Als “uitdagen” in hoge mate wordt gezien, ervaren ouders veel problemen in hogere mate, maar dat geldt ook wanneer kinderen hun “indrukken slecht lijken te verwerken”. Naast dat “in hoge mate uitdagen”, ervaren ouders meer verveling, “moeite met verwerken van emoties” en “frustraties bij het realiseren van eigen doelen” ook nog “een sterkere eigen wil”. Ook waar aan hoogsensitiviteit en autisme is gedacht, spelen problemen vaker. Met name als aan autisme gedacht wordt vraagt het afstemmen veel meer van ouders. Afstemmen vraagt ook meer van ouders, als kinderen in hoge mate “uitdagen”,”indrukken slecht verwerken” en het “ouders lang onduidelijk is wat speelt”. “Onzekere ouders”, of waar “lang onduidelijk blijft wat speelt”, ervaren niet veel meer problemen, terwijl zij wel sterker ervaren dat afstemming veel van hen vraagt. Wat betreft de vroege cognitieve ontwikkeling zijn in de overwegend hoge scores nog wat nuances waar te nemen: “als baby alert” valt meer op bij kinderen waar “uitdagen” meer ervaren wordt en als “indrukken slecht verwerkt lijken”, ook als beeld denken of hoogsensitiviteit een rol speelt. Een versnelde taalontwikkeling wordt met name zichtbaar als ook aan autisme wordt gedacht. Nieuwsgierigheid valt meer op als uitdagen in hoge mate gesignaleerd wordt. “Zich vroeg met zingevingvragen bezig houden” scoort bij kinderen die onder 130 scoorden hoger dan bij een IQ score boven 130. Nog hoger scoren hierin kinderen waar “het lang onduidelijk is wat speelt”, kinderen die “meer uitdagen”, “indrukken slecht lijken te verwerken”, waar “automatiseren een knelpunt lijkt” of hoogsensitiviteit meer speelt. Verschillen in scores over de verdere ontwikkeling: Wanneer bij testen het IQ onder 130 is, herkennen ouders cognitief in dezelfde mate vroeg voorsprong als bij een IQ ≥ 130. Daarnaast herkennen zij bovengemiddeld aspecten als intens beleven, zingevingvragen, thuis een ander kind, moeite met emoties verwerken en frustratie bij eigen doelen. Bij kinderen waar automatiseren als knelpunt hoog scoort, zijn de scores ook hoger in: verveling en frustratie, zingevingvragen, intens beleven, gevoelens niet tonen, friemelen, kruipt niet,stopt handelen bij afleiding, moeite plannen.
Henny van Hal, ECHA 2013
26
Als hoogsensitiviteit in hoge mate wordt ervaren, scoren meerdere gerelateerde aspecten hoger als bedachtzaam, intens beleven en verlegen. Maar ook een versnelde motorische ontwikkeling en friemelen. Waar kinderen in hoge mate kiezen voor zekerheid en fouten willen voorkomen, wordt er beduidend vaker gekozen voor een faalangstreductie training. Als hoogsensitiviteit in hoge mate speelt, volgt dubbel zo vaak een weerbaarheid training . Ouders die melden dat beelddenken zeker een rol speelt bij de leerproblemen, scoren bij ervaren problemen in alles hoger dan gemiddeld, evenals bij alle emotionele en motorische aspecten. “Meer contact met oudere kinderen” scoort hoger in relatie met hoogsensitiviteit en “slecht indrukken kunnen verwerken”, in veel mindere mate bij kinderen die versnellen. Reacties van ouders die in hoge mate uitdagen ervaren bij hun kind, scoren ook hoger op veel aspecten in de cognitieve, sociale, emotionele en motorische ontwikkeling die het kind problemen kunnen opleveren èn op knelpunten op school. Als bij ouders veel vragen over gedrag resten, vallen andere scores in de ontwikkeling weinig op. Deze kinderen hebben er wel beduidend minder moeite mee op te vallen. Op vallen de scores als aan autisme wordt gedacht. Meer dan bij welke selectie ook wijken de scores af van het gemiddelde en het verschil in de scores tussen het eerste en tweede kind is groter. Het beperkte aantal in de selectie maakt analyse hier minder betrouwbaar.
Toetsen en onderzoek Kinderen die in een IQ test onder 130 scoorden, zijn beduidend minder dan gemiddeld getoetst door een specialist hoogbegaafdheid. Kinderen waar aan autisme is gedacht zijn allen getest, tegen iets meer dan de helft gemiddeld bij alle deelnemers. Als het IQ in een test onder 130 uit komt wordt minder doorgetoetst, ook als automatiseren een knelpunt blijkt. Kinderen van “onzekere ouders” worden niet minder getoetst, de toetsuitslag is hier vaker dan gemiddeld boven 130. Bij ouders die met veel vragen blijven zitten of “het lang onduidelijk is wat speelt”, worden kinderen even vaak getest en valt de IQ score eerder hoger dan lager. Een IQ score onder 130 komt vaker voor als uitdagen, beelddenken of leiding nemen een rol speelt. Afstemming door school en ouders Als uitdagen in hoge mate speelt, spelen meer problemen op school. Zowel automatiseren, plannen, doorzetten en “niet willen opvallen” scoren hoger. Er wordt minder versneld, minder passende begeleiding in de groep ervaren en iets minder passende uitdagingen gezien. Iets vaker dan het gemiddelde veranderen deze kinderen van school. Kinderen die ”indrukken slecht kunnen verwerken”, versnellen beduidend minder vaak. Maar ook “kinderen die in de IQ test onder 130 scoren”, “uitdagen” en waar beelddenken zeker een rol lijkt te spelen, versnellen minder vaak èn veranderen minder van school. Kinderen die “in een test onder 130 scoren”, krijgen naar het idee van ouders minder extra uitdagingen en passend begeleiding. Hun ouders ervaren dat ze evengoed uitdagingen oppakken en knelpunten als automatiseren en plannen even vaak een rol spelen. Kinderen die “fouten willen voorkomen”, lijken extra uitdagingen iets vaker op te pakken, maar hebben wel meer moeite met doorzetten. Deze kinderen veranderen beduidend minder van school. Waar “intens beleven” in hoge mate scoort, spelen problemen op school niet vaker. Uidagingen krijgen en oppakken scoort hier iets hoger, evenals versnellen en passende begeleiding krijgen. Ouders die in vraag 5 en 8 aangeven veel problemen te ervaren, melden als reactie op vraag 17 niet veel meer behoefte aan advies van consultatiebureau of kinderarts. De hoogst begeleidingsbehoefte melden ouders die denken aan autisme, een verhoogde behoefte de “in hoge mate onzekere” ouder. De minste behoefte aan begeleiding melden ouders van kinderen “waar het IQ in een test onder 130 blijft”. Henny van Hal, ECHA 2013
27
Ouders die het lang in hoge mate “onduidelijk is wat speelt”, leggen vaker de relatie met ADHD. Ouders die melden dat beelddenken in hoge mate een rol speelt in problemen op school, leggen ook vaker een relatie met hoogsensitiviteit. Terugkijkend op de vragen die aanleiding waren voor deze secundaire analyse, zijn er weinig antwoorden. Ouders zien voorsprong niet later als mogelijk problematische aspecten een rol spelen als autisme, hoogsensitiviteit, uitdagen en IQ score <130. Het al dan niet boven 130 scoren op een IQ test lijkt wel samen te hangen met hoogsensitiviteit en “ik zie thuis een ander kind”. Op het herkennen en leren op school heeft niet direct een bepaald aspect invloed. Wat te zien is dat vooral vele aspecten spelen bij lagere resultaten. En ouders ervaren dat ook minder herkend en afgestemd wordt als meerdere aspecten succesvolle hoogbegaafdheid in de weg staan.
Henny van Hal, ECHA 2013
28
6.
Conclusies, aanbevelingen en resterende vragen
Gebruik van de term ontwikkelingsvoorsprong: De term “ontwikkelingsvoorsprong” blijkt bekend bij ouders. Ouders vinden die term ook goed passen bij de ontwikkeling van hun kind. De term is dus geschikt om te gebruiken. Drie kwart van de ouders zal enigszins of in behoorlijke mate eerder info daarover zoeken dan over hoogbegaafdheid. Veel ouders zien de voorsprong al als peuter, slechts een derde legt zeker de relatie met hoogbegaafdheid. Aanknopen bij de term ontwikkelingsvoorsprong biedt kansen om ouders tijdig en zinvol te informeren over mogelijke hoogbegaafdheid, de risico’s en passende begeleiding. Waar verwachten ouders informatie: Ouders kiezen in ruime mate voor het internet als informatiebron. Goede en uitgebreide informatie moet hier dus op de eerste plaats gerealiseerd worden. Om de informatie voor ouders vindbaar te maken is het zaak de informatie te koppelen aan veelgebruikte zoektermen, aan voor ouders vroeg zichtbare signalen op voor ouders voor de hand liggende sites. Ruim de helft van de ouders maakt zich in behoorlijke of hoge mate zorgen. Niet zoveel ouders volgen lezingen en cursussen of zouden dat willen doen. Nog minder van de ondervraagde ouders hebben hieruit zinvolle informatie verkregen. Enerzijds nemen ouders de risico’s en mogelijkheden wellicht te licht op, nog versterkt door de omgeving die hen regelmatig voor houdt dat andere problematiek meer aandacht verdient. Anderzijds is de lage score van wat het ouders oplevert een duidelijk signaal. De kwaliteit of vooraf gewekte verwachting bij lezingen en cursussen vraagt dus nog wel aandacht van betrokken deskundigen en hulpverleners. Begeleiding valt ouders met name tegen van het consultatiebureau. Verbetering van kennis en voorlichting hier kan ouders veel bieden. Niet alleen door inzicht te geven in de ontwikkeling en handvatten te bieden voor de begeleiding, maar ook door onrust bij ouders weg te nemen. Een belangrijke aanbeveling is dan ook om informatie over ontwikkelingsvoorsprong en aandachtspunten te koppelen aan algemene voorlichtingsites voor ouders over opvoeding en de ontwikkeling van kinderen. Naast internet maken jonge ouders nog enigszins gebruik van compacte informatie in dagbladen en tijdschriften. Met name over ontwikkelingsvoorsprong wordt niet gepubliceerd in voor ouders toegankelijke bladen. Publicaties in deze media kunnen er aan bijdragen ouders attent te maken op de relatie van voorsprong met mogelijke begaafdheid, de signalen, risico’s en kansen van afgestemde begeleiding. De bereidheid van ouders om deel te nemen aan lezingen of cursussen is niet zo hoog, informatie over ontwikkelingsvoorsprong via die weg lijkt daarom niet de eerst aangewezen weg. De ontwikkeling van hun kind houdt ouders enigszins of in behoorlijke mate bezig. Dat schept wel kansen om hun aandacht te trekken. En men geniet ondertussen gelukkig wel van de bijzondere ontwikkeling, ook de onzekere ouder. Waar over informeren? Allereerst zou de informatie moeten bijdragen aan erkenning van de ouders in hun ervaren problemen. 70% van de ouders vindt dat de bijzondere ontwikkeling tamelijk of in hoge mate afstemming vraagt van ouders, volgens ruim 50% van de ouders heeft de voorsprong in tamelijk of hoge mate impact op de dagelijkse gang van zaken thuis. Dus moet er aandacht besteed worden aan erkenning, om de volle aandacht van ouders te krijgen en hen hopelijk in actie te laten komen. Ouders blijven in hoge mate zitten met vragen over meer uitdagingen op school, voorlichting moet hier zeker bij aanhaken. Ouders signaleren zeer gedetailleerd en geven er blijk van ook zicht te hebben op kenmerken die het hun kind lastig kunnen maken in hun ontwikkeling naar succesvolle hoogbegaafde. Items als frustraties, perfectionisme, maar ook moeite met doorzetten en het
