Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw
H.F. Kruize juni 2012
Flexibel mastertraject editie 13 Master General Management
H.F. Kruize AOG School of Management juni 2012 afstudeerbegeleider drs PH. E. Wagner
2
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Inhoudsopgave
pag
Voorwoord 4 Samenvatting 5 Hoofdstuk 1
6
1.1
Inleiding
6
1.2
Relevantie
7
1.3
Opbouw essay
7
1.4 Leeswijzer
3
Hoofdstuk 2 Achtergrond
8
2.1
Centrale vraagstelling
9
2.2
Afbakening onderzoek
10
2.3 Ontwikkelingen
10
2.4
De veranderende rol van de regionale overheid
11
2.4.1
Van verzorgend naar een delegerende overheid
12
2.5
Civil Society
13
2.6
Conclusie
14
Hoofdstuk 3 Theoretisch kader
15
3.1
Participatieladder
15
3.1.1
Participatieladder van Sherry R. Arnstein
15
3.1.2
Participatieladder van David Thomas
17
3.1.3
Verschillen tussen de opvattingen van Arnstein en Thomas
17
3.2 Conclusie
18
Hoofdstuk 4 De oudere
19
4.1
De lokale overheid, sociale steun en de oudere
19
4.1.1
De wetgeving
19
4.1.2
De sociale steun
20
4.2
De eenzame oudere
20
4.3
De vergrijzende ouder
22
4.4
Sociale netwerken
24
4.4.1
Een virtueel sociaal netwerk
24
4.5 Conclusie
26
Hoofdstuk 5 Praktijkonderzoek
27
5.1 Onderzoeksopzet
27
5.2
28
Interviews
5.3 Conclusie
32
Hoofdstuk 6 Eindconclusie
33
6.1
33
Conclusies
6.2 Aanbevelingen
36
Bijlagen
38
Bijlage 1 Bronvermelding
38
Bijlage 2 Feiten en cijfers van het nationaal ouderenfonds
39
Bijlage 3 Informatie + Gespreksvragen 1e interviewronde
40
Bijlage 4 Informatie + Gespreksvragen 2e interviewronde
43
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Voorwoord Een bestuurder bestuurt! Dat is hetgeen wat me erg dwars heeft gezeten in dit proces. Een bestuurder bekijkt een situatie vanuit verschillende gezichtspunten en houdt alles in de gaten. Breed denken en besturen. En toen wilde ik een wetenschappelijk onderzoek doen. Hoe kom je in vredesnaam van een breed denkende bestuurder naar een wetenschapper? Dit heeft mij ook de nodige hoofdbrekens gekost. Om maar niet te spreken van alle tijd die het heeft gekost om voortdurend te schaven en vanuit breed denkend naar meer detailgericht te komen. Voortdurend zag ik bij het onderwerp meer richtingen en mogelijkheden en bleef als zodanig ook adviserend schrijven. Steeds weer benoemde mijn begeleider, Philip Wagner, en ook Ron van Zonneveld dat ik mij meer moest focussen op het onderwerp. Dat is erg lastig weet ik nu als je de inborst hebt om zaken vanuit een breed perspectief te bekijken. Wat dat betreft heeft de studie waargemaakt wat ze beloofd heeft: een verbreding voor reflective practitioners die zich wat betreft hun professionele groei op academisch niveau willen kwalificeren. Eenzaamheid is een aspect die ik het afgelopen jaar heb gezien bij een aantal oudere mensen in mijn omgeving. Die hun dierbare verloren en ontdekten wat eenzaamheid betekent of die door lichamelijke beperkingen aan huis gekluisterd waren. Ik vond dit schrijnend om te zien en had er niet direct een oplossing voor. Ik ben informatie gaan verzamelen op internet en ontdekte dat er veel wordt geschreven over eenzaamheid. Wat het is, hoe je het herkent, dat de percentages van eenzaamheid in Nederland oplopen, maar er werden geen oplossingen aangereikt. Dit gaf mij de laatste zet om hier meer onderzoek naar te doen. Ik heb veel gesprekken gevoerd met iedereen die mij hier een luisterend oor voor bood. Velen zullen mij wellicht gemeden hebben in de afgelopen maanden, want dit onderwerp bleef mij dusdanig bezig houden dat ook iedereen bevraagd werd. Door hier veel over te praten en over te lezen is het mij gelukt om de focus meer te richten. Stap voor stap een probleem bij de kop pakken en belichten. Dit maakt het ook een stuk gemakkelijker en overzichtelijker. Daarbij kun je ook niet voor alles een oplossing hebben, hoe mooi dit ook zou zijn. Ik wil iedereen die met mij over eenzaamheid in de breedste zin, in gesprek is gegaan en af en toe flink gediscussieerd heeft en met mij heeft meegelezen, heel erg bedanken. Vaak heb ik gezegd dat dit voorlopig mijn laatste studie is. Toch merk ik dat ik het niet kan laten. Het leren zit mij in het bloed en dan vooral het leren van mijn omgeving en van anderen. In die zin wil ik ook de toehoorders die mij geleerd hebben om anders naar situaties te kijken bedanken. Hoe klein het voor de ander ook leek, het heeft mij aan het eind van deze studie heel veel gebracht.
Iedereen bedankt!
4
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Samenvatting
In Nederland is er sprake van een toenemende vergrijzing en het oplopen van eenzaamheid onder ouderen. Een goed sociaal netwerk is een belangrijke factor voor het verlichten van de eenzaamheid. Niet alleen de omvang, ook de kwaliteit van het netwerk is van belang. Daarbij heeft de één veel mensen nodig en een ander heeft genoeg aan één of twee goede vrienden. Mensen met een zinvol sociaal netwerk ontvangen en geven meer sociale steun, zijn gezonder en leven langer. Het sociale netwerk is nog vanuit de traditionele manier ingericht. Indien er zorg nodig is, komt er een zorgverlener en die doet wat er moet gebeuren en niet meer. Dit zal zich versterken door het verminderen van de financiële bijdragen voor de zorg. Er is vaak een grote kloof tussen de oudere generatie en de kinderen die hieruit voortkwamen. Iedereen leeft zijn eigen leven, afgescheiden van de ouders. Soms wordt het gezelschap van ouders en grootouders vermeden omdat er geen gemeenschappelijke interesse meer bestaat. De oudere mens heeft de behoefte te praten over ouderdomskwalen en over de ‘goede ouwe tijd’ en vindt hierbij dikwijls geen luisterend oor. Door lichamelijke moeilijkheden is het ook niet meer zo eenvoudig om contacten bewust op te zoeken, kortom, de oudere mens raakt geïsoleerd en kan zich in de steek gelaten voelen. Het gevoel niet meer mee te tellen en op een zijspoor te staan maakt de eenzaamheid nog intenser 1. Er liggen in de maatschappij verantwoordelijkheden bij de overheid op politiek en ambtelijk niveau met betrekking tot welzijnsbeleid. Het anders organiseren van diverse voorzieningen op welzijnsgebied is nodig om voorzieningen betaalbaar en in stand te kunnen houden. Het meer betrekken van de burger bij de directe vraag is behalve noodzakelijk een logisch gevolg. De overheid wil meer indirecte besturing, wel de regie, maar de uitvoering niet meer. Men streeft naar meer participatie en zelfredzaamheid van de individuele burger. Deze ontwikkelingen hebben veel effect op de individuele burger. Vooral voor de burger die niet zelfredzaam is of die alleenstaand en soms ook eenzaam is. Bij de lokale overheden en (semi) publieke organisaties is gebrek aan kennis hoe de veranderingen in het domein welzijn opgevangen kunnen worden. Dit blijkt uit diverse landelijke, regionale en lokale panelbijeenkomsten die nu georganiseerd worden waarin het transitieproces van deze ontwikkelingen wordt besproken. Gebleken is dat contacten met en in de omgeving belangrijk is om eenzaamheid te voorkomen en te verlichten bij ouderen. Contacten waar de huidige zorgverleners niet meer voldoende aan toekomen vanwege het meer doen in minder tijd. Een niet te onderschatten belang is dat ouderen juist ook de grootste groep vrijwilligers in onze maatschappij zijn, die we met het oog op al deze ontwikkelingen hard nodig zullen hebben. Voor mij een reden om te onderzoeken of er inderdaad sprake is van een oplopende eenzaamheid onder ouderen en of ik een bijdrage kan leveren aan het verminderen en/of verlichten hiervan. Men moet zich in de jeugd een stok snijden, zodat men er in de ouderdom op leunen kan. (Kung-tse)
1 www.info/mens-en-samenleving
5
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Hoofdstuk 1 1.1 Inleiding In Nederland stond de sociale zekerheid tot voor kort op een relatief hoog peil. De zogeheten verzorgingsstaat. Dit betekent dat de sociale zekerheid aanwezig is en de bemoeienis van de overheid op tal van zaken groot is. Sinds begin vorig jaar is dit sterk aan het veranderen. De overheid neemt een andere houding aan. Onder druk van de huidige economische crisis zijn er diverse veranderingen in de wetgeving noodzakelijk. Veranderingen in het sociale stelsel die effect hebben op iedere burger in Nederland. In plaats van bemoeienis wil de overheid haar taken delegeren in het sociale netwerk. Deze wijzigingen betekenen meer verantwoordelijkheid bij de individuele burger. Behalve de veranderingen in de sociale zekerheid is de tendens van vergrijzing nog steeds in volle gang. De vergrijzing blijft toenemen in Nederland, maar is niet alleen een typisch Nederlands probleem. Zonder gewijzigd beleid zal de vergrijzing in Nederland zorgen voor een begrotingstekort op de lange termijn. Dat is de belangrijkste conclusie van het nieuwe CPB-rapport over de vergrijzing. Volgens het CPB verloopt de ontwikkeling van de vergrijzing in Nederland tot 2030 relatief snel, maar ten opzichte van de EU wordt geen bovengemiddelde waarde bereikt in 2030. In het jaar 2050 is de afhankelijkheid van ouderen in Nederland nauwelijks hoger dan in 2030, terwijl de ontwikkeling zich in veel andere Europese landen voortzet. Met name in Spanje bereikt de vergrijzing in 2050 een uitzonderlijk hoge waarde. In dat jaar is de omvang van de groep 65-plussers maar liefst vijfenzestigprocent van de groep van 15 tot 64 jaar2. In Nederland zal vanaf 2011 het aantal ouderen versneld toenemen. Volgens de CBS Bevolkingsprognose zal het aantal 65-plussers stijgen van 2,6 miljoen in 2011 tot een hoogtepunt van 4,6 miljoen in 2039. Daarna daalt het aantal ouderen tot 4,4 miljoen in 2055 en blijft het aantal stabiel. De komende jaren zal vooral het aandeel 65-79-jarigen sterk stijgen en vanaf 2025 neemt ook de groep 80-plussers sterk toe (de dubbele vergrijzing). In 2039, het hoogtepunt van het aantal 65-plussers, is naar schatting zesentwintig procent van de bevolking 65-plusser, waarvan een derde ouder is dan tachtig jaar. Ter vergelijking: in 2011 is het percentage 65-plussers nog zestien procent, waarvan zesentwintig procent 80-plus is3. Een vergrijzing die in de jaren 2040 zijn hoogtepunt zal beleven. Vergrijzing is niet per definitie een negatief gegeven. Behalve het kennis kapitaal dat de oudere groep heeft is dit in Nederland de groep die ons vrijwilligersbeleid grotendeels overeind houdt. Dankzij deze vrijwilligers worden er nog veel maatschappelijke taken onbetaald verricht. Als de voorzieningen meer gaan verschralen zonder dat er een alternatief voor komt, is het risico aanwezig dat deze groep zich meer zal terugtrekken en niet meer deel zal nemen aan maatschappelijke activiteiten. Wat dan ook weer gevolgen heeft voor de vrijwilligers taken. Ouderen zullen niet altijd meer voor ouderen kunnen zorgen. Het effect is vooral groot bij de kwetsbare groepen, zoals de eenzame ouderen. Er ontstaat een wijziging van verantwoordelijkheid. Daar waar de overheid eerder de verantwoordelijkheid nam voor de redzaamheid van de burger, ontstaat er nu een verschuiving naar de zelfredzaamheid van het individu. Overheid en burger hebben echter nog steeds een gezamenlijke verantwoordelijkheid en zullen samen naar instrumenten moeten zoeken om de leemtes in het sociale stelsel op te vangen.
2 www.hoesnel.nl; Rolf Schuttenhelm 3 www.nationaalkompas.nl
6
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Dit zijn onomkeerbare feiten en aandacht hiervoor is een dagelijkse noodzaak. Mijn afstudeeronderzoek is gericht op de eenzame oudere. Hoe voorkomen we dat deze categorie zich uitbreidt en dat de eenzame ouderen zich meer gaan afsluiten voor de buitenwereld onder druk van de verschuivende verantwoordelijkheid? Met dit onderzoek wil ik graag bijdragen aan een oplossing voor dit probleem.
1.2 Relevantie Dit onderzoek is wetenschappelijk relevant, omdat weinig onderzoek is verricht naar de mogelijkheid om eenzaamheid voor ouderen binnen de perken te houden/te verlichten. De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek is dat het kennis oplevert, met betrekking tot het inzetten en het implementeren van een instrument, ter verlichting van eenzaamheid onder ouderen. De informatie die hier uit naar voren komt is relevant voor gemeenten, zorgen welzijnsorganisaties en andere organisaties die verbonden zijn met deze doelgroep.
1.3 Opbouw onderzoeksverslag In dit onderzoeksverslag zal eerst beschreven worden wat de achtergrond is van de problematiek die onderzocht wordt. Wat zijn de ontwikkelingen die in de maatschappij gaande zijn en wat is het effect van de vergrijzing? De veranderende overheid is de achtergrond, want als het sociale stelsel niet wijzigt zal de eenzaamheid ook niet verder oplopen. In het derde hoofdstuk wordt de theoretische wijze waarop gemeenten nu denken burgers meer te laten participeren bij gemeentelijk beleid en maatschappelijke activiteiten beschreven. Ze gebruiken de Participatieladder als instrument om duidelijk te maken wat een oudere nu kan en moet doen. Vervolgens wordt de Participatieladder van Arnstein en die van Thomas tegen het licht gehouden. Om te bezien of het onderzoek relevant is wordt onderzocht hoe het met de eenzame oudere op dit moment in ons land staat. Er is bewust een grens getrokken tot Nederland, omdat de vergrijzing binnen Europa op verschillende wijze verloopt. Daarnaast is het sociale stelsel ook niet overal vergelijkbaar. Dat er overal in Europa sprake is van bezuinigingen wel, maar het effect is in elk land weer anders. In hoofdstuk vier wordt aandacht gegeven aan de relevante cijfers en de beleving van eenzaamheid onder ouderen. Er wordt ook aangegeven hoe en welke communicatie voor ouderen belangrijk is en waar deze uit dient te bestaan. In hoofdstuk vijf is een weergave van diverse gesprekken met respondenten. In deze gesprekken is het probleem van het beperken van de eenzaamheid en het verlichten hiervan voor de ouderen besproken. Mogelijke oplossingen zijn aangereikt, besproken en getoetst. In hoofdstuk zes wordt de eindconclusie weergegeven gevolgd door enkele adviezen.
7
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Hoofdstuk 2 Achtergrond In dit hoofdstuk wordt het fundament voor dit onderzoeksverslag gelegd. De focus ligt op de groep eenzame ouderen die door de maatschappelijke ontwikkelingen het risico loopt nog groter te worden. Beschreven worden de demografische, regulerende, technologische en sociale ontwikkelingen. Deze worden in het kort beschreven met in het achterhoofd de veranderingen in het welzijnsbeleid en de wijze waarop deze aansluiten op de doelgroep eenzame ouderen. Om de noodzaak aan te tonen dat er wat moet veranderen worden de ontwikkelingen beschreven, de harde cijfers over de vergrijzing en de toename van de groep eenzame ouderen nader toegelicht.
Het is een feit dat Nederland aan het vergrijzen is. Naar verwachting zal in 2040 een kwart van de Nederlandse bevolking boven de vijfenzestig jaar zijn. Door het toenemende aantal ouderen zal deze doelgroep ook een sterker beroep gaan doen op hulp- en dienstverlening. Vergrijzing blijft toenemen Vanaf 2011 zal het aantal ouderen versneld toenemen. Volgens de CBS Bevolkingsprognose zal het aantal 65-plussers toenemen van 2,6 miljoen in 2011 tot een hoogtepunt van 4,6 miljoen in 2039. Daarna daalt het aantal ouderen tot 4,4 miljoen in 2055 en blijft het aantal stabiel. De komende jaren zal vooral het aandeel 65-79-jarigen sterk stijgen en vanaf 2025 neemt ook de groep 80-plussers sterk toe (de dubbele vergrijzing). In 2039, het hoogtepunt van het aantal 65-plussers, is naar schatting zesentwintig procent van de bevolking 65-plusser, waarvan een derde ouder is dan 80 jaar. Ter vergelijking: in 2011 is het percentage 65-plussers nog zestien procent, waarvan zesentwintig procent 80-plusser is. aantal (x mln) 5
– 65-plussers
4
– 80-plussers
3 2 1 0 1950
1960
1970
1980
1990
2000
2010
2020
2030
2040
2050
2060
Figuur 1: Aantal 65- en 80-plussers, 1950-2010 (meetpunt 1 januari 2011) en prognose aantal 65- en 80-plussers, 2011-2060 (Bron: CBS Bevolkingsstatistiek; CBS Bevolkingsprognose voor 2010-2060).