Henny van Hal, ECHA 2013
29
oppakken van uitdagingen worden door een groot deel van de ouders herkend. Over zelfvertrouwen en gedrag resteren tamelijk veel vragen. Over deze items en aanpak moet de voorlichting zeker gaan. Ouders zien de voorsprong al vroeg, veelal in hoge mate. Als er aspecten meespelen die negatief kunnen bijdragen aan de ontwikkeling, zien ouders de voorsprong niet veel meer of minder, wel wordt de voorsprong elders minder erkend èn worden op school minder uitdaging geboden. Dit pleit ervoor dat scholen meer gebruik maken van de informatie van ouders, zoals ook wordt geadviseerd in recente aanbevelingen rond excellentieprogramma’s. Dit bevestigt wellicht het beeld dat rond jeugdzorg en onderwijs nog teveel wordt uitgegaan van het ideaal van succesvolle hoogbegaafden. Scholen en hulpverleners moeten op de hoogte gesteld worden van actuele inzichten en aanpak, vooral bij jonge kinderen. Gezien de mate waarin aspecten in emotionele ontwikkeling volgens ouders spelen, die ook een negatieve invloed de ontwikkeling kunnen hebben als perfectionisme, frustraties en kiezen voor zekerheid, zijn dit belangrijke onderdelen waar ouders over geïnformeerd kunnen worden. Zodat ouders enerzijds inzicht krijgen in oorzaak en gevolg, maar daarnaast ook handvatten voor aanpak, afstemmen en begeleiding. Informatiesites als die van CBO en SLO zouden meer en prominenter dan nu het geval is, aandacht aan deze aspecten en samenhang kunnen schenken (en via zoekmachines in beeld moeten komen). Ouders lijken meer met vragen bezig over extra uitdagingen op school dan over het begeleiden van hun kind. Ouders kiezen veel voor het veranderen van school, nauwelijks voor aanpak van bijvoorbeeld de faalangst. Uit mijn contacten met ouders maak ik op, dat zij weinig relatie leggen met ervaren problemen thuis (moeite met doorzetten, stopt met handelen indien afgeleid) en knelpunten op school door zwak ontwikkelde executieve functies. De aanzet voor het ontwikkelen van deze functies vindt plaats in de eerste jaren,” slim in denken” is geen garantie voor “slim leren handelen”. Zwak ontwikkelde functies leidt later op school bijvoorbeeld tot onhandig, inefficiënt of onzeker gedrag. Een andere aanbeveling is dan ook ouders hierover gericht voorlichting te geven, met nadruk op hun eigen rol en kansen bij een afgestemde begeleiding van hun kinderen in de eerste jaren. Veel voor de zoekende ouder zichtbare informatie, ook die van gerespecteerde instellingen als het CBO en SLO, brengt de meer traditionele aspecten van hoogbegaafdheid die bijdragen aan succes in beeld (behoefte aan meer uitdagingen, eruit springen omdat ze door de leerstof heen schieten). En het gaat in die informatie niet over door ouders in hoge mate gesignaleerde kenmerken als “intens beleven”, “moeite met het verwerken van emoties” en “stoppen met handelen indien afgeleid”. Meer dan de helft van de kinderen blijft op de basisschool niet nieuwsgierig en pakt uitdagingen maar weinig op, geven de ouders zelf al aan. Ouders herkennen hun kind daarom vaak niet in de omschrijving en stellen acties uit. Makkelijk vindbare informatie moet ouders ook duidelijk maken dat meer uitdagingen op school sec niet de oplossing is. Cognitief excellente leerlingen hebben daar afgestemde en systematische begeleiding nodig, passend bij de ontwikkeling. Leerkrachten en ouders kunnen daarbij het best samenwerken, bewust van rol, kansen en bedreigingen. Doordat de aspecten die kinderen in de weg kunnen zitten en de samenhang met de ontwikkeling onvoldoende in beeld komt, wordt ook de mythe van het op allerlei terreinen uitblinkende kind in stand gehouden. Ouders twijfelen dan onnodig lang en scholen stemmen bij knelpunten mìnder af. Dat is een belangrijk aandachtspunt dat in dit onderzoek naar voren komt. Uit de analyse van reacties in geselecteerde groepen komen geen kenmerken nadrukkelijk en eenduidig naar voren als problematisch. Door de manier van vragen stellen en de kleine groepen waaruit sommige selecties bestaan, geeft de secundaire analyse ook eerder indicaties dan feiten. Kinderen van onzekere of twijfelende ouders worden niet minder gezien of geholpen.
Henny van Hal, ECHA 2013
30
Te zien aan de ervaringen van ouders wordt meer naar kinderen gekeken als aan autisme wordt gedacht, en minder dan gemiddeld waar “uitdagen”, “indrukken slecht verwerken” of hoogsensitiviteit in hoge mate speelt. Waar automatiseren later lastig blijkt, spelen volgens de ouders nogal wat andere aspecten in hoge mate. Hierover inzicht en kennis realiseren is zowel bij ouders als school aan te bevelen. Want als aspecten die problemen met zich mee kunnen brengen in hoge mate spelen, wordt op school de voorsprong minder vaak (h)erkend èn minder begeleid en afgestemd. Deze aanbeveling kunnen we daarom uit bovenstaande opstellen: Betere voorlichting op scholen zal moeten gaan over de actuele, brede visie op hoogbegaafdheid, inclusief kenmerken en bedreigingen. Zodat scholen zich bewust worden van minder bekende aandachtspunten en meespelende facetten. Voor scholen wil ik in deze rij ook de aanbeveling uit recente publicaties opvoeren. Om goed te kunnen begeleiden op scholen is het van belang te signaleren op beginkenmerken en bij een ontwikkelingsvoorsprong van daar uit afgestemd te begeleiden. Ouders informeren over de vaak beperkte en onvoldoende actuele kennis van scholen blijft nodig. Ouders meer inzicht geven over de (on)mogelijkheden van school helpt hen een betere schoolkeuze maken. Minder nog dan bij de keuze van het VO, speelt bij keuze voor een basisschool de kwaliteit en een aspect als omgaan met verschillen een rol. Pas gedurende hun basisschooltijd gaan ouders hierop letten en verandert 40% van de kinderen alsnog van school. We moeten ouders dus tijdig bewust maken van genoemde aspecten bij hun keuze. Door het verkregen inzicht kunnen ouders niet alleen een vinger aan de pols houden op school, maar ook hun eigen begeleiding aanpassen. Ouders zijn niet al te positief over hun ervaringen met school; veel kinderen blijven niet nieuwsgierig, krijgen te weinig extra uitdagingen en nog meer kinderen geen passende begeleiding. Op het vlak van voldoende uitdagend aanbod op scholen, valt nog een wereld te winnen blijkt uit het beeld van ouders dat 75% van de kinderen tamelijk of in hoge mate zelden fouten maakt. Bekende vraagstukken worden door de resultaten bevestigd: bijvoorbeeld rond het testen van het IQ (andere aspecten dan intelligentie lijken een rol te spelen bij een IQ score onder 130), over de rol en samenhang met hoogsensitiviteit, de hoogbegaafdheid die minder zichtbaar wordt als andere aspecten in hoge mate spelen en het feit dat een hoog IQ gepaard kan gaan met minder ontwikkelde vaardigheden. Op de vele vragen rond hoogbegaafdheid komen soms antwoorden maar nog vaker ontstaan er nieuwe vragen. Er lopen nu de nodige onderzoeken op het vlak van excellentie in het onderwijs (Segers & Hoogeveen, 2012). De resultaten daarvan zullen ongetwijfeld ook meer licht laten schijnen op de rol van in dit onderzoek in beeld gebrachte aspecten. Met nieuw inzicht kan verder gewerkt worden aan kansen voor betere begeleidingen. Ook door dit onderzoek naar ervaringen van ouders komen nieuwe vragen op, die mijn inziens het onderzoeken waard zijn. Die gaan met name over in het oog vallende kenmerken die mee lijken te spelen in het ontstaan van bepaalde problemen; zoals te zien bij “in hoge mate uitdagende kinderen”, “kinderen die hun indrukken slecht kunnen verwerken” en waar “automatiseren in hoge mate een knelpunt” is. Zicht op vroege relaties met en effecten op de ontwikkeling zou meer begrip voor deze kinderen opleveren en voor de begeleiding van deze kinderen betere en tijdige handvatten. Lopende onderzoeken naar wat werkt in het onderwijs sluiten hier maar ten dele bij aan. De in dit onderzoek in het oog springende cijfers, gaan nogal eens over kenmerken die al vroeg in de ontwikkeling een rol spelen. Ik zou dan ook willen aanbevelen onderzoek te doen naar de vroegste ontwikkeling van executieve functies bij kinderen en het effect daarop van voorsprong. Onderzoek van Dawson (2009) lijkt erop te wijzen dat “slim in denken” een goede ontwikkeling van deze functies moeizamer kan maken en de vraag is dan welke aanpak bij deze kinderen beter werkt.
Henny van Hal, ECHA 2013
31
Ook op andere vlakken resteren vragen. Niet is onderzocht welke andere aspecten het informeren van ouders kunnen vergemakkelijken, zoals aansprekende vormgeving, eigentijdse taal en een mogelijke inzet van de nieuwste media als Blogs en Twitter. Met de overweldigende hoeveelheid informatie moeten in de huidige maatschappij mensen daarin continue keuzes maken. Het is bij het verbeteren van informatie aan ouders van belang op dat vlak de juiste keuzes te maken, zodat de beschikbare energie om tot verbeteringen te komen, ook efficiënt wordt ingezet. Anderen disciplines hebben zich daarin verdiept en gespecialiseerd, laten we daar vooral gebruik van maken.
Aanbevelingen samengevat: Ouders van jonge kinderen informeren met de term “ontwikkelingsvoorsprong”. Werken aan erkenning voor deze ouders door omgeving en hulpverleners, zowel in de aard van ervaren problemen als in de mate waar in deze worden ervaren. Ouders informeren over de samenhang van cognitieve voorsprong met de sociale en emotionele ontwikkeling en aanbevelingen doen voor begeleiding. Informatie plaatsen op algemene sites over opvoeding, jeugdgezondheid en onderwijs De aandacht van ouders trekken voor het thema via kansrijke, actuele kanalen, daarbij gebruik makend van deskundigen in communicatie met de doelgroep. Ouders informeren over hun eigen rol, met name als het gaat om het ontwikkelen van de executieve functies van hun kind. Meer aandacht besteden aan de minder bekende aspecten en kans op asynchrone ontwikkeling , daarmee het ideaalplaatje van hoogbegaafdheid nuanceren. Scholen informeren over een actuele, brede kijk op hoogbegaafdheid en de rol van ouders. Ouders informeren over de mogelijk beperkte kennis en ervaring op scholen. Ouders informeren over het belang van kwaliteit en afstemming in hun schoolkeuze. Onderzoek doen naar wat bij jonge kinderen helpt de executieve functies te ontwikkelen, als sprake is van een significante ontwikkelingsvoorsprong. De scores van de secundaire analyse onder de aandacht brengen van onderzoekers die onderzoek doen naar wat werkt onder welke omstandigheden bij welke kinderen. In het algemeen is het aan te bevelen samenwerking te genereren van diverse landelijke instellingen die raakvlakken hebben met “ontwikkelingsvoorsprong”, zoals opvoeding, jeugdgezondheid, nascholing, onderwijs en expertisecentra rond hoogbegaafdheid, om samen betere voorlichting te realiseren.
Henny van Hal, ECHA 2013
32
7.
Literatuur
Amoroso, M. (1996). Finding and Nurturing a gifted Child: The pressured parent . In: Bergen County Record (New Jersey), October 27, 1996. Anderson, J.R. (1995) Learning and memory. An integrated approch. John Wiley & Sons, Inc. Berne, E. (1964). Games People Play: The Psyhologie of Human Relationship. New York: Ballantine Books Betts, T.G. & Neihart, M (1988). Profiles of the Gifted and Talented. Gifted Child Quarterly, 32(2), (248-253) Bezem,A. & Coolwijk, M.van de (2005). Beeld en brein: sneller, leuker en effectiever leren! Z.pl.: Bureau Bezem/Instituut kind in beeld. Bosch-Sthijns, W. (2009) Het ontwikkelen van werk- en leerstrategieën. In: E. van Gerven, Handboek hoogbegaafdheid (Hoofdstuk 10, pp.151-153) Assen: van Gorcum Braak, H. van de (2002). Ontsnappingskunst. De evolutie van de creatieve geest. Amsterdam: Amsterdam University Press. Bruin-de Boer, A. de & Gerven, E. van (2009) De sociaal-emotionele ontwikkeling van begaafde leerlingen, in Handboek Hoogbegaafdheid (pp. 188-211). Assen: van Gorcum Dabrowski, K (1964). Positive desintegration. Boston: Little, Brown Dawson, P.& Guare R. (2009) Slim maar…, help kinderen hun executieve functies te verbeteren. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers Eijseneck, H.J. (1995). Genius: The Natural History of Creativity. Cambridge university Press. Ernst, C. & Angst, J. (1983). Birth order: Its influence on personality. New York: Springer-Verlag. Gardner,H. (1993). Frames of mind: The Theory of multiple Intelligences, New York: Basic Books Gerven, E. van (2001). Hoogbegaafde kleuters bestaan niet. De wereld van het jonge kind, 28, 228230 Gerven, E. van (2009) Handboek Hoogbegaafdheid. Assen, van Gorcum Gerven, E. van (2009). Slimme kleuters. In E. van Gerven, Handboek Hoogbegaafdheid. Assen: van Gorcum Hal, H. van (2011). Toelichting en rapportage 0-meting 46 scholen PO. in gemeente Arnhem. Rapportage en toelichting is niet publiekelijk toegankelijk, inzage via auteur. Heller, K.A. (1990), 'Goals, methods and first results form the Munich Longitudinal study of Giftedness' in West Germany, in: C.W. Taylor (ed.), Expanding awareness of creative potentials worldwide, Salt Lake City, 1990. Heylighen, F. (2007). Characteristics and Problems of the Gifted: neural propagation depth and flow motivation as a model of intelligence and creativity. Internet-publicatie, gevonden op 23-82007 van http://pespmc1.vub.ac.be/Papers/Giftednessmodel.pdf Jacobs, J.C. (1971). Effectiveness of teacher and parent identification of gifted children as a function of school level. Psychology in the Schools, 8, 140-142. Kieboom, T. (2008) Wordt hoogbegaafdheid bepaald door de intelligentietest? Lezing symposium “Onze Hans is hoogbegaafd (en buschauffeur)”, 7 feb. 2008 Amersfoort. McNabb,T. (2003). Motivational Issues: Potental to Performance. In: N. Colangelo & G. Davis (Eds) Handbook of Gifted Education ( 3rd Ed., pp. 417-423), Boston: Pearson Education Mooij, T. & Driessen, G. (2008). Differential ability and attainment in language and arithmetic of Dutch primary school pupils. British Journal of Educational Psychology, 78(3), 491-506. Mooij, T., Hoogeveen, L., Driessen, G., Hell, J.van & Verhoeven, L.,(2007). Succescondities voor onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen, eindverslag van drie deelonderzoeken. ITS/CBO Nijmegen, Radboud Universiteit Mooij, T., Fettelaar D. (2010) Naar excellente scholen, leraren, leerlingen en studenten. ITS Nijmegen, Radboud Universiteit. Mönks, F.J. & Ypenburg,Y. (1995) Hoogbegaafde kinderen thuis en op school (tweede druk). Alphen aan de Rijn: Samsom
Henny van Hal, ECHA 2013
33
Ministerie OCW (2008). Stimuleren van excellentie basisonderwijs. Den Haag. Via: http://www.minocw.nl/documenten/46491.pdf Mueller, C.M. & Dweck, C.S. (1998). Prais for intelligence can undermine children’s motivation and performance. Journal of Personality and Social Psychology, 75, 33-52 Piechowski,M.M. (2003) Emotional and spiritual giftedness. In: N. Colangelo & G. Davis (Eds) Handbook of Gifted Education ( 3rd Ed., pp. 403-416), Boston: Pearson Education Porter, L. (1999). Gifted Young Children. Buckingham: Open University Press Porter, L. (2002). Identification and Assessment. In L. Porter, Education Young children with special needs ( p. 36-55). London, Los Angeles, New Delhi, Singapore: Sage Renzulli, J.S. (1978), 'What makes giftedness? Reexamining a definition', in: Phi Delta Kappa, 60, 1978, p. 180-184. Renzulli,J.S. (1985). The Enrichment Triad. Mansfield Center, CT: Creative Learning Press. Rimm, S.B. (1996). How to parent so children will learn. New York: Crown Publishers, Inc. Rimm, 2003, Underachievement: A National Epidemic. In: N. Colangelo & G. Davis (Eds) Handbook of Gifted Education ( 3rd Ed., pp. 424-443), Boston: Pearson Education Robinson, H.B. (1981). The uncommonly bright child. In M. Lewis & L.A. Rosenblum (Eds), The uncommon Child ( pp. 57-81). New York: Plenum Press. Segers, E. & Hoogeveen,L. (2012). Excellentieonderzoek in primair, voortgezet en hoger onderwijs. Nijmegen: Behavioral Science Institute & Centrum voor Begaafdheids Onderzoek Seligman, M.E. (1975). Helplessness: On depression, developement and death. San Francisco: Freeman Silverman, L.K. (1993). Counseling the gifted and talented. Denver: Love. Silverman, L.K. (2002). Upsite-down brillance: The visual spatial learner. Denver: DeLeon Publishing Simenton, D.K. (2003). When Does Giftedness become Genius? And When Not? In Handbook of Gifted Education, ( 3rd Ed., pp. 358), Boston: Pearson Education Steiner, H.H & Carr, M. (2003). Cognitieve developement in gifted children: Toward a more precise understanding of emerging differences in intelligence. Educational Psychology Review. 15, 215-246. Sternberg, R.J. (1985). Beyond IQ. A triarchic theory of human intelligence. New York: Cambridge University Press Sternberg, R.J. (2003). Giftedness According to the Theory of Succesfull Intelligence. In: N. Colangelo & G. Davis (Eds) In Handbook of Gifted Education ( 3rd Ed., pp. 88-99), Boston: Pearson Education Sulloway, F.J. (1996). Born to Rebel: Birth Order, Family Dynamics and Creative Lives. New York: Vintage Books. VanTassel-Baska, J. (2000).Theory and research on curriculum developement for the gifted. In Heller, K.A., Mönks, F., Sternberg, R.J. & Subotnik, R.F. (Eds.), International Handbook of Giftedness and Talent (2nd ed.,pp.345-365) London: Pergamon Press. Webb, J.T.,Meckstroth,E.A & Tolan, S.S.(1982). De begeleiding van (hoog)begaafde kinderen. (vertaling en bewerking: K.Jurgens & F.de Mink,2000). Assen: van Gorcum Webb, J.T., Meckstroth, E.A. & Tolan, s.s. (1999). Guiding the Gifted Child (16e druk). Ohio: Psychology Press Wechsler, D. (1974). Wechsler Intelligence Scale for Children – rivised. New York: Psychological Corporation Whitley, M.D. (2001). Bright Minds, poor Grades. Understanding and motivating your underarchieving Child. New York; Penquin Group Wijnekus, M. (2001). Diagnostische besluitvorming bij begaafde kinderen. In: J.Span, A. de Bruin-de Boer & M.C. Wijnekus, Het testen van begaafde kinderen: suggesties voor diagnostiek en behandeling. Alphen aan den Rijn: Samsom
Henny van Hal, ECHA 2013
34
Vragenlijst met resultaten “Ouderadvies bij ontwikkelingsvoorsprong”, uitgevoerd in “Survey Monkey” Totaal gestarte enquêtes: 129
Totaal afgeronde enquêtes: 92
aantal
aantal
aantal
gem.
aantal
niet of nauwelijks
enigszins
behoor lijk
in hoge mate
score
reactie
3,9% (5) 2,3% (3) 1,6% (2) 12,0% (15) 23,8% (30) 24,4% (31)
14,2% (18) 9,4% (12) 8,7% (11) 18,4% (23) 28,6% (36) 40,2% (51)
37,0% (47) 25,8% (33) 27,0% (34) 31,2% (39) 20,6% (26) 22,8% (29)
44,9% (57) 62,5% (80) 62,7% (79) 38,4% (48) 27,0% (34) 12,6% (16)
3,23
127
3,48
128
3,51
126
2,96
125
2,51
126
2,24
127
aantal
1. Deze eerste vraag gaat over uw associaties bij de term "ontwikkelingsvoorsprong" De term ontwikkelingsvoorsprong roept gedachten bij mij op aan jonge kinderen van 0 tot 6 jaar. Ik voel me aangesproken door deze term, past bij bij mijn kind geconstateerde ontwikkeling. De betekenis / inhoud van de term ontwikkelingsvoorsprong is bij mij bekend. Anderen hebben de term gebruikt in gesprek over mijn kind(eren). Ik maak(te) al op jonge leeftijd van mijn kinderen de koppeling van voorsprong met hoogbegaafdheid. Voor een jong kind zoek ik eerder info over ontwikkelingsvoorsprong dan over hoogbegaafdheid.
2. In welke mate speelt de ontwikkeling van uw kind(eren) een rol? Ik geniet van de bijzondere ontwikkeling. Ik voel me onzeker over mijn aanpak. Ik maak me regelmatig zorgen over de ontwikkeling van mijn kind(eren). Tegemoet komen aan hun behoeften is vermoeiend. De voorsprong heeft impact op de dagelijkse gang van zaken thuis.
3. Waar zoekt u informatie over onderwerpen als ontwikkelingsvoorsprong en hoogbegaafdheid? Ik zoek boeken rond dit onderwerp Ik kijk hiervoor in tijdschriften over opvoeding. Ik zoek of heb op internet informatie gezocht. Ik heb lezingen gevolgd of zou dat willen. Ik heb cursussen en/of workshops gevolgd of zou dat willen doen.
boeken tijdschriften / brochures internet lezingen en presentaties cursussen en/of workshops
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
aantal
aantal
aantal
gem.
aantal
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
score
reactie
3,1% (4) 22,7% (29) 9,4% (12) 14,1% (18) 19,5% (25)
12,5% (16) 41,4% (53) 36,7% (47) 39,8% (51) 28,9% (37)
43,8% (56) 26,6% (34) 32,8% (42) 26,6% (34) 28,1% (36)
40,6% (52) 9,4% (12) 21,1% (27) 19,5% (25) 23,4% (30)
3,22
128
2,23
128
2,66
128
2,52
128
2,55
128
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
gem.
aantal
niet
weinig
regelmatig
in belangrijke mate
heel veel
score
reactie
7,8% (10) 35,2% (45) 1,6% (2) 14,1% (18) 25,0% (32)
28,9% (37) 41,4% (53) 6,3% (8) 30,5% (39) 25,8% (33)
27,3% (35) 13,3% (17) 18,8% (24) 27,3% (35) 27,3% (35)
18,8% (24) 7,0% (9) 26,6% (34) 18,8% (24) 8,6% (11)
17,2% (22) 3,1% (4) 46,9% (60) 9,4% (12) 13,3% (17)
3,09
128
2,02
128
4,11
128
2,79
128
2,59
128
aantal
aantal
aantal
gem.
aantal
regelmatig
In belangrijke mate
heel veel
score
reactie
25,0% (32) 8,6% (11) 36,7% (47) 15,6% (20) 7,0% (9)
22,7% (29) 1,6% (2) 37,5% (48) 13,3% (17) 10,9% (14)
3,30
128
2,09
128
4,03
128
2,65
128
2,23
128
aantal
4. Ik heb zinvolle informatie gekregen over dit thema uit:
aantal
niet 9,4% (12) 28,9% (37) 2,3% (3) 26,6% (34) 39,8% (51)
aantal weinig
21,1% (27) 45,3% (58) 3,9% (5) 24,2% (31) 26,6% (34)
21,9% (28) 15,6% (20) 19,5% (25) 20,3% (26) 15,6% (20)
aantal 5. Ik blijf (bleef) met vragen zitten rond het thema "ontwikkelingsvoorsprong"
over het beter begeleiden van mijn peuter / kleuter over het bieden van meer uitdagingen thuis over het bieden van meer uitdagingen op school over het laten testen van mijn jonge kind op hoogbegaafdheid over het verbeteren van het zelfvertrouwen van mijn kind over het verbeteren van de sociale contacten over hulp bij het verbeteren van de motoriek over het aansturen van gedrag door ouders en/of school over een goede schoolkeuze, basisschool over passende studie en beroepskeuze van mijn kind
6. Nader in gaan op de aller vroegste ontwikkeling van uw kind(eren):
niet of nauwelijks
21,9% (28) 26,8% (34) 7,8% (10) 33,6% (43) 15,7% (20) 25,0% (32) 49,2% (63) 12,5% (16) 21,1% (27) 31,5% (39)
aantal
aantal
aantal
gem.
aantal
enigszins
tamelijk
in hoge mate
n.v.t.
score
reactie
28,9% (37) 32,3% (41) 13,3% (17) 13,3% (17) 17,3% (22) 21,1% (27) 21,1% (27) 32,0% (41) 19,5% (25) 13,7% (17)
21,9% (28) 20,5% (26) 23,4% (30) 20,3% (26) 24,4% (31) 31,3% (40) 16,4% (21) 28,1% (36) 18,8% (24) 17,7% (22)
27,3% (35) 20,5% (26) 53,1% (68) 27,3% (35) 39,4% (50) 22,7% (29) 10,2% (13) 27,3% (35) 35,2% (45) 13,7% (17)
0,0% (0) 0,0% (0) 2,3% (3) 5,5% (7) 3,1% (4) 0,0% (0) 3,1% (4) 0,0% (0) 5,5% (7) 23,4% (29)
2,55
128
2,35
127
3,25
128
2,44
128
2,90
127
2,52
128
1,87
128
2,70
128
2,72
128
2,18
124
aantal
eerste kind
De ontwikkeling op het ene gebied verliep(verloopt) veel sneller dan op andere. Het was me heel lang onduidelijk wat er speelde. Ik zag(zie) thuis een heel ander kind dan bij anderen. Mijn kind toonde(toont) een tomeloze energie. Mijn kind handelde(handelt) bedachtzaam, weloverwogen.
tweede kind
De voorsprong van uw kind werd al als peuter zichtbaar. De ontwikkeling op het ene gebied verliep(verloopt) veel sneller dan op andere. Het was me heel lang onduidelijk wat er speelde. Ik zag(zie) thuis een heel ander kind dan bij anderen. Mijn kind toonde(toont) een tomeloze energie. Mijn kind handelde(handelt) bedachtzaam, weloverwogen.