De grijze druk is uitgedrukt in het aantal personen van vijfenzestig jaar of ouder als percentage van het aantal personen van twintig tot vierenzestig jaar. percentage 60 50 40 30 20 10 0 1950
1960
1970
1980
1990
2000
2010
2020
2030
2040
2050
2060
Figuur 2: Grijze druk a, 1950-2010 (meetpunt 1 januari 2011) en prognose grijze druk, 2011-2060 (Bron: CBS Bevolkingsstatistiek; CBS Bevolkingsprognose voor 2010-2060)
8
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
In 2010 heeft het ministerie van VWS gegevens uitgewerkt voor gemeenten. Deze gegevens kunnen gemeenten ondersteunen bij de uitvoering van de preventieve gezondheidszorg voor ouderen. De vergrijzing brengt zowel kansen als problemen met zich mee. De nadruk ligt vaak op de problemen, bijvoorbeeld door de hoge kosten voor de gezondheidszorg. Daartegenover staat ‘verzilvering’: ouderen brengen vaak waardevolle kennis en ervaring in en zetten zich vrijwillig in voor maatschappelijke doelen. Zo verleent bijvoorbeeld ruim een kwart van de ouderen informele hulp aan bekenden en een derde is actief in georganiseerd vrijwilligerswerk. Een andere bevinding uit het rapport is dat het aandeel ouderen dat zich matig tot sterk eenzaam voelt (bijna een derde) nauwelijks verschilt van dat van jongere mensen. Dat komt waarschijnlijk doordat wensen en verwachtingen over sociale contacten met de leeftijd veranderen. Binnen de groep ouderen neemt eenzaamheid wel toe met de leeftijd: ongeveer de helft van de 85-plussers, vooral de vrouwen, voelt zich eenzaam4. Beperkingen zijn vooral bepalend voor maatschappelijke participatie. Niet de ziekten, maar vooral de beperkingen die daarmee samenhangen, vormen voor ouderen de belangrijkste obstakels om te participeren. Ook spelen maatschappelijke ontwikkelingen en persoonlijke wensen en belemmeringen een rol bij participatie. Gezondheid is een belangrijke voorwaarde voor participatie, maar participatie kan ook de gezondheid van ouderen bevorderen, bijvoorbeeld door de sociale contacten die het oplevert5. Gezond ouder worden staat ook hoog op de agenda van de Europese Unie. De aandacht voor ouderen in het Nederlandse volksgezondheidsbeleid is niet los te zien van Europese ontwikkelingen. Zo is 2012 het Europese jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen generaties6.
2.1 Centrale vraagstelling Doordat er minder voorzieningen door de overheid worden verstrekt, wordt er vooral meer van de burger verwacht. Vooral voor ouderen kan dit een grote impact hebben. Het risico is dat ze door de wijzigingen in de voorzieningen meer alleen komen te staan. Hierdoor kom ik op de volgende probleemstelling: Het sociale stelsel in Nederland verandert, waardoor ook voorzieningen voor ouderen wijzigen. Hierdoor wordt het deelnemen aan het sociale verkeer door ouderen moeizamer. Het gevolg kan zijn dat de ouderen zich meer gaan terugtrekken, wat kan leiden tot eenzaamheid of het versterken daarvan. De centrale vraagstelling luidt: “Is er een strategie te ontwikkelen om eenzaamheid bij ouderen te verlichten?” Deze centrale vraagstelling wordt ondersteund door 3 deelvragen: 1. Wat betekent eenzaamheid voor ouderen? 2. Wat zijn de specifieke behoeften van de (eenzame) ouderen die zij stellen aan participatie in de maatschappij? 3. Welke instrumenten kunnen ingezet worden om de eenzaamheid onder ouderen te verlichten?
4 Het rapport ‘Gezond ouder worden in Nederland’ (geschreven in opdracht van het ministerie van VWS); pagina 5 5 Het rapport ‘Gezond ouder worden in Nederland; pagina 9 6 Het rapport ´Gezond ouder worden in Nederland pagina 12
9
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Er zijn twee onderzoeken uitgevoerd: een vooronderzoek en een hoofdonderzoek. Dit onderzoek benadrukt het belang van het verlichten van de eenzaamheid onder ouderen. De focus ligt op de manier waarop er een middel gerealiseerd kan worden dat bijdraagt aan het reduceren van de eenzaamheid. Door middel van literatuuronderzoek en persoonlijke interviews zal aangetoond worden of er behoefte is aan het verlagen en verlichten van de eenzaamheid en of hiervoor een potentieel instrument aanwezig is.
2.2 Afbakening onderzoek Ik kan de veranderende wetgeving niet wijzigen en ik ben ook niet bij machte om de ouderen uit hun eenzame wereld te halen. Ik zal mij dus beperken tot mijn eigen waarnemingen en meningen van anderen en richten op de belevingswereld van de eenzame ouderen. Ik wil een exploratief onderzoek houden dat gericht is op het verkennen van de doelgroep de eenzame ouderen. Eerst zal ik via verkennend literatuuronderzoek zoveel mogelijk proberen te achterhalen hoe het nu met deze doelgroep gaat en wat de verwachtingen zijn voor de toekomst. Daarbij is het van belang om te onderzoeken wat eenzaamheid betekent voor ouderen en waar behoefte aan is. Vervolgens sluit ik het onderzoek af met interviews. Over recente ontwikkelingen en achtergronden voor dit onderzoek is nog niet geschreven. Ik wil graag van experts weten of en zo ja welke, mogelijkheden zij zien om de eenzaamheid van ouderen te verlagen. Meningen hieromtrent zijn nog niet te vinden in de literatuur. Ik heb dus vooral informatie (meningen) nodig om te bepalen of er een strategie mogelijk is. Interviews wil ik houden met experts die zich bewegen op het snijvlak van ouderen en jongeren, politiek en welzijn. Dit zullen experts zijn, werkzaam in organisaties waar de onderwerpen: jeugd, eenzame oudere, welzijn en veranderingen in de maatschappij elkaar zullen raken. Overwegend zullen dit politiek gestuurde organisaties zijn.
2.3 Ontwikkelingen Demografische ontwikkelingen Afgaande op de huidige demografische prognoses zal de Nederlandse bevolking in de komende decennia nog maar mondjesmaat toenemen. Door vergrijzing, ontgroening en de relatieve en absolute groei van allochtone groepen verandert de samenstelling van de bevolking echter drastisch. De demografische veranderingen zullen ook hun weerslag hebben op het sociale beleidsterrein7. Dat de bevolking steeds ouder wordt, is niets nieuws onder de zon. De betere gezondheidszorg, betere arbeidsomstandigheden en kortere werktijden hebben ertoe geleid dat mensen al vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw steeds ouder worden. Een belangrijke verandering ten opzichte van het verleden is dat sinds het begin van de jaren zeventig het aantal geboorten sterk is afgenomen. Dit heeft tot gevolg dat de beroepsbevolking langzaam aan het afnemen is ten opzichte van het aantal 65-plussers. De verwachting is dat de grijze druk (dit is het aantal 65-plussers ten opzichte van de beroepsbevolking) op het hoogtepunt, halverwege de jaren dertig van deze eeuw, tussen de tweeënveertig en zesenveertig procent zal bedragen (ter vergelijking: in 2010 is de grijze druk rond de 24,5 procent). Deze grijze druk zal voor gemeenten een forse uitdaging blijken, die met een uitsluitend intern gerichte blik niet het hoofd geboden kan worden. Regulerende ontwikkelingen Als gevolg van de vergrijzing en de huidige kredietcrisis zal de druk op de collectieve middelen fors toenemen. Het versoberen van de verzorgingsstaat en het overhevelen van zorgtaken naar de samenleving zijn in dat opzicht voor de hand liggende maatregelen. Zo is onder de WMO (Wet maatschappelijke ondersteuning) de samenleving als geheel actief medeverantwoordelijk voor de ondersteuning van bijvoorbeeld mensen met beperkingen. 7 WODC; 2006
10
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Belangrijke pijler van de WMO is de Civil Society. In Nederland is veel beleid echter al jaren op het individu gericht en niet op het collectief. De individualisering zet daardoor door en de sociale cohesie neemt eerder af dan toe. De verantwoordelijkheid om deze ongrijpbare zaken te versterken, is vanuit het Rijk bij de gemeenten ‘belegd’, omdat zij het dichtst bij de samenleving staan en als geen ander kunnen inspelen op de lokale behoeften8. Technologische ontwikkelingen De laatste decennia zijn er veel innovaties op het gebied van digitalisering en telecommunicatie. Dit heeft gevolgen voor de wijze waarop wij met elkaar communiceren. Iedereen is sneller en beter te bereiken, communicatie gaat sneller en er kan sneller gereageerd worden op gebeurtenissen. Tegenwoordig kun je communiceren waar en wanneer je wilt. Door de toenemende draadloze verbindingen is het mogelijk dat iedereen van huis uit de wereld bereikt en de wereld binnenhaalt. Dit betekent een grotere mate van communicatie, flexibiliteit en bereikbaarheid. Sociale netwerken vinden steeds meer digitaal plaats. Men gaat online via: Hyves, LinkedIn, online gaming, Facebook en Twitter. De toenemende populariteit van internet om met in elkaar in contact te komen is niet te ontkennen. Tevens verlangt de consument steeds meer zijn mening en inbreng te kunnen geven. Interactie door middel van social media wordt een gangbaarder manier om informatie over te dragen. Sociale ontwikkelingen In het licht van de vergrijzing zullen de taken die volgen uit de prestatievelden van de WMO gemeenten voor grote uitdagingen plaatsen. Een van de weinige zekerheden ten aanzien van ouderdom is namelijk dat die vrijwel per definitie gepaard gaat met zowel geestelijke als lichamelijke beperkingen. Dat zal ertoe leiden dat de vraag naar ondersteuning exponentieel zal toenemen. En hoewel een deel van de ouderen in staat zal zijn deze ondersteuning te ‘kopen’, zal een groot deel dat niet zijn. Deze mensen zijn onder de WMO in eerste plaats aangewezen op de eigen omgeving. Deze ondersteuningsvraag komt terecht bij actieve vrienden, kennissen, familie of buren. In de Civil Society zorgt de samenleving als groep immers voor haar leden. Daarvoor is het echter wel noodzakelijk dat er mensen beschikbaar én bereid zijn om de ouderen met beperkingen te ondersteunen. De montere ouderen van de toekomst, die fysiek en financieel in staat geacht mogen worden anderen te ondersteunen, zullen sterk geïndividualiseerd zijn en zullen zich daartoe wellicht niet bereid tonen. Het actieve jongere deel van de bevolking is hard nodig op de arbeidsmarkt en zal daardoor nauwelijks aan mantelzorgtaken toekomen. De ontwikkelingen in de samenleving staan daarmee dwars op de prestatievelden van de WMO9. Al deze ontwikkelingen hebben invloed op de samenleving. Op jong en oud en de wijze waarop de samenleving met elkaar in verbinding staat.
2.4 De veranderende rol van de lokale overheid De noodzaak van bezuinigingen vraagt een ander opererende lokale overheid. De overheid zal het sociale stelsel minder sturen en treedt terug als het gaat om het regelen van diverse welzijnsvoorzieningen. Het meer terugtreden van de overheid is niet nieuw en is een manier van werken die op veel fronten al is ingevoerd. De overheid verschuift taken naar de markt.
8 Vergrijzing van morgen vraagt om innovatie vandaag; pagina 2; 2009 9 Vergrijzing van morgen vraagt innovatie vandaag; 2009
11
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Naar semi-publieke organisaties en het bedrijfsleven. Meer marktwerking en meer vrijheid voor het individu is de gedachtegang van de veranderingen. Dit heeft consequenties voor de burgers en de lokale overheden zijn druk op zoek naar oplossingen. Anno nu legt het Rijk de regierol in het sociale domein bij de lokale overheden. Gemeenten krijgen hiermee de verantwoordelijkheid om de lokale gemeenschap en de mogelijkheid tot deelname daaraan te organiseren. Daartoe krijgen zij de ruimte om eigen afwegingen te maken, afhankelijk van de omstandigheden en behoeften in de eigen gemeenschap. Zij worden hierdoor verantwoordelijk voor: Werken Naar Vermogen, delen van de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) en de jeugdzorg. De Wet werk en bijstand, de Wajong en de Sociale werkplaats worden samengevoegd tot één regeling. Ze worden niet langer uitgevoerd door het UWV, maar de taken worden overgeheveld naar gemeenten die de uitvoering van deze regeling voor hun rekening moeten nemen. Deze regeling wordt de “Participatiewet” genoemd. Het doel van de Participatiewet is dat alle mensen actief aan de samenleving mee kunnen doen. En dan gaat het niet alleen om zorgbehoeftige ouderen of mensen met verstandelijkeof lichamelijke beperkingen, maar ook om mensen die, om wat voor reden dan ook, zichzelf niet helemaal goed kunnen redden of buiten de maatschappij dreigen te vallen. De Participatiewet gaat over: • de sociale binding in de wijk; • de daklozen; •
ouders die willen weten waar ze terecht kunnen met vragen over opvoeding;
• de mantelzorgers die overbelast dreigen te raken; • de ouderen die slecht ter been zijn of dreigen te vereenzamen; • bestrijding van huiselijk geweld; • mensen met beperkingen die niet zelf hun huishouding kunnen runnen. De WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) is bedoeld om de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van burgers te bevorderen en tegelijkertijd een schild te bieden voor kwetsbare burgers, die niet op eigen kracht zelfredzaam kunnen zijn. Eigen verantwoordelijkheid en solidariteit gaan zo hand in hand. 2.4.1. Van een verzorgende overheid naar een delegerende overheid De overheid moet zich terugtrekken op het gebied van de zorg waardoor bestaande structuren niet meer vanzelfsprekend zijn. De structuren waarin de zorg nu plaatsvindt moeten innoveren. Innoveren in de maatschappelijke leemten die gaan ontstaan. Enkele ingrijpende maatregelen die de overheid moet nemen raken de kwetsbare groepen direct. Enkele wijzigingen die effect gaan hebben op het individu worden hieronder weergegeven. Om te stimuleren dat zo veel mogelijk mensen door werk in hun eigen onderhoud voorzien, is een nieuwe wet ontworpen: de Wet werken naar vermogen (WWNV). Deze wet vervangt straks de Wet werk en bijstand (WWB) en heeft gevolgen voor de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet Wajong. De voorgenomen invoeringsdatum van deze wet is 1 januari 2013. Het wetsvoorstel is op 1 februari 2012 aangeboden aan de Tweede Kamer10.
10 www.rijksoverheid.nl
12
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Overheveling begeleiding van AWBZ naar WMO Begeleiding van cliënten kan het best dichtbij mensen worden geregeld. Daarom worden deze functies overgeheveld vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Daarmee komt de uitvoering van deze taken bij de lokale overheid te liggen. De essentie daarvan is dat lokale overheden dichter bij de burger staan en daardoor beter oplossingen op maat kunnen regelen. Dit is niet alleen de reden van de overheveling. Het minder beschikbaar zijn van financiële middelen dwingt tot een andere manier van ondersteuning (minder). Lokale overheden zijn vanaf 2013 verantwoordelijk voor die mensen die voor het eerst of opnieuw een beroep doen op begeleiding en vanaf 2014 voor alle mensen die in aanmerking komen voor begeleiding. Het gaat hier om begeleiding van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, ouderen met somatische of psychogeriatrische problemen, volwassenen met psychiatrische problemen en jongeren met psychiatrische problemen in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen11. Het gevolg van de huidige ontwikkelingen is dat de burger meer aangesproken wordt op zijn eigen verantwoordelijkheid. De zelfredzaamheid moet verhoogd worden en de informele zorg moet meer in de eigen omgeving worden gezocht. Door het wegvallen van voorzieningen zal een bepaalde groep ouderen (over het algemeen alleenstaanden) kwetsbaarder worden en een eenzamer bestaan gaan leiden, met alle gevolgen van dien. In plaats van het voorkomen en verlichten van de eenzaamheid ontstaat er juist een tegenbeweging, namelijk het meer oplopen van de eenzaamheid. Er moet een groter beroep gedaan worden op de omgeving. Civil Society komt hierdoor meer voor het voetlicht.