6. Nader in gaan op de aller vroegste ontwikkeling van uw kind(eren): De voorsprong van uw kind werd al als peuter zichtbaar. De ontwikkeling op het ene gebied verliep(verloopt) veel sneller dan op andere. Het was me heel lang onduidelijk wat er speelde. Ik zag(zie) thuis een heel ander kind dan bij anderen. Mijn kind toonde(toont) een tomeloze energie. Mijn kind handelde(handelt) bedachtzaam, weloverwogen.
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
aantal
aantal
aantal
aantal
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
reacties
6,6% (6) 29,7% (27) 31,9% (29) 33,0% (30) 22,0% (20) 9,9% (9)
De voorsprong van uw kind werd al als peuter zichtbaar.
6. Nader in gaan op de aller vroegste ontwikkeling van uw kind(eren):
aantal
derde kind
14,3% (13) 22,0% (20) 26,4% (24) 19,8% (18) 16,5% (15) 12,1% (11)
20,9% (19) 27,5% (25) 25,3% (23) 17,6% (16) 20,9% (19) 25,3% (23)
58,2% (53) 20,9% (19) 16,5% (15) 29,7% (27) 40,7% (37) 52,7% (48)
91 91 91 91 91 91
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
n.v.t.
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
reacties
7,0% (5) 8,6% (6) 8,6% (6) 8,6% (6) 5,7% (4) 7,1% (5)
15,5% (11) 28,6% (20) 48,6% (34) 38,6% (27) 15,7% (11) 20,0% (14)
15,5% (11) 27,1% (19) 20,0% (14) 22,9% (16) 24,3% (17) 31,4% (22)
23,9% (17) 20,0% (14) 10,0% (7) 14,3% (10) 21,4% (15) 21,4% (15)
38,0% (27) 15,7% (11) 12,9% (9) 15,7% (11) 32,9% (23) 20,0% (14)
aantal
aantal
aantal
aantal reacties
aantal
aantal
n.v.t.
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
45,9% (17) 47,2% (17) 50,0% (18) 52,8% (19) 44,4% (16) 47,2% (17)
5,4% (2) 33,3% (12) 38,9% (14) 27,8% (10) 2,8% (1) 8,3% (3)
5,4% (2) 8,3% (3) 8,3% (3) 8,3% (3) 13,9% (5) 8,3% (3)
10,8% (4) 5,6% (2) 2,8% (1) 5,6% (2) 16,7% (6) 11,1% (4)
32,4% (12) 5,6% (2) 0,0% (0) 5,6% (2) 22,2% (8) 25,0% (9)
71 70 70 70 70 70
37 36 36 36 36 36
aantal
7. Herkenning van de ontwikkelingsvoorsprong bij uw kind(eren):
niet
eerste kind
3,3% (3) 14,4% (13) 52,2% (47) 36,0% (32) 40,0% (36) 33,7% (29)
Is de voorsprong door jullie zelf herkend? Is de voorsprong voor de 4e verjaardag herkend? Is de voorsprong door jeudszorg, consultatiearts benoemd en erkend? Heeft opvang en/of speelzaal de voorsprong herkend? Heeft u voor de 4e verjaardag enige relatie met hoogbegaafdheid gelegd? Heeft de basisschool de voorsprong erkend?
7. Herkenning van de ontwikkelingsvoorsprong bij uw kind(eren):
tweede kind
Is de voorsprong voor de 4e verjaardag herkend? Is de voorsprong door jeudszorg, consultatiearts benoemd en erkend? Heeft opvang en/of speelzaal de voorsprong herkend? Heeft u voor de 4e verjaardag enige relatie met hoogbegaafdheid gelegd? Heeft de basisschool de voorsprong erkend?
7. Herkenning van de ontwikkelingsvoorsprong bij uw kind(eren):
derde kind
Is de voorsprong voor de 4e verjaardag herkend? Is de voorsprong door jeudszorg, consultatiearts benoemd en erkend? Heeft opvang en/of speelzaal de voorsprong herkend? Heeft u voor de 4e verjaardag enige relatie met hoogbegaafdheid gelegd? Heeft de basisschool de voorsprong erkend?
8. Ervaren problemen, die mogelijk een relatie met de voorsprong hebben: Er zijn/waren problemen rond slapen en dagritme. Er is/was sprake van onrust. Er is/was sprake van verveling. Het kind heeft/had moeite met regels en grenzen. De sterke eigen wil veroorzaakt(e) problemen. Het kind had/heeft moeite met verwerken van emoties. Sociale contacten zijn/waren een bron van problemen. Er is/was sprake van frustratie bij het realiseren eigen doelen. Mijn kind heeft/had last van eigen onzekerheid. De motorische ontwikkeling verloopt/verliep niet vloeiend. De bijzondere ontwikkeling vraagt/vroeg afstemmen door ouders.
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
eerste kind
aantal
enigszins
wel degelijk
reacties
33,3% (30) 23,3% (21) 26,7% (24) 36,0% (32) 25,6% (23) 34,9% (30)
63,3% (57) 62,2% (56) 21,1% (19) 28,1% (25) 34,4% (31) 31,4% (27)
90 90 90 89 90 86
aantal
aantal
aantal
aantal
n.v.t.
niet
enigszins
wel degelijk
reacties
5,8% (4) 14,7% (10) 55,9% (38) 32,4% (22) 35,3% (24) 16,4% (11)
20,3% (14) 25,0% (17) 17,6% (12) 25,0% (17) 19,1% (13) 20,9% (14)
63,8% (44) 51,5% (35) 16,2% (11) 26,5% (18) 35,3% (24) 28,4% (19)
69 68 68 68 68 67
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
n.v.t.
niet
enigszins
wel degelijk
reacties
47,2% (17) 51,4% (18) 51,4% (18) 54,3% (19) 48,6% (17) 73,5% (25)
Is de voorsprong door jullie zelf herkend?
aantal
aantal 10,1% (7) 8,8% (6) 10,3% (7) 16,2% (11) 10,3% (7) 34,3% (23)
Is de voorsprong door jullie zelf herkend?
aantal
2,8% (1) 5,7% (2) 22,9% (8) 17,1% (6) 14,3% (5) 5,9% (2)
8,3% (3) 11,4% (4) 11,4% (4) 11,4% (4) 8,6% (3) 8,8% (3)
41,7% (15) 31,4% (11) 14,3% (5) 17,1% (6) 28,6% (10) 11,8% (4)
36 35 35 35 35 34
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
reacties
43,3% (39) 33,3% (30) 21,1% (19) 36,7% (33) 24,4% (22) 16,7% (15) 38,9% (35) 15,6% (14) 20,0% (18) 55,6% (50) 7,8% (7)
18,9% (17) 21,1% (19) 22,2% (20) 21,1% (19) 21,1% (19) 23,3% (21) 26,7% (24) 32,2% (29) 31,1% (28) 20,0% (18) 22,2% (20)
13,3% (12) 23,3% (21) 17,8% (16) 23,3% (21) 22,2% (20) 33,3% (30) 16,7% (15) 20,0% (18) 17,8% (16) 12,2% (11) 28,9% (26)
24,4% (22) 22,2% (20) 38,9% (35) 18,9% (17) 32,2% (29) 26,7% (24) 17,8% (16) 32,2% (29) 31,1% (28) 12,2% (11) 41,1% (37)
90 90 90 90 90 90 90 90 90 90 90
8. Ervaren problemen, die mogelijk een relatie met de voorsprong hebben:
tweede kind
Er is/was sprake van onrust. Er is/was sprake van verveling. Het kind heeft/had moeite met regels en grenzen. De sterke eigen wil veroorzaakt(e) problemen. Het kind had/heeft moeite met verwerken van emoties. Sociale contacten zijn/waren een bron van problemen. Er is/was sprake van frustratie bij het realiseren eigen doelen. Mijn kind heeft/had last van eigen onzekerheid. De motorische ontwikkeling verloopt/verliep niet vloeiend. De bijzondere ontwikkeling vraagt/vroeg afstemmen door ouders.
derde kind
n.v.t.
niet of nauwelijks
50,7% (34) 39,4% (26) 36,4% (24) 37,9% (25) 21,2% (14) 27,3% (18) 54,5% (36) 25,8% (17) 34,8% (23) 53,0% (35) 10,6% (7)
Er is/was sprake van onrust. Er is/was sprake van verveling. Het kind heeft/had moeite met regels en grenzen. De sterke eigen wil veroorzaakt(e) problemen. Het kind had/heeft moeite met verwerken van emoties. Sociale contacten zijn/waren een bron van problemen. Er is/was sprake van frustratie bij het realiseren eigen doelen. Mijn kind heeft/had last van eigen onzekerheid. De motorische ontwikkeling verloopt/verliep niet vloeiend. De bijzondere ontwikkeling vraagt/vroeg afstemmen door ouders.
66 66 66 66 66 66 66 66 66 66
n.v.t.
tamelijk
reacties
20,0% (6) 13,3% (4) 20,0% (6) 16,7% (5) 16,7% (5) 23,3% (7) 36,7% (11) 16,7% (5) 30,0% (9) 46,7% (14) 6,9% (2)
13,3% (4) 33,3% (10) 16,7% (5) 13,3% (4) 16,7% (5) 10,0% (3) 10,0% (3) 16,7% (5) 3,3% (1) 10,0% (3) 31,0% (9)
13,3% (4) 6,7% (2) 13,3% (4) 23,3% (7) 10,0% (3) 10,0% (3) 0,0% (0) 6,7% (2) 13,3% (4) 0,0% (0) 13,8% (4)
16,7% (5) 10,0% (3) 10,0% (3) 10,0% (3) 16,7% (5) 6,7% (2) 0,0% (0) 10,0% (3) 0,0% (0) 0,0% (0) 13,8% (4)
30 30 30 30 30 30 30 30 30 30 30
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
reacties
4,4% (4)
Is nieuwsgierig, stelt veel vragen.
3,3% (3)
Het houdt zich vroeg bezig met zingevingvragen.
8,9% (8)
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
67
aantal
0,0% (0)
Het houdt zich vroeg bezig met zingevingvragen.
16,4% (11) 21,2% (14) 24,2% (16) 15,2% (10) 21,2% (14) 21,2% (14) 10,6% (7) 25,8% (17) 19,7% (13) 7,6% (5) 25,8% (17)
in hoge mate
Het heeft vroeg belangstelling voor cijfers en letters.
Is nieuwsgierig, stelt veel vragen.
reacties
13,4% (9) 13,6% (9) 18,2% (12) 12,1% (8) 24,2% (16) 24,2% (16) 10,6% (7) 19,7% (13) 15,2% (10) 12,1% (8) 28,8% (19)
aantal
Mijn kind is snel van begrip, toont inzicht.
Het heeft vroeg belangstelling voor cijfers en letters.
tamelijk
13,4% (9) 22,7% (15) 16,7% (11) 31,8% (21) 30,3% (20) 22,7% (15) 18,2% (12) 24,2% (16) 22,7% (15) 21,2% (14) 28,8% (19)
aantal
5,6% (5)
Mijn kind is snel van begrip, toont inzicht.
enigszins
enigszins
Er is sprake van een versnelde taalontwikkeling.