2.5 Civil Society Wat betekent Civil Society eigenlijk? Het antwoord dat vaak gegeven wordt is: Civil Society is dat deel van de samenleving dat onderscheiden kan worden van de staat, van de markt en van de private sfeer, waar mensen op vrijwillige basis bijeenkomen om hun eigen belangen of die van anderen te bevorderen; Civil Society is ook de sfeer waar mensen een ‘civil’, dat is geciviliseerd, beschaafd leven leiden. Het bestaan van Civil Society is van groot belang voor o.a. de politiek, het functioneren van de rechtsstaat en in het algemeen voor de samenleving als geheel12. Volgens het rapport van RMO/RVZ van 2009 gaat het op de lange termijn om het anders inrichten van de omgeving. Wonen, werken en vrijetijdsbesteding zouden dichter bij elkaar gesitueerd kunnen worden. Hierdoor is de kans groter dat een hechte sociale kring ontstaat. Voorzieningen in de buurt en woningen voor diverse leeftijdscategorieën (ouderen en jongeren) bij elkaar in de buurt stimuleren ook de onderlinge verbanden13. De relatie tussen burgers onderling wordt dus steeds belangrijker. Informeel elkaar zorg bieden wordt een noodzakelijkheid doordat de individuele voorzieningen beperkt gaan worden. Over de bereidheid hiertoe onder burgers is nog niet zoveel te zeggen. In sommige plaatsen is er een grote groep vrijwilligers die zich in wil zetten voor de medemens. Deze is echter niet overal even groot en de gemiddelde leeftijd van vrijwilligers loopt erg op. Er ontstaat dan een spanningsboog in het vrijwilligersbestand. Deze groep bereikt de leeftijd dat ze door andere vrijwilligers moeten worden geholpen.
11 www.rijksoverheid.nl 12 www.vrije universiteit Amsterdam.nl 13 De kracht van de pedagogische Civil Society;pagina 7
13
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Er ontstaat uiteindelijk een kleinere groep die elkaar kan helpen. Als deze ontwikkeling zo blijft doorgaan zal er iets anders moeten gebeuren om de huidige veranderingen op te kunnen vangen. Het bij elkaar in de buurt (gaan) wonen is een toekomstig traject dat niet op zeer korte termijn is te regelen. Wel vooruitstrevend, maar voor het ondervangen van de huidige veranderende voorzieningen is dit niet een adequate oplossing.
2.6 Conclusie Meer eigen verantwoordelijkheid betekent een andere manier van leven. Anders zorgen voor elkaar. De luxe verzorgingsstaat van weleer is er niet meer. Dit betekent dat iedere burger meer zelf zal moeten doen en de hulp meer moet zoeken in de directe omgeving. De betrokkenheid onderling is een belangrijk goed dat gehandhaafd moet worden. De overheid wil de burger meer bij zijn woon- en leefomgeving betrekken. Men dient meer te participeren in de maatschappij en met elkaar, maar de wijze waarop daar heeft de lokale overheid nog geen antwoord op. De wetgeving is duidelijk, de effecten daarvan worden ook steeds zichtbaarder. Dat de overheid de vraag meer teruglegt bij de ouderen ook. Er ontstaat een spanningsveld bij de ouderen. Dit is de groep die het meeste vrijwilligerswerk doet en straks ook behoeft. Door de veranderende wetgevingen kan dit niet allemaal opgepakt worden. De ouderen lopen meer risico om te vereenzamen en de jongeren kunnen dit niet opvangen. Zij moeten meer dan ooit in hun eigen onderhoud voorzien en hebben daardoor minder tijd om te besteden aan hun ouders. De technologie blijft zich ontwikkelen. Dit uit zich in snellere communicatieve verbindingen, zoals social media. De wijze waarop we met elkaar in verbinding staan is ook anders geworden. Het gaat sneller en het is overal beschikbaar. Het draadloos netwerken komt in een stroomversnelling op en is thuis ook al mogelijk.
14
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Hoofdstuk 3 Theoretisch kader In dit hoofdstuk wordt het belang van overheidsbeleid aangetoond. Veel lokale overheden gebruiken de Participatieladder als instrument om de verschillende rollen te verduidelijken. Zij hopen dat hierdoor zaken zelfstandig worden opgepakt. Maar werkt dit ook zo? 3.1 Participatieladder De meerwaarde van de Participatieladder Vanuit diverse hoeken wordt er gezocht naar manieren om mensen meer zelf te laten beslissen en zelfstandig zaken op te pakken. De bedoeling is om de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de maatschappij neer te leggen. Hier zijn verschillende inzichten over. De Participatieladder wordt gezien als een instrument dat wordt gebruikt door de overheid om haar rol naar de burgers te verduidelijken. De Participatieladder is een meetinstrument waarmee je kunt vaststellen in hoeverre een burger meedoet in de samenleving. De ladder is onderverdeeld in verschillende treden: van sociaal geïsoleerd tot werkend zonder ondersteuning. Door dit te meten (jaarlijks of voor en na inzet van een voorziening uit het Participatiebudget) wordt zichtbaar of de mate van participatie is verhoogd. Daarmee worden de resultaten van het participatiebeleid transparant. Een Participatieladder geeft de mate van interactief beleid op een schematische wijze weer. 3.1.1 Participatieladder van Sherry Arnstein De Participatieladder is een manier om mensen te activeren om mee te doen in de maatschappij. De ladder is er in verschillende varianten. De oorspronkelijke Participatieladder komt uit de Verenigde Staten en is in 1969 opgesteld door Sherry R. Arnstein, voormalig directrice van ‘The American Association of Colleges of Osteopathic Medicine’ . In ‘A Ladder of Citizen Participation’ behandelt Arnstein acht treden van participatie. Het oorspronkelijke model van Sherry Arnstein wordt kort toegelicht, waarna een variant van David Thomas wordt beschreven. Gesteld kan worden dat als het gaat om theorieën over participatie er veel naar Arnstein wordt verwezen. Niet alleen door wetenschappers maar ook door mensen uit de praktijk. Zij introduceerde in 1969 de Participatieladder. Deze wordt getypeerd als een macht georiënteerde ladder waarbij de overheid de macht heeft en de burger deelnemer is in wat de overheid wil of heeft bedacht. Het doel van Arnstein was duidelijk te maken dat publieke participatie vaak niet zo eerlijk en billijk is als wordt verondersteld. In de Participatieladder van Arnstein komt de burger pas in beeld als de overheid iets van hem wil; als de burger iets moet weten, over iets moet meedenken of moet meedoen. Het model van Arnstein wordt in versimpelde vorm veel toegepast in de praktijk14.
14 3e Generatie burgerparticipatie Twijnstra Gudde; pagina 11
15
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
8 7 6 5 4 3 2 1
Citizen Control Delegated Power
Citizen Power
Partnership Placation Consultation
Tokenism
Informing Therapy
Nonparticipation
Manipulation
Figuur 3: Participatieladder Arnstein
Sherry Arnstein (1969) ontwierp oorspronkelijk een Participatieladder met acht treden. Ze hanteerde hierbij als centrale vraag: “Is er al dan niet een machtsherverdeling waarbij diegenen die de macht in handen hebben, een deel ervan afstaan aan de zogenaamde havenots (dit is de massa zonder macht)?”. Actieve participatie houdt in dat het individu/de burger kan “deelnemen” aan de vormgeving van de samenleving. Om de participant meer structurele kansen te geven om het beleid te beïnvloeden, worden zijn positie en competenties ontwikkeld en ondersteund. Hoe lager op de ladder hoe minder sprake van participatie, aldus Arnstein (1969). De onderste twee treden slaan op wat Arnstein noemt “non-participatie”. Ze geven de machthebbers de mogelijkheid participanten te heropvoeden eerder dan hen werkelijk te laten participeren bij de opstelling van een plan. De treden drie en vier vallen onder de noemer tokenisme, hetwelk de “machtelozen” de mogelijkheid biedt te horen en gehoord te worden. Er blijft hier echter een gebrek aan daadkracht, waardoor de meeste wensen dode letters blijven. Op de vijfde trede komt daar bij dat men advies mag verlenen en er sprake is van bemiddeling, maar dat de uiteindelijke beslissingsmacht toch nog bij de machthebbers ligt. Vanaf trede zes krijgen burgers de mogelijkheid zich in een onderhandelingspositie met de machthebbers te plaatsen. Wanneer we nog een stap hoger gaan naar de niveaus zeven en acht krijgen burgers het merendeel van de beslissing hebbende zetels, of zelfs de volledige soevereiniteit, toegewezen. Als we het model van Arnstein tegen de huidige situatie leggen, kun je aannemen dat de ouderen vanuit de onderste treden waar ze de laatste jaren stonden nu naar boven moeten klimmen. De overheid heeft tot nu toe altijd de regelgevingen bedacht op een dusdanige wijze dat de ouderen ook niets hoefden te kiezen of te beslissen. Er was een zorgzame voedende staat die nu omkeert in een zorg halende en zelfverzorgende staat. De vraag die dan naar boven komt is of de ouderen dit zelfstandig kunnen doen en welk instrument hier bij nodig is. Daarbij zullen eenzame ouderen zich niet geholpen voelen door het zelfstandig beklimmen van deze ladder. Er zal eerder een tegengestelde beweging zijn en dat is het verder oplopen van de eenzaamheid. In mijn beleving is de Participatieladder voor gemeenten slechts een visuele vertaling van hoe zij iets zouden willen. Het biedt geen concreet houvast
16
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
of hulp voor de eenzame ouderen die dit juist nodig hebben. Het instrument gaat uit van een probleem bij de gemeente waarbij door middel van de participatieladder een oplossing wordt gezocht. 3.1.2. Participatieladder David Thomas Daarnaast is er ook nog de Participatieladder van David Thomas. Deze is gericht op groei en sociale ontwikkeling van een dorp of wijk en wordt vooral gebruikt in de welzijnssector. In deze ladder staat niet de relatie burger-overheid maar de relatie burger-burger centraal. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) gaf aan dat deze wijze van participeren moet leiden tot meer vertrouwen van de burger in zijn buurt. De filosofie van de WRR ten aanzien van burgerparticipatie, namelijk dat het belangrijk is om de burger te betrekken en om uit te gaan van zijn behoeften en kwaliteiten, heeft verder geen concrete vormen gekregen15. Deze Participatieladder ligt dichter tegen de gedachte van een Civil Society aan. Het meer betrekken van de omgeving bij de burger en andersom.
Participatieladder Thomas 1 Elkaar (her)kennen 2 Toevallige contacten 3 Routinecontacten 4 Sociale contacten 5 Deelname aan informele netwerken 6 Informele wederzijdse hulp 7 Meedoen aan buurtactiviteiten 8 In buurtgroepen zitten 9 Samenwerken met andere buurtgroepen 10 Interactie met beleidsmakers 11 Beheer (en bezit) van voorzieningen Figuur 4: Participatieladder volgens David Thomas
3.1.3. De verschillen tussen de Participatieladders van Arnstein en Thomas Het verschil tussen de Participatieladders is dat de ladder van Arnstein gericht is op de overheid om te bepalen op welk niveau zij de burger wil betrekken of benaderen of te informeren. De Participatieladder van Thomas is meer gericht op het sociale netwerk en de omgeving van de burger en de wijze waarop dit kan worden verbeterd en hoe contact met elkaar gehouden kan worden. Als de Participatieladder van Arnstein met die van Thomas wordt vergeleken, dan valt op dat de eerste pas effectief wordt op trede zeven van Thomas’ Participatieladder. Arnstein’s ladder is een machtsgeoriënteerde ladder en die van Thomas gebaseerd op relaties en de groei van een sociale organisatie. De Nederlandse overheden gebruiken in negenennegentig van de honderd gevallen Arnsteins Participatieladder (of varianten ervan). Zij zijn bezig met herverdeling van macht en zeggenschap.
15 3e Generatie burgerparticipatie Twijnstra Gudde; pagina 4
17
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Daar waar de ladder van Thomas gebruikt wordt, is de insteek veel meer om groei en sociale ontwikkeling van een dorp of wijk te bevorderen. Zou het niet veel mooier zijn om participatieprocessen in wijken en dorpen aan te laten sluiten op dat wat er al is en draait in deze gebieden? Dit kan door te kijken naar de treden een tot en met zes op de Participatieladder van Thomas en deze processen te erkennen als bepalend en waardevol voor de ontwikkeling van wijken en dorpen. Een overheid of instelling hoeft dan geen draagvlak voor beleid of projecten meer te ontwikkelen. Het enige wat er dan moet gebeuren, is aanschuiven op het al bestaande sociale kwaliteitsniveau van een wijk of dorp. Mensen hoeven ook niet meer geactiveerd te worden. Ze zijn het al16.
3.2 Conclusie Dit roept de vraag op welke Participatieladder ingezet kan worden voor dit onderzoek. Beide Participatieladders zijn gericht op meer eigen beweging. De regionale overheid zoekt naar instrumenten om meer verantwoordelijkheden te delegeren en de burger uit te dagen tot het ontplooien van meer eigen initiatieven. Dit is echter vooral gedreven door kostenbewustzijn. Er komt minder geld en er moet wel een sociaal welzijnsbeleid blijven. De doelgroep eenzame ouderen zal deze Participatieladders van de overheid niet zelfstandig beklimmen. Indien de nood erg hoog wordt, zullen ze enigszins gedwongen gestimuleerd door de overheid een klim gaan maken. De burger mag nu meepraten en moet ook meewerken. Dit versterkt de onderhandelingspositie en zal uiteindelijk moeten gaan leiden tot het nemen van meer zelfstandige beslissingen. Dit past in het huidige overheidsbeleid. Meer delegeren en meer overlaten aan het individu. De rol van de burger moet veranderen van inspraak gerechtigde naar initiatief nemende burger. Maar de wijze waarop is nog niet helder en komt nog niet aan bij de eenzame oudere. Uitgaande van de Participatieladders is er nog geen verandering te verwachten. Het is een theoretisch instrument dat ouderen niet helpt bij het voorkomen en verminderen van hun eenzaamheid. Door de hoeveelheid aan informatie die veelal door de overheid op hen afkomt zullen ze de ladder niet eens gaan gebruiken. Daarbij hanteert de lokale overheid de Participatieladder van Arnstein om de initiatief nemende burger te stimuleren, maar predikt zij de Participatieladder van David Thomas. De conclusie kan getrokken worden dat de lokale overheid het zelf niet weet en dat het inzetten van een participatieladder voor meer verduidelijking van de rollen en meer zelfredzaamheid van de ouderen, niet een oplossing zal zijn voor de groeiende groep eenzame ouderen.
16 Part noch deel; 12 korte beschouwingen over participatie samengesteld door Yolan Koster-Dreese www.partnochdeel.nl pagina 19
18
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Hoofdstuk 4 De ouderen In dit hoofdstuk wordt omschreven wat eenzaamheid voor de ouderen op dit moment en voor de toekomst betekent. In de maatschappij en voor het individu. Het begrip ouderen is een breed begrip dat hier niet verder gespecificeerd wordt. Er zijn ouderen van tachtig die vitaal genoeg zijn om deel te nemen aan allerlei sociale en sportieve activiteiten en er zijn ouderen van vijfenzestig die niet meer mee kunnen doen aan allerlei activiteiten. In dit onderzoeksverslag wordt er geen verschil gemaakt in leeftijd maar wordt uitgegaan van de oudere die zich eenzaam voelt. Van vergrijzing naar verzilvering. De vergrijzing leidt enerzijds tot problemen, zoals ongezondheid, kosten en lasten en de zorgen hierover voor de toekomst. Daar tegenover staat een positieve kant, ook wel ‘verzilvering’ genoemd. Ouderen brengen vaak waardevolle kennis en ervaring in en zetten zich in voor maatschappelijke doelen, ook wel maatschappelijke participatie genoemd. Ruim een kwart van de ouderen verleent bijvoorbeeld informele hulp aan bekenden en een derde is actief in georganiseerd vrijwilligerswerk. Naar verwachting zullen ouderen in de toekomst nog meer gaan participeren. Een derde van de ouderen voelt zich eenzaam. Naarmate mensen ouder worden, neemt de grootte van hun sociale netwerk af, door bijvoorbeeld het overlijden van geliefden of door het wegvallen van werk of andere bezigheden. In theorie hebben ouderen daardoor een grotere kans om eenzaam te worden. Toch zijn ouderen niet vaker (sterk) eenzaam dan jongere mensen, waarschijnlijk door een verandering van wensen en verwachtingen over sociale contacten. Bijna een derde van de ouderen voelt zich matig of sterk eenzaam. Binnen de groep ouderen neemt eenzaamheid wel toe met de leeftijd. Ongeveer de helft van de 85-plussers, vooral de vrouwen, voelt zich eenzaam17.
4.1 De lokale overheid en sociale steun voor de ouderen 4.1.1. De wetgeving De Wet publieke gezondheid (Wpg) is sinds juli 2010 uitgebreid met een artikel over publieke gezondheidszorg voor ouderen (artikel 5a). Aanleiding voor deze wetswijziging was een amendement van de Tweede Kamer: het Amendement-Kant. Hierin werd voorgesteld om ouderen als specifieke doelgroep te benoemen in de Wpg. Hierbij is een belangrijke rol voor gemeenten weggelegd. In het toegevoegde wetsartikel staat beschreven welke taken gemeenten hebben op het gebied van de preventieve gezondheidszorg voor ouderen (VWS, 2009a): a. het systematisch volgen en signaleren van de gezondheid van ouderen en gezondheid bevorderende- en bedreigende factoren; b. het ramen van de behoeften aan zorg; c. vroegtijdige opsporing en preventie van zowel specifieke stoornissen als co-morbiditeit; d. het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding; e. het formuleren van maatregelen om gezondheidsbedreiging te voorkomen. Onder a, b en e wordt gemeenten gevraagd om de gezondheid van ouderen te monitoren, behoefteramingen te maken en lokaal beleid voor ouderen te formuleren. Deze activiteiten maakten al langer deel uit van het gezondheidsbeleid van gemeenten. Niet alleen binnen andere bepalingen van de Wpg, maar ook in het kader van de WMO18. 17 Gezond ouder worden in Nederland; pagina 9 18 Gezond ouder worden in Nederland; pagina 11
19
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
4.1.2. De sociale steun De sociale omgeving beïnvloedt gezondheid op verschillende manieren. De sociale omgeving bestaat uit sociale aspecten van de leefomgeving, zoals de buurt, sport- of hobbyclub, familie en vrienden. Er zijn verschillende manieren waarop de sociale omgeving de gezondheid van ouderen beïnvloedt. De sociale omgeving heeft een positieve invloed op de gezondheid als de omgeving sociale steun oplevert. Maar de omgeving kan ook een negatieve invloed hebben als zij stress oplevert, bijvoorbeeld als een geliefde overlijdt of als er zorgen zijn over de mensen om je heen. Ook mishandeling of geweld zijn voorbeelden van negatieve effecten van de sociale omgeving. Naast steun en stress, beïnvloeden de heersende waarden en normen in de sociale omgeving het gedrag en de gezondheid van mensen19. In dit onderzoeksverslag wordt alleen ingegaan op een positieve invloed van de sociale omgeving van ouderen, namelijk de steun die de omgeving kan opleveren. Sociale steun is van invloed op lichamelijke en psychische gezondheid. Het ontvangen van sociale steun bevordert de lichamelijke en psychische gezondheid van ouderen. Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen emotionele steun en instrumentele steun. Bij emotionele steun gaat het om het bespreken van persoonlijke problemen of belevenissen. Instrumentele steun betreft praktische hulp, zoals klusjes of boodschappen doen. Sociale steun beïnvloedt de gezondheid van ouderen, omdat het bijvoorbeeld hun emotionele welzijn bevordert of omdat gezondheidsinformatie wordt uitgewisseld. Daarnaast hangt sociale steun samen met de mate waarin iemand zich eenzaam voelt. Eenzaamheid wordt vooral bepaald door te weinig emotionele steun; instrumentele steun is minder bepalend voor eenzaamheid. Uiteindelijk leven mensen die veel sociale steun ervaren zelfs langer dan mensen die weinig steun krijgen20. Een partner is een belangrijke bron van steun en vaak een belangrijke bron van steun bij (gezondheid) problemen. Dit is één van de verklaringen voor de bevinding dat ouderen (vijftig tot negenenzeventig jarigen) die gescheiden, verweduwd of nooit gehuwd zijn, een slechtere lichamelijke en psychische gezondheid hebben dan gehuwde ouderen21. Ouderen ervaren minder steun dan jongere mensen. De hoeveelheid steun die mensen naar eigen zeggen van hun omgeving krijgen, neemt af met het ouder worden22. Hoe groter het sociale netwerk is, hoe meer sociale steun mensen ontvangen uit de omgeving. Een groot netwerk kan dus door de steun die het oplevert, de gezondheid van ouderen bevorderen. Ook verkleint een groot netwerk de kans op eenzaamheid23. Naast de grootte van het netwerk is ook de frequentie van het contact met sociale relaties van invloed op de gezondheid van ouderen.
4.2 De eenzame oudere De theorie benadrukt dat eenzaamheid in eerste instantie een bepaalde situatie in iemands leven is, veroorzaakt door objectief aanwijsbare redenen (veranderingen in levensfases en/of levensgebieden). Maar de beleving en intensiteit ervan worden ingekleurd door persoonlijke standaards, sociale vergelijking en persoonlijke capaciteiten. Zo kan de eenzaamheidsbeleving van twee afzonderlijke personen in vergelijkbare situaties sterk verschillen24.
19 Hoeymans et al., 2010 20 Croezen, 2010 21 Wingen & Otten, 2009a 22 Savelkoul; 2008 23 Dykstra & Fokkema; 2007 24 Jenny de Jong Gierveld en Theo van Tilburg ;pagina 11-13
20
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
In deze afbrokkelende samenleving worden steeds meer ouderen teruggeworpen op zichzelf. In Nederland zijn 200.000 ouderen extreem eenzaam. Zij krijgen slechts eens in de vier weken bezoek. Deze groep loopt het risico, met alle komende wijzigingen (meer zelfredzaamheid, zorg meer in de eigen omgeving), groter te worden. Belangrijk is om deze groep sociaal te blijven activeren. Alleen door een Participatieladder uit te dragen wordt deze groep niet geactiveerd. Door de vraag bij diverse organisaties neer te leggen zonder de daarbij behorende gelden en mogelijkheden ook niet. Eenzaamheid onder ouderen wordt in de toekomst een serieus probleem. Dat maakt demograaf Jan Latten van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op uit demografische ontwikkelingen voor de komende decennia. Van alle 75-plussers in Nederland heeft vijf procent geen familiecontacten en krijgt dertien procent zelden vrienden op bezoek. In totaal gaat het om ruim vijftigduizend ouderen die geen familiecontacten hebben. ‘Als je naar de toekomst kijkt en die vijf procent blijft als percentage bestaan, dan groeit de groep zonder familiecontacten met tienduizenden’, aldus Latten. Overigens toont het onderzoek van Croezen (2010) aan dat contacten met mensen uit de buurt meer invloed op de gezondheid van ouderen hebben dan contacten met familie en vrienden. Vereenzaming is een van de grootste problemen onder ouderen. Van de Nederlandse 55-plussers blijkt tweeëndertig procent als eenzaam beschouwd te kunnen worden. Alleenwonende ouderen met weinig sociale relaties lopen het grootste risico op vereenzaming. Vaak zijn dat alleenstaande oudere mannen. Eenzaamheid Latten wijst daarnaast op de groei van de groep mensen zonder kinderen en het feit dat ouderparen steeds minder kinderen krijgen. ‘Dit betekent automatisch dat het risico op eenzaamheid ook groter wordt.’ Als de groep boven de vijfenzeventig jaar wordt vergeleken met de leeftijdsgroep dertigers blijkt dat maar twee procent geen familiecontact heeft. Eenzelfde percentage krijgt zelden vrienden op bezoek. Taboe Volgens directeur Jan Romme van het Nationaal Ouderenfonds krijgen ruim 200.000 ouderen hooguit eenmaal in de vier weken bezoek: ‘Veel van deze mensen komen ook nauwelijks de deur meer uit en vereenzamen steeds meer.’ Het Nationaal Ouderenfonds vindt eenzaamheid een groot taboe. Ouderen laten tussen de regels door vaak weten dat ze zich door de kinderen in de steek gelaten voelen25. Het Nationaal Ouderenfonds heeft hier onderzoek naar gedaan en feiten verzameld (bijlage 2). De laatste jaren staat eenzaamheid van vooral ouderen hoog op de sociale agenda. Niet omdat ouderen eenzamer zijn dan jongeren, maar vanwege hun kwetsbare positie in onze samenleving. Terwijl de zorgafhankelijkheid toeneemt, zien ouderen hun sociaal netwerk door het overlijden van dierbaren kleiner worden. Werden de nieuwe media lange tijd gezien als medeveroorzakers van sociale verarming, tegenwoordig worden internet en andere communicatiemiddelen steeds vaker ingezet in de strijd tegen eenzaamheid. De uitkomsten van een recent afgesloten internet-aan-huis-proefproject bij aan huis gebonden ouderen, wijzen in de richting dat hiermee een juiste weg is ingeslagen. Ook de digitalisering van de samenleving kan als een technisch en maatschappelijk succes benoemd worden. De informatie- en communicatiemogelijkheden zijn met de komst van internet en mobiele telefoons significant toegenomen. 25 www.zorgwelzijn.nl
21
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Het aantal huishoudens dat toegang heeft tot nieuwe media stijgt snel, alsook de hoeveelheid tijd die we wekelijks aan deze activiteit besteden. In 2004 zat een computergebruiker gemiddeld zestien uur per week achter het scherm26. Toch maakt men zich ook zorgen over achterblijvers, over een nieuwe sociale uitsluiting op basis van toegang tot nieuwe media (de zogenaamde ‘digitale kloof’). Daarin speelt leeftijd een steeds belangrijkere rol27. Eenzaamheid wordt dus bepaald door aantal en kwaliteit van sociale relaties. Er is sprake van eenzaamheid als er een discrepantie ontstaat tussen gewenste en gerealiseerde sociale relaties28. Het aantal sociale contacten en de ervaren kwaliteit van de sociale contacten kunnen beide bepalend zijn voor gevoelens van eenzaamheid. Mensen kunnen zich bijvoorbeeld eenzaam voelen met veel mensen om zich heen, of helemaal niet eenzaam zijn met een klein sociaal netwerk. Dit hangt af van hun eigen beoordeling van de kwaliteit van de contacten. Daarbij is ook van belang hoeveel steun zij ervaren uit hun netwerk. Langdurige eenzaamheid heeft directe gevolgen voor de kwaliteit van leven en heeft een negatieve invloed op de gezondheid29. Ouderen hebben een hogere kans op eenzaamheid, maar zijn niet per se eenzamer. In theorie hebben ouderen een grotere kans om eenzaam te worden dan jongere mensen, doordat hun netwerkgrootte afneemt. Vooral na de leeftijd van ongeveer vijfenzeventig jaar is de kans op eenzaamheid groter. Dit komt doordat verschillende gebeurtenissen zich vaak opstapelen, zoals het overlijden van een partner en van andere leeftijdsgenoten en het verlies van mobiliteit en zelfstandigheid door afnemend fysiek, cognitief en sensorisch functioneren. Toch zijn ouderen niet vaker (sterk) eenzaam dan jongere mensen30, waarschijnlijk doordat de wensen ten aanzien van sociale relaties met de leeftijd veranderen31. Met het ouder worden trekt men zich vaker terug uit sociale verbanden en is men meer op zichzelf. Het idee is dat de afname van sociale contacten samengaat met minder verwachtingen en wensen over deze sociale contacten, waardoor ouderen niet vaker aangeven eenzaam te zijn dan jongere mensen. Bijna een derde van de ouderen is eenzaam. Binnen de groep ouderen neemt het percentage eenzamen wel toe naarmate zij ouder worden. Van de 85-plussers is ongeveer de helft van de mannen en vrouwen matig of sterk eenzaam.
4.3 De vergrijzende ouderen Het missen van een sociaal netwerk bij ouderen wordt onder andere veroorzaakt doordat gezinnen kleiner zijn geworden. Daarbij wonen de kinderen ook niet altijd direct in de buurt van de ouders. In Nederland is momenteel veertien procent van de bevolking vijfenzestig jaar of ouder. De vergrijzing van onze samenleving wordt vaak als een probleem ervaren. Het ouder worden van de bevolking wordt geassocieerd met fysieke achteruitgang en dood, zaken die we eigenlijk niet willen en waar we alleen maar heel veel last van menen te hebben. De vergrijzing kost bovendien handenvol geld, steeds meer zelfs, en wie moet dat betalen? Volgens Beets en Fokkema komt in het onderzoek van NIDI naar voren dat veel mensen een groene samenleving een stuk aantrekkelijker vinden. Vaak worden oplossingen aangereikt om een verdere vergrijzing, en vooral de kosten daarvan, tegen te gaan, zonder dat het vergrijzingsproces precies wordt begrepen en de gevolgen van de aangereikte oplossingen worden overzien. Het is een misverstand dat vergrijzing en ontgroening synoniem zijn.
26 Otten, 2005 27 De Haan et al., 2004 28 De Jong Gierveld & Van Tilburg; 2007 29 Fokkema & Dykstra; 2009 30 Van Tilburg; 2007 31 Dykstra et al; 2005
22
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Vergrijzing staat voor een stijging van het aantal personen in de hogere leeftijdsgroepen (65-plussers) ten opzichte van de totale bevolking: de gemiddelde leeftijd van de bevolking stijgt, de bevolking vergrijst. Dat kan theoretisch bijvoorbeeld komen doordat: • het aantal nul tot negentien jarigen afneemt door een dalende vruchtbaarheid; • het aantal 65-plussers toeneemt door een stijgende levensverwachting; • een grote groep vijfenzestig jaar wordt (de babyboomers bijvoorbeeld); • het aantal twintig tot vierenzestig jarigen, de potentiële beroepsbevolking, daalt, door emigratie of door een ziekte als HIV/AIDS die veel slachtoffers in juist de middengroepen eist. In Nederland zijn het vooral de babyboomers en de dalende vruchtbaarheid vanaf het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw die de huidige vergrijzingsgolf veroorzaken. Ontgroening staat voor een daling van het aantal personen in de lagere leeftijdsgroepen (nul tot negentien jarigen) ten opzichte van de totale bevolking: de gemiddelde leeftijd van de bevolking stijgt ook nu, de bevolking ontgroent. Ontgroening kan worden veroorzaakt door veranderingen in dezelfde demografische grootheden. Vergrijzing en ontgroening hebben dus meestal hetzelfde effect maar zijn niet synoniem. Zij kunnen zelfs elkaars oorzaak en/of gevolg zijn: wanneer de bevolking ontgroent en de potentiële beroepsbevolking blijft gelijk van omvang, dan treedt vergrijzing op. Andersom kan ontgroening worden veroorzaakt door vergrijzing. De ontwikkeling van zowel de vergrijzing als de ontgroening is derhalve mede afhankelijk van de ontwikkeling in andere leeftijdsgroepen. De twee verschijnselen treden vaak tegelijkertijd op, maar dit hoeft niet het geval te zijn. Treedt vergrijzing op en neemt tegelijkertijd de groep twintig tot vierenzestig jarigen in omvang af, dan hoeft geen ontgroening op te treden. Het percentage nul tot negentien jarigen laat een voortdurende daling zien32. Een andere ontwikkeling is dat er sprake is van een stijging van het percentage eenpersoonshuishoudens in het totaal aantal huishoudens (van tien procent in 1950 naar vierendertig procent in 2004) en een daling van het gemiddelde aantal personen in een huishouden (van 3,93 personen in 1950 naar 2,28 in 2004). De voorspelling is dat deze trend zich nog tot 2035 voortzet en er dan sprake is van ongeveer gemiddeld 2,1 personen per huishouden. Tegen die tijd zal Nederland 3,5 miljoen alleenstaanden hebben, bijna een miljoen meer dan nu33. Sociaal isolement is daarom geen privéprobleem, maar een maatschappelijk vraagstuk dat sociaal beleid en sociale interventies rechtvaardigt34. En vanuit dit perspectief van de maatschappelijke nuttigheid van sociale netwerken voor gezondheid en sociale steun is het wel verklaarbaar waarom met name eenzaamheid bij ouderen zo sterk in de belangstelling staat. Ouderen zijn niet bovengemiddeld eenzaam, maar hebben wel bovengemiddeld zorg nodig en juist dan wreekt eenzaamheid zich door afwezigheid van sociale steun en is er meer formele hulp nodig. Des te belangrijker om deze groep nu, in het licht van de verschraling van de voorzieningen, te steunen. Naast de vergrijzing, is er ook de ontwikkeling van individualisering. In de afgelopen vijftig jaar hebben verschillende ontwikkelingen op het gebied van techniek, politiek, educatie en medische kennis ervoor gezorgd dat de zelfredzaamheid van mensen verhoogd is. Door alle ontwikkelingen en voorzieningen is de mens (in praktische zin) minder afhankelijk geworden van zijn naasten. Hierdoor is er misschien meer welvarendheid en een hogere levensverwachting, maar hoe zit het op het gebied van welzijn en welbevinden? In hoeverre voelen mensen zich nog verbonden met elkaar?35
32 Het MOAB onderzoek NIDI. Beets en Fokkema 33 Nicolaas, 2005 34 Fokkema & De Jong Gierveld, 2003; Halpern, 2005; Hortulanus et al., 2003 35 Ouderen en eenzaamheid: wel of geen probleem? L.van Beekhuizen 2009
23
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
4.4 Sociale netwerken Belang van relaties Relaties en het hebben van een sociaal netwerk spelen een hoofdrol in het wel of niet ervaren van eenzaamheid. Zoals eerder al gezegd: “tegenover eenzaamheid staat verbondenheid”. Uit het ouderenonderzoek dat door de Vrije Universiteit en het VU medisch centrum is verricht kan gesteld worden dat in het algemeen een mens verbondenheid met andere mensen nodig heeft om zich waardevol en geborgen te kunnen voelen. Bij het meten van de kwaliteit en invloed van relaties en het sociaal netwerk spelen verschillende factoren een rol: verschillende soorten relaties, functie van relaties, grootte van het netwerk, dichtheid en bereikbaarheid36. Gemiddeld genomen hebben ouderen een netwerk van tussen de veertien en achtentwintig personen. Telt een netwerk minder dan acht personen, dan neemt de kans op sterke eenzaamheid toe. Netwerkgrootte neemt af bij het ouder worden. Gemiddeld geven ouderen aan zestien sociale relaties te hebben, inclusief hun eventuele partner. Met acht van deze relaties is minstens wekelijks contact. Uit eerder onderzoek blijkt dat ouderen uit één op de zes relaties instrumentele steun ontvangen en uit één op de drie relaties emotionele steun . Het sociale netwerk rondom de oudere is zeer kwetsbaar. Het is geen vanzelfsprekende zaak om voor elkaar te zorgen of op elkaar te letten . Hierdoor raken eenzame ouderen soms contact met buren en vrienden en soms zelfs met familie kwijt. Het belang wordt steeds aangegeven van verschillende soorten relaties en ook over de verschillende functies die een netwerk kan vervullen. In veel onderzoeken wordt het belang van de omvang van een netwerk aangegeven. Oftewel: de kwantiteit. Ouderen zijn over het algemeen wel goed ingebed in sociale netwerken, zolang er geen ingrijpende gebeurtenissen plaatsvinden, zoals het verliezen van een dierbare in de omgeving, ernstige ziekte of beperkingen. Als er geen ingrijpende gebeurtenissen plaatsvinden is het welbevinden onder ouderen goed en ervaren zij hun netwerk ook als zodanig. De kwantiteit van het netwerk is dan relatief. Door aanwezigheid en sociale steun van de partner is het netwerk soms voldoende ingericht. Op het moment dat deze partner weg valt is er geen directe sociale steun en netwerk meer. De kans is dan zeer groot op vereenzaming. In die zin is het sociale netwerk zeer belangrijk. Als laatste wordt aangenomen dat er op latere leeftijd minder gemakkelijk een sociaal netwerk wordt opgebouwd en dat er daardoor kans op verschraling in het netwerk optreedt en daardoor eenzaamheid. Dit kan plaatsvinden bij een scheiding op latere leeftijd. Hoe langer het bestaan is geweest van de relatie hoe meer historie is opgebouwd. Door een scheiding kan het sociaal netwerk afbrokkelen. Eenzaamheid hoeft niet altijd het gevolg te zijn van het ontbreken van sociale relaties of sociale activiteiten. Er kunnen ook niet-sociale kenmerken aan ten grondslag liggen, zoals ziekte of persoonlijkheidskenmerken, maar dit aspect wordt in dit onderzoek niet verder meegenomen. 4.4.1 Een virtueel sociaal netwerk Overal zetten professionals en vrijwilligers zich in voor eenzame ouderen. Maar eenzaamheid wordt niet zo maar opgelost. Wat werkt, wat niet en waar valt relevante kennis te verkrijgen? Er worden initiatieven ondernomen, zoals het geven van een computercursus.