Er is sprake van een versnelde taalontwikkeling.
aantal
in hoge mate
aantal
1,1% (1)
Is als baby alert, het volgen van de omgeving is vroeg zichtbaar.
aantal
niet of nauwelijks
eerste kind
tweede kind
aantal
aantal
Is als baby alert, het volgen van de omgeving is vroeg zichtbaar.
9. Het verloop van de cognitieve ontwikkeling van uw kind(eren).
aantal
aantal
36,7% (11) 36,7% (11) 40,0% (12) 36,7% (11) 40,0% (12) 50,0% (15) 53,3% (16) 50,0% (15) 53,3% (16) 43,3% (13) 34,5% (10)
Er zijn/waren problemen rond slapen en dagritme.
9. Het verloop van de cognitieve ontwikkeling van uw kind(eren).
aantal
6,0% (4) 3,0% (2) 4,5% (3) 3,0% (2) 3,0% (2) 4,5% (3) 6,1% (4) 4,5% (3) 7,6% (5) 6,1% (4) 6,1% (4)
Er zijn/waren problemen rond slapen en dagritme.
8. Ervaren problemen, die mogelijk een relatie met de voorsprong hebben:
aantal
11,1% (10) 6,7% (6) 4,4% (4) 6,7% (6) 5,6% (5) 5,6% (5)
10,0% (9) 14,4% (13) 8,9% (8) 15,6% (14) 14,4% (13) 23,3% (21)
77,8% (70) 73,3% (66) 86,7% (78) 73,3% (66) 76,7% (69) 62,2% (56)
90 90 90 90 90 90
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
n.v.t.
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
reacties
3,0% (2) 10,6% (7) 3,0% (2) 12,1% (8) 6,1% (4) 12,1% (8)
18,2% (12) 15,2% (10) 10,6% (7) 10,6% (7) 7,6% (5) 16,7% (11)
24,2% (16) 22,7% (15) 22,7% (15) 28,8% (19) 24,2% (16) 16,7% (11)
51,5% (34) 48,5% (32) 60,6% (40) 40,9% (27) 53,0% (35) 40,9% (27)
3,0% (2) 3,0% (2) 3,0% (2) 7,6% (5) 9,1% (6) 13,6% (9)
66 66 66 66 66 66
9. Het verloop van de cognitieve ontwikkeling van uw kind(eren).
derde kind
aantal
n.v.t.
niet of nauwelijks
0,0% (0) 0,0% (0) 0,0% (0) 7,4% (2) 3,7% (1) 3,7% (1)
25,9% (7) 25,9% (7) 25,9% (7) 44,4% (12) 40,7% (11) 51,9% (14)
Is als baby alert, het volgen van de omgeving is vroeg zichtbaar. Er is sprake van een versnelde taalontwikkeling. Mijn kind is snel van begrip, toont inzicht. Het heeft vroeg belangstelling voor cijfers en letters. Is nieuwsgierig, stelt veel vragen. Het houdt zich vroeg bezig met zingevingvragen.
10. Nader ingaan op de sociale ontwikkeling van uw kind(eren):
aantal
Is minder actief, vaak toeschouwer. Mijn kind maakt weinig oogcontact. Is verlegen, voelt zich minder snel thuis. Mijn kind neemt ook leiding. Mijn kind gaat zijn eigen gang. Samenspel met leeftijdgenoten wordt vaak ruzie. Mijn kind wordt gemeden, mag niet meedoen.
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
27
reacties
50,0% (44) 67,4% (60)
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
n.v.t.
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
reacties
25,8% (17) 60,6% (40) 65,2% (43) 39,4% (26) 7,6% (5) 3,0% (2) 50,8% (33) 68,2% (45)
15,2% (10) 12,1% (8) 19,7% (13) 34,8% (23) 22,7% (15) 22,7% (15) 23,1% (15) 18,2% (12)
30,3% (20) 12,1% (8) 9,1% (6) 12,1% (8) 40,9% (27) 22,7% (15) 12,3% (8) 3,0% (2)
22,7% (15) 9,1% (6) 3,0% (2) 7,6% (5) 21,2% (14) 47,0% (31) 6,2% (4) 3,0% (2)
aantal
aantal
aantal
aantal reacties
6,1% (4) 6,1% (4) 3,0% (2) 6,1% (4) 7,6% (5) 4,5% (3) 7,7% (5) 7,6% (5)
derde kind
27
43,8% (39) 19,1% (17) 6,7% (6) 11,2% (10) 32,6% (29) 44,9% (40) 6,8% (6) 3,4% (3)
Mijn kind wordt gemeden, mag niet meedoen.
Mijn kind heeft betere contacten met oudere kinderen, dan met leeftijdgenoten.
27
23,6% (21) 20,2% (18) 10,1% (9) 20,2% (18) 37,1% (33) 32,6% (29) 8,0% (7) 7,9% (7)
Samenspel met leeftijdgenoten wordt vaak ruzie.
10. Nader ingaan op de sociale ontwikkeling van uw kind(eren):
27
14,6% (13) 22,5% (20) 28,1% (25) 31,5% (28) 22,5% (20) 20,2% (18) 35,2% (31) 21,3% (19)
2,2% (2)
Mijn kind wordt gemeden, mag niet meedoen.
27
aantal
Mijn kind gaat zijn eigen gang.
Samenspel met leeftijdgenoten wordt vaak ruzie.
27
in hoge mate
7,9% (7)
Mijn kind gaat zijn eigen gang.
51,9% (14) 37,0% (10) 51,9% (14) 29,6% (8) 33,3% (9) 18,5% (5)
aantal
Mijn kind neemt ook leiding.
Mijn kind neemt ook leiding.
reacties
14,8% (4) 18,5% (5) 18,5% (5) 18,5% (5) 18,5% (5) 14,8% (4)
tamelijk
Is verlegen, voelt zich minder snel thuis.
Is verlegen, voelt zich minder snel thuis.
tamelijk
7,4% (2) 18,5% (5) 3,7% (1) 0,0% (0) 3,7% (1) 11,1% (3)
aantal
Mijn kind maakt weinig oogcontact.
Mijn kind maakt weinig oogcontact.
enigszins
enigszins
Is minder actief, vaak toeschouwer.
Is minder actief, vaak toeschouwer.
aantal
in hoge mate
aantal
18,0% (16) 38,2% (34) 55,1% (49) 37,1% (33)
tweede kind
aantal
niet of nauwelijks
eerste kind
Mijn kind heeft betere contacten met oudere kinderen, dan met leeftijdgenoten.
aantal
aantal
Mijn kind heeft betere contacten met oudere kinderen, dan met leeftijdgenoten.
10. Nader ingaan op de sociale ontwikkeling van uw kind(eren):
aantal
aantal
aantal
n.v.t.
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
14,8% (4) 40,7% (11) 44,4% (12) 33,3% (9) 11,1% (3) 3,7% (1) 33,3% (9) 37,0% (10)
7,4% (2) 3,7% (1) 7,4% (2) 7,4% (2) 7,4% (2) 11,1% (3) 11,1% (3) 7,4% (2)
11,1% (3) 7,4% (2) 7,4% (2) 14,8% (4) 25,9% (7) 18,5% (5) 11,1% (3) 0,0% (0)
25,9% (7) 7,4% (2) 0,0% (0) 0,0% (0) 11,1% (3) 25,9% (7) 3,7% (1) 0,0% (0)
40,7% (11) 40,7% (11) 40,7% (11) 44,4% (12) 44,4% (12) 40,7% (11) 40,7% (11) 55,6% (15)
89 89 89 89 89 89 88 89
66 66 66 66 66 66 65 66
27 27 27 27 27 27 27 27
aantal
11. De emotionele ontwikkeling van uw kind(eren) nader bekeken:
niet of nauwelijks
eerste kind
7,9% (7) 5,6% (5) 9,0% (8) 4,5% (4) 13,5% (12) 10,1% (9) 44,9% (40) 36,0% (32) 41,6% (37) 47,2% (42)
Mijn kind heeft een groot voorstellingsvermogen, fantasie. Het beleeft intens, is heel blij, bedroefd etc. Mijn kind is snel gefrustreerd. Mijn kind streeft naar perfectie, legt de lat hoog. Mijn kind houdt tomeloze energie, actiebehoefte. Mijn kind voorkomt fouten, kiest voor zekerheid. Mijn kind houdt van verrassingen, onvoorspelbaarheid. Mijn kind kan indrukken niet goed verwerken. Kind vindt activiteiten/films snel eng. Mijn kind laat gevoelens weinig zien.
11. De emotionele ontwikkeling van uw kind(eren) nader bekeken:
tweede kind
Mijn kind heeft een groot voorstellingsvermogen, fantasie. Het beleeft intens, is heel blij, bedroefd etc. Mijn kind is snel gefrustreerd. Mijn kind streeft naar perfectie, legt de lat hoog. Mijn kind houdt tomeloze energie, actiebehoefte. Mijn kind voorkomt fouten, kiest voor zekerheid. Mijn kind houdt van verrassingen, onvoorspelbaarheid. Mijn kind kan indrukken niet goed verwerken. Kind vindt activiteiten/films snel eng. Mijn kind laat gevoelens weinig zien.
11. De emotionele ontwikkeling van uw kind(eren) nader bekeken: Mijn kind heeft een groot voorstellingsvermogen, fantasie. Het beleeft intens, is heel blij, bedroefd etc. Mijn kind is snel gefrustreerd. Mijn kind streeft naar perfectie, legt de lat hoog. Mijn kind houdt tomeloze energie, actiebehoefte. Mijn kind voorkomt fouten, kiest voor zekerheid. Mijn kind houdt van verrassingen, onvoorspelbaarheid. Mijn kind kan indrukken niet goed verwerken. Kind vindt activiteiten/films snel eng. Mijn kind laat gevoelens weinig zien.
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
derde kind
aantal enigszins
18,0% (16) 13,5% (12) 23,6% (21) 15,7% (14) 25,8% (23) 22,5% (20) 28,1% (25) 24,7% (22) 20,2% (18) 18,0% (16)
aantal
aantal
aantal
tamelijk
in hoge mate
reacties
16,9% (15) 27,0% (24) 28,1% (25) 22,5% (20) 23,6% (21) 19,1% (17) 19,1% (17) 25,8% (23) 22,5% (20) 23,6% (21)
57,3% (51) 53,9% (48) 39,3% (35) 57,3% (51) 37,1% (33) 48,3% (43) 7,9% (7) 13,5% (12) 15,7% (14) 11,2% (10)
89 89 89 89 89 89 89 89 89 89
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
n.v.t.
reacties
0,0% (0) 1,5% (1) 9,1% (6) 7,6% (5) 9,1% (6) 16,7% (11) 34,8% (23) 36,4% (24) 31,8% (21) 53,0% (35)
9,1% (6) 7,6% (5) 21,2% (14) 22,7% (15) 16,7% (11) 19,7% (13) 28,8% (19) 31,8% (21) 33,3% (22) 19,7% (13)
18,2% (12) 31,8% (21) 34,8% (23) 13,6% (9) 42,4% (28) 22,7% (15) 22,7% (15) 15,2% (10) 22,7% (15) 15,2% (10)
65,2% (43) 56,1% (37) 31,8% (21) 47,0% (31) 28,8% (19) 31,8% (21) 9,1% (6) 13,6% (9) 6,1% (4) 6,1% (4)
7,6% (5) 3,0% (2) 3,0% (2) 9,1% (6) 3,0% (2) 9,1% (6) 4,5% (3) 3,0% (2) 6,1% (4) 6,1% (4)
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
n.v.t.
reacties
7,7% (2) 3,8% (1) 23,1% (6) 12,5% (3) 4,0% (1) 12,5% (3) 28,0% (7) 20,0% (5) 40,0% (10) 45,8% (11)
3,8% (1) 23,1% (6) 7,7% (2) 8,3% (2) 8,0% (2) 4,2% (1) 12,0% (3) 20,0% (5) 4,0% (1) 8,3% (2)
7,7% (2) 3,8% (1) 19,2% (5) 8,3% (2) 16,0% (4) 16,7% (4) 16,0% (4) 12,0% (3) 12,0% (3) 12,5% (3)
38,5% (10) 38,5% (10) 23,1% (6) 16,7% (4) 40,0% (10) 20,8% (5) 8,0% (2) 8,0% (2) 8,0% (2) 8,3% (2)
42,3% (11) 30,8% (8) 26,9% (7) 54,2% (13) 32,0% (8) 45,8% (11) 36,0% (9) 40,0% (10) 36,0% (9) 25,0% (6)
66 66 66 66 66 66 66 66 66 66
26 26 26 24 25 24 25 25 25 24
aantal
12. In de lichamelijke ontwikkeling van uw kind(eren) valt op:
niet of nauwelijks
eerste kind
52,8% (47) 39,3% (35) 24,7% (22) 47,2% (42) 56,8% (50) 55,1% (49) 49,4% (44) 18,0% (16)
een versnelde lichamelijke ontwikkeling, groei een versnelde motorische ontwikkeling, o.a. lopen mijn kind is beweeglijk, friemelt kind beweegt terughoudend, neemt geen risico mijn kind sloeg kruipen over kind beweegt houterig, niet vloeiend aanleren gecombineerde beweging als fietsen moeizaam kind stopt met handelen ( eten/aankleden) indien afgeleid
12. In de lichamelijke ontwikkeling van uw kind(eren) valt op:
tweede kind
een versnelde motorische ontwikkeling, o.a. lopen mijn kind is beweeglijk, friemelt kind beweegt terughoudend, neemt geen risico mijn kind sloeg kruipen over kind beweegt houterig, niet vloeiend aanleren gecombineerde beweging als fietsen moeizaam kind stopt met handelen ( eten/aankleden) indien afgeleid
derde kind
een versnelde motorische ontwikkeling, o.a. lopen mijn kind is beweeglijk, friemelt kind beweegt terughoudend, neemt geen risico mijn kind sloeg kruipen over kind beweegt houterig, niet vloeiend aanleren gecombineerde beweging als fietsen moeizaam kind stopt met handelen ( eten/aankleden) indien afgeleid
Er is voorsprong in de kleutertijd (h)erkend door school. Mijn kind blijft nieuwsgierig en ondernemend op school. De overgang naar groep 3 gaat soepel. Mijn kind pakt extra uitdagingen op. Automatiseren is een knelpunt (tafels, spelling) Kind doet het goed, maakt zelden fouten. Heeft moeite met plannen. Heeft om wisselende redenen werk niet af. Heeft moeite met doorzetten. Mijn kind wil niet opvallen. Kind daagt uit, zoekt confrontatie op.
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
n.v.t.
niet of nauwelijks
62,1% (41) 39,4% (26) 28,8% (19) 59,7% (40) 60,0% (39) 63,6% (42) 40,9% (27) 10,6% (7)
eerste kind
enigszins
14,6% (13) 13,5% (12) 16,9% (15) 12,4% (11) 15,9% (14) 22,5% (20) 16,9% (15) 18,0% (16)
aantal
aantal
aantal
aantal
tamelijk
in hoge mate
reacties
14,6% (13) 16,9% (15) 28,1% (25) 23,6% (21) 11,4% (10) 13,5% (12) 12,4% (11) 15,7% (14)
18,0% (16) 30,3% (27) 30,3% (27) 16,9% (15) 15,9% (14) 9,0% (8) 21,3% (19) 48,3% (43)
89 89 89 89 88 89 89 89
aantal
aantal
aantal
enigszins
tamelijk
in hoge mate
reacties
12,1% (8) 18,2% (12) 13,6% (9) 14,9% (10) 13,8% (9) 21,2% (14) 13,6% (9) 28,8% (19)
13,6% (9) 18,2% (12) 21,2% (14) 13,4% (9) 12,3% (8) 9,1% (6) 18,2% (12) 13,6% (9)
7,6% (5) 19,7% (13) 33,3% (22) 9,0% (6) 7,7% (5) 1,5% (1) 12,1% (8) 42,4% (28)
aantal
aantal
aantal
aantal reacties
aantal
aantal
n.v.t.
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
46,2% (12) 26,9% (7) 11,5% (3) 38,5% (10) 65,4% (17) 69,2% (18) 38,5% (10) 15,4% (4)
11,5% (3) 15,4% (4) 19,2% (5) 11,5% (3) 0,0% (0) 7,7% (2) 7,7% (2) 0,0% (0)
3,8% (1) 3,8% (1) 15,4% (4) 15,4% (4) 7,7% (2) 0,0% (0) 7,7% (2) 11,5% (3)
7,7% (2) 30,8% (8) 23,1% (6) 0,0% (0) 3,8% (1) 0,0% (0) 0,0% (0) 30,8% (8)
30,8% (8) 23,1% (6) 30,8% (8) 34,6% (9) 23,1% (6) 23,1% (6) 46,2% (12) 42,3% (11)
een versnelde lichamelijke ontwikkeling, groei
13. De ontwikkeling van uw kind(eren) gedurende de basisschool:
aantal
4,5% (3) 4,5% (3) 3,0% (2) 3,0% (2) 6,2% (4) 4,5% (3) 15,2% (10) 4,5% (3)
een versnelde lichamelijke ontwikkeling, groei
12. In de lichamelijke ontwikkeling van uw kind(eren) valt op:
aantal
aantal
66 66 66 67 65 66 66 66
26 26 26 26 26 26 26 26
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
reacties
29,8% (25) 33,7% (28) 25,3% (19) 26,8% (22) 47,2% (34) 10,0% (8) 25,3% (20) 41,6% (32) 24,7% (20) 26,3% (21) 55,6% (45)
20,2% (17) 30,1% (25) 17,3% (13) 23,2% (19) 16,7% (12) 15,0% (12) 24,1% (19) 15,6% (12) 29,6% (24) 25,0% (20) 18,5% (15)
21,4% (18) 13,3% (11) 12,0% (9) 22,0% (18) 9,7% (7) 25,0% (20) 21,5% (17) 26,0% (20) 19,8% (16) 17,5% (14) 11,1% (9)
28,6% (24) 22,9% (19) 45,3% (34) 28,0% (23) 26,4% (19) 50,0% (40) 29,1% (23) 16,9% (13) 25,9% (21) 31,3% (25) 14,8% (12)
84 83 75 82 72 80 79 77 81 80 81
13. De ontwikkeling van uw kind(eren) gedurende de basisschool:
tweede kind
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
n.v.t.
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
reacties
24,2% (15) 20,0% (12) 33,3% (20) 23,3% (14) 33,9% (20) 18,3% (11) 28,3% (17) 26,7% (16) 20,0% (12) 16,7% (10) 16,7% (10)
Er is voorsprong in de kleutertijd (h)erkend door school. Mijn kind blijft nieuwsgierig en ondernemend op school. De overgang naar groep 3 gaat soepel. Mijn kind pakt extra uitdagingen op. Automatiseren is een knelpunt (tafels, spelling) Kind doet het goed, maakt zelden fouten. Heeft moeite met plannen. Heeft om wisselende redenen werk niet af. Heeft moeite met doorzetten. Mijn kind wil niet opvallen. Kind daagt uit, zoekt confrontatie op.
13. De ontwikkeling van uw kind(eren) gedurende de basisschool:
aantal
derde kind
Mijn kind blijft nieuwsgierig en ondernemend op school. De overgang naar groep 3 gaat soepel. Mijn kind pakt extra uitdagingen op. Automatiseren is een knelpunt (tafels, spelling) Kind doet het goed, maakt zelden fouten. Heeft moeite met plannen. Heeft om wisselende redenen werk niet af. Heeft moeite met doorzetten. Mijn kind wil niet opvallen. Kind daagt uit, zoekt confrontatie op.
eerste kind
Mijn kind heeft tenminste een leerjaar versneld. Mijn kind krijgt(kreeg) extra uitdagingen. Mijn kind krijgt(kreeg) passende begeleiding in de groep. Mijn kind krijgt(kreeg) passende begeleiding buiten de groep. Mijn kind neemt/nam deel aan een plusgroep. Mijn kind doorliep een protocol hoogbegaafdheid.
14. Voor uw kind(eren) gerealiseerde aanpassingen op de basisschool: Mijn kind heeft tenminste een leerjaar versneld. Mijn kind krijgt(kreeg) extra uitdagingen. Mijn kind krijgt(kreeg) passende begeleiding in de groep. Mijn kind krijgt(kreeg) passende begeleiding buiten de groep. Mijn kind neemt/nam deel aan een plusgroep. Mijn kind doorliep een protocol hoogbegaafdheid.
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
tweede kind
17,7% (11) 21,7% (13) 6,7% (4) 11,7% (7) 10,2% (6) 30,0% (18) 16,7% (10) 15,0% (9) 26,7% (16) 30,0% (18) 20,0% (12)
8,1% (5) 21,7% (13) 18,3% (11) 15,0% (9) 6,8% (4) 20,0% (12) 16,7% (10) 13,3% (8) 18,3% (11) 10,0% (6) 16,7% (10)
22,6% (14) 18,3% (11) 28,3% (17) 31,7% (19) 20,3% (12) 25,0% (15) 20,0% (12) 11,7% (7) 13,3% (8) 13,3% (8) 10,0% (6)
62 60 60 60 59 60 60 60 60 60 60
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
n.v.t.
niet of nauwelijks
enigszins
tamelijk
in hoge mate
reacties
17,4% (4) 17,4% (4) 8,7% (2) 8,7% (2) 30,4% (7) 0,0% (0) 17,4% (4) 26,1% (6) 34,8% (8) 22,7% (5) 17,4% (4)
4,3% (1) 4,3% (1) 4,3% (1) 4,3% (1) 0,0% (0) 4,3% (1) 8,7% (2) 8,7% (2) 4,3% (1) 4,5% (1) 8,7% (2)
8,7% (2) 8,7% (2) 8,7% (2) 17,4% (4) 4,3% (1) 26,1% (6) 0,0% (0) 4,3% (1) 4,3% (1) 13,6% (3) 13,0% (3)
17,4% (4) 17,4% (4) 13,0% (3) 17,4% (4) 4,3% (1) 13,0% (3) 8,7% (2) 4,3% (1) 4,3% (1) 9,1% (2) 8,7% (2)
52,2% (12) 52,2% (12) 65,2% (15) 52,2% (12) 60,9% (14) 56,5% (13) 65,2% (15) 56,5% (13) 52,2% (12) 50,0% (11) 52,2% (12)
Er is voorsprong in de kleutertijd (h)erkend door school.
14. Voor uw kind(eren) gerealiseerde aanpassingen op de basisschool:
27,4% (17) 18,3% (11) 13,3% (8) 18,3% (11) 28,8% (17) 6,7% (4) 18,3% (11) 33,3% (20) 21,7% (13) 30,0% (18) 36,7% (22)
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
te beperkt
ja
n.v.t.
reacties
50,0% (42) 14,6% (12) 28,0% (23) 57,3% (47) 58,0% (47) 68,8% (55)
3,6% (3) 36,6% (30) 35,4% (29) 15,9% (13) 3,7% (3) 2,5% (2)
40,5% (34) 46,3% (38) 32,9% (27) 18,3% (15) 25,9% (21) 21,3% (17)
6,0% (5) 2,4% (2) 3,7% (3) 8,5% (7) 12,3% (10) 7,5% (6)
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
te beperkt
ja
n.v.t.
reacties
50,0% (30) 15,3% (9) 25,0% (15) 47,5% (28) 42,4% (25) 63,8% (37)
3,3% (2) 18,6% (11) 20,0% (12) 10,2% (6) 1,7% (1) 0,0% (0)
21,7% (13) 37,3% (22) 31,7% (19) 16,9% (10) 28,8% (17) 15,5% (9)
25,0% (15) 28,8% (17) 23,3% (14) 25,4% (15) 27,1% (16) 20,7% (12)
84 82 82 82 81 80
60 59 60 59 59 58
23 23 23 23 23 23 23 23 23 22 23
14. Voor uw kind(eren) gerealiseerde aanpassingen op de basisschool: Mijn kind heeft tenminste een leerjaar versneld. Mijn kind krijgt(kreeg) extra uitdagingen. Mijn kind krijgt(kreeg) passende begeleiding in de groep. Mijn kind krijgt(kreeg) passende begeleiding buiten de groep. Mijn kind neemt/nam deel aan een plusgroep. Mijn kind doorliep een protocol hoogbegaafdheid.