36 Jenny de Jong Gierveld en Theo van Tilburg; pagina 41-59
24
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Deze instrumenten worden in verschillende combinaties en aangevuld met de ‘traditionele’ toepassingen van e-mail en websites toegepast om virtueel sociaal kapitaal te organiseren. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om contacten op straatniveau37, op wijkniveau38, opsporen van oude contacten uit vroegere woonplaatsen39 of vroegere studieplaatsen 40. Daar waar de fysieke leefwereld een teloorgang kent van ‘derde plaatsen’41 waar mensen elkaar naast huishouden en werk (eerste en tweede plaatsen) kunnen ontmoeten, zien we een toename van virtuele derde plaatsen, digitale hangplekken waar internetgebruikers elkaar treffen. Een voorbeeld hiervan is Esc@pe. Het project is opgezet door SeniorWeb, de Zonnebloem en het Rode Kruis. De deelnemers: vijftien eenzame ouderen die door een handicap of chronische ziekte aan huis zijn gebonden. Nu ze hebben geleerd om gebruik te maken van internet, kunnen ze gemakkelijker nieuwe contacten leggen en krijgen ze toegang tot informatie en amusement. Een ervaring van een deelnemer aan een computercursus: “Ik was hier toch een beetje aan het vereenzamen. Als je wereld kleiner wordt... Dan zit je hier, dan zit je doelloos eigenlijk. En nou dit met die computer. Je bent bezig, de tijd vliegt. Toen wij eenmaal doorhadden, ook van het mailen, kijk, dan leer je van elkaar... Ik vind dit een hele verrijking, ja echt”. Maar er zijn ook zaken die minder goed gaan dan gehoopt. De doelgroep van Esc@pe beantwoordt niet geheel aan de criteria (alleen wonen) en het blijkt niet eenvoudig de eenzaamste kandidaten te selecteren. Verder zijn niet alle vrijwilligers die de deelnemers thuis komen helpen vaardig genoeg op de computer. Al even frustrerend zijn de technische kinderziekten. Ondanks de voorlichting heeft niemand gebruik gemaakt van de helpdesk. Tussen 2001 en 2005 kregen zeventien projecten over het bestrijden van eenzaamheid onder ouderen geld van de Stichting Sluyterman van Loo. De stichting hoopte hiermee een ‘speeltuin’ aan activiteiten te creëren en wilde daarnaast praktijk en wetenschap samenbrengen. Daarmee zou er meer kennis komen over de effectiviteit van dergelijke projecten. Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) kreeg de opdracht het effect van de projecten te onderzoeken. Later is hieraan een procesevaluatieonderzoek toegevoegd. Aan beide onderzoeken heeft ook de Vrije Universiteit (Sociale Gerontologie) meegewerkt. Oktober 2005 verscheen het rapport Eenzaam en dan? De (on) mogelijkheden van interventies bij ouderen. In mei 2006 bracht het NIDI het eindrapport Aanpak van eenzaamheid: ‘helpt het?’ uit. Aan de projecten is te zien dat er zeer vindingrijke ideeën leven. Wel valt op dat ze alle uitgaan van het aanbieden van meer contactmogelijkheden. Het effectonderzoek maakt duidelijk dat inzet en goede bedoelingen niet volstaan. Van de tien nader onderzochte projecten blijken er slechts twee geslaagd. Vier ervan hadden hooguit een zekere preventieve werking42.
37 www.versailleslaan.nl 38 www.wijkinfo.nl 39 www.rotterdammers.nl 40 www.vriendentrefpunt.nl of www.schoolbank.nl 41 Oldenburg, 1999 42 Op www.stsvl.nl, de website van de Stichting Sluyterman van Loo, kan het onderzoeksrapport Eenzaam en dan? de (on)mogelijkheden van interventies bij ouderen worden gedownload
25
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
4.5 Conclusie De Nederlander wordt ouder en het aantal ouderen stijgt de komende jaren. Een stijging van leeftijd betekent ook een ander dilemma. Ouderen hebben meer zorg nodig. Zorg die meer in de eigen omgeving komt te liggen, maar er niet altijd is door wijzigingen in de persoonlijke omstandigheden. De maatschappij ontgroent en de eenpersoonshuishoudens nemen toe. Dit zijn enkele aspecten die aangegeven worden als reden voor de toename van de eenzaamheid onder ouderen. Naarmate mensen ouder worden neemt hun sociale netwerk af. Dit komt mede doordat gezinnen kleiner worden en kinderen minder tijd aan de ouders kunnen besteden. Overigens zijn contacten met buurtgenoten belangrijker dan de eigen kinderen. Door het afnemen van het sociale netwerk vergroot de kans op eenzaamheid. Ouderen zijn niet per definitie eenzamer dan jongeren, maar hun kwetsbaarheid is groter en door de kwetsbaarheid is het risico op een minder gezond leven aanwezig. Het missen van een sociaal netwerk wordt als grootste belemmering gezien bij eenzaamheid onder ouderen. Er zijn mogelijkheden ondernomen om media als communicatiemiddel in te zetten bij het vergroten van het netwerk. Echter, deze zijn niet geslaagd, doordat ze niet verankerd zijn en er niet voldoende mensen zijn om de communicatie te onderhouden. Onderzoeken hebben wel aangetoond dat er behoefte is aan contactmogelijkheden onder ouderen. De sociale omgeving speelt hierbij een belangrijke rol. Niet alleen voor het voorkomen van eenzaamheid, maar is ook van invloed op de psychische en lichamelijke gesteldheid. Geconcludeerd kan worden dat sociale steun bestaande uit emotionele steun belangrijker is dan instrumentele steun. Naast de grootte van het netwerk is ook de frequentie van het contact met sociale relaties van invloed op de gezondheid van ouderen. Als er meer geïnvesteerd wordt in het bieden van sociale steun, het versterken van het sociale netwerk, zal dit een positieve bijdrage hebben aan het verminderen en verlichten van de eenzaamheid. Er kan geconcludeerd worden dat een deel van de eenzaamheid het resultaat is van het succes van de ontwikkelingen over de afgelopen jaren. Door betere medische ontwikkelingen, goede voorzieningen en daardoor meer zelfstandige ouderen is de gerichtheid op de omgeving mogelijk ook minder geweest. De minder verbondenheid daardoor met elkaar kan nu problemen opleveren. En vanuit dit perspectief van de maatschappelijke nuttigheid van sociale netwerken voor gezondheid en sociale steun is het wel verklaarbaar waarom met name eenzaamheid bij ouderen zo sterk in de belangstelling staat.
26
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Hoofdstuk 5 Praktijkonderzoek In de voorgaande hoofdstukken is de ontwikkeling aangegeven van het oplopen van de eenzaamheid onder ouderen. Enerzijds komt dit door de veranderende wetgeving waardoor voorzieningen in het domein welzijn veranderen en anderzijds doordat het sociale netwerk rondom ouderen verkleind. Deze veranderingen tezamen hebben mij uitgedaagd om naar een oplossing te kijken. Er zijn verschillende opties die hiervoor in aanmerking zouden kunnen komen. Bovenaan staat dat het zinvol is om ouderen te laten participeren in de samenleving. Dit kan door het inzetten van de ouderen in (vrijwilligers)werk. Een tweede optie is het inzetten van een andere doelgroep, jongeren, in het sociale netwerk van ouderen. Echter, zijn de jongeren hiertoe wel bereid en sluit hun belevingswereld aan bij die van de ouderen? Een derde optie is het inzetten van social media, waarbij het risico aanwezig is dat dit kan leiden tot verdere vereenzaming, doordat er geen rechtstreeks contact meer is. Het laatste klinkt wellicht wat drastischer en ligt als maatschappelijk vraagstuk erg gevoelig. Dit heeft te maken met de laatste levensmaanden van de (zieke oudere) patiënt. Is het aan te bevelen om de laatste maanden niet te begeleiden zodat zieke ouderen een paar maanden eerder sterven? Dit vergt dusdanig verder onderzoek dat het in dit kader niet mogelijk is. In eerste instantie richt ik mij op de jongere doelgroep die een groot sociaal netwerk heeft. Het sociale netwerk van de jongeren is dermate anders dat het lastig lijkt om deze twee doelgroepen, jongeren en ouderen, op elkaar aan te laten sluiten. Ik wil in de praktijk toetsen of er een mogelijkheid bestaat om de digitale jongeren als ‘instrument’ in te zetten voor het verlagen van de eenzaamheid van de ouderen.
5.1. Onderzoeksopzet Binnen een exploratief onderzoek laten zien dat er een relatie bestaat tussen de maatschappelijke ontwikkelingen en de belevingswereld van de eenzame ouderen is in een dergelijk korte termijn niet mogelijk. Hiervoor zal meer tijd nodig zijn. Ik wil wel aantonen dat het hypothesevormend is en een start kan zijn om een instrument als social media platform (virtueel platform) in te zetten om de eenzaamheid bij ouderen te verlichten. Ik wil vooral mijn uitgangspunt exploreren of er door middel van een virtueel instrument aan de informele zorg (meer aandacht voor de eenzame oudere) een bijdrage geleverd kan worden. Naar aanleiding van het onderzoek en de conclusies dat sociale netwerken en -steun in de naaste omgeving de belangrijkste bijdragen zijn om eenzaamheid te voorkomen, is mijn gedachte uitgegaan naar het inzetten van jongeren. Tot dusver lijkt het er op dat de jongeren geen enkele reden hebben om zich meer met de sociale omgeving bezig te houden. Hun wereld geeft zoveel impulsen en zoveel mogelijkheden dat ze daar al meer dan genoeg mee bezig zijn. Op dit moment zie je daar wel een kentering in komen. De economie loopt terug en de jongeren merken deze verandering direct in hun eigen omgeving. In gezinnen moet men een stapje terug in luxe, de portemonnee wordt minder gevuld, er wordt meer gesproken over de veranderingen in de toekomst en men moet meer op elkaar leunen en voor elkaar zorgen. Jongeren die door de digitale wereld betrokken worden bij de maatschappelijke ontwikkelingen zullen meer de noodzaak voelen om wat te gaan doen. Hun ogen sluiten past ook niet bij deze doelgroep. Ook in hun eigen omgeving zien ze veranderingen die effect hebben op de ouderen. Kijkend naar het mediagebruik van jongeren en in het bijzonder hun internetgedrag, is het verwonderlijk dat de verbinding tussen burgerschapsvorming en mediawijsheid na het advies van de Raad van Cultuur uit 2005 niet verder is uitgewerkt.
27
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Het mediagebruik van jongeren is vooral mediagedrag: ze doen volop mee en brengen dan ook veel vaker dan hun opvoeders en leraren in hun jeugd ook iets teweeg. Hun mediagebruik is dus in feite al volop actief op het gebied van democratie, participatie en identiteit. Daarnaast zijn met name de nieuwe media ook nog eens de ideale gereedschappen om kinderen hierin verder te scholen. De vraag is dus vooral: participeren ze met de nieuwste media op het front waar de ouderen ze willen hebben of waar de maatschappij nu behoefte aan heeft? Participatie, oftewel het meedoen op allerlei niveaus in de samenleving, is vanuit het oogpunt van de nieuwe media uiterst gemakkelijk. Het web is een platform dat door jongeren al volop wordt ingezet om te participeren: iedereen kan zich aansluiten bij sociale netwerken, zijn stem laten horen, en meebeslissen over zaken die aan de orde zijn. Een heel andere vorm van participatie is het deelnemen aan peer-to-peer netwerken. Deze vorm van onderlinge uitwisseling van auteursrechtelijk beschermd materiaal (films, muziek, games) laat zien dat de huidige wetgeving niet meer aansluit bij de nieuwe praktijk, die niet simpel af te doen is als ‘onwettig’. Matt Mason schreef hier een belangrijk boek over, dat is vertaald als ‘Piraterij’ . Jongeren participeren dus nu al heel veel, maar ze doen dat vooralsnog vooral in het kader van spel en ontspanning. Ze creëren en beleven hun wereld. De school kan ze leren om vanuit een burgerperspectief de nieuwe media in te zetten voor de publieke zaak en voor het bereiken van persoonlijke doelen43.
5.2 Interviews In dit onderzoek heb ik ervoor gekozen om bovenliggende interviews te houden. Bovenliggend betekent in dit verband dat er geen interviews zijn gehouden met specifieke doelgroepen, maar met experts die zich bezig houden met vraagstukken op het gebied welzijn, jongeren, ouderen en communicatie. Vanuit deze interviews verwacht ik met de voorgaande literatuurkennis om mijn hypothese te kunnen onderbouwen over de inzet van social media en jongeren in de leefwereld van de eenzame oudere. Ik heb vooraf vragen geformuleerd die ik niet allemaal beantwoord heb gekregen. De interviews hebben voor mij een zeer goede bijdrage geleverd aan het onderbouwen van mijn hypothese. Allereerst ben ik begonnen met een oriënterend groepsgesprek binnen mijn eigen organisatie Stichting De Meerpaal: te weten met een jongerenwerker, een communicatiemedewerker en een makelaar maatschappelijke stage. De seniorenwerker was niet in staat om het gesprek te voeren en is er met de Manager Welzijn gesproken over dit onderzoek. Dit gesprek was bedoeld om te toetsen of er een meerwaarde gezien wordt om de eenzame oudere in contact te brengen met de virtuele jongere. Het daaropvolgende enthousiasme was voldoende om hier verder onderzoek naar te doen. Gezamenlijk hebben we de conclusie getrokken dat indien er een mogelijkheid bestaat om jongeren en ouderen aan elkaar te koppelen, dit project in het najaar daadwerkelijk zal worden opgepakt.