15. Voor uw kind(eren) gerealiseerde aanpassingen door ouders zelf:
derde kind
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
te beperkt
ja
n.v.t.
reacties
0,0% (0) 0,0% (0) 4,5% (1) 9,1% (2) 0,0% (0) 0,0% (0)
21,7% (5) 27,3% (6) 22,7% (5) 4,5% (1) 18,2% (4) 14,3% (3)
56,5% (13) 63,6% (14) 59,1% (13) 68,2% (15) 68,2% (15) 57,1% (12)
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
ja
n.v.t.
reacties
57,8% (48) 84,3% (70) 19,0% (16) 51,2% (43) 75,0% (63) 86,9% (73)
36,1% (30) 6,0% (5) 78,6% (66) 46,4% (39) 19,0% (16) 7,1% (6)
6,0% (5) 9,6% (8) 2,4% (2) 2,4% (2) 6,0% (5) 6,0% (5)
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
ja
n.v.t.
reacties
45,0% (27) 63,3% (38) 19,7% (12) 39,3% (24) 73,8% (45) 73,8% (45)
33,3% (20) 11,7% (7) 62,3% (38) 44,3% (27) 9,8% (6) 9,8% (6)
21,7% (13) 25,0% (15) 18,0% (11) 16,4% (10) 16,4% (10) 16,4% (10)
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
ja
n.v.t.
reacties
37,5% (9) 41,7% (10) 12,5% (3) 37,5% (9) 41,7% (10) 41,7% (10)
8,3% (2) 0,0% (0) 29,2% (7) 8,3% (2) 4,2% (1) 4,2% (1)
54,2% (13) 58,3% (14) 58,3% (14) 54,2% (13) 54,2% (13) 54,2% (13)
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
ja
n.v.t.
reacties
44,7% (38) 34,9% (30) 67,9% (57) 50,0% (43) 12,8% (11) 44,7% (38)
52,9% (45) 62,8% (54) 25,0% (21) 46,5% (40) 65,1% (56) 52,9% (45)
2,4% (2) 2,3% (2) 7,1% (6) 3,5% (3) 22,1% (19) 2,4% (2)
21,7% (5) 9,1% (2) 13,6% (3) 18,2% (4) 13,6% (3) 28,6% (6)
eerste kind
Mijn kind is van basisschool veranderd. Kind bezoekt plusgroep buiten school. Kind heeft extra uitdaging in muziek, sport etc. Ik regel ontmoeting met ontwikkelingsgelijken. Mijn kind doet/deed weerbaarheidtraining. Mijn kind doet/deed faalangst reductietraining.
15. Voor uw kind(eren) gerealiseerde aanpassingen door ouders zelf:
tweede kind
Mijn kind is van basisschool veranderd. Kind bezoekt plusgroep buiten school. Kind heeft extra uitdaging in muziek, sport etc. Ik regel ontmoeting met ontwikkelingsgelijken. Mijn kind doet/deed weerbaarheidtraining. Mijn kind doet/deed faalangst reductietraining.
15. Voor uw kind(eren) gerealiseerde aanpassingen door ouders zelf:
derde kind
Mijn kind is van basisschool veranderd. Kind bezoekt plusgroep buiten school. Kind heeft extra uitdaging in muziek, sport etc. Ik regel ontmoeting met ontwikkelingsgelijken. Mijn kind doet/deed weerbaarheidtraining. Mijn kind doet/deed faalangst reductietraining.
16. Onderzoek van uw kind(eren) naar voorsprong en / of (hoog)begaafdheid: Mijn kind is op school doorgetoetst om het niveau te bepalen. Mijn kind is getest met een standaard IQ test. Mijn kind doorliep een signaleringsinstrument hoogbegaafdheid. Mijn kind is getest door een Specialist Hoogbegaafdheid. Uit de test blijkt het IQ > 130 Mijn kind is op school doorgetoetst om het niveau te bepalen.
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
eerste kind
23 22 22 22 22 21
83 83 84 84 84 84
60 60 61 61 61 61
24 24 24 24 24 24
85 86 84 86 85 85
16. Onderzoek van uw kind(eren) naar voorsprong en / of (hoog)begaafdheid:
tweede kind
Mijn kind is op school doorgetoetst om het niveau te bepalen. Mijn kind is getest met een standaard IQ test. Mijn kind doorliep een signaleringsinstrument hoogbegaafdheid. Mijn kind is getest door een Specialist Hoogbegaafdheid. Uit de test blijkt het IQ > 130 Mijn kind is op school doorgetoetst om het niveau te bepalen.
16. Onderzoek van uw kind(eren) naar voorsprong en / of (hoog)begaafdheid:
derde kind
Mijn kind is op school doorgetoetst om het niveau te bepalen. Mijn kind is getest met een standaard IQ test. Mijn kind doorliep een signaleringsinstrument hoogbegaafdheid. Mijn kind is getest door een Specialist Hoogbegaafdheid. Uit de test blijkt het IQ > 130 Mijn kind is op school doorgetoetst om het niveau te bepalen.
17. Uw ervaringen met hulpverlening in relatie met voorsprong en / of begaafdheid:
eerste kind
advies en hulp vanuit consultatiebureau advies en hulp van (kinder)arts advies en hulp vanuit jeugdzorg advies en begeleiding door specialist hoogbegaafdheid begeleiding door therapeut (psychisch/sensorisch) begeleiding en advies in oudercursus
17. Uw ervaringen met hulpverlening in relatie met voorsprong en / of begaafdheid:
tweede kind
advies en hulp vanuit consultatiebureau advies en hulp van (kinder)arts advies en hulp vanuit jeugdzorg advies en begeleiding door specialist hoogbegaafdheid begeleiding door therapeut (psychisch/sensorisch) begeleiding en advies in oudercursus
17. Uw ervaringen met hulpverlening in relatie met voorsprong en / of begaafdheid: advies en hulp vanuit consultatiebureau advies en hulp van (kinder)arts advies en hulp vanuit jeugdzorg advies en begeleiding door specialist hoogbegaafdheid begeleiding door therapeut (psychisch/sensorisch) begeleiding en advies in oudercursus
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
derde kind
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
ja
n.v.t.
reacties
50,0% (31) 40,3% (25) 67,2% (41) 43,5% (27) 9,7% (6) 50,0% (31)
27,4% (17) 41,9% (26) 13,1% (8) 35,5% (22) 41,9% (26) 27,4% (17)
22,6% (14) 17,7% (11) 19,7% (12) 21,0% (13) 48,4% (30) 22,6% (14)
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
ja
n.v.t.
reacties
16,7% (4) 33,3% (8) 34,8% (8) 37,5% (9) 0,0% (0) 16,7% (4)
25,0% (6) 12,5% (3) 13,0% (3) 4,2% (1) 12,5% (3) 25,0% (6)
58,3% (14) 54,2% (13) 52,2% (12) 58,3% (14) 87,5% (21) 58,3% (14)
62 62 61 62 62 62
24 24 23 24 24 24
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
niet nodig
niet gezocht
niet gevonden
slecht advies
onvold. begeleid.
goede hulp
reacties
15,1% (13) 23,5% (20) 34,9% (29) 3,5% (3) 30,6% (26) 20,2% (17)
36,0% (31) 55,3% (47) 56,6% (47) 38,4% (33) 36,5% (31) 58,3% (49)
4,7% (4) 3,5% (3) 4,8% (4) 0,0% (0) 2,4% (2) 0,0% (0)
22,1% (19) 2,4% (2) 1,2% (1) 1,2% (1) 4,7% (4) 1,2% (1)
12,8% (11) 11,8% (10) 2,4% (2) 53,5% (46) 23,5% (20) 15,5% (13)
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
niet nodig
niet gezocht
niet gevonden
slecht advies
onvold. begeleid.
goede hulp
reacties
30,0% (18) 33,9% (20) 43,1% (25) 25,4% (15) 39,0% (23) 32,2% (19)
45,0% (27) 54,2% (32) 46,6% (27) 35,6% (21) 33,9% (20) 49,2% (29)
aantal
aantal
niet nodig
niet gezocht
30,0% (6) 40,0% (8) 50,0% (10) 40,0% (8) 45,0% (9) 50,0% (10)
50,0% (10) 60,0% (12) 50,0% (10) 55,0% (11) 35,0% (7) 35,0% (7)
9,3% (8) 3,5% (3) 0,0% (0) 3,5% (3) 2,4% (2) 4,8% (4)
6,7% (4) 1,7% (1) 0,0% (0) 0,0% (0) 0,0% (0) 1,7% (1)
86 85 83 86 85 84
6,7% (4) 5,1% (3) 6,9% (4) 0,0% (0) 1,7% (1) 0,0% (0)
3,3% (2) 1,7% (1) 3,4% (2) 1,7% (1) 1,7% (1) 3,4% (2)
8,3% (5) 3,4% (2) 0,0% (0) 37,3% (22) 23,7% (14) 13,6% (8)
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
niet gevonden
slecht advies
onvold. begeleid.
goede hulp
reacties
10,0% (2) 0,0% (0) 0,0% (0) 0,0% (0) 0,0% (0) 5,0% (1)
0,0% (0) 0,0% (0) 0,0% (0) 5,0% (1) 15,0% (3) 10,0% (2)
5,0% (1) 0,0% (0) 0,0% (0) 0,0% (0) 0,0% (0) 0,0% (0)
5,0% (1) 0,0% (0) 0,0% (0) 0,0% (0) 5,0% (1) 0,0% (0)
60 59 58 59 59 59
20 20 20 20 20 20
18. In hoeverre is er relatie gelegd met hoogbegaafdheid en andere verwante thema's ?
eerste kind
Ik heb mezelf voor dit kind vroeg verdiept in hoogbegaafdheid. Er is/was sprake van twijfel tussen diagnose ADHD en hoogbegaafdheid. Er is gedacht aan een autistisch verwante stoornis. Er is relatie gelegd met hoogsensitiviteit. Leerprobleem van het kind heeft verband met beeld denken. Ik heb mezelf voor dit kind vroeg verdiept in hoogbegaafdheid.
18. In hoeverre is er relatie gelegd met hoogbegaafdheid en andere verwante thema's ?
tweede kind
Ik heb mezelf voor dit kind vroeg verdiept in hoogbegaafdheid. Er is/was sprake van twijfel tussen diagnose ADHD en hoogbegaafdheid. Er is gedacht aan een autistisch verwante stoornis. Er is relatie gelegd met hoogsensitiviteit. Leerprobleem van het kind heeft verband met beeld denken. Ik heb mezelf voor dit kind vroeg verdiept in hoogbegaafdheid.
18. In hoeverre is er relatie gelegd met hoogbegaafdheid en andere verwante thema's ? Ik heb mezelf voor dit kind vroeg verdiept in hoogbegaafdheid. Er is/was sprake van twijfel tussen diagnose ADHD en hoogbegaafdheid. Er is gedacht aan een autistisch verwante stoornis. Er is relatie gelegd met hoogsensitiviteit. Leerprobleem van het kind heeft verband met beeld denken. Ik heb mezelf voor dit kind vroeg verdiept in hoogbegaafdheid.
derde kind
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
enigszins
zeker
n.v.t.
reacties
22,7% (20) 74,7% (65) 61,8% (55) 39,1% (34) 47,6% (40) 22,7% (20)
29,5% (26) 8,0% (7) 20,2% (18) 17,2% (15) 10,7% (9) 29,5% (26)
46,6% (41) 6,9% (6) 11,2% (10) 37,9% (33) 16,7% (14) 46,6% (41)
1,1% (1) 10,3% (9) 6,7% (6) 5,7% (5) 25,0% (21) 1,1% (1)
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
enigszins
zeker
n.v.t.
reacties
13,8% (9) 66,7% (42) 68,3% (43) 39,7% (25) 33,3% (20) 13,8% (9)
21,5% (14) 6,3% (4) 11,1% (7) 12,7% (8) 18,3% (11) 21,5% (14)
55,4% (36) 9,5% (6) 4,8% (3) 36,5% (23) 11,7% (7) 55,4% (36)
9,2% (6) 17,5% (11) 15,9% (10) 11,1% (7) 36,7% (22) 9,2% (6)
aantal
aantal
aantal
aantal
aantal
nee
enigszins
zeker
n.v.t.