43 Handboek Mediawijsheid op School; Mijn kind online; 2010
28
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Om mijn voorgaande onderzoek te onderstrepen in de dagelijkse praktijk heb ik interviews gehouden met de volgende experts: • De heer Han Nooten (expertise: verzorgingsstaat; onderwijs; jeugd; ouderen en politiek bestuur) • Mevrouw Nelleke Vedelaar (expertise: ouderen; welzijn; wijkgericht werken; maatschappelijke opvang en cultuur) • De heer Jack de Swart (expertise: jongeren; onderwijs en jeugdzorg) • Mevrouw Ariane Bruining (expertise: communicatie) Bovengenoemde respondenten begeven zich op de terreinen overheidstaken, welzijn (jong en oud) en communicatie. Zij hebben hun mening weergegeven op de problematiek die ik hun heb voorgelegd met een aantal vragen. Het waren open gesprekken waarbij de vragen niet één op één zijn doorgenomen. Zij hebben mij de mogelijkheid gegeven om de problematiek van de eenzame oudere in een breder perspectief te plaatsen. Door de boeiende gesprekken heb ik veel inzichten meegekregen die hebben geleid tot een antwoord op de kennisvraag. De heer Han Nooten, voormalig fractievoorzitter PvdA 1e kamer nu burgemeester Dalfsen Hierbij is het vragenformulier (bijlage 3) gehanteerd. Gaandeweg het gesprek, waarbij mijn insteek vooral gericht was op het leveren van een bijdrage van de jongeren aan de eenzame ouderen, werd mijn beeld bijgesteld. Mijn afstudeeronderzoek had toen nog de benaming: ‘de jeugd en hun welzijn’!? De heer Nooten maakte mij duidelijk dat het vertrekpunt dat ik hanteerde om de jongeren meer in beweging te krijgen en meer sociaal te activeren, volstrekte onzin was. Hij verwees naar enkele publicaties waar voortdurend verwezen wordt naar de asociale jongere. Zijn beeld was daarentegen totaal anders. Hij gaf aan dat niet de jongeren asociaal zijn, maar de ouderen doordat deze groep voortdurend het beeld wil vasthouden van hun eigen jeugd. Hierin zag ik wel direct een link naar Jennifer Deal44 die in haar onderzoek ook verwijst naar het niet willen los laten van de invloed door de oudere generatie aan de jongere. Hij stelde mij de vraag of ik er wel eens aan had gedacht om de ouderen in de leefwereld van de jongeren te brengen. Dit bracht een andere dimensie naar voren en was anders dan mijn eerste insteek om vanuit een bepaalde keuzevrijheid van jongeren, hen een maatschappelijke bijdrage te laten leveren aan het dreigende welzijnstekort. De heer Nooten benoemde het dilemma waar we voortdurend mee blijven zitten als we het beeld blijven hanteren van de luie, niet sociale jongere. Dit is een stempel dat we niet meer moeten hanteren, omdat het niet slaat op de realiteit. De opkomst van sociale netwerken heeft een enorme impact in deze maatschappij. Communicatie is interactie en dwingt tot reageren. De wereld van de jongeren is erg groot en ze staan met iedereen in verbinding waarmee ze in verbinding willen staan. Wat als de belevenis van de jongeren centraal wordt gesteld in de informele zorg richting de eenzame ouderen? Deze doelgroep heeft namelijk sterk behoefte aan contact. Vaak nog meer dan de directe zorgtaken. De heer Nooten zag in de praktijk ook duidelijk deze behoefte en de mogelijkheden daarvan. Koppel de belevenissen van de jongeren, die zich veelal afspelen in de digitale wereld, aan de behoefte tot contact van de eenzame ouderen. Dit verbetert de veiligheid en er komt een natuurlijk signaleringssysteem op gang.
44 Jennifer Deal (2007) van het Center for Creative Leadership naar generatieverschillen in de Verenigde Staten
29
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
De jongeren van deze tijd is wel bereid om vanuit de eigen virtuele beleving contacten te onderhouden, maar zoekt volgens de heer Nooten niet het fysieke contact met de ouderen. Om wat meer binding met de personen te krijgen benoemde hij het oprichten van een virtuele gemeenschap. Zorg er voor dat de ouderen in de wereld integreren van de jongeren en niet andersom! Dit gesprek gaf mij dusdanig veel inzichten dat ik aannam dat de weg die ik aan het inslaan was wel een goede was, maar dat ik deze meer moest inslaan vanuit het gezichtspunt van de eenzame ouderen. De reden zijn de veranderingen in het sociale stelsel (het domein welzijn), de gevolgen zijn de groter wordende groep eenzame ouderen en een oplossing kunnen de digitale jongeren zijn. Mevrouw Nelleke Vedelaar, wethouder te Zwolle met o.a. de volgende zaken in portefeuille; welzijn, wijkgericht werken, maatschappelijke opvang en cultuur Ook hier is het vragenformulier (bijlage 3) gehanteerd. Mevrouw Vedelaar merkt in de dagelijkse praktijk dat partijen het lastig vinden om de kansen die ontstaan door een terugtrekkende overheid op te pakken. Er is een zorgvraag die verandert en de ouderen hebben niet voldoende kennis en zelfredzaamheid om deze veranderingen zelfstandig aan te pakken. Ook ziet ze bij organisaties een verkramping ontstaan in het willen blijven bieden van welzijn voorzieningen en het niet weten hoe dit te realiseren met alle sociaal stelsel- en financiële wijzigingen. Organisaties zijn nog niet zover dat ze de bedreigingen kunnen zien in het licht van mogelijkheden. Er is hulp nodig om beide partijen met elkaar in contact te brengen en toe te werken naar mogelijkheden. In het gesprek is aandacht gegeven aan het actuele thema ‘meer wijkgericht werken’. Bij alle huidige veranderingen wordt er meer gekeken naar de daadwerkelijke omgeving van mensen. De Civil Society is de wijk waarin ouderen en jongeren samen wonen en waar men elkaar kan helpen. Mevrouw Vedelaar benoemde dat wijken waar veel behoefte is aan contact de zogeheten achterstandswijken zijn. Ouderen trekken zich daar sneller terug uit de samenleving. Verschraling van de voorzieningen kan betekenen dat deze groep zich nog verder terugtrekt met alle gevolgen van dien. Jongeren bewegen zich in een achterstandswijk ook anders. Specifiek zijn de jongeren uit de zogeheten bijstandsgezinnen genoemd. We hebben besproken wat de effecten zouden zijn als in een achterstandswijk jongeren aan ouderen gekoppeld zouden worden. Het idee ontstond om jongeren uit bijstandsgezinnen (vaak niet in het bezit van een computer of Ipad) te koppelen aan een groep ouderen. De meerwaarde voor de jongeren is dat er een mogelijkheid gaat ontstaan om in het bezit te komen van een digitaal apparaat wat normaliter voor deze doelgroep niet te betalen is. Ze komen wel met de digitale wereld in aanraking op school, maar hebben thuis zelden de nieuwste technologische snufjes. Het voordeel voor de jongeren is dat de (digitale) wereld groter wordt en dat zij daardoor een betere aansluiting vinden bij hun leeftijdsgenoten. De meerwaarde voor de eenzame ouderen is dat er gemakkelijk contacten kunnen worden gelegd. Men hoeft elkaar niet te kennen, maar kan wel in contact treden met elkaar. Daarnaast is het een groot voordeel dat het zich in dezelfde wijk afspeelt. Er is een gedeelde noemer, namelijk de wijk. Dit kan al verschillende communicatievormen opleveren. Men voelt zich verantwoordelijk voor de plek waar men woont. Behalve de contacten die ontstaan kan het ook een bijdrage leveren aan de sociale veiligheid in de wijk en het vergroten van verbondenheid.
30
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
De heer Jack de Swart, Associate Lector Community Care & Youth aan de hogeschool Saxion docent bij de Masteropleidingen Health Care & Social Work en de Master Advanced Nursing Practice De heer De Swart heeft als taakgebied onderzoek op het gebied jeugdzorg en is in die zin geïnteresseerd in onderwerpen die te maken hebben met het activeren van de jeugd. Hij benoemde de onderzoeken en publicaties van Movisie waar veel aandacht wordt gegeven aan het domein welzijn, jongeren als vrijwilliger en de wereld van de ouderen. Hij verwees ook naar de site van Stichting ‘mijn kind online’ (is een kenniscentrum jeugd en media) over de koppeling van de jongeren door middel van social media en het domein welzijn. De ambitie van deze stichting is dat alle kinderen media kunnen inzetten voor de eigen ontwikkeling, het eigen welzijn en dat van anderen. De heer de Swart benoemde dat ze daar sociale doelen steunen door middel van Social Media. Deze stichting gaat niet alleen uit van mediawijsheid, maar zij geven aan dat ook ondernemerschap en burgerschapsvorming hierbij essentieel zijn. Met de heer De Swart heb ik vooral van gedachten gewisseld over de wijze waarop de jeugd zich beweegt en hoe zij enthousiast gemaakt kunnen worden om verbinding te leggen met de doelgroep eenzame ouderen. Volgens de heer De Swart is dit lastig. Hij verwees hierbij naar zijn eigen zoon die zeer digitaal is aangelegd, maar hij liet er geen enkele twijfel over bestaan dat zijn zoon niet ook maar één stap zou zetten om een verbinding te maken met een oudere. In zijn beleving had hij het (en dat gold voor meer jongeren volgens hem) al druk genoeg met zichzelf. Op mijn vraag of een nieuw gadget in de vorm van een Ipad of iets dergelijks hem over de streep zou helpen, gaf hij ook een ontkennend antwoord. Er moet meer zijn dan alleen maar een apparaat. Volgens hem moet er ook interesse bij de persoon zijn om een bijdrage te willen leveren aan het verlichten van de eenzaamheid van ouderen. Zijn advies was om een verbinding te leggen tussen jongeren die een gerichte maatschappelijke opleiding volgen. Zij zullen eerder genegen zijn om ouderen te ondersteunen. Mevrouw Ariane Bruining, onderneemster en eigenaresse van het communicatie bureau Visionreality Bij dit interview is gebruik gemaakt van een vragenlijst (bijlage 4) en was het gesprek vooral gericht op het communicatie platform. Zij heeft een boek geschreven “trending topic; social media voor ondernemers”. Wat dit boek bijzonder maakt ten opzichte van andere boeken is dat niet de techniek centraal staat, maar de mens en de boodschap; Wat wil je vertellen, wat is je doel, wie wil je bereiken en waar vind je jouw doelgroep? Op welke manier communiceer je en hoe houd je contact? Dit zijn vervolgens de vragen die wij in het interview hebben laten terugkomen. Zij vertelde dat het boek ook is bedoeld voor ondernemers die enigszins drempelvrees hebben op het gebied van social media en dat dit wel vergelijkbaar is met de drempel die eenzame ouderen kunnen voelen. Bekend maken met social media is belangrijk om ze over deze drempel te helpen. Jongeren kunnen in haar beleving een goede doelgroep zijn om hier een bijdrage in te leveren. Belangrijk is dat er een meerwaarde moet zijn voor de jongeren over het doel en de inhoud. Voor de eenzame ouderen is de meerwaarde om met social media te leren werken. Dit vraagt van hen dat ze open staan voor de communicatie van de jongeren. Ik heb haar gevraagd wat de meerwaarde voor jongeren zou kunnen zijn. Zij gaf aan dat ouderen veel te vertellen hebben aan jongeren. Dat jongeren hier ook wel voor open staan. Via social media wordt dit interessanter. Een oudere kan een heel interessant verhaal hebben, maar dit misschien niet altijd even goed (en snel genoeg) via de mondelinge communicatie overbrengen. Als je dan in de digitale belevingswereld blijft van jongeren zullen ze eerder geneigd zijn om te blijven communiceren. Daarnaast zijn er op dit moment ook allerlei
31
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
digitale spellen, zoals Wordfjeud en Rumble waar jong en oud aan meedoet. Jong en oud vindt dit leuk, dus dit zou ook een brug kunnen slaan. Deze twee groepen met elkaar verbinden is volgens haar zeker een optie en in het huidige digitale tijdperk eigenlijk ook een must om in de snelheid van alle technologische ontwikkelingen met elkaar in verbinding te blijven staan.
5.3 Conclusie Van alle respondenten heb ik andere gezichtspunten en informatie meegekregen. Het heeft mij geholpen de focus vast te houden, maar het heeft mijn beeld van de eenzame ouderen en de behoeften aan contact niet gewijzigd. Het heeft mij gesterkt in mijn beleving dat jongeren en ouderen aan elkaar gekoppeld kunnen worden en wat voor elkaar kunnen betekenen. In de gesprekken werd duidelijk uitgesproken dat de huidige generatie jeugd niet asociaal is, oftewel minder gericht op de omgeving. Zij staan alleen op een andere manier in verbinding met anderen. Ze zijn sneller en slimmer door alle informatie die op hun afkomt en daar wordt nu door de ouderen te weinig gebruik van gemaakt. Alle respondenten gaven aan de meerwaarde voor diverse partijen te zien. Voor de lokale overheden en organisaties kan dit een instrument zijn om in te zetten om een kleine bijdrage te leveren aan de verschraling van de voorzieningen en het versterken van de informele zorg die meer in de directe omgeving komt te liggen. Dit draagt dan weer bij aan de zelfredzaamheid van de ouderen. Voor de jongeren is er de meerwaarde om op een informele wijze begeleiding en informatie te ontvangen van de ouderen. Voor de eenzame ouderen benoemden alle respondenten dat de veiligheid vergroot kan worden door het feit dat deze groep meer en op ieder gewenst moment contact met de buitenwereld kan hebben. Daar tegenover staat dat de ouderen het prettig zullen vinden om hun kennis over te dragen. Kennis die voor jongeren bruikbaar kan zijn. Voor mij waren deze gesprekken goed om bevestigd te krijgen dat er kansen zijn om deze beide groepen met elkaar te verbinden. Een kanttekening was er vooral in het vasthouden van realisme. Om een dergelijk concept te laten slagen is het belangrijk om stap voor stap te gaan werken. Niet met grote groepen starten. Als het een succes wordt kan het gemakkelijk uitgebreid worden. Een optie die ook meerdere malen werd genoemd is het betrekken van de scholen. De doelgroep jongeren is ook de doelgroep die maatschappelijke stages verricht. Dit zou een mogelijkheid kunnen zijn om hen een eerste stap te laten maken.
32
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Hoofdstuk 6 6.1 Conclusies In de vorige hoofdstukken is ingegaan op de maatschappelijke ontwikkelingen en de eenzame en de vergrijzende ouderen in de huidige maatschappij. Het is duidelijk geworden dat sociaal isolement geen privé-probleem is, maar een maatschappelijk vraagstuk dat sociaal beleid en sociale interventies rechtvaardigt. De overheid verwacht dat de omgeving het sociale bindweefsel wordt voor de ouderen. De (semi) publieke organisaties die zich nu bezighouden met het maatschappelijke vraagstuk van de eenzame ouderen ontvangen minder financiële middelen maar behouden wel de taak om de welzijn voorzieningen in stand te houden. De Participatieladders die nu als instrument worden gebruikt helpen niet om het bestaan van de eenzame oudere te verlichten. Dit is een theoretisch instrument dat vooral door de lokale overheden gebruikt wordt, maar dat niet als zodanig ingezet kan worden voor het voorkomen en het verlichten van het bestaan van de eenzame ouderen. Beschreven is hoe de partijen meegaan in de veranderingen en wat de consequenties hiervan kunnen zijn. Er zullen alternatieven moeten worden gezocht om dit maatschappelijk vraagstuk op te lossen. Een aantal alternatieven met de effecten ervan worden hieronder weergegeven. • Ouderen weer in het (vrijwillige) werkproces betrekken. Dit is een mogelijkheid, maar dit heeft een negatief effect voor de jongeren die de arbeidsmarkt nog op moeten gaan. Ouderen op vrijwillige basis betrekken bij het vrijwilligerswerk is een goede optie. Of dit een makkelijke oplossing is om de eenzame oudere te betrekken bij de samenleving is nog niet helder. Ze komen niet spontaan weer in de samenleving. Men mag aannemen dat als dit een optie was geweest, ze dit al zelf hadden gedaan. • Minder begeleiding in de laatste levensmaanden van de zieke ouderen. Dit zal het sterftecijfer verhogen en geeft een lager aantal eenzame ouderen. Dit is echter geen acceptabel maatschappelijke oplossing en zal op zeer veel weerstand stuiten. Daarbij is er in dit onderzoek geen aandacht gegeven aan deze materie. • Meer formele hulp bieden. Dit is met de huidige maatschappelijke ontwikkelingen (WMO) geen optie. De formele hulp dient zich te verplaatsen naar meer informele hulp in de directe omgeving van de ouderen. Door het verschuiven van de verantwoordelijkheden en het beperken van financiële middelen zijn er geen mogelijkheden om extra formele hulp aan te bieden. • Een andere manier van ontmoeten creëren. De oudere van nu verstaat in het algemeen onder ontmoeten een persoonlijke fysieke ontmoeting. Dit is een mogelijkheid zolang de oudere nog actief deelneemt aan maatschappelijke activiteiten. Op het moment dat dit niet meer een vanzelfsprekendheid is dient er een andere manier gezocht te worden. Dit kan door de huidige technologische ontwikkelingen. Meer ontmoeten via social media vanuit huis. • Ouderen verbinden met andere doelgroepen. Ouderen kampen vaak met dezelfde problemen. Ze zijn minder mobiel en de mogelijkheden tot ontmoeten bevinden zich vaak binnen dezelfde kring. Als de groep eenzame ouderen verbonden gaan worden met de jongeren is er een mogelijkheid om dit te doen via social media. Het effect is een snellere contactmogelijkheid vanuit huis. Gaandeweg doemt het beeld op dat de jongeren een bijdrage kunnen leveren aan de verschraling van de ontwikkelingen op het domein van welzijn. De jongeren zijn mondiger en weten door alle technologische ontwikkelingen sneller informatie tot zich te nemen en laten zich in die hoedanigheid niets wijs maken. Is er dan een mogelijkheid om de kennis en ervaring van jongeren in te zetten in het netwerk van ouderen?
33
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
In het licht van alle maatschappelijke ontwikkelingen en de effecten voor de ouderen heb ik in mijn onderzoek gezocht naar de mogelijkheid om een strategie te ontwikkelen om de eenzaamheid bij ouderen te verlichten. Mijn hypothese is grotendeels bevestigd vanuit de literatuur dat het een meerwaarde heeft om de contactwereld van de ouderen te vergroten. De naaste omgeving, soms zelfs letterlijk de buurt, is hierbij zeer belangrijk. De contactmogelijkheden via social media zijn tegenwoordig ongekend. Uit alle onderzoeken blijkt dat het hebben van relaties en contactmogelijkheden van groot belang is om niet (verder) eenzaam te worden. Uit de oriënterende gesprekken is een beeld te vormen van de mogelijkheden tussen de digitale jongeren en de eenzame ouderen. Aangevuld met de uitkomsten van het literatuuronderzoek levert dat het volgende beeld op: • De macht over mensen verschuift in handen van de autoriteit in plaats van de meerderheid. • De communicatie wordt op jongere leeftijd directer, opener en realistischer. • Opleiden en leren komen steeds dichter bij elkaar te liggen. En men blijft leren. De ouderen staan open
om te integreren in de virtuele wereld van de jongeren.
• De belevenis van jongeren richt zich op snelle digitale actie. • De behoefte van ouderen richt zich op contact. Met alle voorgaande informatie kan de centrale kennisvraag beantwoord worden. “Is er een strategie te ontwikkelen om eenzaamheid bij ouderen te verlichten?” Deze centrale vraagstelling wordt ondersteund door drie deelvragen: 1. Wat betekent eenzaamheid voor de ouderen? 2. Wat zijn de specifieke behoeften van de (eenzame) ouderen die zij stellen aan participatie in de maatschappij? 3. Welke instrumenten kunnen ingezet worden om de eenzaamheid onder ouderen te verlichten? Wat betekent eenzaamheid voor de ouderen? Eenzaamheid is niet feitelijk vast te stellen, maar het is een manier waarop iemand zijn of haar situatie ervaart. De omstandigheden spelen een rol, maar het hangt ook sterk samen met de persoonlijkheid en waarde toekenning. In diverse literatuur is te vinden dat het gaat om verbondenheid. Verbondenheid met de omgeving en met de mensen in die omgeving. Wanneer het sociale netwerk niet goed functioneert of niet de juiste rol kan vervullen, kan hulpverlening ingezet worden om het netwerk weer te versterken (zij kan niet de functie van het netwerk overnemen). Eenzaamheid valt in het algemeen pas op, op het moment dat er wat gebeurt. Vaak blijkt er dan geen vangnet te zijn. Eenzaamheid is geen ‘synoniem’ voor alleen zijn. Iemand kan zich alleen voelen in aanwezigheid van een groot gezelschap, terwijl iemand die alleen is zich niet eenzaam hoeft te voelen. Pas als het gevoel negatief wordt dan is er sprake van eenzaamheid. Er is sprake van sociale eenzaamheid als men contacten mist met mensen waarmee men bepaalde gemeenschappelijke waarden deelt. Eenzaamheid is voor ouderen een kwetsbaarheidsrisico. Kwetsbaar in die zin dat aangetoond is dat eenzaamheid psychische en fysieke klachten kan veroorzaken. Een eenzame oudere is niet vanzelfsprekend bij machte om dit te verminderen. Door de veranderingen in de wetgeving zal hier een verdere verschraling in optreden. Dat kan betekenen dat de sociale problematiek onder ouderen toeneemt.
34
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Wat zijn de specifieke behoeften van de ouderen die zij stellen aan participatie in de maatschappij? Maatschappelijke participatie betekent actief meedoen in de samenleving. Ouderen hebben relatief veel tijd te besteden en willen zich nog graag nuttig en gewaardeerd voelen. Bovenaan staat dat ze een prettige en gezonde leefomgeving willen hebben. Andere aspecten zijn: een leefomgeving waarin ze kunnen delen, plezier en keuzevrijheid en veiligheid hebben. Ouderen hebben veel kennis en (levens)ervaring en willen dit graag delen. Er moet dus ruimte zijn om hun talent in te kunnen zetten. Het leveren van een maatschappelijke activiteit geeft de ouderen een doel. Ze willen zo lang mogelijk het eigen initiatief houden. Het verbonden voelen met een ander levert vreugde en geluk en uiteindelijk gezondheid op. Het draagt bij aan een actieve levenswijze. Er is dus één concrete, steeds terugkerende, specifieke behoefte en dat is contact! Dat is wat uit het onderzoek duidelijk naar voren is gekomen. Het sociale netwerk is voor ouderen zeer belangrijk. Als dit niet voldoende aanwezig is, wordt de eenzaamheid vergroot. De omvang van het netwerk is niet het allerbelangrijkste. De emotionele steun daaruit wel. Daarnaast is de verbondenheid met de samenleving voor ouderen een manier om toch nog een steentje bij te dragen aan diverse maatschappelijke taken. Die verrichten ze veelal als vrijwilliger. Welke instrumenten kunnen worden ingezet om de eenzaamheid onder ouderen te verlichten? Uit de literatuur en uit de interviews komt naar voren dat er een oplossing mogelijk is in het contact tussen jongeren en ouderen. Dit geldt niet voor iedere jongere. Er moet wel een meerwaarde gezien worden. Een jongere die niets heeft met een oudere zal niet snel in beweging komen om hierin wat te betekenen. Jongeren en ouderen kunnen niet zomaar gekoppeld worden. Uitgaande van een instrument is social media een mogelijkheid. Het is het overwegen waard om in de periode dat jongeren een maatschappelijke stage moeten verrichten hen in te zetten om een eerste verbinding te leggen. Dit zal dan de eerste verbinding kunnen zijn in de trant van het helpen leren omgaan met de digitale wereld. Ouderen op weg helpen met social media en hun drempelvrees weg te halen. Ouderen moeten leren dat social media een ontmoetingsplaats kan zijn. Het in contact brengen met social media is een eerste stap, maar ze moeten contact blijven houden en blijven ontmoeten. Een mogelijkheid is om jongeren die dat willen in contact te brengen via social media met ouderen. “Is er een strategie te ontwikkelen om eenzaamheid bij ouderen te verlichten”? De uitkomst is helder. Voor alle partijen is er een belang om de eenzaamheid te voorkomen en te verlichten. Behalve het persoonlijke gezondheidsbelang van de ouderen is er een financiële belang voor de lokale overheden. Als er te laat opgemerkt wordt dat ouderen eenzaam zijn, zullen de kosten ook hoger zijn. Voor jongeren is het belangrijk dat zij impulsen blijven krijgen. Dat gaat tegenwoordig via social media snel en spontaan. Daarnaast vinden ze het belangrijk om hun invloed te kunnen gebruiken. Ze zijn mondiger en willen ook dat er naar hun geluisterd wordt. Ze hebben ook echt iets te vertellen! Er moet een duidelijke win win situatie zijn. Een behoefte die ingevuld zou kunnen worden is dat er vanuit scholen meer aandacht moet zijn voor burgerschapsvorming en sociale integratie. Jongeren willen wel sociaal participeren, maar hun behoefte ligt hierbij op het participeren via de media. Technologische ontwikkelingen en hierbij betrokken worden is voor de jongeren belangrijk. Jongeren zijn in staat om zich ondernemend op te stellen. Het runnen van een sociaal digitaal platform zou een optie kunnen zijn. Voor de jongeren is er het belang dat ze kennis en (levens)ervaring op een voor hun aangename manier kunnen ontvangen. De jongeren kunnen op hun beurt via de ouderen coaching en begeleiding krijgen zonder dat het een bedreiging vormt. Bovenstaande perspectieven zijn te koppelen aan andere doelgroepen.
35
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
De jongere kan de oudere wat overdragen en andersom. Door middel van social media is de interactie met anderen heel anders dan in real life. Door de (relatieve) anonimiteit is het makkelijker om openhartiger te zijn, je hebt sneller contact met mensen die je niet kent, je bent niet gebonden aan een bepaalde locatie. Het maakt dan eigenlijk niet uit wie er aan de andere kant met je communiceert. De strategie ligt dus in het ontwikkelen van een digitaal platform tussen jongeren en ouderen.
6.2 Aanbevelingen Het lokale welzijnsbeleid is nu meer gericht op het scheppen van voorwaarden voor maatschappelijke participatie en economische zelfstandigheid. Dit gaat ten koste van sociale competenties, het regelen van informele steun of het stimuleren van ontmoeting. De hulpverleners staan niet meer zoveel in het dagelijkse leven van de ouderen en vangen als zodanig ook minder signalen op. Een aanbeveling is om een andere doelgroep te koppelen aan de eenzame ouderen. Op basis hiervan is er een conceptueel model te bedenken. Het is gemaakt met inachtneming van de uitgangspunten: 1. een terugtrekkende overheid 2. een contact behoevende oudere 3. een digitaliserend verlenende jongere Dit model gaat uit van ouderen en jongeren die elkaar bevragen en faciliteren. Dit stimuleert beiden en draagt bij aan het verlichten van de eenzaamheid van de ouderen en aan het versterken van de informatiebehoefte van de jongeren. Het model laat zien dat generaties van elkaar kunnen leren en dat nieuwe generatie-invloeden kunnen integreren in de bestaande culturen. Dit wordt gestimuleerd doordat de overheid haar taken overdraagt aan de maatschappij.
Overheid
faciliteren Jongeren
Ouderen
hulpvraag Figuur 5: De terugtrekkende overheid
De WMO biedt kansen om de preventieve kant nog beter op te pakken. De afgelopen jaren is in het welzijnsbeleid de aandacht verschoven naar coördinatie in plaats van signalering en zorg. In het kader van dit onderzoek blijkt dat het nuttig is om te beschikken over een informeel netwerk en aandacht te geven aan de preventie. Dit zal bijdragen aan meer sociale steun en het stimuleren van ontmoetingen. Het advies is om dit vanuit de lokale overheid te stimuleren door middel van het beschikbaar stellen van het participatiebudget. Dit participatiebudget kan dan gebruikt worden om een instrument aan te schaffen dat jongeren met ouderen in verbinding stelt.
36
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Er is een verbinding mogelijk tussen de eenzame ouderen en de jongeren. De wijze waarop dit dient te gebeuren is belangrijk. Inspelen op de behoeften en de scholen hierbij betrekken is belangrijk. Op scholen wordt nu op diverse domeinen les gegeven in mediawijsheid waarbij burgerschapsvorming een onderdeel is. Dit is een mogelijkheid om de jongeren in beweging te brengen. Om in de belevingswereld van de jongeren te blijven kan er een oplossing gezocht worden in de social media. Goed beschouwd is media voor jongeren een onderdeel van hun burgerschapsvorming. Het bovenstaande laat zien dat jongeren veel informatie tot zich kunnen nemen en hier ook op de verschillende domeinen hun voordeel mee doen. Als de jongeren al vaardig zijn in het gebruiken van de media voor eigen welzijn en ontwikkeling is de stap dan te maken om dit medium te gebruiken voor de omgeving? Ze zitten volop in de beleveniswereld van de media en creëren hierdoor hun eigen normen en waarden al veel sneller. Om jongeren te interesseren om zich te verbinden met eenzame ouderen via een digitaal platform is het van belang om een groep jongeren uit te zoeken die de middelen nu zelf niet hebben om een instrument aan te schaffen. Het advies is om in eerste instantie dit vanuit achterstandswijken in te gaan zetten. Hier is het sociale isolement een groter risico en hebben jongeren vaak niet de financiële middelen om een dergelijk instrument aan te schaffen. Gebruik de maatschappelijke stage om de eerste verbinding van de ouderen te maken met de technologische ontwikkelingen, social media. De jeugd vervult nu via de maatschappelijke stage een maatschappelijke bijdrage. Maatschappelijke stage heeft als doel om jongeren onder verantwoordelijkheid van de school kennis te laten maken met de samenleving en hen daaraan een onbetaalde bijdrage te laten leveren. De buurt is bij uitstek een plek om deze ervaring op te doen. Jongeren leren wat een buurt eigenlijk is en wat zij voor een buurt kunnen betekenen. Het advies is om hier een win win situatie van te maken. Er moet dertig uur aan maatschappelijke stage worden besteed. Dit is voor de jongere een behapbaar stuk. Door dit te koppelen aan social media is het herkenbaar voor de jongere. Het laten slagen van een strategie voor het verlichten van de eenzaamheid van de ouderen staat en valt bij duidelijke informatie. Voor eenzame ouderen is het van belang om het nut te zien van activiteiten die ondernomen worden om hen weer of beter te laten participeren in de maatschappij. Dit nut kan worden aangetoond door gericht en duidelijke informatie. Deze informatie kan door welzijnsorganisaties, vrijwilligers en hulpverleners verstrekt worden. Het moeten betrouwbare partijen zijn die de eenzame ouderen wijst op de mogelijkheden tot het leggen van verbindingen. Het laatste advies is het beleid van organisaties die hulp- en dienstverlening aanbieden aan ouderen onder de loep te nemen. Er is voor hen een belangrijke taak weggelegd om de wijzigingen vanuit de WMO op te pakken. Het coördinerende beleid te veranderen in preventief en signalerend. Dit betekent ook het bevorderen van de deskundigheid onder werknemers en vrijwilligers. Daarnaast ligt voor hun de mooie taak om de wijzigingen in de voorzieningen en de effecten daarvan op de eenzame ouderen, onder de aandacht te brengen van mogelijke hulpaanbieders in de omgeving. Kortom, stimuleer en beweeg de omgeving van de eenzame ouderen, zodat de eenzame ouderen ook weer gaan bewegen!
37
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Bijlage 1 Bronvermelding Literatuur(onderzoeken) Baarda en De Goede (4e druk 2006); Basisboek Methoden en Technieken; Beukenholdt-ter Mors, Daemen en Schaap (2001); Participatiebevordering in het Nederlands openbaar bestuur; Bontekoning A.C. (2008); Generatiegolven als vernieuwingsimpulsen; Bornstein D. (2007); How to Change the World?; Bruyckere P en Smits B (2009); Is het nu generatie X, Y of Einstein; Davenport T.H. en Beck J.C. (2002); The attention economy; Dijk van M (2007); Onderzoek naar de totstandkoming van computer beveiligingsgedrag; Godin S. (2008); We need you to lead us; Hoff van den R (2e druk 2011); Society 3.0; Kuijpers R. (2010); Scriptie ‘de beleveniseconomie’; Mason M. (2009); Priraterij ‘Hoe hackers, punkkapitalisten en graffitimiljonairs onze cultuur remixen en de wereld veranderen; NIDI; Meningen en Opvattingen over Aspecten van het Bevolkingsvraagstuk’ (MOAB); 2002; Pardoen en Zwanenberg (2010); Handboek Mediawijsheid op School; Mijn kind online; Pine II en Gilmore (2002); De beleveniseconomie; RIVM; Zantinge E.M.; ‘Gezond ouder worden in Nederland’; 2011 Swier M. (2007); Scriptie Het leven, één grote belevenis!’ Op weg naar een betekenisvolle belevenis bij de Leidse Schouwburg; Twijnstra Gudde (2008); Derde generatie burgerparticipatie; ‘hoe doe je dat’?