reacties
12,5% (3) 43,5% (10) 52,2% (12) 30,4% (7) 33,3% (8) 12,5% (3)
12,5% (3) 4,3% (1) 0,0% (0) 13,0% (3) 0,0% (0) 12,5% (3)
45,8% (11) 4,3% (1) 4,3% (1) 4,3% (1) 8,3% (2) 45,8% (11)
29,2% (7) 47,8% (11) 43,5% (10) 52,2% (12) 58,3% (14) 29,2% (7)
88 87 89 87 84 88
65 63 63 63
65
24 23 23 23 24 24
reacties op vraag 19: Heeft u iets gemist in deze vragen, wat nog relevant zou kunnen zijn? 3-5-2012 10:50 Uitgebreider vragen over de thuissituatie, slaap- en droomproblemen, sociaal contact maken en sociale vaardigheden. Er wordt vaak verondersteld dat Hb-kinderen op sociaal gebied juist achterlopen, maar ik betwijfel dat ten zeerste, als ik mijn kind echt goed bekijk. Hij vindt het gewoon niet bij leeftijdgenoten. Hij voelt echter haarfijn aan wanneer iemand op zijn 'niveau' denkt en speelt. 12-5-2012 11:59 Bij sommige vragen zocht ik een antwoord wat er niet bij stond, sommige vragen overgeslagen omdat dit niet van toepassing was en ik dit niet aan kon geven. Het verbaasde mij dat je de leeftijd van de kinderen niet wilt weten. De mijne zijn dus 4 jaar en 9 maanden en 2 jaar en 5 maanden. Wellicht dat het geslacht van de kinderen ook relevant is. 27-4-2012 20:38 Leeftijden en schoolgroep: eerste kind 8, groep 6. tweede kind net 6, groep 3. 25-4-2012 11:00 nr 2 is wrs dyslectisch 24-4-2012 13:00 leeftijd van de kinderen nu. je spreekt over plusklas, er is ook fulltime HB onderwijs 23-4-2012 15:21 Wat is het uiteindelijke doel. Wie opdrachtgever? Ik wil graag een kopie van deze ingevulde vragenlijst en van het uiteindelijke onderzoeksrapport. Wilt u dit mailen naar: …. Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
22-4-2012 23:5 als ouder ben ik erg onzeker geweest en nog in het nemen van stappen, daar staan geen vragen over. 20-4-2012 15:12 ik vond de keuze mogelijkheden bij de vragen nogal onduidelijk. Duidelijker vind ik: soms, vaak, af en toe enz. enz. Deze vond ik niet altijd passen bij de vragen. 19-4-2012 19:43 Wisseling van basisschool was door een verhuizing, niet uit onvrede. 18-4-2012 22:33 U zou kunnen vragen naar de vragen die ze op het consultatiebureau stellen: naar mijn gevoel liepen die altijd (erg) achter de feiten aan. En het is mij al (zeer) vroeg opgevallen dat de leeftijdsaanduidingen op speelgoed/puzzels/spellen veel te voorzichtig zijn, althans voor mijn kinderen, ik heb deze dan ook al snel losgelaten (al voor de eerste verjaardag). En deze opmerking heb ik van meerdere ouders van hoogbegaafde kinderen gehoord. 18-4-2012 10:50 De ervaringen met specifiek hoogbegaafdenonderwijs en de reacties van de (oorspronkelijke) basisschool op niet onderkende hoogbegaafdheid (onderpresteren en de daarmee verwante (emotionele) problemen, mijn oudste had door de verveling op school meer emotionele problemen, wat leidde tot flinke frustraties en boosheid, met daarmee veel confrontaties thuis) 16-4-2012 17:57 Onderwijs/hulp vanuit gespecialiseerde scholen; ook binnen (zogenaamd) speciaal voor hoogbegaafden ingerichte scholen gaat nog veel mis... 15-4-2012 15:13 eerste kind is nog geen 4 jaar, soms was in vraagstelling er vanuit gegaan dat hij 4 jaar was 13-4-2012 14:37 Of het kind thuis anders is op school dan thuis. Hier was bij ons echt sprake van. Daardoor verliep de hulp op school dan ook moeizaam. 28-3-2012 10:07 in hoeverre speelt erfelijkheid een rol?
28 reacties op vraag 20: Heeft u eigen suggesties voor het verbeteren van voorlichting en hulp aan ouders? 6-6-2012 20:40 opvoedingsadviezen bureau jeugd e.d. sluiten m.i. niet aan bij de autonomie de kinderen. Mijn kinderen doen niets zomaar, alles moet beargumenteerd worden. Dat is voor veel mensen en professionele opvoeders onbegrijpelijk: je bent niet streng genoeg. 6-6-2012 17:53 Kennis bij het consultatiebureau verbeteren. Nu wordt alleen gekeken of kinderen zich volgens de norm ontwikkelen c.q. daarop achterblijven. Bij een voorsprong worden ouders niet of nauwelijks geinformeerd. 1-6-2012 14:15 Hulp en voorlichting voor meerversnellers. 1-6-2012 12:43 toen ik om hulp vroeg op het consultatie bureau omdat mijn 2,5 jarige zo dwars en onhandelbaar en moe was kreeg ik alleen maar hij is zo druk in zijn hoofd. ga kleuren en lezen en bouw rust in. dit wilde hij niet. dan ging hij schrijven. hij had (heeft) een hekel aan kleuren. wilde alleen tv kijken. ik had werkelijk geen idee wat hij nodig had. tot hij naar school ging. Ik vind het een enorme zoektocht om mensen met verstand van zaken te vinden en niet alleen die wat proberen. niet alle hb kinderen zijn t zelfde. en dat lijkt soms lastig. ik weet niet of t suggesties zijn. maar tis iig mijn ervaring. weet zo geen suggesties. 1-6-2012 0:0 Ik ben heel benieuwd hoe we met school en begrip om moeten gaan, om hierin niet in een strijd te komen. Dat je niet als zeurende ouder wordt gezien, maar juist alleen het beste wil in gezamenlijkheid met de school.
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
12-5-2012 11:5 Structurele aandacht vanuit school is essentieel, hoe vroeger hoe beter. Vroege signalering is dus belangrijk, voorlichting speelt hier een rol in. 3-5-2012 11:30 Zelfs bij een oudervereniging als Pharos, Choochem, enz. zijn weinig tot geen activiteiten voor kinderen onder de 4 jaar. Het zou geweldig zijn wanneer deze doelgroep ook meegenomen wordt in activiteiten. Al is het alleen maar het bij elkaar komen van de ouders en kinderen om kennis en ervaringen uit te wisselen. 2-5-2012 10:10 Veel info die gegeven wordt bij hooggevoeligheid heeft enorm geholpen. Zoals inwrijvingen om overprikkeling te voorkomen, eerste lijns psycholoog en vrienden die kinderen hebben die hoogbegaafd zijn.... 29-4-2012 18:05 Betere begeleiding vanuit het consultatiebureau. Ik vind ook dat ze moeten weten hoe het gaat bij een kind met een ontwikkelingsvoorsprong en ouders er hulp bij horen te bieden. 28-4-2012 21:20 Ouders leren verantwoordelijkheid eerder dan gebruikelijk bij kinderen te leggen. Ze kunnen heel veel zelf + het scheelt frustraties. Verder niet zo problematiseren! 24-4-2012 13:00 ouderfora op internet pabo´s: herkenning hb 23-4-2012 15:21 Help de scholen en dan is er al heel veel beter voor deze kinderen. Signalering, kennis HB, uitvoering compacteren en verrijken. + beschikbaar stellen van extra materiaal. Informeer huisartsen/schoolartsen en maatschappelijk werkers. Voorkom leed bij deze kinderen. Voorkom onterechte ADHD/autisme diagnose. 22-4-2012 23:52 Het zou laagdrempeliger moeten zijn om het aan te kaarten. Daarnaast zijn leerkrachten onvoldoende op de hoogte van de problematiek/signalen op dit gebied (ik ben zelf leerkracht en heb er nooit iets concreet / diepgaands over gehoord op Pabo of andere aanvullende cursussen. Gemiste kans. 20-4-2012 15:12 Meten is weten, Dus laat ouders weten dat testen geen schande is, maar juist nieuwe inzichten verschaft. Veel ouders schamen zich in eerste instantie voor hun (niet geteste ) hoogbegaafde kind en weten vooral niet hoe naar buiten te treden hiermee. Ik denk dat daar meer aandacht voor moet komen 19-4-2012 19:43 Een persoonlijke coach, die professioneel is en het hele doolhof overziet, de ouders bij de hand neemt en ze de weg helpt zoeken. 18-4-2012 22:33 Ja, veel vroegere signalering kan veel problemen voorkomen. Bij het consultatiebureau is alleen maar aandacht voor eventuele uitval aan de onderkant, zorg dat aan de minimale ontwikkeling wordt voldaan. Als dat overduidelijk het geval is, zouden ze verder moeten kijken. Ik kreeg steeds vragen of hij bepaalde dingen al kon, die hij zeker bij het vorige bezoek (en soms nog eerder) ook al kon. Daar had toen ook op doorgevraagd kunnen worden, dan was eea ons waarschijnlijk sneller duidelijk geweest en hadden veel frustraties in groep 1 en 2 voorkomen kunnen worden. 18-4-2012 10:50 Thuisonderwijs legaliseren. www.leerplichtvluchteling.nl 15-4-2012 22:14 Veel, breed en uitgebreid! Begripsvorming en voorlichting over mogelijkheden/beperkingen, maar ook vooral begrip/klankbord en veel praktische handreikingen en/of begeleiding voor thuis, school, communicatie/samenwerking met school (!) en andere betrokken instanties. 15-4-2012 15:13 via consultatie via speelzalen via bieb ouderontmoetingsavonden met leraren erbij en begeleider! niet alleen lezing maar ook kennis delen met andere ouders en docenten erbij vind ik heel nuttig en meer info over wanneer je nu spreekt over hoogbegaafd want ik ken de normen niet van gemiddelde kinderen, dus wat is normaal in welke fase? moeilijk info over te vinden 13-4-2012 14:37 Info, screeningslijsten en relevante adressen verspreiden onder consultatie bureaus, zodat ouders minder het wiel hoeven uitvinden Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten
8-4-2012 15:10 Veel ouders die zelf “HB” zijn zullen pas "iets raars" vaststellen als kind naar groep 4 of 5 gaat. Eerder meer info is vooral voor hen wenselijk denk ik. 2-4-2012 22:07 Orthopedagoge verbonden aan basisschool zou kennis van hoogbegaafdheid moeten hebben. Betere informatie rondom middelbare scholen. we hebben nu de pech dat de uitdaging die er was in de bovenbouw per dit jaar geschrapt is en Spaans nu pas in 4e jaar gegeven wordt itt de brugklas wat verteld was. We lopen we er tegenaan dat uitdaging door school gezien wordt als meer ipv anders. 2-4-2012 10:07 veel eerdere signalering zou prettig zijn. Bij ons ging het pas bij de 2e spelen na de kleuterjaren omdat haar verwerkingssnelheid ook nog eens ongelooflijk hoog is, waardoor er heel duidelijk een groot probleem ontstond op school. Tot die tijd heel vaak zelf al wel aangegeven en gesproken met leerkrachten maar niets voor elkaar gekregen. Uiteindelijk op eigen initiatief naar specialist hoogbegaafdheid gestapt. Kortom maak kleuterleerkrachten al attent en zelfs op de PSZ en KDV. 31-3-2012 12:23 Veel ouders denken dat kinderen altijd goed moeten presteren om hoogbegaafd te zijn. Er is nog veel onbegrip voor deze kinderen binnen het onderwijs. Vaak wordt er gezegd. De ouders willen het zelf graag. Het kind werkt te traag etc. Ouders zouden een sneller toegang moeten krijgen tot hulpverlening. Dit moet op de peuter al goed opgepakt worden. Ook de communicatie en informatie verstrekking tussen scholen en peuterspeelzalen laat nog wel eens te wensen over. Vaak weten peuterleidsters ook niet hoe ze met deze kinderen om moeten gaan en passen kinderen zich al aan voordat ze naar school gaan. Hier moeten ouders al worden betrokken bij het onderwijs. 28-3-2012 10:07 CJG meer leren over hb en ontwikkelingsvoorsprong. Kinderdagverblijven meer leren over hb en ontwikkelingsvoorsprong. Scholen meer leren over hb en ontwikkelingsvoorsprong. 27-3-2012 11:46 Voorlichting aan scholen,consultatiebureaus en PABO studenten is belangrijker. Ouders gaan wel op zoek naar informatie als het hun eigen kind betreft, maar bij scholen etc. is nog steeds veel onbegrip en onwetendheid over deze materie. 26-3-2012 22:05 leerkrachten zouden ouders eerder en sneller moeten betrekken in het onderwijs. het zou een standaard onderdeel moeten zijn van de intake op de basisschool. Op deze wijze gaan ouders wellicht ook anders naar hun eigen kind kijken, i.p.v. te blijven twijfelen en vooral niet te veel de nadruk willen leggen op hun eigen kind. Ouders zijn in eerste instantie te bescheiden en worden onvoldoende uitgedaagd/uitgenodigd om hier al in een vroeg stadium eerlijk en open over te zijn.
Bijlage 1, Vragenlijst met resultaten