Vakbladen, publicaties en online documentatie Arnstein S (1969); A ladder of citizen participation; Journal of the American Planning Association; Baars & Kuijk; Vergrijzing van morgen vraagt om innovatie vandaag; 2009; Duimel M en Haan de J (2007); Nieuwe links in het gezin ‘de digitale leefwereld van tieners en hun ouders’; Expand+The Journal of Early Adolescencejea.sagepub.comdoi: 10.1177/0272431600020003004 The Journal of Early Adolescence August 2000 vol. 20 no. 3 332-358 Fokkema T en Steyaert J (2005); Achter de geraniums of achter het computerscherm?; The Effects of Service-Learning on Middle School Students’ Social Responsibility and Academic SuccessPeter C. Scales Search Institute, Dale A. Blyth University of Minnesota, Thomas H. Berkas Search Institute, James C. Kielsmeier National Youth Leadership Council Meelissen M. (2005); ICT: meer voor Wim dan voor Jet? Movisie; IVolunteer: marketing om jonge vrijwilligers te vinden en te binden; Movisie; Jongerenparticipatie; Raad voor cultuur; Mediawijsheid (2005); De ontwikkeling van nieuw burgerschap; Steekelenburg I van; Een belevenis creëren; Movisie; Thomas D; Community work, social planning and social change; Weblog van de auteurs van ‘is het nu generatie X, Y of Einstein?;
38
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Bijlage 2 Enkele feiten en cijfers verzameld door het nationaal ouderenfonds die naar hun mening bij kunnen dragen aan het verbeteren van de eenzame oudere:
Vergrijzing/eenzaamheid • 2011 was het piek jaar van de vergrijzing. In één jaar kwamen er 120.000 65-plussers bij. • Rond 2050 is 10% van de bevolking 80-plusser (Bron: CBS) • In 2010 waren er 3 miljoen ouderen huishoudens (Bron: CBS) • De levensverwachting bij geboorte blijft toenemen. Mannen worden gemiddeld 78,1 en vrouwen 82,0 jaar (Bron:CBS) • Eén op de drie Nederlanders voelt zich wel eens eenzaam. (Bron: onderzoek TNS/NIPO, november 2008). • Van de ruim 2,6 miljoen 65-plussers voelt bijna 1 miljoen zich eenzaam. 4% van de 65-plussers, meer dan 100.000 mensen, voelen zich ernstig tot uiterst eenzaam. (Bron: onderzoek TNS/NIPO, november 2008). • Er zijn meer dan 4,1 miljoen 55-plussers. 200.000 van hen zijn extreem eenzaam. Zij hebben slechts een keer in de maand een sociaal contact. (Bron: onderzoek TNS/NIPO, november 2008). • Eenzaamheid verhoogt je bloeddruk, stressniveau en het risico op een depressie. Daarmee zijn deze gevoelens even slecht voor je gezondheid als roken of overgewicht. Vooral bij ouderen kan eenzaamheid gevaarlijk zijn, omdat zij meestal een zwakker gestel hebben. (Bron: onderzoek Professor Cacioppo, Universiteit van Chicago, mei 2009) • Van alle 65-plussers woont ongeveer 52% alleen en van alle 75-plussers ongeveer 64,6%. Het meest eenzaam zijn alleenwonende ouderen die gescheiden zijn en weinig sociale relaties hebben. (Bron: SBS Statline, per 1 januari 2009) • 6,8% van de bewoners (meer dan 10.000 ouderen) in zorginstellingen krijgt nooit bezoek (Bron: Vilans 2007). • 20% (420.000 ouderen) van de ouderen viert Kerst en Oud en Nieuw niet. Ruim 200.000 ouderen (10 % van de ouderen) in Nederland zitten tijdens de feestdagen zonder bezoek. (Interview-NSS) • Zelf actief blijven en bijvoorbeeld vrijwilligerswerk doen of deelnemen aan (laagdrempelige) activiteiten vermindert eenzaamheid en de kans op sociaal isolement (prof. Jenny Gierveld, VU Amsterdam, 2009)
Veiligheid • Bijna 20% van de 65-plussers voelt zich vaak (4,1%) tot wel eens (15,8%) onveilig in de eigen buurt. (Bron: Veiligheidsmonitor Rijk 2008) • 92% van de vrouwen en 71% van de mannen boven de 65 jaar is bang om ‘s avonds de deur open te doen. De helft van hen gaat minder vaak naar buiten door gevoelens van onveiligheid. • Van alle dodelijke ongevallen onder ouderen vindt 80% plaats in de privésfeer. • Aan de deur worden onder ouderen jaarlijks 125.000 pogingen tot oplichting gedaan. 20% van de pogingen lukt. (Bron Motivaction 2005)
39
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Bijlage 3 Informatie voor het interview voor het afstudeeronderzoek De Jeugd en hun Welzijn?! De basis van het huidige regeerakkoord is ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid’. De intentie is dat in deze tijd iedereen de verantwoordelijkheid neemt die ook van hem/haar verwacht mag worden. Vrijheid in de zin van meer marktwerking en vrijheid van o.a. mensen (godsdienst), onderwijs en dichterbij de burger, maar met minder regels. In het regeerakkoord worden allerlei toekomstige ontwikkelingen beschreven. (thema’s o.a.: innovatie, ondernemerschap, zelfredzaamheid, participatie, samenwerking) Er zijn op dit moment allerlei ontwikkelingen gaande in Nederland. Deze ontwikkelingen raken diverse domeinen. Vooral de domeinen Onderwijs, Jeugdzorg, AWBZ & WMO en Arbeidsinpassing/sociale zekerheid. Enkele zaken die het huidige kabinet Rutte daarover aangeeft: 1. Om de concurrentiekracht van het bedrijfsleven te versterken voert de overheid ook een gericht beleid ter bevordering van innovatie en ondernemerschap, onder meer door stimulering van samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. Innovatie is voor alle sectoren van het bedrijfsleven van vitaal belang. 2. Het kabinet zet in op betere basiszorg dichterbij huis. Het kabinet stimuleert zorgverlening die in samenhang wordt gegeven (ketenzorg). 3. In lijn met het advies van de Parlementaire Werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg, worden gefaseerd alle taken op het gebied van jeugdzorg overgeheveld naar de gemeenten. Het betreft hier: jeugd-ggz (zowel AWBZ als Zorgverzekeringswet), provinciale jeugdzorg, gesloten jeugdzorg, jeugdreclassering, jeugdbescherming en licht verstandelijk gehandicapte jeugd. Preventie en vrijwillige hulpverlening wordt in goede afstemming met gedwongen hulpverlening georganiseerd door (samenwerkende) gemeenten. 4. Aan de student wordt een investering gevraagd in zijn eigen toekomst, in ruil voor veel beter onderwijs. 5. Overhevelen functies dagbesteding en begeleiding naar de wet maatschappelijke Ondersteuning. 6. Het kabinet wil mensen in staat stellen een goede balans te vinden tussen betaald werk, zorgtaken, vrijwilligerswerk, scholing en vrije tijd. Een werkelijke verhoging van de arbeidsparticipatie kan alleen worden bereikt als er genoeg mogelijkheden zijn om werk op flexibele wijze te combineren met andere activiteiten. 7. Samenwerking tussen woningcorporaties, thuiszorg en andere maatschappelijke organisaties wordt bevorderd door belemmerende regelgeving weg te nemen. De visie en trends zijn: • Eigen verantwoordelijkheid burgers voorop • Terugtredende overheid • Centraal staat de versterking van de eigen kracht van burgers, gezin, omgeving Als ik naar die ontwikkelingen kijk zie ik dat de burger meer aangesproken wordt op zijn eigen verantwoordelijkheid. De zelfredzaamheid moet verhoogd worden en de informele zorg moet meer in de eigen omgeving worden gezocht. Anderzijds wordt de druk vergroot doordat iedereen een zinvolle bijdrage op de arbeidsmarkt moet vervullen. Althans als zij dit andersom ook verwachten. Dit is ook te zien aan de gewijzigde wetgeving die direct effect heeft op de individuele situatie van de burger.
40
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Er word dus een bijdrage verwacht in de individuele en de maatschappelijke context. In mijn beleving ontstaat daar een spagaat. De vertrekpunten zijn dat het niet meer om het aanbod gaat, maar dat de aanbieder centraal komt. De vraag van de burger is belangrijk en er is een kanteling van de WMO. Er gaan meer taken naar de centrale overheid, die wel dichtbij de burger wil blijven. Dit verplicht tot meer lokaal maatwerk = efficiënter. Een vraag die mij bezighoudt is: hoe jongeren onder de 25 jaar in beweging komen in en voor hun eigen leefomgeving. Iedere puber leeft zijn leven in de cirkel van thuis, school, peergroup en overige opvoeders en heeft daarbij te maken met veel verleidingen en verschillende manieren van communicatie. Tegenover het kleine fysieke bereik van de jongere in zijn/haar levensomgeving staat het grote digitale bereik met de wereld. Hierdoor wordt de verbinding minder tot niet gelegd met de fysieke omgeving en ontstaat het risico op het ontbreken van sociale vaardigheden en cohesie. Het bovenstaande in ogenschouw nemend constateer ik dat er meer van de burger verwacht wordt (zowel in de eigen privé-omgeving als op de arbeidsmarkt), er minder voorzieningen vanuit de overheid verstrekt worden en de jeugd minder maatschappelijk ingezet wordt en meer digitaal met elkaar in verbinding staat. Mijn verwachting is dat er een brug geslagen kan worden tussen een hogere inzet van jongeren bij de maatschappelijke taken, waardoor de individuele burger meer informele hulp krijgt in de directe omgeving waardoor voorzieningen van de overheid wat kunnen verminderen. Hetgeen ik wil uitwerken in mijn afstudeeronderzoek is het ‘organiseren’ van participatie van jongeren bij maatschappelijke taken.
Vragen: Wat vindt u van de ontwikkelingen van het kabinet? Hoe kijkt u tegen de tekorten aan in de Welzijn sector? Wat verstaat u onder sociale dienstplicht? Wat is uw mening over sociale dienstplicht? Heeft u een duidelijk beeld wat de kabinetsontwikkelingen voor uw organisatie kunnen betekenen? Heeft u ideeën hoe u deze ontwikkelingen vorm kunt geven? Vindt u het een goede zaak dat de overheidstaken verschuiven naar de gemeente? En waarom? Vindt u het een goede zaak dat de overheid meer over wil laten aan de markt? En waarom? Wat zijn de beperkingen en mogelijkheden voor het flexibel inzetten van jongeren? Wat vindt u van de huidige uitkeringsmogelijkheden voor schoolverlaters? Welke voordelen heeft focussen op ondersteuning van de sociale omgeving door jongeren? Welke mogelijkheden voor het inzetten van sociale arrangementen zijn er? Wat zijn relaties/verbindingen/samenwerkingen die belangrijk zijn? Welke sociale arrangementen zijn aantrekkelijk voor jongeren om een keuze te maken? Wat zijn de specifieke behoeften van jongeren die zij stellen aan participatie in de maatschappij? Welk keuzepalet is zinvol, haalbaar en kan op draagvlak rekenen vanuit welke behoefte? Welke factoren beïnvloeden een succesvol keuzepalet? Dient deze participatie vergelijkbaar als de maatschappelijke stage onbetaald te zijn? Welke maatregelen zijn er nodig om jongeren maatschappelijk te laten participeren? Wie hebben we hierbij nodig?
41
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Zou dit vanuit de overheid geregeld moeten worden of vanuit het bedrijfsleven en waarom? Denkt u dat een systeem om jongeren te laten participeren bij het uitvoeren van maatschappelijke taken zou kunnen gaan werken? Op welke domeinen kunnen jongeren een bijdrage leveren? Wat hebben we hiervoor nodig om het te laten slagen? Welke rol kan social media hierbij spelen? Wie moet ik zeker nog interviewen?
42
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
Bijlage 4 Bijbehorende informatie en vragenlijst bij de 2e interviewronde De eenzame oudere Toelichting op mijn afstudeeronderzoek Master General Management De overheid wil meer marktwerking creëren en de markt zelfstandig zaken op laten pakken. Dit is mede ingegeven door alle gedwongen bezuinigingen om ons heen. De twijfel of vrije marktwerking voor de welzijn- en gezondheidszorg wel geschikt is, is niet geheel onterecht. Anderzijds komen veranderingen vaak onder ‘dwang’ tot stand. Het gezegde: onder druk wordt alles vloeibaar is dan zeer actueel. Met alle veranderingen in de diverse wetgevingen en de extra bezuinigingen de komende jaren wordt de zelfstandige, vrije marktbeweging steeds actueler. Dit betreft niet alleen organisaties, maar ook de burger als individu. Als ik naar de huidige ontwikkelingen kijk die op ons afkomen zie ik dat het gevolg is dat de burger meer aangesproken wordt op zijn eigen verantwoordelijkheid. De zelfredzaamheid moet verhoogd worden en de informele zorg moet meer in de eigen omgeving worden gezocht. Anderzijds ontstaat er een leemte bij de oudere. Door het wegvallen van voorzieningen zal een bepaalde groep ouderen (over het algemeen alleenstaanden) zich steeds meer terugtrekken achter de eigen voordeur en hiermee een eenzamer bestaan gaan leiden, met alle gevolgen van dien. Daarnaast vraag ik mij af hoe je jongeren in beweging krijgt in en voor hun eigen leefomgeving. Kenmerken voor de puber in ontwikkeling zijn: geen helikopterview, heftige emoties en kicken op kicks. Iedere puber leeft zijn leven in de cirkel van thuis, school, peergroup en overige opvoeders. Daarbij zijn er veel verleidingen en communiceren ze op verschillende manieren. Tegenover het kleine fysieke bereik van de jongere in zijn levensomgeving staat het grote digitale bereik met de wereld. Hierdoor wordt de verbinding minder tot niet gelegd met de omgeving en ontstaat het risico op het ontbreken van sociale vaardigheden en cohesie.
Centrale vraagstelling Het bovenstaande in ogenschouw nemend constateer ik dat er meer van de burger verwacht wordt, er minder voorzieningen vanuit de overheid verstrekt worden, de ouderen door de wijzigingen in de voorzieningen meer alleen zijn en de jeugd minder maatschappelijk ingezet wordt en meer virtueel met elkaar in verbinding staat. Mijn verwachting is dat er een brug geslagen kan worden tussen een hogere inzet van jongeren bij de maatschappelijke taken, waardoor de individuele burger meer informele hulp krijgt in de directe omgeving en de contactvoorziening tussen overheid en oudere met wat minder pijn veranderd kan worden. Hierdoor kom ik op de volgende probleemstelling: het organiseren van participatie van jongeren bij maatschappelijke taken voor ouderen. De centrale vraagstelling wordt dan: Hoe kunnen we een digitale gemeenschap ontwikkelen tussen jongeren en ouderen dat een bijdrage levert aan het minder eenzaamheid onder de oudere? Deze centrale vraagstelling wordt ondersteund door 3 deelvragen: 1. Wat zijn de specifieke behoeften van de (eenzame) ouderen die zij stellen aan contacten? 2. Wat zijn de specifieke behoeften (belevenis en waarde) van jongeren die zij stellen aan
participatie in de maatschappij?
3. Waar worden jongeren door gemotiveerd?
43
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012
De uitkomsten moeten inzichtelijk maken of er een concept mogelijk is om de eenzame oudere te integreren in de belevingswereld van jongeren en daarnaast de jongeren vanuit een bepaalde mate van keuzevrijheid een bijdrage te laten leveren op het vlak van maatschappelijke participatie.
Vragenlijst 2e interview Checklist onderwerpen/vragen 2e interview 1. Wat vindt u van de maatschappelijke ontwikkelingen van het kabinet? 2. Hoe vindt u het dat de overheidstaken verschuiven naar de gemeente? 3. Hoe zou u deze veranderingen willen typeren? 4. Hoe kijkt u tegen de tekorten/wijzigingen aan in de Welzijn sector? 5. Wie verstaat u onder eenzame oudere? 6. Wat is volgens u het voornaamste doel van burgerparticipatie? 7. Wat vindt u van de maatschappelijke participatie van de huidige jongere? 8. Hoe kijkt u tegen het social mediagebruik aan van de huidige jongere? 9. Hoe kijkt u tegen het social mediagebruik aan van de huidige oudere? 10. Ziet u mogelijkheden om de jongere en de oudere via social media met elkaar te verbinden? 11. Wat is hier voor nodig voor de jongere en wat is hier voor nodig voor de eenzame oudere? 12. Wat zijn de specifieke behoeften van jongeren die zij stellen aan participatie in de maatschappij? 13. Wat betekent een virtuele gemeenschap voor u? (of een social media platform) 14. Welke factoren beïnvloeden volgens u een succesvolle virtuele gemeenschap? 15. Zou dit vanuit de overheid geregeld moeten worden, vanuit het bedrijfsleven of vanuit de eigen behoeftes en waarom? 16. De communicatie wordt in jongere leeftijd directer, opener en realistischer. Is dat zo? 17. Opleiden en leren komen steeds dichter bij elkaar te liggen. En men blijft leren. Denkt u dat de eenzame oudere open staat om te integreren in de virtuele leeftijd van de jongere? 18. De belevenis van jongeren richt zich op…………………….. 19. De behoefte van eenzame ouderen richt zich op…………………….. 20. Kunnen generaties van elkaar leren en nieuwe generatie-invloeden integreren in de bestaande cultuur? 21. Wat is het belang van belevenissen? 22. Hoe kan er een strategie ontworpen worden hoe jongeren ingezet kunnen worden in het netwerk van eenzame ouderen? 23. Hoe moet een experience model er dan uitzien?
44
Oud en eenzaam in Nederland in de 21e eeuw - juni 2012